3.
Puberteit
◦ 12à13 tot 15à16 jaar
◦ Lichamelijke veranderingen + psychisch onevenwicht
Adolescentie
◦ 15à16 tot 20à22 jaar
Jong-volwassenheid
◦ Interimstatus tussen adolescentie en volwassenheid
◦ Genietend van rechten en vrijheden van de volwassene
◦ Doch nog uitstellen van volledige deelname aan de
maatschappelijke verplichtingen en zorgen
◦ Experimenteren, ‘andere’ levenswijze pogen te realiseren
7. ◦ Begin: strekkingfase
Disharmonisch
Lengtegroei ledematen (eerst handen en voeten en later armen,
benen) + groei bepaalde lichaamsextremiteiten (kin, neus)
◦ Naderhand: vullingfase
Vermindering van het onderhuids vetweefsel t.v.v. de hoeveelheid
spierweefsel
Duidelijker bij jongens (verbreding schouders) dan bij meisjes
(verbreding bekken)
◦ Verloop:
Meisjes : start 10 ½ jaar – hoogtepunt 12 jaar – einde 17 jaar
Jongens : start 13 jaar – hoogtepunt 14 jaar – einde 18 à 19 jaar
8. Seksuele rijpingsprocessen
◦ Meisjes:
Tussen 9 en 14 jaar: beginnende borstontwikkeling
1 jaar later: start uitgroei uitwendige geslachtsorganen, groei
schaamhaar
Nog 1 jaar later: okselbeharing
Tussen 10 en 16 jaar: eerste menstruatie
Ongeveer 15 jaar: voltooiing seksuele rijping
◦ Jongens:
Rond 12 à 13 jaar: uitwendige geslachtsorganen worden groter
1 jaar later : start groei schaamhaar
Nog 1 jaar later: okselbeharing, begin baardgroei en stembreking +
eerste zaadlozing
Rond 16 jaar: voltooiing seksuele rijping
12. Rechtstreekse invloeden op het gedrag:
Groeispurt vergt veel energie uitputtingen
Lichaamsbesef kan de snelle en disharmonische
veranderingen niet volgen : onhandigheid, stunteligheid
Deuk voor zelfconcept en zelfwaardering
Onrechtstreekse invloeden op het gedrag:
Volwassener lijken té hoge verwachtingen
Mannelijk of vrouwelijk uiterlijk andere bejegening (is nieuw,
eventueel confronterend gegeven)
Emotionele reacties (vb. in de war zijn, moeilijk aanvaarden,
negatieve reacties bij bepaalde ongemakken, …).
14.
Abstracte begrippen
◦ Woorden en symbolen
◦ Uitdrukkingen en begrippen met dubbele betekenis
Interpropositioneel denken
◦ Beweringen o.b.v. formele eigenschappen
Denken over hypothesen
◦ Bestaande realiteit is slechts 1 van veel mogelijke realiteiten
◦ Relativerend en kritisch kijken naar gewoonten
Hypothetisch-deductief denken
◦ Bij het oplossen van problemen, eerst mogelijke antwoorden bedenken,
die in gedachten toetsen, en hieruit de best passende oplossing halen
Experimenteel denken
◦ In gedachten de situatie een paar keer overdoen, met elke keer een
ander element of factor als vertrekpunt
Combinatorisch denken
◦ In gedachten aftoetsen van mogelijke oplossingen of antwoorden,
vertrekkend vanuit een factoranalyse geen mogelijkheid overslaan of
vergeten
15. Aandacht en concentratie
◦ Selectieve aandacht
◦ Verdelen van aandacht
◦ Langdurige concentratie
mogelijk
16.
Volwassenentaal
Gesproken en geschreven taal =
begrijpen en voortbrengen
Maar volwassenen begrijpen
niet altijd ‘taal van jongeren’
◦ Bvb. sms’jes en chat-taal
of uitdrukkingen zoals
‘smoren’, ‘iemand binnendraaien’,
etc.
Taalontwikkeling stopt niet
17.
Intellectuele vooruitgang, kwantitatief + kwalitatief
Vernieuwd egocentrisme
Onrealistisch zelfbeeld
Verlies van zekerheden
Overkritische ingesteldheid
Zie verder bij ‘Persoonlijkheidsontwikkeling
20. Volgens Erikson: identiteitscrisis
(identiteitsverwarring vs. Identiteit)
Snelle dysharmonische groei
Seksuele rijping
Verandering verwachtingen
Nieuwe cognitieve mogelijkheden
Verdwijnen zekerheden vervreemding van zichzelf
identiteitsverwarring
Taak: verschillende zelfbelevingen integreren tot een
psychosociaal geheel = identiteit
21. Psychosociaal moratorium of laboratorium
Tweede protestfase
Conformisme ten aanzien van leeftijdsgenoten
Dwepen met idolen
Projectieve vriendschappen en verliefdheden
Eigen territorium
Experimenteren, ervaringen opdoen
24. Separatie = loskomen van ouders
-Invloed: ouders , lftgenoten
Individuatie = autonome persoon
worden
-Beeld ouders: ouders = feilbaar
-Verschilt per gezin en cultuur
-Generatiekloof?
Rolveranderingen:
- Intimiteit en seksualiteit
- Relationeel binden
- Beroep en studie
- Moreel, politiek en levensbeschouwelijk
25. 2 de separatie-individuatiefase (Mahler):
Tijdens de peutertijd beseft het kind dat het niet
gelijk is aan de primaire zorgfiguur + dat deze
primaire zorgfiguur niet steeds ter beschikking is
Tijdens de vroege adolescentie: 2de
separatieindividuatiefase
- Autonomie : zelfstandig beslissingen nemen
- Invulling geven aan de individualiteit
Conflicten met ouders zijn basis van groei
26. 2 dimensies
1. Hoge versus lage verwachtingen
2. Hoge versus lage responsiviteit
4 opvoedingsstijlen
1.
2.
3.
4.
Autoritaire opvoedingsstijl
Gezaghebbende opvoedingsstijl
Toegeeflijke opvoedingsstijl
Ongeïnteresseerde opvoedingsstijl
27.
Autoritaire opvoedingsstijl
◦ Eisend en controlerend, weinig begrip voor gevoelens en behoeften
◦ afhankelijkheid, onzekerheid, afwachtend zijn, minder tolerantie bezittend,
…
Gezaghebbende opvoedingsstijl
◦ Verantwoording & overleg, warme en hartelijke contacten
◦ positief zelfbeeld, hoge sociale competenties, gemakkelijke autonomieontwikkeling, …
Toegeeflijke opvoedingsstijl
◦ Rekening houden met gevoelens en argumenten van het kind + weinig
grenzen en controle
◦ afhankelijkheid, opvliegendheid, verwend, …
Ongeïnteresseerde opvoedingsstijl
◦ Verwaarlozend
◦ ongelukkig, delinquentie, …
28. Meer omgang, ook buiten school
omgang
Informele ontmoetingen , ook met andere sekse
Grote en kleine groepen
Belang ?
Zelfwaardering, want onzekere periode
Sociale vaardigheden
Experimenteren met nieuwe rollen
Integratie volwassenenwereld voorbereiden
Sociale vergelijking
29.
De jeugdcultuur
◦ Ado’s hebben een eigen cultuur, met eigen opvattingen
en gedragingen
Verschillende subculturen
◦ = Basis voor ‘imago’
◦ Geen groep van vrienden, hoewel die er wel kunnen uit
voortkomen
◦ ‘Conformisme’Bvb. skaters, emo’s,
jumpers, tecktonik fans, …
30. Vriendschap tss ‘boezemvriend(inn)en’
◦ Speciale band: intimiteit, gelijkwaardigheid en
wederkerigheid
◦ Invulling: wederzijds vertrouwen, steun en zorg,
gesprekken over alledaagse en intieme zaken
◦ Nadruk:
Jongens: vaak samen dingen doen
Meisjes: vertrouwensfiguur
◦ Tegenwicht voor gevoelens van eenzaamheid
32.
Ontdekking eigen/ander lichaam
Seksuele omgang met eigen/ander
lichaam
Genitale fase (Freud)
◦ Geslachtscontact = centraal
◦ Volwassen seksualiteit, gericht op seksuele omgang met
persoon buiten het gezin
Grote openheid versus taboesfeer
33. Seksuele thema’s
1. Zelfbevrediging
◦ Verwondering, ongemak, schuld
◦ Zelfs bij kleine kinderen
◦ Jongens > meisjes
2. ‘De eerste keer’
◦ Van vasthouden, via tongzoenen, aanrakingen lichaam en
geslachtsdelen tot ‘de eerste keer’
◦ Opleidingsniveau: hoe lager, hoe vroeger; en viceversa
◦ Motieven: nieuwsgierigheid, affectie, status volwassene
◦ Gemengde emoties: jongens positiever dan meisjes
34. 3. Anticonceptie en veilig vrijen
◦ Waarom condoom?
Meisjes: zwangerschap voorkomen
Jongens: geslachtsziekten voorkomen
Hoe jonger, hoe minder anticonceptiegebruik
Hoe meer seksuele ervaring, hoe meer anticonceptiegebruik
◦ Tienerzwangerschap
Belang van externe factoren: steun familie, steun partner,
economische en culturele factoren
35. 4. Homoseksueel gedrag
◦ Drie reacties op ontdekking:
Verzet en maskeren
Acceptatie en dubbelleven
Volledige aanvaarding en openheid
◦ Spanningen en angsten
Zelfmoord > gemiddelde
◦ Reacties omgeving meestal positief
37. Egocentrisme = ‘anderen zijn ook met mij bezig, omdat ik met
mezelf bezig ben’ = Imaginair publiek : wanneer een adolescent
(kritisch of
bewonderend) over zichzelf denkt, denkt hij dat de anderen
dit ook doen op dezelfde manier (zoals een publiek).
Egocentrisme = Persoonlijke fabel
‘Ik ben uniek, er is geen tweede zoals ik. Ik heb unieke
gedachten en gevoelens.’ Ze voelen zich onkwetsbaar en
hebben vaak het gevoel dat niemand hen begrijpt.
Oplossing
◦
◦
Imaginair publiek : Contact met leeftijdsgenoten
Persoonlijke fabel : Realisatie van vriendschappen
38.
Conformisme
◦ In zoektocht naar eigen persoonlijkheid
◦ Met jeugdcultuur, subcultuur, vriendengroep
Bvb. kleding, muziekkeuze, taalgebruik
◦ Met volwassenen
Bvb. oplossen van problemen, kiezen van een beroep
Einde adolescentie
◦ Conformisme
39. Identificatie
◦ Zelfontdekking van ‘buiten naar binnen’
Lichamelijke aantrekkelijkheid = belangrijk!
Persoonlijkheidseigenschappen en vaardigheden
◦ Modellen
Personen waaraan adolescent gedrag wil oriënteren
Bvb. verre, nabije, abstracte modellen
◦ Idealen
Waardeopvattingen, ontwerpen voor toekomst
40. Experimenteren met sociale rollen
◦ Bvb. vakantiejob, animator in jeugdwerk, lid van
muziekband, partner/lief, roken/drinken, brommerrijden,
etc.
◦ Toetsen van gedrag aan rolverwachtingen
41. Zelfbeeld
◦ Hoe zie ik mezelf?
Voor wie houdt men mij?
◦ Differentiatie zelfbeeld +
zelfwaardegevoel
◦ Genderverschillen
meisjes < jongens
47.
Adolescentie = gevoelige periode
Meestal zonder ernstige problemen
Indien wel problemen:
problemen
◦ Verschil in omgang met stress en emotie
Externaliserend: reactie naar buiten gericht (bv
agressie, ongehoorzaamheid, overactief gedrag)
Internaliserend: reactie naar binnen gericht
(sociale teruggetrokkenheid, angst, depressie,
psychosomatiek)
◦ Verschil in gradaties
48. Jeugdcriminaliteit
◦ Meestal lichte vormen
Bvb. fietsen zonder verlichting, protesteren in betoging, niet
teruggeven van te veel ontvangen wisselgeld
◦ Hoogtepunt: 17-18 jaar
◦ Oorzaak: wensen goedkeuring leeftijdsgenoten
◦ Gesocialiseerd versus ondergesocialiseerd
Stoppen criminaliteit
Gaan er mee door
49. Middelengebruik en –verslaving
◦ Biologische en psychische afhankelijkheid
◦ Alcohol, roken, andere (illegale) drugs
◦ Waarom?
Spanningen wegnemen, plezierige emotionele
toestand,…
◦ Problemen?
Identificatie met drugcultuur, fysieke achteruitgang,
schoolprestaties , gedragsveranderingen