1. Welkom Voorganger mevr Kramer Organist Joh de Vries Thema:” De navolging van Christus: Nee zeggen tegen jezelf en ja zeggen tegen Christus.”
2.
3. 1 In Christus is noch west noch oost, in Hem noch zuid noch noord, één broederschap rust in zijn troost, één wereld in zijn woord.
4. 2 Tot ieder hart, dat Hem behoort, met Hem gemeenschap vindt. De dienst aan Hem is 't gouden koord dat allen samen bindt.
5. 4 Laat zuid en noord nu zijn verblijd, Hem prijzen west en oost. Aan Christus hoort de wereld wijd, in Hem is zij vertroost.
6. Gez. 312 : 1 Behoed uw kerk, zet uit, o God, haar palen, zij kenn' eerlang geen grenzen meer! Dat elk in naam van onze Heer de knieen voor U buig', en alle talen uw lof herhalen.
7. Gez. 312 : 3 Blijf door uw trouw ons zwak geloof beschamen, ontfermend Vader, de aard' word' één in uwe Zoon, door Hem alleen! Breng in uw huis eens al uw kindren samen voor eeuwig! Amen!
8. Welkom Voorganger mevr Kramer Organist Joh de Vries Thema:” De navolging van Christus: Nee zeggen tegen jezelf en ja zeggen tegen Christus.”
9.
10. Een vaste Burcht is onze God, een toevlucht voor de zijnen. Al drukt het leed, al dreigt het lot, Hij doet zijn hulp verschijnen. De vijand rukt vast aan met opgestoken vaân. Hij draagt zijn rusting nog van gruwel en bedrog, maar zal als kaf verdwijnen.
11. Geen aardse macht begeren wij, die gaat wel ras verloren. Ons staat de sterke Held terzij, die God ons heeft verkoren. Vraagt gij zijn naam zo weet, dat Hij de Christus heet. Gods eengeboren Zoon, Verwinnaar op de troon. De zege is ons beschoren.
12. Gods woord houdt stand in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijken. Beef, satan! Hij die ons geleidt zal u de vaân doen strijken! Delf vrouw en kind'ren 't graf. Neem goed en bloed ons af. Het brengt u geen gewin, wij gaan ten hemel in en erven koninkrijken!
15. Leid mij, Heer, o machtig Heiland door dit leven aan uw hand. Ik ben zwak, maar Gij zijt machtig, wees mijn Gids in 't barre land. Gij mijn Sterkte, Gij mijn Leider, vul mij met uw Geest steeds meer, vul mij met uw Geest steeds meer.
16. Laat mij zijn een Godsgetuige, sprekend van U meer en meer. leid mij steeds door uwe liefde, groeiend naar uw beeld, o Heer. Brood des levens, Brood des hemels, voed mij dat ik groei naar U, voed mij dat ik groei naar U.
17. Laat door mij uw levend water vloeien als een klare stroom. O, Heer Jezus, 't wordt steeds later dat uw Geest over allen koom'. Machtig Heiland, mijn Verlosser, kom, Heer Jezus, in uw kracht, kom, Heer Jezus, in uw kracht.
18. Gij mijn Sterkte, Gij mijn Leider, vul mij met uw Geest steeds meer, vul mij met uw Geest steeds meer. Brood des levens, Brood des hemels, voed mij dat ik groei naar U, voed mij dat ik groei naar U.
19. Machtig Heiland, mijn Verlosser, kom, Heer Jezus in uw kracht, kom, Heer Jezus in uw kracht.
20.
21.
22.
23. Vader, vol van vrees en schaamte, buigen wij voor U. Heel uw werk door ons vertreden, klaagt ons, mensheid aan bij U.
24. Heer ontferm U over ons, die schuldig voor U staan. U bent onze God en Redder, neem ons in uw liefde aan.
25. Vader, in dit uur der waarheid, keren w'ons tot U. O, vergeef ons, Heer herstel ons, maak ons hart en leven nieuw.
26. Vul ons met uw heil'ge Geest, geef vuur en kracht steeds weer. Ieder zal uw macht aanschouwen, dat wij uw naam verhogen Heer.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
33.
34. 1 Van David. Wees niet afgunstig op de bedrijvers van ongerechtigheid, benijd niet wie onrecht plegen; 2 want zij verdorren snel als het gras, en verwelken als het groene kruid. 3 Vertrouw op de HERE en doe het goede, woon in het land en betracht getrouwheid;
35. 4 verlustig u in de HERE; dan zal Hij u geven de wensen van uw hart. 5 Wentel uw weg op de HERE en vertrouw op Hem, en Hij zal het maken; 6 Hij zal uw gerechtigheid doen opgaan als het licht, en uw recht als de middag.
36. 7 Wees stil voor de HERE en verbeid Hem; wees niet afgunstig op wie zijn weg voorspoedig maakt, op de man die boze plannen smeedt. 8 Sta af van toorn en laat de grimmigheid varen, wees niet afgunstig – dat sticht louter kwaad.
37. 9 Want boosdoeners worden uitgeroeid, maar wie de HERE verwachten, zij zullen het land beërven. 10 Immers nog een wijle, en de goddeloze is niet meer; als gij let op zijn plaats, dan is hij niet meer; 11 maar de ootmoedigen beërven het land en verlustigen zich in grote vrede.
38.
39. 2 Verlustig u, mijn ziel, in God den HERE. Hij maakt het wel voor wie op Hem vertrouwt. De HEER vervult uw diepste zielsbegeren.
40. Wentel op Hem al wat uw weg benauwt. Uw recht zal eenmaal helder triomferen, zoals het middaglicht zijn intocht houdt.
41. 3 Wees niet afgunstig op de welgeachte die zich verheft op 't kwaad door hem gedaan. Verteer u niet in toornige gedachten,
42. maar beid Gods tijd, wees stil, leer het verstaan dat Hij het land geeft aan wie op Hem wachten en dat wie kwaad doet kwalijk zal vergaan.
43.
44. 17 Weest allen mijn navolgers, broeders, en ziet op hen, die evenzo wandelen, gelijk gij ons tot voorbeeld hebt. 18 Want velen wandelen – ik heb het u dikwijls van hen gezegd, maar nu zeg ik het ook wenende – als vijanden van het kruis van Christus.
45. 19 Hun einde is het verderf, hun God is de buik, hun eer stellen zij in hun schande, zij zijn aardsgezind. 20 Want wíj zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten,
46. 21 die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen.
47.
48. 1 Neem mijn leven, laat het, Heer, toegewijd zijn aan uw eer. Maak mijn uren en mijn tijd tot uw lof en dienst bereid.
49. 2 Neem mijn handen, maak ze sterk, trouw en vaardig tot uw werk. Maak dat ik mijn voeten zet op de wegen van uw wet.
50. 5 Neem mijn wil en maak hem vrij, dat hij U geheiligd zij. Maak mijn hart tot uwe troon, dat uw Heilge Geest er woon'.
51. 10 Neem ook mijne liefde, Heer, 'k leg voor U haar schatten neer. Neem mijzelf en voor altijd ben ik aan U toegewijd.
52.
53.
54. 1 O Heiland, trouwe Heer, moog' onze tong U prijzen, doch zij ook door de daad U lof en eer gebracht! Als uit het dorre hart geen liefdedaden rijzen, dan zijn de lied'ren dood, de zangen zonder kracht.
55. 4 Ik hoor de roep van 't leed, der wereld bange vragen, alom wijst God m'in and- re mensen broeders aan. Ziet, welk een grootse taak: wat wankel is te schragen, en bouwen 's Heren Kerk. Vat aan het werk, vat aan!
56.
57. Collecte 1 ste stichting Mensenkinderen 2 de voor de kerk
59. 1 O grote God die liefde zijt, o Vader van ons leven, vervul ons hart, dat wij altijd ons aan uw liefde geven. Laat ons het zout der aarde zijn, het licht der wereld, klaar en rein. Laat ons uw woord bewaren, uw waarheid openbaren.
60. 2 Maak ons volbrengers van dat woord, getuigen van uw vrede, dan gaat wie aarzelt met ons voort, wie afdwaalt met ons mede. Laat ons getrouw de weg begaan tot allen die ons verre staan en laat ons zonder vrezen de minste willen wezen.
61. 4 Wij danken U, o liefde groot, dat Christus is gekomen. Wij hebben in zijn stervensnood uw diepste woord vernomen. Nog klinkt dat woord; het spreekt met macht en het wordt overal volbracht waar liefde wordt gegeven, wij uit uw liefde leven
62.
63. Dankdag voor gewas en arbeid Woensdagavond om 19.30 uur mevr Kramer Thema: “Danken in crisistijd” mmv “Looft den Heer”