3. 4 En de draak … = “de oude slang, satan” Openbaring 12:9 3
4.
5.
6. 5 En zij baarde een zoon, een mannelijk wezen (lett. een mannelijke zoon ) … mannelijk > heerschappij 6
7. 5 … dat alle heidenen zal (lett. zou) hoeden met een ijzeren staf … > aanhaling uit Psalm 2: de Messias 7
8. 5 … en haar kind werd plotseling weggevoerd naar God en zijn troon. hetzelfde woord als in 1Thes.4:17 8
9. 5 … en haar kind werd plotseling weggevoerd naar God en zijn troon. wegrukking mannelijke zoon = ≠ hemelvaart Christus = wegrukking Christus inclusief Zijn lichaam (de ekklesia) 9
10. 6 En de vrouw vluchtte naar de woestijn… 15 Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniel gesproken is, op de heilige plaats ziet staan (wie het leest, geve er acht op) laten dan wie in Judea zijn , 16 vluchten naar de bergen. Matteüs 24 >> Daniël 9 27 10
11. 21 Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal. Matteüs 24 11 6 En de vrouw vluchtte naar de woestijn…
12. 6 … waar zij een plaats heeft, door God bereid… Petra/ Bozra “ de smalle weg de troon-zaal 12
13. 6 … opdat zij daar twaalfhonderd zestig dagen onderhouden zou worden. lett. opdat ZIJ haar daar twaalfhonderd zestig dagen zouden onderhouden. zij?? = (het volk van) de mannelijke zoon! 13
15. 1 Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst van [onze] Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem … = de wegrukking 15
16. 2 dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door een brief, die van ons afkomstig zou zijn… 16
17. 2 … alsof de dag des Heren (reeds) aanbrak. de dag des Heren = als de Heer verschijnt … 17
18. 3 Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, 18
19. 4 de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet , om aan zich te laten zien, dat hij een god is. = “de gruwel der verwoesting” > halverwege de laatste jaarweek > begin van “de grote verdrukking” 19
20. 5 Herinnert gij u niet, dat ik, toen ik nog bij u was, u dit meermalen gezegd heb? 20
21. 6 En gij weet thans wel, wat hem weerhoudt, totdat hij zich openbaart op zijn tijd. 21
22. 7 Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking; (wacht) slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is . > de wegrukking van de mannelijke zoon 22
25. 1 Maar over de tijden en gelegenheden, broeders, is het niet nodig, dat u geschreven wordt: 25
26. 2 immers, gij weet zelf zeer goed, dat de dag des Heren zó komt, als een dief in de nacht. 26
27. 3 Terwijl zij zeggen: het is (alles) vrede en rust … = de eerste helft van laatste jaarweek 27
28. 3 … overkomt hun, als de weeën een zwangere vrouw, een plotseling verderf , en zij zullen geenszins ontkomen. = de verschrikkingen van “de grote verdrukking” 28
29.
30. 5 want gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des dags. Wij behoren niet aan nacht of duisternis toe; 30
31. (…) 8 maar laten wij, die de dag toebehoren, nuchter zijn, toegerust met het harnas van geloof en liefde en met de helm van de hoop der zaligheid (lett. redding) ; 31
32. 9 want God heeft ons niet gesteld tot toorn , maar tot het verkrijgen van zaligheid (lett. redding) door onze Here Jezus Christus, > voordat “de toekomende toorn” losbarst worden we ‘weggerukt’. 32
33. 10 die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, tezamen met Hem zouden leven. 33