1. Belgie: Kan het beter?
De oplossing ligt in het afschaffen van de laatste
vorm van slavernij in de 21e eeuw.
Piet De Pauw
24 Feb 2012
In dit paper wordt een analyse gemaakt van de kenmerken van het systeem van
representatieve democratie. Er wordt aangetoont dat alle representatieve
democratieen instabiel zijn en afglijden naar een inefficiente particratie. We
benchmarken met de best presterende natie in de wereld. Door een analyse te maken
van de organizatiestructuur en principes van die best presterende natie komen we tot
een verbeterd voorstel. Dit voorstel komt neer op een afschaffing van een vorm van
slavernij die voorkomt in de 21e eeuw, en dat een loophole vormt voor het ontnemen
van rechten van vrijheden en eigendommen van individuen. Door het wegnemen van
die vorm van slavernij worden besparingen gerealizeerd. De besparingen van het
voorgestelde model tov de Belgische structuur worden geschat op ongeveer 25% van
het BNP. Een nieuwe rol voor politici wordt voorgesteld, namelijk bestuurders van
gemeentelijke bedrijven.
Het paper is opgebouwd uit 8 delen:
1. Representatieve Democratie ideaal versus werkelijkheid
2. Waarom representatieve democratie ALTIJD afglijdt naar particratie
3. Benchmarking the Best in Class
4. Verklaring van de performantieverschillen
5. Grondoorzaak de vergeten waarden
6. Aanbevolen ordening van de samenleving
7. Quantificering van de winst
8. Een nieuwe en andere rol voor politici
2. Deel 1: Representatieve Democratie ideaal
versus werkelijkheid
Het ideaal van de representatieve democratie is gedegeneerd tot een inefficiente
particratie.
Figuur 1: Ideaal model van een representatieve democratie (bron: Frank Van Dun)
3. Figuur 2: In werkelijkheid is elke representatieve democratie afgegleden naar
particratie (bron: frank Van Dun)
Kenmerken van die afgleden representatieve democratie zijn als volgt:
- hoog beslag van de overheid op het BNP per capita
- hoge belasting op arbeid
- hoge belasting op kapitaal
- hoge mate van zwartwerk
- oplossen van problemen in een conflict
- opzetten van bevolkingsgroepen tegen elkaar
- stakingen
- betogingen
- bedenkelijke openbare dienstverlening
- overreglementering
-lage wetsgetrouwheid
4. Deel 2: Waarom representatieve democratie
ALTIJD afglijdt naar particratie
De informatie toont aan waarom elke representatieve democratie noodzakelijkerwijze
afglijdt naar een particratie.
Het bewijs verloopt via de theorie van Peter Senge in “The fifth Principle”: “When
placed in the same system, people however different, produce the same results.”
m.a.w. ook al plaatsen we politici van geode wil in het system van representatieve
democratie, toch zal het bijven evolueren naar een particratie.
Deze stelling is volledig in overeenstemming met de zogenaamde ijzeren wet van de
oligarchie. Deze Sociologische wet, geformuleerd in 1911 door de Duits-Italiaanse
socioloog Robert Michels (*).
De wet stelt dat elk representatief Systeem, onafhankelijk van het democratische of
autocratische gehalte in het begin, onvermijdelijk evlueert naar een oligarchie..
(*) Robert Michels, Zur Soziologie des Parteiwesens in der modernen Demokratie :
Untersuchungen über die oligarchischen Tendenzen des Guppenlebens, Klinkhardt,
Leipzig, 1911, 401 blz. en R. Michels & J. A. A. Van Doorn, Democratie en
organisatie. Een klassieke theorie, Universitaire Pers, Rotterdam, 1969, 196 blz.
De IJzeren wet van de Oligarchie wordt beschouwd als de “Eerste Hoofdwet van de
Politicologie “
5. Deel 3: Benchmarking the Best in Class
Hoe moet het dan wel? Dit doen we door naar de best presterende organizatie te
kijken. De beste presteerende organizatie bloijkt Zwitserland te zijn. Hiervoor zijn
volgende argumenten:
1) Zwitserland heeft een van de hoogste BNP per capita van alle landen in de wereld.
2) Zwitserland heeft een zeer lage staatsschuld tov BNP
De Europese schuldenkrisis gaat aan Zwitserland voorbij.
3) Zwitserland heeft een van de laagste belastingen in de wereld.
4) Zwitserland behoort tot die landen met het hoogste subjectief welzijn ter wereld.
5) Zwitserland is de meest competitieve natie ter wereld.
In 2010 heeft het World Economic Forum Zwitzerland als de meest competitieve
natie voorgesteld. http://www.finfacts.ie/irishfinancenews/article_1020536.shtml
Nochtans heeft Zwitserland een hele reeks competitieve handicaps:
Zeer weinig grondstoffen, hoge loonkost, sterke munt, chronisch tekort aan
arbeidskrachten.
6) Zwitserland werd door de Europese Unie uitgeroepen als veruit de meest
innovatieve natie.
http://ec.europa.eu/research/innovation-union/pdf/iu-scoreboard-2010_en.pdf
7) Zwitserland heeft een van de laagste moord ratios per hoofd van de bevolking
terwijl de bevolking oorlogswapens in huis heeft.
8) Zwitserland heeft een van de laagste cijfers verkrachtingen per hoofd van de
bevolking.
6. Deel 4: Verklaring van de
performantieverschillen
Weinigen blijken echt het Zwitserse model te kennen. Men kent het meestal van de
directe democratie. De beste analyse van de principes waarop de Zwitserse
samenleving is gebaseerd werd gepubliceerd door prof Gasser, in zijn boek
“Gemeindefreiheit als rettung Europas”, gepubliceerd voor het eerst in 1943.
Een excellente samenvatting ervan in Het Nederlands werd gemaakt door Geert Van
Hout, en gepubliceerd op zijn website:
http://berlijnsereflecties.blogspot.com/2010/01/gemeentevrijheid-als-redding-van-
europa.html
en
http://berlijnsereflecties.blogspot.com/2010_03_01_archive.html
Ik geef hieronder de belangrijkste passages:
“...postuleert Gasser dat er twee soorten democratieën bestaan: gezonde en broze
democratieën. In tegenstelling tot gezonde democratieën slagen broze democratieën
er niet in, vrijheid en recht langdurig en stabiel met elkaar te verzoenen. Broze
democratieën eindigen onvermijdelijk in chaos. Eén enkel kenmerk volstaat om
gezonde van broze democratieën te onderscheiden: de graad van daadwerkelijk
gemeentelijk en regionaal zelfbestuur. Alle in voetnoot (2) genoemde gezonde
democratieën kennen een lange historische traditie van gemeentelijk zelfbestuur, van
ware "gemeentevrijheid". Omgekeerd is (1947!, gvh) een doorgedreven
bureaucratisch centralisme het kenmerk van alle gefaalde, broze democratieën. In
deze tegenstelling ligt volgens Gasser het ultieme antwoord op de vraag waarom
sommige democratieën de moeilijke eerste helft van de twintigste eeuw wel konden
overleven, andere niet.
Hoe is politieke gemeenschapsvorming überhaupt mogelijk? Vanuit een bestuurlijk
standpunt bestaan er twee archetypen van gemeenschapsvorming: de op
heerschappij gebaseerde en de op vrijwillige associatie gebaseerde
gemeenschapsvorming. Of nog: de hiërarchisch-bureaucratische en de associatief-
federatieve gemeenschap. Beide zijn fundamenteel verschillend, op veel vlakken zelfs
diametraal aan elkaar tegengesteld.
De hiërarchische gemeenschap is van bovenaf gegroeid en berust op de principes
van ondergeschiktheid en gehoorzaamheid aan de staatsmacht. De op vrijwillige
associatie gebaseerde gemeenschap (ook gemenebest genoemd) daarentegen is van
onderaf 'organisch' gegroeid, vanuit een vrije en collectieve wil tot samenleven en
samenwerken. Historische voorbeelden van hiërarchisch-bureaucratische
gemeenschappen zijn het feodalisme, het absolutisme, de Duitse staat tot 1933 en de
Franse IIIe Republiek. Sinds de tijd van het Absolutisme kennen de meeste staten op
7. het Europese vasteland een gecentraliseerde bureaucratie. Immers, zodra een op
heerschappij gebaseerde staat een relatief groot geografisch gebied bestrijkt is een
centralistisch georganiseerd militair-bureaucratisch systeem onontbeerlijk.
Daarentegen wortelt een van onderaf gegroeide gemeenschap altijd in de lokale
ruimte, meer bepaald in de gemeente, omdat associatief zelfbestuur zich alleen lokaal
kan ontwikkelen. De geschiedenis leert ons dat ook zulke vanouds vrije
gemeenschappen zich tot een nationale staat kunnen aaneensluiten (bvb. Engeland,
Zwitserland, Nederland, de VS).
Weliswaar hadden de ideeën van het liberalisme tot gevolg dat ook hiërarchische
staten beperkte vormen van lokaal zelfbestuur invoerden en dat anderzijds vrije
gefedereerde staten hun administratie ten dele centraliseerden. Maar toch bleven de
fundamentele verschillen onaangeroerd. Zo werd de centrale administratie in landen
met ware gemeentevrijheid nooit meer dan een soort dakorganisatie. Anders gezegd:
ondanks een zekere bestuurlijke centralisatie in federatieve gemeenschappen
doordrong de administratieve bevelstructuur er nooit de hele staat van het nationale
tot het lokale niveau. Dit in tegenstelling tot centralistisch-bureaucratische staten,
waar onmogelijk ware lokale autonomie kan bestaan, aangezien de administratie er
zonder het ordenend principe van bevelen en gehoorzamen niet naar behoren kan
functioneren (zie ook lager). Kortom, in de wereld van de gemeentevrijheid is het
ordenend principe de "gemeenschapsgeest", de collectieve wil tot samenleven. In
centralistische landen is het ordenend principe de gehoorzaamheid aan de staat.
Een gemeenschap van vrije en weerbare (dus bewapende) burgers kan historisch
gezien slechts op één manier ontstaan: door vrijwillige associatie van die burgers.
Wanneer elke burger traditioneel het recht heeft om wapens te dragen, kan een
gemeenschap alleen maar uit een collectieve wil ontstaan. Zo komt op organische
wijze een synthese van vrijheid en orde tot stand. Een verzoening van deze twee
tegengestelde begrippen wordt pas mogelijk wanneer de wil tot vrije collectieve
samenwerking onafscheidelijk verbonden is met de wil tot vrije collectieve inpassing
(Dt. Einordnung) in de gemeenschap. Anders uitgedrukt: voorwaarde voor het
functioneren van een vrije gemeente of een gemenebest van vrije gemeenten is de wil
van het individu om mee verantwoordelijkheid voor de gemeenschap op te nemen. De
centralistische machtsstaat daarentegen is gebaseerd op hiërarchische verhoudingen
(Dt. Über- und Unterordnung), dus op onderwerping van het individu aan de
staatsorde.
Hoofdvoorwaarde voor zo'n "vrijwillige inpassing" is dat de leden van de
gemeenschap dezelfde fundamentele geestelijke en morele waarden bezitten. Met
andere woorden, er moet een collectief geweten voorhanden zijn (Gasser noemt dit
"ethisch collectivisme"), met als noodzakelijk kenmerk een in hoge mate uniforme
"publieke opinie", althans voor wat fundamentele waarden en normen betreft.
Volgens Gasser is dàt wat Tocqueville met "tyrannie van de meerderheid" bedoelde:
de vrije wil van de betrokken individuen creëert een collectief gevoelde dwang tot
conformering aan de gemeenschappelijke wil. Daar een centralistisch bestuurswezen
8. ontbreekt is een vrije gemeente (of een gemenebest van vrije gemeenten) aangewezen
op een machtige publieke opinie om de maatschappelijke cohesie te waarborgen. Als
voorbeeld noemt Gasser de indrukwekkende eendracht waarmee de Britten zich bij
het begin van de Tweede Wereldoorlog achter hun leiders schaarden.
Van alle collectieve bindingen die gezamenlijk de publieke opinie vormen zijn de
ethische bindingen het fundamenteelst. Volgens Gasser is dit van groot belang:
"Terwijl in een hiërarchisch-bureaucratische staat politiek en moraal op
fundamenteel verschillende niveaus liggen, zijn ze in de associatief-decentrale staat
onafscheidelijk verbonden". Dat is het fundamentele wezenskenmerk van een op
gemeentevrijheid gebaseerde gemeenschap. Gasser vat dit samen onder de noemer
"communale gemeenschapsethiek".
Vervolgens bespreekt Gasser de kenmerken van een communale gemeenschapsethiek:
collectieve wetsgetrouwheid, collectief vertrouwen, collectieve verdraagzaamheid,
humaniteitsidee.
Collectieve wetsgetrouwheid. Een uit vrije associatie en communalisme gegroeide
gemeenschap heeft zijn wortels noodzakelijk in het volksrecht (in tegenstelling tot het
"herenrecht", het recht van de machthebbers). Immers, vrije en bewapende burgers
kunnen slechts vrijwillig een gemeenschap vormen zolang ze gelijklopende
rechtsopvattingen hebben. De voor communale gemeenschappen typische
wetsgetrouwheid van de burgers vloeit voort uit een collectieve trots op het
bestaande. Dit verklaart ook waarom deze gemeenschappen zo sterk aan het
bestaande recht vasthouden: ze zijn niet bereid de bestaande rechtsorde door een
andere te vervangen. Hoogstens willen ze het geldende recht aanvullen met nieuwe
rechtsregels. Gemenebesten zijn dus in wezen conservatief, niet in de betekenis van
"reactionair" of "niet progressief", wel van "niet revolutionair". Vrijheid is pas
levenskrachtig wanneer ze een voedingsbodem vindt in zulk een volksrechtelijk-
conservatieve gemeenschapszin. Deze gemeenschappen kennen dan ook geen hogere
politieke autoriteit dan de overgeleverde en collectief gedragen rechtsorde. Dit
verklaart waarom ze voor altijd beschut lijken voor de tendens om zich van binnenuit
tot een totalitaire staat te ontwikkelen.
Collectief vertrouwen. De aldus ontstane verbinding van vrijheid en recht is de basis
van een sterk collectief vertrouwen onder de burgers. Hoezeer de persoonlijke
belangen en overtuigingen onderling ook mogen verschillen, er blijft altijd een
vertrouwen bestaan dat alle partijtegenstellingen overstijgt: het vertrouwen in de
wetsgetrouwheid van de meerderheid der medeburgers. Dit collectieve vertrouwen
verbindt tegengestelde groepen met elkaar: regerenden en geregeerden, armen en
rijken, arbeiders en academici. Het verklaart waarom men in een gemenebest weinig
angst heeft voor de "gewone man". Doch zo'n vertrouwen kan alleen in een kleine
gemeenschap bestaan. Daarom moet elk gemenebest opgebouwd zijn uit vrije en
autonome lokale gemeenschappen die zich vrijwillig associëren tot een groter geheel
9. ("collectiviteitenstaat"). Zulke gemeenschappen zijn zelfs in staat, de moderne partij-
en klassentegenstellingen grotendeels op te vangen en te milderen. De verhoudingen
tussen politieke partijen in een gemenebest zijn veel minder gekenmerkt door een
onderlinge strijd om de macht: het algemeen landsbelang staat altijd voorop.
Collectieve verdraagzaamheid. Uit dit collectieve vertrouwen op lokaal niveau groeit
een collectieve verdraagzaamheid op regionaal en nationaal niveau. Wie in de
gemeente geleerd heeft om met zijn tegenstanders naar compromissen te zoeken, zal
dit ook op een hoger niveau nastreven. Als de passies of de strijd in een gemeente te
hoog oplopen, zullen naburige gemeenten daar weinig begrip voor opbrengen en
trachten te bemiddelen, terwijl in centralistische landen lokale rivaliteiten vaak nog
versterkt worden door de bestaande partijtegenstellingen. Ook dit is een historisch
feit: in de wereld van de gemeentevrijheid waren de klassentegenstellingen nooit zo
scherp als in centralistische staten. Ook zijn "conservatief", "liberaal" en
"socialistisch" er geen onverzoenlijke tegenstellingen, ze horen integendeel
onafscheidelijk bij elkaar. In een gemenebest is de conservatief deels liberaal en
socialist, de liberaal deels conservatief en socialist, de socialist deels liberaal en
conservatief.
Humaniteitsidee. Het uitgangspunt van een op "ethisch collectivisme" gestutte
gemeenschap is, aldus Gasser, "niet de individuele vrijheid, maar de
gemeentevrijheid". Echter, in de gemeentevrijheid zit immanent "een kiem van
individuele vrijheid, in de vorm van een 'levenwekkend' en 'orde scheppend' element".
De gemeenschap moet er alles aan doen om de geldende collectieve waarden
(wetsgetrouwheid, vertrouwen en verdraagzaamheid) te behouden en te versterken.
De burgers moeten gemotiveerd blijven om zich in de gemeenschap in te passen en de
regels te volgen. Dat kan alleen door een permanente zelfopvoeding van de mensen
tot vrije, bewuste, verantwoordelijke, verdraagzame burgers. Elke van onderaf
opgebouwde gemeenschap is erop aangewezen, "zijn burgers aan te manen tot
respect van bepaalde levenswaarden". De belangrijkste van deze waarden zijn:
respect voor vrijheid en recht, bereidheid tot vertrouwen en trouw aan het gegeven
woord, verdraagzaamheid en gematigdheid, respect voor de rechten van de
zwakkeren, het geloof in het goede van de mens en zijn capaciteit om zichzelf te
verbeteren. Zo bekeken is de gemeentevrijheid ook de bron van de humanitaire idee
zelf. Elk systeem van zelfbestuur is tegelijk een burgerschool, een instelling voor
humanitaire vorming. Alleen op deze geestelijke en morele basis konden stabiele en
inwendig gezonde democratieën ontstaan.”
10. Deel 5: Grondoorzaak de vergeten waarden
Het Zwitserse systeem is gebazeerd op de fundamentele mensenrechten, zoals die
werden onwikkeld in de eeuw van de verlichting, en welke kernachtig kunnen
worden geformuleerd als volgt “Ieder mens heeft zlefbeschikking over zijn eigen
leven, vrijheid en de producten van zijn vrijheid: zijn eigendommen”.
11. Deel 6: Aanbevolen ordening van de
samenleving
We kunnen nu op natie niveau een grondwet maken waarin deze fundamentele
mensenrechten worden gegarandeerd. Een excellente formulering heirvan werd
gemaakt door Eric Verhulst in zijn paper: “Imagine all the people, living in peace.
United Human Society on Fundamental Principles” welke zal gepubliceerd worden
op de WEA online conference “Economics in Society: The Ethical Dimension” op 5
maart 2012.
Fundamentele Vrijheden (Rechten)
Fundamentele Vrijheden
(Rechten) van de Mens
1) Respect (Zelfbeschikking) voor Leven
2) Respect (Zelfbeschikking) voor
Vrijheid
3) Respect (Zelfbeschikking) voor
Eigendom
Figuur 3: Door de grondwet krijgt het individu echte rechten, fundamentele rechten
genoemd
Die mensen zijn nu vrij overeenkomsten te sluiten met anderen, zelf een organziatie
van mensen op te starten, of aan te sluiten bij bestaande organziaties van mensen.
Deze overeenkomsten zijn win-win overeenkomsten, zoniet zouden deze niet worden
afgesloten. Mogelijke overeenkomsten zijn: aankoop of verkopsovereenkomst,
arbeidsovereenkomst, mede-eigenaar worden van een bedrijf door aankoop aandelen
en zo toetreden tot de gemeenschap van de eigenaars van een bedrijf, eigenaar
worden van een huis (bijvoorbeeld in een condominium) of eigenaar worden van een
appartementsgebouw en zo toetreden tot de eigenaarsverenig. Een dergelijke
samenleving wordt een contractuele samenleving genoemd. Door die
overeenkomsten krijgt het individue nieuwe rechten bovenop de bestaande
findamentele mensenrechten, maar tegelijk krijgt hij ook nieuwe plichten. Deze
nieuwe plichten zijn eigenlijk een beperkte inlevering van de fundamentele
12. mensenrechten van het individu. Doordat de voordelen (nieuwe rechten) groeter z ijn
dan de nadelen (nieuwe plichten) kiest het individu toch voor het aangaan van deze
overeenkomsten. Essentieel is dat er keuze is tussen een veelheid aan mogelijkheden
(democratie met kleine d).
Fundamentele Vrijheden en Vrije
Overeenkomsten (Andere Rechten en Plichten)
Fundamentele Vrijheden
(Rechten) van de Mens
Merk op dat de oppervlakte
Plichten (= beperking
Nieuwe Rechten als van een of meerdere
“Nieuwe Rechten” groter is
gevolg van Vrije fundamentele vrijheden) dan de beperking van de
Overeenkomsten als gevolg van Vrije Fundamentele Vrijheden
tussen Vrije Overeenkomsten
Individueen, die deze Reflecteert de winst voor het
tussen Vrije
overeenkomst zien als Individueen, die deze individu.
een win-win voor beide overeenkomst zien als OPM: = subjectief
partijen een win-win voor beide Voor sommigen kan het net
partijen
omgekeerd zijn!
Figuur 4: De contractuele samenleving. Het afsluiten van een overeenkomst door
een individu levert nieuwe rechten op maar brengt ook nieuwe plichten met zich mee.
Door toe te treden tot otrganziaties van mensen dienen beslissen te worden genomen
over die organziatie en de gemeenschappelijke eigenbdommen die onder het beheer
van die organziatie vallen.
Op zijn minst wordt elk jaar een vergadering van de stakeholders gehouden.
Dit houdt in dat volgende beslissingen dienen te owrden genomen:
• Goedkeuring/afkeuring van de rekeningen van het voorbije jaar
• Verlenen/niet verlenen van decharge aan de bestuurders
• Goedkeuring van het operationeel plan voor het nieuwe jaar
• Goedkeuring van de budgetten voor het nieuwe jaar
• Aanstelling van de bestuurders
• Goedkeuring van wijzigingen van het gemeentelijke reglement
De beslissingen over deze materies worden genomen meerderhed tegen minderheid.
Dit is het domein van directe democratie (= democratie met grote D).
13. Echter de materies waarover die stakeholders in een democratische stemming kunnen
beslissen zijn beperkt. Deze materies worden precies omschreven in het
toetredingscontract tot die otrganisatie.
Fundamentele Vrijheden en Vrije
Overeenkomsten (Andere Rechten en Plichten) en
echte Democratie (of andere vormen van
bestuur)
Speelveld Fundamentele Vrijheden
Echte Democratie (Rechten) van de Mens
(1) Kosten onderhoud
(1) Gebruik gemeen-
Gemeenschappe-
schappelijke delen
Lijke delen
Wegen
Wegen
Natuur
Natuur
Sportinfrastructuur
Sportinfrastructuur
Merk op dat de oppervlakte
Plichten (= beperking
Nieuwe Rechten als van een of meerdere
“Nieuwe Rechten” groter is
gevolg van Vrije fundamentele vrijheden) dan de beperking van de
Overeenkomsten als gevolg van Vrije Fundamentele Vrijheden
tussen Vrije Overeenkomsten
Individueen, die deze Reflecteert de winst voor het
tussen Vrije
overeenkomst zien als Individueen, die deze individu.
een win-win voor beide overeenkomst zien als OPM: = subjectief
partijen een win-win voor beide Voor sommigen kan het net
partijen
omgekeerd zijn!
Figuur 5: Is er sprake van gemeenschappelijke materies in de organisatie waarin is
toegetreden, dan ontstaat er een gebied waarin mogelijkerwijze op democratische wijze
(dwz meerderheid tegen minderheid) kan worden beslist. Het toetredingscontract tot de
organisatie bakend ook het gebied van die democratische beslissingen af.
Doordat organziaties bepaalde zaken subcontractueren aan andere organziaties ontsaat de
samenleving. Zo wordt de samenleving opgebouwd van onder uit.
Individu familie -> appartmentensgebouw of condominium-> gemeente -> kanton ->
natie
14. Contractuele Samenleving =
Confederalisme op alle niveaus
Staat/
Nieuwe plichten uit
een contractuele Organisaties
overeenkomst Z1,Z2 ,Z3 ,… Merk op dat niet alle
diensten op
territoriale basis
Nieuwe rechten uit Kanton zijn
een contractuele
overeenkomst /Organisaties georganizeerd
Y1,Y2 ,Y3 ,…
Gemeente
/Organisaties X1,
X2 , X3 ,…
Individu met fundamentele
mensenrechten (natuurlijke
rechten) = absolute rechten
Figuur 6: de kontractuele samenleving. Opbouw van de samenleving van onder uit.
Dit is het systeem van gemeentevrijheid. Gemeenten worden bestuurd zoals condomia en
appartementsgebouwen worden bestuurd. Met andere woorden gemeenten worden
bestuurd zoals bedrijven.
15. Besturen van gemeente
Gemeente 1 Diensten
Dienst 1
Eigendom
B Eigendom Kost
Eigendom
A van B Controle op kost
van C Controle op wie dienst levert
van A
Gemeenschappelijke eigendom
van A, B, C, D, E, F,… Dienst 2
Eigendom Eigendom Eigendom
van E van F van D
Dienst 3
Inwoners A, B, C, D, E, beslissen gezamenlijk over diensten:
-welke diensten
- welk budget
- wie die dienst mag leveren
Mandatering is mogelijk en is vrij.
Figuur 7: Gemeenschappelijke materies in een appartementsgebouw, condominium en
een gemeente.
16. Figuur 8: Mogelijke indeling van Vlaanderen in een systeem van gemeentevrijheid.
Een gelijkaardige indeling zou men kunnen maken voor de andere gebieden in Belgie.
17. Deel 7: Quantificering van de winst
De Quantificering van wat hiermee wordt gewonnen voor Belgie verloopt in twee
stappen.
Stap 1: Vergelijking overheidsefficientie van belgie met de gemiddelde
overheidsefficientie van Zwitserland
• The ECB working paper number 242, July 2003 "Public Sector Efficiency_An
International Comparison“ by Afonso, Schuknecht and Tanzi, on Public sectors
Performance Indictors (Table II, in attachment) shows an overall governmental
efficiency for all tasks executed by the Belgian government a rating of 0.83, while
for Switzerland 1.33. (*)
• This means that when Belgium takes over for its government the AVERAGE Swiss
model, the cost of the Belgian government would be reduced, for the same
service, to 0.83/1.33 = 62.5%. Since the Belgian government takes about 50% of
the GNP, this study suggests a potential savings of (100% - 62.5%) X 50% =
19.2 % of the GNP compared to the average Swiss model.
(*) ECB working paper number 242, July 2003 "Public Sector Efficiency_An
International Comparison“ by Afonso, Schuknecht and Tanzi http://www.pedz.uni-
mannheim.de/daten/edz-ki/ezb/03/w-paper/ecbwp242.pdf
Stap 2: Vergelijking tussen de meest en de minder efficiente kantons in Zwitserland
Bijkomende efficiecientieverhoging door automatische Financiele Referenda:
• There are large differences in Switzerland from canton to canton.
• When financial referendums are made obligatory, Lars P. Feld, John G.
Matsusaka (**) found in their economic correlation studies an efficiency
improvement of 14% (very large financial treshold) to 20% (small financial
treshold) compared to the case where financial referenda are not obligatory. I.e.
additional efficiency improvements occur compared to the Swiss canton.
(**)Lars P. Feld, John G. Matsusaka, "Budget referendums and government
spending: evidence from Swiss cantons“ Journal of Public Economics 87 (2003)
2703– 2724 http://www.iandrinstitute.org/New%20IRI%20Website%20Info/I&R
%20Research%20and%20History/I&R%20Studies/Feld%20and%20Matsusaka
%20-%20Fiscal%20Evidence%20from%20Swiss%20Cantons%20IRI.pdf
Or http://www.umar.gov.si/fileadmin/user_upload/konference/06/03_feld.pdf
Zo komen we tot de totale besparing:
• Introducing automatic financial referenda with low thresholds in Belgium in
addition to the system of Gemeindefreiheit results is savings of governmetal costs
of 0.083/1.33 x (1-20%) = 50%.
18. • Since the Belgian government takes about 50% of the GNP, the combination of
the ECB study of Afonso, Schuknecht and Tanzi, and the study of Feld and
Matsusaka study suggests a potential savings of (100% - 50%) X 50% = 25% %
of the GNP.
m.a.w een besparing van 25% van het BNP kan worden gerealizeerd door invoering van
het system van gemeentevrijheid met automatsiche finaciele referenda met lage drempel.
Wanneer slechts een derde van die besparing zou gebruikt worden voor productieve
investeringen, en die investeringen brengen elk jaar 50% op van het geinvesteerde bedrag
(dwz een payback periode van twee jaar) op, dan leidt dit over een tijdsperdiode van 15
jaar tot een BIJKOMENDE verhoging van het BNP per hoofd van de bevolking met
50%.
19. Deel 8: Een nieuwe rol voor politici.
Uit de analyse blijkt duidelijk dat de inefficientie van het Belgische systeem voortkomt
het systeem van representatie.
Er is een fundamenteel probleem: Politici menen beslissingsrecht te hebben over het
leven , de vrijheid en de eigendommen van burgers.
Vermits burgers hun dit niet hebben gegeven op vrijwillige basis, is het recht wat politici
menen te hebben (namelijk beslissen over over het leven , de vrijheid en de
eigendommen van burgers) een flagrante schending van de fundamentele mensenrechten.
Politici die dit gestolen recht gebruiken zijn in deze visie misdadigers. Politieke partijen
die deze gestolen rechten gebruiken zijn dan in deze visie logischerwijze misdaad
organisaties die die gestolen beslissingsrechten over het leven , de vrijheid en de
eigendommen van burgers op een minder optimale wijze aanwenden dan dat de burgers
het zouden doen mocht die beslissingsrechten hen niet ontnomen zijn.
Deit wil zeggen dat de situatie waarin de burgers in een representatieve democratie zich
bevinden kan worden beschouwd als een vorm van slavernij.
In het voorgestelde systeem is dan ook geen plaats voor gestolen beslissingsrechten,
allen voor beslisingsrechten die op vrijwillige basis zijn gegeven.
Voor politici is wel een rol weggelegd. De nieuwe rollen voor politici is als volgt:
1) Verdedigen belangen van aandeelhouders: Liquid Democracy
2) Bestuurders van gemeentelijke bedrijven.
Rechtstreekse verkiezing van de uitvoerders door de stakeholders.
Door gemeenten te besturen wordt als een bedrijf, dwz aan de hand van diezelfde
procedures, wordt deze moderne vorm van slavernij, dat het systeem van “representatieve
democratie” in feite is, afgeschaft.
“Soldiers! Don't give yourselves to brutes, men who despise you and enslave you; who
regiment your lives, tell you what to do, what to think and what to feel! Who drill you,
diet you, treat you like cattle, use you as cannon fodder! Don't give yourselves to these
unnatural men---machine men with machine minds and machine hearts! You are not
machines! You are not cattle! You are men! You have a love of humanity in your hearts!
“
Final Speech of "The Great Dictator" by Charlie Chaplin, 1940
20. “Soldiers!
Don't fight for slavery!
Fight for liberty! “
Final Speech of "The Great Dictator" by Charlie Chaplin, 1940