8. Graad 3:
Agnosticisme
“Ik ben…
… deel van een groter, ondoorgrondelijk geheel…
… en ik kan niet weten of dat geheel natuurlijk of boven-natuurlijk is.”
9. Graad 4:
Ietsisme
“Ik ben…
… deel van een groter, ondoorgrondelijk geheel…
… dat zeker ook boven-natuurlijk is…
… maar dat ik niet benoem.” (Er moet toch iets zijn)
10. Graad 5:
Deïsme, de onkenbare God
“Ik ben…
… deel van een groter, ondoorgrondelijk geheel…
… dat zeker ook boven-natuurlijk is, …
… en dat ik God noem…
… maar waar ik verder niets van weet.”
11. Graad 6:
Theïsme, de verpersoonlijkte God
“Ik ben…
… deel van een groter, ondoorgrondelijk geheel…
… dat zeker ook boven-natuurlijk is, …
… dat ik God noem, …
… en waar ik een aantal eigenschappen van ken…
… bijvoorbeeld dat het liefde kan voelen, hoop, en teleurstelling.”
12. Graad 7:
De God met het plan
“Ik ben…
… deel van een groter, ondoorgrondelijk geheel…
… dat zeker ook boven-natuurlijk is, …
… dat ik God noem, …
… en waar ik een aantal eigenschappen van ken, …
… bijvoorbeeld dat het liefde kan voelen, hoop, en teleurstelling, …
… en waarvan ik weet dat het een plan heeft.”
13. Graad 8:
De God met het plan
voor alles
“Ik ben…
… deel van een groter, ondoorgrondelijk geheel…
… dat zeker ook boven-natuurlijk is…
… dat ik God noem, …
… en waar ik een aantal eigenschappen van ken, …
… bijvoorbeeld dat het liefde kan voelen, hoop, en teleurstelling, …
… en waarvan ik weet dat het een plan heeft,
… dat de hele mensheid betreft, dus ook de niet-gelovigen.”
14. Graad 9:
De God met regels en wetten
“Ik ben…
… deel van een groter, ondoorgrondelijk geheel…
… dat zeker ook boven-natuurlijk is…
… dat ik God noem…
… en waar ik een aantal eigenschappen van ken, …
… bijvoorbeeld dat het liefde kan voelen, hoop, en teleurstelling, …
… en waarvan ik weet dat het een plan heeft…
… een plan dat de hele mensheid betreft, dus ook de niet-gelovigen, …
… en dat regels en wetten voorschrijft om dat plan te realiseren.”
15. Graad 10:
De mens als instrument
“Ik ben…
… deel van een groter, ondoorgrondelijk geheel…
… dat zeker ook boven-natuurlijk is, …
… dat ik God noem, …
… en waar ik een aantal eigenschappen van ken, …
… bijvoorbeeld dat het liefde kan voelen, hoop, en teleurstelling, …
… en waarvan ik weet dat het een plan heeft…
… een plan dat de hele mensheid betreft, dus ook de niet-gelovigen…
… dat regels en wetten voorschrijft om dat plan te realiseren…
... en mij vraagt om die regels en wetten na te leven, toe te lichten, te
openbaren, af te dwingen.”
------------------------------------------------------------------------------------------------