2010 is een belangrijk jaar voor sociaal-cultureel organisaties omwille van de opmaak van een provinciaal beleidsplan. Dit plan is een ‘annex’ aan het Vlaamse beleidsplan van de organisatie.
Organisaties kunnen extra subsidie verkrijgen, als ze de ‘provinciale meerwaarde’ beschrijven. Vooral met dit laatste worstelen sommige organisaties. Om hierbij
ondersteuning te bieden heeft het platform sociaalcultureel werk een omgevingsanalyse uitgewerkt - een verzameling van gegevens over onze provincie.
Wat is er nu zo typisch aan Vlaams-Brabant?
Waarin verschilt onze provincie van de rest van Vlaanderen?
En hoe kan mijn organisatie daarop inspelen?
Je breekt je misschien het hoofd bij het opmaken van jouw beleidsplan?
Op ons jaarlijks 3D-forum kom je alles te weten over de gegevens die je in deze provinciale omgevingsanalyse kan vinden :
vb. “In 2025 zal in enkele Vlaams-Brabantse gemeenten één inwoner op drie ouder zijn dan 60 jaar. Om welke gemeente gaat het?” / “De Vlaams-Brabander besteedt nauwelijks geld aan socio-culturele activiteiten. Enig idee hoeveel procent van zijn budget dat zou zijn?” / “De prijs voor een bouwgrond of een huis swingt de pan uit. Waar is wonen in Vlaams-Brabant nog betaalbaar?” ... en nog veel meer interessante feiten!
Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk
1.
2. Colofon
Opdrachtgever:
Provinciaal Platform voor Sociaal Cultureel Werk van Vlaams-Brabant
Samenstelling en tekst:
Wim Erkelbout (Vormingplus Oost-Brabant)
Leesgroep:
Jos Vetsuypens (Rode Kruis Vlaanderen, Vlaams-Brabant)
Niek Goossens (Provincie Vlaams-Brabant – Dienst Cultuur)
Jo Rombouts (Provincie Vlaams-Brabant – Dienst Cultuur)
Werner Godfroid (Arch’Educ – Vormingplus Halle-Vilvoorde)
Taalnazicht:
Liesbeth Provoost (Vormingplus Oost-Brabant)
Sturing:
De stuurgroep van het Provinciaal Platform voor Sociaal Cultureel Werk
Oplage: 150 exemplaren
Foto: Stoeterij Diepensteyn, PALM Breweries Steenhuffel
Uitgave: september 2009
Digitaal: www.wie-is-wie.be
Met dank aan de Provincie Vlaams-Brabant
2
4. 1
2 Situering
2.1 Navigeerbare inhoudstafel
Klik op de titel om dadelijk naar het gewenste hoofdstuk te gaan.
2 Situering...................................................................................................4
2.1 Navigeerbare inhoudstafel.......................................................................................4
2.2 Wat is een omgevingsanalyse? Waarom een omgevingsanalyse?....................8
2.3 Voor wie?...................................................................................................................9
2.4 Hoe gebruiken?.........................................................................................................9
2.5 10 kenmerken van de gegevens............................................................................10
2.5.1 Flexibel/Polyvalent........................................................................................................10
2.5.2 Niet-gespecialiseerde gegevens met provinciale (regionale) relevantie.......................10
2.5.3 Kwantitatieve en kwalitatieve gegevens ......................................................................10
2.5.4 Een statisch beeld van de hedendaagse indicatoren....................................................10
2.5.5 Een dynamisch beeld van te verwachten toekomstindicatoren.....................................11
2.5.6 Feiten en cijfers ...........................................................................................................11
2.5.7 Aanvulbaar met specifieke gegevens (inhoud, doelgroep, werkvorm)..........................11
2.5.8 Interpretatie van de gegevens op basis van algemene vaststellingen..........................11
2.5.9 Aanvulbaar met specifieke interpretaties......................................................................11
2.5.10 ‘knip en plak’-baar......................................................................................................11
3 Vlaams-Brabant in vogelperspectief...................................................12
3.1 Technische fiche Vlaams-Brabant........................................................................12
3.2 Gemeenten in Vlaams-Brabant alfabetisch per arrondissement.......................13
3.3 Te gebruiken kaartmateriaal..................................................................................14
4 De omgevingsanalyse kwantitatief......................................................15
4.1 Demografische indicatoren....................................................................................16
4.1.1 Bevolking......................................................................................................................16
4.1.1.1 Aantal inwoners.........................................................................................................16
4.1.1.2 Aantal inwoners naar geslacht...................................................................................16
4.1.1.3 Bevolking naar leeftijdscategorieën..........................................................................18
4.1.1.4 Gemiddelde leeftijd van de bevolking......................................................................19
4.1.1.5 Levensverwachting bij de geboorte ..........................................................................20
4.1.2 Huishoudens en gezinnen............................................................................................21
4.1.2.1 Gemiddelde grootte van de huishoudens..................................................................21
4.1.3 Aantal alleenstaanden..................................................................................................22
4.1.4 Vreemdelingen.............................................................................................................23
4.1.4.1 Aantal niet-belgen.....................................................................................................23
4.1.4.2 Samenstelling van de buitenlandse bevolking..........................................................24
4.1.4.3 SIF-vreemdelingen....................................................................................................24
4.1.4.4 Verschil tussen ‘niet-belgen’ en ‘mensen van vreemde origine’ .............................25
4.1.5 Loop van de bevolking..................................................................................................26
4.1.5.1 Evolutie en prognose van de bevolking....................................................................26
4.1.5.2 Vergrijzing in de toekomst........................................................................................28
4.1.5.3 Immigratie, emigratie en migratiesaldo....................................................................29
4.1.6 Samenvatting: demografische indicatoren....................................................................31
4.1.7 Enkele stellingen voor een verwerking in de eigen organisatie: demografische
indicatoren.............................................................................................................................32
4
5. 4.2 Socio-economische indicatoren............................................................................33
4.2.1 Economische grootindicatoren ....................................................................................33
4.2.2 Economische kenmerken van het arrondissement Leuven...........................................33
4.2.3 Economische kenmerken van het arrondissement Halle-Vilvoorde..............................34
4.2.4 Ondernemen................................................................................................................35
4.2.5 Inkomen........................................................................................................................36
4.2.6 Scholingsgraad.............................................................................................................37
4.2.7 Leefloners ....................................................................................................................38
4.2.8 Inkomensgarantie voor ouderen...................................................................................39
4.2.9 Werkende bevolking.....................................................................................................39
4.2.9.1 Activiteitsgraad ........................................................................................................39
4.2.9.2 Werkzaamheidsgraad................................................................................................40
4.2.10 Werkloosheid..............................................................................................................41
4.2.10.1 Werkloosheidsgraad................................................................................................41
4.2.10.2 Knelpuntberoepen...................................................................................................45
4.2.10.3 Evolutie van het aantal niet-werkende werkzoekenden .........................................46
4.2.10.4 Profiel van de niet-werkende werkzoekenden .......................................................47
4.2.11 Samenvatting: socio-economische indicatoren...........................................................49
4.2.12 Enkele stellingen voor een verwerking in de eigen organisatie: socio-economische
indicatoren.............................................................................................................................50
4.3 Welzijns- en gezondheidsindicatoren ..................................................................51
4.3.1 Gezondheidsevolutie....................................................................................................51
4.3.2 Gezondheids- en welzijnsvoorzieningen.......................................................................51
4.3.3 Sociale huisvesting.......................................................................................................53
4.3.4 Comfort van de woningen.............................................................................................54
4.3.5 Onderwijs.....................................................................................................................55
4.3.5.1 Schoolbevolking........................................................................................................55
4.3.5.2 Hoger onderwijs en universiteiten.............................................................................56
4.3.5.3 Volwassenenonderwijs..............................................................................................57
4.3.6 Personen met een handicap.........................................................................................58
4.3.7 Kansarmoede...............................................................................................................61
4.3.8 Samenvatting: welzijns- en gezondheidsindicatoren....................................................63
4.3.9 Enkele stellingen voor een verwerking in de eigen organisatie: welzijns- en
gezondheidsindicatoren.........................................................................................................64
4.4 Sociaal-culturele indicatoren.................................................................................65
4.4.1 Tijdsbesteding..............................................................................................................65
4.4.2 Budgetbesteding...........................................................................................................67
4.4.3 Buurttevredenheid........................................................................................................68
4.4.4 Multiculturele samenleving...........................................................................................69
4.4.4.1 Houding ten opzichte van etnische minderheden......................................................69
4.4.4.2 Etnisch culturele minderheden in Vlaams-Brabant...................................................69
4.4.5 Taal..............................................................................................................................70
4.4.6 Het verenigingsleven....................................................................................................72
4.4.6.1 Participatie aan het verenigingsleven........................................................................72
4.4.6.2 Aantal verenigingen..................................................................................................72
4.4.6.3 Gemeentelijke initiatieven.........................................................................................75
4.4.7 Cultuurparticipatie.........................................................................................................76
4.4.8 Vertrouwen in de overheid en instellingen....................................................................77
4.4.9 Toerisme en recreatie...................................................................................................78
4.4.9.1 De Groene Gordel.....................................................................................................78
4.4.9.2 Hageland....................................................................................................................79
4.4.9.3 Leuven.......................................................................................................................80
4.4.10 Samenvatting: sociaal-culturele indicatoren................................................................82
5
6. 4.4.11 Enkele stellingen voor een verwerking in de eigen organisatie: sociaal-culturele
indicatoren.............................................................................................................................83
4.5 Ontwikkelingen tussen mens en omgeving.........................................................84
4.5.1 Milieu............................................................................................................................84
4.5.1.1 Energieverbruik door huishoudens............................................................................84
4.5.1.2 Groei afvalberg in relatie tot het BBP.......................................................................85
4.5.1.3 Evolutie huishoudelijk afval .....................................................................................85
4.5.1.4 Kwaliteit van het oppervlaktewater...........................................................................86
4.5.2 Natuur ..........................................................................................................................87
4.5.2.1 Reservaten.................................................................................................................87
4.5.2.2 Bossen.......................................................................................................................88
4.5.2.3 Biodiversiteit van planten en dieren..........................................................................90
4.5.3 Ruimtegebruik..............................................................................................................91
4.5.3.1 Bestemmingszones volgens het gewestplan..............................................................91
4.5.3.2 Ruimtegebruik voor wonen.......................................................................................91
4.5.4 Woningprijzen...............................................................................................................93
4.5.5 Woonstabiliteit..............................................................................................................94
4.5.6 Mobiliteit.......................................................................................................................96
4.5.6.1 Waar werkt de Vlaams-Brabander?..........................................................................96
4.5.6.2 Autoverkeer ..............................................................................................................98
4.5.6.3 Fietsverkeer...............................................................................................................99
4.5.6.4 Openbaar vervoer....................................................................................................100
4.5.7 Het ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant..............................................................101
4.5.8 Samenvatting: ontwikkelingen tussen mens en omgeving..........................................104
4.5.9 Enkele stellingen voor een verwerking in de eigen organisatie: ontwikkeling tussen
mens en omgeving..............................................................................................................105
5 De omgevingsanalyse kwalitatief......................................................106
5.1 Theses voor de toekomst.....................................................................................106
5.1.1 Demografische ontwikkelingen...................................................................................106
5.1.1.1 These 1: Het aandeel Europeanen in de wereldbevolking wordt kleiner. ..............106
5.1.1.2 These 2: Van uitstel naar afstel van kinderen. .......................................................107
5.1.1.3 These 3: Europa vergrijst. Vlaanderen vervoegt de club. ......................................107
5.1.1.4 These 4: Toenemende migratiedruk van arme naar rijke landen. ..........................107
5.1.1.5 These 5: Geringe impact migratiestromen van en naar Wallonië en Brussel. .......107
5.1.1.6 These 6: Steeds meer alleenstaanden. ....................................................................108
5.1.2 Macro-economische ontwikkelingen...........................................................................108
5.1.2.1 These 7: Naast de internationale verwevenheid is de lokale markt nog belangrijk
voor de Vlaamse economie. ...............................................................................................108
5.1.2.2 These 8: Vlaanderen drijft mee op de golven van de internationale
conjunctuurbewegingen. ....................................................................................................108
5.1.2.3 These 9: De Vlaamse economie mag niet op haar lauweren blijven rusten. ..........108
5.1.2.4 These 10: ICT is van belang voor Vlaamse economie. ..........................................108
5.1.3 Sociaal-culturele ontwikkelingen.................................................................................109
5.1.3.1 These 11: Vlaanderen wordt in toenemende mate een multiculturele samenleving.
.............................................................................................................................................109
5.1.3.2 These 12: Genderverschillen: feiten en houdingen wijzen nog op verschillen. .....109
5.1.3.3 These 13: Arbeid blijft belangrijk in de levensloop................................................109
5.1.3.4 These 14: De dualisering van het verenigingsleven verzwakt haar integratieve
functie..................................................................................................................................109
5.1.3.5 These 15: Het vertrouwen in de overheid blijft laag. .............................................110
5.1.4 Ontwikkelingen tussen mens en omgeving.................................................................110
6
7. 5.1.4.1 These 16: De Vlaming is doorgaans tevreden over de leefkwaliteit van zijn
omgeving. ...........................................................................................................................110
5.1.4.2 These 17: De feiten en de perceptie van veiligheid niet dezelfde...........................110
5.1.4.3 These 18: Hinder heeft vele vormen en vele oorzaken...........................................110
5.1.4.4 These 19: Milieu en gezondheid: naar een positieve balans...................................111
5.1.4.5 These 20: De globale druk op (open) ruimte vanuit de menselijke activiteiten neemt
toe........................................................................................................................................111
5.1.4.6 These 21: De druk op de ruimte vanuit het wonen.................................................111
5.1.4.7 These 22: De druk op de ruimte vanuit de economische activiteiten......................111
5.1.4.8 These 23: De druk op de ruimte vanuit de landbouw.............................................112
5.1.4.9 These 24: De sterke toename van de mobiliteit brengt de bereikbaarheid in
Vlaanderen in het gedrang...................................................................................................112
5.1.4.10 These 25: De biodiversiteit gaat onder invloed van de mens in een zeer snel tempo
achteruit...............................................................................................................................112
5.1.5 Technologische innovatie...........................................................................................113
5.1.5.1 These 26: Verdere digitalisering en convergentie van de media zorgt voor
toenemende schaalvergroting in de mediasector en dat vormt een mogelijke bedreiging
voor pluralisme, diversiteit en democratie. ........................................................................113
5.1.5.2 These 27: Biotechnologie opent vele mogelijkheden waarvan voor- en nadelen nog
moeten worden afgewogen..................................................................................................113
5.1.5.3 These 28: Wetenschappelijk onderzoek wordt een grootschalige en internationale
aangelegenheid....................................................................................................................113
5.2 Sociologische trends............................................................................................113
5.2.1 Sociologische trends bij volwassenen in Vlaanderen..................................................113
5.2.2 Jongerentrends in Europa..........................................................................................115
5.3 Nabeschouwing van de auteur:...........................................................................116
7
8. 2.2 Wat is een omgevingsanalyse? Waarom een omgevingsanalyse?
Voortdurend veranderen
Organisaties van het sociaal-cultureel werk zijn bij uitstek dynamische, veranderlijke
organisaties. Hun voorkomen, inhouden en grootte kunnen sterk verschillen. Maar, ook
éénzelfde organisatie ondergaat doorheen de tijd veel veranderingen. Deze plant men
soms bewust, men beslist intern. Het zijn gevolgen van beleidskeuzes: men wil meer
leden, zich inhoudelijk verscherpen, meer ontmoeting, minder zware
bestuursengagementen, het ledenbestand verjongen, …
Externe oorzaken
Maar evengoed zijn er factoren die van buitenaf komen en die de organisatie bewust of
onbewust veranderen. Veranderingen waar men geen vat op heeft. Goede
veranderingen zijn meegenomen, maar minder goede kunnen zorgen voor neergang en
frustraties. Men probeert dan de oorzaken voor deze veranderingen te bestrijden met
interne beslissingen. Of men past zich willens nillens aan, of erger nog, men gaat ten
onder. Beter is het om deze factoren tijdig te zien, effecten ervan in te schatten en
mogelijke negatieve gevolgen te voorkomen.
Strategisch plannen
Lange tijd maakten de sociaal culturele organisaties nauwelijks strategische plannen.
Vooral op het lokale niveau, waar de inzet van vrijwilligers hoog is, bepaalden tradities en
succeservaringen de plannen voor de toekomst. Deze plannen bestreken meestal maar
een half jaar of een jaar. Door de steeds sneller veranderende maatschappij probeerden
de laatste decennia vele organisaties werk te maken van een strategische planning. Ook
omdat de subsidiërende overheden hen daar toe aanzetten.
De overheid stimuleert de organisaties om op elk niveau verder te kijken dan de eigen
tradities en interne veranderingen. Wie subsidies wil, moet een gestructureerd
beleidsplan indienen. In dit beleidsplan verwacht men verschillende hoofdstukken. Eén
hoofdstuk dwingt de organisatie tot een interne en externe bevraging: een eigen
doorlichting.
Wat gebeurt er rondom de organisatie
Eén van de belangrijke onderdelen in een beleidsplan is de omgevingsanalyse. Voor de
organisatie de bakens voor de toekomst uitzet, kijkt ze om zich heen. Zich hierbij de juiste
vragen stellen is van cruciaal belang: hoe evolueert de demografie, de economische
toestand, vrijetijdspatronen, mobiliteit, … Ook de nabije omgeving is van belang. Denk
hierbij aan andere organisaties op het terrein, andere vrijetijdsmogelijkheden, het
ondersteunende provinciale beleid, …
Nu en in de toekomst
Een geslaagde omgevingsanalyse start met een actuele stand van zaken van de
omgevingsfactoren. Een betere omgevingsanalyse kijkt ook in de toekomst en geeft
trends en toekomstperspectieven weer.
Ze levert een organisatie gegevens voor een SWOT-analyse, ze vormt de basis voor
goed doordachte doelstellingen. De omgevingsanalyse is dus een eerste stap naar een
geslaagd beleidsplan.
8
9. 2.3 Voor wie?
Deze omgevingsanalyse werd ontwikkeld op vraag van het Provinciaal Platform voor het
Sociaal Cultureel Werk van Vlaams-Brabant. Het platform stelde twee dingen vast die
leidden tot dit werkstuk.
1) er bestaat veel onderzoek over cultuur en vrije tijd, maar men mist specifieke
onderzoeksgegevens voor het sociaal-cultureel werk, en zeker op niveau van de
provincie.
2) de vorige omgevingsanalyses die organisaties ontwikkelden voor hun beleidsplannen
verschilden niet erg veel van elkaar. Er werd dus veel werk dubbel gedaan.
Dit instrument moet bruikbaar zijn voor alle sociaal culturele organisaties die actief zijn in
Vlaams-Brabant. Meer concreet voor die organisaties die beleidsplannen opmaken voor
de provincie (en eventueel ook voor de Vlaamse Gemeenschap) en dus een specifieke
omgevingsanalyse op provinciale schaal kunnen opnemen indien ze gesubsidieerd willen
worden.
2.4 Hoe gebruiken?
Deze omgevingsanalyse probeert een algemeen beeld te geven van de huidige situatie in
Vlaams-Brabant.
Wie een omgevingsanalyse gaat opmaken voor de eigen organisatie kan hier naar eigen
believen gegevens uit gebruiken. Afhankelijk van de aard van de organisatie (vereniging,
beweging, gespecialiseerde instelling, volkshogeschool), van doelgroepen (vrouwen,
allochtonen, senioren, …), de prioritaire thema’s (mobiliteit, natuur en milieu, kunst en
cultuur, …) kunnen bepaalde gegevens aan belang winnen, terwijl andere gegevens
overbodig worden. Het is aan de organisaties om in te schatten welke gegevens
interessant zijn om over te nemen of verder uit te diepen.
De Vlaamse omgevingsanalyse
Willen organisaties erkend (en dus ook gesubsidieerd) worden op Vlaams niveau dan
zullen ze een beleidsplan moeten opmaken volgens de regels die de Vlaamse overheid
oplegt. De organisaties moeten hiervoor een pak gegevens verzamelen en verwerken.
Deze gegevensverzameling veronderstelt een inventarisatie van globale trends binnen de
maatschappelijke context die een invloed uitoefenen op de organisatie.
SoCiuS geeft in de vorm van een gratis publicatie een inhoudelijke voorzet voor de
omgevingsanalyse ter voorbereiding van de planningsperiode 2011-2015. Hierdoor kan
een groot deel van het opzoekwerk door de organisaties vermeden worden.
Download hier de 'Voorzet omgevingsanalyse 2011-2015' van Socius (pdf-document)
De analyse op Vlaams niveau vertrekt van globale trends en bekijkt wat de betekenis
hiervan is voor Vlaanderen in vergelijking met grotere gebiedsomschrijvingen zoals België
of Europa. Ze zal dus niets vertellen over het effect van trends op een provinciaal of
gemeentelijk niveau. Thematisch bestaat er dus wel een overlapping met deze analyse,
alleen is de geografische invalshoek anders.
9
10. 2.5 10 kenmerken van de gegevens
Eén van de belangrijkste beweegredenen tot deze omgevingsanalyse is tijdsbesparing
door een gezamenlijke aanpak. We trachten hiermee te voorkomen dat op alle
secretariaten van de organisaties gelijktijdig dezelfde onderzoeksinspanningen gebeuren.
Dit veronderstelt dan wel dat de organisaties zich uiteindelijk kunnen vinden in de inhoud
die wordt aangeleverd.
Het komt er op neer om te vertrekken van betrouwbare bronnen en gegevens. De
volgende 10 criteria gelden voor deze omgevingsanalyse:
2.5.1 Flexibel/Polyvalent
Omwille van de grote diversiteit van organisaties die met deze tekst aan de slag
gaan, is het niet aangewezen om een tekst aan te leveren die te nemen of te laten
is.
De tekst dient flexibel te zijn. Afhankelijk van de organisatie (soort, groot/klein, met/
zonder middenkader, verhouding vrijwilligers/beroepskrachten, inhoudelijke
specialisaties, doelgroepgerichtheid, …) is het mogelijk bepaalde tekstdelen op te
nemen, weg te laten, andere prioriteiten te bepalen, tekstdelen dieper uit te
werken, tekstdelen te interpreteren, … We hebben dus een tekst die als geheel te
gebruiken is maar die niet uiteenvalt als men die in stukken snijdt.
2.5.2 Niet-gespecialiseerde gegevens met provinciale (regionale) relevantie
Een omgevingsanalyse is per definitie een oefening die over de muren van de
organisaties doet kijken. Je kunt je afvragen in welke richting je dan het best kijkt,
en hoe ver. Elke organisatie zal haar voorkeur hebben om de focus te richten. Het
is onmogelijk om rekening te houden met al die voorkeuren. Wat we doen is een
360°-blik aanreiken. Hierbij focussen we op algemene indicatoren die de meeste
organisaties aanbelangen. We denken aan demografische, sociale, economische,
sociaal-culturele indicatoren en indicatoren die inzoomen op welzijn, gezondheid
en leefmilieu.
Hoe ver kijken we dan? De provinciale relevantie is de norm. Waar relevant wordt
ingezoomd op een kleinere schaal zoals bv de twee arrondissementen tot op
gemeentelijk niveau. Het is ook relevant om de provinciale gegevens te vergelijken
met andere provincies, of met gemiddelden van Vlaanderen of België. Grotere
vergelijkingen zijn voor een omgevingsanalyse op Vlaams niveau.
2.5.3 Kwantitatieve en kwalitatieve gegevens
In de analyse is plaats voor kwantitatieve gegevens (exact, met cijfers, uit andere
onderzoeksresultaten, eerder statisch) als voor kwalitatieve benaderingen (eerder
dynamisch, verkennend, uit trends, van bevoorrechte getuigen, …) Deze
tweedeling verklaart de keuze voor de twee grote hoofdstukken van deze analyse.
2.5.4 Een statisch beeld van de hedendaagse indicatoren
Het beschrijvende gedeelte brengt andere onderzoeken samen. Het vertrekt van
een academische benadering waarbij gebruik gemaakt wordt van cijferanalyses.
Deze gegevens zijn zo actueel mogelijk en vormen een panoramische foto. Ze
vormt de basis van interpretaties of voorzichtige toekomstevoluties.
10
11. 2.5.5 Een dynamisch beeld van te verwachten toekomstindicatoren
Naast de foto zet de omgevingsanalyse ook voorzichtige lijnen uit voor de
toekomst. Geen wilde voorspellingen of rechtlijnig doortrekken van huidige
grafiekresultaten, maar eerder evoluties door betrouwbare gegevens die iets
vertellen. Dat de bevolking in Vlaanderen vergrijst is bijvoorbeeld geen gok, het is
een actueel feit. Deze dynamische benadering zal vooral ruimte krijgen in het
kwalitatieve deel van de analyse.
2.5.6 Feiten en cijfers
Om gegevens flexibel aan te bieden nemen we naakte cijfertabellen en grafieken
op. Het verhoogt de betrouwbaarheid en laat de verdere lezers, auteurs en
eindredacteurs toe na te gaan of hun wijzigingen en bewerkingen de waarheid
geen geweld aan doen.
2.5.7 Aanvulbaar met specifieke gegevens (inhoud, doelgroep, werkvorm)
Het is mogelijk voor organisaties om verdere cijferverwerking uit te voeren. Het
beschrijven van de gegevens op basis van de typische focus van de organisatie is
mogelijk door invoegbaarheid van tekst overal mogelijk te maken. Ook de
bronvermeldingen met hyperlinks zijn waar mogelijk ingebouwd.
2.5.8 Interpretatie van de gegevens op basis van algemene vaststellingen
Naast de naakte cijfers is ook toelichting bij de cijfers opgenomen. Het
interpreteren van de cijfers beperken we tot de voornaamste waarneembare
vaststellingen. Het afleiden van oorzaken en gevolgen uit de cijfers nemen we niet
op.
2.5.9 Aanvulbaar met specifieke interpretaties
Afhankelijk van de organisatiefocus kan de analyse verfijnd worden op
organisatieniveau. We denken hierbij aan het interpreteren, het aanwijzen van
oorzaken en gevolgen. Deze gegevens zijn vooral belangrijk voor de opmaak van
een SWOT-analyse en nadien voor strategische keuzes.
2.5.10‘knip en plak’-baar
De uiteindelijke tekst is ook elektronisch beschikbaar. Om de multifunctionaliteit
van de tekst te garanderen is de tekst integraal (zonder bescherming)
dupliceerbaar en downloadbaar. Dit maakt knip-en-plakwerk door verdere
redacteurs mogelijk. Om dit toe te laten is de tekst ook in MS-Word beschikbaar.
11
12. 3 Vlaams-Brabant in vogelperspectief
3.1 Technische fiche Vlaams-Brabant
VLAAMS-BRABANT
(Details) (Details)
Hoofdstad Leuven
Gouverneur Lodewijk De Witte
Oppervlakte (land) 2.106,13 km²
Bevolking (Bron: NIS)
Inwoners 1.052.467 (01/01/2007)
– Mannen 48,97%
– Vrouwen 51,03%
– Bevolkingsdichtheid 500 inw./km²
Leeftijdsopbouw (01/01/2006)
0–19 jaar 22,76%
20–64 jaar 59,80%
65 jaar en ouder 17,45%
Buitenlanders 6,56% (01/01/2007)
Economie
Werkloosheidsgraad 6,35% (01/01/2006)
Gemiddeld inkomen 16.153 euro/inw. (2005)
12
14. 3.3 Te gebruiken kaartmateriaal
Om de omgevingsanalyse verder op te bouwen naar de wensen van de organisatie
bieden we hier enkele hyperlinks naar blanco kaarten aan.
Kaart Vlaams-Brabant met fusiegemeenten (PDF)
Kaart Vlaams-Brabant met arrondissementen en fusiegemeenten (PDF)
Kaart Vlaams-Brabant met fusiegemeenten (zonder tekst) (PDF)
Kaart Vlaams-Brabant met fusiegemeenten en deelgemeenten (PDF)
Kaarten van België: provincies, arrondissementen, gemeenten (GIF, TIFF)
14
15. 4 De omgevingsanalyse kwantitatief
Deze omgevingsanalyse maakt een tweedeling: het kwantitatieve en het kwalitatieve
deel.
Het kwantitatieve deel vertrekt van bijeengebrachte gegevens van andere onderzoeken
met zo exact mogelijke vaststellingen aan de hand van cijfers. Het zijn statische
vaststellingen die op zichzelf staan en pas interessant worden als we ze vergelijken. Er
volgen vergelijkingen in de tijd (evolutie) en geografisch (met andere provincies, met
gemiddelden voor een grotere gebiedsomschrijving). Indien mogelijk vermeldt dit werk
steeds de getallen uit de metingen en zet ze om in percentages om vergelijkingen
mogelijk te maken.
Dit deel is opgedeeld in 5 grote indicatorengroepen:
- Demografische indicatoren
- Socio-economische indicatoren
- Indicatoren rond welzijn en gezondheid
- Sociaal-culturele indicatoren
- Ontwikkelingen tussen mens en omgeving
15
16. 4.1 Demografische indicatoren
4.1.1 Bevolking
4.1.1.1 Aantal inwoners
Aantal inwoners in 10 jaar 1997 2002 % 2007 %
Vlaams Gewest 5.898.824 5.972.781 +1,24% 6.117.440 +2,36%
Provincie Antwerpen 1.635.640 1.652.450 +1,02% 1.700.570 +2,83%
Provincie Limburg 779.969 798.583 +2,33% 820.272 +2,64%
Provincie Oost-Vlaanderen 1.354.737 1.366.652 +0,87% 1.398.253 +2,26%
Provincie West-Vlaanderen 1.123.786 1.132.275 +0,75% 1.145.878 +1,19%
Provincie Vlaams-Brabant 1.004.692 1.022.821 +1,77% 1.052.467 +2,82%
Arr. Halle Vilvoorde 552.505 563.370 +1,93% 580.407 +2,94%
Arr. Leuven 452.187 459.451 +1,58% 472.060 +2,67%
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken
Het inwonersaantal stijgt sneller in Vlaams-Brabant
Bovenstaande tabel vergelijkt het inwonersaantal in 1997, 2002 en 2007. In alle
provincies neemt de bevolking gestaag toe. In 2002 is de bevolking in Vlaanderen met
1,24% toegenomen. In Vlaams-Brabant is de stijging van het inwonersaantal beduidend
hoger (1,77%). Hetzelfde kunnen we vaststellen in een vergelijking over 10 jaar. Het
Vlaamse gemiddelde stijgt met 2,36%. Het aantal Vlaams-Brabantse inwoners stijgt zelfs
met 2,82%.
Wanneer we de cijfers uitsplitsen per arrondissement merken we dat het inwonersaantal
in zowel Halle-Vilvoorde als Leuven sneller toenemen dan het Vlaams Gewest. In Halle-
Vilvoorde stijgt het inwonersaantal het sterkst met 2,94% over tien jaar. Dit is zelfs hoger
dan de provincie Antwerpen, inclusief de stad Antwerpen. Het cijfer voor Halle-Vilvoorde
is dus erg opmerkelijk omdat het geen grote stad bevat. Het effect van Brussel als
aantrekkingspool speelt overduidelijk.
4.1.1.2 Aantal inwoners naar geslacht
1997 2002 2007
Inwoner Man % Vrouw % Man % Vrouw % Man % Vrouw %
Vlaams 2.910.71 49,34 2.988.10
50,66% 2.945.066 49,31% 3.027.715 50,69% 3.017.063 49,32% 3.100.377 50,68%
Gewest 5 % 9
Vlaams- 49,08
493.109 511.583 50,92% 501.076 48,99% 521.745 51,01% 515.388 48,97% 537.079 51,03%
Brabant %
Arr. Halle 48,83
269.802 282.703 51,17% 274.368 48,70% 289.002 51,30% 282.445 48,66% 297.962 51,34%
Vilvoorde %
Arr. 49,38
223.307 228.880 50,62% 226.708 49,34% 232.743 50,66% 232.943 49,35% 239.117 50,65%
Leuven %
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken
Meer vrouwen in arrondissement Halle-Vilvoorde
De tabel geeft de verhouding tussen mannen en vrouwen weer in de provincie en
vergelijkt ze met het gemiddelde voor Vlaanderen en dit voor 1997, 2002 en 2007.
In Vlaanderen wonen ongeveer 0,7% meer vrouwen dan mannen. Deze verhouding
wijzigt nauwelijks doorheen de laatste 10 jaren.
16
17. In Vlaams-Brabant is deze verhouding nog meer uitgesproken. Op 100 inwoners zijn er
51 vrouwen voor 49 mannen. Doorheen de laatste 10 jaren neemt deze verhouding in het
voordeel van de vrouwen nog lichtjes toe: van 50,92% in 1997 tot 51,03% in 2007. Deze
vaststelling wijkt licht af van het Vlaams gemiddelde.
Evolutie aandeel vrouwen in de bevolking
51,40%
51,20%
51,00%
50,80%
50,60%
50,40%
50,20%
1997 2002 2007
Arr. Halle-Vilvoorde Arr. Leuven Vlaanderen
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken
Nog meer afwijkend zijn de aantallen voor het arrondissement Halle-Vilvoorde. Terwijl de
man-vrouwverhouding in het arrondissement Leuven het Vlaams gemiddelde nagenoeg
perfect volgt, merken we een meer uitgesproken vrouwelijke bevolking in Halle-Vilvoorde.
Deze ‘vervrouwelijking’ is in de laatste 10 jaar nog licht toegenomen en strandt in 2007 op
51,34%. Terwijl het Vlaams gemiddelde gedurende de laatste 5 jaar eerder stabiel lijkt
stijgt het vrouwenaandeel nog lichtjes door in Halle-Vilvoorde. De mannelijke bevolking
volgt uiteraard de omgekeerde richting.
17
18. 4.1.1.3 Bevolking naar leeftijdscategorieën
Arrondissement Arrondissement Vlaams- Vlaams
Leeftijd Halle-Vilvoorde Leuven Brabant Gewest
in 2007
Inw. aandeel +/- Inw. aandeel +/- aandeel aandeel
0 – 4 jaar 31.749 5,47% + 25.170 5,33% + 5,41% 5,22%
5 – 9 jaar 34.214 5,89% + 24.759 5,24% - 5,60% 5,32%
10 – 14 jaar 35.919 6,19% + 26.062 5,52% - 5,89% 5,71%
15 – 19 jaar 35.991 6,20% + 26.023 5,51% - 5,89% 5,89%
20 – 24 jaar 32.259 5,56% - 26.948 5,71% - 5,63% 5,86%
25 – 29 jaar 31.289 5,39% - 31.089 6,59% + 5,93% 6,25%
30 – 34 jaar 34.017 5,86% - 30.767 6,52% + 6,16% 6,22%
35 – 39 jaar 41.667 7,18% = 34.471 7,30% + 7,23% 7,18%
40 – 44 jaar 47.036 8,10% + 38.148 8,08% + 8,09% 7,94%
45 – 49 jaar 46.445 8,00% + 36.742 7,78% + 7,90% 7,70%
50 – 54 jaar 41.128 7,09% + 33.667 7,13% + 7,11% 7,01%
55 – 59 jaar 36.882 6,35% - 30.208 6,40% + 6,37% 6,37%
60 – 64 jaar 31.427 5,41% - 25.511 5,40% - 5,41% 5,52%
65 – 69 jaar 26.315 4,53% - 21.269 4,51% - 4,52% 4,77%
70 – 74 jaar 26.177 4,51% - 20.809 4,41% - 4,46% 4,60%
75 – 79 jaar 22.452 3,87% - 18.440 3,91% + 3,89% 3,90%
80 – 84 jaar 15.580 2,68% - 13.233 2,80% + 2,74% 2,73%
85 – 89 jaar 6.792 1,17% - 6.022 1,28% + 1,22% 1,23%
90 – 94 jaar 2.430 0,42% - 2.156 0,46% = 0,44% 0,46%
95+ jaar 638 0,11% - 566 0,12% = 0,11% 0,12%
TOTAAL 580.407 100% 472.060 100% 100% 100%
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken
Meer kinderen en volwassenen tussen 35 en 55 jaar
Deze tabel geeft de onderlinge verhoudingen weer van de leeftijdsgroepen (per 5 jaar) in
2007. De +/- kolom bij de arrondissementen vergelijkt de percentages met Vlaanderen.
- Vlaanderen: een vergrijzende samenleving
Wanneer we de cijfers bekijken van het Vlaamse Gewest (laatste kolom) herkennen we
de bevolkingspiramide van een vergrijzende bevolking. De hoogste percentages vinden
we in de leeftijdsgroepen tussen 40 en 50 jaar (babyboomgeneratie). De jongere
generaties zijn kleiner in aantal. Het aandeel nieuwgeborenen (tussen 0 en 4 jaar) is het
kleinst. Aan de hand van het verschil in percentages tussen de eerste twee
leeftijdsgroepen lijkt het dieptepunt stilaan bereikt.
- Vlaams-Brabant: meer uitgesproken babyboomeffect
Het aandeel kinderen (tot 15 jaar) is in Vlaams-Brabant beduidend hoger dan het Vlaams
gemiddelde.
De groep van 20 tot 35 jaar is kleiner, terwijl het aandeel van de oudere volwassenen
weer groter is dan in de Vlaamse verhouding. Vanaf de leeftijd van 60 jaar is de groep
weer minder sterk vertegenwoordigd in Vlaams-Brabant. Het aandeel oudere senioren is
sterk vergelijkbaar met Vlaanderen.
18
19. Algemeen genomen kunnen we stellen dat de babyboomgeneratie in Vlaams-Brabant
nog groter is dan het Vlaams gemiddelde. Dit vertaalt zich ook in het groter aandeel
kinderen en jongeren die daar het gevolg van zijn.
- Arr. Halle-Vilvoorde: Nog meer babyboomers en (dus ook) kinderen
Opvallend hier is de grotere groep tussen 40 en 55 jarigen. Zij zijn op hun beurt
verantwoordelijk voor het grotere aandeel kinderen en tieners. Wel opvallend hier is het
kleiner aandeel senioren. Dit heeft te maken met de immigratiegolf van nieuwe gezinnen
in deze regio, waarvan de grootouders wonen in andere provincies, gewesten of landen.
- Arr. Leuven: Golfbeweging van sterke groep senioren
Dit arrondissement kent een relatief grotere groep senioren. In de +/- kolom merk je de
golfbeweging van deze generatie met haar nakomelingen. Ze hernieuwt zich in een
tijdspanne van 20 à 30 jaar. Deze golfbeweging zorgt vandaag voor een grotere groep
pasgeborenen dan het Vlaams gemiddelde.
4.1.1.4 Gemiddelde leeftijd van de bevolking
Gemiddelde leeftijd bevolking gewesten in België
42 België
41
40
Brussels
39 Hoofdstedelijk
38 Gewest
37 Vlaams Gewest
36
35 Waals Gewest
34
1981 1991 2001 2007
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken
Vlaanderen vergrijst snel
De vergrijzing wordt niet alleen veroorzaakt door een dalende nataliteit, maar ook door
een hogere sterfteleeftijd. De stijgende lijn van België in bovenstaande figuur wordt in de
hand gewerkt door de lijn van het Vlaamse Gewest. Waar Vlaanderen in 1981 nog het
gewest was met de jongste gemiddelde leeftijd, is het in 2007 het oudste. Het Brussels
gewest vertoont een compleet omgekeerde curve maar weegt in aantallen niet zwaar
genoeg om de federale lijn om te buigen. De trend dat de stijgende lijn sinds 2001 minder
sterk stijgt moet gerelativeerd worden aangezien de laatste periode slechts 6 jaar beslaat
in tegenstelling tot 10 jaar tussen de andere referentiepunten.
19
20. Gemiddelde leeftijd van de bevolking 1981-2007
1981 1991 2001 2007
Administratieve eenheden
Totaal Totaal Evolutie Totaal Evolutie Totaal Evolutie
België 36,9 38,3 +1,4 39,8 +1,5 40,1 +0.3
Brussels Hoofdstedelijk Gewest 39,4 39,4 +0 39,0 -0,4 37,7 -1,3
Vlaams Gewest 36,3 38,3 +2 40,2 +1,9 40,8 +0,6
Waals Gewest 37,2 38,2 +1 39,4 +1,2 39,6 +0,2
Antwerpen 36,8 38,5 +1,7 40,2 +1,7 40,6 +0,4
Vlaams-Brabant 36,8 38,7 +1,9 40,2 +1,5 40,5 +0,3
West-Vlaanderen 36,7 38,6 +1,9 40,8 +2,2 41,9 +1,1
Oost-Vlaanderen 37,1 38,8 +1,7 40,4 +1,6 40,8 +0,4
Limburg 32,7 35,7 +3 38,8 +3,1 40,1 +1,3
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken
Vlaams-Brabant vergrijst, maar iets minder snel
Deze tabel toont dat de gemiddelde leeftijd van de Vlaams-Brabantse inwoner in 2007
40,5 jaar bedroeg. Dit is ouder dan het gemiddelde voor België en zeker in vergelijking
met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat uitgesproken het jongste leeftijdgemiddelde
kent. In vergelijking met Vlaanderen (40,8 jaar) scoort Vlaams-Brabant iets jonger.
Limburg is het jongst (40,1 jaar), West-Vlaanderen het oudst (41,9 jaar)
Waar de gemiddelde leeftijd in Vlaams-Brabant in 1981 (36,8) nog een half jaar hoger
uitkwam dan het Vlaamse gemiddelde (36,3) vertoont de provincie in 2007 een jonger
profiel dan Vlaanderen. We kunnen dus stellen dat Vlaams-Brabant iets minder snel
vergrijst dan Vlaanderen, en dat heeft allicht te maken met de stijgende curve van het
aandeel kinderen in de bevolkingspiramide.
4.1.1.5 Levensverwachting bij de geboorte
Gemiddelde leeftijdsverwachting bij de geboorte 1997-2006
Mannen en vrouwen
Driejaarlijkse cijfers
1997/1999 2000/2002 2001/2003 2002/2004 2003/2005 2004/2006
België 78,02 78,52 78,69 78,98 79,28 79,64
Brussels Hoofdstedelijk Gewest 78,04 78,51 78,57 78,85 79,17 79,50
Waals Gewest 76,72 77,16 77,29 77,58 77,83 78,18
Vlaams Gewest 78,76 79,28 79,49 79,79 80,10 80,46
Antwerpen 78,77 79,29 79,59 79,83 80,12 80,40
Vlaams-Brabant 79,13 79,74 79,90 80,21 80,46 80,94
West-Vlaanderen 78,88 79,38 79,54 79,86 80,21 80,61
Oost-Vlaanderen 78,24 78,79 79,05 79,35 79,65 79,91
Limburg 78,93 79,25 79,39 79,72 80,09 80,63
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken
Vlaams-Brabant hoogste levensverwachting van België
Een factor met invloed op de vergrijzing is de levensverwachting. Deze tabel laat zien dat
Belgen die in 1997 geboren werden gemiddeld 78 jaar zullen worden. In 2006 is die
levensverwachting gestegen tot 79,6 jaar. Factoren die een rol spelen zijn:
- Minder kindersterfte
- Gezondere levensstijl (minder roken, meer bewegen, …)
- Betere geneeskunde
- Gezondere voeding
20
21. - Gezonder leefmilieu
- Veiliger verkeer (risicopunten, snelheid, gordel, valhelm)
Naast het gunstige Vlaamse gemiddelde scoort Vlaams-Brabant nog beter met een
gemiddelde levensverwachting van net geen 81 jaar. Daarmee is Vlaams-Brabant de
absolute koploper voor het land.
Gemiddelde levensverwachting
82 België
81 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
80
Waals Gewest
79
78 Vlaams Gewest
77 Vlaams-Brabant
76
97/99
00/02
01/03
02/04
03/05
Mannen en vrouwen 04/06
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken
Deze figuur toont de stijgende lijnen van de levensverwachting sinds 1997. De
verhoudingen tussen de gewesten blijven gelijk, net als de koppositie van Vlaams-
Brabant.
4.1.2 Huishoudens en gezinnen
We bekijken we ook hoe individuen samenwonen in huishoudens en gezinnen.
4.1.2.1 Gemiddelde grootte van de huishoudens
Gemiddelde grootte van de huishoudens 1997-2007
Ar. Halle-Vilvoorde Ar. Leuven Vlaams-Brabant Vlaams Gewest
huish inwoners groot huish inwoners groot huish inwoners groot huish inwoners groot
1997 214.231 552.505 2,58 184.466 452.187 2,45 398.697 1.004.692 2,52 2.333.799 5.898.824 2,53
2002 223.701 563.370 2,52 189.425 459.451 2,43 413.126 1.022.821 2,48 2.434.346 5.972.781 2,45
2007 233.624 580.407 2,48 198.272 472.060 2,38 431.896 1.052.467 2,44 2.550.088 6.117.440 2,4
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken
Steeds kleinere huishoudens
Deze tabel vertelt ons dat Vlaams-Brabant in 2007 431.896 huishoudens telde. Als we het
aantal inwoners delen door het aantal huishoudens kennen we meteen de gemiddelde
grootte van een huishouden: dit is voor Vlaams-Brabant 2,44 personen. Het aantal
huishoudens steeg voortdurend gedurende de laatste 10 jaar. Het steeg in verhouding
ook sneller dan het aantal inwoners waardoor de gemiddelde grootte van een huishouden
steeds kleiner wordt. We leven dus steeds met minder mensen onder één dak. Deze
‘gezinsverdunning’ is het gevolg van een stijging van de één- en
tweepersoonshuishoudens. Huishoudens met 3 en meer personen kennen een afname.
De evolutie naar meer en kleinere huishoudens is het gevolg van het later huwen of
samenwonen, de toename van het aantal echtscheidingen en de verhoging van de
levensverwachting.
21
22. Gemiddelde grootte van de huishoudens 1997-2007
2,6
2,55
Ar. Halle-Vilvoorde
2,5 Ar. Leuven
Vlaams-Brabant
2,45
Vlaams Gewest
2,4
2,35
1997 2002 2007
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken
Meer kleinere huishoudens in het arrondissement Leuven
Bovenstaande figuur toont duidelijk de trend van de kleinere huishoudens over 10 jaar.
Sinds de eeuwwisseling scoort Vlaams-Brabant gemiddeld iets hoger dan het Vlaamse
gemiddelde. Nog opvallend is het verschil tussen de 2 arrondissementen. De gemiddelde
grootte van een huishouden in Halle-Vilvoorde is hoger dan in het arr. Leuven. Het
bevestigt het beeld van de relatief ‘nieuwere/jongere’ bevolking in Halle-Vilvoorde. Arr.
Leuven heeft een grotere groep senioren, die doorgaans per twee of alleen wonen.
4.1.3 Aantal alleenstaanden
Evolutie alleenstaanden in Vlaams-Brabant per geslacht
14,00%
12,00%
10,00%
8,00%
6,00%
4,00%
2,00%
0,00%
1997 2002 2007
Alleenstaande mannen Alleenstaande vrouwen Alleenstaanden
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken
Meer vrouwen alleenstaand
In Vlaams-Brabant was in 1997 12% van de bevolking alleenstaand. Hun aandeel steeg
de laatste 10 jaar met bijna 2%. Er zijn al altijd meer alleenstaande vrouwen dan mannen
geweest. Vrouwen leven gemiddeld langer dan mannen en die weduwen maken het
verschil.
22
23. Evolutie alleenstaanden in Vlaams-Brabant per arrondissement
14,00%
12,00%
10,00%
8,00%
6,00%
4,00%
2,00%
0,00%
1997 2002 2007
Arr.Halle-Vilvoorde Arr. Leuven Vlaanderen
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken
2% meer alleenstaanden in arr. Leuven
Deze figuur bevestigt het grotere aandeel senioren in arr. Leuven. Terwijl Halle-Vilvoorde
minder alleenstaanden heeft dan het Vlaams gemiddelde, blijft arr. Leuven boven dat
gemiddelde, al verkleint de afstand met de Vlaamse curve. Het is treffend dat er in Halle-
Vilvoorde in 2007 procentueel minder alleenstaanden zijn dan in arr. Leuven in 1997.
4.1.4 Vreemdelingen
4.1.4.1 Aantal niet-belgen
Meer en sneller stijgend aantal niet-belgen
Een rapport van de Studiedienst van de Vlaamse Regering (voorheen administratie
Planning en Statistiek – APS), Statistisch Profiel van de provincie Vlaams-Brabant, geeft
aan dat in 2005 6,1% van de bevolking van Vlaams-Brabant als buitenlander
geregistreerd was. Hiermee bekleedt Vlaams-Brabant de middenpositie van de vijf
Vlaamse provincies, waarbij Antwerpen (6,5%) en vooral Limburg (8,1%) méér
buitenlandse inwoners tellen, en Oost- en West-Vlaanderen minder (respectievelijk 2,7%
en 2,0%).
Toch ligt het aandeel niet-belgen in Vlaams-Brabant 1,1 procent hoger dan het Vlaamse
gemiddelde. Ook zijn er haast één procent méér buitenlanders in vergelijking met 1994.
Vlaams-Brabant huisvest nu 21,2 % van het totale aantal niet-belgen in Vlaanderen,
terwijl het bevolkingsaandeel binnen het Vlaams Gewest slechts 17,2% bedraagt.
Opvallend is dat het aantal niet-belgen in Vlaams-Brabant op elf jaar met 22,3% groeide,
terwijl in het Vlaamse Gewest in zijn geheel de stijging slechts 5,7% bedroeg. Enkel in
West-Vlaanderen stijgt het aantal niet-belgen nog sneller, maar in het totaal zijn daar
slechts 2% niet-belgen.
23
24. 4.1.4.2 Samenstelling van de buitenlandse bevolking
Samenstelling buitenlandse bevolking Vlaams Gewest – Vlaams-Brabant
Vlaams Gewest: 4,9% niet-belgen Vlaams-Brabant: 6,1% niet-belgen
Afrika (-Marokko); 5,5
Afrika (-Marokko); 4,8 Azië (-Turkije);
7,2
Nederlanders;
Azië (-Turkije); Turken en
6,8 Nederlanders; Marokkanen; 14,3
30,7 6,3
Turken en
Marokkanen; Rest Amerika;
16,2 1,7
Italianen; 10,1
VS en Canada;
4
Rest Amerika;
1,4
Fransen; 8,7
VS en Canada;
Italianen; 8,1 Rest Europa;
1,7
14,2
Rest Europa; Fransen; 6,1
10,3 Britten; 9,8
Britten; 4,2
Spanjaarden en Duitsers; 7,7
Spanjaarden en
Portugezen;
Portugezen; 5,5
10,3
Duitsers; 4
Bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering
Drievierden van de Vlaams-Brabantse vreemdelingen zijn Europeanen
Volgens het rapport van de Studiedienst van de Vlaamse Regering komt zo goed als
drievierde (74,9%) van de niet-Belgische populatie in Vlaams-Brabant uit Europa. Dat is 6
procent boven het Vlaamse gemiddelde (68%). In een provincie gelegen rond Brussel,
hoofdstad van Vlaanderen, België en de Europese Unie en vestigingsplaats van tal van
internationale instellingen en bedrijven verbaast dit niet. Sinds 1997 nam het aandeel
Europeanen binnen het totale aantal vreemdelingen nog met 1,9 procent toe. In heel het
Vlaams Gewest bedroeg de stijging van het aandeel Europese buitenlanders zelfs 10
procent. De belangrijkste groepen in Vlaams-Brabant zijn Nederlanders (14,3%), Italianen
(10,1%), Britten (9,8%), Fransen (8,7%), Duitsers (7,7%) en Spanjaarden (6,9%).VS-
burgers en Canadezen maken samen 4% van de niet-belgen uit. Het aandeel inwoners
met de Marokkaanse nationaliteit (4,8%) en vooral de Turkse nationaliteit (1,5%) ligt vér
onder het Vlaamse gemiddelde.
Net als in heel Vlaanderen daalt het aantal Turken en Marokkanen tengevolge van de
verwerving van de Belgische nationaliteit. In de periode 1994-2004 verwierven in Vlaams-
Brabant 16.473 mensen de Belgische nationaliteit (150.791 in Vlaanderen).
Meer niet-belgen in Halle-Vilvoorde
Het zal opnieuw niet verbazen dat vooral de Vlaamse Rand rond Brussel en de regio
tussen Leuven en Brussel een grotere buitenlandse bevolking heeft. Het arrondissement
Leuven telt 4,7% buitenlanders, terwijl Halle-Vilvoorde er 7,2% telt.
4.1.4.3 SIF-vreemdelingen
SIF staat voor Sociaal Impuls Fonds. Om dit fonds werkbaar te maken definieerden
beleidsmakers de SIF–vreemdeling. Het begrip SIF-vreemdeling is vandaag een veel
gebruikte norm om een onderscheid te maken tussen vreemdelingen uit de rijkere
24
25. westerse landen en vreemdelingen die omwille van hun origine meer kans maken op
sociale achterstelling.
“SIF-vreemdelingen zijn migranten met een permanente woonplaats in het Vlaamse
Gewest die afkomstig zijn uit landen waarvan het BNP per capita minder bedraagt dan €
3.718,00 anno 1996 of personen van Italiaanse, Spaanse of Griekse nationaliteit. “
SIF-vreemdelingen in Vlaams-Brabant t.o.v. totaal aantal inwoners
Bron: Provincie Vlaams-Brabant
SIF-vreemdelingen vooral in Vlaamse rand rond Brussel en in stad Leuven
Bovenstaande kaart geeft het percentage SIF-vreemdelingen ten opzichte van het aantal
inwoners weer. De grootste aandelen SIF-vreemdelingen zijn te vinden in de rand rond
Brussel, in Leuven en Diest.
Opvallend is dat bovenstaande kaart sterke gelijkenissen vertoont met de
verstedelijkingsgraad van de provincie. Ook opvallend is de grotere concentratie SIF-
vreemdelingen in het gebied tussen Leuven en Brussel.
4.1.4.4 Verschil tussen ‘niet-belgen’ en ‘mensen van vreemde origine’
Het aandeel niet-belgen is gebaseerd op de nationaliteit van de inwoners. Het aandeel
niet-belgen wijkt sinds de eeuwwisseling steeds sterker af van het aandeel ‘mensen van
vreemde origine’, voornamelijk omwille van de vele naturalisaties via de snel-belgwet.
25
26. Toe- of afname van het aandeel Turken en Marokkanen in Vlaams-Brabant in %
Bron: Atlas van achtergestelde buurten in Vlaanderen en Brussel
Illustratief is bovenstaande kaart die weergeeft waar het aandeel mensen met de Turkse
en Marokkaanse nationaliteit is toegenomen (groen) en afgenomen (rood).
Het gaat dus niet over het aandeel mensen van Turkse of Marokkaanse oorsprong, wat
ongetwijfeld hoger ligt. De mogelijkheid tot naturalisatie moet bij het bestuderen van de
gegevens in het achterhoofd worden gehouden, vooral in het kader van de wet van 1991
die vanaf 1992 de Belgische nationaliteit toekent aan de derde generatie allochtonen. Het
totale aantal Marokkanen (dus met Marokkaanse nationaliteit) in België is bijvoorbeeld
tussen 1991 en 1999 verminderd van 142.000 naar 125.000. Ook de wet van 2000 speelt
een belangrijke rol. Die wet versoepelde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit
aanzienlijk. De kaart laat dus zien waar er nieuwe Turkse en Marokkaanse migranten
bijkwamen (groen) en waar door naturalisaties velen Belg werden (rood).
4.1.5 Loop van de bevolking
4.1.5.1 Evolutie en prognose van de bevolking
4.1.5.1.1 Grijze druk
De grijze druk is het aandeel ouderen (60+) t.o.v. de bevolking op beroepsactieve leeftijd
(20-59 jaar). Dit geeft weer hoe sterk de niet meer actieve bevolking 'weegt' op de
bevolking op actieve leeftijd.
26
27. Grijze druk in Vlaams-Brabant
Bron: Provincie Vlaams-Brabant
Vooral grijze druk in het oosten van de provincie
In verschillende gemeenten in het oosten van de provincie heeft de vergrijzing zich reeds
sterk ingezet: Aarschot, Scherpenheuvel-Zichem, Bekkevoort, Kortenaken en Tienen.
Ook in de westrand rond Brussel zijn er enkele gemeenten met een hoge grijze druk,
voornamelijk Drogenbos, Dilbeek en Wemmel, en verder Grimbergen en Herne. In de
regio rond Leuven is de druk op de actieve bevolking nog beperkt.
4.1.5.1.2 Groene druk
De groene druk bekijkt het aandeel jongeren (0-19 jaar) in verhouding tot de bevolking op
beroepsactieve leeftijd (20-59 jaar). De groene druk is de mate waarin de nog niet actieve
bevolking 'weegt' op de bevolking op beroepsactieve leeftijd.
Groene druk in Vlaams-Brabant
Bron: Provincie Vlaams-Brabant
Erg hoge ‘groene druk’ in Halle-Vilvoorde
De kaart met de groene druk is grotendeels een spiegelkaart met die van de grijze druk:
waar de aandelen ouderen hoog zijn, zijn de aandelen jongeren laag. Dit geldt vooral voor
het oosten van de provincie. Wemmel, Dilbeek, Drogenbos en Herne daarentegen
27
28. hebben zowel veel ouderen als veel jongeren onder de bevolking. De groep op actieve
leeftijd is er relatief beperkt. Algemeen heeft het arrondissement Halle-Vilvoorde een erg
hoge groene druk (44,0%) vergeleken met Vlaanderen (40,5%), terwijl het arrondissement
Leuven onder het gemiddelde voor Vlaanderen blijft (38,8%). In de hiervoor genoemde
gemeenten zijn er zowel veel ouderen als jongeren. In de zuidrand rond Brussel is er
eveneens een hoge druk op de actieven, maar dan vooral vanuit de jongere bevolking. In
deze gemeenten en in Vilvoorde en Machelen vinden we een erg hoge groene druk.
Gemeenten zoals Leuven, Tielt-Winge, Affligem, Zemst en Meise hebben een grote groep
actieven en relatief weinig ouderen en jongeren. Ook op dit gebied is er een groot verschil
tussen de cijfers van de twee arrondissementen.
4.1.5.2 Vergrijzing in de toekomst
Onderstaande kaart geeft een beeld van de vergrijzing in de toekomst. Indien de huidige
trends zich de volgende jaren doorzetten krijgen we de getoonde verwachte vergrijzing
voor 2025.
Verwacht aantal 60-plussers in 2025 in Vlaams-Brabant
Bron: Provincie Vlaams-Brabant
In 2025 is in het oosten van de provincie 1 op 3 ouder dan 60 jaar
Tussen 2000 en 2005 was er ongeveer in elke gemeente reeds een lichte stijging waar te
nemen van de groep 60-plussers. Toch blijft het aandeel op de bevolking in 2005 in de
meeste gemeenten nog onder de 25%. Tegen 2010 wordt bijna in elke gemeente een
toename verwacht. De grootste sprong mogen we daarna pas verwachten. Tegen 2025
zal het aandeel 60-plussers in de meeste gemeenten
over de 30% van de bevolking gaan. Het dient eigenlijk niet herhaald te worden: het
opvangen van de gevolgen van deze vergrijzing is een grote uitdaging voor de komende
jaren.
De gemeenten in het oosten en het noordoosten van de provincie zullen het meest met
de problematiek te maken hebben. In de rand rond Brussel zijn de verwachte aandelen
60-plussers eerder laag, ook in de noordwestrand, waar de percentages op dit ogenblik
toch tamelijk hoog liggen. Vilvoorde, Machelen, Zaventem, Boutersem en vooral Leuven
zullen met de huidige trends in 2025 nog een relatief jonge bevolking hebben, al is er ook
in deze gemeenten een sterke toename ten opzichte van vandaag.
28
29. Nog meer info over vergrijzing:
http://www.vlaamsbrabant.be/binaries/dossier_ouderenvlaamsbrabant_tcm5-7062.pdf
4.1.5.3 Immigratie, emigratie en migratiesaldo
Aantal personen in Vlaams-Brabant die immigreren, emigreren en het migratiesaldo
per gebied
Bron: Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), bewerkt door APS
Nieuwe Vlaams-Brabanders zijn vooral Brusselaars en buitenlanders
Bovenstaande figuur geeft het geografische verloop weer van migraties in en uit Vlaams-
Brabant, cumulatief voor een periode van 5 jaar. We stellen veruit de grootste
migratiebewegingen vast met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In de periode van 1997
tot 2003 verliest de provincie ongeveer 50.000 inwoners aan Brussel maar verwelkomt
iets meer dan 80.000 inwoners uit de hoofdstad. Dit geeft een positief saldo van meer dan
29.000.
Opvallend is ook de grote uitwisseling met het buitenland, zeker voor een provincie
zonder staatsgrens. Ook met het buitenland houdt Vlaams-Brabant een positief saldo
over van meer dan 10.600 inwoners. Het grootste negatieve saldo noteren we in de
uitwisseling met het Waalse Gewest. Meer dan 27.000 Vlaams-Brabanders weken uit
over de taalgrens, terwijl er 17.000 walen zich in Vlaams-Brabant kwamen vestigen. De
uitwisseling met de andere Vlaamse provincies is quasi in balans qua migratiesaldo.
29
30. Natuurlijke aangroei en migratiesaldo Vlaams-Brabant en Vlaams Gewest
Bron: Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), bewerkt door APS
Vlaams-Brabant blijft steeds nieuwe inwoners aantrekken en verstedelijkt verder
Bovenstaande grafiek geeft enerzijds het migratiesaldo weer sinds 1990 en anderzijds de
natuurlijke aangroei van de bevolking. Beide curves worden vergeleken met de curve van
het Vlaamse Gewest.
Het Vlaams-Brabantse migratiesaldo blijft nu al meer dan 15 jaar voortdurend positief. De
migratie is ook steeds sterker dan die van het Vlaamse Gewest. Vlaams-Brabant beschikt
over een grote aantrekkingskracht als vestigingsplaats. De provincie was en is een van
de grootste groeipolen in het groeiende Vlaanderen, en lijkt dit ook in de toekomst te
zullen blijven. Deze groei wordt nog versterkt door een terug stijgende (sinds 2004)
natuurlijke aangroei van de bestaande bevolking.
Grootste oorzaak voor deze expansieve bevolkingsaangroei is ongetwijfeld de nabijheid
van Brussel. De economische en politieke aantrekkingskracht van de Europese hoofdstad
heeft verstrekkende gevolgen voor de demografie van Vlaams-Brabant en voor Halle-
Vilvoorde in het bijzonder. Deze regio vangt enerzijds de stadsvlucht op en biedt
anderzijds de open ruimte voor nieuwe ontwikkelingen binnen het bereik van het
volgebouwde Brussel.
30
31. 4.1.6 Samenvatting: demografische indicatoren
Vlaams-Brabant verstedelijkt en vergrijst
Het aantal Vlaams-Brabanders blijft toenemen, sneller dan het aantal inwoners van
andere provincies. In 2007 waren we met 1.052.467. In de laatste 10 jaar zijn er 50.000
inwoners bijgekomen. Als je weet een Vlaams-Brabantse gemeente gemiddeld 16.192
inwoners telt, kwamen er voldoende inwoners bij om 3 nieuwe gemeenten te bevolken.
Deze stijging is vooral het gevolg van een positief migratiesaldo, vooral uit het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest en uit het buitenland (vooral uit de Europese Unie).
Spelen ook een rol:
* provinciaal het hoogste levensverwachtingscijfer van België
* sinds 2004 een stijgende natuurlijke aangroei
De Vlaams-Brabantse bevolkingspiramide vertoont enkele typische kenmerken in
vergelijking met Vlaanderen:
* een meer uitgesproken babyboomeffect (meer mensen tussen 40jaar en 60jaar)
* meer geboorten
* meer jongeren in de regio Halle-Vilvoorde
* meer vrouwen in de regio Halle-Vilvoorde
* meer senioren in de regio Leuven
Net zoals heel Vlaanderen vergrijst ook Vlaams-Brabant, maar iets minder
uitgesproken door het stijgende aandeel kinderen.
Onze provincie telt steeds kleinere huishoudens. Dit is het gevolg van meer
echtscheidingen, later huwen of samenwonen, maar vooral door een verhoging van de
sterfteleeftijd. Het aantal alleenstaanden neemt dus voortdurend toe tot 12% van de
bevolking. Dit fenomeen is sterk uitgesproken in de regio ten oosten van Leuven.
Het aandeel niet-belgen in Vlaams-Brabant groeide de laatste elf jaar fenomenaal met
22,3%. Momenteel heeft 6,1% een buitenlandse identiteitskaart. Drie kwart daarvan zijn
Europeanen. Door de naturalisatiegolf en snel-belg-wet ligt het aantal mensen van
buitenlandse origine nog een stuk hoger. De ligging als een sikkel rond Brussel zorgt
voor een betekenisvol verschil tussen het aantal niet-belgen in de regio Halle-Vilvoorde
(7,2%) en regio Leuven (4,7%). Gekeken naar de mogelijke sociale achterstelling van
deze niet-belgen (SIF) vinden we deze groep vooral in de verstedelijkte gebieden: rand
rond Brussel, Leuven stad en in mindere mate in Diest.
De bevolkingsprognose voor de toekomst is duidelijk. De bevolkingsaangroei zal
aanhouden wat een verdere verstedelijking in de hand werkt. De immigratiecurve klimt.
De groene druk (een hoger aandeel jongeren) ligt concentrisch rondom de hoofdstad
Brussel, en camoufleert er vergrijzing. Maar de vergrijzing is onomkeerbaar en zal
vooral in het oosten (gebied Aarschot-Diest-Tienen) enorm voelbaar worden. In 2025
zal daar één op drie inwoners ouder dan 60 jaar zijn.
31
32. 4.1.7 Enkele stellingen voor een verwerking in de eigen organisatie:
demografische indicatoren
- Onze organisatie heeft een rol te spelen bij het onthalen van nieuwkomers
(autochtonen en/of allochtonen) in de gemeenten.
- Onze communicatie- en wervingskanalen zijn ook op maat van nieuwkomers in de
gemeenten.
- Onze organisatie ziet kansen in het betrekken van Vlaams-Brabantse inwoners
van buitenlandse origine.
- Onze organisatie heeft een opdracht in het behouden of het versterken van het
sociaal weefsel in gebieden die steeds meer verstedelijken.
- Onze organisatie is strategisch voorbereid op een bevolkingssamenstelling met
een sterk groeiend contingent ouderen.
- Onze organisatie heeft een aanbod aangepast aan de gewijzigde
gezinssamenstellingen en het toenemend aantal alleenstaanden.
32
33. 4.2 Socio-economische indicatoren
4.2.1 Economische grootindicatoren
Het aandeel van Vlaams-Brabant in de Vlaamse economie
Bron: studiedienst van de Vlaamse Regering
Definitie: Het bruto binnenlands product (BBP) is de marktwaarde van alle goederen en diensten die er op één
jaar tijd worden geproduceerd. Het BBP is een veel gebruikte maatstaf voor de welvaartscreatie van een land of
regio.
Vlaams-Brabant is productief met een hoog beschikbaar inkomen
Vlaams-Brabant is algemeen genomen een sterkhouder voor de Vlaamse economische
cijfers. De provincie realiseert 17,7% van het Vlaamse Bruto Binnenlands Product (BBP)
en dit met 17,12% van de bevolking. De arbeidsproductiviteit per werknemer ligt hoger
dan het Vlaams gemiddelde en dit leidt tot een gemiddeld hoger beschikbaar inkomen per
inwoner. De loonkost ligt er een klein beetje hoger. Het enige negatieve cijfer in
vergelijking met het Vlaamse Gewest is de investeringsratio die 2,5% lager ligt, maar dat
is eigen aan een regio met een dominerende dienstensector.
4.2.2 Economische kenmerken van het arrondissement Leuven
Troeven van arrondissement Leuven
- Een eerste voorname troef is de gunstige centrale geo-economische ligging van de
regio, midden de grootste afzetmarkt met de grootste koopkracht van Europa. De
goede verbindingen en de ligging in de onmiddellijke nabijheid van enerzijds Brussel
als Europese en internationale hoofdstad en van anderzijds de luchthavenregio als
'mainport' en economische groeipool bieden extra opportuniteiten.
- Een tweede troef zijn de kenniseconomie en de zorgsector, twee belangrijk
economische sectoren waarin Leuven internationale faam geniet. De Leuvense
universiteit, de hogescholen, UZ Gasthuisberg en tal van andere kennisintensieve
bedrijven maken dat de Leuvense regio een waaier van mogelijkheden creëert om
innovatief te gaan ondernemen. Het hoge opleidingsniveau van de inwoners vormt
een extra voordeel.
33
34. Economische zwakten en bedreigingen voor arrondissement Leuven
- RESOC Leuven wijst op een aantal zwakke punten en bedreigingen die rechtstreeks
verband houden met de troeven. Vooral het westelijk deel wordt gekenmerkt door een
toenemende verstedelijkingsdruk, een dichte bebouwing en een gebrek aan ruimte,
een dichtslibben van het wegennet met onmiskenbare zware economische verliezen
als gevolgen, een stijgende druk op het leefmilieu en de leefbaarheid.
- Daarnaast kan de aanwezigheid van de dienstengerichte economie met
arbeidsplaatsen voor hogergeschoolden leiden tot een verder doorgedreven
dualisering op de arbeidsmarkt en tot sociale uitsluiting.
- Het arrondissement Leuven is geen homogeen geheel. Er is een werkelijk verschil
tussen de tewerkstelling, de werkgelegenheid, de economische ontwikkeling en de
inkomensvorming van het stadsgewest Leuven en van de deelgebieden Aarschot-
Diest (het Demernetwerk), de regio Tienen (de Landelijke Kamer Oost), de Dijlevallei
en de gemeenten ten westen van Leuven.
Bron en meer info: www.ersvvlaamsbrabant.be
4.2.3 Economische kenmerken van het arrondissement Halle-Vilvoorde
Troeven van arrondissement Halle-Vilvoorde
- De regio Halle-Vilvoorde is op geografisch en socio-economisch vlak nauw
vervlochten met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Halle-Vilvoorde ligt als een sikkel
rond Brussel en op economisch vlak bestaat er een wederzijdse afhankelijkheid
tussen de luchthaven van Zaventem enerzijds en de aanwezigheid van EU-
instellingen, internationale organisaties en bedrijven anderzijds. Rondom de
luchthaven heeft zich een logistieke cluster gevormd en een groot aantal
dienstverlenende bedrijven (IT, media, finance).
- Door een gebrek aan ruimte in de hoofdstad vestigen vele bedrijven zich in de
periferie en langs de Ring. Halle-Vilvoorde kent dan ook een belangrijk aantal
bedrijvenzones met een hoge bezettingscapaciteit en is één van de grootste
kantorenmarkten van België. Hoewel de regio zelf een belangrijke tewerkstellingspool
is (ongeveer 240.000 arbeidsplaatsen) en vele internationale ondernemingen huisvest,
trekken dagelijks duizenden pendelaars uit Halle-Vilvoorde naar Brussel.
Economische zwakten en bedreigingen voor arrondissement Halle-Vilvoorde
- Halle-Vilvoorde kent een hoge mate van heterogeniteit, met open ruimten (de
Druivenstreek, Pajottenland, de Brabantse Kouters) afgewisseld met sterk
verstedelijkte gebieden (de luchthavenregio, de randgemeenten rond Brussel, de
Zuidelijke Zennevallei). De regionale balans tussen leefkwaliteit, tewerkstelling en
economie is voortdurend dansen op een slappe koord. De geluidsnormenproblematiek
die al jaren aansleept rondom de luchthaven, is daar een concreet voorbeeld van,
maar ook de autowegen zijn het infarct nabij.
- Bovendien lijdt de regio onder een gebrek aan ruimte: het is voortdurend een moeilijke
keuze tussen ruimte om te ondernemen, ruimte om te wonen of open ruimte. Zonder
langetermijnoplossingen die op een breed draagvlak kunnen rekenen en een
flankerend beleid dreigen dergelijke problemen de toekomstige ontwikkeling van de
regio te hypothekeren.
- Halle-Vilvoorde heeft zich relatief snel kunnen omvormen van een sterke industriële
economie naar een diensteneconomie. De sluiting van Renault-Vilvoorde en Sabena
(en hun toeleveringsbedrijven), en het verdwijnen van industriële tewerkstelling uit de
34
35. Zuidelijke Zennevallei werden gecompenseerd door de komst van dienstverlenende
bedrijven. Toch bestaat er een grote 'mismatch' tussen vraag naar arbeid en het
aanbod ervan. De lange lijst van knelpuntberoepen die ook in de rest van Vlaanderen
geldt, wordt in de regio nog aangevuld met luchtvaartgerelateerde beroepen.
Openstaande vacatures in Halle-Vilvoorde worden door een gebrek aan interregionale
mobiliteit (die meerdere oorzaken kent) slechts mondjesmaat ingevuld met
werkzoekenden uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het niet of onvoldoende
kennen van het Nederlands is daarbij een cruciale factor.
Bron en meer info: www.ersvvlaamsbrabant.be
4.2.4 Ondernemen
Actieve, verdwenen en opgerichte ondernemingen in Vlaams-Brabant
Actieve Ondernemingen 2001 2006 Stijging
Ar.Halle-Vilvoorde 36.413 38.140 4,7%
Ar.Leuven 28.951 30.558 5,6%
Provincie Vlaams-Brabant 65.364 68.698 5,1%
Vlaams Gewest 414.852 432.290 4,2%
Verdwenen Ondernemingen 2001 2006 Daling
Ar.Halle-Vilvoorde 2.615 2.328 11,0 %
Ar.Leuven 2.148 1.964 8,6 %
Provincie Vlaams-Brabant 4.763 4.292 9,9 %
Vlaams Gewest 29.522 27.083 8,3 %
Opgerichte Ondernemingen 2001 2006 Stijging
Ar.Halle-Vilvoorde 2.328 2.948 26,6%
Ar.Leuven 1.964 2.690 37,0%
Provincie Vlaams-Brabant 4.292 5.638 31,4%
Vlaams Gewest 27.083 35.758 32,0%
Bron: lokale statistiek, studiedienst van de Vlaamse regering
Vlaams-Brabant positief ondernemend, maar wat na 2008?
Bovenstaande tabel laat zien dat Vlaams-Brabant in 2006 68.698 actieve ondernemingen
telt. In vijf jaar tijd is dat aantal gestegen met 5,1%. Beide arrondissementen stijgen
sterker dan het Vlaams gemiddelde. In het arrondissement Leuven is de stijging het
meest uitgesproken (5,6%)
Het aantal faillissementen of delocaties uit zich in het aantal verdwenen ondernemingen.
In 2006 waren er 9,9% minder falingen in Vlaams-Brabant dan in 2001. Dat is een nog
betere score dan het Vlaams gemiddelde (-8,3%). Het meest economisch stabiele
arrondissement is Halle-Vilvoorde met een daling van 11% van het aantal falingen in
vergelijking met 2001.
Dit positieve verhaal is ook te zien bij het aantal opgerichte ondernemingen in 2006. In
2006 waren er 31,4% meer starters dan in 2001 in Vlaams-Brabant. De stijging is echter
minder groot dan het Vlaams gemiddelde (32%). Er is echter een groot
arrondissementeel verschil waarbij Leuven het nog een heel pak beter doet (37%) dan
het Vlaams gemiddelde. Halle-Vilvoorde stijgt dan weer wat lager dan het Vlaams
gemiddelde.
De hamvraag echter is welke impact de economische evolutie vanaf 2008 heeft. De
financiële en economische crisis kan een zeer grote impact hebben op de algehele
35
36. economische groei en dus ook op deze cijfers. Er zijn momenteel nog geen cijfers voor
2009, maar het is nu al duidelijk dat de positieve trend een betekenisvolle breuk vertoont.
4.2.5 Inkomen
Gemiddeld belastbaar inkomen per inwoner in Vlaams-Brabant aanslagjaar 2005
Bron: FOD Economie
Vlaams-Brabanders beste verdieners van Vlaanderen
Vlaams-Brabant heeft liefst twaalf gemeenten in de top twintig van de gemeenten met het
hoogste gemiddeld fiscaal inkomen per inwoner. Dit is het meest van alle provincies.
In de gemeente Keerbergen wonen de meest rijke mensen met een gemiddeld
jaarinkomen van 18.984 euro. Alleen Sint-Martens-Latem (O-Vl) doet beter.
Ter illustratie de Vlaams-Brabantse gemeenten uit de top 20:
- Keerbergen
- Dilbeek
- Lubbeek
- Oud-Heverlee,
- Herent
- Meise
- Steenokkerzeel
- Grimbergen
- Kortenberg
- Boortmeerbeek
- Bierbeek
- Zemst
Opvallend is de woonplaats van de mensen met een hoger inkomen in de residentiële
gemeenten rond de steden Brussel en Leuven. Alleen de kleine en erg verstedelijkte
gemeente Drogenbos vormt hierop een uitzondering.
Niet zichtbaar op de kaart is het grote contrast met de situatie in het Brusselse Gewest,
waar het gemiddelde inkomen in vele gemeenten tot de laagste van het hele land
behoren.
36
37. In het oosten, en dan vooral in het landelijke gebied grenzend aan Limburg, ligt het
gemiddelde inkomen iets lager. Een trend die ook voelbaar blijft over de provinciegrens.
4.2.6 Scholingsgraad
Hoog- en laaggeschoolden in het Vlaams Gewest en Vlaams-Brabant per generatie
Bron: SEE2001, bewerkt door APS
Vlaams-Brabant hoog geschoold
Bovenstaande grafiek toont het verschil in scholingsgraad voor hoog- en
laaggeschoolden tussen Vlaams-Brabant en het Vlaamse Gewest.
Bij de jongere bevolking (25-34 jaar) is in Vlaams-Brabant meer dan de helft
hooggeschoold. Dit is maar liefst 10% hoger dan het Vlaams gemiddelde. In dezelfde
leeftijdscategorie zijn er in Vlaams-Brabant 3,2% minder laaggeschoolden.
Bij de mensen boven de pensioenleeftijd (65-74 jaar) is een identieke vaststelling te
maken. In Vlaams-Brabant zijn er meer hooggeschoolden en minder laaggeschoolden in
vergelijking met het Vlaams gemiddelde.
37
38. 4.2.7 Leefloners
Aantal uitkeringsgerechtigde leefloners in Vlaams-Brabant
3.000
2.500
2.000
1.500
1.000
500
0
2002 2003 2004 2005 2006 2007
Vlaams-Brabant Ar.Halle-Vilvoorde Ar.Leuven
Bron: lokale statistiek, studiedienst van de Vlaamse regering
Aantal uitkeringsgerechtigde leefloners vrij stabiel
Ondanks de hogere inkomens en de voortdurende economische groei in de regio blijkt
het aantal leefloners in de provincie Vlaams-Brabant te stijgen. We moeten hier wel
rekening houden met het stijgend aantal inwoners wat deze stijging mee verklaart.
We merken ook een verschil in aantal leefloners tussen de arrondissementen. In de
laatste zes jaren tijd is het aantal leefloners in Halle-Vilvoorde voortdurend gestegen,
terwijl het arrondissement Leuven er in slaagde om het aantal leefloners gelijk te houden,
ondanks een gevoelige stijging van het aantal inwoners.
38
39. 4.2.8 Inkomensgarantie voor ouderen
Aantal IGO-trekkers en uitgekeerd berdag per provincie voor per geslacht
Bron: Rijksdienst voor pensioenen – gegevens van 2007
Aantal IGO-ouderen laagst in Vlaams-Brabant
Bovenstaande tabel geeft het aantal ouderen weer die genieten van een aanvullende
overheidstoelage die hun inkomen waarborgt: de inkomensgarantie voor ouderen (IGO).
Zoals overal in Vlaanderen genieten in Vlaams-Brabant ongeveer dubbel zoveel vrouwen
dan mannen van dergelijke toelage, en dit om historisch verklaarbare redenen (vroegere
huisvrouwen zonder of met minder pensioenopbouw). Diepergravende cijfers leren ons
dat het aantal IGO-trekkers in Vlaams-Brabant, in vergelijking met het aantal inwoners,
lager ligt dan in andere provincies. Het aandeel IGO-trekkers van het arrondissement
Leuven ligt procentueel gevoelig hoger dan in Halle-Vilvoorde. Dit bevestigt de
demografische vaststelling van het groter contingent ouderen in het arrondissement
Leuven, vooral in het oosten.
4.2.9 Werkende bevolking
4.2.9.1 Activiteitsgraad
De ‘activiteitsgraad’ is de mate waarin de bevolking op actieve leeftijd zich aanbiedt op de
arbeidsmarkt, m.a.w. een job heeft of zoekt.
39
40. Activiteitsgraad 15 tot 64 jarigen per provincie in 2007
80,0
75,0
70,0 Activiteitsgraad
65,0 Mannen
60,0 Vrouwen
55,0
50,0
Antwerpen Limburg Oost- West- Brussels H.
Vlaanderen Vlaams- Vlaanderen Gewest
Brabant
Bron: Steunpunt WES (Werk en Sociale Economie) iov de Vlaamse Regering
Verschil tussen aantal werkende mannen en vrouwen het kleinst in Vlaams-Brabant
De ‘activiteitsgraad’ is de mate waarin de bevolking op actieve leeftijd zich aanbiedt op de
arbeidsmarkt, m.a.w. een job heeft of zoekt.
De activiteitsgraad 2007 voor Vlaams-Brabant is net iets hoger dan 70%. Dit is vrij
gemiddeld op Vlaamse schaal, maar erg hoog in vergelijking met het Brussels Gewest.
De groep mannen vertoont traditioneel een hogere activiteitsgraad, meer dan 3 op 4. Het
verschil in activiteitsgraad tussen mannen en vrouwen is het kleinst in Vlaams-Brabant,
minder dan 10%. Vooral qua actieve vrouwen scoort Vlaams-Brabant het hoogst van
Vlaanderen en bij uitbreiding van heel België.
4.2.9.2 Werkzaamheidsgraad
De ‘werkzaamheidsgraad’ is het percentage werkenden in de bevolking ten opzichte van
de totale bevolking.
Werkzaamheidsgraad 15 tot 64 jarigen per provincie in 2007
75,0
70,0
65,0
Werkzaamheidsgraad
60,0
Mannen
55,0
Vrouwen
50,0
45,0
40,0
Antwerpen Limburg Oost- Vlaams- West- Brussels H.
Vlaanderen Brabant Vlaanderen Gewest
Bron: Steunpunt WES (Werk en Sociale Economie) iov de Vlaamse Regering
Vlaams-Brabanders 18% meer werkzaam dan Brusselaars
De vaststellingen voor de werkzaamheidsgraad zijn gelijklopend aan die van de
activiteitsgraad. In 2007 zijn 67 op 100 Vlaams-Brabanders aan het werk. Een
gemiddelde score in vergelijking met Vlaanderen, een hoge score met België of met het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het aantal werkende vrouwen is het hoogst in Vlaams-
40
41. Brabant. Het verschil met de buur Brussel is erg frappant. In Vlaams-Brabant zijn 18%
meer mannen en bijna 19% meer vrouwen aan het werk in een betaalde job dan in het
Brussels Gewest!
4.2.10Werkloosheid
Een erg belangrijke en veel gebruikte economische en tegelijk ook sociale indicator is de
werkloosheid van de bevolking. Ze geldt als één van de belangrijkste meetinstrumenten
voor de economische gezondheid van een regio. We gaan dan ook dieper in op deze
cijfers met uitgesplitste tabellen en dynamische vergelijkingen.
4.2.10.1 Werkloosheidsgraad
De ‘werkloosheidsgraad’ is het percentage niet-werkende werkzoekenden ten opzichte
van de beroepsbevolking
Werkloosheidsgraad 15 tot 64 jarigen per provincie in 2007
25,0
20,0
15,0 Werkloosheidsgraad
Mannen
10,0 Vrouwen
5,0
0,0
Antwerpen Limburg Oost- Vlaams- West- Brussels H.
Vlaanderen Brabant Vlaanderen Gewest
Bron: Steunpunt WES (Werk en Sociale Economie) iov de Vlaamse Regering
Vlaams-Brabant in 2007 provincie met erg lage werkloosheidsgraad
Bovenstaande grafiek toont het jaargemiddelde voor 2007, waarbij de Vlaamse provincies
en het Brussels Gewest onderling worden vergeleken. In Vlaams-Brabant zat gemiddeld
doorheen het jaar 1 op 20 mensen uit de beroepsbevolking zonder werk. In het nabije
Brusselse Gewest is dat meer dan 1 op 5. Vooral het Vlaams-Brabantse
werkloosheidscijfer bij vrouwen is erg laag, typerend voor een regio met een gezonde
diensteneconomie en een bevolking met een eerder hoge scholingsgraad (en
talenkennis).
41
42. Werkloosheidsgraad Vlaams-Brabant per leeftijdscategorie
en per geslacht 2007
25,0
20,0
15,0 Werkloosheidsgraad
Mannen
10,0 Vrouwen
5,0
0,0
15- 18- 20- 25- 30- 35- 40- 45- 50- 55- 60-
17 19 24 29 34 39 44 49 54 59 64
Bron: Steunpunt WES (Werk en Sociale Economie) iov de Vlaamse Regering
Hogere werkloosheidgraad bij jongere mannen en oudere vrouwen
De lage Vlaams-Brabantse werkloosheidsgraad voor 2007 is alles behalve gelijk gespreid
per leeftijdsgroep of per geslacht. Een aantal trends zijn opvallend, al zijn ze ook
vastgesteld in andere Vlaamse provincies.
De grafiek laat de instroom schoolverlaters op de arbeidsmarkt zien bij de eerste drie
stavengroepen. Opvallend daarbij is de grotere werkloosheidsgraad bij mannen. Het feit
dat vrouwen vandaag langer studeren dan mannen speelt hier gedeeltelijk mee. In de
leeftijdsgroep 20-24 jarigen (wanneer ook hoogopgeleiden afstuderen) is er geen verschil
meer tussen vrouwen en mannen. Vanaf dat punt nemen de vrouwen de bovenhand, al is
het verschil met de mannen beduidend kleiner dan in de andere Vlaamse provincies.
De werkloosheidsgraad van de beroepsactieve leeftijdsgroepen tussen 25 tot 50 jaar zit
voor Vlaams-Brabant bijna volledig onder de 5% drempel. Deze scores zijn enorm laag
en bijna volledig toe te schrijven aan natuurlijke jobmigratie binnen dezelfde arbeidsmarkt.
Een score van ongeveer 3% wordt algemeen beschouwd als het laagst haalbare. Deze
lage cijfers zijn ook oorzaak nummer één voor het ontstaan van knelpuntberoepen.
Ten slotte vallen de iets hogere werkloosheidsgraad op voor de vrouwen tussen 50 en 60
jaar. Het gaat hier om een generatie die het nog normaal en haalbaar vond om een gezin
te runnen met één kostwinner. Na 60 jaar vertonen de cijfers een enorme val naar minder
dan 2,5%. Dit is perfect te verklaren door het feit dat deze mensen op brugpensioen of op
regulier pensioen zijn.
42
43. Evolutie Werkloosheidsgraad in Vlaams-Brabant
2003-2007 per geslacht
7,5
7,0
6,5
Werkloosheidsgraad
6,0
Mannen
5,5
Vrouwen
5,0
4,5
4,0
2003 2004 2005 2006 2007
Bron: Steunpunt WES (Werk en Sociale Economie) iov de Vlaamse Regering
Hoeveel en hoe lang stijgt de werkloosheidsgraad vanaf 2008?
Wanneer we de werkloosheidsgraad dynamisch in de tijd bekijken vallen de zeer lage
cijfers voor 2007 op. Tot 2005 was er nog een lichte stijging, maar vooral 2006-2007 was
een erg gunstige periode. De bewegingen in de arbeidsconjunctuur hebben blijkbaar
weinig invloed op het verschil tussen werkloosheid bij mannen en vrouwen.
Te goed nieuws kan ook slecht nieuws zijn. De Vlaams-Brabantse arbeidsmarkt nadert in
2007 het kritische punt van slechts 5% werkloosheidsgraad, waarbij vacatures in
bepaalde beroepssectoren niet meer ingevuld raken. Dit kan dan weer andere gevolgen
hebben zoals bijvoorbeeld:
- Minder aantrekkelijk als vestigingsplek voor nieuwe ondernemingen
- Meer arbeidsmigratie, meer en verder pendelgedrag, meer woon-werkverkeer in
combinatie met een reeds verzadigd wegennet
- Nog meer migratie naar de provincie wat verdere verstedelijking versnelt
De hamvraag bij de werkloosheidsgraad is de evolutie na 2008. Welke impact heeft de
economische crisis op deze cijfers?
Hieronder de meest recente werkloosheidscijfers van de per arrondissement.
Werkloosheidsevolutie per arrondissement
1e kwartaal 2009 tov 1e kwartaal 2008
Bron: VDAB Leuven
43