SlideShare une entreprise Scribd logo
1  sur  27
Télécharger pour lire hors ligne
Excursie
Aardrijkskunde 1ste jaar
HET PAJOTTENLAND
Naam: ______________________________________________________
Klas: 1 ____
Groep: ____
Vakleerkrachten: G. Deman en J. Vehent Oktober 2013
1
Doel van de excursie
In het eerste jaar aardrijkskunde komt België in al zijn (aardrijkskundige) aspecten aan
bod: oriëntatie, reliëf, gesteenten, landbouw,… (herinner je je dat nog uit de eerste
les?).
Tijdens deze leeruitstap passen we die verschillende aspecten toe op het Pajottenland.
Je zal merken dat sommige onderwerpen reeds gekend zijn vanuit de les (vb oriëntatie),
andere komen hier vandaag de eerste maal aan bod. Hou daarom je aardrijkskundige
oog en oor goed open!
G. Deman en J. Vehent
www.pajottenland.be
2
Op het programma van de excursie
1. Inleiding
2. Bedrijventerrein Broekooi in Asse
3. Oriëntatie op de Kesterberg
4. Leerbeek: Brabantse hoeve
5. Rivieronderzoek “De Zuunbeek”
6. Ruilverkaveling
7. De nederzetting Lennik
3
Inleiding: Het Pajottenland
 Doel: - Situering van het Pajottenland
- Algemene informatie
- Waarnemen van enkele tendensen
! Op de laatste bladzijde van deze bundel vind je een kaart met de reisroute.
Plaats zelf het nummer van ieder excursiepunt op de juiste plaats.
We verlaten de schoolomgeving en nemen de Grote Ring rond Brussel.
Welk soort landschap tref je aan in de buurt van de schoolomgeving?
stedelijk cultuurlandschap
Welke landschapselementen bepalen dit landschap?
gebouwen, wegen, verkeerslichten, …
1. Situering
De streeknaam ‘Pajottenland’ komt op geen enkel archiefstuk, noch landkaart voor.
De streek is ook moeilijk te situeren.
Toch een poging.
Arceer op pagina 5 (kaart Vlaams- Brabant) aan de hand van onderstaande
omschrijving het oppervlak dat het Pajottenland inneemt.
“Dit Vlaamse landschap ligt ten westen van Brussel, tussen de rivier de
Dender aan de westkant en de rivier de Zenne aan de oostkant. De E40
Brussel-Aalst aan de noordkant en de lijn Herne- Halle aan de zuidkant.”
Administratief wordt het Pajottenland ingedeeld in volgende gemeenten:
Affligem, Asse, Liedekerke, Ternat, Dilbeek, Roosdaal, Lennik, St.-Pieters-Leeuw,
Gooik, Pepingen, Galmaarden, Herne en Bever.
4
2. Waar komt de naam vandaan?
Het woord ‘pajot’ is in de 19de
eeuw ontstaan. In 1899 verscheen er voor het eerst
een regionaal weekblad met als titel ‘Pajottenland’. In 1911 stond de naam vermeld
in één van de eerste toeristische gidsen.
De oorsprong van het woord blijft echter betwistbaar:
 Franse woord ‘patriot’ = beschermer van het vaderland
 Latijns woord ‘paganus’ = plattelandsbewoner, heidene
 Bargoens woord voor soldaat
 Waalse woord ‘payot’ = hut van leem en stro
3. De geschiedenis van het Pajottenland
Middeleeuwen : - agrarisch feodale samenleving
- Gaasbeek: * bestuurlijk centrum
* verdedigingspunt
- vele kerken en kapellen stonden onder invloed van de clerus.
De Franse overheersing zorgde voor een probleem: de dienstplicht. Wie moest er op
het land werken?
De 20ste eeuw : het agrarisch karakter werd bedreigd.
Oorzaken : - Modernisering: verdwijning van het Brabantse trekpaard. In
plaats daarvan komt de tractor.
- Verstedelijking: de nabijheid van Brussel.
- Franstaligheid: de Vlaamse eigenheid van het gebied gaat
verloren.
4. Administratieve indeling
Het Pajottenland behoort tot het arrondissement Halle-Vilvoorde
Dit arrondissement behoort op zijn beurt tot de provincie
Vlaams-Brabant
5
Vlaams-Brabant: gemeenten
Vlaams- Brabant: Bevolkingsdichtheid
E40
Zenne
Dender
0 50 km
6
Arrondissement Halle- Vilvoorde
0 10 km
Pajottenland
7
Eerste excursiepunt: Bedrijventerrein Asse
 Doel : - infrastructuur nagaan
- juiste begrippen hanteren
Asse heeft 5 ‘industriezones’; wij bezoeken het vierde: “Broekooi”. De term
‘bedrijventerrein’ is beter gekozen omdat hier niet enkel geproduceerd wordt, maar er
zijn ook kantoren, opslagplaatsen,… We toeren even door het bedrijventerrein.
Omwille van welke vestigingsfactoren heeft men het bedrijventerrein hier ingepland?
Het is gelegen in de nabijheid van:
- Belangrijke verkeersweg: de Grote Ring
- Stad (Brussel): veel arbeiders en kopers
Noteer enkele namen van bedrijven waarvan je weet wat ze produceren of verwerken.
 Delhaize  opslag en distributie van voedsel
 Ziegler  transport
 Hilti  boormachines
 Antalis  papier, karton, verpakking
Welke infrastructuur is op een bedrijventerrein aanwezig?
Hoogspanning (elektriciteit), verharde wegen,
verkeerslichten, gas, tankstation, …
Uiteraard is er ook veel elektriciteit nodig om alle machines
te laten werken. Een transformator zorgt voor de
hoogspanning op het terrein.
Welke spanning (uitgedrukt in volt) wordt aan het terrein
geleverd?
Waar wordt de elektriciteit geproduceerd?
150 000 Volt (Verbrande Brug)
Hoe zou je dit soort landschap noemen?
industrieel cultuurlandschap
8
Tweede excursiepunt: Oriëntatie op de Kesterberg
 Doel : Oriëntatieoefeningen
 met de topografische kaart
 op het terrein
1. Oriënteren met kaart en kompas
 het kompas: de naald van het kompas wijst altijd het magnetische noorden
aan. Het verschil in graden tussen het geografische en het
magnetische noorden bedraagt in onze streken momenteel 0°,
de declinatie genoemd.
 de topografische kaart is onderverdeeld in graden tegenover de nulmeridiaan
van Greenwich (uitgedrukt in O of W) en tegenover de evenaar
(uitgedrukt in N of Z).
Bepaal aan de hand van de topografische kaart exact de coördinaten van onze
standplaats: 50° 46’ 30’’ N 4°6’30’’ O
Controleer met het GPS-toestel!
VRT-mast
9
En nu aan de slag…
 Oriënteer je kaart zodanig dat ze overeenstemt met twee of drie merkpunten in
het landschap.
 Met je kompas kan je gemakkelijk de kaart oriënteren.
In welke richting ligt - Brussel (Atomium) t.o.v. Kester? NO
- St.- Pieters- Leeuw (VRT-toren) t.o.v. Kester? O
 Met kaart en kompas samen werken, is natuurlijk de meest nauwkeurige
manier. Oriënteer je kaart volgens je kompas. Hou wel rekening met de
declinatie!
2. Oriëntatie zonder hulpmiddelen
Je bent verloren gelopen en je hebt geen kaart, noch kompas bij je. Een ramp!?
Toch niet… de natuur biedt je ook enkele middeltjes om je te oriënteren.
2.1 De zon
De zon is een vrij goed betrouwbare bron om ons te oriënteren. De enige voorwaarde
is natuurlijk wel dat er geen wolken voor hangen.
a) De dagelijkse (schijnbare) beweging van de zon biedt ons de mogelijkheid om bij
benadering de windstreken te bepalen.
b) Met een wijzeruurwerk kunnen we heel nauwkeurig het noorden bepalen.
Doe dit en controleer met het kompas.
Schrijf de methode in enkele korte stappen op:
Kleine wijzer naar de zon, denkbeeldige wijzer naar 14u
(in zomertijd).
De deellijn van de hoek is het zuiden.
2.2 Mosbegroeiing op bomen
Er zijn twee voorwaarden opdat mos op (alleenstaande) bomen zou groeien.
Deze zijn vocht en weinig licht.
 Mosbegroeiing vindt men meestal aan de noordkant.
zuiden
10
3. De IJzeren Man
Dit is niet de titel van een of ander stripverhaal; het is een geodetisch punt dat zich
op de Kesterberg bevindt.
Geodetisch punt = een punt waarvan alle gegevens, o.a. sterrenkundige ligging, de
hoogte,… enz. volledig bekend zijn.
De IJzeren Man bevindt zich op het hoogste punt van ZW-Brabant = 112m
Wie maakt gebruik van geodetische punten?
Landmeters en cartografen (kaartmakers).
Het geodetische punt maakt deel uit van het geodetisch netwerk van 1ste
orde, zoals
je vindt op de figuur hieronder. Omcirkel de positie van de ‘ijzeren man’
11
Topografische kaart
Hoogtelijneninterval: 2,5m
IJzeren Man
12
Derde excursiepunt: Leerbeek
 Doel: * Plattelandse woonkern
* Bezoek aan een Brabantse hoeve
* Reliëf en bodemgebruik
* Holle weg
* Bodemonderzoek
* Ontstaan van een bron
1. Plattelandse woonkern
We rijden doorheen het dopscentrum van Leerbeek.
Wat is de functie van de meeste gebouwen rondom de kerk? woonfunctie
We verlaten het centrum en rijden de Winnepenninckxstraat in. Deze is genoemd
naar pastoor Filip Winnepennickx (1760 – 1840) die hier meer dan dertig jaar het
priesterambt uitoefende. Na zijn dood werd door zijn volgelingen in 1918 een kapel
(de Stevenistenkerk) ter ere van hem gebouwd.
Stevenistenkerk
13
2. Brabantse hoeve
‘t Verbrand Hof is een typisch Brabantse hoeve. Het is een OPEN / GESLOTEN
hoeve.
Maak een schets van de hoeve op de achterzijde van het titelblad van de
excursiebundel. Benoem hierop de verschillende delen.
Vosbeek
14
Een deel van deze hoeve is hersteld/ bijgebouwd in 1869.
Dit hof is opgenomen in de inventaris van bouwkundig erfgoed.
Aan deze hoeve is een stuk landbouwgrond verbonden van 60 hectare.
(1ha meet 100m bij 100m).
De gemiddelde grootte van een landbouwbedrijf in de Leemstreek bedraagt 22ha.
Het gaat hier om een gemengd landbouwbedrijf, dit wil zeggen:
Men doet zowel aan akkerbouw als aan veeteelt.
Veeteelt
Dit landbouwbedrijf telt ongeveer 40 koeien en 20 kalveren. Hiervan zijn er 20
melkkoeien, de rest zijn vleeskoeien. De melkfabriek Milcobel komt de volle melktank
ophalen.
Deze dieren hebben voeder nodig:
- Weide
- Voederbieten
- Voedermaïs
- Grasklaver (eiwitrijk = krachtvoeder)
Akkerbouw
- 20 ha tarwe
- 7 ha maïs (voeder + consumptie)
- 6 ha suikerbieten
- 3 ha gerst (voeder)
- aardappelen
Deze gewassen wisselen onderling jaarlijks van plaats om
uitputting van de bodem te voorkomen.
melkhuisje
Rietveld
15
3. Bodemgebruik langs de Bosbeek
In welke richting spoelt het neerslagwater de hellingen af?
Op het laagste punt (= 40 m boven de zeespiegel) van het landschap stroomt de
Bosbeek (of Vosbeek), deze mondt iets verder uit in de Zuunbeek
Achter de hoeve is enkele jaren geleden een rietveld aangelegd.
Welke functie heeft dit? waterzuivering
Wat is het bodemgebruik langs de Vosbeek (achter de hoeve)?
weiland (veeteelt)
Wat is het bodemgebruik op de hellingen?
(voorzijde van de hoeve)?
akkerbouw
4. Bodemsoort
De aardlaag waarin planten wortelen, noemen we de bodem. Deze bestaat uit
humus (= verteerde plantenresten) met daaronder een los gesteente.
Een staal grond wordt uit de nabijheid van de hoeve genomen. Over welk soort
bodem gaat het hier? Gebruik onderstaande tabel: zandig leem!
16
5. Reliëf in het Pajottenland
 Definitie: reliëf is de afwisseling van hoogten en laagten
in het landschap.
 Een reliëfvorm kunnen we bepalen aan de hand van de 4 H’s:
1. Horizon: golvend
2. Hoogte : 40m
3. Hoogteverschil (rivierinsnijding) : klein
4. Hellingen : zacht
 Met deze 4 elementen bekom je een reliëfvorm.
Welke reliëfvormen ken je?
Vlakte, heuvel, plateau en berg.
 De reliëfvorm van het Pajottenland is :
Heuvel(land).
6. Holle weg
In deze omgeving zien we veel
wegen met langs beide zijden een
verhoogde berm (= talud)
De weg ligt duidelijk ingesneden in
het landschap. Dit noemen we een
holle weg.
Zo’n weg met steile wanden is ontstaan door dooiwater, stortbuien, bron alsook
door transport van de mens. We spreken hier van een verticale
erosie. Dit betekent dat door verwering en afvoer van materiaal, het landschap
dieper wordt ingesneden.
17
7. De bron
Hoe ontstaat een bron? Een deel van het neerslagwater sijpelt in de bodem tot het
op een ondoordringbare laag blijft staan. Hier ontstaat dan een grondwatertafel. Op
bepaalde plaatsen komt dit water aan de oppervlakte en er ontspringt een bron.
In de Leemstreek bestaat de doordringbare laag uit leem en zand ; de
ondoordringbare laag uit klei
Waarom laten de eerste twee losse gesteenten wel water door en de laatste niet?
Zand en leem hebben een grotere korrelgrootte dan klei waardoor het
water tussen de poriën kan doorsijpelen.
ONDERWEG NAAR SINT- PIETERS - LEEUW:
 We naderen de hoge zendtoren van de VRT. Hoe hoog schat je deze
toren?
300m (zonder mast 246m)
 We rijden voorbij het prachtige domein Coloma met zijn kasteel en
rozentuin. Met welk aspect van de aardrijkskunde heeft dit te maken?
toerisme
18
Vierde excursiepunt: Rivieronderzoek “Zuunbeek”
 Doel: * Toepassen van enkele begrippen in verband met een rivier.
* Onderzoek naar vervuiling van de Zuunbeek.
1. Situering
De Zuunbeek, amper 9 kilometer lang, stroomt van west naar oost dwars doorheen
Sint-Pieters-Leeuw. Haar alluviale vlakte vormt over zowat haar gehele lengte de
groene long van de gemeenten. Let op het bodemgebruik van de grond langsheen
de Zuunbeek en op de hellingen.
Langs de Zuunbeek: weiden
Op de hellingen: weiden + akkers
Welke bomen groeien er in de vallei? Waarom?
Populieren en wilgen. Deze bomen kunnen bijzonder goed groeien in een
vochtige omgeving en verdampen heel veel water.
Deze beek heeft geen echte bron, maar wordt gevormd door de samenvloeiing van
een aantal beken.
We onderzoeken de Zuunbeek ter hoogte van de Brabantsebaan, vlak bij de
pittoreske herberg ‘De Blauw’. Hier ontvangt de Zuunbeek haar laatste grote
zijbeek, nl. de Molenbeek. Stroomafwaarts van deze samenvloeiing werd de
Zuunbeek gekanaliseerd.
De pijl op de kaart geeft aan waar we ons bevinden. Verklaar waarom de beek
stroomopwaarts van deze plaats kronkelt en stroomafwaarts een recht verloop
heeft.
Stroomafwaarts is de Zuunbeek gekanaliseerd.
19
2. De Zuunvallei
Ga op de brug staan en kijk stroomafwaarts.
Maak hier in gedachten een dwarsprofiel van het dal. Duid aan met welk van de
onderstaande voorstellingen het dwarsprofiel het best te vergelijken is.
- Hoe noemt men zo een dal? Een asymmetrisch dal.
- Welke is de noordelijke (en zuidelijke) helling?
De helling in het noorden (het zuiden) gelegen.
- Leg in enkele stappen uit hoe zo een dal gevormd wordt:
 Tijdens de IJstijd gelijke ijs- en sneeuwlaag.
 Zon schijnt in de zomer.
 Zon schijnt rechter in op de noordelijke helling. Sneeuw smelt daar
sneller en spoelt materie mee (erosie = afglijding).
 Op de zuidelijke helling smelt de sneeuw trager af. Water sijpelt in de
bodem, de gehele bodem schuift af naar beneden (creep). De rivier
wordt verschoven.
N Z1
2
3
4
20
3. Terminologie van een rivier
Voordat je de Zuunbeek kan bestuderen, moet je de juiste termen kunnen hanteren.
Ga op de brug staan (stroomafwaarts kijkend).
 Hoe bepaal je de stroomzin? Duid ze aan op de foto.
Met je rug naar de bron staan.
 Schrijf op de juiste plaats rechteroever en linkeroever.
Noteer voor elke meander de stootoever/aanslibbingsoever en
holle oever/bolle oever
En dan aan de slag!
1. Stroomsnelheid meten met de vlotmethode
Stroomsnelheid = de afgelegde weg per tijdseenheid, uitgedrukt in m/s.
Werkwijze: - Baken langs de beek een bepaalde afstand af.
- Gooi een drijvend voorwerp (kurk) in het water, stroomopwaarts van beide
merktekens.
- Wanneer het voorwerp het eerste merkteken voorbijdrijft, wordt de
chronometer ingedrukt; wanneer het tweede merkteken passeert, wordt
de chrono gestopt.
Meetresultaten: afstand = …………. m
stroomsnelheid = …..………m/s = ……………m/s
tijd = ………………. s
21
2. Debietmeting van de Zuunbeek
Debiet = de hoeveelheid water die per seconde op een bepaalde plaats aan de rivier
voorbij stroomt, uitgedrukt in m³ per seconde.
Formule: debiet = stroomsnelheid X oppervlaktedoorsnede
Werkwijze: - Meet de breedte van de beek aan het waterniveau.
- Meet de diepte in het midden van de beek.
- Het product van het midden X de diepte levert de oppervlakte op.
- Maak dan het product van de oppervlakte met de snelheid van de beek.
Meetresultaten: Breedte aan het waterniveau (B) = ……… m
Diepte tot het waterniveau (h) = ……… m
Snelheid (zie vorige meting) = ……… m/s
Huidig debiet: B X h X snelheid = ……… m³/s
3. Verval van een beek
Verval = de gemiddelde afhelling van een rivier, het verschil in hoogte tussen twee
plaatsen in een rivier, uitgedrukt in cm/km of bij een sterk verval m/km.
Formule: verval = hoogte bron - hoogte monding
lengte
= 30 m - 20 m _
9 km
= …………..m/km of …………. cm/km
22
4. Waterkwaliteitsbepaling aan de hand van enkele veldtechnieken
1. Temperatuur
Werkwijze: Bepaal de temperatuur van het water met behulp van de thermo-
meter : ……. °C
 De temperatuur mag niet hoger zijn dan 25°C
Besluit: ………………………………………………………………………………………
2. Helderheid
Werkwijze :Laat de schijf in het water zakken tot een diepte, waarop je de
zwart/witte vakken niet meer kan onderscheiden.
Haal de schijf omhoog. Lees de diepte af aan het aantal knopen. Deze
diepte is een maat voor de helderheid.
Diepte = ……. cm
Besluit : .....................................................................................................
3. Zuurtegraad
Werkwijze :Bepaal de pH van het water met de pH-strookjes :
Weet dat : pH > 7 : basisch
pH = 7 : neutraal
pH < 7 : zuur
Besluit : .....................................................................................................
23
Vijfde excursiepunt : Ruilverkaveling nabij Oudenaken
 Doel : - Ruilverkaveling definiëren
- Waarnemen van kenmerken van een ruilverkaveling
- Voor- en nadelen achterhalen
1. Wat is ruilverkaveling ?
Er bestaat een wet die zegt dat naar elk perceel een weg moet leiden.
Ruilverkaveling is het samenvoegen van grondeigendommen van verschillende
eigenaars tot grote gebieden met als doel de onrendabele versnippering van de
grond te verhelpen. Dit begon reeds in 1974.
2 . Het uitzicht van een ruilverkaveling ?
UITZICHT VOOR
ruilverkaveling
NA
ruilverkaveling
Grootte percelen klein heel groot
Wegen aardewegen beton en asfalt
Begroeiing hagen, prikkeldraad, … verdwenen
3 . Voor- en nadelen van ruilverkaveling ?
VOORDELEN NADELEN
- gemakkelijk te bewerken
1) tijdswinst
2) hoger rendement
- betere bereikbaarheid
- oorspronkelijk landschap
vernietigd
- risico om minder vruchtbare
grond te krijgen
- hogere kosten (betonwegen
onderhouden grotere machines)
24
Zesde excursiepunt : Nederzetting Lennik
 Doel : - De functies in een nederzetting weergeven
- Bereikbaarheid
1. Geografische gegevens
Oppervlakte = 3100 ha (=31 km²)
= 8819 op 1 januari 2010
Bevolkingsdichtheid = 8819 inw / 31 km²
= 284 inw / km²
Deelgemeenten = St.-Kwintens-Lennik, St.-Martens-
Lennik, Gaasbeek.
2 . Wandeling op en rond de markt
Welk standbeeld staat op de markt ?
Het Brabants boerenpaard.
 Ga in groepjes rond de markt en registreer elke woning in volgende tabel.
(plaats streepjes)
TYPE markt A. Algoetstraat
woonhuis
winkel
horeca
bank/verz.
school
kerk
andere
TOTAAL
25
 Vraag tijdens de wandeling aan 2 personen
1. vanwaar ze afkomstig zijn.
2. waarom ze naar Lennik komen winkelen.
3. of ze ook elders gaan winkelen, indien ja : waar ?
4. waar ze gaan werken.
5. hoe ze hun werk bereiken.
VRAAG Persoon 1 Persoon2
1
2
3
4
5
3. Verwerking van de gegevens
a) Functies van een stad
Een stad of gemeente wordt gekenmerkt door een aantal functies die zowel
voor de eigen bevolking als voor de bewoners van de omgeving worden
uitgeoefend.
Kies uit volgende functies en vul aan :
culturele functie, administratieve functie, sociale functie, handelsfunctie of
woonfunctie.
 De winkels, banken, verzekeringen en horecabedrijven hebben een
handelsfunctie
 Al de gebouwen die bijdragen tot ontspanning, ontwikkeling en erediensten
hebben een
culturele functie
 Alle gebouwen waarin kantoren zijn ondergebracht hebben een
administratieve functie
 Alle gebouwen gericht op het algemeen welzijn van de bevolking hebben
een
sociale functie
 Alle gebouwen die dienst doen als woonhuis hebben een
woonfunctie
26
BESLUIT : Op de markt komen het meest winkels voor. Dit is duidelijk een
handelsfunctie. De woonfunctie is belangrijk in de
Algoetstraat.
b) Winkeldichtheid
Bereken de winkeldichtheid van de markt en van de A. Algoetstraat aan de hand
van deze formule : aantal winkels x 100 =
aantal gebouwen
 markt : ...............................................................................................
 A.Algoetstraat : ...................................................................................
We kennen 4 categorieën van winkeldichtheid:
 10-20% = straat met huizen
 20-55% = secundaire winkelstraat
 55-90% = hoofdwinkelstraat
 90-100%= citywinkelstraat
Situeer de markt en de A. Algoetstraat in deze categorieën.
4. Bereikbaarheid van Lennik
Aangezien er heel wat pendelaars zijn richting Brussel, is het belangrijk over
goede verkeerswegen te beschikken.
- Over welk openbaar vervoer beschikt Lennik ?
Bus van De Lijn.
- Met welke frequentie rijdt het openbaar vervoer ? Op een gewone werkdag
(buiten de piekuren) rijden er bussen naar Brussel om
......................... en om ...............................richting Halle.
 Na deze dag heb je wel een veel beter zicht op het Pajottenland. Tot welk soort
landschap behoort het grootste deel van het Pajottenland ?
landelijk cultuurlandschap

Contenu connexe

Similaire à Excursie bundel Aardrijkskunde

Rbs jan-febr 2015-op bezoek-opwijk
Rbs jan-febr 2015-op bezoek-opwijkRbs jan-febr 2015-op bezoek-opwijk
Rbs jan-febr 2015-op bezoek-opwijkRbs Jabbeke
 
Opdracht 2 - Essay vv II definitief
Opdracht 2 - Essay vv II definitiefOpdracht 2 - Essay vv II definitief
Opdracht 2 - Essay vv II definitiefBernard Stikfort
 
LezingNieuwland_jan2011_Marco Heijligers
LezingNieuwland_jan2011_Marco HeijligersLezingNieuwland_jan2011_Marco Heijligers
LezingNieuwland_jan2011_Marco HeijligersVU Connected
 
Opdrachten omgevingsboek
Opdrachten omgevingsboek Opdrachten omgevingsboek
Opdrachten omgevingsboek MareDe
 
Presentatie drielandenpark sept 2011
Presentatie drielandenpark sept 2011Presentatie drielandenpark sept 2011
Presentatie drielandenpark sept 2011erikroy
 
Presentatie drielandenpark sept 2011
Presentatie drielandenpark sept 2011Presentatie drielandenpark sept 2011
Presentatie drielandenpark sept 2011erikroy
 
Beeld van Zemst in 1686 volgens een rapport over de staten van goederen van ...
Beeld van Zemst in 1686 volgens een rapport over de staten van goederen  van ...Beeld van Zemst in 1686 volgens een rapport over de staten van goederen  van ...
Beeld van Zemst in 1686 volgens een rapport over de staten van goederen van ...Marc Alcide
 
Fier op de hoeve van hier. Historische hoeves in Zuid-Hageland, 2019
Fier op de hoeve van hier. Historische hoeves in Zuid-Hageland, 2019Fier op de hoeve van hier. Historische hoeves in Zuid-Hageland, 2019
Fier op de hoeve van hier. Historische hoeves in Zuid-Hageland, 2019Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG)
 
Opdrachtenfiche_omgevingsboek_Jana_Piqué
Opdrachtenfiche_omgevingsboek_Jana_PiquéOpdrachtenfiche_omgevingsboek_Jana_Piqué
Opdrachtenfiche_omgevingsboek_Jana_PiquéJanaPique
 
Opdrachten omgevingsboek
Opdrachten omgevingsboek Opdrachten omgevingsboek
Opdrachten omgevingsboek MareDe
 
Registratie en waardering Hoevemuseum ’t Kapelriegoed, Moorsele, 2019
Registratie en waardering Hoevemuseum ’t Kapelriegoed, Moorsele, 2019Registratie en waardering Hoevemuseum ’t Kapelriegoed, Moorsele, 2019
Registratie en waardering Hoevemuseum ’t Kapelriegoed, Moorsele, 2019Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG)
 

Similaire à Excursie bundel Aardrijkskunde (20)

MVL07_def_20090225
MVL07_def_20090225MVL07_def_20090225
MVL07_def_20090225
 
Rbs jan-febr 2015-op bezoek-opwijk
Rbs jan-febr 2015-op bezoek-opwijkRbs jan-febr 2015-op bezoek-opwijk
Rbs jan-febr 2015-op bezoek-opwijk
 
brochure_04
brochure_04brochure_04
brochure_04
 
mijn vlakke land#6
mijn vlakke land#6mijn vlakke land#6
mijn vlakke land#6
 
Opdracht 2 - Essay vv II definitief
Opdracht 2 - Essay vv II definitiefOpdracht 2 - Essay vv II definitief
Opdracht 2 - Essay vv II definitief
 
Reisverhaal Kop van Drenthe
Reisverhaal Kop van DrentheReisverhaal Kop van Drenthe
Reisverhaal Kop van Drenthe
 
In en uit het Hageland. Arbeidsmigratie 1850 - 2010, 2013
In en uit het Hageland. Arbeidsmigratie 1850 - 2010, 2013In en uit het Hageland. Arbeidsmigratie 1850 - 2010, 2013
In en uit het Hageland. Arbeidsmigratie 1850 - 2010, 2013
 
LezingNieuwland_jan2011_Marco Heijligers
LezingNieuwland_jan2011_Marco HeijligersLezingNieuwland_jan2011_Marco Heijligers
LezingNieuwland_jan2011_Marco Heijligers
 
Opdrachten omgevingsboek
Opdrachten omgevingsboek Opdrachten omgevingsboek
Opdrachten omgevingsboek
 
Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek, 2015
Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek, 2015Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek, 2015
Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek, 2015
 
Landschapsbelevenissen in Rivierenland
Landschapsbelevenissen in RivierenlandLandschapsbelevenissen in Rivierenland
Landschapsbelevenissen in Rivierenland
 
Presentatie drielandenpark sept 2011
Presentatie drielandenpark sept 2011Presentatie drielandenpark sept 2011
Presentatie drielandenpark sept 2011
 
Presentatie drielandenpark sept 2011
Presentatie drielandenpark sept 2011Presentatie drielandenpark sept 2011
Presentatie drielandenpark sept 2011
 
Beeld van Zemst in 1686 volgens een rapport over de staten van goederen van ...
Beeld van Zemst in 1686 volgens een rapport over de staten van goederen  van ...Beeld van Zemst in 1686 volgens een rapport over de staten van goederen  van ...
Beeld van Zemst in 1686 volgens een rapport over de staten van goederen van ...
 
Fier op de hoeve van hier. Historische hoeves in Zuid-Hageland, 2019
Fier op de hoeve van hier. Historische hoeves in Zuid-Hageland, 2019Fier op de hoeve van hier. Historische hoeves in Zuid-Hageland, 2019
Fier op de hoeve van hier. Historische hoeves in Zuid-Hageland, 2019
 
Opdrachtenfiche_omgevingsboek_Jana_Piqué
Opdrachtenfiche_omgevingsboek_Jana_PiquéOpdrachtenfiche_omgevingsboek_Jana_Piqué
Opdrachtenfiche_omgevingsboek_Jana_Piqué
 
Quickscan onroerend vlaserfgoed in de Mandelvallei', versie 2013
Quickscan onroerend vlaserfgoed in de Mandelvallei', versie 2013Quickscan onroerend vlaserfgoed in de Mandelvallei', versie 2013
Quickscan onroerend vlaserfgoed in de Mandelvallei', versie 2013
 
Streekgids Dwingelerveld
Streekgids DwingelerveldStreekgids Dwingelerveld
Streekgids Dwingelerveld
 
Opdrachten omgevingsboek
Opdrachten omgevingsboek Opdrachten omgevingsboek
Opdrachten omgevingsboek
 
Registratie en waardering Hoevemuseum ’t Kapelriegoed, Moorsele, 2019
Registratie en waardering Hoevemuseum ’t Kapelriegoed, Moorsele, 2019Registratie en waardering Hoevemuseum ’t Kapelriegoed, Moorsele, 2019
Registratie en waardering Hoevemuseum ’t Kapelriegoed, Moorsele, 2019
 

Excursie bundel Aardrijkskunde

  • 1. Excursie Aardrijkskunde 1ste jaar HET PAJOTTENLAND Naam: ______________________________________________________ Klas: 1 ____ Groep: ____ Vakleerkrachten: G. Deman en J. Vehent Oktober 2013
  • 2. 1 Doel van de excursie In het eerste jaar aardrijkskunde komt België in al zijn (aardrijkskundige) aspecten aan bod: oriëntatie, reliëf, gesteenten, landbouw,… (herinner je je dat nog uit de eerste les?). Tijdens deze leeruitstap passen we die verschillende aspecten toe op het Pajottenland. Je zal merken dat sommige onderwerpen reeds gekend zijn vanuit de les (vb oriëntatie), andere komen hier vandaag de eerste maal aan bod. Hou daarom je aardrijkskundige oog en oor goed open! G. Deman en J. Vehent www.pajottenland.be
  • 3. 2 Op het programma van de excursie 1. Inleiding 2. Bedrijventerrein Broekooi in Asse 3. Oriëntatie op de Kesterberg 4. Leerbeek: Brabantse hoeve 5. Rivieronderzoek “De Zuunbeek” 6. Ruilverkaveling 7. De nederzetting Lennik
  • 4. 3 Inleiding: Het Pajottenland  Doel: - Situering van het Pajottenland - Algemene informatie - Waarnemen van enkele tendensen ! Op de laatste bladzijde van deze bundel vind je een kaart met de reisroute. Plaats zelf het nummer van ieder excursiepunt op de juiste plaats. We verlaten de schoolomgeving en nemen de Grote Ring rond Brussel. Welk soort landschap tref je aan in de buurt van de schoolomgeving? stedelijk cultuurlandschap Welke landschapselementen bepalen dit landschap? gebouwen, wegen, verkeerslichten, … 1. Situering De streeknaam ‘Pajottenland’ komt op geen enkel archiefstuk, noch landkaart voor. De streek is ook moeilijk te situeren. Toch een poging. Arceer op pagina 5 (kaart Vlaams- Brabant) aan de hand van onderstaande omschrijving het oppervlak dat het Pajottenland inneemt. “Dit Vlaamse landschap ligt ten westen van Brussel, tussen de rivier de Dender aan de westkant en de rivier de Zenne aan de oostkant. De E40 Brussel-Aalst aan de noordkant en de lijn Herne- Halle aan de zuidkant.” Administratief wordt het Pajottenland ingedeeld in volgende gemeenten: Affligem, Asse, Liedekerke, Ternat, Dilbeek, Roosdaal, Lennik, St.-Pieters-Leeuw, Gooik, Pepingen, Galmaarden, Herne en Bever.
  • 5. 4 2. Waar komt de naam vandaan? Het woord ‘pajot’ is in de 19de eeuw ontstaan. In 1899 verscheen er voor het eerst een regionaal weekblad met als titel ‘Pajottenland’. In 1911 stond de naam vermeld in één van de eerste toeristische gidsen. De oorsprong van het woord blijft echter betwistbaar:  Franse woord ‘patriot’ = beschermer van het vaderland  Latijns woord ‘paganus’ = plattelandsbewoner, heidene  Bargoens woord voor soldaat  Waalse woord ‘payot’ = hut van leem en stro 3. De geschiedenis van het Pajottenland Middeleeuwen : - agrarisch feodale samenleving - Gaasbeek: * bestuurlijk centrum * verdedigingspunt - vele kerken en kapellen stonden onder invloed van de clerus. De Franse overheersing zorgde voor een probleem: de dienstplicht. Wie moest er op het land werken? De 20ste eeuw : het agrarisch karakter werd bedreigd. Oorzaken : - Modernisering: verdwijning van het Brabantse trekpaard. In plaats daarvan komt de tractor. - Verstedelijking: de nabijheid van Brussel. - Franstaligheid: de Vlaamse eigenheid van het gebied gaat verloren. 4. Administratieve indeling Het Pajottenland behoort tot het arrondissement Halle-Vilvoorde Dit arrondissement behoort op zijn beurt tot de provincie Vlaams-Brabant
  • 6. 5 Vlaams-Brabant: gemeenten Vlaams- Brabant: Bevolkingsdichtheid E40 Zenne Dender 0 50 km
  • 8. 7 Eerste excursiepunt: Bedrijventerrein Asse  Doel : - infrastructuur nagaan - juiste begrippen hanteren Asse heeft 5 ‘industriezones’; wij bezoeken het vierde: “Broekooi”. De term ‘bedrijventerrein’ is beter gekozen omdat hier niet enkel geproduceerd wordt, maar er zijn ook kantoren, opslagplaatsen,… We toeren even door het bedrijventerrein. Omwille van welke vestigingsfactoren heeft men het bedrijventerrein hier ingepland? Het is gelegen in de nabijheid van: - Belangrijke verkeersweg: de Grote Ring - Stad (Brussel): veel arbeiders en kopers Noteer enkele namen van bedrijven waarvan je weet wat ze produceren of verwerken.  Delhaize  opslag en distributie van voedsel  Ziegler  transport  Hilti  boormachines  Antalis  papier, karton, verpakking Welke infrastructuur is op een bedrijventerrein aanwezig? Hoogspanning (elektriciteit), verharde wegen, verkeerslichten, gas, tankstation, … Uiteraard is er ook veel elektriciteit nodig om alle machines te laten werken. Een transformator zorgt voor de hoogspanning op het terrein. Welke spanning (uitgedrukt in volt) wordt aan het terrein geleverd? Waar wordt de elektriciteit geproduceerd? 150 000 Volt (Verbrande Brug) Hoe zou je dit soort landschap noemen? industrieel cultuurlandschap
  • 9. 8 Tweede excursiepunt: Oriëntatie op de Kesterberg  Doel : Oriëntatieoefeningen  met de topografische kaart  op het terrein 1. Oriënteren met kaart en kompas  het kompas: de naald van het kompas wijst altijd het magnetische noorden aan. Het verschil in graden tussen het geografische en het magnetische noorden bedraagt in onze streken momenteel 0°, de declinatie genoemd.  de topografische kaart is onderverdeeld in graden tegenover de nulmeridiaan van Greenwich (uitgedrukt in O of W) en tegenover de evenaar (uitgedrukt in N of Z). Bepaal aan de hand van de topografische kaart exact de coördinaten van onze standplaats: 50° 46’ 30’’ N 4°6’30’’ O Controleer met het GPS-toestel! VRT-mast
  • 10. 9 En nu aan de slag…  Oriënteer je kaart zodanig dat ze overeenstemt met twee of drie merkpunten in het landschap.  Met je kompas kan je gemakkelijk de kaart oriënteren. In welke richting ligt - Brussel (Atomium) t.o.v. Kester? NO - St.- Pieters- Leeuw (VRT-toren) t.o.v. Kester? O  Met kaart en kompas samen werken, is natuurlijk de meest nauwkeurige manier. Oriënteer je kaart volgens je kompas. Hou wel rekening met de declinatie! 2. Oriëntatie zonder hulpmiddelen Je bent verloren gelopen en je hebt geen kaart, noch kompas bij je. Een ramp!? Toch niet… de natuur biedt je ook enkele middeltjes om je te oriënteren. 2.1 De zon De zon is een vrij goed betrouwbare bron om ons te oriënteren. De enige voorwaarde is natuurlijk wel dat er geen wolken voor hangen. a) De dagelijkse (schijnbare) beweging van de zon biedt ons de mogelijkheid om bij benadering de windstreken te bepalen. b) Met een wijzeruurwerk kunnen we heel nauwkeurig het noorden bepalen. Doe dit en controleer met het kompas. Schrijf de methode in enkele korte stappen op: Kleine wijzer naar de zon, denkbeeldige wijzer naar 14u (in zomertijd). De deellijn van de hoek is het zuiden. 2.2 Mosbegroeiing op bomen Er zijn twee voorwaarden opdat mos op (alleenstaande) bomen zou groeien. Deze zijn vocht en weinig licht.  Mosbegroeiing vindt men meestal aan de noordkant. zuiden
  • 11. 10 3. De IJzeren Man Dit is niet de titel van een of ander stripverhaal; het is een geodetisch punt dat zich op de Kesterberg bevindt. Geodetisch punt = een punt waarvan alle gegevens, o.a. sterrenkundige ligging, de hoogte,… enz. volledig bekend zijn. De IJzeren Man bevindt zich op het hoogste punt van ZW-Brabant = 112m Wie maakt gebruik van geodetische punten? Landmeters en cartografen (kaartmakers). Het geodetische punt maakt deel uit van het geodetisch netwerk van 1ste orde, zoals je vindt op de figuur hieronder. Omcirkel de positie van de ‘ijzeren man’
  • 13. 12 Derde excursiepunt: Leerbeek  Doel: * Plattelandse woonkern * Bezoek aan een Brabantse hoeve * Reliëf en bodemgebruik * Holle weg * Bodemonderzoek * Ontstaan van een bron 1. Plattelandse woonkern We rijden doorheen het dopscentrum van Leerbeek. Wat is de functie van de meeste gebouwen rondom de kerk? woonfunctie We verlaten het centrum en rijden de Winnepenninckxstraat in. Deze is genoemd naar pastoor Filip Winnepennickx (1760 – 1840) die hier meer dan dertig jaar het priesterambt uitoefende. Na zijn dood werd door zijn volgelingen in 1918 een kapel (de Stevenistenkerk) ter ere van hem gebouwd. Stevenistenkerk
  • 14. 13 2. Brabantse hoeve ‘t Verbrand Hof is een typisch Brabantse hoeve. Het is een OPEN / GESLOTEN hoeve. Maak een schets van de hoeve op de achterzijde van het titelblad van de excursiebundel. Benoem hierop de verschillende delen. Vosbeek
  • 15. 14 Een deel van deze hoeve is hersteld/ bijgebouwd in 1869. Dit hof is opgenomen in de inventaris van bouwkundig erfgoed. Aan deze hoeve is een stuk landbouwgrond verbonden van 60 hectare. (1ha meet 100m bij 100m). De gemiddelde grootte van een landbouwbedrijf in de Leemstreek bedraagt 22ha. Het gaat hier om een gemengd landbouwbedrijf, dit wil zeggen: Men doet zowel aan akkerbouw als aan veeteelt. Veeteelt Dit landbouwbedrijf telt ongeveer 40 koeien en 20 kalveren. Hiervan zijn er 20 melkkoeien, de rest zijn vleeskoeien. De melkfabriek Milcobel komt de volle melktank ophalen. Deze dieren hebben voeder nodig: - Weide - Voederbieten - Voedermaïs - Grasklaver (eiwitrijk = krachtvoeder) Akkerbouw - 20 ha tarwe - 7 ha maïs (voeder + consumptie) - 6 ha suikerbieten - 3 ha gerst (voeder) - aardappelen Deze gewassen wisselen onderling jaarlijks van plaats om uitputting van de bodem te voorkomen. melkhuisje Rietveld
  • 16. 15 3. Bodemgebruik langs de Bosbeek In welke richting spoelt het neerslagwater de hellingen af? Op het laagste punt (= 40 m boven de zeespiegel) van het landschap stroomt de Bosbeek (of Vosbeek), deze mondt iets verder uit in de Zuunbeek Achter de hoeve is enkele jaren geleden een rietveld aangelegd. Welke functie heeft dit? waterzuivering Wat is het bodemgebruik langs de Vosbeek (achter de hoeve)? weiland (veeteelt) Wat is het bodemgebruik op de hellingen? (voorzijde van de hoeve)? akkerbouw 4. Bodemsoort De aardlaag waarin planten wortelen, noemen we de bodem. Deze bestaat uit humus (= verteerde plantenresten) met daaronder een los gesteente. Een staal grond wordt uit de nabijheid van de hoeve genomen. Over welk soort bodem gaat het hier? Gebruik onderstaande tabel: zandig leem!
  • 17. 16 5. Reliëf in het Pajottenland  Definitie: reliëf is de afwisseling van hoogten en laagten in het landschap.  Een reliëfvorm kunnen we bepalen aan de hand van de 4 H’s: 1. Horizon: golvend 2. Hoogte : 40m 3. Hoogteverschil (rivierinsnijding) : klein 4. Hellingen : zacht  Met deze 4 elementen bekom je een reliëfvorm. Welke reliëfvormen ken je? Vlakte, heuvel, plateau en berg.  De reliëfvorm van het Pajottenland is : Heuvel(land). 6. Holle weg In deze omgeving zien we veel wegen met langs beide zijden een verhoogde berm (= talud) De weg ligt duidelijk ingesneden in het landschap. Dit noemen we een holle weg. Zo’n weg met steile wanden is ontstaan door dooiwater, stortbuien, bron alsook door transport van de mens. We spreken hier van een verticale erosie. Dit betekent dat door verwering en afvoer van materiaal, het landschap dieper wordt ingesneden.
  • 18. 17 7. De bron Hoe ontstaat een bron? Een deel van het neerslagwater sijpelt in de bodem tot het op een ondoordringbare laag blijft staan. Hier ontstaat dan een grondwatertafel. Op bepaalde plaatsen komt dit water aan de oppervlakte en er ontspringt een bron. In de Leemstreek bestaat de doordringbare laag uit leem en zand ; de ondoordringbare laag uit klei Waarom laten de eerste twee losse gesteenten wel water door en de laatste niet? Zand en leem hebben een grotere korrelgrootte dan klei waardoor het water tussen de poriën kan doorsijpelen. ONDERWEG NAAR SINT- PIETERS - LEEUW:  We naderen de hoge zendtoren van de VRT. Hoe hoog schat je deze toren? 300m (zonder mast 246m)  We rijden voorbij het prachtige domein Coloma met zijn kasteel en rozentuin. Met welk aspect van de aardrijkskunde heeft dit te maken? toerisme
  • 19. 18 Vierde excursiepunt: Rivieronderzoek “Zuunbeek”  Doel: * Toepassen van enkele begrippen in verband met een rivier. * Onderzoek naar vervuiling van de Zuunbeek. 1. Situering De Zuunbeek, amper 9 kilometer lang, stroomt van west naar oost dwars doorheen Sint-Pieters-Leeuw. Haar alluviale vlakte vormt over zowat haar gehele lengte de groene long van de gemeenten. Let op het bodemgebruik van de grond langsheen de Zuunbeek en op de hellingen. Langs de Zuunbeek: weiden Op de hellingen: weiden + akkers Welke bomen groeien er in de vallei? Waarom? Populieren en wilgen. Deze bomen kunnen bijzonder goed groeien in een vochtige omgeving en verdampen heel veel water. Deze beek heeft geen echte bron, maar wordt gevormd door de samenvloeiing van een aantal beken. We onderzoeken de Zuunbeek ter hoogte van de Brabantsebaan, vlak bij de pittoreske herberg ‘De Blauw’. Hier ontvangt de Zuunbeek haar laatste grote zijbeek, nl. de Molenbeek. Stroomafwaarts van deze samenvloeiing werd de Zuunbeek gekanaliseerd. De pijl op de kaart geeft aan waar we ons bevinden. Verklaar waarom de beek stroomopwaarts van deze plaats kronkelt en stroomafwaarts een recht verloop heeft. Stroomafwaarts is de Zuunbeek gekanaliseerd.
  • 20. 19 2. De Zuunvallei Ga op de brug staan en kijk stroomafwaarts. Maak hier in gedachten een dwarsprofiel van het dal. Duid aan met welk van de onderstaande voorstellingen het dwarsprofiel het best te vergelijken is. - Hoe noemt men zo een dal? Een asymmetrisch dal. - Welke is de noordelijke (en zuidelijke) helling? De helling in het noorden (het zuiden) gelegen. - Leg in enkele stappen uit hoe zo een dal gevormd wordt:  Tijdens de IJstijd gelijke ijs- en sneeuwlaag.  Zon schijnt in de zomer.  Zon schijnt rechter in op de noordelijke helling. Sneeuw smelt daar sneller en spoelt materie mee (erosie = afglijding).  Op de zuidelijke helling smelt de sneeuw trager af. Water sijpelt in de bodem, de gehele bodem schuift af naar beneden (creep). De rivier wordt verschoven. N Z1 2 3 4
  • 21. 20 3. Terminologie van een rivier Voordat je de Zuunbeek kan bestuderen, moet je de juiste termen kunnen hanteren. Ga op de brug staan (stroomafwaarts kijkend).  Hoe bepaal je de stroomzin? Duid ze aan op de foto. Met je rug naar de bron staan.  Schrijf op de juiste plaats rechteroever en linkeroever. Noteer voor elke meander de stootoever/aanslibbingsoever en holle oever/bolle oever En dan aan de slag! 1. Stroomsnelheid meten met de vlotmethode Stroomsnelheid = de afgelegde weg per tijdseenheid, uitgedrukt in m/s. Werkwijze: - Baken langs de beek een bepaalde afstand af. - Gooi een drijvend voorwerp (kurk) in het water, stroomopwaarts van beide merktekens. - Wanneer het voorwerp het eerste merkteken voorbijdrijft, wordt de chronometer ingedrukt; wanneer het tweede merkteken passeert, wordt de chrono gestopt. Meetresultaten: afstand = …………. m stroomsnelheid = …..………m/s = ……………m/s tijd = ………………. s
  • 22. 21 2. Debietmeting van de Zuunbeek Debiet = de hoeveelheid water die per seconde op een bepaalde plaats aan de rivier voorbij stroomt, uitgedrukt in m³ per seconde. Formule: debiet = stroomsnelheid X oppervlaktedoorsnede Werkwijze: - Meet de breedte van de beek aan het waterniveau. - Meet de diepte in het midden van de beek. - Het product van het midden X de diepte levert de oppervlakte op. - Maak dan het product van de oppervlakte met de snelheid van de beek. Meetresultaten: Breedte aan het waterniveau (B) = ……… m Diepte tot het waterniveau (h) = ……… m Snelheid (zie vorige meting) = ……… m/s Huidig debiet: B X h X snelheid = ……… m³/s 3. Verval van een beek Verval = de gemiddelde afhelling van een rivier, het verschil in hoogte tussen twee plaatsen in een rivier, uitgedrukt in cm/km of bij een sterk verval m/km. Formule: verval = hoogte bron - hoogte monding lengte = 30 m - 20 m _ 9 km = …………..m/km of …………. cm/km
  • 23. 22 4. Waterkwaliteitsbepaling aan de hand van enkele veldtechnieken 1. Temperatuur Werkwijze: Bepaal de temperatuur van het water met behulp van de thermo- meter : ……. °C  De temperatuur mag niet hoger zijn dan 25°C Besluit: ……………………………………………………………………………………… 2. Helderheid Werkwijze :Laat de schijf in het water zakken tot een diepte, waarop je de zwart/witte vakken niet meer kan onderscheiden. Haal de schijf omhoog. Lees de diepte af aan het aantal knopen. Deze diepte is een maat voor de helderheid. Diepte = ……. cm Besluit : ..................................................................................................... 3. Zuurtegraad Werkwijze :Bepaal de pH van het water met de pH-strookjes : Weet dat : pH > 7 : basisch pH = 7 : neutraal pH < 7 : zuur Besluit : .....................................................................................................
  • 24. 23 Vijfde excursiepunt : Ruilverkaveling nabij Oudenaken  Doel : - Ruilverkaveling definiëren - Waarnemen van kenmerken van een ruilverkaveling - Voor- en nadelen achterhalen 1. Wat is ruilverkaveling ? Er bestaat een wet die zegt dat naar elk perceel een weg moet leiden. Ruilverkaveling is het samenvoegen van grondeigendommen van verschillende eigenaars tot grote gebieden met als doel de onrendabele versnippering van de grond te verhelpen. Dit begon reeds in 1974. 2 . Het uitzicht van een ruilverkaveling ? UITZICHT VOOR ruilverkaveling NA ruilverkaveling Grootte percelen klein heel groot Wegen aardewegen beton en asfalt Begroeiing hagen, prikkeldraad, … verdwenen 3 . Voor- en nadelen van ruilverkaveling ? VOORDELEN NADELEN - gemakkelijk te bewerken 1) tijdswinst 2) hoger rendement - betere bereikbaarheid - oorspronkelijk landschap vernietigd - risico om minder vruchtbare grond te krijgen - hogere kosten (betonwegen onderhouden grotere machines)
  • 25. 24 Zesde excursiepunt : Nederzetting Lennik  Doel : - De functies in een nederzetting weergeven - Bereikbaarheid 1. Geografische gegevens Oppervlakte = 3100 ha (=31 km²) = 8819 op 1 januari 2010 Bevolkingsdichtheid = 8819 inw / 31 km² = 284 inw / km² Deelgemeenten = St.-Kwintens-Lennik, St.-Martens- Lennik, Gaasbeek. 2 . Wandeling op en rond de markt Welk standbeeld staat op de markt ? Het Brabants boerenpaard.  Ga in groepjes rond de markt en registreer elke woning in volgende tabel. (plaats streepjes) TYPE markt A. Algoetstraat woonhuis winkel horeca bank/verz. school kerk andere TOTAAL
  • 26. 25  Vraag tijdens de wandeling aan 2 personen 1. vanwaar ze afkomstig zijn. 2. waarom ze naar Lennik komen winkelen. 3. of ze ook elders gaan winkelen, indien ja : waar ? 4. waar ze gaan werken. 5. hoe ze hun werk bereiken. VRAAG Persoon 1 Persoon2 1 2 3 4 5 3. Verwerking van de gegevens a) Functies van een stad Een stad of gemeente wordt gekenmerkt door een aantal functies die zowel voor de eigen bevolking als voor de bewoners van de omgeving worden uitgeoefend. Kies uit volgende functies en vul aan : culturele functie, administratieve functie, sociale functie, handelsfunctie of woonfunctie.  De winkels, banken, verzekeringen en horecabedrijven hebben een handelsfunctie  Al de gebouwen die bijdragen tot ontspanning, ontwikkeling en erediensten hebben een culturele functie  Alle gebouwen waarin kantoren zijn ondergebracht hebben een administratieve functie  Alle gebouwen gericht op het algemeen welzijn van de bevolking hebben een sociale functie  Alle gebouwen die dienst doen als woonhuis hebben een woonfunctie
  • 27. 26 BESLUIT : Op de markt komen het meest winkels voor. Dit is duidelijk een handelsfunctie. De woonfunctie is belangrijk in de Algoetstraat. b) Winkeldichtheid Bereken de winkeldichtheid van de markt en van de A. Algoetstraat aan de hand van deze formule : aantal winkels x 100 = aantal gebouwen  markt : ...............................................................................................  A.Algoetstraat : ................................................................................... We kennen 4 categorieën van winkeldichtheid:  10-20% = straat met huizen  20-55% = secundaire winkelstraat  55-90% = hoofdwinkelstraat  90-100%= citywinkelstraat Situeer de markt en de A. Algoetstraat in deze categorieën. 4. Bereikbaarheid van Lennik Aangezien er heel wat pendelaars zijn richting Brussel, is het belangrijk over goede verkeerswegen te beschikken. - Over welk openbaar vervoer beschikt Lennik ? Bus van De Lijn. - Met welke frequentie rijdt het openbaar vervoer ? Op een gewone werkdag (buiten de piekuren) rijden er bussen naar Brussel om ......................... en om ...............................richting Halle.  Na deze dag heb je wel een veel beter zicht op het Pajottenland. Tot welk soort landschap behoort het grootste deel van het Pajottenland ? landelijk cultuurlandschap