7. 2. Motorische ontwikkeling
Het kijkstadium (0 – 3 m)
• Observeren en volgen
• Hoofd en romp oprichten
Het grijpstadium (3 – 6 m)
• Grijpreflex -> doelgericht grijpen
• Reiken -> vast nemen
• Handgreep -> tanggreep
8. 2. Motorische ontwikkeling
Het zitstadium (6 - 9 m)
• 9m: zelfstandig zitten
Het kruipstadium (9 – 12m)
• 10m, maar heel wat stapjes vooraf
Het loopstadium (12 – 15m)
• Staan met en zonder steun
9. • Van boven naar beneden
Grove motoriek
• Van binnen naar buiten
Fijne motoriek
2. Motorische ontwikkeling
15. 4. Perceptuele ontwikkeling
• Voorkeuren
• Moeilijk onderscheidHOREN
OPDRACHT
Waar luistert een baby het liefst naar? Vul aan met > of <
Mensen Instrumenten
Mannen Vrouwen
Moeder Andere vrouwen
Andere talen Moedertaal
Laag Hoog
16. 4. Perceptuele ontwikkeling
• Voorkeur voor zoet
• Geurvermogen noodzakelijk om
moederborst te vinden.
Ruiken en
proeven
• Gevoelig voor aanrakingen
• PijnVoelen
• Defensieve en oriënterende respons
• Prikkelrijke ruimte
Stimulerende
omgeving
18. 5. Seksuele ontwikkeling
• Kinderseksualteit?
= ontdekken van eigen lichaam en de
gevoelens daarbij
• Huidcontact
= basisgevoel van veiligheid
= kinderen leren hun eigen
lichaam kennen
19. Freud
– Psychoseksuele ontwikkelingstheorie
– 5 stadia ~ lichaamsdeel dat lust verschaft
• Orale fase – mond (baby)
• Anale fase – anus (peuter)
• Fallische fase – geslachtsdelen (kleuter)
• Latentiefase – verstand (lagereschoolkind)
• Genitale fase – geslachtscontact (adolescent)
– Geen/teveel bevrediging in een stadium
fixatie
5. Seksuele ontwikkeling
20. 5. Seksuele ontwikkeling
Baby = orale fase (Freud)
• Mond centraal
• Zuigen lustbevrediging
• Anderen: ook de wereld verkennen via de mond
Auto-erotisch gedrag
• Vanaf 1 jaar
• = bewust herhalen van gedrag ‘dat goed doet’
22. 6.Sociaal – emotionele ontwikkeling
Pasgeborene ‘lacht / praat’ tegen iedereen
Moeder – kind interactie
• Neemt toe
• Vooral geleid door moeder
• Moeder > vader
Noodzaak van contact
• Onderzoek Ferdinand de Tweede (13de eeuw)
• Onderzoek Harlow:
experiment met aapjes
24. 6. Sociaal – emotionele ontwikkeling
Hoe ontwikkelt zich dit interne werkmodel?
Is opvoeder beschikbaar en responsief?
Sensitief responsief
Niet sensitief responsief?
Belangrijk: Invloed van gehechtheidswerkmodel
op persoonlijkheid, latere
vriendschappen, eigen ouderschap, …
26. 6. Sociaal – emotionele ontwikkeling
• 8 maanden
• Gehechtheidsfiguur centraal
• Wendt zich af bij vreemden, begint te huilen
Vreemdenangst
• Scheiding van de gehechtheidsfiguur wordt
betekenisvol
• Oplossing: knuffel in vreemde omgeving, enz.
Separatieangst
• = het doelbewust zoeken naar informatie over
de gevoelens van anderen om onduidelijke
omstandigheden te kunnen plaatsen.
Social
referencing
30. 7. Cognitieve ontwikkeling
1. Adaptatie = Aanpassen aan omgeving
• Assimilatie: realiteit inpassen in denken
• Accommodatie: denken aanpassen aan realiteit
2. Equilibratie = Nieuw evenwicht
31. Adaptatie via
babyreflexen
Herhaling (1mnd)
Bij plezier van
handeling
Relatie handeling-
effect (4-8 mnd)
Herhaling bij
plezier van effect
Intentioneel
handelen
(8-12 mnd)
1st doel dan
handeling
Actief
experimenteren
(12-18 mnd)
Echte denken (18-
24 mnd: peuter)
• Wereld ‘verkennen’ via zintuigen door te ‘bewegen’
• Handelen = denken
7. Cognitieve ontwikkeling:
sensori-motorisch stadium
32. 5. Seksuele ontwikkeling
Baby = orale fase (Freud)
• Mond centraal
• Zuigen lustbevrediging
• Anderen: ook de wereld verkennen via de mond
Auto-erotisch gedrag
• Vanaf 1 jaar
• = bewust herhalen van gedrag ‘dat goed doet’
33. 7. Cognitieve ontwikkeling:
sensori-motorisch stadium
• Jonge baby = egocentrisch
– Geen onderscheid tussen zichzelf en omgeving
– Geen objectpermanentie
http://www.youtube.com/watch?v=NjBh9ld_yIo
• Vanaf 1 j:
– Beginnend ontstaan van zelfbesef: besef van het zelf
als eenheid EN los van de omgeving
– Beginnende objectpermanentie
• Vanaf 1,5 j (peuter):
– Echte denken – Voorstellingen maken
41. 9. Spelontwikkeling
• = Activiteiten waarin kinderen met materialen en
met elkaar bezig zijn.
• = NOODZAKELIJK voor de ontwikkeling van het kind
Spel?
• Verandering in spelactiviteiten
• Complexiteit stijgt
Spelontwikkeling?
• Bewegingsspelletjes: bewegen is fun!
• 4 m: interesse in het resultaat van de dingen
• 1j: voorwerpen benoemen
Spel bij de baby?
43. • Persoonlijkheid: eigenschappen die ene
individu van andere onderscheiden
Erikson
– Theorie van de psychosociale ontwikkeling
10. Persoonlijkheidsontwikkeling
44. 8 stadia ~ oplossen van conflict/crisis
1. Vertrouwen versus wantrouwen (baby)
2. Autonomie versus schaamte/twijfel (peuter)
3. Initiatief versus schuld (kleuter)
4. Vlijt versus minderwaardigheid
(lagereschoolkind)
5. Identiteit versus identiteitsverwarring
(adolescent)
6. Intimiteit versus isolement (jongvolwassene)
7. Generativiteit versus stagnatie (volwassene)
8. Integriteit versus wanhoop (rijpheid)
10. Persoonlijkheidsontwikkeling
45. 10. Persoonlijkheidsontwikkeling
Baby: Wortels persoonlijkheid
• Door ervaringen? (Erikson)
• Vertrouwen vs wantrouwen
• Door aanleg?
• Temperament, geslacht
Genderverschillen
• Verschil j/m is klein
• Maar: differentiële behandeling
Editor's Notes
Laatfoto’seerstgewoonzien en vraagaanstudentenwat het verschil is! Watveranderter op lichamelijkvlakallemaal?Iemandeenidee hoe die babytjesgroeien? (groeienallelichaamsdelen even snel?)Antwoorden:Eerste 6 maanden: grotegewichts- en lengtetoenameAsynchronegroei: nietallelichaamsdelengroeien even snel en groeispurtenvindenplaats op verschillendetijdstippen(vb. Voorgeboorte: groeihoofd, ernalichaamgroeit harder)30cm : lengte7kg gewicht
Eerste tanden zijn de twee onderste snijtanden Weetje: Rond leeftijd van 1 jaar ontwikkeling meeste voorste snijtanden. Van melk naar vaste voeding: Tot één jaar blijft melk de voornaamste voeding voor de baby. Vanaf vier maanden kan gestart worden met een fruitpapje, vanaf vijf maanden met een groentepapje en vanaf zes maanden kan hieraan vis of vlees worden toegevoegd. Dit alles moet zeer fijn gepureerd worden, aangezien de baby nog niet zelf kan kauwen. Eens de baby één jaar is kan hij over het algemeen een variëteit aan vaste voeding eten terwijl hij de eigen lepel vast neemt en met beide handen uit een beker kan drinken. De baby kan stilaan ‘van tafel’ mee-eten; kruiden en stukjes zijn niet langer uit den boze.Weetje: baby krijgt dan melkkiezen waardoor hij kan kauwen => kan wel eens zorgen voor tandpijnenDe eerste weken maakt de baby geen onderscheid tussen dag en nacht. Tussen de eerste en de vierde maand komt het slaappatroon tot stand, waarbij de baby ’s nachts doorslaapt. Overdag slaapt de baby op meerdere tijdstippen, verdeeld over de ochtend, de vroege en de late namiddag.Weetje: baby op rug leggen als preventiemaatregel voor wiegendoodWeetje: belang van slaappatroon te respecteren want baby evolueert zowel lichamelijk als op intellectueel vlak!
Wat is de tanggreep?Voordoen5 fases of stadia waarinmotorischeontwikkelingkanonderverdeeldworden: In het begin enkelobserveren (vb. Gaatwereldverkennen, gaatmeekijken en meedraaien)DMV lichamelijkeontwikkeling in staat tot draaien van hoofd en oprichten van romp2. cfr. Baby (‘wathadden we gezienbij de baby?’ => rond 2 maandenwordtgrijpreflexlosser, verdwijnt op 3a4 maanden => doelgerichtgrijpen)6 maanden: kan object vastgrijpen (daarvoorerenkelnaarreiken) => minimaleoog- handcoördinatie1 jaar: verschillendevingers van de hand nemeneengepastepositieaanrond het voorwerp (=tanggreep)Weetje: baby leertookrollen op buik en rug en vervolgensterug!
Zitstadium: vanuit willekeurige positie in zit (afh. Van aanleg en omgeving + ook zelfbepaling van kind). Vele kindjes zitten al veel vroeger, rond 7 maanden.Belangrijk is om kindjes niet te forceren maar ze te ondersteunen; ze tussen je benen zetten, …Kruipstadium: veel verschillende stappen nodig (hoofd en bovenlichaam optillen, stevig in arm rug en bovenlichaam, stevige spieren, evenwicht)Loopstadium: eerdere stappen: overeind leren trekken, zonder steun staan, …Mag ik eens iets vragen? Is dit dan normaal? Gertjan liep op 9 maandenIkzelf op 13 maanden (kruipen op 11 maanden)Hoe leer je baby’s sneller lopen, zitten of kruipen? Grote individuele verschillen tussen kinderen. Soms ook enkel achteruit kruipenWat speelt nu weer mee in de ontwikkeling van een kind (cfr. Inleiding): nurture (omgeving) en nature (aanleg) alsook zelfbepaling
Enkel baby’s die nog geen diepteperspectief ontwikkeld hebben, kruipen over de glasplaat. Anderen aarzelen, wenen,… maar steken de kloof niet over, als roept moeder hen. Vb. op trapje thuis: baby’s zonder diepeperspectief gaan verder kruipen (opgepast!)Rond 3a4 maanden: baby’s hebben zelfde visuele functies als volwassenen.
Baby kan horen en stemmen onderscheiden; voorkeursmethode:Baby’s luisteren het liefst naar mensen, vrouwen, moeder, moedertaal en hoge geluidenOnderzoek: moedertaal: Frans of Russisch: reageerden harder op Frans en baby’s die niet Frans spraken reageerden hetzelfde op beide talenMoeder: ook als ze uit baarmoeder waren (twee uur erna, zonder dat ze stem van moeder al eens buiten baarmoeder gehoord hadden)Moeilijk om te onderscheiden of geluid voor hen bestemd is of achtergrondgeluid is (mama die praat of tv op achtergrond) => Is ook bij jongere kinderen zo! Belangrijk om tv dan uit te schakelen want zo missen kinderen stimulerende responsen
Door babymassage worden kinderen zich meer bewust van hun lichaam. Voorbeeld: na Keizersnede wordt aan de man gevraagd de baby op de huid te houden tot moeder er is. Op die manier blijft de zuigreflex werken en geniet de baby van de warmte, leert geur vader kennen,…Voorbeeld: kinderen in de couveuse worden af en toe in kangoeroedoek meegedragenKind vindt het leuk dat het wordt aangeraakt, ouders die dit doen werken dan ook een gezonde ontwikkeling in de hand. Baby bevindt zich op pregenitale niveau (= genitalieën zijn minder belangrijk voor baby) => orale fase (mond) = via mond leert baby de wereld kennen!Baby leert wat hij leuk vindt en gaat wenen als hij honger heeft of gestreeld wilt worden (weet dat ouders dan komen)Huidcontact is voor alle kinderen belangrijk, is vorm van koesteren en geeft gevoel van veiligheid (basisgevoel)Door eigen lichaam te leren kennen, leren ze het aanvaarden en ze voelen ook dat het gewaardeerd wordt door anderen = belangrijk!Hangt samen met andere ontw. Domeinen (perceptueel, sociaal-emotioneel, persoonlijkheidsont.)
Wereldwordt op zintuiglijke (sensori) en handelende (motorische) wijzebegrepen => nogeen interne denkactiviteiten (handelen = denken)Aanpassen van gedrag => zuigennietenkelmeeraanmoederborst, maar ookfopspeen, knuffel, … gaatookdingenvastgrijpen (fleswegduwen, …)2. Geef voorbeeld bij het herhalen van handelingen: Bvb. eerst toevallig zuigen op vingers (babyreflex) – dit geeft leuk gevoel – vanaf 1 m. gaat kind deze handeling die hem een aangenaam gevoel geeft herhalen (plezier van de handeling zelf).3. Geef een voorbeeld van feit dat baby zich bewust wordt van de relatie tussen eigen handelingen en de effecten daarvan op de omgeving: Bvb. baby merkt dat omklemmen van rammelaar een geluid teweegbrengt – baby herhaalt handeling omwille van het effect en niet meer omwille van het leuke aan de handeling zelf.4. Geef een voorbeeld bij intentioneel handelen, bvb. Het kind kan iets aantrekkelijks op tafel zien liggen en een gekende handeling mobiliseren om het beoogde doel te bereiken: het pakt de tip van het tafellaken vast en probeert aldus het begeerde object naar zich toe te trekken. Het kind kan dus een hindernis verplaatsen om een object te nemen of een middel gebruiken om een object te bemachtigen.5. Geef een voorbeeld bij actief experimenteren, bvb. Dit blijkt onder meer ook in zijn spel. Door te kloppen op verschillende soorten materialen kun je heel vreemde geluiden te voorschijn toveren. Hij ligt op zijn rug en grijpt achtereenvolgens een zwaantje, een doos… strekt zijn arm uit en laat de voorwerpen vallen. Hij varieert zeer duidelijk de plaats van de val: soms trekt hij zijn arm verticaal, dan schuin tegenover zich, of naast zijn ogen… Als het object op een nieuwe plaats valt (bijvoorbeeld op zijn hoofdkussen), laat hij het twee tot drie keer op dezelfde plaats vallen, …, en gaat over naar een andere situatie.6. Geef een voorbeeld bij echte denken, bvb. Een bal rolt onder de zetel of een tafel. De peuter kan door beredeneren weten waar die aan de andere kant tevoorschijn zal komen.