3. 1
Verlosser, Vriend, o hoop, o lust
van die U kennen, neem het lied,
dat U in 't stof een stervling biedt,
een zondaar, die uw voeten kust.
Een zondaar, een verlost', o Heer,
en nu geen zondaar meer.
4. O, neem het aan!
Gij laat geen bidder staan,
Gij hoort in hemelingen
verloste zondaars zingen.
O, neem het aan!
5. 2 Bedreigt mij leed, ontmoet mij
smart,
ik vrees geen kwaad,
maar klaag het Hem.
Hoe groot in eer, Hij hoort mijn stem,
hoe ver van de aard,
Hij kent mijn hart.
Gods zoon vergeet de broeder niet
die Hij op aarde liet.
6. die Hij op aarde liet.
Hij is mijn hoop.
Hij wies mij met zijn doop,
Hij geeft mij brood en beker,
'k ben van zijn liefde zeker.
Hij is mijn hoop!
7. 3
Waar is een vreugd, een kalmt', een
heil,
zo zalig, als dit hoogst genot?
Het vloeit uit God en keert tot God,
het heeft noch maat, noch perk,
noch peil.
In Jezus is mijn zalig lot
verborgen bij mijn God.
8. Hij is mijn lust,
ook als mijn stof eens rust.
O, prijst Hem, mijn gezangen!
Ik blijf zijn komst verlangen.
Hij is mijn lust!
9. Welkom
Voorganger ds van Rheenen
Organist Johannes de Vries
Thema: “Komt er nog wat van?”
Viering Heilig Avondmaal
11. 1
Hoe sprong mijn hart hoog
op in mij,
toen men mij zeide: "Gord u aan
om naar des HEREN huis te gaan!
Kom ga met ons en doe als wij!"
Jeruzalem, dat ik bemin,
wij treden uwe poorten in,
12. u, Godsstad, mogen wij
ontmoeten!
Jeruzalem, van ver aanschouwd,
wel saamgevoegd en welgebouwd,
o schone stede, die wij groeten.
13. 2
Hoe zijn de stammen opgegaan!
Hier gingen ons de voeten voor
der pelgrims, die de HEER verkoor,
hier, waar uw heilge muren staan!
Jeruzalem, dat ik bemin,
wij treden uwe poorten in
14. naar 's HEREN woord, om zijns
naams ere!
Zo is het Israël gezegd:
hier zijn de zetels van het recht,
de troon, waar David zal regeren!
15. Stil gebed
Votum en groet
Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,
En van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Amen.
18. 1
Halleluja, lof zij de Heer!
Aanbidt de Vader, geeft Hem eer,
de Schepper aller dingen!
De roem van zijn barmhartigheid,
zijn wijsheid, macht en majesteit
moet al het schepsel zingen.
19. 2
Halleluja, lof zij de Zoon,
gedaald van 's hemels hoge troon
tot heil van stervelingen!
Hem, die voor onze zonden stierf,
ons 't leven door zijn dood
verwierf,
moet al het schepsel zingen.
20. 3
Halleluja, de Geest zij eer!
Als in zijn tempel daalt Hij neer
in 't hart van stervelingen!
Hem, die ons troost en leert en
leidt,
en voor de hemel toebereidt,
moet al het schepsel zingen.
23. 1
De Heer is mijn Herder!
'k Heb al wat mij lust;
Hij zal mij geleiden
naar grazige weiden.
Hij voert mij al zachtkens
aan waatren der rust.
24. 2
De Heer is mijn Herder!
Hij waakt voor mijn ziel,
Hij brengt mij op wegen
van goedheid en zegen,
Hij schraagt me als ik wankel,
Hij draagt me als ik viel.
25. 5
De Heer is mijn Herder!
Hem blijf ik gewijd!
'k Zal immer verkeren
in 't huis mijnes Heren:
zo kroont met haar zegen
zijn liefde me altijd.
28. 1 op de eenentwintigste dag van de
zevende maand, sprak de HEER
opnieuw bij monde van de profeet
Haggai. Hij droeg hem op: 2 ‘Zeg
tegen Zerubbabel, zoon van
Sealtiël en gouverneur van Juda,
en tegen Jozua, zoon van Josadak
en hogepriester, en tegen wie er
van het volk nog over zijn:
29. 3 “Wie van jullie heeft deze tempel
nog in zijn vroegere luister gezien?
En hoe ziet hij er nu uit? Jullie
denken zeker dat het niets meer
kan worden!” 4 Maar houd vol,
Zerubbabel – spreekt de HEER –,
houd vol, Jozua, zoon van Josadak
en hogepriester; jullie allen,
bewoners van dit land, houd vol! –
spreekt de HEER.
30. Werk door, ik ben bij jullie –
spreekt de HEER van de hemelse
machten. 5 Dat heb ik jullie beloofd
toen jullie wegtrokken uit Egypte;
ik zal steeds in jullie midden
aanwezig zijn, wees dus niet
bevreesd. 6 Want dit zegt de HEER
van de hemelse machten: Nog een
korte tijd, een ogenblik slechts, en
ik zal de hemel en de aarde,
31. de zee en het land doen beven.
7 Alle volken breng ik in beroering,
hun schatten zullen mij toevallen
en mijn huis zal ik vullen met
pracht en rijkdom – zegt de HEER
van de hemelse machten. 8 Het
zilver is voor mij en het goud is
voor mij – spreekt de HEER van de
hemelse machten.
32. 9 De luister van deze tempel zal
groot zijn, nog groter dan voorheen
– zegt de HEER van de hemelse
machten –, en van hieruit zal ik
jullie vrede en voorspoed geven –
spreekt de HEER van de hemelse
machten.’
35. Heer, ik prijs uw grote naam.
Heel mijn hart wil ik U geven.
Want U bent de weg gegaan
die mij redding bracht en leven.
36. U daalde neer van uw troon
om mens te zijn.
Van de stal naar het kruis
droeg U mijn pijn.
Van het kruis naar het graf.
Uit het graf weer opgestaan.
Heer, ik prijs uw grote naam.
39. 1
Grote God, wij loven U,
Heer, o sterkste aller sterken!
Heel de wereld buigt voor U
en bewondert uwe werken.
Die Gij waart te allen tijd,
blijft Gij ook in eeuwigheid.
40. 2
Alles wat U prijzen kan,
U, de Eeuwge, Ongeziene,
looft uw liefd' en zingt ervan.
Alle englen, die U dienen,
roepen U nooit lovensmoe:
`Heilig, heilig, heilig' toe!