2024 jan 14 - Hasper - 'We hebben een wonder nodig'
De ereplaats?!
1. Welkom Voorganger ds mevr Douma – van der Molen Organist Joh. de Vries Thema: “De ereplaats?!”
2. Voor de dienst zingen we Elb. 186 : 1 Wees mijn leidsman, trouwe Here, voer mij, pelgrim, door de nacht. Ik ben zwak, maar Gij zijt machtig, van wie 'k al mijn steun verwacht.
3. Brood des hemels, brood des hemels, voed mij door uw heil'ge kracht, voed mij door uw heil'ge kracht!
4. 2 Open uw kristalfonteinen, waar de heilstroom uit ontspringt. Laat uw wolkkolom verschijnen als mij moed en kracht ontzinkt.
5. Doe mij reizen, doe mij reizen door uw trouwe zorg omringd, door uw trouwe zorg omringd.
6. Elb. 186 : 3 Komt het uur, dat ik moet sterven, red mij dan uit angst en nood. Doe mij Kanaän beërven; vrij van satan, hel en dood.
7. Eeuwig durend, eeuwig durend maak ik dan uw liefde groot, maak ik dan uw liefde groot.
8. Welkom Voorganger ds mevr Douma – van der Molen Organist Joh. de Vries Thema: “De ereplaats?!”
10. 1. Op U vertrouw ik, HEER der heren, Gij die mijn sterkte zijt. Om uw gerechtigheid wil nimmer mij de rug toekeren. Betoon mij uw nabijheid en stel mij in de vrijheid.
11. 4. In uwe handen, God almachtig, beveel ik nu mijn geest. Mijn hart is onbevreesd. Ik ben altijd uw trouw indachtig, mijn God, die als ik schreide mij troostte en bevrijdde.
13. G 187 – 1 Daar gaat een lam en draagt de schuld
14. 1 Daar gaat een lam en draagt de schuld der wereld met zich mede; het boet in eindeloos geduld voor al wat wij misdeden. Daar gaat het en het wordt zo moe,
15. stil gaat het naar de slachtbank toe, 't vindt nergens meer een weide. Smaad neemt het op zich, hoon en spot, wonden en doodsangst zijn zijn lot en zegt: dit wil ik lijden.
17. Gez. 187 : 2 Ik zal daarvoor mijn leven lang U danken, dit gedenken: de liefde, die 'k van U ontvang, U, Jezus, wederschenken. Gij zijt het licht, Heer, van mijn hart;
18. wanneer het in de dood verstart, dan zijt Gij nog mijn leven. Niets heb ik van mijzelve meer, zie, alles wat ik ben, o Heer, zij in uw hand gegeven.
20. Gez. 187 : 3 Ik zal mij in uw lieflijkheid bij dag en nacht verblijden; ik wil mijzelf nu en altijd U tot een offer wijden. Ik wil voor U mijn hartebloed
21. uitstorten, Heer, want Gij zijt goed, uw naam zij hooggeprezen. Al wat Gij voor mij zijt geweest, dat zal diep in mijn hart en geest voorgoed besloten wezen.
29. Lezen Matteüs 20 : 17 t/m 28 De derde aankondiging van het lijden. Niet heersen, maar dienen
30. 17 Toen Jezus zou opgaan naar Jeruzalem, nam Hij de twaalven terzijde, en onderweg sprak Hij tot hen: 18 Zie, wij gaan op naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden aan de overpriesters en schriftgeleerden
31. en zij zullen Hem ter dood veroordelen. 19 En zij zullen Hem overleveren aan de heidenen om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen, en ten derden dage zal Hij opgewekt worden.
32. 20 Toen kwam de moeder der zonen van Zebedeüs tot Hem, met haar zonen, en zij boog zich voor Hem neder, om iets van Hem te vragen. 21 Hij zeide tot haar: Wat wilt gij? Zij zeide tot Hem: Zeg, dat deze mijn twee zonen mogen zitten,
33. één aan uw rechterzijde en één aan uw linkerzijde in uw Koninkrijk. 22 En Jezus antwoordde en zeide: Gij weet niet wat gij vraagt. Kunt gij de beker drinken, die Ik zal drinken? Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen het.
34. 23 Hij zeide tot hen: Mijn beker zult gij wel drinken, maar het zitten aan mijn rechterzijde en linkerzijde staat niet aan Mij te geven, maar het is voor hen, voor wie het bereid is door mijn Vader. 24 En toen de tien dit hoorden, namen zij het de beide broeders kwalijk.
35. 25 Doch Jezus riep hen tot Zich en zeide: Gij weet, dat de regeerders der volken heerschappij over hen voeren en de rijksgroten oefenen macht over hen. 26 Zo is het onder u niet. Maar wie onder u groot wil worden, zal uw dienaar zijn,
36. 27 en wie onder u de eerste wil zijn, zal uw slaaf zijn; 28 gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen.
39. Op die heuvel daarginds, stond een ruwhouten kruis, het symbool van vervloeking en schuld. Maar dat kruis is voor ons, toch het kostbaarst kleinood, daar Gods wet aan dat hout werd vervuld.
40. Refrein: 'k Klem mij daarom aan Golgotha's kruis, tot de Heer' komt en met Hem het loon, als die grote dag aanbreekt en Hij ons dat Kruis dan verwisselt voor d' eeuwigheidskroon.
41. O, dat ruwhouten kruis, door de wereld gesmaad, heeft een wond're bekoring en macht. Want Gods Zoon liet Zijn troon, Hij droeg smaadheid en hoon, om de vreugd' die dat kruis voor ons bracht.
42. Refrein: 'k Klem mij daarom aan Golgotha's kruis, tot de Heer' komt en met Hem het loon, als die grote dag aanbreekt en Hij ons dat Kruis dan verwisselt voor d' eeuwigheidskroon.
43. Van dat ruwhouten kruis, met het bloed van Gods Zoon, straalt een licht dat door niets wordt gedoofd. Vol van schoonheid en pracht, vol van reddende kracht, voor een ieder die in Hem gelooft.
44. Refrein: 'k Klem mij daarom aan Golgotha's kruis, tot de Heer' komt en met Hem het loon, als die grote dag aanbreekt en Hij ons dat Kruis dan verwisselt voor d' eeuwigheidskroon.
45. Help mij Heer', aan dat kruis, trouw te zijn tot de dood, ook als hier smaad en spot is mijn loon. Want dat kruis droeg de straf, nam de schuld van mij af, 't werd de toegang voor mij tot Gods troon.
46. Refrein: 'k Klem mij daarom aan Golgotha's kruis, tot de Heer' komt en met Hem het loon, als die grote dag aanbreekt en Hij ons dat Kruis dan verwisselt voor d' eeuwigheidskroon.