SlideShare a Scribd company logo
1 of 60
Download to read offline
Anders en toch Gelijk
Ontwerpcriteria voor een educatief aanbod ter bevordering van de
   acceptatie van seksuele diversiteit op middelbare scholen




                         Student: Erik Lemmens (3190722)
                                  Victoria Regiadreef 72W, 3563 GK Utrecht
                                  Master Science Education and Communication
                                  Universiteit Utrecht
                                  E.J.J.Lemmens@students.uu.nl

                      Begeleiders: Peter Dankmeijer
                                   p.dankmeijer@empower-ls.com
                                   prof. dr. A.J. Waarlo
                                   A.J.Waarlo@uu.nl



                                                                          1
Voorwoord
dit onderzoek, voor het behalen van de titel Master of Science, vond plaats bij Empowerment Lifestyle
Services te Amsterdam van 02-02-2009 tot 03-07-2009. Het was een periode vol leermomenten, die mij
altijd bij zullen blijven. Graag wil ik peter Dankmeijer, directeur van Empowerment, bedanken voor
deze leerzame periode binnen zijn bedrijf. Ten tweede, een woord van dank aan Marinus Schouten en
Bas Koppers, voor de steun en advies die ik van hen mocht ontvangen.
         Vanuit de Universiteit Utrecht, wil ik Arend Jan Waarlo bedanken voor zijn wijze lessen en de
feedback die hij gegeven heeft tijdens en na dit onderzoek. Als laatste, nog een woord van dank aan
Marco Derks van ContrariO, Johan Quist van RefoAnders en Geert Jan Edelenbosch van COC
Nederland, voor hun advies en de gelegenheid om hen te interviewen.
Deze vijf maanden zal ik nooit vergeten en er met veel plezier aan terugdenken.

Erik Lemmens




                                                                                                    2
Samenvatting
Empowerment Lifestyle Services (ELS), is het kenniscentrum op het terrein van seksuele diversiteit in
het onderwijs. Dit kenniscentrum heeft ervaring met de systematische invoering van een aanpak rond
veiligheid in scholen en richt zich daarbij op de integratie van homo, lesbische, biseksuele en
transgender aspecten in het breder schoolbeleid. In dit kader, is er een contract afgesloten met de
Universiteit Maastricht, om haar te begeleiden bij het ontwikkelen van een wetenschappelijk
onderbouwd educatief aanbod bestemd voor het vmbo onderwijs. Dit onderzoek, focust zich op
voorwaarden voor de ontwikkeling en implementatie van een nieuw educatief aanbod. Centraal
binnen dit onderzoek staat de vraag: Aan welke criteria moet een educatief aanbod voldoen, wil het de
acceptatie van seksuele diversiteit bevorderen in het middelbaar onderwijs? Om deze vraag te kunnen
beantwoorden, zijn er vier deelvragen opgesteld. (1) Hoe denken inhoudsdeskundigen op het gebied van
holebi seksualiteit over ‘het gewenste gedrag’ met betrekking tot seksuele diversiteit en welke invulling geven zij
hieraan? (2) Welke (voor)oordelen (denkbeelden) over seksuele diversiteit leven er onder de scholieren?
(3) ‘Wat zal er als gevolg van de interventie veranderen in de omgevingscondities, en wie zal deze veranderingen
realiseren’? (4) Wat kan de beoogde doelgroep van de interventie doen om het gewenste gedrag te realiseren?
           Uit interviews, met medewerkers van het COC, RefoAnders en ContrariO, kwam naar voren
dat ‘het gewenst gedrag’ een ambivalent begrip is. Op basis van religieuze opvattingen, is er
voornamelijk onderscheid binnen het begrip ‘vrijheid’. Een belangrijke overeenkomst binnen ‘het
gewenst gedrag’ , is dat de focus van acceptatie voornamelijk op het gebied van ‘respect’ zal komen te
liggen. Uit het onderzoek naar homofobie komt naar voren dat factoren als masculiniteit, groepsdruk
(en de slechte weerstand van jongeren hiertegen) en sociale uitsluiting belangrijk zijn om zich van
homoseksuele leeftijdsgenoten te distantiëren. Kennisgebrek en stigmatiserende denkbeelden zijn
belangrijke factoren bij het ontwikkelen van een negatief denkbeeld over homoseksualiteit.
         Er zijn vier verschillende onderzoeksinstrumenten ontwikkeld (vragenlijst, woordassociaties,
stellingenspel en rangorde) voor het inventariseren van denkbeelden en opvattingen over seksuele
diversiteit onder de scholieren. Het uitgevoerde doelgroeponderzoek, bevestigde dat opvattingen en
emoties over seks en gender een doorslaggevende rol spelen bij het vormen van een negatief
denkbeeld over holebi personen. Vooral de angst om aangezien te worden als homoseksueel speelt
een beslissende rol bij het uitsluiten van klas- of leeftijdsgenoten die uitkomen voor hun holebi
seksualiteit.
         Het belangrijkste ontwerpcriterium uit dit onderzoek, is doelgroepsegmentatie naar leeftijd.
Doelgroeponderzoek toont aan dat een onderscheid naar leeftijd (12-14 jaar oud en 15-18 jaar oud) of
onder- en bovenbouw noodzakelijk is. Dit leidt tot de volgende aanbevelingen. Bij leerlingen tussen
de 12 en 14 jaar oud, is een belangrijk criterium kennisvergroting. Vooral begrippen als respect,
discriminatie en identiteit. Hier dient seksuele diversiteit wel als onderwerp geïntegreerd te worden.
Een ander criterium is, dat deze jongeren begrijpen dat homoseksualiteit geen keuze is, maar net als
heteroseksualiteit of geslachtsbepaling al vastligt voor de geboorte van een kind. De jigsaw methode
(werkboek) of visuele ondersteuning (dvd) zou bij deze doelgroep het meest effectief zijn.
Bij leerlingen tussen de 15 en 18 jaar oud is een belangrijk criterium, dat seksuele diversiteit meer
besproken wordt vanuit overeenkomsten dan vanuit verschillen. Kennismaking, door bijvoorbeeld
COC voorlichting te introduceren of de leerlingen zelf een interview laten afnemen met een holebi
persoon, kan hier een goede methode voor zijn. Ten tweede is het tegengaan van de negatieve
associatie onder jongeren tussen seks en homoseksualiteit een belangrijk criterium. Een holebi is
immers meer dan zijn/haar seksueel gedrag. Onderzoek naar de levensstijl van holebi personen en het
aantonen van gemeenschappelijke toekomstbeelden onder jongeren als samenwonen of een
monogame relatie zou hierin misschien kunnen helpen. Wat belangrijk is om te onthouden bij het
bespreken van de verschillen in levensstijl, is het feit dat je niet kunt kiezen of je homo of hetero bent,
maar wel een keuze hebt in de bijbehorende levensstijl.




                                                                                                                 3
Inhoudsopgave

     Voorwoord                                    II
     Samenvatting                                 III

  1. Introductie                                  2
        1.1. Doelgroepkeuze en -verantwoording    2
        1.2. Onderzoeksvraag en deelvragen        3
  2. Onderzoeksopzet                              4
        2.1. Literatuuronderzoek                  4
        2.2. Doelgroeponderzoek                   4
        2.3. Gedragsverandering                   4
  3. Homo-emancipatie                             5
        3.1. Introductie                          5
        3.2. De Nederlandse overheid              5
        3.3. Homobelangenverenigingen             6
        3.4. Deelconclusie                        9
  4. Homofobie                                    10
        4.1. Introductie                          10
        4.2. Binnen Nederland                     10
        4.3. Onder scholieren                     11
        4.4. Van homofobie naar homonegativisme   11
        4.5. Deelconclusie                        12
  5. Doelgroeponderzoek                           13
        5.1. Introductie                          13
        5.2. Respondenten                         13
        5.3. Dataverzameling                      13
        5.4. Ruwe data-analyse en resultaten      15
        5.5. Conclusies                           23
        5.6. Deelconclusie                        25
  6. Gedragsverandering                           26
        6.1. Introductie                          26
        6.2. Gedrag- en veranderingsdoelen        27
        6.3. Deelconclusie                        30
  7. Slotbeschouwing                              31
         7.1. Ontwerpcriteria en aanbevelingen    31
         7.2. Beperkingen van dit onderzoek       32
  8. Referenties                                  33




                                                        4
1. Introductie
Empowerment Lifestyle services (ELS), is het kenniscentrum op het terrein van seksuele diversiteit in
het onderwijs. Dit kenniscentrum heeft ervaring met de systematische invoering van een aanpak rond
veiligheid in scholen en richt zich daarbij op de integratie van homo, lesbische, biseksuele en
transgender aspecten in het breder schoolbeleid. In dit kader, is er een contract afgesloten met de
Universiteit Maastricht (UM) om haar te begeleiden bij het ontwikkelen van een wetenschappelijk
onderbouwd educatief aanbod. Naast de samenwerking met de UM overlegt ELS ook met andere
(inhouds)deskundigen op het gebied van seksualiteit (Rutgers Nisso Groep), en holebi seksualiteit
(het COC, ContrariO en RefoAnders), voor het creëren van een breder draagvlak.
Nu de regering serieus aan de slag is gegaan met homo-emancipatie in het onderwijs, verdient dit
volgens ELS een effectieve benadering, zoals dit ook gebeurd is bij de invoering van seksuele vorming
en tabaksvoorlichting.
        Met dit educatief aanbod heeft ELS niet de intentie om jongeren te dwingen tot een coming-
out, maar werkt aan een veiliger schoolklimaat, zodat coming-out gemakkelijker wordt. Ook zegt zij
niet dat alleen bij heteroseksuele jongeren een attitudeverandering nodig is, zij richt zich ook op de
versterking van homoseksuele, lesbische en biseksuele (holebi) jongeren. Zolang deze niet eerlijk zijn
over zichzelf, zullen heteroseksuele jongeren hun goede bedoelingen ook niet kunnen tonen. Er is dus
een wisselwerking nodig, wat begint bij een veiliger schoolklimaat.

Met dit onderzoek, wil ELS zicht krijgen op voorwaarden voor de ontwikkeling en implementatie van
een nieuw educatief aanbod gericht op de sociale acceptatie van seksuele diversiteit op middelbare
scholen. De afgelopen 25 jaar is er elke paar jaar wel een nieuw aanbod ontwikkeld, maar de
implementatie hiervan binnen de scholen is nooit van de grond gekomen. Door planmatig een nieuw
aanbod te ontwikkelen in samenwerking met de scholen is dit hopelijk te voorkomen. Het model voor
planmatige gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering1 vormt daarbij de leidraad.
         Dit model maakt echter niet expliciet hoe gezondheidsvoorlichters bij de ontwikkeling van
een interventie op een systematische wijze empirische gegevens en theoretische inzichten over gedrag
en gedragsverandering kunnen toepassen. In de jaren negentig is op basis van ervaringen, opgedaan
aan de Universiteit van Texas in Houston (USA) en de Universiteit Maastricht, een systematiek
ontwikkeld die aan deze tekortkoming tegemoet komt: Intervention Mapping (IM). Dit is een protocol
voor het gebruik van empirische gegevens en theoretische inzichten bij de ontwikkeling van
programma’s om gezond of gewenst gedrag te bevorderen. Het uiteindelijke resultaat is een soort
plattegrond of routeplanner voor het te ontwerpen aanbod. Binnen dit onderzoek zal er een
probleemanalyse plaatsvinden en zullen de veranderbare determinanten samen met de bijbehorende
leer- en gedragsdoelen opgesteld worden.

1.1. Doelgroepkeuze en -verantwoording
De beoogde doelgroep van het educatief aanbod wordt gevormd door scholieren in het
voorbereidende middelbaar onderwijs (vmbo), in de leeftijdscategorie van 12-18 jaar oud. Docenten
komen in dit onderzoek wel aan bod, maar zijn niet een directe doelgroep, zij spelen vooral een rol in
de implementatiefase van dit project. Veel scholen ondervinden dat het onderwerp homoseksualiteit
agressieve reacties van scholieren oproept. In onderzoek wordt consistent aangetoond dat lager
opgeleide jongeren vaak meer zwart-wit denken en minder tolerant zijn ten opzichte van afwijkende
leefwijzen2. Zij hebben meer moeite met het zien van nuances, reageren meer primair vanuit hun
emoties en kunnen hun houding minder snel aanpassen op basis van argumenten 3.
De afwijzing is het sterkst onder jongens, die veel moeite doen om een eigen mannelijke identiteit te
ontwikkelen. Een strikte afwijzing van homoseksualiteit en ‘verwijfdheid’ is voor hen een bevestiging



1 Green & Kreuter, (2005).
2 Veiligheidsmonitor voortgezet onderwijs (2006); Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2009).
3 Vanweesenbeeck et al. (2002).




                                                                                                            5
van hun mannelijkheid4. Een andere reden is dat op het vmbo veel scholieren met een niet-
Nederlandse achtergrond zitten5. Vooral scholieren die afkomstig zijn uit armere gebieden in
migratielanden, waar de cultuur sterk traditioneel is en ge- en verboden van hun geloof letterlijk
worden genomen, zijn vaak afwijzend ten opzichte van homoseksualiteit. Ook moet rekening
gehouden worden met het feit dat groepsnormen over homoseksualiteit vaak sterk verschillen van
individuele meningen.
         Wanneer scholieren apart genomen worden voor een gesprek over seksualiteit en
homoseksualiteit, blijkt dat ze vaak toleranter zijn dan ze uiten in de klas of op het schoolplein. Als
collectief, binnen hun vriendengroep of met hun cultuurgenoten, komt er een proces op gang waarin
het voor jongeren erg belangrijk is om te laten zien dat zij niet afwijken van wat ‘iedereen’ vindt. Dit
groepsproces heeft een grote invloed op het schoolklimaat.

1.3. Onderzoeksvraag en deelvragen
Binnen dit onderzoek, willen we graag antwoord vinden op de volgende vraag:
Aan welke criteria moet een educatief aanbod voldoen, wil het de acceptatie van seksuele
diversiteit bevorderen in het middelbaar onderwijs?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zijn de volgende deelvragen geformuleerd:
Welke (voor)oordelen (denkbeelden) over seksuele diversiteit leven er onder de vmbo scholieren?

Hoe denken inhoudsdeskundigen op het gebied van holebi seksualiteit over ‘het gewenste gedrag’
met betrekking tot seksuele diversiteit en welke invulling geven zij hieraan?

Wat zal er als gevolg van de interventie veranderen in de omgevingscondities, en wie zal deze
veranderingen realiseren?

Wat kan de beoogde doelgroep van de interventie doen om het gewenste gedrag te realiseren?




4   Nayak & Kehily (1996).
5   Inspectie van onderwijs (2004; 2005).



                                                                                                      6
2. Onderzoeksopzet
Voor het opzetten van een interventie, is het belangrijk om eerst een goed theoretisch inzicht in het
specifieke gedrag en beoogde gedragsverandering te krijgen. Een vraag die hier gesteld kan worden
is: Over welk gedrag praten we en waar komt het vandaan? Wanneer deze beantwoord is, kunnen we
kijken naar: ‘Hoe kan dit veranderd worden naar meer gewenst gedrag?’ of ‘Hoe kunnen we het al
aanwezige gedrag belonen?’ Het verkrijgen van een goed inzicht vraagt om begrip van het gedrag van
individuele personen, maar ook van de wisselwerking tussen deze personen en hun omgeving. In dit
onderzoek vinden twee literatuurstudies en een doelgroeponderzoek plaats, met als doel: het
ongewenste gedrag vertoond door en naar holebi personen en de herkomst hiervan in kaart te
brengen.

2.1. Literatuuronderzoek
Als eerste, is er een literatuuronderzoek uitgevoerd naar het begrip homo-emancipatie en hoe dit
binnen Nederland vorm heeft gekregen. Ter ondersteuning van dit literatuuronderzoek zijn er
interviews gehouden met medewerkers van drie Nederlandse homobelangenverenigingen (het COC,
ContrariO en RefoAnders) over hoe zij homo-emancipatie zien en wat dit precies inhoudt binnen hun
vereniging. Als tweede is er een literatuuronderzoek uitgevoerd naar het begrip homofobie. Met deze
studie is gekeken naar het verschijnsel homofobie en of dit wel een correcte benaming is voor het
negatief gedrag dat geuit wordt richting holebi personen. Tevens, hopen we met deze studie inzicht te
krijgen in factoren die ten grondslag liggen aan ‘homofobie’ en leiden tot het uiten van ongewenste
attitudes tegenover holebi personen.

2.2. Doelgroeponderzoek
Kennis van aard en omvang van ‘ homfobie’ onder leerlingen is noodzakelijk voor het ontwikkelen
van een strategie die kan bijdragen aan het veranderen van ongewenste attitudes. Verschillende
instrumenten zijn de afgelopen jaren binnen Nederland ontwikkeld voor empirisch onderzoek naar
het klimaat waarbinnen Nederlandse holebi personen leven. Veel van deze instrumenten 6 zijn echter
overgenomen vanuit het buitenland waar een ander sociaal en cultureel klimaat heerst. Het herijken
en wetenschappelijk testen van deze instrumenten is dan ook noodzakelijk om een valide uitkomst te
krijgen aangaande homonegativisme binnen Nederland.
        In dit onderzoek gaan vmbo leerlingen verschillende opdrachten uitvoeren. Op deze manier
willen we erachter komen welke persoonlijke denkbeelden zij erop nahouden aangaande holebi
seksualiteit. Ook willen we inventariseren hoe zij aankijken tegen een nieuw educatief aanbod over
holebi seksualiteit en welke elementen zij hierin belangrijk vinden.

2.3. Gedragsverandering
Wanneer duidelijk is uit de literatuuronderzoeken en het doelgroeponderzoek wat precies de factoren
zijn die het ongewenste gedrag bepalen, kunnen deze vertaald worden naar meer gewenst gedrag.
Deze vertaalslag zal plaatsvinden door het opstellen van gedrag- en omgevingsdoelen voor het
nieuwe educatieve aanbod.




6Bijvoorbeeld Herek’s Attitudes Toward Lesbian and Gay Men (ATLG) scale (1988), die met een aantal modificaties vertaald is
in het Nederlands.



                                                                                                                          7
3. Homo-emancipatie

3.1. Introductie
Volgens het Van Dale woordenboek staat ‘emancipatie’ voor het toekennen van gelijke rechten,
gelijkstelling voor de wet en het streven naar gelijkgerechtigdheid. De term emancipatie werd vroeger
vaak in verband gebracht met het feminisme. Tegenwoordig zijn er meerdere emancipatiestromingen
op gang gekomen waaronder de emancipatie van de HLBT gemeenschap 7.
         Binnen Nederland kunnen we spreken van twee emancipatiegolven die kenmerkend zijn voor
de homo-emancipatie. De eerste emancipatiegolf8, werd gemarkeerd door de oprichting van het
Nederlands Wetenschappelijk Humanitair Komitee door jhr. Mr. Jacob Anton Schorer in 1912. Later is
hier het huidige COC Nederland9 uit ontstaan (1946). Binnen de tweede emancipatiegolf staat de strijd
om juridische gelijkheid centraal. Deze tweede golf begon met de afschaffing van Artikel 248 bis uit
het Wetboek van Strafrecht in 1971. Volgens dit artikel was homoseksualiteit strafbaar tussen een
meerderjarige en minderjarige. Met het juridisch verankeren van gelijke behandeling in de grondwet,
is het fundament gelegd voor gelijke rechten van homoseksuelen en heteroseksuelen. Met andere
woorden, juridisch gezien is homoseksueel zijn gewoon. Dat paren van hetzelfde geslacht kunnen
trouwen voor de wet, is de markering voor het einde van deze tweede homo-emancipatiegolf.
         Hoewel de meeste Nederlanders instemmen met gelijkheid voor homoseksuelen, hebben zij er
wel moeite mee als bijvoorbeeld twee mannen of twee vrouwen in het openbaar hand in hand lopen.
We kunnen dus spreken van het ontstaan van een dubbelbeeld. Enerzijds zijn de juridische rechten
geaccepteerd, anderzijds staat de sociale acceptatie nog in de kinderschoenen. Een ‘derde’
emancipatiegolf, kan bijdragen aan een grotere sociale acceptatie in delen van onze samenleving waar
homoseksualiteit nog gevoelig ligt. Uit een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau 10 (SCP) blijkt
dat homoseksualiteit in de naaste omgeving en in het openbaar nog moeilijk geaccepteerd wordt 11.
Leeftijd, etnische achtergrond en religie zijn voornamelijk bepalend voor deze acceptatiegraad.
         Peilingen onder middelbare scholieren en jongeren tonen aan dat zij behoorlijk negatief
tegenover homo’s staan12. Bijvoorbeeld het gebruik van ‘homo’ als scheldwoord op school en op straat
lijkt de normaalste zaak van de wereld. Turkse en Marokkaanse jongeren zijn het scherpst in de
veroordeling van homoseksualiteit13. De eer van de familie of de machocultuur speelt hierin een
belangrijke rol. Ook onduidelijkheid over wat homoseksualiteit eigenlijk is, houdt het taboe in stand.
In bepaalde delen van Nederland is religie nog steeds een invloedrijke factor in verband met de
sociale acceptatie van diversiteit. Vrijwel alle geloofsgemeenschappen wijzen in hun geloofsopvatting
homoseksualiteit of homoseksuele relatievorming af. Homoseksuelen binnen deze kringen voelen zich
hierdoor vaak geïsoleerd en afgewezen14. De Nederlandse overheid en verschillende
homobelangenverenigingen willen daardoor samen werken aan oplossingen voor het bevorderen van
de sociale acceptatie van de HLBT gemeenschap.

3.2. De Nederlandse overheid
Het gelijkstellen van homoseksuelen aan heteroseksuelen in de grondwet toont aan dat de overheid
de Nederlandse HLBT gemeenschap ondersteunt. Nederland is dan ook Europees koploper als het
gaat om de algemene acceptatie van homoseksualiteit. In 2007 introduceerde minister Ronald Plasterk
(OC&W)15, de emancipatienota lesbisch- en homo-emancipatiebeleid 2008-201116.


7 Met HLBT gemeenschap wordt hier de homoseksuele, lesbische, biseksuele en transgender gemeenschap binnen Nederland
bedoeld.
8 Homo encyclopedie van Nederland (2005).

9 Het COC Nederland stond in de jaren vijftig bekend onder de naam Cultuur- en Ontspannings-Centrum. De huidige naam

van het centrum is officieel: Federatie van Nederlandse Verenigingen tot Integratie van Homoseksualiteit COC Nederland.
10 ‘Gewoon Doen’, Sociaal Cultureel Planbureau (2006).

11 Het SCP maakt hierbij verschil tussen algemene aanvaarding en de acceptatie van gelijke rechten en de acceptatie in eigen

kring en in het openbaar.
12 Nationale Jeugdraad (2006); De Graaf et al, (2005); Outway ( 2005); ITS onderzoek veiligheid op scholen, (2001); RNG, (2005).

Rotterdamse Jeugd Monitor (2000/2001, 2003/2004).
13 SCP (2007); Jeugdmonitor GGD (2005).

14 Beleidsvisie COC en MOVISIE (2007).

15 OC&W is de afkorting voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

16 De nota ‘Gewoon homo zijn’ is in zijn geheel terug te vinden op www.minocw.nl/documenten/Homo_emancipatie.pdf.




                                                                                                                               8
Het hoofddoel van deze nota is het bevorderen van de sociale acceptatie van homoseksuelen onder de
Nederlandse bevolking. De nota stelt dat er al veel bereikt is, maar dat homo-emancipatie niet af is.
Vier pijlers in het coalitieakkoord geven richting aan het homo-emancipatiebeleid van het kabinet:
veiligheid, sociale samenhang, een dienstbare ‘overheid als bondgenoot’ en een actieve internationale
rol. In het verlengde daarvan heeft de overheid zichzelf vijf operationele doelen gesteld17: (1) Het
bevorderen van de bespreekbaarheid van homoseksualiteit in verschillende bevolkingsgroepen, (2) De
aanpak van geweld en intimidatie tegen homoseksuelen, (3) Het stimuleren van de totstandkoming
van maatschappelijke allianties, zowel landelijk als lokaal, (4) Het bijdragen aan een homovriendelijke
omgeving op school, op het werk en in de sport en (5) Het vervullen van een actieve internationale en
Europese rol.
          In 2008 heeft het kabinet overeenkomsten getekend met zestien Nederlandse gemeenten die
koploper willen zijn in het bevorderen van de sociale acceptatie van homoseksuelen op lokaal niveau,
i.e. het bespreekbaar maken van homoseksualiteit onder jongeren en in kringen waar
homoseksualiteit nog taboe is. Verder gaan deze gemeenten zich inzetten voor een sterker
veiligheidsgevoel van homoseksuelen in hun directe omgeving.
          De Nederlandse overheid wil voornamelijk binnen de sector jongeren en onderwijs aandacht
besteden aan homoseksualiteit. Scholen moeten een veilige plek zijn, ook voor homoseksuele
leerkrachten en leerlingen. Het kabinet wil dus een ‘homovriendelijke situatie’ op scholen. Om dit te
bereiken is bijvoorbeeld ‘De Roze Draad in veiligheid op school’ 18 ontwikkeld door ELS, een
handreiking die schoolleiders bewust moet maken van de onveiligheid die homoseksuele leerlingen
en leraren vaak ervaren. De overheid heeft zijn visie vanuit de nota ‘Gewoon homo zijn’ vertaald naar
vier verschillende projecten: (1) Een veilige school, (2) Homo Effect Toets: lokaal homo-
emancipatiebeleid, (3) Hate Crimes en (4) Weerbaarheidtraining voor homoseksuele asielzoekers.

3.3. Homobelangenverenigingen
Verschillende homobelangenverenigingen houden zich bezig met het bevorderen van de sociale
acceptatie van homoseksuelen. De geallieerde verenigingen binnen Nederland aan dit project zijn19:
(1) het COC (algemene homobelangenvereniging), (2) ContariO (Gereformeerde/Christelijke
homobelangenvereniging) en (3) RefoAnders (Gereformeerde homobelangenvereniging). Elk van
deze verenigingen is opgericht met een soortgelijk doel20. De verschillende visies en afgeleide
projecten binnen deze belangenverenigingen geven alle hieronder een andere richting aan het begrip
homo-emancipatie. Elk van deze belangenverenigingen zal besproken worden waarbij ook gebruik
gemaakt is van interviews gehouden met personen de actief zijn bij een van deze verenigingen over
hun visie hoe zij emancipatie zien en omzetten naar operationele doelen.

COC Nederland ( gesprek met Geert Jan Edelenbosch, projecten jongeren/onderwijs)
Het COC Nederland is een vereniging van in totaal 23 verenigingen verspreid door het hele land. Zij
richten zich op activiteiten en belangenbehartiging in hun eigen regio. De federatie doet dit op
nationaal en internationaal niveau. Zij stellen zichzelf als doel: (1) Het bevorderen van
maatschappelijke hervormingen om daardoor tot integratie van homoseksualiteit te komen, (2) Het
bevorderen van persoonlijke emancipatie door het stimuleren van de bewustwording van de eigen en
maatschappelijke situatie (en de relatie daartussen) ten aanzien van homo- en biseksualiteit en
man/vrouwrollen. De federatie van het COC probeert deze doelen voornamelijk via wettelijke weg te
bereiken. Op nationaal gebied gebeurt dit door het geven van informatie, voorlichting en adviezen
aan gemeenten, jongeren en onderwijsinstellingen.
        Jongeren vormen een belangrijke doelgroep van COC Nederland. ‚Vaak zijn jongeren
financieel en sociaal afhankelijk van hun opvoeders en ten aanzien van homo- en biseksualiteit kan dit
voor problemen zorgen. Het COC is voor deze jongeren vooral een steun in de rug.
Vertrouwenspersonen op scholen moeten vooral hun aandacht toespitsen op de specifieke problemen
waar holebi jongeren mee te maken kunnen krijgen en weten hoe ze hiermee om moeten gaan. Wij
hanteren hierbij een zogenaamde inside out visie.


17 De precieze invulling van deze vijf doelen staan vermeld in de nota ‘Gewoon homo zijn’.
18 Schouten & Dankmeijer (2008)
19 Binnen Nederland zijn er ook Islamitische homobelangenverenigingen als Navar en Secret Garden actief. Deze zijn niet

opgenomen binnen dit project.
20 De sociale acceptatie van homoseksualiteit binnen eigen kring.




                                                                                                                          9
Deze visie gaat ervan uit dat emancipatieprocessen in principe worden vormgegeven door
betrokkenen uit de doelgroep zelf, met name zij die het zelfvertrouwen vinden om op te staan en op te
komen voor hun eigen positie en belangen en die van lotgenoten‛ (<). ‚Binnen het kader jongeren en
onderwijs, zijn er die verschillende projecten die zich richten op sociale en zelfacceptatie van holebi
jongeren‛ (<).
(1) ‚De Roze Olifant is een nieuw pilotproject van het COC Nederland dat begin 2008 van start is
gegaan‛ (<). ‚Het doel van dit project is om in contact te komen met leerlingen en docenten die
worden geconfronteerd met een homo-onvriendelijk klimaat, maar niet direct weten hoe, en vaak ook
niet durven, het gesprek aan te gaan met hun omgeving en schooldirectie‛ (<). Insiders verzamelen
informatie om draagvlak te creëren bij anderen binnen de school om de dialoog met de schooldirectie
aan te gaan.
(2) Gay-Straight Alliance (GSA), ‚bestaat uit groepen leerlingen die samen hebben besloten dat ze een
veilige omgeving willen creëren voor iedereen in school, ook voor homo’s, lesbo’s en biseksuelen‛
(<). Deze allianties kunnen direct tot stand komen door holebi jongeren die lid zijn van het COC en
geïnteresseerd zijn in het veiliger maken van hun eigen school.
 (3) Jong & Out, opgericht met de achterliggende gedachte dat voor holebi jongeren onder de 18 jaar
weinig tot niets te doen is. ‚Vaak zijn deze personen te jong en onzeker om een homofeest of bar te
bezoeken en vaak hebben ze geen idee wat nu precies een homoseksuele levensstijl inhoudt‛(<). Dit
project kenmerkt zich door een sociale netwerk benadering. ‚Er worden verschillende vormen van
sociale steun geboden en bruikbare feedback wordt gegeven. Ook oefent dit netwerk invloed uit door
aanwezige rolmodellen als professionals en ‘oudere’ holebi personen met ervaring‛ (<). Via de
website kunnen jongeren elkaar ook buiten hun eigen regio leren kennen en informatie uitwisselen.

ContrariO (gesprek met Marco Derks, projectleider ContrariO en LKP)
Van oorsprong is ContrariO een Gereformeerd Vrijgemaakte vereniging, maar vanuit aangrenzende
kerkgenootschappen vonden ook Christelijke homoseksuelen de weg naar de vereniging. Sindsdien
noemen zij zich dan ook een Gereformeerde vereniging voor homo’s en lesbiennes. De projecten van
de vereniging richten zich echter in eerste instantie op de Gereformeerde kring.
‚Het voornaamste doel van ContrariO is het bevorderen van een dusdanig kerkelijk klimaat waar
iedere homo- en biseksuele persoon zich vrij voelt om uit te komen voor zijn of haar geaardheid
binnen de gereformeerde kerken‛ (<). ‚Als tweede, willen we graag een sociale en emotionele functie
vervullen. Vooral bij het ondersteunen van homo- en biseksuele personen in het proces van coming-
out, zelfacceptatie en het ‘homo zijn’ als Christen‛ (<). ‚Daarnaast houdt ContrariO zich bezig met
het bestuderen van ethische en andere aspecten van homofilie‛ (<). ‚Hiermee wil de vereniging een
kader bieden en dus geen bindende uitspraken doen. De verantwoordelijkheid wat leefstijl, gedachten
en uitspraken betreft ligt bij de individuele leden‛ (<). Hierdoor kan er een persoonlijke zoektocht
beginnen naar welke invulling individuen willen geven aan hun homo zijn zonder enige bindende
afspraken vanuit de vereniging.
         ‚De acceptatie van homoseksuelen binnen de Gereformeerde kerken is niet in alle plaatsen
gelijk‛ (<). ‚In veel gemeenten denkt men: Homo? dat is jouw probleem, daar moet je verder niet
over praten, of het wordt gezien als een psychisch probleem waarvan af te komen is met hulp‛ (<).
‚Veel homoseksuele jongeren, maar ook ouders, familie, predikanten en kerkraadsleden kampen met
problemen, bijvoorbeeld met de kerkenraad, vrienden en familie‛ (<). ‚En dan is de stap om je te
onttrekken aan de kerk vaak de makkelijkste, terwijl het ook anders kan. Daar kun je met elkaar goed
over praten‛ (<). Binnen de verschillende regio’s zijn gespreksgroepen opgericht. ‚Binnen het
Christelijk onderwijs is het ook goed om te praten over het ‘homoseksueel en Christen’ zijn‛ (<).
         Met toekenning van subsidie door OC&W aan ContrariO, CHJC en LKP 21 worden drie
projecten gerealiseerd voor de sociale acceptatie van homoseksuelen. Deze bewegen zich op het
terrein van onderwijs, weerbaarheid en deskundigheidsbevordering.
(1) Homo in de klas, is een project van ContrariO en het GRIP 22 waar gewerkt wordt aan lesmateriaal
voor de derde klassen havo en vwo aan vier gereformeerde scholengemeenschappen.
Dit lesmateriaal is in concept klaar en zal in schooljaar 2009-2010 worden gebruikt in ongeveer 50-60
klassen (ca. 1500 leerlingen per jaar).


21 CHJC staat voor Christelijke Homo Jongeren Contact. LKP is het Landelijk KoördinatiePunt groepen kerk en
homoseksualiteit.
22 GRIP staat voor het Gereformeerd Identiteitsplatform.




                                                                                                              10
(2) Homo in actie: weerbaarheid en deskundigheidsbevordering, een project voor het bevorderen van
weerbaarheid en deskundigheid voor mensen binnen het LKP, CHJC en ContrariO.
(3) Homo in actie: zichtbaarheid, een project dat werkt aan de zichtbaarheid van christelijke
homoseksuelen onder andere door aanwezigheid bij de Gaypride in Amsterdam en een christelijk
rockfestival23.

Stichting RefoAnders (Gesprek met Johan Quist, voorman van RefoAnders).
Deze stichting zet zich binnen de totale breedte van de Reformatische wereld in voor toenemende
openheid ten aanzien van de vragen die zich voordoen rond het hebben van homogevoelens,
waardoor dit beter bespreekbaar wordt. ‚De stichting heeft de overtuiging dat het leven van een
Christen op alle terreinen, dus ook op seksueel terrein, in harmonie behoort te zijn met Gods wil, zoals
geopenbaard in Zijn Woord24. Voor een goed begrip , is het van belang onderscheid te maken tussen
mijn eigen visie (<) en de subgedachtes van de stichting in zijn geheel‛ (<). ‚Dit maakt samen de
totaalvisie die onze stichting hanteert‛ (<).
         ‚Voor mij persoonlijk is emancipatie iets onbegrensd‛ (<). ‚Het is voornamelijk een
evenwicht tussen vrijheden die je elkaar wederzijds kunt gunnen, zonder een ander te kwetsen‛ (<).
‚Door een goede dialoog bevorder je begrip en neemt de vrijheid toe om te mogen zijn wie je wilt‛
(<). Toch roept dit wel enkele vragen bij Johan Quist op zoals: ‚Hoe verhoudt mijn vrijheid om te
mogen zijn wie ik ben, zich tegenover mijn gebondenheid aan God‛? (<) Deze vraagt roept dan ook
alleen maar meer vragen op: ‚Hoe mag of kan ik mijn vrijheid ruimte geven zonder dat ik daarmee
mijn liefde voor God daarmee onder druk zet‛? (<) ‚Afgezien van het geloof is er de vraag of er wel
echte en volledige vrijheid bestaat. Zijn wij niet altijd gebonden aan ‘de ander’ omdat wij hem met
onze vrijheid confronteren‛? (<) Hier zien we dus dat emancipatie andere vraagstukken oproept,
voornamelijk relationele en autonomie vraagstukken. Deze vragen worden gedeeltelijk beantwoord in
de visie en denkbeelden van de stichting zelf.
         Deze visie en subgedachten bestaan voornamelijk uit het plaatsen van homogevoelens in het
(Christelijk) leven. ‚Het gevoelsleven van een mens is geen star of statisch gegeven maar begeeft zich
binnen een bepaalde bandbreedte van gevoelens, een bandbreedte die bij de ene persoon breder is dan
bij de ander. Zo ook bij iemand met homogevoelens, ook die persoon heeft momenten waarin hij net
iets meer bi-gevoelens heeft of net iets minder homogevoelens. Veel homolobby groepen staan voor
een duidelijke profilering van de homogevoelens‛ (<). ‚Als groep van Christenen kan RefoAnders
daar niet in meegaan‛ (<). ‚Hoe meer een Christen met zijn eigen homogevoelens bezig is, hoe
minder belangrijk de plaats van Jezus Christus in zijn leven is‛ (<). ‚Dat geldt ook andersom. Hier in
dit leven is het nog een strijd tussen onze eigen zwakke wil en het volgen van Jezus Christus‚ (<).
         Stichting RefoAnders heeft deze visie vertaald in het ‘Coming True’ project.‛ Coming True 25,
wil een op de Orthodox Christelijke kring gerichte verandering en verbreding zijn van de bekende
term coming-out. Hoewel coming-out evengoed voor oprechtheid en waarheid kan staan, legt dit toch
teveel nadruk op het ‘uitkomen’ en zichzelf profileren als homo‛ (<). ‚De term Coming True geeft
daar tegenover duidelijker aan dat er oprechtheid en waarheid moet zin in samenhang met de
christelijke levensvisie‛ (<).

3.4. Deelconclusie
Wat kunnen we nu concluderen uit deze visies? Het vergelijken van deze visies is belangrijk om
overeenkomsten en verschillen te vinden tussen de belangenverenigingen. Anders dan in de tweede
emancipatiegolf, waar juridische gelijkheid al omlijnd was door bestaande rechten, is dit hier niet het
geval. De vormgeving van sociale acceptatie wordt beïnvloed door verschillende persoonlijke
factoren. Wetgeving is nu eenmaal afstandelijker dan sociale acceptatie waarbij de Nederlandse
samenleving geconfronteerd wordt met het verschijnsel homoseksualiteit.
Ofwel, zeggen dat homoseksuelen niet anders zijn dan andere mensen, is iets anders dan ernaar
handelen.


23 Het zogenaamde Xnoizz Flevo Festival, waar jaarlijks ca. 10.000 jongeren op afkomen.
24 Dit is tevens de hoofdgedachte van stichting RefoAnders.
25 De term Coming True spreekt iedereen aan op ieder terrein van het leven en maakt mensen met homogevoelens niet tot een

aparte groep. Ten tweede roept deze ook minder weerstand op in orthodox christelijke kringen, omdat het geen van afstand
oproept maar juist verbondenheid en begrip.




                                                                                                                        11
Een van de (deel)onderzoeksvragen binnen dit onderzoek is: Hoe denken inhoudsdeskundigen op het
gebied van holebi seksualiteit over ‘het gewenste gedrag’ met betrekking tot seksuele diversiteit en
welke invulling geven zij hieraan? Deze zijn we nu in staat om te beantwoorden. Bovenstaande visies
delen namelijk de principes respect en gelijkheid. Verschillen zijn voornamelijk te vinden bij het
vormgeven aan je (seksuele) leven.
        Het COC Nederland en de emancipatienota van OC&W nemen hier een algemeen standpunt
in. Binnen deze visie, zouden holebi personen zonder problemen of begrenzingen hun coming-out
moeten doen. Aan de andere kant van de lijn staat stichting RefoAnders. Zij zijn wel voor ‘vrijheid’
maar deze is wel ingeperkt door het geloof en God. Zelfaanvaarding omvat de eigen zonden en
tekortkomingen, maar impliceert geen coming-out of homo-identiteit. ContrariO valt precies in het
midden van deze lijn tussen de andere belangenverenigingen in. Zij staan achter een coming-out,
maar proberen een middenweg te vinden tussen holebi zijn en het geloof in God. Waar bij RefoAnders
personen zich dienen te schikken naar het geloof, wil ContrariO recht doen aan het geloof en de
homoseksuele mens.
        Duidelijk is wel, dat nu aan het begin van deze derde emancipatiegolf van sociale acceptatie,
elke belangenvereniging zijn eigen aanhang moet betrekken in dit proces. In een later stadium,
wanneer de sociale acceptatie meer vorm heeft gekregen, kan gekeken worden naar een
samenwerking tussen de verenigingen op dit gebied. Voor dit onderzoek is het belangrijk om te weten
dat de focus van sociale acceptatie voornamelijk moet liggen op het gebied van respect. Vanuit dit
perspectief, kan een mooi basisaanbod ontstaan, waar al deze verenigingen zich in kunnen vinden.




                                                                                                  12
4. Homofobie

4.1. Introductie
 Homofobie (afgeleid van het Griekse woord homós; een en hetzelfde, en phobos: angst) is een
irrationele angst, aversie of discriminatie tegen homoseksualiteit, homoseksuelen of individuen
waarvan gedacht wordt dat ze homoseksueel zijn26. Het begrip ‘homofobisch’ wordt vaak gebruikt
voor het beschrijven van deze karakteristieken. Tegenwoordig wordt homofobie door wetenschappers
verdeeld in geïnternaliseerde en sociale homofobie.
         Mensen met geïnternaliseerde homofobie hebben vaak twee tegenstrijdige ideeën
tegelijkertijd. Dit zijn niet alleen mensen die homoseksualiteit afkeuren, maar vaak ook
homoseksuelen zelf. Mensen met bewuste of onbewuste homoseksuele verlangens kunnen vaak geen
overeenstemming vinden tussen deze gevoelens en het beeld dat ze willen uitdragen naar anderen.
Dit kan leiden tot het onderdrukken van aanwezige homoseksuele verlangens. Bij het ouder worden
bestaat er de kans dat een bewuste ‘interne strijd’ ontstaat waar diepgewortelde religieuze of
maatschappelijke gedachten in botsing komen met de seksuele en emotionele behoeftes. Wanneer er
geen overeenstemming gevonden wordt tussen deze botsende gevoelens, kan dit leiden tot depressie,
afzondering en in extreme gevallen aanzetten tot het denken aan of uitvoeren van zelfmoord 27.
         Sociale homofobie heeft meer te maken met de angst om voor homoseksueel aangezien te
worden. Voornamelijk bij heteroseksuele mannen is dit vaak te wijten aan de onzekerheid over hun
eigen mannelijkheid. Deze vorm van onzekerheid kan leiden tot het uitspreken van eigen negatieve
gedachtes over homoseksualiteit of door bewust afstand te nemen van homoseksuelen. Door zichzelf
te distantiëren van homoseksuelen bekrachtigen zij hun heteroseksuele identiteit en voorkomen zij dat
ze behandeld en/of gezien worden als een persoon die homoseksueel is.

4.2. Binnen Nederland
In Nederland is er wetgeving om discriminatie van homoseksuelen te voorkomen. Maar maakt dit
Nederland ook minder ‘homofoob’? Sinds enige jaren is er sprake van aanhoudende berichtgeving
over geweldsincidenten tegen homoseksuelen. Amsterdam wordt vaak genoemd als plaats waar de
onveiligheid voor homoseksuelen toeneemt28. Het antihomoseksuele geweld speelt een belangrijke rol
in het publieke debat over Amsterdam als ‘gaycapital’ en over de multiculturele samenleving. Zo
bestaan er zorgen dat allochtonen (in het bijzonder moslims) de Nederlandse waarden onvoldoende
erkennen en verantwoordelijk zijn voor een groot deel van het antihomoseksueel geweld. Maar is dit
niet wat kort door de bocht?
        Uit een recent onderzoek naar antihomoseksueel geweld 29, komen vier aspecten (anale seks,
vrouwelijk gedrag, de zichtbaarheid van homoseksualiteit en de angst om door een homo versierd te
worden) naar voren, als hoofdoorzaak van de afkeer die daders van antihomoseksueel geweld voelen.
Opvallend hierbij is dat plegers van antihomoseksueel geweld (vaak jongens tussen de 17 en 25 jaar
oud), homoseksualiteit niet op alle fronten afwijzen. Sterker nog, in veel gevallen geven de daders aan
helemaal geen hekel te hebben aan homo’s. De motieven van allochtone daders zijn nagenoeg gelijk
aan die van de autochtoon-Nederlandse jongeren. Opvattingen en emoties over seks en gender spelen
een doorslaggevende rol, zij het dat allochtone jongeren, niet vrouwelijk gedrag maar anale seks en de
zichtbaarheid van homoseksualiteit als meest verwerpelijke aspecten noemen.




26 Webster, online dictionary (2008).
27 Zelfmoord, tenminste 1 poging ondernomen: 5,4% heteromeisjes tegenover 25% lesbische en biseksuele meisjes / 5.9%
heterojongens tegenover 12.4% homo- en biseksuele jongens.
Gedachte aan zelfmoord: 24.3% heteromeisjes tegenover 45% lesbische en biseksuele meisjes / 16.1% heterojongens tegenover
33.3% homo- en biseksuele jongens. Vincke & Van Heeringen (1998).
28 Rapportage homofoob geweld. Politiegegevens, 1 januari – 1 juli 2008.

29 Buijs et al. (2008).




                                                                                                                        13
4.3. Onder scholieren
Uit onderzoek30, blijkt dat homotolerantie bij veel middelbare scholieren erg dun gezaaid is. Velen
zeggen homoseksualiteit in algemene zin te accepteren, maar deze tolerantie daalt al snel wanneer
homoseksualiteit in de nabijheid is. Het sociaal uitsluiten en/of discrimineren van jongeren met een
(vermeende) homoseksuele voorkeur is aan de orde van de dag op scholen. Het onderzoek isoleerde
twee factoren die beslissend waren voor jongeren om over te gaan op geweld tegen homoseksuelen:
(1) een sociale factor (groepsdruk en de slechte weerstand van jongeren hiertegen en het tonen of
bevestigen van de mannelijkheid) en (2) een sociaaleconomische factor (vaker laagopgeleid, werkloos
en afkomstig uit probleemgezinnen). Geweld tegen homoseksuelen kan op deze manier effectief zijn
om respect en een mannelijke status te verkrijgen voor wie dat niet op legale wijze lukt.
         Maar kunnen we aan de hand van deze voorbeelden, terecht de definitie homofobie gebruiken
bij scholieren, als vermeld aan het begin van dit hoofdstuk? Een recent inspectierapport 31, kan wellicht
een antwoord geven op deze vraag. Een belangrijk aandachtspunt bij het onderwerp homoseksualiteit
is de bevinding dat homoseksualiteit geen apart onderwerp moet zijn, maar behandeld dient te
worden binnen een meeromvattende les over respect. Belangrijk hierin is het omslagpunt tussen het
oké vinden van homoseksualiteit en hun reactie wanneer zij er ook
daadwerkelijk mee geconfronteerd worden
         Volgens jongeren kun je elkaar accepteren zonder het eens te hoeven zijn over hoe een ander
zijn leven leeft. Je doet dit namelijk op basis van respect. Homoseksualiteit blijkt voor scholieren
meestal geen probleem, maar zodra dit principieel tegen de eigen normen en waarden ingaat of als
iemand hen probeert te overtuigen van zijn/haar visie, wordt het ingewikkeld. Als er niet met
jongeren gepraat wordt over dit omslagpunt, is acceptatie moeilijk te bereiken. Volgens jongeren,
moet de voorlichting op school dan ook uitgaan van het promoten van respect en liefde voor iedereen.
Op het niveau van respect, gaat het dan ook over het blootleggen van overeenkomsten in plaats van
de verschillen. Geforceerde aandacht voor homoseksualiteit, kan dan ook stigmatiserend werken en
olie op het vuur gooien van degenen die er moeite mee hebben.

4.4. Van homofobie naar homonegativisme
Mensen zijn al snel geneigd de term ‘homofoob’ te gebruiken wanneer iemand niet positief tegenover
homoseksualiteit staat. Terwijl in de meeste gevallen deze mensen geen irrationele angst hebben
tegenover homoseksuele mannen en vrouwen. In de meeste gevallen hebben mensen een negatieve
houding ten opzichte van homoseksualiteit. Vaak zien deze mensen hun afkeer niet als disfunctioneel,
maar is er eerder sprake van afkeuring of onbegrip. Wanneer we term homofobie toepassen wordt dit
verschijnsel tot een individueel probleem gemaakt en wat er mis is met een individu, in plaats van
rekening te houden met sociale, culturele en maatschappelijke factoren die ook een belangrijke rol
spelen32.
         Hiervoor is gekozen om binnen dit onderzoek de term homofobie te vervangen door
homonegativisme. Deze term geeft beter de verschillende gradaties weer waarin scholieren en
volwassenen reageren op maatschappelijk en/of persoonlijke schaal over kwesties aangaande
homoseksualiteit. Het gaat bij dit laatste om het onderscheid tussen directe, openlijke uitingen en
subtielere en minder directe uitingen van homonegativisme. Dit kan gaan over gelijke rechten voor
homoseksuelen, de sociale acceptatie van homoseksualiteit en iemands houding ten opzichte van
persoonlijk contact met homoseksuelen. Zo kan iemand homoseksualiteit openlijk afkeuren of minder
direct zijn door aan te geven dat hij/zij homoseksualiteit oké vindt, maar er niet mee geconfronteerd
wil worden.




30 Buijs et al. (2008).
31 Inspectie van onderwijs (2008).
32
   Kuyper & Bakker (2006).



                                                                                                      14
4.5. Deelconclusie
Het verschijnsel ‘homofobie’ is wetenschappelijk te onderscheiden in geïnternaliseerde en sociale
homofobie. Wat deze vormen van elkaar onderscheidt, is dat geïnternaliseerde homofobie
voornamelijk voorkomt bij homoseksuele mannen en vrouwen en leidt tot een negatieve attitude t.o.v.
homoseksualiteit terwijl sociale homofobie voornamelijk onder heteroseksuele mannen voorkomt die
onzeker zijn of behoefte hebben aan de bevestiging van hun mannelijkheid.
         Mensen zijn al snel geneigd de term ‘homofoob’ te gebruiken wanneer iemand niet positief
tegenover homoseksualiteit staat. Terwijl in de meeste gevallen deze mensen geen irrationele angst
hebben tegenover homoseksuele mannen en vrouwen. In de meeste gevallen hebben mensen een
negatieve houding ten opzichte van homoseksualiteit. Hiervoor is gekozen om binnen dit onderzoek
homofobie te vervangen door homonegativisme. Deze term geeft beter de verschillende gradaties
weer waarin scholieren en volwassenen maatschappelijk en/of persoonlijke schaal reageren op
kwesties aangaande homoseksualiteit.
         Een van de deelvragen uit dit onderzoek luidde: Welke (voor)oordelen (denkbeelden) over
seksuele diversiteit leven er onder de scholieren? Wanneer in de literatuur gesproken wordt over
jongeren en scholieren, lijken factoren als masculiniteit, groepsdruk (en de slechte weerstand van
jongeren hiertegen) en sociale uitsluiting belangrijk te zijn om zich van homoseksuele leeftijdsgenoten
te distantiëren. Als tweede blijkt uit de literatuur dat het bespreekbaar maken van homoseksualiteit
onder scholieren vanuit een algemeen begrip als ‘respect’ zou moeten plaatsvinden en het zien van
overeenkomsten tussen de scholieren in plaats van de verschillen. Uit het doelgroeponderzoek zal
blijken of de informatie vanuit de literatuur ondersteund wordt of dat er nog andere oorzaken zijn die
van invloed zijn op de (voor)oordelen en denkbeelden onder scholieren.




                                                                                                    15
5. Doelgroeponderzoek

5.1. Introductie
Uit het literatuuronderzoek bleek dat homotolerantie erg dun gezaaid is onder middelbare scholieren
(zie paragraaf 4.3.). Om de deelvraag: ‚Welke (voor)oordelen (denkbeelden) over seksuele diversiteit
leven er onder de scholieren?‛ verder te beantwoorden, is gekozen voor een doelgroeponderzoek uit
te voeren onder vmbo scholieren. Vmbo scholieren reageren vaker primair vanuit hun emoties en
zouden hierdoor minder tolerant zijn ten opzichte van afwijkende leefwijzen (zie paragraaf 1.2.). Als
tweede, kwam uit het literatuuronderzoek naar voren dat opvattingen over gender en seks bij
antihomoseksueel geweld een doorslaggevende rol spelen. Binnen deze opvattingen zouden
allochtone jongeren verschillen van autochtone jongeren (zie paragraaf 4.2.). Door de multi-etnische
samenstelling van de vmbo populatie, geeft dit de kans om te meten of deze verschillen in
opvattingen inderdaad aanwezig zijn.

5.2. Respondenten
Voor het vinden van potentiële deelnemers is via telefoon of e-mail contact opgenomen met
verschillende middelbare scholen in Amsterdam. Dit proces leverde reacties op van twee middelbare
scholen, waarvan een gericht was op praktijkonderwijs. Dit was niet de specifieke doelgroep voor dit
onderzoek, maar door het lage aantal positieve reacties is besloten het onderzoek hier toch uit te
voeren. De reden voor het positief reageren op onze oproep was verschillend voor beide scholen. De
docente van de vmbo unit die reageerde, had het idee dat veel leerlingen homoseksualiteit als een
keuze zagen. De praktijkschool wilde vanaf het nieuwe schooljaar (2009-2010) starten met de
invoering van het onderwerp homoseksualiteit binnen de lessen en dit onderzoek was voor hun een
pilot om de reacties van de leerlingen te meten op het onderwerp homoseksualiteit. Na overleg met de
betreffende docenten en het doornemen van het materiaal is het onderzoek binnen drie verschillende
klassen uitgevoerd (tabel 1).

Tabel 1: Overzicht van de onderzoeksgroep
Niveau en leerjaar                  Specialisatie     Leeftijd       Aantal leerlingen
vmbo, leerjaar 3                        ICT         15-18 jaar oud        9
vmbo, leerjaar 3                       Horeca       15-18 jaar oud        11
praktijkonderwijs, leerjaar 1            -          12-14 jaar oud        12

5.3. Dataverzameling
Voor het verzamelen van de data zijn vier verschillende methoden (vragenlijst, woordassociaties,
meningsvorming bij verschillende stellingen en het bepalen van een rangorde) ontwikkeld, voor het
inventariseren of peilen van de (voor)oordelen over seksuele diversiteit en sociale veiligheid. Elke
methode zal apart toegelicht worden.

Vragenlijst
De vragenlijst (zie Werkboek) , bestaat uit 21 stellingen (die beantwoord kunnen worden aan de hand
van een 5-punts schaal, variërend van ‘helemaal mee oneens tot helemaal mee eens’. De
vraagstellingen zijn opgebouwd uit: [A] waardeoordelen (bijv. Ik voel me veilig op school) en [B]
confronterende oordelen (bijv. Ik zou het erg vinden om naar een homofeest te gaan). In de vragenlijst
zijn er ook vijf achtergrondvragen opgenomen namelijk: geslacht, leeftijd en drie open vragen: (1) Ken
je homo’s of lesbische meiden? (2) Zo ja, spreek je hen regelmatig?, (3) Hoeveel van hen zijn goede
vrienden van je? Deze vragen zijn opgesteld om te zien of vriendschap met holebi jongeren of het
kennen van holebi personen, een positieve invloed heeft op het beantwoorden van de vragenlijst. Na
elke stelling, wordt aan de scholieren gevraagd het cijfer te omcirkelen, dat het beste past bij hun
gevoel.




                                                                                                   16
Woordassociaties
Woordassociaties (zie Werkboek), is een goede elicitatietechniek om informatie te krijgen over de
subjectieve betekenissen van verschillende begrippen. Op deze manier is het mogelijk het
‘wereldbeeld’ dat scholieren erop nahouden in kaart te brengen. De begrippen varieerden van
algemene begrippen als vriendschap, huwelijk en pesten tot meer specifieke begrippen als
vooroordelen, lesbisch, tolerantie, discriminatie, homo, respect, identiteit en biseksueel.
        Na uitleg aan de hand van een voorbeeld, krijgen de scholieren 30 seconden de tijd om
steekwoorden op te schrijven die zij associëren met het begrip dat ze horen. Bij de scholieren in het
praktijkonderwijs zijn de aparte woorden eerst op het bord geschreven, zodat zij in alle rust deze
konden noteren. De volgorde van de woorden, wordt per klas verwisseld om een mogelijke invloed
van de volgorde uit te sluiten tijdens de meting.

Stellingenspel
De twee voorgaande onderdelen waren individuele opdrachten. Om te kijken hoe de scholieren op
elkaar reageren en hoe groot de invloed van groepsdruk is op hun beslissingen, een stellingenspel
gemaakt (zie Werkboek). De stellingen waren achtereenvolgens: (1) Respect krijg je als je veel macht
hebt, (2) Homoseksualiteit is normaal, (3) Iemand die onzeker is mag je plagen, (4) Homoseksuelen
moet je op een afstand houden.
         Elk van deze stellingen is geformuleerd vanuit problemen als pesten, respect en het uitsluiten
van homoseksuele jongeren, zoals vermeld in de literatuur. Bij de eerste stelling was de vraag of
jongeren het verschil (her)kennen tussen respect en macht? Vaak hebben zij respect voor mensen waar
ze in werkelijkheid alleen maar angst voor voelen. Bij de tweede stelling, gaat het om de vraag: wat is
normaal? Binnen deze context wordt homoseksualiteit gelijkgesteld aan heteroseksualiteit. Hier is de
invloed van een heteronormatieve opvoeding te meten en welke denkbeelden zij hieraan hebben
overgehouden. Ook kan er een antwoord komen op de vraag of er een verschil tussen homoseksuele
mannen en lesbische vrouwen? Bij de derde stelling, draait het voornamelijk om het recht van de
sterkste. Uit onderzoek33 komt duidelijk naar voren dat binnen het vmbo een straatcultuur heerst. De
gedachte achter deze stelling is dan ook: is het goed of geaccepteerd als je mensen pest die onzeker
zijn over zichzelf? Wenselijk is dat scholieren gaan denken dat juist onzekere mensen niet uitgesloten
moeten worden. Ten tweede, hebben jongeren vaak dezelfde onzekerheden, maar compenseren ze
deze door extreem pest/plaaggedrag te vertonen. Bij de laatste stelling komt de confrontatie met
homojongeren aan de orde: Hoe verhouden de scholieren hun denkbeelden zich met de
confronterende praktijk? Als ze weten wat respect is en ‘ruimdenkend’ zijn, waarom dan toch een
afstand bewaren tot holebi jongeren? wat is/zijn de barrière(s) die hen tegenhouden deze afstand te
verkleinen? In deze stelling wordt naderhand het woord ‘homoseksuelen’ vervangen door
‘gehandicapten’. Dit om te zien of er een verschil optreedt tussen twee minderheidsgroepen en de
emotionele reactie hierop van de scholieren.
         Voor aanvang van dit onderdeel, worden de tafels in het klaslokaal opgesteld in twee vakken
( ‘eens’ en ‘oneens’). Na het oplezen van de stelling kunnen de leerlingen kiezen om plaats te nemen
in één van deze vakken. Vervolgens maken ze aan elkaar kenbaar waarom ze kiezen voor hun positie.
Na het voeren van een korte discussie, krijgen de leerlingen de kans om hun positie opnieuw te
bepalen of om in het midden van de vakken te gaan staan als zij deels overtuigd zijn. Naderhand,
wordt aan de leerlingen die hun keuze veranderen gevraagd waarom zij een andere positie
ingenomen hebben.




33
     Inspectie van onderwijs. (2008).



                                                                                                    17
Rangorde (receptenspel)
Om te bepalen wat scholieren belangrijk vinden binnen een nieuw educatief aanbod, is rangorde een
goede methode om dit te inventariseren (zie Werkboek). De leerlingen ontvangen een invulformulier
met de keuzes A of B en kunnen afhankelijk van welk woord zij belangrijker vinden, één van beide
omcirkelen. Op deze manier ontstaat een ‘prioriteitenlijst’ van onderwerpen per gekozen thema.
 In totaal zijn er vier thema’s bijv. lesmethode) die elk een ander aspect van het educatieve aanbod
belichten. Bij elk thema zijn er vijf begrippen (bijv. groepswerk of reguliere les) gekozen om met
elkaar te vergelijken (tabel 2).

Tabel 2: Overzicht van de verschillende thema’s en bijbehorende begrippen voor een nieuw educatief aanbod.
Thema                                               Begrippen
Algemene normen en waarden                          respect, discriminatie, identiteit,
                                                    stigmatisering en minderheidsgroepen

Ongewenst gedrag                                    pesten, sociale uitsluiting, negatieve houding
                                                    groepsdruk en geweld

Kennisontwikkeling                                  COC voorlichting, theorieën over homoseksualiteit,
                                                    diverse levensstijlen, coming-out, seksuele diversiteit

Lesmethode                                          groepswerk, activiteitendag, interactief (computer),
                                                    reguliere les en veldonderzoek (interview en presentatie)


Vervolgens, worden per thema de begrippen met elkaar vergeleken. Door later te kijken welk begrip
steeds het meest gekozen worden, ontstaat er een rangorde van het meest belangrijke tot het meest
onbelangrijke begrip (voorbeelden zijn terug te vinden in het werkboek).

5.4. Ruwe data-analyse en resultaten


Vragenlijst
Voor het analyseren van de vragenlijst, zijn de vragen onderverdeeld in drie hoofdcategorieën
(algemeen, attitude homoseksualiteit en attitude homoseksualiteit op school) en later verder
onderverdeeld in subcategorieën (tabel 3, 4 en 5). De cijfers binnen deze tabellen verwijzen naar de
bijbehorende vragen (zie Werkboek)

Tabel 3: Overzicht algemene categorieën met gekoppelde vragen
   Veiligheid                 Respect                Discriminatie                      Levensstijl
       1, 11               6, 13, 15, 17, 18             7                                 2, 21

Tabel 4: Overzicht attitude leerlingen over homoseksualiteit met gekoppelde vragen
              Holebi levensstijl                                                 Holebi confrontatie
                 4, 8, 16                                                            5, 14

Tabel 5: Overzicht attitude leerlingen over homoseksualiteit op school met gekoppelde vragen
               Sociale uitsluiting                                                        Vriendschap
               3, 9, 10, 19, 20                                                             12




                                                                                                              18
Woordassociaties
Om inzicht te verkrijgen in de associaties zijn de persoonlijke denkbeelden steekwoorden
geïnventariseerd en geteld per stimuluswoord (tabel 6 en 7). De associaties zijn gesplitst op leeftijd.
(X) is een weergave van het aantal keren dat de associatie door verschillende leerlingen genoemd is.

12-14 jaar oud

Tabel 6: Vmbo leerlingen (N = 12) en hun subjectieve betekenissen van belangrijke begrippen rond seksuele diversiteit
Stimuluswoord                                                       Associaties

Vriendschap                    Vrienden(4), vertrouwen(2), er voor elkaar zijn, geheimen bewaren, van elkaar houden(2),
                               jongens(2), meiden(2), aardig zijn, elkaar kennen, vriendinnen

Vooroordelen                   Raar doen, dingen zeggen voor iets gebeurt

Lesbisch                       2 Vrouwen(4), meisjes die met elkaar gaan (2), zoenen(3), vrijen, vies, op bed liggen(2),
                               verliefd, , vrouwen die samenwonen, 2 vrouwen die relatie hebben

Huwelijk                       Man/vrouw(5), kinderen(3), houden van elkaar(2), geen geheimen elkaar bijstaan in goede en
                               slechte tijden, trouwen(4), taart, in kostuum met stropdas, mooi, huilen, seks(2) liefde,
                               trouwjurk, samenwonen

Discriminatie                  Uitschelden(3), beledigen, bedreigen, huidskleur, vechten, roddelen, lelijk doen tegen homo’s,
                               pesten, niet leuk, vervelen, niet erbij horen, neger, blanke, lelijk doen omdat iemand anders
                               uitziet, over iemand zijn afkomst praten

Homo                           2 mannen(3), jongens die op elkaar vallen (2) elkaar nemen, vrijen, zoenen(3), seks(2), verliefd,
                               vertrouwen, battyboy  ALI G en uiterlijk jongens, rare trekkers, dom, twee mannen die
                               samenwonen, twee mannen die een relatie hebben

Respect                        Beleefd(2), netjes, voor iemand respect hebben, manieren, voor jou en anderen tonen, ouders,
                               goed praten met anderen, niet onbeschoft zijn

Identiteit                     XXX

Biseksueel                     Jongen/meisje(3), alles(3), lesbisch of homo twijfels, verliefd, homo en hetero

Pesten                         Plagen, uitlachen(3), iemand kraken, discrimineren, vechten, roddelen, schreeuwen, niet
                               aardig, verdrietig, bijnaam, stoer, als iemand sterker is dan de andere, pesten op uiterlijk,
                               iemand sarren, kinderlijk doen




                                                                                                                               19
15-18 jaar oud

Tabel 7: Vmbo leerling (N = 20) en hun subjectieve betekenissen van belangrijke begrippen rond seksuele diversiteit
Stimuluswoord                                                   Associatie

Vriendschap                  Een groep,samen dingen doen, roddelen(2), vrienden(3), geheimen delen(3), gezelligheid,
                             vertrouwen(6), kennissen, respect geven, verschillende culturen, matties(5), liefde(2), voor elkaar
                             opkomen

Vooroordelen                 Racisme, discriminatie, slecht praten(3), roddelen, haten, zomaar dingen zeggen(2), meningen,
                             Achterlijk(3), slecht(3), niet eens zijn met iemand , iemand die ik niet ken vind ik niks, mening
                             hebben

Lesbisch                     2 Meisjes(6), seks, dildo(2), geile seks, zoenen, 2 verliefde meiden(2),televisie, is anders dan
                             normaal, bitch, Zoenen(2), vingeren(4), seks(3), vagina, borsten,slecht, trouwen

Huwelijk                     Liefde, ringen(3) verbintenis, feest(5), trouwen(11), kinderen(8),huis, man/vrouw(11), voor het
                             leven, huwelijksreis(2), verliefd, met iemand samenwonen, relatie, vrijen(3), huis(2), inkomen

Discriminatie                Vooroordelen hebben, zwarten(5), schelden(6), kleur, ras beledigen (2), mensen beledigen uit
                             andere cultuur(3), haat(3), geweld(2), geen respect voor elkaar, geloof(2), uiterlijk, zomaar dingen
                             zeggen, huidskleur, allochtonen, mensen pijn doen, pesten (2), homo, Marokkanen(2), Wilders,
                             Bush, anders zijn

Homo                         2 Mannen(8), anale seks(3), vieze mensen (5), flikkers, eng, aftrekken, nepmannen, 2 mannen
                             verliefd(2), niet kunnen, gayparade(3), gaybar(3), onnatuurlijk, flikkers, anders, penis(3),
                             Tabon(3)  kind van een hoer, battyboy(5)  ALI G en uiterlijk veroordelen

Respect                      Niet schelden, vrede, vrienden(3), familie, groeten, iemand normaal behandelen, behandel
                             anderen zoals jezelf behandeld wilt worden, behandel iemand zoals die het verdient, jezelf zijn,

Identiteit                   Ouderen(2), vrienden(2), ouders(7), voor iedereen(2), vertrouwen, mijn volk
                             Opvoeding, manieren, grenzen, jezelf zijn

Biseksueel                   Twee walletjes, seks met 2 meiden, seks met van alles(5), twijfel, van mannen en vrouwen
                             houden (5), onnatuurlijk, orgie, liefde, relatie man/vrouw,twijfelaars, alleen man of vrouw goed
                             niet beide

Pesten                       Angst, zielige mensen, gewoon niks doen, pestkop, kinderachtig, huilende kinderen, slaan(2),
                             schoppen, kleineren(3), uitlokken, voor elkaar opkomen, mensen gek maken(2), discrimineren,
                             schelden(5), uiterlijk , uitlachen(2), mensen die anders zijn dan ik, kleine kinderen (3), bijnaam


Stellingenspel
De (X) is een weergave van het aantal leerlingen die het eens/oneens zijn met de stelling. In de tweede
kolom staan de meest voorkomende redeneringen voor hun keuzes.

12-14 jaar oud

1. Respect krijg je als je veel macht hebt

Eens (5)           ‚pestkoppen hebben veel macht‛
                   ‚als je sterk bent dan zijn ze bang voor je, dus respect

Oneens (7)         ‚arm of rijk maakt niks uit, je moet gewoon netjes zijn‛
                   ‚zwak, sterk maakt niets uit, gewoon netjes zijn‛
                   ‚respect voor iedereen die het verdient‛




                                                                                                                                  20
2. Homoseksualiteit is normaal

Eens (4)          ‚zijn normale mensen‛
                  ‚maakt niets uit waar je op valt‛

Oneens (8)        ‚homoseksuelen zijn anders in hun hoofd, dus is niet normaal‛
                  ‚anale seks is vreemd, vind ik niet normaal‛
                  ‚die gedragen zich als meisjes i.p.v. mannen dat is vreemd en zeker ook door de seks‛
                  ‚homoseksuelen zijn anders in hun hoofd, dus is niet normaal‛


Na doorvragen als het ging over lesbische vrouwen i.p.v. homoseksuele mannen
Eens (10)         ‚ja mooie vrouwen, dan ben ik stoer bij de andere, maar als ik dan hoor dat ze lesbisch is loop ik weg‛
                  ‚ik zou dat niet doen, twee vrouwen dan kijken de andere jongens tegen je op‛



3. Iemand die onzeker is mag je plagen
Eens (3)          ‚mensen gedragen zich raar, dus ja dan word je
                  gepest‛
Oneens (9)
                  ‚pesten is niet leuk, dat mag je bij niemand doen‛



4. Homoseksuelen moet je op een afstand houden

Eens (10)         ‚dadelijk word je ook aangezien als homo‛
                  ‚het zijn enge mensen‛

Oneens (2)        ‚ik ken er geen dus kan niet zeggen dat ik ze op afstand zou houden‛
                  ‚je moet niemand op afstand houden, dat is niet netjes‛


Wanneer homoseksuelen veranderd wordt naar gehandicapten
Oneens (12)       ‚dat is anders‛
                  ‚gehandicapten moet je aardig voor zijn, die hebben het al moeilijk‛



15-18 jaar oud

1. Respect krijg je als je veel macht hebt

Algemeen: ‚ligt aan de betekenis van macht‛



Eens (6)          ‚Macht dwingt zeker respect af, wie sterk is regeert‛ kijk maar naar dictators die krijgen ook respect, zo is
                  het hier ook
                  ‚macht staat gelijk aan slim zijn, daar heb je dus gewoon respect voor‛
                  ‚kijk bijvoorbeeld naar 2PAC die kreeg respect omdat ie veel ‘zware’ vrienden had‛

                   ‚Je hebt geen macht nodig voor respect te krijgen‛
                  ‚wanneer je respect hebt voor jezelf, dan heb je dat ook voor anderen‛
Oneens (14)       ‚wanneer iemand slim is heb je wel respect, wanneer het gelijk staat aan angst dan geen respect.
                  ‚oudere mensen hebben ook geen macht, daar heb je respect voor omdat ze oud zijn, dus het gaat om
                  personen‛




                                                                                                                              21
2. Homoseksualiteit is normaal
Eens (3)       ‚anders zijn is OK, dus ja dit is normaal‛
               ‚we zijn toch allemaal mensen, met wie je ook in bed ligt, verder kijken dan je eigen neus lang is‛
               ‚iedereen is anders, heeft niets met normaal of abnormaal te maken‛
               ‚hetero’s hebben ook anale seks‛
               ‚ik ken anders wel een paar homoseksuelen die ook moslim zijn, dus ze bestaan zeker‛

Oneens (17)    ‚is niet normaal, het is vies‛
               ‚God of Allah heeft man/vrouw gegeven en geen 2 mannen of vrouwen, het draait allemaal om
               voortplanting‛
               ‚onder moslims speelt dit niet, ik ken geen enkele moslim die homo is‛
               ‚ik haat homo’s is niks normaals aan‛
               ‚het mag niet van de Koran, dat weet iedereen‛
               ‚ik heb respect voor homo’s maar vind het niet normaal‛
               ‚homo’s hebben anale seks, daar is de anus niet voor bedoeld‛



Attitude bij lesbische vrouwen
Eens (3)       ‚twee vrouwen is ook normaal, gaat om liefde‛

Oneens (17)    ‚twee vrouwen is gewoon geil‛
               ‚twee vrouwen gebruiken dildo’s, dus willen stiekem toch een
               man‛
               ‚twee vrouwen willen altijd wel een trio‛


3. Iemand die onzeker is mag je plagen
Oneens (20)    ‚plagen is nooit goed‛
               ‚dit doe je niet, beetje lol trappen OK, maar niet bewust kwetsen‛
               ‚mensen zijn al op hun zwakst dus pesten doe je dan gewoon niet‛




Na doorvragen of ze ook zouden ingrijpen als ze het zien gebeuren?
Eens (19)      ‚ja ik zou wel helpen, maar niet de hele tijd, iemand moet ook voor zichzelf opkomen op gegeven moment‛
               ‚zwakkeren moet je beschermen maar het heeft ook te maken met voor jezelf durven opkomen op een
               gegeven moment, anders leer je niets‛
               ‚ik zou er zeker iets van zeggen, maar niet meer dan dat‛
               ‚onzekere mensen huilen, staan alleen en hebben geen zelfrespect, dat is gewoon zielig‛
               ‚ja ik zou wel helpen, maar niet de hele tijd, iemand moet ook voor zichzelf opkomen op gegeven moment‛

Oneens (1)     ‚ik zou langslopen, zijn niet mijn zaken‛


4. Homoseksuelen moet je op een afstand houden
Eens (10)      ‚ja anders word je ook voor homo aangezien‛
               ‚zijn beetje eng, dus ja‛
               ‚zijn geen echte mannen, dus ik zou ze op afstand houden‛
               ‚ze zijn vies en eng dus daar moet je niet mee omgaan‛
               ‚alleen als je baas homo, dat is anders, daar heb je weer respect voor omdat het je baas is‛

               ‚onzin, die mensen doen je toch niets‛
Oneens (10)    ‚gewoon mee praten zijn toch ook normale mensen, dus op afstand houden is niet nodig‛




Wanneer homoseksuelen veranderd wordt naar gehandicapten
Eens (1)       ‚gehandicapten kunnen ook eng zijn, dus wil er liever niets mee te maken hebben‛

               ‚gehandicapten kiezen er niet voor, homo’s wel‛
Oneens (19)    ‚gehandicapten kunnen er niets aan doen, dat ze een handicap hebben‛




                                                                                                                     22
Rangorde
Voor het scoren van de resultaten, is eerst het maximaal aantal punten berekend per onderdeel (Max.
4 punten/onderdeel). Door deze te vermenigvuldigen met het aantal leerlingen, kon het aantal
maximale punten worden berekend. Bij de leerlingen in de leeftijdscategorie 12-14 jaar oud, hier
waren 13 leerlingen aanwezig wat betekent dat als één begrip in vergelijking met de andere
belangrijker gevonden wordt deze 13 X 4 = 52 punten zou krijgen. Voor de 15-18 jarige is de maximum
score 36, rep. 48. Door het totaal aantal toegekende punten te berekenen, kunnen we een
prioriteitenlijst opstellen per categorie. Dit is later belangrijk voor het samenstellen van onderwerpen
binnen het educatief aanbod.

12-14 jaar oud
    Algemene begrippen                     Individuele scores                                         Totaal
Respect                            2   3      4  2    2     3      4       2   1   2    2    3   4      34
Discriminatie                      4   1      1  2    3     1      0       1   3   1    1    2   0      20
Identiteit                         1   4      3  2    1     3      2       3   1   2    2    2   3      29
Stigmatisering                     2   2     0   3    3     1      2       3   3   3    3    0   2      27
Minderheidsgroepen                 1   0      2  1    1     2      2       1   2   2    2    2   1      19
Ongewenst gedrag
Pesten                             3   2     1   2     2      3    2       1   2   2    1    1   2         24
Sociale uitsluiting                1   3     2   3     4      1    2       2   2   3    2    2   0         27
Negatieve houding                  2   1     2   1     11     4    1       1   1   2    3    1   2         32
Groepsdruk                         1   1     2   1     0      1    1       2   1   2    2    4   2         20
Geweld                             3   3     3   3     2      1    4       4   4   0    2    2   4         35
Kennisontwikkeling
COC                                1   3     2   2      2     2   2        2   1   1    4    2   1         25
Theorie homoseksualiteit           2   2     2   2      2     2   4        3   2   3    3    3   2         32
Levensstijl                        3   4     3   2      2     1   0        1   2   1    1    3   4         27
Coming-out                         1   0     1   1      4     2   1        1   4   2    1    1   2         21
Seksuele diversiteit               3   1     2   3      0     3   3        3   1   3    1    1   1         25

Didactiek
Groepswerk                         1   3     1   3      1     2   2        2   4   2    3    2   4         30
Activiteitendag                    3   2     2   0      4     2   4        3   1   2    1    0   3         27
Interactief                        0   1     3   2      3     2   1        1   1   3    1    2   1         21
Reguliere les                      3   0     2   1      0     2   0        2   3   2    1    3   0         19
Veldonderzoek                      3   4     2   4      2     2   3        2   1   1    4    3   2         33


Resultaat:

Prioriteit    Algemene normen en waarden             Ongewenst gedrag          Kennisontwikkeling               Methode




1             Respect                                Geweld                    Theorie homoseksualiteit         Veldonderzoek


2             Identiteit                             Negatieve houding         Levensstijl                      Groepswerk


3             Stigmatisering                         Sociale uitsluiting       COC, seksuele diversiteit        Activiteitendag


4             Discriminatie                          Pesten                    Coming-out                       Interactief


5             Minderheidsgroepen                     Groepsdruk                                                 Reguliere les



Bij de groep van 12-14 jaar oud komt naar voren dat zij voornamelijk algemene begrippen als respect
en identiteit belangrijk vinden om meer over te weten te komen. Kijken we naar kennisontwikkeling,
dan zien we dat deze leeftijdsgroep behoefte heeft aan theorie over homoseksualiteit, zoals
gepopulariseerde versies van het ‘wetenschappelijk’ onderzoek naar homoseksualiteit zoals
bijvoorbeeld het nature/nurture debat.




                                                                                                                                  23
De resultaten van de leeftijdscategorie 15-18 jaar oud zijn gesplitst per klas. Bij één van de vmbo
klassen (horeca) zijn slechts twee van de vier categorieën behandeld vanwege het einde van het
lesuur.
15-18 jaar oud (ICT)

Algemene normen en waarden                         Individuele scores                  Totaal
Respect                                   2   3     3   2    0    3     1    0     3     17
Discriminatie                             3   3     1   2    2    2     2    3     1     19
Identiteit                                0   1     0   0    1    2     2    3     3     12
Stigmatisering                            2   2     4   4    4    2     2    2     2     24
Minderheidsgroepen                        3   1     2   2    3    1     3    2     1     18
Ongewenst gedrag
Pesten                                    1   1    2    0       1   3   2    2     2       14
Sociale uitsluiting                       2   3    2    2       3   3   3    2     4       24
Negatieve houding                         3   2    2    3       2   2   2    3     3       22
Groepsdruk                                0   0    2    3       3   0   0    1     1       10
Geweld                                    4   4    2    2       1   2   3    2     0       20
Kennisontwikkeling
COC                                       4   2    2    0       2   2   1    1    3        17
Theorie                                   2   2    1    0       2   3   3    2     2       17
Levensstijl                               3   0    1    0       3   2   4    3     0       16
Coming-out                                0   3    4    0       2   3   1    2     3       18
Seksuele diversiteit                      1   3    2    0       1   0   1    2     2       12
Methode
Groepswerk                                4   2    1    0       4   3   2    3     2       21
Activiteitendag                           3   1    3    0       3   3   3    3     2       21
Interactief                               1   3    2    0       1   0   2    1     1       11
Reguliere les                             1   4    3    0       2   1   2    1     2       16
Veldonderzoek                             1   0    1    0       0   3   0    2     3       10


Resultaat:

Prioriteit   Algemene normen en waarden   Ongewenst gedrag          Kennisontwikkeling          Methode
1            Stigmatisering               Sociale uitsluiting       Coming-out                  Groepswerk, activiteiten


2            Discriminatie                Negatieve houding         COC, theorie                Reguliere les


3            Minderheidsgroepen           Geweld                    Levensstijl                 Interactief


4            Respect                      Pesten                    Seksuele diversiteit        Veldonderzoek


5            Identiteit                   Groepsdruk




                                                                                                                       24
15-18 jaar oud (horeca)

Algemene normen en waarden             Individuele personen                                 Totaal
Respect                      4     3      3   3    4    3     3   2      1     3   3    3     35
Discriminatie                2     1      1   2    2    2     0   1      1     1   1    0     14
Identiteit                   1     1      0   1    2    3     2   3      2     2   1    3     21
Stigmatisering               2     3      4   2    0    1     2   2      2     3   3    1     25
Minderheidsgroepen           1     2      2   2    2    1     3   2      4     1   2    3     25
Ongewenst gedrag
Pesten                       2     3     4    1   3           2   1      3     2   2    3     26
Sociale uitsluiting          4     2     2    2   4    2      3   2      2     2   3    3     31
Negatieve houding            0     2     2    3   1    3      2   2      2     2   3    2     24
Groepsdruk                   1     2     1    1   1    2      2   1      1     3   2    2     19
Geweld                       3     1     1    3   1    4      1   4      2     1   0    0     21


Resultaat:

Prioriteit            Algemene normen en waarden                      Ongewenst gedrag
1                     Respect                                         Sociale uitsluiting

2                     Stigmatisering, minderheidsgroepen              Pesten

3                     Identiteit                                      Negatieve houding

4                     Discriminatie                                   Geweld

5                                                                     Groepsdruk


Uit deze resultaten kunnen we afleiden dat deze groep voornamelijk behoefte heeft aan kennismaking
met homoseksuelen. Zaken als een coming-out en COC voorlichting vinden zij belangrijke methoden
om meer te weten te komen over bijvoorbeeld de levensstijl van homoseksuelen en de belevenis van
een coming-out. Ook sociale uitsluiting is een belangrijk punt bij deze leeftijdsgroep. Anders dan de
12-14 jaar oude leerlingen is deze groep waarschijnlijk meer bezig met uit te vinden wie ze zijn als
persoon en hebben behoefte aan een luisterend oor van leeftijdsgenoten om emoties te bespreken.




                                                                                                     25
5.5. Conclusies

12-14 jaar oud

Vragenlijst
Leerlingen zijn positief over het uitdragen van respectvol gedrag, voornamelijk ‘jezelf zijn’ en ‘wie je
ook bent, je verdient respect’ scoren erg hoog binnen deze leeftijdsgroep. Zij voelen zich veilig op
school, maar geven aan dat discriminatie wel aanwezig is. De leerlingen staan vrij negatief tegenover
het onderwerp homoseksualiteit. Ongeveer de helft vindt het niet noodzakelijk om dit onderwerp te
behandelen. Ook willen ze liever geen les van een homoseksuele docent. Samenwerken met een
leerling die openlijk homoseksueel is, vermijden ze liever.
         Kijken we buiten de school, dan staan de leerlingen redelijk negatief tegenover relatievorming
tussen homoseksuelen, in het openbaar zoenen bijvoorbeeld keuren ze af. Verder vinden ze
homoseksualiteit wel OK, zolang ze er niet direct mee geconfronteerd worden. Wel vindt meer dan de
helft van de leerlingen het vervelend als mannen vrouwelijke trekjes vertonen, iets minder dan de
helft vindt vrouwen met mannelijk gedrag storend. Qua sociale steun, beantwoord de helft van de
leerlingen de vraag ‚of ze bevriend zouden blijven nadat iemand zijn/haar coming-out heeft
gedaan‛positief. Dit waren grotendeels de vrouwen , de mannen waren hier meer negatief in en
wisten niet of ze de vriendschap zouden willen behouden of verbreken.

Woordassociaties
Hier valt op, dat zij nog redelijk ‘speels’ zijn en seksualiteit op een meer kinderlijke visie beschrijven.
Zij gebruiken vaak woorden als ‘meisjes die met elkaar gaan’, ‘op bed liggen’, ‘houden van elkaar’ en
‘jongens die op elkaar vallen’, wanneer het over homoseksualiteit gaat. De leerlingen weten wel te
omschrijven wat pesten en discriminatie inhoudt. Hiertegenover staat dat begrippen als
‘vooroordelen’ en ‘identiteit’ moeilijker zijn en vaak nog onduidelijk. Wel is duidelijk de invloed van
de ‘straattaal’ te merken. Een woord als ‘Battyboy’ bijvoorbeeld, geïntroduceerd door Ali G, refereert
naar het ‘typische uiterlijk’ van een homoseksueel. Wanneer deze leerlingen nadenken over het
concept ‘huwelijk’, wordt dit gezien als een gebeurtenis of plechtigheid tussen man en vrouw en alles
wat hierbij hoort, zoals het voortbrengen van kinderen.

Stellingenspel
Bij het woord ‘respect’ denken deze leerlingen voornamelijk aan beleefd zijn tegenover anderen.
Wanneer hun gevraagd wordt hierover na te denken aan de hand van onze stelling, wordt duidelijk
dat hun begrip nog te wensen overlaat. Net iets meer dan de helft van de leerlingen zegt het oneens te
zijn met de stelling na uitleg. Over pesten blijven leerlingen bij de gedachte dat wanneer iemand
sterker is dat respect afdwingt. ‘Pesten’ wordt niet geaccepteerd. Tijdens deze stelling waren bijna alle
leerlingen het oneens met het idee dat onzekere mensen gepest mogen worden.
         Ongeveer 75% van de leerlingen heeft een negatieve kijk op homoseksualiteit, voornamelijk
seks en gedrag spelen hier een rol in. Het vertonen van niet standaard jongens of meidengedrag en bij
twee mannen anale seks kan plaatsvinden, zijn daarbij bepalend. Opvallend was, dat leerlingen
denken dat ‘homoseksuelen anders in hun hoofd zijn’. Dit soort uitspraken kan gezien worden als
invloed vanuit de omgeving, bijvoorbeeld van thuis uit, gehoord op straat of via de televisie.
         Het is zorgelijk, dat leerlingen op deze leeftijd al bewust afstand nemen van homoseksuelen.
Hier speelt voornamelijk de mogelijkheid om zelf voor homoseksueel aangezien te worden een grote
rol. Wanneer er gesproken wordt over gehandicapten, dan treedt er een andere manier van denken in.
Dit wordt niet als hetzelfde gezien, gehandicapt zijn is geen vrije keus, homo zijn wellicht wel. Sociaal
afstand nemen van gehandicapten is dan ook verkeerd in hun ogen.

Rangorde
De leerlingen, vinden voornamelijk kennisoverdracht een belangrijke factor. Begrippen als respect,
identiteit en vooroordelen zouden hier de boventoon moeten voeren. Wanneer deze begrippen
duidelijk zijn, kan gekeken worden hoe seksuele diversiteit hierin past.




                                                                                                        26
15-18 jaar oud

Vragenlijst
Respect wordt als de belangrijkste factor gezien, bijna alle vragen beantwoorden de leerlingen positief,
vooral ‘jezelf zijn’ en ‘respect onafhankelijk van we je bent’ scoorden hoog. Het veiligheidsgevoel op
school scoort lager dan bij de groep van 12-14 jaar oud. Voornamelijk meisjes voelen zich minder
veilig binnen de school. Meer dan de helft van de scholieren zegt dat discriminatie meer aanwezig is
vergeleken met de groep van 12-14 jaar oud De meningen over een nieuw educatief aanbod over
seksuele diversiteit zijn erg verdeeld. Ongeveer de helft staat positief tegenover het onderwerp, maar
voelen er meer voor om algemene aandacht hieraan te schenken binnen de school dan specifiek in de
les. Wel zijn de leerlingen positief over een homoseksuele docent(e) voor de klas.
         De levensstijl van mensen blijft een moeilijk onderwerp voor deze groep leerlingen. Meer dan
de helft, heeft niets tegen afwijkende levensstijlen, maar bijvoorbeeld homoseksuelen die in het
openbaar zoenen blijft een taboe. Wel staan de leerlingen positief tegenover relatievorming tussen
homoseksuelen; ‘iedereen verdient het om gelukkig te zijn’. Deze leerlingen zijn hier een stuk
positiever over dan de groep van 12-14 jaar oud.. Het enige waar veel leerlingen negatief over zijn, is
het samenwerken met homoseksuele leeftijdsgenoten en confrontatie met deze leerlingen.
         Bijna negentig procent van de leerlingen vindt vrouwelijke trekjes bij mannen vervelend,
mannelijk gedrag bij vrouwen vinden zij minder storend. Vriendschap heeft hier wel een diepere
betekenis dan bij de groep van 12-14 jaar oud. De helft van de leerlingen geeft aan bevriend te blijven
met leeftijdsgenoten na hun coming-out en deze te steunen.

Woordassociaties
De attitude van deze leerlingen is negatiever dan de groep van 12-14 jaar oud. Zij hebben een
negatievere associatie bij stimuluswoorden als homo, lesbisch en biseksueel. Wel, kunnen deze
leerlingen verschijnselen als vooroordelen, discriminatie en respect goed inkaderen en uitleggen. Het
afwijken van de norm speelt hierin een grote rol. De leerlingen zeggen respect te hebben voor
homoseksuelen als personen, maar kunnen dit niet opbrengen voor hun levensstijl. Het begrip
‘huwelijk’ is net als bij de groep van 12-14 jaar oud voornamelijk heterogericht. Het gebruik van
straattaal zit ook in deze groep diepgeworteld. Het begrip ‘battyboy’ komt hier terug samen met het
woord ‘tabon’ (kind van een hoer). Het enige begrip waar bijna geen respons op kwam was identiteit.

Stellingenspel
Wanneer de eerste stelling over respect besproken wordt, weten de leerlingen goed onderscheid te
maken tussen macht en respect. Ongeveer driekwart van de leerlingen, respecteert anderen om wie ze
zijn als persoon en hebben minder ‘angst’ waardoor anderen die pesten of sterker zijn, niet hoger in de
rangorde staan. Dit is ook terug te zien in de tweede stelling over pesten. De leerlingen keuren dit
gedrag af wanneer dit gebaseerd is op ‘de sterkere overheerst de zwakkere’. Wanneer voor hun ogen
dit tafereel zich zou afspelen, zouden ze deze persoon aanspreken en wijzen op zijn gedrag. Een
vereiste hierbij is wel, dat wanneer het tafereel zich zou herhalen, de leerlingen verwachten dat de
gepeste voor zichzelf moet opkomen. Dit vinden ze belangrijk voor het tonen van zelfrespect.
         Bij de derde stelling over homoseksuelen, komen religie en seksualisering sterk naar voren als
bepalende factoren. Bij de vraag of ‘homoseksualiteit normaal is’ komen argumenten naar voren als
‘God of Allah heeft man/vrouw gegeven en niet twee mannen of vrouwen, het draait om
voortplanting’ of ‘Homo’s hebben anale seks, dat is niet natuurlijk. Wanneer de vraag gesteld wordt
over twee vrouwen, is voornamelijk de seksualisering van dit idee, wat een ‘positiever’ denkbeeld
geeft. Hier komen argumenten naar voren als ‘Die zijn wel te vinden voor een trio met een man’.
         Bij de vierde stelling over sociale uitsluiting, zegt de helft van de leerlingen dit bewust te doen
wanneer ze weten dat de persoon in kwestie homoseksueel is. Net als in de groep van 12-14 jaar oud,
is de angst om zelf als homoseksueel aangezien te worden een belangrijke factor. De andere helft van
de leerlingen zegt gewoon te praten met iedereen en medescholieren uitsluiten een te rigoureuze
maatregel. Wanneer de stelling gehandicapten betreft, is bijna iedereen het hier mee oneens. De
beslissende factor binnen deze verschuiving, is voornamelijk te wijten aan het ‘niet kiezen’ voor
gehandicapt te zijn terwijl homoseksualiteit wel als een soort van ‘keuze’ gezien wordt. De
zichtbaarheid van een zwakte bij gehandicapte personen is een belangrijke reden waarom de
leerlingen geen afstand zouden nemen. Bij homoseksualiteit is er geen sprake van zichtbare handicap
en komt het hier ook neer op het feit dat homoseksualiteit een keuze blijft.


                                                                                                         27
Rangorde
Uit deze informatie blijkt, dat niet kennisoverdracht maar kennismaking met homoseksualiteit
belangrijk gevonden wordt binnen het les krijgen over homoseksualiteit. Als deze leerlingen
geconfronteerd worden met homoseksuelen en inzien dat dit ook maar ‘normale’ mensen zijn zou dit
een positieve uitwerking kunnen hebben op hun attitude. Wat opvallend is binnen deze meting, is het
feit dat de leerlingen geen behoefte hebben om iets te leren over identiteit, terwijl uit de
associatiemeting naar voren komt dat ze dit begrip niet goed kunnen plaatsen. Sociale uitsluiting en
een negatieve houding van mensen, zijn twee belangrijke uitingen van gedrag die deze leerlingen als
ongewenst zien.

5.6. Deelconclusie
Het doelgroeponderzoek bevestigt het eerdere literatuuronderzoek, in die zin dat opvattingen en
emoties over seks en gender een doorslaggevende rol spelen. Als tweede, zijn factoren als
masculiniteit, groepsdruk (en de slechte weerstand van jongeren hiertegen) en uitsluiting een reden
voor jongeren om zich van homoseksuele leeftijdsgenoten te distantiëren. Uit het doelgroeponderzoek
blijkt dat het uitsluiten van homoseksuele jongeren inderdaad gebeurt in beide leeftijdsgroepen.
Voornamelijk de angst om aangezien te worden als homoseksueel, speelt daarbij een beslissende rol.
Toch verklaren deze factoren niet alleen waarom homoseksualiteit een negatieve associatie oproept,
het gebrek aan kennis en stigmatisering spelen ook een rol.
        Het doelgroeponderzoek toont aan dat een onderscheid naar leeftijd noodzakelijk is (of het
onderscheid tussen onder- en bovenbouw). Leerlingen tussen de 12 en 14 jaar oud, hebben
voornamelijk behoefte aan kennis. Niet specifiek over homoseksualiteit, maar zij hebben nog weinig
ervaring met het bepalen van eigen standpunten en reageren voornamelijk vanuit standpunten
meegekregen tijdens de opvoeding en meningen van vrienden. Hier is groepsdruk dus belangrijk
voor hun attitude ten opzichte van seksuele diversiteit. Ook heeft deze groep moeite met het
inkaderen van algemene begrippen als respect, identiteit en vooroordelen.
        Leerlingen tussen de 15 en 18 jaar oud, hebben vaak al een persoonlijke mening gevormd over
homoseksualiteit. Respondenten die in hun omgeving of binnen hun vriendenring homoseksuelen
kenden, waren positiever ingesteld dan leeftijdsgenoten die nog nooit in contact waren gekomen met
homoseksuelen. Belangrijke factoren bij het vormen van hun denkbeelden waren religie, gender en
seks. Groepsdruk was hier minder belangrijk. Het afkeuren van homoseksualiteit, ligt voornamelijk
bij mannelijke homoseksuelen (het idee van anale seks) en het vertonen van niet-mannelijk gedrag.
Over twee vrouwen samen waren de leerlingen minder negatief. De mannelijke respondenten,
associeerde dit voornamelijk met het uitvoeren van een trio en het verhogen van hun status als man .
Wel werd op grond van religie, elke vorm van homoseksualiteit afgekeurd. Vooral het idee dat man
en vrouw samen moeten zorgen voor nakomelingen en homoseksuelen hier niet aan voldoen, kwam
sterk naar voren.




                                                                                                 28
6. Gedragsverandering

6.1. Introductie
Het model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering beschrijft de fasen die
worden doorlopen om een voorlichtingsprogramma te ontwikkelen. Intervention Mapping beschrijft
de ontwikkeling van deze voorlichtingsprogramma’s in zes stappen. Binnen dit onderzoek worden de
eerste twee stappen van dit protocol uitgevoerd. De eerste stap binnen dit protocol, is inzicht
verkrijgen in de aard, omvang en de oorzaken van het probleem (hoofdstuk 4 en 5). Als tweede,
worden de doelen voor veranderingen in gedrag en omgeving bepaald (ouders, docenten en de
schoolleiding) die zouden moeten leiden tot een afname van het probleem. Aansluitend op de
aanbevelingen uit het voorafgaand onderzoek
         Het doel van deze stappen is het verkrijgen van een perspectiefwisseling van probleem naar
oplossing. Twee vragen staan hierbij centraal: (1) Wat moet de doelgroep van de interventie doen om
gezondheidsbevorderend gedrag te realiseren?; (2) Wat zal er als gevolg van de interventie veranderen
in omgevingscondities, en wie zal deze veranderingen realiseren? Gedragsdoelen vormen het
antwoord op deze vragen. Vervolgens worden specifieke veranderingsdoelen geformuleerd. Een
veranderingsdoel is het antwoord op de vraag: ‘Wat willen we precies dat de doelgroep van de
voorlichting leert?’ En voor de omgevingsdeterminanten: ‘Wat willen we precies dat in de omgeving
verandert?’ Deze veranderingsdoelen, zijn de basis voor het verdere ontwerp van de interventie dat
na dit onderzoek zal plaatsvinden.
         Een goed hulpmiddel bij het opstellen van deze doelen, is het SMART (Specifiek, Meetbaar,
Acceptabel, Relevant en Tijdsgebonden) model. In de evaluatie van het programma kan dan beter
worden vastgesteld of het doel is verwezenlijkt. De toepassing van dit model is als volgt:
Specifiek: de verschillende doelen moeten zo duidelijk en specifiek beschreven zijn dat er geen
misinterpretaties kunnen ontstaan
Meetbaar: altijd een meetbaar werkwoord gebruiken dat een actie beschrijft dat waarneembaar en
meetbaar is.
Acceptabel: de opgestelde doelen moeten altijd binnen het acceptatiegebied van de doelgroep liggen
Relevant: de doelen moeten relevant zijn voor de uitvoerder en aansluiten bij de belevingswereld van
de doelgroep
Tijdsgebonden: de doelen zijn effectiever wanneer ze binnen een bepaald tijdsframe uitgevoerd
worden.
         Bij het opstellen van deze doelen is het belangrijk een actief werkwoord (het beschrijven van
de actie) en een direct object (persoon die de beschreven actie ondergaat) aan elkaar te koppelen. Een
tweede vereiste is dat het doel meetbaar is. Als je bijvoorbeeld wilt dat leerlingen met elkaar praten
over pesten, is ‘praten’ het actieve werkwoord en zijn de leerlingen het directe object. Wanneer de
persoon en actie vastgesteld zijn, wordt er een voorwaarde toegevoegd. Voorwaarden zijn externe
factoren zoals benodigdheden om de prestatie (actie) te voltooien. Wanneer we kijken naar het
onderwerp pesten, zou als gedragsdoel ‘Leerlingen zijn zich ervan bewust dat pesten van andere
leerlingen verkeerd is’ opgesteld kunnen worden. Het bijbehorend veranderingsdoel wordt dan
‘leerlingen spreken elkaar aan wanneer zij zien dat iemand dit gedrag vertoont naar medeleerlingen’.
In dit voorbeeld is de actie ‘elkaar aanspreken’ en het directe object de leerlingen. De benodigde
voorwaarde om het doel (het stoppen van pesten) te bereiken is dat leerlingen elkaar aanspreken
wanneer zij zien dat iemand toch pest. Het ontbreken van een tijdsfactor komt doordat een fenomeen
als pesten met gedrag te maken heeft en niet fysisch is. Uit dit voorbeeld komt naar voren dat een
gedragsdoel voornamelijk gericht is op bewustwording van negatief gedrag terwijl een
veranderingsdoel een zichtbare en meetbare actie vertoont.




                                                                                                   29
6.2. Gedrag- en veranderingsdoelen
Uit de literatuurstudie naar homofobie en het doelgroeponderzoek, weten we dat onzekerheid, het
bewijzen van de eigen mannelijkheid, gebrek aan kennis, groepsdruk, opvoeding, religie, omgeving
en een naar heteronormen ingestelde maatschappij factoren zijn die bijdragen aan een negatieve
attitude t.o.v. holebi seksualiteit. Bij heteroseksuele jongeren resulteren deze attitudes in ongewenst
gedrag naar homoseksuele leeftijdgenoten, van wie vermoed wordt of bevestigd is dat ze
homoseksueel zijn.
         Leerlingen bevinden zich zowel in als buiten de school in een maatschappij waar hetero de
norm is. Binnen de scholen is er een sociale hiërarchie waarin groepsdruk een grote rol speelt om
geaccepteerd te worden of niet, ook binnen het vmbo 34. Gedrag wordt dus niet alleen door
persoonlijke factoren bepaald, interactie met de sociaal-culturele omgeving speelt hier een belangrijke
rol. Jongeren groeien op in een normatieve omgeving waarin ‘belangrijke anderen’ als familieleden en
vrienden
waarneembare rolverwachtingen hebben.
         Bij omgevingsfactoren die jongeren beïnvloeden, kunnen drie niveaus onderscheiden
worden. Deze niveaus zijn: (1) Microniveau: het gedrag van de directe omgeving, (2) Mesoniveau:
omgevingsinvloeden als familie, vrienden en docenten, (3) Macroniveau: de media. Op deze niveaus
kunnen determinanten geïsoleerd worden als: sociale norm, schoolbeleid, opvoeding en de media.
In onderstaande tabellen (tabel 1 en 2) zijn deze determinanten terug te vinden samen met de beoogde
gedrag- en veranderingsdoelen voor de middelbare scholieren.




34
     Vanwesenbeeck et al. (2002).


                                                                                                    30
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…
Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…

More Related Content

Viewers also liked

Chris Jorn – Leveraging Google’s Resources to Crush Your Competition
Chris Jorn – Leveraging Google’s Resources to Crush Your CompetitionChris Jorn – Leveraging Google’s Resources to Crush Your Competition
Chris Jorn – Leveraging Google’s Resources to Crush Your CompetitionSean Bradley
 
Joe cala - focus on getting bigger before trying to get better
Joe cala - focus on getting bigger before trying to get betterJoe cala - focus on getting bigger before trying to get better
Joe cala - focus on getting bigger before trying to get betterSean Bradley
 
Jim ziegler the prosperity equation
Jim ziegler the prosperity equationJim ziegler the prosperity equation
Jim ziegler the prosperity equationSean Bradley
 
Creating Picture Legends For Group Photos
Creating Picture Legends For Group PhotosCreating Picture Legends For Group Photos
Creating Picture Legends For Group PhotosIPALab
 
MEDICAL TECHNOLOGIST
MEDICAL TECHNOLOGISTMEDICAL TECHNOLOGIST
MEDICAL TECHNOLOGISTAmmar hussain
 
Budrewicz cognitivism
Budrewicz cognitivismBudrewicz cognitivism
Budrewicz cognitivismAbudrewicz13
 
WHO: The Evolving Threat AMR. Options for Action!
WHO: The Evolving Threat AMR. Options for Action!WHO: The Evolving Threat AMR. Options for Action!
WHO: The Evolving Threat AMR. Options for Action!Héctor Lousa @HectorLousa
 
Spectroscopy Letters Volume 26 issue 3 1993 [doi 10.1080_00387019308011552] S...
Spectroscopy Letters Volume 26 issue 3 1993 [doi 10.1080_00387019308011552] S...Spectroscopy Letters Volume 26 issue 3 1993 [doi 10.1080_00387019308011552] S...
Spectroscopy Letters Volume 26 issue 3 1993 [doi 10.1080_00387019308011552] S...Al Baha University
 
Laporan praktikum Sistem Digital
Laporan praktikum Sistem DigitalLaporan praktikum Sistem Digital
Laporan praktikum Sistem Digitalade mian
 
Michel Foucault - Discipline and Punish
Michel Foucault - Discipline and PunishMichel Foucault - Discipline and Punish
Michel Foucault - Discipline and PunishTales Américo
 
Geospatial services
Geospatial servicesGeospatial services
Geospatial servicesSBL corp
 

Viewers also liked (15)

Chris Jorn – Leveraging Google’s Resources to Crush Your Competition
Chris Jorn – Leveraging Google’s Resources to Crush Your CompetitionChris Jorn – Leveraging Google’s Resources to Crush Your Competition
Chris Jorn – Leveraging Google’s Resources to Crush Your Competition
 
Joe cala - focus on getting bigger before trying to get better
Joe cala - focus on getting bigger before trying to get betterJoe cala - focus on getting bigger before trying to get better
Joe cala - focus on getting bigger before trying to get better
 
Formulário voos
Formulário voosFormulário voos
Formulário voos
 
Jim ziegler the prosperity equation
Jim ziegler the prosperity equationJim ziegler the prosperity equation
Jim ziegler the prosperity equation
 
Creating Picture Legends For Group Photos
Creating Picture Legends For Group PhotosCreating Picture Legends For Group Photos
Creating Picture Legends For Group Photos
 
Caligula
Caligula Caligula
Caligula
 
Granero2012 1
Granero2012 1Granero2012 1
Granero2012 1
 
MEDICAL TECHNOLOGIST
MEDICAL TECHNOLOGISTMEDICAL TECHNOLOGIST
MEDICAL TECHNOLOGIST
 
Budrewicz cognitivism
Budrewicz cognitivismBudrewicz cognitivism
Budrewicz cognitivism
 
WHO: The Evolving Threat AMR. Options for Action!
WHO: The Evolving Threat AMR. Options for Action!WHO: The Evolving Threat AMR. Options for Action!
WHO: The Evolving Threat AMR. Options for Action!
 
Spectroscopy Letters Volume 26 issue 3 1993 [doi 10.1080_00387019308011552] S...
Spectroscopy Letters Volume 26 issue 3 1993 [doi 10.1080_00387019308011552] S...Spectroscopy Letters Volume 26 issue 3 1993 [doi 10.1080_00387019308011552] S...
Spectroscopy Letters Volume 26 issue 3 1993 [doi 10.1080_00387019308011552] S...
 
Laporan praktikum Sistem Digital
Laporan praktikum Sistem DigitalLaporan praktikum Sistem Digital
Laporan praktikum Sistem Digital
 
The body
The bodyThe body
The body
 
Michel Foucault - Discipline and Punish
Michel Foucault - Discipline and PunishMichel Foucault - Discipline and Punish
Michel Foucault - Discipline and Punish
 
Geospatial services
Geospatial servicesGeospatial services
Geospatial services
 

Similar to Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…

Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelenFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelenDriessen Research
 
scriptie totaal dd 03-08-04 definitief
scriptie totaal dd  03-08-04 definitiefscriptie totaal dd  03-08-04 definitief
scriptie totaal dd 03-08-04 definitiefWillie Oldengarm
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteitFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteitDriessen Research
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...Frederik Smit
 
De school als gemeenschap (1)
De school als gemeenschap (1)De school als gemeenschap (1)
De school als gemeenschap (1)Maartje Reitsma
 
Frederik Smit & Jos van Kuijk (2004). Inspraak bij bovenschools beleid. Roeie...
Frederik Smit & Jos van Kuijk (2004). Inspraak bij bovenschools beleid. Roeie...Frederik Smit & Jos van Kuijk (2004). Inspraak bij bovenschools beleid. Roeie...
Frederik Smit & Jos van Kuijk (2004). Inspraak bij bovenschools beleid. Roeie...Frederik Smit
 
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...Driessen Research
 
Printversie Gerontopsychiatrie binnen Lyvore
Printversie Gerontopsychiatrie binnen LyvorePrintversie Gerontopsychiatrie binnen Lyvore
Printversie Gerontopsychiatrie binnen LyvoreBrenda Nieuwenhuizen
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Frederik Smit
 
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Driessen Research
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
 Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijsDriessen Research
 
Slides vitalITylab vs1.0 extern
Slides vitalITylab vs1.0 externSlides vitalITylab vs1.0 extern
Slides vitalITylab vs1.0 externrloggen
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...Driessen Research
 
Trends in communication
Trends in communicationTrends in communication
Trends in communicationleonie-sibel
 
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...Driessen Research
 
Critical reflective team behaviour: do differences matter?
Critical reflective team behaviour: do differences matter?Critical reflective team behaviour: do differences matter?
Critical reflective team behaviour: do differences matter?Mieke86
 

Similar to Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast… (20)

Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelenFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Brood en spelen
 
scriptie totaal dd 03-08-04 definitief
scriptie totaal dd  03-08-04 definitiefscriptie totaal dd  03-08-04 definitief
scriptie totaal dd 03-08-04 definitief
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteitFrederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2007) Ouders scholen en diversiteit
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
 
De school als gemeenschap (1)
De school als gemeenschap (1)De school als gemeenschap (1)
De school als gemeenschap (1)
 
Frederik Smit & Jos van Kuijk (2004). Inspraak bij bovenschools beleid. Roeie...
Frederik Smit & Jos van Kuijk (2004). Inspraak bij bovenschools beleid. Roeie...Frederik Smit & Jos van Kuijk (2004). Inspraak bij bovenschools beleid. Roeie...
Frederik Smit & Jos van Kuijk (2004). Inspraak bij bovenschools beleid. Roeie...
 
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
 
Printversie Gerontopsychiatrie binnen Lyvore
Printversie Gerontopsychiatrie binnen LyvorePrintversie Gerontopsychiatrie binnen Lyvore
Printversie Gerontopsychiatrie binnen Lyvore
 
Thesis Nicole Doornbos
Thesis Nicole DoornbosThesis Nicole Doornbos
Thesis Nicole Doornbos
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
 
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
 
De kernopgaven van de lerarenopleidingen
De kernopgaven van de lerarenopleidingenDe kernopgaven van de lerarenopleidingen
De kernopgaven van de lerarenopleidingen
 
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
 Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
Frederik Smit, Geert Driessen et al. (2008) Ouders en innovatief onderwijs
 
Slides vitalITylab vs1.0 extern
Slides vitalITylab vs1.0 externSlides vitalITylab vs1.0 extern
Slides vitalITylab vs1.0 extern
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
 
Trends in communication
Trends in communicationTrends in communication
Trends in communication
 
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
 
OIG rapport professionalisering_po_v1.0
OIG rapport professionalisering_po_v1.0OIG rapport professionalisering_po_v1.0
OIG rapport professionalisering_po_v1.0
 
OIG rapport professionalisering_vo_v1.0
OIG rapport professionalisering_vo_v1.0OIG rapport professionalisering_vo_v1.0
OIG rapport professionalisering_vo_v1.0
 
Critical reflective team behaviour: do differences matter?
Critical reflective team behaviour: do differences matter?Critical reflective team behaviour: do differences matter?
Critical reflective team behaviour: do differences matter?
 

Afstudeeronderzoek Universiteit Utrecht voor het behalen van de titel Mast…

  • 1. Anders en toch Gelijk Ontwerpcriteria voor een educatief aanbod ter bevordering van de acceptatie van seksuele diversiteit op middelbare scholen Student: Erik Lemmens (3190722) Victoria Regiadreef 72W, 3563 GK Utrecht Master Science Education and Communication Universiteit Utrecht E.J.J.Lemmens@students.uu.nl Begeleiders: Peter Dankmeijer p.dankmeijer@empower-ls.com prof. dr. A.J. Waarlo A.J.Waarlo@uu.nl 1
  • 2. Voorwoord dit onderzoek, voor het behalen van de titel Master of Science, vond plaats bij Empowerment Lifestyle Services te Amsterdam van 02-02-2009 tot 03-07-2009. Het was een periode vol leermomenten, die mij altijd bij zullen blijven. Graag wil ik peter Dankmeijer, directeur van Empowerment, bedanken voor deze leerzame periode binnen zijn bedrijf. Ten tweede, een woord van dank aan Marinus Schouten en Bas Koppers, voor de steun en advies die ik van hen mocht ontvangen. Vanuit de Universiteit Utrecht, wil ik Arend Jan Waarlo bedanken voor zijn wijze lessen en de feedback die hij gegeven heeft tijdens en na dit onderzoek. Als laatste, nog een woord van dank aan Marco Derks van ContrariO, Johan Quist van RefoAnders en Geert Jan Edelenbosch van COC Nederland, voor hun advies en de gelegenheid om hen te interviewen. Deze vijf maanden zal ik nooit vergeten en er met veel plezier aan terugdenken. Erik Lemmens 2
  • 3. Samenvatting Empowerment Lifestyle Services (ELS), is het kenniscentrum op het terrein van seksuele diversiteit in het onderwijs. Dit kenniscentrum heeft ervaring met de systematische invoering van een aanpak rond veiligheid in scholen en richt zich daarbij op de integratie van homo, lesbische, biseksuele en transgender aspecten in het breder schoolbeleid. In dit kader, is er een contract afgesloten met de Universiteit Maastricht, om haar te begeleiden bij het ontwikkelen van een wetenschappelijk onderbouwd educatief aanbod bestemd voor het vmbo onderwijs. Dit onderzoek, focust zich op voorwaarden voor de ontwikkeling en implementatie van een nieuw educatief aanbod. Centraal binnen dit onderzoek staat de vraag: Aan welke criteria moet een educatief aanbod voldoen, wil het de acceptatie van seksuele diversiteit bevorderen in het middelbaar onderwijs? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zijn er vier deelvragen opgesteld. (1) Hoe denken inhoudsdeskundigen op het gebied van holebi seksualiteit over ‘het gewenste gedrag’ met betrekking tot seksuele diversiteit en welke invulling geven zij hieraan? (2) Welke (voor)oordelen (denkbeelden) over seksuele diversiteit leven er onder de scholieren? (3) ‘Wat zal er als gevolg van de interventie veranderen in de omgevingscondities, en wie zal deze veranderingen realiseren’? (4) Wat kan de beoogde doelgroep van de interventie doen om het gewenste gedrag te realiseren? Uit interviews, met medewerkers van het COC, RefoAnders en ContrariO, kwam naar voren dat ‘het gewenst gedrag’ een ambivalent begrip is. Op basis van religieuze opvattingen, is er voornamelijk onderscheid binnen het begrip ‘vrijheid’. Een belangrijke overeenkomst binnen ‘het gewenst gedrag’ , is dat de focus van acceptatie voornamelijk op het gebied van ‘respect’ zal komen te liggen. Uit het onderzoek naar homofobie komt naar voren dat factoren als masculiniteit, groepsdruk (en de slechte weerstand van jongeren hiertegen) en sociale uitsluiting belangrijk zijn om zich van homoseksuele leeftijdsgenoten te distantiëren. Kennisgebrek en stigmatiserende denkbeelden zijn belangrijke factoren bij het ontwikkelen van een negatief denkbeeld over homoseksualiteit. Er zijn vier verschillende onderzoeksinstrumenten ontwikkeld (vragenlijst, woordassociaties, stellingenspel en rangorde) voor het inventariseren van denkbeelden en opvattingen over seksuele diversiteit onder de scholieren. Het uitgevoerde doelgroeponderzoek, bevestigde dat opvattingen en emoties over seks en gender een doorslaggevende rol spelen bij het vormen van een negatief denkbeeld over holebi personen. Vooral de angst om aangezien te worden als homoseksueel speelt een beslissende rol bij het uitsluiten van klas- of leeftijdsgenoten die uitkomen voor hun holebi seksualiteit. Het belangrijkste ontwerpcriterium uit dit onderzoek, is doelgroepsegmentatie naar leeftijd. Doelgroeponderzoek toont aan dat een onderscheid naar leeftijd (12-14 jaar oud en 15-18 jaar oud) of onder- en bovenbouw noodzakelijk is. Dit leidt tot de volgende aanbevelingen. Bij leerlingen tussen de 12 en 14 jaar oud, is een belangrijk criterium kennisvergroting. Vooral begrippen als respect, discriminatie en identiteit. Hier dient seksuele diversiteit wel als onderwerp geïntegreerd te worden. Een ander criterium is, dat deze jongeren begrijpen dat homoseksualiteit geen keuze is, maar net als heteroseksualiteit of geslachtsbepaling al vastligt voor de geboorte van een kind. De jigsaw methode (werkboek) of visuele ondersteuning (dvd) zou bij deze doelgroep het meest effectief zijn. Bij leerlingen tussen de 15 en 18 jaar oud is een belangrijk criterium, dat seksuele diversiteit meer besproken wordt vanuit overeenkomsten dan vanuit verschillen. Kennismaking, door bijvoorbeeld COC voorlichting te introduceren of de leerlingen zelf een interview laten afnemen met een holebi persoon, kan hier een goede methode voor zijn. Ten tweede is het tegengaan van de negatieve associatie onder jongeren tussen seks en homoseksualiteit een belangrijk criterium. Een holebi is immers meer dan zijn/haar seksueel gedrag. Onderzoek naar de levensstijl van holebi personen en het aantonen van gemeenschappelijke toekomstbeelden onder jongeren als samenwonen of een monogame relatie zou hierin misschien kunnen helpen. Wat belangrijk is om te onthouden bij het bespreken van de verschillen in levensstijl, is het feit dat je niet kunt kiezen of je homo of hetero bent, maar wel een keuze hebt in de bijbehorende levensstijl. 3
  • 4. Inhoudsopgave Voorwoord II Samenvatting III 1. Introductie 2 1.1. Doelgroepkeuze en -verantwoording 2 1.2. Onderzoeksvraag en deelvragen 3 2. Onderzoeksopzet 4 2.1. Literatuuronderzoek 4 2.2. Doelgroeponderzoek 4 2.3. Gedragsverandering 4 3. Homo-emancipatie 5 3.1. Introductie 5 3.2. De Nederlandse overheid 5 3.3. Homobelangenverenigingen 6 3.4. Deelconclusie 9 4. Homofobie 10 4.1. Introductie 10 4.2. Binnen Nederland 10 4.3. Onder scholieren 11 4.4. Van homofobie naar homonegativisme 11 4.5. Deelconclusie 12 5. Doelgroeponderzoek 13 5.1. Introductie 13 5.2. Respondenten 13 5.3. Dataverzameling 13 5.4. Ruwe data-analyse en resultaten 15 5.5. Conclusies 23 5.6. Deelconclusie 25 6. Gedragsverandering 26 6.1. Introductie 26 6.2. Gedrag- en veranderingsdoelen 27 6.3. Deelconclusie 30 7. Slotbeschouwing 31 7.1. Ontwerpcriteria en aanbevelingen 31 7.2. Beperkingen van dit onderzoek 32 8. Referenties 33 4
  • 5. 1. Introductie Empowerment Lifestyle services (ELS), is het kenniscentrum op het terrein van seksuele diversiteit in het onderwijs. Dit kenniscentrum heeft ervaring met de systematische invoering van een aanpak rond veiligheid in scholen en richt zich daarbij op de integratie van homo, lesbische, biseksuele en transgender aspecten in het breder schoolbeleid. In dit kader, is er een contract afgesloten met de Universiteit Maastricht (UM) om haar te begeleiden bij het ontwikkelen van een wetenschappelijk onderbouwd educatief aanbod. Naast de samenwerking met de UM overlegt ELS ook met andere (inhouds)deskundigen op het gebied van seksualiteit (Rutgers Nisso Groep), en holebi seksualiteit (het COC, ContrariO en RefoAnders), voor het creëren van een breder draagvlak. Nu de regering serieus aan de slag is gegaan met homo-emancipatie in het onderwijs, verdient dit volgens ELS een effectieve benadering, zoals dit ook gebeurd is bij de invoering van seksuele vorming en tabaksvoorlichting. Met dit educatief aanbod heeft ELS niet de intentie om jongeren te dwingen tot een coming- out, maar werkt aan een veiliger schoolklimaat, zodat coming-out gemakkelijker wordt. Ook zegt zij niet dat alleen bij heteroseksuele jongeren een attitudeverandering nodig is, zij richt zich ook op de versterking van homoseksuele, lesbische en biseksuele (holebi) jongeren. Zolang deze niet eerlijk zijn over zichzelf, zullen heteroseksuele jongeren hun goede bedoelingen ook niet kunnen tonen. Er is dus een wisselwerking nodig, wat begint bij een veiliger schoolklimaat. Met dit onderzoek, wil ELS zicht krijgen op voorwaarden voor de ontwikkeling en implementatie van een nieuw educatief aanbod gericht op de sociale acceptatie van seksuele diversiteit op middelbare scholen. De afgelopen 25 jaar is er elke paar jaar wel een nieuw aanbod ontwikkeld, maar de implementatie hiervan binnen de scholen is nooit van de grond gekomen. Door planmatig een nieuw aanbod te ontwikkelen in samenwerking met de scholen is dit hopelijk te voorkomen. Het model voor planmatige gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering1 vormt daarbij de leidraad. Dit model maakt echter niet expliciet hoe gezondheidsvoorlichters bij de ontwikkeling van een interventie op een systematische wijze empirische gegevens en theoretische inzichten over gedrag en gedragsverandering kunnen toepassen. In de jaren negentig is op basis van ervaringen, opgedaan aan de Universiteit van Texas in Houston (USA) en de Universiteit Maastricht, een systematiek ontwikkeld die aan deze tekortkoming tegemoet komt: Intervention Mapping (IM). Dit is een protocol voor het gebruik van empirische gegevens en theoretische inzichten bij de ontwikkeling van programma’s om gezond of gewenst gedrag te bevorderen. Het uiteindelijke resultaat is een soort plattegrond of routeplanner voor het te ontwerpen aanbod. Binnen dit onderzoek zal er een probleemanalyse plaatsvinden en zullen de veranderbare determinanten samen met de bijbehorende leer- en gedragsdoelen opgesteld worden. 1.1. Doelgroepkeuze en -verantwoording De beoogde doelgroep van het educatief aanbod wordt gevormd door scholieren in het voorbereidende middelbaar onderwijs (vmbo), in de leeftijdscategorie van 12-18 jaar oud. Docenten komen in dit onderzoek wel aan bod, maar zijn niet een directe doelgroep, zij spelen vooral een rol in de implementatiefase van dit project. Veel scholen ondervinden dat het onderwerp homoseksualiteit agressieve reacties van scholieren oproept. In onderzoek wordt consistent aangetoond dat lager opgeleide jongeren vaak meer zwart-wit denken en minder tolerant zijn ten opzichte van afwijkende leefwijzen2. Zij hebben meer moeite met het zien van nuances, reageren meer primair vanuit hun emoties en kunnen hun houding minder snel aanpassen op basis van argumenten 3. De afwijzing is het sterkst onder jongens, die veel moeite doen om een eigen mannelijke identiteit te ontwikkelen. Een strikte afwijzing van homoseksualiteit en ‘verwijfdheid’ is voor hen een bevestiging 1 Green & Kreuter, (2005). 2 Veiligheidsmonitor voortgezet onderwijs (2006); Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2009). 3 Vanweesenbeeck et al. (2002). 5
  • 6. van hun mannelijkheid4. Een andere reden is dat op het vmbo veel scholieren met een niet- Nederlandse achtergrond zitten5. Vooral scholieren die afkomstig zijn uit armere gebieden in migratielanden, waar de cultuur sterk traditioneel is en ge- en verboden van hun geloof letterlijk worden genomen, zijn vaak afwijzend ten opzichte van homoseksualiteit. Ook moet rekening gehouden worden met het feit dat groepsnormen over homoseksualiteit vaak sterk verschillen van individuele meningen. Wanneer scholieren apart genomen worden voor een gesprek over seksualiteit en homoseksualiteit, blijkt dat ze vaak toleranter zijn dan ze uiten in de klas of op het schoolplein. Als collectief, binnen hun vriendengroep of met hun cultuurgenoten, komt er een proces op gang waarin het voor jongeren erg belangrijk is om te laten zien dat zij niet afwijken van wat ‘iedereen’ vindt. Dit groepsproces heeft een grote invloed op het schoolklimaat. 1.3. Onderzoeksvraag en deelvragen Binnen dit onderzoek, willen we graag antwoord vinden op de volgende vraag: Aan welke criteria moet een educatief aanbod voldoen, wil het de acceptatie van seksuele diversiteit bevorderen in het middelbaar onderwijs? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zijn de volgende deelvragen geformuleerd: Welke (voor)oordelen (denkbeelden) over seksuele diversiteit leven er onder de vmbo scholieren? Hoe denken inhoudsdeskundigen op het gebied van holebi seksualiteit over ‘het gewenste gedrag’ met betrekking tot seksuele diversiteit en welke invulling geven zij hieraan? Wat zal er als gevolg van de interventie veranderen in de omgevingscondities, en wie zal deze veranderingen realiseren? Wat kan de beoogde doelgroep van de interventie doen om het gewenste gedrag te realiseren? 4 Nayak & Kehily (1996). 5 Inspectie van onderwijs (2004; 2005). 6
  • 7. 2. Onderzoeksopzet Voor het opzetten van een interventie, is het belangrijk om eerst een goed theoretisch inzicht in het specifieke gedrag en beoogde gedragsverandering te krijgen. Een vraag die hier gesteld kan worden is: Over welk gedrag praten we en waar komt het vandaan? Wanneer deze beantwoord is, kunnen we kijken naar: ‘Hoe kan dit veranderd worden naar meer gewenst gedrag?’ of ‘Hoe kunnen we het al aanwezige gedrag belonen?’ Het verkrijgen van een goed inzicht vraagt om begrip van het gedrag van individuele personen, maar ook van de wisselwerking tussen deze personen en hun omgeving. In dit onderzoek vinden twee literatuurstudies en een doelgroeponderzoek plaats, met als doel: het ongewenste gedrag vertoond door en naar holebi personen en de herkomst hiervan in kaart te brengen. 2.1. Literatuuronderzoek Als eerste, is er een literatuuronderzoek uitgevoerd naar het begrip homo-emancipatie en hoe dit binnen Nederland vorm heeft gekregen. Ter ondersteuning van dit literatuuronderzoek zijn er interviews gehouden met medewerkers van drie Nederlandse homobelangenverenigingen (het COC, ContrariO en RefoAnders) over hoe zij homo-emancipatie zien en wat dit precies inhoudt binnen hun vereniging. Als tweede is er een literatuuronderzoek uitgevoerd naar het begrip homofobie. Met deze studie is gekeken naar het verschijnsel homofobie en of dit wel een correcte benaming is voor het negatief gedrag dat geuit wordt richting holebi personen. Tevens, hopen we met deze studie inzicht te krijgen in factoren die ten grondslag liggen aan ‘homofobie’ en leiden tot het uiten van ongewenste attitudes tegenover holebi personen. 2.2. Doelgroeponderzoek Kennis van aard en omvang van ‘ homfobie’ onder leerlingen is noodzakelijk voor het ontwikkelen van een strategie die kan bijdragen aan het veranderen van ongewenste attitudes. Verschillende instrumenten zijn de afgelopen jaren binnen Nederland ontwikkeld voor empirisch onderzoek naar het klimaat waarbinnen Nederlandse holebi personen leven. Veel van deze instrumenten 6 zijn echter overgenomen vanuit het buitenland waar een ander sociaal en cultureel klimaat heerst. Het herijken en wetenschappelijk testen van deze instrumenten is dan ook noodzakelijk om een valide uitkomst te krijgen aangaande homonegativisme binnen Nederland. In dit onderzoek gaan vmbo leerlingen verschillende opdrachten uitvoeren. Op deze manier willen we erachter komen welke persoonlijke denkbeelden zij erop nahouden aangaande holebi seksualiteit. Ook willen we inventariseren hoe zij aankijken tegen een nieuw educatief aanbod over holebi seksualiteit en welke elementen zij hierin belangrijk vinden. 2.3. Gedragsverandering Wanneer duidelijk is uit de literatuuronderzoeken en het doelgroeponderzoek wat precies de factoren zijn die het ongewenste gedrag bepalen, kunnen deze vertaald worden naar meer gewenst gedrag. Deze vertaalslag zal plaatsvinden door het opstellen van gedrag- en omgevingsdoelen voor het nieuwe educatieve aanbod. 6Bijvoorbeeld Herek’s Attitudes Toward Lesbian and Gay Men (ATLG) scale (1988), die met een aantal modificaties vertaald is in het Nederlands. 7
  • 8. 3. Homo-emancipatie 3.1. Introductie Volgens het Van Dale woordenboek staat ‘emancipatie’ voor het toekennen van gelijke rechten, gelijkstelling voor de wet en het streven naar gelijkgerechtigdheid. De term emancipatie werd vroeger vaak in verband gebracht met het feminisme. Tegenwoordig zijn er meerdere emancipatiestromingen op gang gekomen waaronder de emancipatie van de HLBT gemeenschap 7. Binnen Nederland kunnen we spreken van twee emancipatiegolven die kenmerkend zijn voor de homo-emancipatie. De eerste emancipatiegolf8, werd gemarkeerd door de oprichting van het Nederlands Wetenschappelijk Humanitair Komitee door jhr. Mr. Jacob Anton Schorer in 1912. Later is hier het huidige COC Nederland9 uit ontstaan (1946). Binnen de tweede emancipatiegolf staat de strijd om juridische gelijkheid centraal. Deze tweede golf begon met de afschaffing van Artikel 248 bis uit het Wetboek van Strafrecht in 1971. Volgens dit artikel was homoseksualiteit strafbaar tussen een meerderjarige en minderjarige. Met het juridisch verankeren van gelijke behandeling in de grondwet, is het fundament gelegd voor gelijke rechten van homoseksuelen en heteroseksuelen. Met andere woorden, juridisch gezien is homoseksueel zijn gewoon. Dat paren van hetzelfde geslacht kunnen trouwen voor de wet, is de markering voor het einde van deze tweede homo-emancipatiegolf. Hoewel de meeste Nederlanders instemmen met gelijkheid voor homoseksuelen, hebben zij er wel moeite mee als bijvoorbeeld twee mannen of twee vrouwen in het openbaar hand in hand lopen. We kunnen dus spreken van het ontstaan van een dubbelbeeld. Enerzijds zijn de juridische rechten geaccepteerd, anderzijds staat de sociale acceptatie nog in de kinderschoenen. Een ‘derde’ emancipatiegolf, kan bijdragen aan een grotere sociale acceptatie in delen van onze samenleving waar homoseksualiteit nog gevoelig ligt. Uit een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau 10 (SCP) blijkt dat homoseksualiteit in de naaste omgeving en in het openbaar nog moeilijk geaccepteerd wordt 11. Leeftijd, etnische achtergrond en religie zijn voornamelijk bepalend voor deze acceptatiegraad. Peilingen onder middelbare scholieren en jongeren tonen aan dat zij behoorlijk negatief tegenover homo’s staan12. Bijvoorbeeld het gebruik van ‘homo’ als scheldwoord op school en op straat lijkt de normaalste zaak van de wereld. Turkse en Marokkaanse jongeren zijn het scherpst in de veroordeling van homoseksualiteit13. De eer van de familie of de machocultuur speelt hierin een belangrijke rol. Ook onduidelijkheid over wat homoseksualiteit eigenlijk is, houdt het taboe in stand. In bepaalde delen van Nederland is religie nog steeds een invloedrijke factor in verband met de sociale acceptatie van diversiteit. Vrijwel alle geloofsgemeenschappen wijzen in hun geloofsopvatting homoseksualiteit of homoseksuele relatievorming af. Homoseksuelen binnen deze kringen voelen zich hierdoor vaak geïsoleerd en afgewezen14. De Nederlandse overheid en verschillende homobelangenverenigingen willen daardoor samen werken aan oplossingen voor het bevorderen van de sociale acceptatie van de HLBT gemeenschap. 3.2. De Nederlandse overheid Het gelijkstellen van homoseksuelen aan heteroseksuelen in de grondwet toont aan dat de overheid de Nederlandse HLBT gemeenschap ondersteunt. Nederland is dan ook Europees koploper als het gaat om de algemene acceptatie van homoseksualiteit. In 2007 introduceerde minister Ronald Plasterk (OC&W)15, de emancipatienota lesbisch- en homo-emancipatiebeleid 2008-201116. 7 Met HLBT gemeenschap wordt hier de homoseksuele, lesbische, biseksuele en transgender gemeenschap binnen Nederland bedoeld. 8 Homo encyclopedie van Nederland (2005). 9 Het COC Nederland stond in de jaren vijftig bekend onder de naam Cultuur- en Ontspannings-Centrum. De huidige naam van het centrum is officieel: Federatie van Nederlandse Verenigingen tot Integratie van Homoseksualiteit COC Nederland. 10 ‘Gewoon Doen’, Sociaal Cultureel Planbureau (2006). 11 Het SCP maakt hierbij verschil tussen algemene aanvaarding en de acceptatie van gelijke rechten en de acceptatie in eigen kring en in het openbaar. 12 Nationale Jeugdraad (2006); De Graaf et al, (2005); Outway ( 2005); ITS onderzoek veiligheid op scholen, (2001); RNG, (2005). Rotterdamse Jeugd Monitor (2000/2001, 2003/2004). 13 SCP (2007); Jeugdmonitor GGD (2005). 14 Beleidsvisie COC en MOVISIE (2007). 15 OC&W is de afkorting voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 16 De nota ‘Gewoon homo zijn’ is in zijn geheel terug te vinden op www.minocw.nl/documenten/Homo_emancipatie.pdf. 8
  • 9. Het hoofddoel van deze nota is het bevorderen van de sociale acceptatie van homoseksuelen onder de Nederlandse bevolking. De nota stelt dat er al veel bereikt is, maar dat homo-emancipatie niet af is. Vier pijlers in het coalitieakkoord geven richting aan het homo-emancipatiebeleid van het kabinet: veiligheid, sociale samenhang, een dienstbare ‘overheid als bondgenoot’ en een actieve internationale rol. In het verlengde daarvan heeft de overheid zichzelf vijf operationele doelen gesteld17: (1) Het bevorderen van de bespreekbaarheid van homoseksualiteit in verschillende bevolkingsgroepen, (2) De aanpak van geweld en intimidatie tegen homoseksuelen, (3) Het stimuleren van de totstandkoming van maatschappelijke allianties, zowel landelijk als lokaal, (4) Het bijdragen aan een homovriendelijke omgeving op school, op het werk en in de sport en (5) Het vervullen van een actieve internationale en Europese rol. In 2008 heeft het kabinet overeenkomsten getekend met zestien Nederlandse gemeenten die koploper willen zijn in het bevorderen van de sociale acceptatie van homoseksuelen op lokaal niveau, i.e. het bespreekbaar maken van homoseksualiteit onder jongeren en in kringen waar homoseksualiteit nog taboe is. Verder gaan deze gemeenten zich inzetten voor een sterker veiligheidsgevoel van homoseksuelen in hun directe omgeving. De Nederlandse overheid wil voornamelijk binnen de sector jongeren en onderwijs aandacht besteden aan homoseksualiteit. Scholen moeten een veilige plek zijn, ook voor homoseksuele leerkrachten en leerlingen. Het kabinet wil dus een ‘homovriendelijke situatie’ op scholen. Om dit te bereiken is bijvoorbeeld ‘De Roze Draad in veiligheid op school’ 18 ontwikkeld door ELS, een handreiking die schoolleiders bewust moet maken van de onveiligheid die homoseksuele leerlingen en leraren vaak ervaren. De overheid heeft zijn visie vanuit de nota ‘Gewoon homo zijn’ vertaald naar vier verschillende projecten: (1) Een veilige school, (2) Homo Effect Toets: lokaal homo- emancipatiebeleid, (3) Hate Crimes en (4) Weerbaarheidtraining voor homoseksuele asielzoekers. 3.3. Homobelangenverenigingen Verschillende homobelangenverenigingen houden zich bezig met het bevorderen van de sociale acceptatie van homoseksuelen. De geallieerde verenigingen binnen Nederland aan dit project zijn19: (1) het COC (algemene homobelangenvereniging), (2) ContariO (Gereformeerde/Christelijke homobelangenvereniging) en (3) RefoAnders (Gereformeerde homobelangenvereniging). Elk van deze verenigingen is opgericht met een soortgelijk doel20. De verschillende visies en afgeleide projecten binnen deze belangenverenigingen geven alle hieronder een andere richting aan het begrip homo-emancipatie. Elk van deze belangenverenigingen zal besproken worden waarbij ook gebruik gemaakt is van interviews gehouden met personen de actief zijn bij een van deze verenigingen over hun visie hoe zij emancipatie zien en omzetten naar operationele doelen. COC Nederland ( gesprek met Geert Jan Edelenbosch, projecten jongeren/onderwijs) Het COC Nederland is een vereniging van in totaal 23 verenigingen verspreid door het hele land. Zij richten zich op activiteiten en belangenbehartiging in hun eigen regio. De federatie doet dit op nationaal en internationaal niveau. Zij stellen zichzelf als doel: (1) Het bevorderen van maatschappelijke hervormingen om daardoor tot integratie van homoseksualiteit te komen, (2) Het bevorderen van persoonlijke emancipatie door het stimuleren van de bewustwording van de eigen en maatschappelijke situatie (en de relatie daartussen) ten aanzien van homo- en biseksualiteit en man/vrouwrollen. De federatie van het COC probeert deze doelen voornamelijk via wettelijke weg te bereiken. Op nationaal gebied gebeurt dit door het geven van informatie, voorlichting en adviezen aan gemeenten, jongeren en onderwijsinstellingen. Jongeren vormen een belangrijke doelgroep van COC Nederland. ‚Vaak zijn jongeren financieel en sociaal afhankelijk van hun opvoeders en ten aanzien van homo- en biseksualiteit kan dit voor problemen zorgen. Het COC is voor deze jongeren vooral een steun in de rug. Vertrouwenspersonen op scholen moeten vooral hun aandacht toespitsen op de specifieke problemen waar holebi jongeren mee te maken kunnen krijgen en weten hoe ze hiermee om moeten gaan. Wij hanteren hierbij een zogenaamde inside out visie. 17 De precieze invulling van deze vijf doelen staan vermeld in de nota ‘Gewoon homo zijn’. 18 Schouten & Dankmeijer (2008) 19 Binnen Nederland zijn er ook Islamitische homobelangenverenigingen als Navar en Secret Garden actief. Deze zijn niet opgenomen binnen dit project. 20 De sociale acceptatie van homoseksualiteit binnen eigen kring. 9
  • 10. Deze visie gaat ervan uit dat emancipatieprocessen in principe worden vormgegeven door betrokkenen uit de doelgroep zelf, met name zij die het zelfvertrouwen vinden om op te staan en op te komen voor hun eigen positie en belangen en die van lotgenoten‛ (<). ‚Binnen het kader jongeren en onderwijs, zijn er die verschillende projecten die zich richten op sociale en zelfacceptatie van holebi jongeren‛ (<). (1) ‚De Roze Olifant is een nieuw pilotproject van het COC Nederland dat begin 2008 van start is gegaan‛ (<). ‚Het doel van dit project is om in contact te komen met leerlingen en docenten die worden geconfronteerd met een homo-onvriendelijk klimaat, maar niet direct weten hoe, en vaak ook niet durven, het gesprek aan te gaan met hun omgeving en schooldirectie‛ (<). Insiders verzamelen informatie om draagvlak te creëren bij anderen binnen de school om de dialoog met de schooldirectie aan te gaan. (2) Gay-Straight Alliance (GSA), ‚bestaat uit groepen leerlingen die samen hebben besloten dat ze een veilige omgeving willen creëren voor iedereen in school, ook voor homo’s, lesbo’s en biseksuelen‛ (<). Deze allianties kunnen direct tot stand komen door holebi jongeren die lid zijn van het COC en geïnteresseerd zijn in het veiliger maken van hun eigen school. (3) Jong & Out, opgericht met de achterliggende gedachte dat voor holebi jongeren onder de 18 jaar weinig tot niets te doen is. ‚Vaak zijn deze personen te jong en onzeker om een homofeest of bar te bezoeken en vaak hebben ze geen idee wat nu precies een homoseksuele levensstijl inhoudt‛(<). Dit project kenmerkt zich door een sociale netwerk benadering. ‚Er worden verschillende vormen van sociale steun geboden en bruikbare feedback wordt gegeven. Ook oefent dit netwerk invloed uit door aanwezige rolmodellen als professionals en ‘oudere’ holebi personen met ervaring‛ (<). Via de website kunnen jongeren elkaar ook buiten hun eigen regio leren kennen en informatie uitwisselen. ContrariO (gesprek met Marco Derks, projectleider ContrariO en LKP) Van oorsprong is ContrariO een Gereformeerd Vrijgemaakte vereniging, maar vanuit aangrenzende kerkgenootschappen vonden ook Christelijke homoseksuelen de weg naar de vereniging. Sindsdien noemen zij zich dan ook een Gereformeerde vereniging voor homo’s en lesbiennes. De projecten van de vereniging richten zich echter in eerste instantie op de Gereformeerde kring. ‚Het voornaamste doel van ContrariO is het bevorderen van een dusdanig kerkelijk klimaat waar iedere homo- en biseksuele persoon zich vrij voelt om uit te komen voor zijn of haar geaardheid binnen de gereformeerde kerken‛ (<). ‚Als tweede, willen we graag een sociale en emotionele functie vervullen. Vooral bij het ondersteunen van homo- en biseksuele personen in het proces van coming- out, zelfacceptatie en het ‘homo zijn’ als Christen‛ (<). ‚Daarnaast houdt ContrariO zich bezig met het bestuderen van ethische en andere aspecten van homofilie‛ (<). ‚Hiermee wil de vereniging een kader bieden en dus geen bindende uitspraken doen. De verantwoordelijkheid wat leefstijl, gedachten en uitspraken betreft ligt bij de individuele leden‛ (<). Hierdoor kan er een persoonlijke zoektocht beginnen naar welke invulling individuen willen geven aan hun homo zijn zonder enige bindende afspraken vanuit de vereniging. ‚De acceptatie van homoseksuelen binnen de Gereformeerde kerken is niet in alle plaatsen gelijk‛ (<). ‚In veel gemeenten denkt men: Homo? dat is jouw probleem, daar moet je verder niet over praten, of het wordt gezien als een psychisch probleem waarvan af te komen is met hulp‛ (<). ‚Veel homoseksuele jongeren, maar ook ouders, familie, predikanten en kerkraadsleden kampen met problemen, bijvoorbeeld met de kerkenraad, vrienden en familie‛ (<). ‚En dan is de stap om je te onttrekken aan de kerk vaak de makkelijkste, terwijl het ook anders kan. Daar kun je met elkaar goed over praten‛ (<). Binnen de verschillende regio’s zijn gespreksgroepen opgericht. ‚Binnen het Christelijk onderwijs is het ook goed om te praten over het ‘homoseksueel en Christen’ zijn‛ (<). Met toekenning van subsidie door OC&W aan ContrariO, CHJC en LKP 21 worden drie projecten gerealiseerd voor de sociale acceptatie van homoseksuelen. Deze bewegen zich op het terrein van onderwijs, weerbaarheid en deskundigheidsbevordering. (1) Homo in de klas, is een project van ContrariO en het GRIP 22 waar gewerkt wordt aan lesmateriaal voor de derde klassen havo en vwo aan vier gereformeerde scholengemeenschappen. Dit lesmateriaal is in concept klaar en zal in schooljaar 2009-2010 worden gebruikt in ongeveer 50-60 klassen (ca. 1500 leerlingen per jaar). 21 CHJC staat voor Christelijke Homo Jongeren Contact. LKP is het Landelijk KoördinatiePunt groepen kerk en homoseksualiteit. 22 GRIP staat voor het Gereformeerd Identiteitsplatform. 10
  • 11. (2) Homo in actie: weerbaarheid en deskundigheidsbevordering, een project voor het bevorderen van weerbaarheid en deskundigheid voor mensen binnen het LKP, CHJC en ContrariO. (3) Homo in actie: zichtbaarheid, een project dat werkt aan de zichtbaarheid van christelijke homoseksuelen onder andere door aanwezigheid bij de Gaypride in Amsterdam en een christelijk rockfestival23. Stichting RefoAnders (Gesprek met Johan Quist, voorman van RefoAnders). Deze stichting zet zich binnen de totale breedte van de Reformatische wereld in voor toenemende openheid ten aanzien van de vragen die zich voordoen rond het hebben van homogevoelens, waardoor dit beter bespreekbaar wordt. ‚De stichting heeft de overtuiging dat het leven van een Christen op alle terreinen, dus ook op seksueel terrein, in harmonie behoort te zijn met Gods wil, zoals geopenbaard in Zijn Woord24. Voor een goed begrip , is het van belang onderscheid te maken tussen mijn eigen visie (<) en de subgedachtes van de stichting in zijn geheel‛ (<). ‚Dit maakt samen de totaalvisie die onze stichting hanteert‛ (<). ‚Voor mij persoonlijk is emancipatie iets onbegrensd‛ (<). ‚Het is voornamelijk een evenwicht tussen vrijheden die je elkaar wederzijds kunt gunnen, zonder een ander te kwetsen‛ (<). ‚Door een goede dialoog bevorder je begrip en neemt de vrijheid toe om te mogen zijn wie je wilt‛ (<). Toch roept dit wel enkele vragen bij Johan Quist op zoals: ‚Hoe verhoudt mijn vrijheid om te mogen zijn wie ik ben, zich tegenover mijn gebondenheid aan God‛? (<) Deze vraagt roept dan ook alleen maar meer vragen op: ‚Hoe mag of kan ik mijn vrijheid ruimte geven zonder dat ik daarmee mijn liefde voor God daarmee onder druk zet‛? (<) ‚Afgezien van het geloof is er de vraag of er wel echte en volledige vrijheid bestaat. Zijn wij niet altijd gebonden aan ‘de ander’ omdat wij hem met onze vrijheid confronteren‛? (<) Hier zien we dus dat emancipatie andere vraagstukken oproept, voornamelijk relationele en autonomie vraagstukken. Deze vragen worden gedeeltelijk beantwoord in de visie en denkbeelden van de stichting zelf. Deze visie en subgedachten bestaan voornamelijk uit het plaatsen van homogevoelens in het (Christelijk) leven. ‚Het gevoelsleven van een mens is geen star of statisch gegeven maar begeeft zich binnen een bepaalde bandbreedte van gevoelens, een bandbreedte die bij de ene persoon breder is dan bij de ander. Zo ook bij iemand met homogevoelens, ook die persoon heeft momenten waarin hij net iets meer bi-gevoelens heeft of net iets minder homogevoelens. Veel homolobby groepen staan voor een duidelijke profilering van de homogevoelens‛ (<). ‚Als groep van Christenen kan RefoAnders daar niet in meegaan‛ (<). ‚Hoe meer een Christen met zijn eigen homogevoelens bezig is, hoe minder belangrijk de plaats van Jezus Christus in zijn leven is‛ (<). ‚Dat geldt ook andersom. Hier in dit leven is het nog een strijd tussen onze eigen zwakke wil en het volgen van Jezus Christus‚ (<). Stichting RefoAnders heeft deze visie vertaald in het ‘Coming True’ project.‛ Coming True 25, wil een op de Orthodox Christelijke kring gerichte verandering en verbreding zijn van de bekende term coming-out. Hoewel coming-out evengoed voor oprechtheid en waarheid kan staan, legt dit toch teveel nadruk op het ‘uitkomen’ en zichzelf profileren als homo‛ (<). ‚De term Coming True geeft daar tegenover duidelijker aan dat er oprechtheid en waarheid moet zin in samenhang met de christelijke levensvisie‛ (<). 3.4. Deelconclusie Wat kunnen we nu concluderen uit deze visies? Het vergelijken van deze visies is belangrijk om overeenkomsten en verschillen te vinden tussen de belangenverenigingen. Anders dan in de tweede emancipatiegolf, waar juridische gelijkheid al omlijnd was door bestaande rechten, is dit hier niet het geval. De vormgeving van sociale acceptatie wordt beïnvloed door verschillende persoonlijke factoren. Wetgeving is nu eenmaal afstandelijker dan sociale acceptatie waarbij de Nederlandse samenleving geconfronteerd wordt met het verschijnsel homoseksualiteit. Ofwel, zeggen dat homoseksuelen niet anders zijn dan andere mensen, is iets anders dan ernaar handelen. 23 Het zogenaamde Xnoizz Flevo Festival, waar jaarlijks ca. 10.000 jongeren op afkomen. 24 Dit is tevens de hoofdgedachte van stichting RefoAnders. 25 De term Coming True spreekt iedereen aan op ieder terrein van het leven en maakt mensen met homogevoelens niet tot een aparte groep. Ten tweede roept deze ook minder weerstand op in orthodox christelijke kringen, omdat het geen van afstand oproept maar juist verbondenheid en begrip. 11
  • 12. Een van de (deel)onderzoeksvragen binnen dit onderzoek is: Hoe denken inhoudsdeskundigen op het gebied van holebi seksualiteit over ‘het gewenste gedrag’ met betrekking tot seksuele diversiteit en welke invulling geven zij hieraan? Deze zijn we nu in staat om te beantwoorden. Bovenstaande visies delen namelijk de principes respect en gelijkheid. Verschillen zijn voornamelijk te vinden bij het vormgeven aan je (seksuele) leven. Het COC Nederland en de emancipatienota van OC&W nemen hier een algemeen standpunt in. Binnen deze visie, zouden holebi personen zonder problemen of begrenzingen hun coming-out moeten doen. Aan de andere kant van de lijn staat stichting RefoAnders. Zij zijn wel voor ‘vrijheid’ maar deze is wel ingeperkt door het geloof en God. Zelfaanvaarding omvat de eigen zonden en tekortkomingen, maar impliceert geen coming-out of homo-identiteit. ContrariO valt precies in het midden van deze lijn tussen de andere belangenverenigingen in. Zij staan achter een coming-out, maar proberen een middenweg te vinden tussen holebi zijn en het geloof in God. Waar bij RefoAnders personen zich dienen te schikken naar het geloof, wil ContrariO recht doen aan het geloof en de homoseksuele mens. Duidelijk is wel, dat nu aan het begin van deze derde emancipatiegolf van sociale acceptatie, elke belangenvereniging zijn eigen aanhang moet betrekken in dit proces. In een later stadium, wanneer de sociale acceptatie meer vorm heeft gekregen, kan gekeken worden naar een samenwerking tussen de verenigingen op dit gebied. Voor dit onderzoek is het belangrijk om te weten dat de focus van sociale acceptatie voornamelijk moet liggen op het gebied van respect. Vanuit dit perspectief, kan een mooi basisaanbod ontstaan, waar al deze verenigingen zich in kunnen vinden. 12
  • 13. 4. Homofobie 4.1. Introductie Homofobie (afgeleid van het Griekse woord homós; een en hetzelfde, en phobos: angst) is een irrationele angst, aversie of discriminatie tegen homoseksualiteit, homoseksuelen of individuen waarvan gedacht wordt dat ze homoseksueel zijn26. Het begrip ‘homofobisch’ wordt vaak gebruikt voor het beschrijven van deze karakteristieken. Tegenwoordig wordt homofobie door wetenschappers verdeeld in geïnternaliseerde en sociale homofobie. Mensen met geïnternaliseerde homofobie hebben vaak twee tegenstrijdige ideeën tegelijkertijd. Dit zijn niet alleen mensen die homoseksualiteit afkeuren, maar vaak ook homoseksuelen zelf. Mensen met bewuste of onbewuste homoseksuele verlangens kunnen vaak geen overeenstemming vinden tussen deze gevoelens en het beeld dat ze willen uitdragen naar anderen. Dit kan leiden tot het onderdrukken van aanwezige homoseksuele verlangens. Bij het ouder worden bestaat er de kans dat een bewuste ‘interne strijd’ ontstaat waar diepgewortelde religieuze of maatschappelijke gedachten in botsing komen met de seksuele en emotionele behoeftes. Wanneer er geen overeenstemming gevonden wordt tussen deze botsende gevoelens, kan dit leiden tot depressie, afzondering en in extreme gevallen aanzetten tot het denken aan of uitvoeren van zelfmoord 27. Sociale homofobie heeft meer te maken met de angst om voor homoseksueel aangezien te worden. Voornamelijk bij heteroseksuele mannen is dit vaak te wijten aan de onzekerheid over hun eigen mannelijkheid. Deze vorm van onzekerheid kan leiden tot het uitspreken van eigen negatieve gedachtes over homoseksualiteit of door bewust afstand te nemen van homoseksuelen. Door zichzelf te distantiëren van homoseksuelen bekrachtigen zij hun heteroseksuele identiteit en voorkomen zij dat ze behandeld en/of gezien worden als een persoon die homoseksueel is. 4.2. Binnen Nederland In Nederland is er wetgeving om discriminatie van homoseksuelen te voorkomen. Maar maakt dit Nederland ook minder ‘homofoob’? Sinds enige jaren is er sprake van aanhoudende berichtgeving over geweldsincidenten tegen homoseksuelen. Amsterdam wordt vaak genoemd als plaats waar de onveiligheid voor homoseksuelen toeneemt28. Het antihomoseksuele geweld speelt een belangrijke rol in het publieke debat over Amsterdam als ‘gaycapital’ en over de multiculturele samenleving. Zo bestaan er zorgen dat allochtonen (in het bijzonder moslims) de Nederlandse waarden onvoldoende erkennen en verantwoordelijk zijn voor een groot deel van het antihomoseksueel geweld. Maar is dit niet wat kort door de bocht? Uit een recent onderzoek naar antihomoseksueel geweld 29, komen vier aspecten (anale seks, vrouwelijk gedrag, de zichtbaarheid van homoseksualiteit en de angst om door een homo versierd te worden) naar voren, als hoofdoorzaak van de afkeer die daders van antihomoseksueel geweld voelen. Opvallend hierbij is dat plegers van antihomoseksueel geweld (vaak jongens tussen de 17 en 25 jaar oud), homoseksualiteit niet op alle fronten afwijzen. Sterker nog, in veel gevallen geven de daders aan helemaal geen hekel te hebben aan homo’s. De motieven van allochtone daders zijn nagenoeg gelijk aan die van de autochtoon-Nederlandse jongeren. Opvattingen en emoties over seks en gender spelen een doorslaggevende rol, zij het dat allochtone jongeren, niet vrouwelijk gedrag maar anale seks en de zichtbaarheid van homoseksualiteit als meest verwerpelijke aspecten noemen. 26 Webster, online dictionary (2008). 27 Zelfmoord, tenminste 1 poging ondernomen: 5,4% heteromeisjes tegenover 25% lesbische en biseksuele meisjes / 5.9% heterojongens tegenover 12.4% homo- en biseksuele jongens. Gedachte aan zelfmoord: 24.3% heteromeisjes tegenover 45% lesbische en biseksuele meisjes / 16.1% heterojongens tegenover 33.3% homo- en biseksuele jongens. Vincke & Van Heeringen (1998). 28 Rapportage homofoob geweld. Politiegegevens, 1 januari – 1 juli 2008. 29 Buijs et al. (2008). 13
  • 14. 4.3. Onder scholieren Uit onderzoek30, blijkt dat homotolerantie bij veel middelbare scholieren erg dun gezaaid is. Velen zeggen homoseksualiteit in algemene zin te accepteren, maar deze tolerantie daalt al snel wanneer homoseksualiteit in de nabijheid is. Het sociaal uitsluiten en/of discrimineren van jongeren met een (vermeende) homoseksuele voorkeur is aan de orde van de dag op scholen. Het onderzoek isoleerde twee factoren die beslissend waren voor jongeren om over te gaan op geweld tegen homoseksuelen: (1) een sociale factor (groepsdruk en de slechte weerstand van jongeren hiertegen en het tonen of bevestigen van de mannelijkheid) en (2) een sociaaleconomische factor (vaker laagopgeleid, werkloos en afkomstig uit probleemgezinnen). Geweld tegen homoseksuelen kan op deze manier effectief zijn om respect en een mannelijke status te verkrijgen voor wie dat niet op legale wijze lukt. Maar kunnen we aan de hand van deze voorbeelden, terecht de definitie homofobie gebruiken bij scholieren, als vermeld aan het begin van dit hoofdstuk? Een recent inspectierapport 31, kan wellicht een antwoord geven op deze vraag. Een belangrijk aandachtspunt bij het onderwerp homoseksualiteit is de bevinding dat homoseksualiteit geen apart onderwerp moet zijn, maar behandeld dient te worden binnen een meeromvattende les over respect. Belangrijk hierin is het omslagpunt tussen het oké vinden van homoseksualiteit en hun reactie wanneer zij er ook daadwerkelijk mee geconfronteerd worden Volgens jongeren kun je elkaar accepteren zonder het eens te hoeven zijn over hoe een ander zijn leven leeft. Je doet dit namelijk op basis van respect. Homoseksualiteit blijkt voor scholieren meestal geen probleem, maar zodra dit principieel tegen de eigen normen en waarden ingaat of als iemand hen probeert te overtuigen van zijn/haar visie, wordt het ingewikkeld. Als er niet met jongeren gepraat wordt over dit omslagpunt, is acceptatie moeilijk te bereiken. Volgens jongeren, moet de voorlichting op school dan ook uitgaan van het promoten van respect en liefde voor iedereen. Op het niveau van respect, gaat het dan ook over het blootleggen van overeenkomsten in plaats van de verschillen. Geforceerde aandacht voor homoseksualiteit, kan dan ook stigmatiserend werken en olie op het vuur gooien van degenen die er moeite mee hebben. 4.4. Van homofobie naar homonegativisme Mensen zijn al snel geneigd de term ‘homofoob’ te gebruiken wanneer iemand niet positief tegenover homoseksualiteit staat. Terwijl in de meeste gevallen deze mensen geen irrationele angst hebben tegenover homoseksuele mannen en vrouwen. In de meeste gevallen hebben mensen een negatieve houding ten opzichte van homoseksualiteit. Vaak zien deze mensen hun afkeer niet als disfunctioneel, maar is er eerder sprake van afkeuring of onbegrip. Wanneer we term homofobie toepassen wordt dit verschijnsel tot een individueel probleem gemaakt en wat er mis is met een individu, in plaats van rekening te houden met sociale, culturele en maatschappelijke factoren die ook een belangrijke rol spelen32. Hiervoor is gekozen om binnen dit onderzoek de term homofobie te vervangen door homonegativisme. Deze term geeft beter de verschillende gradaties weer waarin scholieren en volwassenen reageren op maatschappelijk en/of persoonlijke schaal over kwesties aangaande homoseksualiteit. Het gaat bij dit laatste om het onderscheid tussen directe, openlijke uitingen en subtielere en minder directe uitingen van homonegativisme. Dit kan gaan over gelijke rechten voor homoseksuelen, de sociale acceptatie van homoseksualiteit en iemands houding ten opzichte van persoonlijk contact met homoseksuelen. Zo kan iemand homoseksualiteit openlijk afkeuren of minder direct zijn door aan te geven dat hij/zij homoseksualiteit oké vindt, maar er niet mee geconfronteerd wil worden. 30 Buijs et al. (2008). 31 Inspectie van onderwijs (2008). 32 Kuyper & Bakker (2006). 14
  • 15. 4.5. Deelconclusie Het verschijnsel ‘homofobie’ is wetenschappelijk te onderscheiden in geïnternaliseerde en sociale homofobie. Wat deze vormen van elkaar onderscheidt, is dat geïnternaliseerde homofobie voornamelijk voorkomt bij homoseksuele mannen en vrouwen en leidt tot een negatieve attitude t.o.v. homoseksualiteit terwijl sociale homofobie voornamelijk onder heteroseksuele mannen voorkomt die onzeker zijn of behoefte hebben aan de bevestiging van hun mannelijkheid. Mensen zijn al snel geneigd de term ‘homofoob’ te gebruiken wanneer iemand niet positief tegenover homoseksualiteit staat. Terwijl in de meeste gevallen deze mensen geen irrationele angst hebben tegenover homoseksuele mannen en vrouwen. In de meeste gevallen hebben mensen een negatieve houding ten opzichte van homoseksualiteit. Hiervoor is gekozen om binnen dit onderzoek homofobie te vervangen door homonegativisme. Deze term geeft beter de verschillende gradaties weer waarin scholieren en volwassenen maatschappelijk en/of persoonlijke schaal reageren op kwesties aangaande homoseksualiteit. Een van de deelvragen uit dit onderzoek luidde: Welke (voor)oordelen (denkbeelden) over seksuele diversiteit leven er onder de scholieren? Wanneer in de literatuur gesproken wordt over jongeren en scholieren, lijken factoren als masculiniteit, groepsdruk (en de slechte weerstand van jongeren hiertegen) en sociale uitsluiting belangrijk te zijn om zich van homoseksuele leeftijdsgenoten te distantiëren. Als tweede blijkt uit de literatuur dat het bespreekbaar maken van homoseksualiteit onder scholieren vanuit een algemeen begrip als ‘respect’ zou moeten plaatsvinden en het zien van overeenkomsten tussen de scholieren in plaats van de verschillen. Uit het doelgroeponderzoek zal blijken of de informatie vanuit de literatuur ondersteund wordt of dat er nog andere oorzaken zijn die van invloed zijn op de (voor)oordelen en denkbeelden onder scholieren. 15
  • 16. 5. Doelgroeponderzoek 5.1. Introductie Uit het literatuuronderzoek bleek dat homotolerantie erg dun gezaaid is onder middelbare scholieren (zie paragraaf 4.3.). Om de deelvraag: ‚Welke (voor)oordelen (denkbeelden) over seksuele diversiteit leven er onder de scholieren?‛ verder te beantwoorden, is gekozen voor een doelgroeponderzoek uit te voeren onder vmbo scholieren. Vmbo scholieren reageren vaker primair vanuit hun emoties en zouden hierdoor minder tolerant zijn ten opzichte van afwijkende leefwijzen (zie paragraaf 1.2.). Als tweede, kwam uit het literatuuronderzoek naar voren dat opvattingen over gender en seks bij antihomoseksueel geweld een doorslaggevende rol spelen. Binnen deze opvattingen zouden allochtone jongeren verschillen van autochtone jongeren (zie paragraaf 4.2.). Door de multi-etnische samenstelling van de vmbo populatie, geeft dit de kans om te meten of deze verschillen in opvattingen inderdaad aanwezig zijn. 5.2. Respondenten Voor het vinden van potentiële deelnemers is via telefoon of e-mail contact opgenomen met verschillende middelbare scholen in Amsterdam. Dit proces leverde reacties op van twee middelbare scholen, waarvan een gericht was op praktijkonderwijs. Dit was niet de specifieke doelgroep voor dit onderzoek, maar door het lage aantal positieve reacties is besloten het onderzoek hier toch uit te voeren. De reden voor het positief reageren op onze oproep was verschillend voor beide scholen. De docente van de vmbo unit die reageerde, had het idee dat veel leerlingen homoseksualiteit als een keuze zagen. De praktijkschool wilde vanaf het nieuwe schooljaar (2009-2010) starten met de invoering van het onderwerp homoseksualiteit binnen de lessen en dit onderzoek was voor hun een pilot om de reacties van de leerlingen te meten op het onderwerp homoseksualiteit. Na overleg met de betreffende docenten en het doornemen van het materiaal is het onderzoek binnen drie verschillende klassen uitgevoerd (tabel 1). Tabel 1: Overzicht van de onderzoeksgroep Niveau en leerjaar Specialisatie Leeftijd Aantal leerlingen vmbo, leerjaar 3 ICT 15-18 jaar oud 9 vmbo, leerjaar 3 Horeca 15-18 jaar oud 11 praktijkonderwijs, leerjaar 1 - 12-14 jaar oud 12 5.3. Dataverzameling Voor het verzamelen van de data zijn vier verschillende methoden (vragenlijst, woordassociaties, meningsvorming bij verschillende stellingen en het bepalen van een rangorde) ontwikkeld, voor het inventariseren of peilen van de (voor)oordelen over seksuele diversiteit en sociale veiligheid. Elke methode zal apart toegelicht worden. Vragenlijst De vragenlijst (zie Werkboek) , bestaat uit 21 stellingen (die beantwoord kunnen worden aan de hand van een 5-punts schaal, variërend van ‘helemaal mee oneens tot helemaal mee eens’. De vraagstellingen zijn opgebouwd uit: [A] waardeoordelen (bijv. Ik voel me veilig op school) en [B] confronterende oordelen (bijv. Ik zou het erg vinden om naar een homofeest te gaan). In de vragenlijst zijn er ook vijf achtergrondvragen opgenomen namelijk: geslacht, leeftijd en drie open vragen: (1) Ken je homo’s of lesbische meiden? (2) Zo ja, spreek je hen regelmatig?, (3) Hoeveel van hen zijn goede vrienden van je? Deze vragen zijn opgesteld om te zien of vriendschap met holebi jongeren of het kennen van holebi personen, een positieve invloed heeft op het beantwoorden van de vragenlijst. Na elke stelling, wordt aan de scholieren gevraagd het cijfer te omcirkelen, dat het beste past bij hun gevoel. 16
  • 17. Woordassociaties Woordassociaties (zie Werkboek), is een goede elicitatietechniek om informatie te krijgen over de subjectieve betekenissen van verschillende begrippen. Op deze manier is het mogelijk het ‘wereldbeeld’ dat scholieren erop nahouden in kaart te brengen. De begrippen varieerden van algemene begrippen als vriendschap, huwelijk en pesten tot meer specifieke begrippen als vooroordelen, lesbisch, tolerantie, discriminatie, homo, respect, identiteit en biseksueel. Na uitleg aan de hand van een voorbeeld, krijgen de scholieren 30 seconden de tijd om steekwoorden op te schrijven die zij associëren met het begrip dat ze horen. Bij de scholieren in het praktijkonderwijs zijn de aparte woorden eerst op het bord geschreven, zodat zij in alle rust deze konden noteren. De volgorde van de woorden, wordt per klas verwisseld om een mogelijke invloed van de volgorde uit te sluiten tijdens de meting. Stellingenspel De twee voorgaande onderdelen waren individuele opdrachten. Om te kijken hoe de scholieren op elkaar reageren en hoe groot de invloed van groepsdruk is op hun beslissingen, een stellingenspel gemaakt (zie Werkboek). De stellingen waren achtereenvolgens: (1) Respect krijg je als je veel macht hebt, (2) Homoseksualiteit is normaal, (3) Iemand die onzeker is mag je plagen, (4) Homoseksuelen moet je op een afstand houden. Elk van deze stellingen is geformuleerd vanuit problemen als pesten, respect en het uitsluiten van homoseksuele jongeren, zoals vermeld in de literatuur. Bij de eerste stelling was de vraag of jongeren het verschil (her)kennen tussen respect en macht? Vaak hebben zij respect voor mensen waar ze in werkelijkheid alleen maar angst voor voelen. Bij de tweede stelling, gaat het om de vraag: wat is normaal? Binnen deze context wordt homoseksualiteit gelijkgesteld aan heteroseksualiteit. Hier is de invloed van een heteronormatieve opvoeding te meten en welke denkbeelden zij hieraan hebben overgehouden. Ook kan er een antwoord komen op de vraag of er een verschil tussen homoseksuele mannen en lesbische vrouwen? Bij de derde stelling, draait het voornamelijk om het recht van de sterkste. Uit onderzoek33 komt duidelijk naar voren dat binnen het vmbo een straatcultuur heerst. De gedachte achter deze stelling is dan ook: is het goed of geaccepteerd als je mensen pest die onzeker zijn over zichzelf? Wenselijk is dat scholieren gaan denken dat juist onzekere mensen niet uitgesloten moeten worden. Ten tweede, hebben jongeren vaak dezelfde onzekerheden, maar compenseren ze deze door extreem pest/plaaggedrag te vertonen. Bij de laatste stelling komt de confrontatie met homojongeren aan de orde: Hoe verhouden de scholieren hun denkbeelden zich met de confronterende praktijk? Als ze weten wat respect is en ‘ruimdenkend’ zijn, waarom dan toch een afstand bewaren tot holebi jongeren? wat is/zijn de barrière(s) die hen tegenhouden deze afstand te verkleinen? In deze stelling wordt naderhand het woord ‘homoseksuelen’ vervangen door ‘gehandicapten’. Dit om te zien of er een verschil optreedt tussen twee minderheidsgroepen en de emotionele reactie hierop van de scholieren. Voor aanvang van dit onderdeel, worden de tafels in het klaslokaal opgesteld in twee vakken ( ‘eens’ en ‘oneens’). Na het oplezen van de stelling kunnen de leerlingen kiezen om plaats te nemen in één van deze vakken. Vervolgens maken ze aan elkaar kenbaar waarom ze kiezen voor hun positie. Na het voeren van een korte discussie, krijgen de leerlingen de kans om hun positie opnieuw te bepalen of om in het midden van de vakken te gaan staan als zij deels overtuigd zijn. Naderhand, wordt aan de leerlingen die hun keuze veranderen gevraagd waarom zij een andere positie ingenomen hebben. 33 Inspectie van onderwijs. (2008). 17
  • 18. Rangorde (receptenspel) Om te bepalen wat scholieren belangrijk vinden binnen een nieuw educatief aanbod, is rangorde een goede methode om dit te inventariseren (zie Werkboek). De leerlingen ontvangen een invulformulier met de keuzes A of B en kunnen afhankelijk van welk woord zij belangrijker vinden, één van beide omcirkelen. Op deze manier ontstaat een ‘prioriteitenlijst’ van onderwerpen per gekozen thema. In totaal zijn er vier thema’s bijv. lesmethode) die elk een ander aspect van het educatieve aanbod belichten. Bij elk thema zijn er vijf begrippen (bijv. groepswerk of reguliere les) gekozen om met elkaar te vergelijken (tabel 2). Tabel 2: Overzicht van de verschillende thema’s en bijbehorende begrippen voor een nieuw educatief aanbod. Thema Begrippen Algemene normen en waarden respect, discriminatie, identiteit, stigmatisering en minderheidsgroepen Ongewenst gedrag pesten, sociale uitsluiting, negatieve houding groepsdruk en geweld Kennisontwikkeling COC voorlichting, theorieën over homoseksualiteit, diverse levensstijlen, coming-out, seksuele diversiteit Lesmethode groepswerk, activiteitendag, interactief (computer), reguliere les en veldonderzoek (interview en presentatie) Vervolgens, worden per thema de begrippen met elkaar vergeleken. Door later te kijken welk begrip steeds het meest gekozen worden, ontstaat er een rangorde van het meest belangrijke tot het meest onbelangrijke begrip (voorbeelden zijn terug te vinden in het werkboek). 5.4. Ruwe data-analyse en resultaten Vragenlijst Voor het analyseren van de vragenlijst, zijn de vragen onderverdeeld in drie hoofdcategorieën (algemeen, attitude homoseksualiteit en attitude homoseksualiteit op school) en later verder onderverdeeld in subcategorieën (tabel 3, 4 en 5). De cijfers binnen deze tabellen verwijzen naar de bijbehorende vragen (zie Werkboek) Tabel 3: Overzicht algemene categorieën met gekoppelde vragen Veiligheid Respect Discriminatie Levensstijl 1, 11 6, 13, 15, 17, 18 7 2, 21 Tabel 4: Overzicht attitude leerlingen over homoseksualiteit met gekoppelde vragen Holebi levensstijl Holebi confrontatie 4, 8, 16 5, 14 Tabel 5: Overzicht attitude leerlingen over homoseksualiteit op school met gekoppelde vragen Sociale uitsluiting Vriendschap 3, 9, 10, 19, 20 12 18
  • 19. Woordassociaties Om inzicht te verkrijgen in de associaties zijn de persoonlijke denkbeelden steekwoorden geïnventariseerd en geteld per stimuluswoord (tabel 6 en 7). De associaties zijn gesplitst op leeftijd. (X) is een weergave van het aantal keren dat de associatie door verschillende leerlingen genoemd is. 12-14 jaar oud Tabel 6: Vmbo leerlingen (N = 12) en hun subjectieve betekenissen van belangrijke begrippen rond seksuele diversiteit Stimuluswoord Associaties Vriendschap Vrienden(4), vertrouwen(2), er voor elkaar zijn, geheimen bewaren, van elkaar houden(2), jongens(2), meiden(2), aardig zijn, elkaar kennen, vriendinnen Vooroordelen Raar doen, dingen zeggen voor iets gebeurt Lesbisch 2 Vrouwen(4), meisjes die met elkaar gaan (2), zoenen(3), vrijen, vies, op bed liggen(2), verliefd, , vrouwen die samenwonen, 2 vrouwen die relatie hebben Huwelijk Man/vrouw(5), kinderen(3), houden van elkaar(2), geen geheimen elkaar bijstaan in goede en slechte tijden, trouwen(4), taart, in kostuum met stropdas, mooi, huilen, seks(2) liefde, trouwjurk, samenwonen Discriminatie Uitschelden(3), beledigen, bedreigen, huidskleur, vechten, roddelen, lelijk doen tegen homo’s, pesten, niet leuk, vervelen, niet erbij horen, neger, blanke, lelijk doen omdat iemand anders uitziet, over iemand zijn afkomst praten Homo 2 mannen(3), jongens die op elkaar vallen (2) elkaar nemen, vrijen, zoenen(3), seks(2), verliefd, vertrouwen, battyboy  ALI G en uiterlijk jongens, rare trekkers, dom, twee mannen die samenwonen, twee mannen die een relatie hebben Respect Beleefd(2), netjes, voor iemand respect hebben, manieren, voor jou en anderen tonen, ouders, goed praten met anderen, niet onbeschoft zijn Identiteit XXX Biseksueel Jongen/meisje(3), alles(3), lesbisch of homo twijfels, verliefd, homo en hetero Pesten Plagen, uitlachen(3), iemand kraken, discrimineren, vechten, roddelen, schreeuwen, niet aardig, verdrietig, bijnaam, stoer, als iemand sterker is dan de andere, pesten op uiterlijk, iemand sarren, kinderlijk doen 19
  • 20. 15-18 jaar oud Tabel 7: Vmbo leerling (N = 20) en hun subjectieve betekenissen van belangrijke begrippen rond seksuele diversiteit Stimuluswoord Associatie Vriendschap Een groep,samen dingen doen, roddelen(2), vrienden(3), geheimen delen(3), gezelligheid, vertrouwen(6), kennissen, respect geven, verschillende culturen, matties(5), liefde(2), voor elkaar opkomen Vooroordelen Racisme, discriminatie, slecht praten(3), roddelen, haten, zomaar dingen zeggen(2), meningen, Achterlijk(3), slecht(3), niet eens zijn met iemand , iemand die ik niet ken vind ik niks, mening hebben Lesbisch 2 Meisjes(6), seks, dildo(2), geile seks, zoenen, 2 verliefde meiden(2),televisie, is anders dan normaal, bitch, Zoenen(2), vingeren(4), seks(3), vagina, borsten,slecht, trouwen Huwelijk Liefde, ringen(3) verbintenis, feest(5), trouwen(11), kinderen(8),huis, man/vrouw(11), voor het leven, huwelijksreis(2), verliefd, met iemand samenwonen, relatie, vrijen(3), huis(2), inkomen Discriminatie Vooroordelen hebben, zwarten(5), schelden(6), kleur, ras beledigen (2), mensen beledigen uit andere cultuur(3), haat(3), geweld(2), geen respect voor elkaar, geloof(2), uiterlijk, zomaar dingen zeggen, huidskleur, allochtonen, mensen pijn doen, pesten (2), homo, Marokkanen(2), Wilders, Bush, anders zijn Homo 2 Mannen(8), anale seks(3), vieze mensen (5), flikkers, eng, aftrekken, nepmannen, 2 mannen verliefd(2), niet kunnen, gayparade(3), gaybar(3), onnatuurlijk, flikkers, anders, penis(3), Tabon(3)  kind van een hoer, battyboy(5)  ALI G en uiterlijk veroordelen Respect Niet schelden, vrede, vrienden(3), familie, groeten, iemand normaal behandelen, behandel anderen zoals jezelf behandeld wilt worden, behandel iemand zoals die het verdient, jezelf zijn, Identiteit Ouderen(2), vrienden(2), ouders(7), voor iedereen(2), vertrouwen, mijn volk Opvoeding, manieren, grenzen, jezelf zijn Biseksueel Twee walletjes, seks met 2 meiden, seks met van alles(5), twijfel, van mannen en vrouwen houden (5), onnatuurlijk, orgie, liefde, relatie man/vrouw,twijfelaars, alleen man of vrouw goed niet beide Pesten Angst, zielige mensen, gewoon niks doen, pestkop, kinderachtig, huilende kinderen, slaan(2), schoppen, kleineren(3), uitlokken, voor elkaar opkomen, mensen gek maken(2), discrimineren, schelden(5), uiterlijk , uitlachen(2), mensen die anders zijn dan ik, kleine kinderen (3), bijnaam Stellingenspel De (X) is een weergave van het aantal leerlingen die het eens/oneens zijn met de stelling. In de tweede kolom staan de meest voorkomende redeneringen voor hun keuzes. 12-14 jaar oud 1. Respect krijg je als je veel macht hebt Eens (5) ‚pestkoppen hebben veel macht‛ ‚als je sterk bent dan zijn ze bang voor je, dus respect Oneens (7) ‚arm of rijk maakt niks uit, je moet gewoon netjes zijn‛ ‚zwak, sterk maakt niets uit, gewoon netjes zijn‛ ‚respect voor iedereen die het verdient‛ 20
  • 21. 2. Homoseksualiteit is normaal Eens (4) ‚zijn normale mensen‛ ‚maakt niets uit waar je op valt‛ Oneens (8) ‚homoseksuelen zijn anders in hun hoofd, dus is niet normaal‛ ‚anale seks is vreemd, vind ik niet normaal‛ ‚die gedragen zich als meisjes i.p.v. mannen dat is vreemd en zeker ook door de seks‛ ‚homoseksuelen zijn anders in hun hoofd, dus is niet normaal‛ Na doorvragen als het ging over lesbische vrouwen i.p.v. homoseksuele mannen Eens (10) ‚ja mooie vrouwen, dan ben ik stoer bij de andere, maar als ik dan hoor dat ze lesbisch is loop ik weg‛ ‚ik zou dat niet doen, twee vrouwen dan kijken de andere jongens tegen je op‛ 3. Iemand die onzeker is mag je plagen Eens (3) ‚mensen gedragen zich raar, dus ja dan word je gepest‛ Oneens (9) ‚pesten is niet leuk, dat mag je bij niemand doen‛ 4. Homoseksuelen moet je op een afstand houden Eens (10) ‚dadelijk word je ook aangezien als homo‛ ‚het zijn enge mensen‛ Oneens (2) ‚ik ken er geen dus kan niet zeggen dat ik ze op afstand zou houden‛ ‚je moet niemand op afstand houden, dat is niet netjes‛ Wanneer homoseksuelen veranderd wordt naar gehandicapten Oneens (12) ‚dat is anders‛ ‚gehandicapten moet je aardig voor zijn, die hebben het al moeilijk‛ 15-18 jaar oud 1. Respect krijg je als je veel macht hebt Algemeen: ‚ligt aan de betekenis van macht‛ Eens (6) ‚Macht dwingt zeker respect af, wie sterk is regeert‛ kijk maar naar dictators die krijgen ook respect, zo is het hier ook ‚macht staat gelijk aan slim zijn, daar heb je dus gewoon respect voor‛ ‚kijk bijvoorbeeld naar 2PAC die kreeg respect omdat ie veel ‘zware’ vrienden had‛ ‚Je hebt geen macht nodig voor respect te krijgen‛ ‚wanneer je respect hebt voor jezelf, dan heb je dat ook voor anderen‛ Oneens (14) ‚wanneer iemand slim is heb je wel respect, wanneer het gelijk staat aan angst dan geen respect. ‚oudere mensen hebben ook geen macht, daar heb je respect voor omdat ze oud zijn, dus het gaat om personen‛ 21
  • 22. 2. Homoseksualiteit is normaal Eens (3) ‚anders zijn is OK, dus ja dit is normaal‛ ‚we zijn toch allemaal mensen, met wie je ook in bed ligt, verder kijken dan je eigen neus lang is‛ ‚iedereen is anders, heeft niets met normaal of abnormaal te maken‛ ‚hetero’s hebben ook anale seks‛ ‚ik ken anders wel een paar homoseksuelen die ook moslim zijn, dus ze bestaan zeker‛ Oneens (17) ‚is niet normaal, het is vies‛ ‚God of Allah heeft man/vrouw gegeven en geen 2 mannen of vrouwen, het draait allemaal om voortplanting‛ ‚onder moslims speelt dit niet, ik ken geen enkele moslim die homo is‛ ‚ik haat homo’s is niks normaals aan‛ ‚het mag niet van de Koran, dat weet iedereen‛ ‚ik heb respect voor homo’s maar vind het niet normaal‛ ‚homo’s hebben anale seks, daar is de anus niet voor bedoeld‛ Attitude bij lesbische vrouwen Eens (3) ‚twee vrouwen is ook normaal, gaat om liefde‛ Oneens (17) ‚twee vrouwen is gewoon geil‛ ‚twee vrouwen gebruiken dildo’s, dus willen stiekem toch een man‛ ‚twee vrouwen willen altijd wel een trio‛ 3. Iemand die onzeker is mag je plagen Oneens (20) ‚plagen is nooit goed‛ ‚dit doe je niet, beetje lol trappen OK, maar niet bewust kwetsen‛ ‚mensen zijn al op hun zwakst dus pesten doe je dan gewoon niet‛ Na doorvragen of ze ook zouden ingrijpen als ze het zien gebeuren? Eens (19) ‚ja ik zou wel helpen, maar niet de hele tijd, iemand moet ook voor zichzelf opkomen op gegeven moment‛ ‚zwakkeren moet je beschermen maar het heeft ook te maken met voor jezelf durven opkomen op een gegeven moment, anders leer je niets‛ ‚ik zou er zeker iets van zeggen, maar niet meer dan dat‛ ‚onzekere mensen huilen, staan alleen en hebben geen zelfrespect, dat is gewoon zielig‛ ‚ja ik zou wel helpen, maar niet de hele tijd, iemand moet ook voor zichzelf opkomen op gegeven moment‛ Oneens (1) ‚ik zou langslopen, zijn niet mijn zaken‛ 4. Homoseksuelen moet je op een afstand houden Eens (10) ‚ja anders word je ook voor homo aangezien‛ ‚zijn beetje eng, dus ja‛ ‚zijn geen echte mannen, dus ik zou ze op afstand houden‛ ‚ze zijn vies en eng dus daar moet je niet mee omgaan‛ ‚alleen als je baas homo, dat is anders, daar heb je weer respect voor omdat het je baas is‛ ‚onzin, die mensen doen je toch niets‛ Oneens (10) ‚gewoon mee praten zijn toch ook normale mensen, dus op afstand houden is niet nodig‛ Wanneer homoseksuelen veranderd wordt naar gehandicapten Eens (1) ‚gehandicapten kunnen ook eng zijn, dus wil er liever niets mee te maken hebben‛ ‚gehandicapten kiezen er niet voor, homo’s wel‛ Oneens (19) ‚gehandicapten kunnen er niets aan doen, dat ze een handicap hebben‛ 22
  • 23. Rangorde Voor het scoren van de resultaten, is eerst het maximaal aantal punten berekend per onderdeel (Max. 4 punten/onderdeel). Door deze te vermenigvuldigen met het aantal leerlingen, kon het aantal maximale punten worden berekend. Bij de leerlingen in de leeftijdscategorie 12-14 jaar oud, hier waren 13 leerlingen aanwezig wat betekent dat als één begrip in vergelijking met de andere belangrijker gevonden wordt deze 13 X 4 = 52 punten zou krijgen. Voor de 15-18 jarige is de maximum score 36, rep. 48. Door het totaal aantal toegekende punten te berekenen, kunnen we een prioriteitenlijst opstellen per categorie. Dit is later belangrijk voor het samenstellen van onderwerpen binnen het educatief aanbod. 12-14 jaar oud Algemene begrippen Individuele scores Totaal Respect 2 3 4 2 2 3 4 2 1 2 2 3 4 34 Discriminatie 4 1 1 2 3 1 0 1 3 1 1 2 0 20 Identiteit 1 4 3 2 1 3 2 3 1 2 2 2 3 29 Stigmatisering 2 2 0 3 3 1 2 3 3 3 3 0 2 27 Minderheidsgroepen 1 0 2 1 1 2 2 1 2 2 2 2 1 19 Ongewenst gedrag Pesten 3 2 1 2 2 3 2 1 2 2 1 1 2 24 Sociale uitsluiting 1 3 2 3 4 1 2 2 2 3 2 2 0 27 Negatieve houding 2 1 2 1 11 4 1 1 1 2 3 1 2 32 Groepsdruk 1 1 2 1 0 1 1 2 1 2 2 4 2 20 Geweld 3 3 3 3 2 1 4 4 4 0 2 2 4 35 Kennisontwikkeling COC 1 3 2 2 2 2 2 2 1 1 4 2 1 25 Theorie homoseksualiteit 2 2 2 2 2 2 4 3 2 3 3 3 2 32 Levensstijl 3 4 3 2 2 1 0 1 2 1 1 3 4 27 Coming-out 1 0 1 1 4 2 1 1 4 2 1 1 2 21 Seksuele diversiteit 3 1 2 3 0 3 3 3 1 3 1 1 1 25 Didactiek Groepswerk 1 3 1 3 1 2 2 2 4 2 3 2 4 30 Activiteitendag 3 2 2 0 4 2 4 3 1 2 1 0 3 27 Interactief 0 1 3 2 3 2 1 1 1 3 1 2 1 21 Reguliere les 3 0 2 1 0 2 0 2 3 2 1 3 0 19 Veldonderzoek 3 4 2 4 2 2 3 2 1 1 4 3 2 33 Resultaat: Prioriteit Algemene normen en waarden Ongewenst gedrag Kennisontwikkeling Methode 1 Respect Geweld Theorie homoseksualiteit Veldonderzoek 2 Identiteit Negatieve houding Levensstijl Groepswerk 3 Stigmatisering Sociale uitsluiting COC, seksuele diversiteit Activiteitendag 4 Discriminatie Pesten Coming-out Interactief 5 Minderheidsgroepen Groepsdruk Reguliere les Bij de groep van 12-14 jaar oud komt naar voren dat zij voornamelijk algemene begrippen als respect en identiteit belangrijk vinden om meer over te weten te komen. Kijken we naar kennisontwikkeling, dan zien we dat deze leeftijdsgroep behoefte heeft aan theorie over homoseksualiteit, zoals gepopulariseerde versies van het ‘wetenschappelijk’ onderzoek naar homoseksualiteit zoals bijvoorbeeld het nature/nurture debat. 23
  • 24. De resultaten van de leeftijdscategorie 15-18 jaar oud zijn gesplitst per klas. Bij één van de vmbo klassen (horeca) zijn slechts twee van de vier categorieën behandeld vanwege het einde van het lesuur. 15-18 jaar oud (ICT) Algemene normen en waarden Individuele scores Totaal Respect 2 3 3 2 0 3 1 0 3 17 Discriminatie 3 3 1 2 2 2 2 3 1 19 Identiteit 0 1 0 0 1 2 2 3 3 12 Stigmatisering 2 2 4 4 4 2 2 2 2 24 Minderheidsgroepen 3 1 2 2 3 1 3 2 1 18 Ongewenst gedrag Pesten 1 1 2 0 1 3 2 2 2 14 Sociale uitsluiting 2 3 2 2 3 3 3 2 4 24 Negatieve houding 3 2 2 3 2 2 2 3 3 22 Groepsdruk 0 0 2 3 3 0 0 1 1 10 Geweld 4 4 2 2 1 2 3 2 0 20 Kennisontwikkeling COC 4 2 2 0 2 2 1 1 3 17 Theorie 2 2 1 0 2 3 3 2 2 17 Levensstijl 3 0 1 0 3 2 4 3 0 16 Coming-out 0 3 4 0 2 3 1 2 3 18 Seksuele diversiteit 1 3 2 0 1 0 1 2 2 12 Methode Groepswerk 4 2 1 0 4 3 2 3 2 21 Activiteitendag 3 1 3 0 3 3 3 3 2 21 Interactief 1 3 2 0 1 0 2 1 1 11 Reguliere les 1 4 3 0 2 1 2 1 2 16 Veldonderzoek 1 0 1 0 0 3 0 2 3 10 Resultaat: Prioriteit Algemene normen en waarden Ongewenst gedrag Kennisontwikkeling Methode 1 Stigmatisering Sociale uitsluiting Coming-out Groepswerk, activiteiten 2 Discriminatie Negatieve houding COC, theorie Reguliere les 3 Minderheidsgroepen Geweld Levensstijl Interactief 4 Respect Pesten Seksuele diversiteit Veldonderzoek 5 Identiteit Groepsdruk 24
  • 25. 15-18 jaar oud (horeca) Algemene normen en waarden Individuele personen Totaal Respect 4 3 3 3 4 3 3 2 1 3 3 3 35 Discriminatie 2 1 1 2 2 2 0 1 1 1 1 0 14 Identiteit 1 1 0 1 2 3 2 3 2 2 1 3 21 Stigmatisering 2 3 4 2 0 1 2 2 2 3 3 1 25 Minderheidsgroepen 1 2 2 2 2 1 3 2 4 1 2 3 25 Ongewenst gedrag Pesten 2 3 4 1 3 2 1 3 2 2 3 26 Sociale uitsluiting 4 2 2 2 4 2 3 2 2 2 3 3 31 Negatieve houding 0 2 2 3 1 3 2 2 2 2 3 2 24 Groepsdruk 1 2 1 1 1 2 2 1 1 3 2 2 19 Geweld 3 1 1 3 1 4 1 4 2 1 0 0 21 Resultaat: Prioriteit Algemene normen en waarden Ongewenst gedrag 1 Respect Sociale uitsluiting 2 Stigmatisering, minderheidsgroepen Pesten 3 Identiteit Negatieve houding 4 Discriminatie Geweld 5 Groepsdruk Uit deze resultaten kunnen we afleiden dat deze groep voornamelijk behoefte heeft aan kennismaking met homoseksuelen. Zaken als een coming-out en COC voorlichting vinden zij belangrijke methoden om meer te weten te komen over bijvoorbeeld de levensstijl van homoseksuelen en de belevenis van een coming-out. Ook sociale uitsluiting is een belangrijk punt bij deze leeftijdsgroep. Anders dan de 12-14 jaar oude leerlingen is deze groep waarschijnlijk meer bezig met uit te vinden wie ze zijn als persoon en hebben behoefte aan een luisterend oor van leeftijdsgenoten om emoties te bespreken. 25
  • 26. 5.5. Conclusies 12-14 jaar oud Vragenlijst Leerlingen zijn positief over het uitdragen van respectvol gedrag, voornamelijk ‘jezelf zijn’ en ‘wie je ook bent, je verdient respect’ scoren erg hoog binnen deze leeftijdsgroep. Zij voelen zich veilig op school, maar geven aan dat discriminatie wel aanwezig is. De leerlingen staan vrij negatief tegenover het onderwerp homoseksualiteit. Ongeveer de helft vindt het niet noodzakelijk om dit onderwerp te behandelen. Ook willen ze liever geen les van een homoseksuele docent. Samenwerken met een leerling die openlijk homoseksueel is, vermijden ze liever. Kijken we buiten de school, dan staan de leerlingen redelijk negatief tegenover relatievorming tussen homoseksuelen, in het openbaar zoenen bijvoorbeeld keuren ze af. Verder vinden ze homoseksualiteit wel OK, zolang ze er niet direct mee geconfronteerd worden. Wel vindt meer dan de helft van de leerlingen het vervelend als mannen vrouwelijke trekjes vertonen, iets minder dan de helft vindt vrouwen met mannelijk gedrag storend. Qua sociale steun, beantwoord de helft van de leerlingen de vraag ‚of ze bevriend zouden blijven nadat iemand zijn/haar coming-out heeft gedaan‛positief. Dit waren grotendeels de vrouwen , de mannen waren hier meer negatief in en wisten niet of ze de vriendschap zouden willen behouden of verbreken. Woordassociaties Hier valt op, dat zij nog redelijk ‘speels’ zijn en seksualiteit op een meer kinderlijke visie beschrijven. Zij gebruiken vaak woorden als ‘meisjes die met elkaar gaan’, ‘op bed liggen’, ‘houden van elkaar’ en ‘jongens die op elkaar vallen’, wanneer het over homoseksualiteit gaat. De leerlingen weten wel te omschrijven wat pesten en discriminatie inhoudt. Hiertegenover staat dat begrippen als ‘vooroordelen’ en ‘identiteit’ moeilijker zijn en vaak nog onduidelijk. Wel is duidelijk de invloed van de ‘straattaal’ te merken. Een woord als ‘Battyboy’ bijvoorbeeld, geïntroduceerd door Ali G, refereert naar het ‘typische uiterlijk’ van een homoseksueel. Wanneer deze leerlingen nadenken over het concept ‘huwelijk’, wordt dit gezien als een gebeurtenis of plechtigheid tussen man en vrouw en alles wat hierbij hoort, zoals het voortbrengen van kinderen. Stellingenspel Bij het woord ‘respect’ denken deze leerlingen voornamelijk aan beleefd zijn tegenover anderen. Wanneer hun gevraagd wordt hierover na te denken aan de hand van onze stelling, wordt duidelijk dat hun begrip nog te wensen overlaat. Net iets meer dan de helft van de leerlingen zegt het oneens te zijn met de stelling na uitleg. Over pesten blijven leerlingen bij de gedachte dat wanneer iemand sterker is dat respect afdwingt. ‘Pesten’ wordt niet geaccepteerd. Tijdens deze stelling waren bijna alle leerlingen het oneens met het idee dat onzekere mensen gepest mogen worden. Ongeveer 75% van de leerlingen heeft een negatieve kijk op homoseksualiteit, voornamelijk seks en gedrag spelen hier een rol in. Het vertonen van niet standaard jongens of meidengedrag en bij twee mannen anale seks kan plaatsvinden, zijn daarbij bepalend. Opvallend was, dat leerlingen denken dat ‘homoseksuelen anders in hun hoofd zijn’. Dit soort uitspraken kan gezien worden als invloed vanuit de omgeving, bijvoorbeeld van thuis uit, gehoord op straat of via de televisie. Het is zorgelijk, dat leerlingen op deze leeftijd al bewust afstand nemen van homoseksuelen. Hier speelt voornamelijk de mogelijkheid om zelf voor homoseksueel aangezien te worden een grote rol. Wanneer er gesproken wordt over gehandicapten, dan treedt er een andere manier van denken in. Dit wordt niet als hetzelfde gezien, gehandicapt zijn is geen vrije keus, homo zijn wellicht wel. Sociaal afstand nemen van gehandicapten is dan ook verkeerd in hun ogen. Rangorde De leerlingen, vinden voornamelijk kennisoverdracht een belangrijke factor. Begrippen als respect, identiteit en vooroordelen zouden hier de boventoon moeten voeren. Wanneer deze begrippen duidelijk zijn, kan gekeken worden hoe seksuele diversiteit hierin past. 26
  • 27. 15-18 jaar oud Vragenlijst Respect wordt als de belangrijkste factor gezien, bijna alle vragen beantwoorden de leerlingen positief, vooral ‘jezelf zijn’ en ‘respect onafhankelijk van we je bent’ scoorden hoog. Het veiligheidsgevoel op school scoort lager dan bij de groep van 12-14 jaar oud. Voornamelijk meisjes voelen zich minder veilig binnen de school. Meer dan de helft van de scholieren zegt dat discriminatie meer aanwezig is vergeleken met de groep van 12-14 jaar oud De meningen over een nieuw educatief aanbod over seksuele diversiteit zijn erg verdeeld. Ongeveer de helft staat positief tegenover het onderwerp, maar voelen er meer voor om algemene aandacht hieraan te schenken binnen de school dan specifiek in de les. Wel zijn de leerlingen positief over een homoseksuele docent(e) voor de klas. De levensstijl van mensen blijft een moeilijk onderwerp voor deze groep leerlingen. Meer dan de helft, heeft niets tegen afwijkende levensstijlen, maar bijvoorbeeld homoseksuelen die in het openbaar zoenen blijft een taboe. Wel staan de leerlingen positief tegenover relatievorming tussen homoseksuelen; ‘iedereen verdient het om gelukkig te zijn’. Deze leerlingen zijn hier een stuk positiever over dan de groep van 12-14 jaar oud.. Het enige waar veel leerlingen negatief over zijn, is het samenwerken met homoseksuele leeftijdsgenoten en confrontatie met deze leerlingen. Bijna negentig procent van de leerlingen vindt vrouwelijke trekjes bij mannen vervelend, mannelijk gedrag bij vrouwen vinden zij minder storend. Vriendschap heeft hier wel een diepere betekenis dan bij de groep van 12-14 jaar oud. De helft van de leerlingen geeft aan bevriend te blijven met leeftijdsgenoten na hun coming-out en deze te steunen. Woordassociaties De attitude van deze leerlingen is negatiever dan de groep van 12-14 jaar oud. Zij hebben een negatievere associatie bij stimuluswoorden als homo, lesbisch en biseksueel. Wel, kunnen deze leerlingen verschijnselen als vooroordelen, discriminatie en respect goed inkaderen en uitleggen. Het afwijken van de norm speelt hierin een grote rol. De leerlingen zeggen respect te hebben voor homoseksuelen als personen, maar kunnen dit niet opbrengen voor hun levensstijl. Het begrip ‘huwelijk’ is net als bij de groep van 12-14 jaar oud voornamelijk heterogericht. Het gebruik van straattaal zit ook in deze groep diepgeworteld. Het begrip ‘battyboy’ komt hier terug samen met het woord ‘tabon’ (kind van een hoer). Het enige begrip waar bijna geen respons op kwam was identiteit. Stellingenspel Wanneer de eerste stelling over respect besproken wordt, weten de leerlingen goed onderscheid te maken tussen macht en respect. Ongeveer driekwart van de leerlingen, respecteert anderen om wie ze zijn als persoon en hebben minder ‘angst’ waardoor anderen die pesten of sterker zijn, niet hoger in de rangorde staan. Dit is ook terug te zien in de tweede stelling over pesten. De leerlingen keuren dit gedrag af wanneer dit gebaseerd is op ‘de sterkere overheerst de zwakkere’. Wanneer voor hun ogen dit tafereel zich zou afspelen, zouden ze deze persoon aanspreken en wijzen op zijn gedrag. Een vereiste hierbij is wel, dat wanneer het tafereel zich zou herhalen, de leerlingen verwachten dat de gepeste voor zichzelf moet opkomen. Dit vinden ze belangrijk voor het tonen van zelfrespect. Bij de derde stelling over homoseksuelen, komen religie en seksualisering sterk naar voren als bepalende factoren. Bij de vraag of ‘homoseksualiteit normaal is’ komen argumenten naar voren als ‘God of Allah heeft man/vrouw gegeven en niet twee mannen of vrouwen, het draait om voortplanting’ of ‘Homo’s hebben anale seks, dat is niet natuurlijk. Wanneer de vraag gesteld wordt over twee vrouwen, is voornamelijk de seksualisering van dit idee, wat een ‘positiever’ denkbeeld geeft. Hier komen argumenten naar voren als ‘Die zijn wel te vinden voor een trio met een man’. Bij de vierde stelling over sociale uitsluiting, zegt de helft van de leerlingen dit bewust te doen wanneer ze weten dat de persoon in kwestie homoseksueel is. Net als in de groep van 12-14 jaar oud, is de angst om zelf als homoseksueel aangezien te worden een belangrijke factor. De andere helft van de leerlingen zegt gewoon te praten met iedereen en medescholieren uitsluiten een te rigoureuze maatregel. Wanneer de stelling gehandicapten betreft, is bijna iedereen het hier mee oneens. De beslissende factor binnen deze verschuiving, is voornamelijk te wijten aan het ‘niet kiezen’ voor gehandicapt te zijn terwijl homoseksualiteit wel als een soort van ‘keuze’ gezien wordt. De zichtbaarheid van een zwakte bij gehandicapte personen is een belangrijke reden waarom de leerlingen geen afstand zouden nemen. Bij homoseksualiteit is er geen sprake van zichtbare handicap en komt het hier ook neer op het feit dat homoseksualiteit een keuze blijft. 27
  • 28. Rangorde Uit deze informatie blijkt, dat niet kennisoverdracht maar kennismaking met homoseksualiteit belangrijk gevonden wordt binnen het les krijgen over homoseksualiteit. Als deze leerlingen geconfronteerd worden met homoseksuelen en inzien dat dit ook maar ‘normale’ mensen zijn zou dit een positieve uitwerking kunnen hebben op hun attitude. Wat opvallend is binnen deze meting, is het feit dat de leerlingen geen behoefte hebben om iets te leren over identiteit, terwijl uit de associatiemeting naar voren komt dat ze dit begrip niet goed kunnen plaatsen. Sociale uitsluiting en een negatieve houding van mensen, zijn twee belangrijke uitingen van gedrag die deze leerlingen als ongewenst zien. 5.6. Deelconclusie Het doelgroeponderzoek bevestigt het eerdere literatuuronderzoek, in die zin dat opvattingen en emoties over seks en gender een doorslaggevende rol spelen. Als tweede, zijn factoren als masculiniteit, groepsdruk (en de slechte weerstand van jongeren hiertegen) en uitsluiting een reden voor jongeren om zich van homoseksuele leeftijdsgenoten te distantiëren. Uit het doelgroeponderzoek blijkt dat het uitsluiten van homoseksuele jongeren inderdaad gebeurt in beide leeftijdsgroepen. Voornamelijk de angst om aangezien te worden als homoseksueel, speelt daarbij een beslissende rol. Toch verklaren deze factoren niet alleen waarom homoseksualiteit een negatieve associatie oproept, het gebrek aan kennis en stigmatisering spelen ook een rol. Het doelgroeponderzoek toont aan dat een onderscheid naar leeftijd noodzakelijk is (of het onderscheid tussen onder- en bovenbouw). Leerlingen tussen de 12 en 14 jaar oud, hebben voornamelijk behoefte aan kennis. Niet specifiek over homoseksualiteit, maar zij hebben nog weinig ervaring met het bepalen van eigen standpunten en reageren voornamelijk vanuit standpunten meegekregen tijdens de opvoeding en meningen van vrienden. Hier is groepsdruk dus belangrijk voor hun attitude ten opzichte van seksuele diversiteit. Ook heeft deze groep moeite met het inkaderen van algemene begrippen als respect, identiteit en vooroordelen. Leerlingen tussen de 15 en 18 jaar oud, hebben vaak al een persoonlijke mening gevormd over homoseksualiteit. Respondenten die in hun omgeving of binnen hun vriendenring homoseksuelen kenden, waren positiever ingesteld dan leeftijdsgenoten die nog nooit in contact waren gekomen met homoseksuelen. Belangrijke factoren bij het vormen van hun denkbeelden waren religie, gender en seks. Groepsdruk was hier minder belangrijk. Het afkeuren van homoseksualiteit, ligt voornamelijk bij mannelijke homoseksuelen (het idee van anale seks) en het vertonen van niet-mannelijk gedrag. Over twee vrouwen samen waren de leerlingen minder negatief. De mannelijke respondenten, associeerde dit voornamelijk met het uitvoeren van een trio en het verhogen van hun status als man . Wel werd op grond van religie, elke vorm van homoseksualiteit afgekeurd. Vooral het idee dat man en vrouw samen moeten zorgen voor nakomelingen en homoseksuelen hier niet aan voldoen, kwam sterk naar voren. 28
  • 29. 6. Gedragsverandering 6.1. Introductie Het model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering beschrijft de fasen die worden doorlopen om een voorlichtingsprogramma te ontwikkelen. Intervention Mapping beschrijft de ontwikkeling van deze voorlichtingsprogramma’s in zes stappen. Binnen dit onderzoek worden de eerste twee stappen van dit protocol uitgevoerd. De eerste stap binnen dit protocol, is inzicht verkrijgen in de aard, omvang en de oorzaken van het probleem (hoofdstuk 4 en 5). Als tweede, worden de doelen voor veranderingen in gedrag en omgeving bepaald (ouders, docenten en de schoolleiding) die zouden moeten leiden tot een afname van het probleem. Aansluitend op de aanbevelingen uit het voorafgaand onderzoek Het doel van deze stappen is het verkrijgen van een perspectiefwisseling van probleem naar oplossing. Twee vragen staan hierbij centraal: (1) Wat moet de doelgroep van de interventie doen om gezondheidsbevorderend gedrag te realiseren?; (2) Wat zal er als gevolg van de interventie veranderen in omgevingscondities, en wie zal deze veranderingen realiseren? Gedragsdoelen vormen het antwoord op deze vragen. Vervolgens worden specifieke veranderingsdoelen geformuleerd. Een veranderingsdoel is het antwoord op de vraag: ‘Wat willen we precies dat de doelgroep van de voorlichting leert?’ En voor de omgevingsdeterminanten: ‘Wat willen we precies dat in de omgeving verandert?’ Deze veranderingsdoelen, zijn de basis voor het verdere ontwerp van de interventie dat na dit onderzoek zal plaatsvinden. Een goed hulpmiddel bij het opstellen van deze doelen, is het SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Relevant en Tijdsgebonden) model. In de evaluatie van het programma kan dan beter worden vastgesteld of het doel is verwezenlijkt. De toepassing van dit model is als volgt: Specifiek: de verschillende doelen moeten zo duidelijk en specifiek beschreven zijn dat er geen misinterpretaties kunnen ontstaan Meetbaar: altijd een meetbaar werkwoord gebruiken dat een actie beschrijft dat waarneembaar en meetbaar is. Acceptabel: de opgestelde doelen moeten altijd binnen het acceptatiegebied van de doelgroep liggen Relevant: de doelen moeten relevant zijn voor de uitvoerder en aansluiten bij de belevingswereld van de doelgroep Tijdsgebonden: de doelen zijn effectiever wanneer ze binnen een bepaald tijdsframe uitgevoerd worden. Bij het opstellen van deze doelen is het belangrijk een actief werkwoord (het beschrijven van de actie) en een direct object (persoon die de beschreven actie ondergaat) aan elkaar te koppelen. Een tweede vereiste is dat het doel meetbaar is. Als je bijvoorbeeld wilt dat leerlingen met elkaar praten over pesten, is ‘praten’ het actieve werkwoord en zijn de leerlingen het directe object. Wanneer de persoon en actie vastgesteld zijn, wordt er een voorwaarde toegevoegd. Voorwaarden zijn externe factoren zoals benodigdheden om de prestatie (actie) te voltooien. Wanneer we kijken naar het onderwerp pesten, zou als gedragsdoel ‘Leerlingen zijn zich ervan bewust dat pesten van andere leerlingen verkeerd is’ opgesteld kunnen worden. Het bijbehorend veranderingsdoel wordt dan ‘leerlingen spreken elkaar aan wanneer zij zien dat iemand dit gedrag vertoont naar medeleerlingen’. In dit voorbeeld is de actie ‘elkaar aanspreken’ en het directe object de leerlingen. De benodigde voorwaarde om het doel (het stoppen van pesten) te bereiken is dat leerlingen elkaar aanspreken wanneer zij zien dat iemand toch pest. Het ontbreken van een tijdsfactor komt doordat een fenomeen als pesten met gedrag te maken heeft en niet fysisch is. Uit dit voorbeeld komt naar voren dat een gedragsdoel voornamelijk gericht is op bewustwording van negatief gedrag terwijl een veranderingsdoel een zichtbare en meetbare actie vertoont. 29
  • 30. 6.2. Gedrag- en veranderingsdoelen Uit de literatuurstudie naar homofobie en het doelgroeponderzoek, weten we dat onzekerheid, het bewijzen van de eigen mannelijkheid, gebrek aan kennis, groepsdruk, opvoeding, religie, omgeving en een naar heteronormen ingestelde maatschappij factoren zijn die bijdragen aan een negatieve attitude t.o.v. holebi seksualiteit. Bij heteroseksuele jongeren resulteren deze attitudes in ongewenst gedrag naar homoseksuele leeftijdgenoten, van wie vermoed wordt of bevestigd is dat ze homoseksueel zijn. Leerlingen bevinden zich zowel in als buiten de school in een maatschappij waar hetero de norm is. Binnen de scholen is er een sociale hiërarchie waarin groepsdruk een grote rol speelt om geaccepteerd te worden of niet, ook binnen het vmbo 34. Gedrag wordt dus niet alleen door persoonlijke factoren bepaald, interactie met de sociaal-culturele omgeving speelt hier een belangrijke rol. Jongeren groeien op in een normatieve omgeving waarin ‘belangrijke anderen’ als familieleden en vrienden waarneembare rolverwachtingen hebben. Bij omgevingsfactoren die jongeren beïnvloeden, kunnen drie niveaus onderscheiden worden. Deze niveaus zijn: (1) Microniveau: het gedrag van de directe omgeving, (2) Mesoniveau: omgevingsinvloeden als familie, vrienden en docenten, (3) Macroniveau: de media. Op deze niveaus kunnen determinanten geïsoleerd worden als: sociale norm, schoolbeleid, opvoeding en de media. In onderstaande tabellen (tabel 1 en 2) zijn deze determinanten terug te vinden samen met de beoogde gedrag- en veranderingsdoelen voor de middelbare scholieren. 34 Vanwesenbeeck et al. (2002). 30