2. Hardware
• Monitor
• Toetsenbord
• Muis
• Systeemkast
• Niet aanwezig hier in de klas:
printer, scanner, geluidsboxen, microfoon, …
• Kortom: hardware = alles wat je kan vastpakken
3. Software
• Toepassingssoftware:
– Tekstverwerker
– Rekenblad
– Presentatiepakket
– Tekenprogramma
–…
– Deze software staat “op” de computer en je kan
er iets “mee doen”
4. Software
• Besturingssoftware = software die ervoor zorgt
dat alle andere software op een correcte manier
samenwerkt met de hardware
• Voorbeelden:
– Windows
– Mac OS
– Linux
– …
• Wij maken gebruik van Windows 7
8. Verwerkingseenheid
• CPU = Central Processing Unit =
centrale verwerkingseenheid
• Dit is het hart van de computer
• Kan zeer snel opdrachten uitvoeren en
berekeningen maken
• Vormt invoer om tot uitvoer
9. Opslagmedia
• Geheugen van de computer
• Criteria:
– Korte termijn lange termijn
– Permanent vluchtig
– Snel traag
– Vast transporteerbaar
– Duur goedkoop
• Voorbeelden: RAM, harde schijf, cd’s, dvd’s,
USB-stick, …