SlideShare une entreprise Scribd logo
1  sur  16
Kingdom of Nirvoas Armen - Hielkema ,[object Object],[object Object],[object Object]
Met al hun bezittingen in manden en zakken gepakt, stonden Flore en Radbout op straat. Het jonggehuwde koppel was op weg naar hun nieuwe woning.  In het straatje waar ook Flore’s zusjes Jacoba en Anna-Sophia woonden, hadden ze een huisje gevonden.
Het was niet heel groot, maar dat was geen enkel huis in deze arme buurt.  Nadat Radbout alle meubels naar binnen had gesleept, en Flore de kleinere spulletjes een plek gegeven had, was het een knus huisje geworden.
Er was een enorme kookplaats, die in de winter ook voor warmte en licht zorgde. Een laddertje leidde naar de bovenverdieping.  Radbout, die een flinke kerel was, was altijd bang dat hij door de ladder heen zou zakken. Bij iedere stap hoorde hij de treden kraken, en hij was altijd blij als hij weer veilig boven was aangekomen.
En zo begon het leven van Flore en Radbout als man en vrouw. Ze hadden er lang op moeten wachten, maar na de dood van Flore’s moeder was het eindelijk zo ver. De eerste maanden was het even wennen, maar langzaamaan werd alles vertrouwd.
Radbout werkte overdag hard op het land van een boer, die hem inhuurde als extra arbeider. Alleen op zondag was Radbout vrij, en naar die dag keek zowel hij als Flore de hele week uit. Dan konden ze de hele dag doen waar ze zin in hadden. ‘ Zo, en weet je waar ik nu zin in heb?’ knipoogde Radbout en hij trok Flore tegen zich aan.
‘ Hmm, zeg het eens.’ glimlachte Flore en ze liet zich achterover vallen in de kussens. Buiten begonnen de kerkklokken te luiden, maar geen van beiden dachten ze eraan naar de dienst te gaan.  Zij hadden andere plannen!
Flore en Radbout vergaten alles om hen heen. Pas toen de kerkklokken weer begonnen te luiden, schoot Flore uit bed.  Bezweet griste ze haar kleding bij elkaar en keek door het raam naar de straat beneden. De kerk ging net uit, de dorpelingen stroomden over het plein terug naar hun huizen.
Flore begon snel aan de maaltijd en Radbout stapte naar buiten om wat te praten met de buren.  Willem Brands, de man van Flore’s zus, begroette hem vriendelijk en stelde zijn drie kinderen aan Radbout voor. ‘ De jongste is er vandaag niet bij, ik kreeg haar met geen mogelijkheid haar bed uit!’ De mannen lachten. ‘Kinderen…’
Zondag was altijd een ontspannen, vrolijke dag. Doordeweeks was dat anders. Radbout kwam meestal pas laat in de avond thuis, doodmoe en vuil van de dag op het land. Flore wachtte hem op met een bord eten, maar meestal had hij geen honger.  Flore, die de laatste tijd barstte van de honger, at dan gulzig het eten van haar man op. Radbout merkte het niet eens, zo moe was hij.
Vaak lagen ze ‘s avonds nog wat te praten in bed.  ‘ Zie je niets anders aan mij?’ vroeg Flore ineens.  Radbout tuurde in het duister naar zijn vrouw. ‘Eh, nee…’ ‘ Kom eens met je hand,’ zei Flore zacht.
Ze pakte hem bij zijn pols en legde zijn hand op haar buik.  Allebei zwegen ze. Plotseling trok Radbout zijn hand terug, alsof hij zich gebrand had. Met grote ogen bleef hij naar Flore’s buik staren. Een streep maanlicht viel precies over haar bollende buik heen. ‘ Flore, ben jij…?’ stamelde Radbout.
Flore knikte met een stralende lach van oor tot oor.  ‘ Een kind? Jij en ik, krijgen wij een kind?’ vroeg Radbout ademloos. Hij rende om het bed heen naar zijn vrouw, en omhelsde haar hartstochtelijk. Vol liefde en eerbied knielde hij voor haar neer en legde zijn handen op haar zwangere buik. Hij was sprakeloos.
In september werd het kindje geboren. Flore was de hele nacht al onrustig, en was beneden gaan zitten. Radbout sliep nog, maar die werd snel genoeg wakker toen hij zijn vrouw hoorde schreeuwen.  Haar gegil moest in de hele straat te horen zijn, maar ach, de mensen waren het wel gewend. Geboortes waren niets bijzonders, zeker niet hier in deze volksbuurt.
‘ Een jongen! Een zoon, een…een kind, ik – Flore, we hebben een kind! Een zoon!’ brulde Radbout door het dolle heen. Flore keek hem vermoeid aan, maar haar ogen straalden.  ‘ Een zoon,’ herhaalde ze. ‘Dan heet hij Jasper, die naam hadden we in gedachte.’
‘ Hij is zo klein.’ mompelde Radbout. Hij verloor op slag zijn stoere uitstraling, en keek met betraande ogen naar de baby.  ‘ Ons mannetje. Helemaal van ons. Het is een wonder!’ Hoofdschuddend keek Radbout naar Jasper. Hij hield zich niet langer groot, en liet de tranen over zijn wangen stromen. ‘Een wonder.’

Contenu connexe

Similaire à Kingdom of Nirvoas - afl. 1.7 (9)

KoN- afl. 2.8
KoN- afl. 2.8KoN- afl. 2.8
KoN- afl. 2.8
 
9.6
9.69.6
9.6
 
Kingdom of Nirvoas
Kingdom of NirvoasKingdom of Nirvoas
Kingdom of Nirvoas
 
De Tijdsprong!
De Tijdsprong!De Tijdsprong!
De Tijdsprong!
 
Lege
LegeLege
Lege
 
10.14
10.1410.14
10.14
 
3dagenkijken
3dagenkijken3dagenkijken
3dagenkijken
 
3dagenkijken
3dagenkijken3dagenkijken
3dagenkijken
 
10.15
10.1510.15
10.15
 

Plus de Danielle Dijkstra (20)

10.20
10.2010.20
10.20
 
10.16
10.1610.16
10.16
 
10.12
10.1210.12
10.12
 
10.11
10.1110.11
10.11
 
10.10
10.1010.10
10.10
 
10.9
10.910.9
10.9
 
Huize amethyst
Huize amethystHuize amethyst
Huize amethyst
 
10.8
10.810.8
10.8
 
10.7
10.710.7
10.7
 
10.6
10.610.6
10.6
 
10.5
10.510.5
10.5
 
10.4
10.410.4
10.4
 
10.3
10.310.3
10.3
 
10.2
10.210.2
10.2
 
10.1
10.110.1
10.1
 
9.13
9.139.13
9.13
 
9.12
9.129.12
9.12
 
Maxwell
MaxwellMaxwell
Maxwell
 
End
EndEnd
End
 
Dingetje
DingetjeDingetje
Dingetje
 

Kingdom of Nirvoas - afl. 1.7

  • 1.
  • 2. Met al hun bezittingen in manden en zakken gepakt, stonden Flore en Radbout op straat. Het jonggehuwde koppel was op weg naar hun nieuwe woning. In het straatje waar ook Flore’s zusjes Jacoba en Anna-Sophia woonden, hadden ze een huisje gevonden.
  • 3. Het was niet heel groot, maar dat was geen enkel huis in deze arme buurt. Nadat Radbout alle meubels naar binnen had gesleept, en Flore de kleinere spulletjes een plek gegeven had, was het een knus huisje geworden.
  • 4. Er was een enorme kookplaats, die in de winter ook voor warmte en licht zorgde. Een laddertje leidde naar de bovenverdieping. Radbout, die een flinke kerel was, was altijd bang dat hij door de ladder heen zou zakken. Bij iedere stap hoorde hij de treden kraken, en hij was altijd blij als hij weer veilig boven was aangekomen.
  • 5. En zo begon het leven van Flore en Radbout als man en vrouw. Ze hadden er lang op moeten wachten, maar na de dood van Flore’s moeder was het eindelijk zo ver. De eerste maanden was het even wennen, maar langzaamaan werd alles vertrouwd.
  • 6. Radbout werkte overdag hard op het land van een boer, die hem inhuurde als extra arbeider. Alleen op zondag was Radbout vrij, en naar die dag keek zowel hij als Flore de hele week uit. Dan konden ze de hele dag doen waar ze zin in hadden. ‘ Zo, en weet je waar ik nu zin in heb?’ knipoogde Radbout en hij trok Flore tegen zich aan.
  • 7. ‘ Hmm, zeg het eens.’ glimlachte Flore en ze liet zich achterover vallen in de kussens. Buiten begonnen de kerkklokken te luiden, maar geen van beiden dachten ze eraan naar de dienst te gaan. Zij hadden andere plannen!
  • 8. Flore en Radbout vergaten alles om hen heen. Pas toen de kerkklokken weer begonnen te luiden, schoot Flore uit bed. Bezweet griste ze haar kleding bij elkaar en keek door het raam naar de straat beneden. De kerk ging net uit, de dorpelingen stroomden over het plein terug naar hun huizen.
  • 9. Flore begon snel aan de maaltijd en Radbout stapte naar buiten om wat te praten met de buren. Willem Brands, de man van Flore’s zus, begroette hem vriendelijk en stelde zijn drie kinderen aan Radbout voor. ‘ De jongste is er vandaag niet bij, ik kreeg haar met geen mogelijkheid haar bed uit!’ De mannen lachten. ‘Kinderen…’
  • 10. Zondag was altijd een ontspannen, vrolijke dag. Doordeweeks was dat anders. Radbout kwam meestal pas laat in de avond thuis, doodmoe en vuil van de dag op het land. Flore wachtte hem op met een bord eten, maar meestal had hij geen honger. Flore, die de laatste tijd barstte van de honger, at dan gulzig het eten van haar man op. Radbout merkte het niet eens, zo moe was hij.
  • 11. Vaak lagen ze ‘s avonds nog wat te praten in bed. ‘ Zie je niets anders aan mij?’ vroeg Flore ineens. Radbout tuurde in het duister naar zijn vrouw. ‘Eh, nee…’ ‘ Kom eens met je hand,’ zei Flore zacht.
  • 12. Ze pakte hem bij zijn pols en legde zijn hand op haar buik. Allebei zwegen ze. Plotseling trok Radbout zijn hand terug, alsof hij zich gebrand had. Met grote ogen bleef hij naar Flore’s buik staren. Een streep maanlicht viel precies over haar bollende buik heen. ‘ Flore, ben jij…?’ stamelde Radbout.
  • 13. Flore knikte met een stralende lach van oor tot oor. ‘ Een kind? Jij en ik, krijgen wij een kind?’ vroeg Radbout ademloos. Hij rende om het bed heen naar zijn vrouw, en omhelsde haar hartstochtelijk. Vol liefde en eerbied knielde hij voor haar neer en legde zijn handen op haar zwangere buik. Hij was sprakeloos.
  • 14. In september werd het kindje geboren. Flore was de hele nacht al onrustig, en was beneden gaan zitten. Radbout sliep nog, maar die werd snel genoeg wakker toen hij zijn vrouw hoorde schreeuwen. Haar gegil moest in de hele straat te horen zijn, maar ach, de mensen waren het wel gewend. Geboortes waren niets bijzonders, zeker niet hier in deze volksbuurt.
  • 15. ‘ Een jongen! Een zoon, een…een kind, ik – Flore, we hebben een kind! Een zoon!’ brulde Radbout door het dolle heen. Flore keek hem vermoeid aan, maar haar ogen straalden. ‘ Een zoon,’ herhaalde ze. ‘Dan heet hij Jasper, die naam hadden we in gedachte.’
  • 16. ‘ Hij is zo klein.’ mompelde Radbout. Hij verloor op slag zijn stoere uitstraling, en keek met betraande ogen naar de baby. ‘ Ons mannetje. Helemaal van ons. Het is een wonder!’ Hoofdschuddend keek Radbout naar Jasper. Hij hield zich niet langer groot, en liet de tranen over zijn wangen stromen. ‘Een wonder.’