SlideShare une entreprise Scribd logo
1  sur  7
Télécharger pour lire hors ligne
Bankwezen

De functies van financiële instellingen:
1)   Verzorgen van het                  Het betreft hier zowel het chartaal (munten
     betalingsverkeer                   en bankbiljetten) als het giraal geldverkeer
                                        (“bankrekeningen”).
2)   Verlenen van krediet               Persoonlijke leningen, doorlopende kredieten,
                                        hypotheken, bedrijfskredieten, enz.
3)   Beheer van vermogen                Spaarvormen, beleggingen; beheer van
                                        effecten, pensioenvoorzieningen, enz.

Soorten financiële instellingen en hun activiteiten:
1)   Algemene banken:               Banken die een breed pakket aan financiële
                                    diensten leveren (zie hieronder:
                                    branchevervaging).
2)   Specifieke banken:             Banken die een beperkt pakket aan diensten
                                    leveren, bijv.: Westland-Utrecht Hypotheekbank,
                                    uitsluitend hypotheken of de Bank Nederlandse
                                    Gemeenten, uitsluitend voor gemeenten.
3)   Overige financiële             Instellingen die voornamelijk vermogen beheren
     instellingen:                  zoals verzekeringsmaatschappijen,
                                    pensioenfondsen en beleggingsinstellingen.

Primaire banken, secundaire    banken en institutionele beleggers:
Primaire banken                 Deze banken kunnen meer geld uitlenen dan zij
 = algemene banken              bezitten / hebben ontvangen (van hun klanten).
 = geldscheppende banken
Secundaire banken               Deze banken kunnen maximaal evenveel geld uitlenen
 = niet-geldscheppende          dan zij hebben ontvangen.
banken
Institutionele beleggers        Deze kunnen maximaal evenveel geld uitlenen
                                (beleggen) dan zij hebben ontvangen.

Concentratie (schaalvergroting) in de financiële wereld:
We spreken van concentratie als steeds minder bedrijven steeds meer klanten krijgen.
In de financiële wereld vinden veel fusies en overnamen plaats; banken fuseren niet
alleen met banken (bijv. ABN/AMRO) maar ook met verzekeringsmaatschappijen (bijv.
SNS/Reaal).

Branchevervaging:
De activiteiten van banken zijn breed en soms zelfs branchevreemd; ze liggen thans ook
op het terrein van beleggen, reizen, verzekeren, hypotheken, makelaardij, enz.

Geldscheppende instellingen:
1)   Europese Centrale       = ECB, samen met de nationale centrale banken.
     Bank
2)   De Nederlandsche        = DNB, de (nationale) centrale bank van Nederland.
     Bank:
3)   Algemene banken:        = primaire banken = geldscheppende banken
                             (Rabobank SNS, VSB, ABN/AMRO, ING/Postbank,
                             enz).
4)   Staat:                  = de centrale overheid, het Rijk.
Bankwezen


Functies en taken van De Nederlandsche Bank:
     Functies:         Taken:
1)   Centrale bank     -    In opdracht van de ECB het handhaven van de interne
                            waarde (koopkracht) en de externe waarde (koers) van de
                            euro samen met de andere Centrale Banken van de
                            Eurolanden.
                       -    Toezicht houden op het bank- en kredietwezen.
                       -    Vergemakkelijken van het girale geldverkeer.
                       -    Bevorderen van het betalingsverkeer met het buitenland.
                       -    Beheer van de goud- en deviezen voorraad van Nederland.
2)   Circulatie bank   In omloop brengen van bankbiljetten (munten door
                       ‘Rijksmunt’)
3)   Bank der banken   DNB is de bank van de banken; alle banken hebben een
                       rekening bij DNB. Deze rekeningen worden gebruikt voor
                       onderlinge betalingen. Algemene banken kunnen ook geld
                       lenen bij DNB.
4)   Staatsbank        DNB is de bankier van de overheid; de overheid heeft een
                       rekening bij DNB. Alle betalingen en ontvangsten van de
                       overheid lopen via deze rekening.


De positie van De Nederlandsche Bank (DNB):


                                           ECB

           Nederland
                                           DNB                 Staat
       Geldscheppende
       instellingen:

                           Rabobank        VSB           ING           SNS         enz.


       Publiek

Publiek:    Iedereen behalve de geldscheppende instellingen* (ECB, DNB, de Staat en
            de algemene banken); alle consumenten, bedrijven, gemeenten, provincies,
            enz
* Geldscheppende instellingen kunnen meer geld in handen van het publiek brengen (=
geldschepping) dan ze zelf bezitten.

Disconto:
Het officiële tarief van DNB; dit is de rente die de algemene banken moeten betalen voor
een lening bij DNB. De ECB zorgt voor het Europees monetair beleid.

Refi-rente, disconto en de rente bij algemene banken: (zie ook eindterm 23*)
ECB:            DNB:          Algemene banken:
Refi-rente +    Disconto + ⇒  Rente +            Algemene banken moeten (zelf)
⇒                                                een hogere rente betalen, dit
                                                 rekenen ze door aan hun klanten.
Refi-rente - ⇒ Disconto - ⇒   Rente -            Algemene banken betalen een
                                                 lagere rente, door de concurrentie
                                                 wordt dit doorberekend aan de
                                                 klanten.




DE Economie                        Eindtermen VWO                             Domein F - 1
Bankwezen


Leningen van DNB aan Algemene Banken:
1)   Voorschotten in rekening-courant; Voorschotten/leningen tegen disconto;
                                       contingent = maximum bedrag dat banken bij
                                       DNB kunnen lenen tegen het normale tarief
                                       (= disconto).
2)   Speciale beleningen;              (Extra) kredietverlening (> contingent) aan de
                                       algemene banken (tegen een hoger tarief dan
                                       het disconto).

Voorbeeld 1:
Stel een bank heeft een contingent van 100 mln. euro. Het disconto is 4% per jaar. Het
tarief voor speciale beleningen is 6% per jaar. Deze bank wil € 150 mln. lenen bij DNB.
Bereken hoeveel rente deze bank per jaar moet betalen.

Berekening:
De bank leent eerst zo veel als mogelijk en zo goedkoop als mogelijk.
De bank leent haar contigent tegen disconto de rest met een speciale belening

Contingent            100 mln. tegen 4%   (100 x 0,04)       =    4 mln.
Speciale belening      50 mln. tegen 6%   ( 50 x 0,06)       =    3 mln.
                      ________ +                                  ______ +
Totaal                150 mln. (kredietbedrag)                    7 mln. (rente)

Voorbeeld 2:
Stel een bank heeft een contingent van 200 mln. euro. De bank heeft 75% van haar
contingent gebruikt. Het disconto is 2% per jaar. Het tarief voor speciale beleningen is
4% per jaar. Deze bank wil € 75 mln. (extra) lenen bij DNB. Bereken hoeveel rente deze
bank totaal per jaar moet betalen.

Berekening:
De bank leent eerst zo veel als mogelijk en zo goedkoop als mogelijk.
De bank leent haar contigent tegen disconto de rest met een speciale belening. Voor
deze lening heeft deze bank nog een ruimte van 50 mln. in haar contingent (contingent
is 200 mln. waarvan 150 mln. gebruikt).

Contingent            50 mln. tegen 2%           (50 x 0,02)     =     1 mln.
Speciale belening     25 mln. tegen 4%           (25 x 0,04)     =     1 mln.
                      ________ +                            ______ +
Totaal                75 mln.    (kredietbedrag)            2 mln. (rente)




DE Economie                        Eindtermen VWO                               Domein F - 2
Bankwezen


Debiteuren / crediteuren:
Debiteuren      zijn personen / bedrijven waarvan men nog geld moet ontvangen.
Crediteuren     zijn personen / bedrijven aan wie men nog moet betalen (= schuldeiser).
Stel persoon A leent een bedrag van € 100 aan persoon B. A is dan een crediteur van B
en B is een debiteur van A.

Investeren ≠ Beleggen:
Investeren  Het kopen van kapitaalgoederen door bedrijven en overheid.
            (NB: kan niet door gezinnen, maar alleen door bedrijven en de overheid).
Beleggen    = sparen (spaargeld, termijndeposito’s, vreemde valuta, aandelen,
            obligaties, schatkistpapier …enz.).

Kapitaalgoederen:      goederen waarmee andere goederen kunnen worden
                       geproduceerd; machines, transportmiddelen, computers ...... enz.

Beleggingskeuze:
Beleggers kijken bij hun beleggingskeuze voornamelijk naar twee factoren:
a)   Rendement       Een belegger wil een zo hoog mogelijk rendement (rente, dividend);
                     liever 6% dan 5%.
b)   Risico          Een belegger wil een zo laag mogelijk risico. Bijv.: beleggen in een
                     valuta waarvan de koers daalt brengt meer risico met zich mee dan
                     het beleggen in een valuta die juist in koers stijgt. Het beleggen in
                     een land met een hoge inflatie is ook risicovol

Beleggers en speculanten:
Belegger   Een belegger is op langere termijn uit op het rendement van de belegging;
           dividend op aandelen, rente op spaargeld enz.
Speculant  Een speculant is uit op koerswinsten op korte termijn; vandaag een
           aandeel kopen voor € 50 morgen verkopen voor € 100.

Spaargeld en termijndeposito’s:
                        Spaargeld                             Termijndeposito
Looptijd: ? (bepaalt klant); looptijd eindigt als    3 mnd, 6 mnd, 1 jaar, 3 jaar … enz.
          de klant zijn geld opeist.                 Na de termijn is het geld pas
                                                     opeisbaar.
Rente:        Lagere rente dan bij                   Hogere rente dan bij een
              termijndeposito.                       spaarrekening.
Vanaf:                       ± € 25                                ± € 2.500
Wie?          Vooral consumenten (gezinnen)          Vooral bedrijven (maar ook gezinnen)

Aandelen en obligaties:
                        Aandelen                                  Obligaties
Bezitter: De bezitter (aandeelhouder) van een        De bezitter van een obligatie
          aandeel(bewijs) is mede-eigenaar           (obligatiehouder) is een
          van een bedrijf.                           crediteur/schuldeiser van een bedrijf.
Recht op: Deel van de winst (= dividend)             Rente en aflossing (een obligatie is
                                                     immers een lening aan een bedrijf).

Schatkistpapier:
Schatkistpapier (= staatsobligatie) is een bewijs van een lening aan de staat.
De overheid leent regelmatig geld. Een staatslening / schatkistpapier heeft meestal een
looptijd van 1, 3, 5 of 10 jaar, een gering risico en levert een relatief hoge rente op
(meer dan op een spaarrekening).




DE Economie                         Eindtermen VWO                              Domein F - 3
Bankwezen


Soorten leningen:
a) Persoonlijke lening:     De meest voorkomende lening is de persoonlijke lening. De
                            klant ontvangt een vast bedrag en legt vast hoe dat bedrag
                            terug betaald wordt. Meestal vindt aflossing plaats in de
                            vorm van een aantal vaste termijnen, gespreid over een
                            bepaalde periode. De klant krijgt direct een vast bedrag in
                            handen en betaalt dit later terug. De rente staat vast. Na
                            een bepaalde periode is men weer leningvrij. Bij een
                            persoonlijke lening is er geen onderpand; de bank loopt dus
                            meer risico vandaar dat de rente hoog is.

                            Bijvoorbeeld: Stel je leent nu € 17.000 dan moet je 20
                            maanden lang iedere maand € 1.000 terugbetalen.
                            Betaling: 20 x € 1.000 = € 20.000
                            Waarvan: aflossing = € 17.000 en rente = € 3.000
b)   Doorlopend krediet:    Deze lening lijkt op een persoonlijke lening, maar nu mag
                            de klant als een deel van de lening is afgelost, dat deel
                            opnieuw lenen als hij daar behoefte aan heeft. Hij mag dus
                            een bepaald bedrag constant lenen. Je mag aflossen, je
                            moet niet. Wel moet je natuurlijk rente blijven betalen over
                            het bedrag dat je hebt geleend. De rente kan tijdens de
                            looptijd veranderen. Ook bij een doorlopend krediet is er
                            geen onderpand.
c)   Hypothecaire lening:   Een hypothecaire lening is een lening die wordt gebruikt om
     (”hypotheek”)          een huis of woning te kopen, ofwel te verbouwen. Als men
                            een groot bedrag wil lenen (met vaak een lange looptijd)
                            wil de bank zekerheid dat de aflossing en de rente wordt
                            betaald. Bij een hypothecaire lening is deze zekerheid (=
                            onderpand) een onroerend goed.

                            Onroerend goed = de grond, een huis en alles wat daar aan
                            vast zit.

                            Als de debiteur de aflossing en/of de rente niet betaalt kan
                            de bank het onroerende goed openbaar laten verkopen. De
                            bank loopt daardoor een kleiner risico. De rente is daarom
                            laag.
                            De rente van een hypothecaire lening is aftrekbaar van de
                            belasting. Daardoor wordt een deel van de lening “betaalt”
                            door de overheid.
d)   Rood-staan:            Klanten mogen tot een bepaald bedrag meer geld opnemen
                            dan op hun rekening staat.
                            Bijv. maandelijks verdient iemand € 2.500 maar hij mag
                            maximaal € 3.500 (= € 1.000 extra) opnemen. De klant
                            moet wel voor dit rood-staan (= debetsaldo) rente betalen
                            (zgn. debetrente).

Rente en de fiscus:
In de Nederlandse belastingwetgeving in de rente die betaald wordt voor consumptief
krediet (bijvoorbeeld voor een auto, een boot of een vakantie) NIET aftrekbaar. De rente
daarintegen die betaald wordt op een hypothecaie lening (kopen van een huis) is wel
aftrekbaar.




DE Economie                        Eindtermen VWO                             Domein F - 4
Bankwezen



De balans van een geldscheppende particuliere bank:

DEBET                                                                            CREDIT
Vaste activa:                                  Eigen vermogen:
   Gebouwen                              300      Aandelenvermogen                  310
   Inventaris                             30      Reserves                           12
Vorderingen:                                   Vreemd vermogen (lange
                                               termijn*):
   Debiteuren                            200      Spaargeld (lang)                   45
   Tegoed bij Centrale Bank (DNB)         10      Termijndeposito’s (lang)           18
Financiële activa:                             Vreemd vermogen (korte
                                               termijn**):
   Schatkistpapier                         5      Rekening-courant-tegoeden         260
   Effecten (aandelen/obligaties)         35      Kort spaargeld                      5
   Valutategoeden                         20      Korte termijndeposito’s             2
Liquide middelen:                                 Korte valutategoeden                3
   Kas                                    70      Voorschotten van Centrale Bank     10
                                                  Speciale beleningen                 5
                                    +   ____                                   + ____
                                         670                                        670

*Lange termijn (looptijd > 2 jaar), **Korte termijn (looptijd < 2 jaar).

Liquiditeit van algemene banken:
Liquiditeit is het vermogen op korte termijn te kunnen voldoen aan de direct opeisbare
verplichtingen. Dekkingsmiddelen en direct opeisbare verplichtingen dienen in een
bepaalde verhouding tot elkaar te staan:

Dekkingsmiddelen:              Direct opeisbare verplichtingen:
Kas                            Rekening-courant-tegoeden     Volledig direct opeisbaar
Tegoed bij CB (DNB)            Kort spaargeld                Deels direct opeisbaar
                               Korte termijndeposito’s       Deels direct opeisbaar

Gevolgen van veranderingen in bovenstaande posten voor de liquiditeit:
Dekkingsmiddelen + (t.o.v. de direct opeisbare               Liquiditeit +
verplichtingen:
Direct opeisbare verplichtingen + (t.o.v. de                 Liquiditeit -
dekkingsmiddelen):
NB: Het belang van de liquiditeit van de banken: behoud van vertrouwen in de banken.

Kredietverlening door de banken en de omvang van de liquiditeitenmassa:
Kredietverlening + Er wordt meer geld door banken uitgeleend Liquiditeitenmassa +
                   aan het publiek:
Kredietverlening - Er wordt minder geld door banken          Liquiditeitenmassa -
                   uitgeleend aan het publiek:

Monetair beleid:
Het monetair beleid van Centrale Banken (o.a. DNB).
a)   Klein monetair beleid    Gericht op handhaving van de externe waarde (= koers)
                              van de munt.
b)   Groot monetair beleid    Gericht op handhaving van de interne waarde (=
                              koopkracht) van de munt; het voorkomen van inflatie.




DE Economie                         Eindtermen VWO                            Domein F - 5
Bankwezen



De weekstaat:
De weekstaat is een verkorte, wekelijkse balans van DNB. De weekstaat geeft inzicht in
de activiteiten van DNB en de ontwikkelingen op de geldmarkt. Publicatie van de
weekstaat vindt elke woensdag plaats in de Staatscourant en de (grote) landelijke
dagbladen.

Opmerking 1:    Andere publicaties van DNB (jaarverslagen en kwartaalberichten)
                worden niet gevraagd.
Opmerking 2:    Posten van de weekstaat worden niet gevraagd.

Posten op de weekstaat:
Activa (= Debet = bezittingen + vorderingen):
1)   Goud                   Goudvoorraad wordt gewaardeerd tegen 70% van de
                            marktwaarde. Elke 3 jaar vindt herwaardering plaats.
2)   SDR's                  De rekening van Nederland bij het IMF.
                            Het zijn de bijzondere trekkingsrechten in het I.M.F. (=
                            Special Drawing Rights); internationaal betaalmiddel tussen
                            centrale banken, uitgegeven door het Internationale
                            Monetaire Fonds.
3)   Reservepositie I.M.F. Contributie van Nederland in het vermogen van het IMF.
4)   Euro’s                 De voorraad Euro’s van DNB
                            (incl. de rekening van Nederland bij de ECB).
5)   Deviezen               = vreemde valuta (bijv. Dollar, Yen, Ponden enz.)
6)   Papier in disconto     Schatkistpapier dat door DNB is gekocht van de algemene
                            banken.
7)   Voorschotten in        Voorschotten/leningen aan algemene banken tegen
     rekening-courant       disconto; contingent = maximum bedrag dat banken bij
                            DNB kunnen lenen tegen het normale disconto.
8)   Speciale beleningen    (extra) kredietverlening (> contingent) aan de algemene
                            banken (tegen een hoger tarief dan het disconto).

PASSIVA (= Credit = eigen   vermogen + schulden)
9)  Bankbiljetten in        De totale hoeveelheid papiergeld in handen van het publiek
    omloop                  én in de kassen van banken.
10  ‘s Rijks schatkist      Rekening van het Rijk. Hier komt de belasting op binnen en
)                           worden o.a. de ambtenarensalarissen mee betaald.
11  Banken in Nederland     Rekeningen van de algemene banken bij DNB om:
)                           - bankbiljetten op te nemen.
                            - vreemde valuta te kopen van DNB.
                            - betalingen aan het Rijk te verrichten.
                            - onderlinge betalingen te verrichten.
12   Kasreserverekening     DNB kan banken een verplichte kasreserve voorschrijven,
)                           deze reserve wordt op deze rekening geboekt.

NB: In het kader van de invoering van de Euro en in het algemeen de
ontwikkelingen binnen de Europese Monetaire Unie (EMU) zijn een aantal taken
van De Nederlandsche Bank (DNB) overgenomen door de Europese Centrale
Bank (ECB). Zie hiervoor Domein G en Domein Q.




DE Economie                        Eindtermen VWO                            Domein F - 6

Contenu connexe

En vedette

En vedette (9)

Economische Kringloop (Gehele Domein)
Economische Kringloop (Gehele Domein)Economische Kringloop (Gehele Domein)
Economische Kringloop (Gehele Domein)
 
Onderdeel H Consumeren En Welvaart
Onderdeel H Consumeren En WelvaartOnderdeel H Consumeren En Welvaart
Onderdeel H Consumeren En Welvaart
 
Onderdeel K Inkomensvoming
Onderdeel K InkomensvomingOnderdeel K Inkomensvoming
Onderdeel K Inkomensvoming
 
Domein G Geldwezen
Domein G GeldwezenDomein G Geldwezen
Domein G Geldwezen
 
Uitleg Balans En Verlies En Winstrekening , Resultaat
Uitleg Balans En Verlies En Winstrekening , ResultaatUitleg Balans En Verlies En Winstrekening , Resultaat
Uitleg Balans En Verlies En Winstrekening , Resultaat
 
Economische kringlopen en nationale rekeningen
Economische kringlopen en nationale rekeningenEconomische kringlopen en nationale rekeningen
Economische kringlopen en nationale rekeningen
 
Powerpoint Presentatie boekhouden
Powerpoint Presentatie boekhoudenPowerpoint Presentatie boekhouden
Powerpoint Presentatie boekhouden
 
H1 Solomon H1
H1 Solomon H1H1 Solomon H1
H1 Solomon H1
 
Kostprijs Problematiek
Kostprijs ProblematiekKostprijs Problematiek
Kostprijs Problematiek
 

Similaire à Onderdeel F Bank

Monetair Master.docx
Monetair Master.docxMonetair Master.docx
Monetair Master.docxAnneBoskma1
 
Banken en Financiële Markten in Vogelvlucht
Banken en Financiële Markten in VogelvluchtBanken en Financiële Markten in Vogelvlucht
Banken en Financiële Markten in VogelvluchtMichiel van den Broek
 
Alternatieven voor bedrijfsfinanciering
Alternatieven voor bedrijfsfinancieringAlternatieven voor bedrijfsfinanciering
Alternatieven voor bedrijfsfinancieringETION
 
Presentatie avans academie_lezing_20 april
Presentatie avans academie_lezing_20 aprilPresentatie avans academie_lezing_20 april
Presentatie avans academie_lezing_20 aprilAvansacademielezing
 
Toezicht op treasury Vestiadossier 29-2-2012
Toezicht op treasury Vestiadossier 29-2-2012Toezicht op treasury Vestiadossier 29-2-2012
Toezicht op treasury Vestiadossier 29-2-2012Atrivé
 
Deenshypotheekmodel 120129071435-phpapp02
Deenshypotheekmodel 120129071435-phpapp02Deenshypotheekmodel 120129071435-phpapp02
Deenshypotheekmodel 120129071435-phpapp02Arie Blokland
 
Akd 6896550 v1_presentatie barend post
Akd 6896550 v1_presentatie barend postAkd 6896550 v1_presentatie barend post
Akd 6896550 v1_presentatie barend postAKD
 
Private Debt
Private DebtPrivate Debt
Private DebtAKD
 
Persontmoeting 13.02.2012
Persontmoeting 13.02.2012Persontmoeting 13.02.2012
Persontmoeting 13.02.2012Febelfin
 
Werkbladen ontwerp-je-eigen-economie
Werkbladen ontwerp-je-eigen-economieWerkbladen ontwerp-je-eigen-economie
Werkbladen ontwerp-je-eigen-economieBarry Barry
 
Kredietcrisis2februari2009 Korte Versie
Kredietcrisis2februari2009 Korte VersieKredietcrisis2februari2009 Korte Versie
Kredietcrisis2februari2009 Korte VersieLUXdebat
 
Kredietcrisis2februari2009 Korte Versie
Kredietcrisis2februari2009 Korte VersieKredietcrisis2februari2009 Korte Versie
Kredietcrisis2februari2009 Korte VersieLUXdebat
 
Naar een maatschappelijk verantwoordelijk bankwezen
Naar een maatschappelijk verantwoordelijk bankwezen Naar een maatschappelijk verantwoordelijk bankwezen
Naar een maatschappelijk verantwoordelijk bankwezen beweging.net
 
Rentederivaten: wat nu? Juridische mogelijkheden tot vergoeding van schade do...
Rentederivaten: wat nu? Juridische mogelijkheden tot vergoeding van schade do...Rentederivaten: wat nu? Juridische mogelijkheden tot vergoeding van schade do...
Rentederivaten: wat nu? Juridische mogelijkheden tot vergoeding van schade do...Michel Rompelberg
 
Presentatie ondernemers en kapitaalverstrekkers con schoenmakers
Presentatie ondernemers en kapitaalverstrekkers con schoenmakersPresentatie ondernemers en kapitaalverstrekkers con schoenmakers
Presentatie ondernemers en kapitaalverstrekkers con schoenmakersPort4Growth
 

Similaire à Onderdeel F Bank (20)

Monetair Master.docx
Monetair Master.docxMonetair Master.docx
Monetair Master.docx
 
Lang Vreemd Vermogen
Lang Vreemd VermogenLang Vreemd Vermogen
Lang Vreemd Vermogen
 
Banken en Financiële Markten in Vogelvlucht
Banken en Financiële Markten in VogelvluchtBanken en Financiële Markten in Vogelvlucht
Banken en Financiële Markten in Vogelvlucht
 
Alternatieven voor bedrijfsfinanciering
Alternatieven voor bedrijfsfinancieringAlternatieven voor bedrijfsfinanciering
Alternatieven voor bedrijfsfinanciering
 
Presentatie avans academie_lezing_20 april
Presentatie avans academie_lezing_20 aprilPresentatie avans academie_lezing_20 april
Presentatie avans academie_lezing_20 april
 
Michel Kant (NIBC) 20e Hypotheken Event
Michel Kant (NIBC) 20e Hypotheken EventMichel Kant (NIBC) 20e Hypotheken Event
Michel Kant (NIBC) 20e Hypotheken Event
 
Toezicht op treasury Vestiadossier 29-2-2012
Toezicht op treasury Vestiadossier 29-2-2012Toezicht op treasury Vestiadossier 29-2-2012
Toezicht op treasury Vestiadossier 29-2-2012
 
Deenshypotheekmodel 120129071435-phpapp02
Deenshypotheekmodel 120129071435-phpapp02Deenshypotheekmodel 120129071435-phpapp02
Deenshypotheekmodel 120129071435-phpapp02
 
Akd 6896550 v1_presentatie barend post
Akd 6896550 v1_presentatie barend postAkd 6896550 v1_presentatie barend post
Akd 6896550 v1_presentatie barend post
 
Private Debt
Private DebtPrivate Debt
Private Debt
 
Persontmoeting 13.02.2012
Persontmoeting 13.02.2012Persontmoeting 13.02.2012
Persontmoeting 13.02.2012
 
Werkbladen ontwerp-je-eigen-economie
Werkbladen ontwerp-je-eigen-economieWerkbladen ontwerp-je-eigen-economie
Werkbladen ontwerp-je-eigen-economie
 
Kredietcrisis2februari2009 Korte Versie
Kredietcrisis2februari2009 Korte VersieKredietcrisis2februari2009 Korte Versie
Kredietcrisis2februari2009 Korte Versie
 
Kredietcrisis2februari2009 Korte Versie
Kredietcrisis2februari2009 Korte VersieKredietcrisis2februari2009 Korte Versie
Kredietcrisis2februari2009 Korte Versie
 
Naar een maatschappelijk verantwoordelijk bankwezen
Naar een maatschappelijk verantwoordelijk bankwezen Naar een maatschappelijk verantwoordelijk bankwezen
Naar een maatschappelijk verantwoordelijk bankwezen
 
Cdo's en Cds-en
Cdo's en Cds-enCdo's en Cds-en
Cdo's en Cds-en
 
Rentederivaten: wat nu? Juridische mogelijkheden tot vergoeding van schade do...
Rentederivaten: wat nu? Juridische mogelijkheden tot vergoeding van schade do...Rentederivaten: wat nu? Juridische mogelijkheden tot vergoeding van schade do...
Rentederivaten: wat nu? Juridische mogelijkheden tot vergoeding van schade do...
 
Public treasury altfin
Public treasury altfinPublic treasury altfin
Public treasury altfin
 
Presentatie ondernemers en kapitaalverstrekkers con schoenmakers
Presentatie ondernemers en kapitaalverstrekkers con schoenmakersPresentatie ondernemers en kapitaalverstrekkers con schoenmakers
Presentatie ondernemers en kapitaalverstrekkers con schoenmakers
 
Joke de Kock - NVVK
Joke de Kock - NVVKJoke de Kock - NVVK
Joke de Kock - NVVK
 

Plus de Economie Leer Kracht (20)

Rekenvaardigheid Procenten
Rekenvaardigheid  ProcentenRekenvaardigheid  Procenten
Rekenvaardigheid Procenten
 
Rekenvaardigheid Interest
Rekenvaardigheid  InterestRekenvaardigheid  Interest
Rekenvaardigheid Interest
 
Rekenvaardigheid Vergelijkingen
Rekenvaardigheid  VergelijkingenRekenvaardigheid  Vergelijkingen
Rekenvaardigheid Vergelijkingen
 
Rekenvaardigheid Buitenlandsgeld
Rekenvaardigheid  BuitenlandsgeldRekenvaardigheid  Buitenlandsgeld
Rekenvaardigheid Buitenlandsgeld
 
Distributiekengetallen
DistributiekengetallenDistributiekengetallen
Distributiekengetallen
 
3 H
3 H3 H
3 H
 
M Verhagehoofdstuk 7
M Verhagehoofdstuk 7M Verhagehoofdstuk 7
M Verhagehoofdstuk 7
 
Mverhage Hoofdstuk 3
Mverhage Hoofdstuk 3Mverhage Hoofdstuk 3
Mverhage Hoofdstuk 3
 
Mverhage Hoofdstuk 4
Mverhage Hoofdstuk 4Mverhage Hoofdstuk 4
Mverhage Hoofdstuk 4
 
M Verhagehoofdstuk1inleiding
M Verhagehoofdstuk1inleidingM Verhagehoofdstuk1inleiding
M Verhagehoofdstuk1inleiding
 
Mverhagehfdstk 6 Productmanagement En Diensten
Mverhagehfdstk 6 Productmanagement En DienstenMverhagehfdstk 6 Productmanagement En Diensten
Mverhagehfdstk 6 Productmanagement En Diensten
 
Mverhagehfdstk 8 Communicatie
Mverhagehfdstk 8 CommunicatieMverhagehfdstk 8 Communicatie
Mverhagehfdstk 8 Communicatie
 
Mverhage Hfdstk11 Prijs
Mverhage Hfdstk11 PrijsMverhage Hfdstk11 Prijs
Mverhage Hfdstk11 Prijs
 
M Verhage Hoofdstuk 2 Strategie
M Verhage Hoofdstuk 2 StrategieM Verhage Hoofdstuk 2 Strategie
M Verhage Hoofdstuk 2 Strategie
 
Plaats Distributiebeleid H 12 2009
Plaats Distributiebeleid H 12 2009Plaats Distributiebeleid H 12 2009
Plaats Distributiebeleid H 12 2009
 
H 17 Kasstroomoverzicht
H 17 KasstroomoverzichtH 17 Kasstroomoverzicht
H 17 Kasstroomoverzicht
 
H 16 Deel 1
H 16 Deel 1H 16 Deel 1
H 16 Deel 1
 
H 15 Externe Verslaggeving
H 15 Externe VerslaggevingH 15 Externe Verslaggeving
H 15 Externe Verslaggeving
 
16.3 Waardering
16.3 Waardering16.3 Waardering
16.3 Waardering
 
Hfdsk 10 Financiele Markten 2009
Hfdsk 10 Financiele Markten 2009Hfdsk 10 Financiele Markten 2009
Hfdsk 10 Financiele Markten 2009
 

Onderdeel F Bank

  • 1. Bankwezen De functies van financiële instellingen: 1) Verzorgen van het Het betreft hier zowel het chartaal (munten betalingsverkeer en bankbiljetten) als het giraal geldverkeer (“bankrekeningen”). 2) Verlenen van krediet Persoonlijke leningen, doorlopende kredieten, hypotheken, bedrijfskredieten, enz. 3) Beheer van vermogen Spaarvormen, beleggingen; beheer van effecten, pensioenvoorzieningen, enz. Soorten financiële instellingen en hun activiteiten: 1) Algemene banken: Banken die een breed pakket aan financiële diensten leveren (zie hieronder: branchevervaging). 2) Specifieke banken: Banken die een beperkt pakket aan diensten leveren, bijv.: Westland-Utrecht Hypotheekbank, uitsluitend hypotheken of de Bank Nederlandse Gemeenten, uitsluitend voor gemeenten. 3) Overige financiële Instellingen die voornamelijk vermogen beheren instellingen: zoals verzekeringsmaatschappijen, pensioenfondsen en beleggingsinstellingen. Primaire banken, secundaire banken en institutionele beleggers: Primaire banken Deze banken kunnen meer geld uitlenen dan zij = algemene banken bezitten / hebben ontvangen (van hun klanten). = geldscheppende banken Secundaire banken Deze banken kunnen maximaal evenveel geld uitlenen = niet-geldscheppende dan zij hebben ontvangen. banken Institutionele beleggers Deze kunnen maximaal evenveel geld uitlenen (beleggen) dan zij hebben ontvangen. Concentratie (schaalvergroting) in de financiële wereld: We spreken van concentratie als steeds minder bedrijven steeds meer klanten krijgen. In de financiële wereld vinden veel fusies en overnamen plaats; banken fuseren niet alleen met banken (bijv. ABN/AMRO) maar ook met verzekeringsmaatschappijen (bijv. SNS/Reaal). Branchevervaging: De activiteiten van banken zijn breed en soms zelfs branchevreemd; ze liggen thans ook op het terrein van beleggen, reizen, verzekeren, hypotheken, makelaardij, enz. Geldscheppende instellingen: 1) Europese Centrale = ECB, samen met de nationale centrale banken. Bank 2) De Nederlandsche = DNB, de (nationale) centrale bank van Nederland. Bank: 3) Algemene banken: = primaire banken = geldscheppende banken (Rabobank SNS, VSB, ABN/AMRO, ING/Postbank, enz). 4) Staat: = de centrale overheid, het Rijk.
  • 2. Bankwezen Functies en taken van De Nederlandsche Bank: Functies: Taken: 1) Centrale bank - In opdracht van de ECB het handhaven van de interne waarde (koopkracht) en de externe waarde (koers) van de euro samen met de andere Centrale Banken van de Eurolanden. - Toezicht houden op het bank- en kredietwezen. - Vergemakkelijken van het girale geldverkeer. - Bevorderen van het betalingsverkeer met het buitenland. - Beheer van de goud- en deviezen voorraad van Nederland. 2) Circulatie bank In omloop brengen van bankbiljetten (munten door ‘Rijksmunt’) 3) Bank der banken DNB is de bank van de banken; alle banken hebben een rekening bij DNB. Deze rekeningen worden gebruikt voor onderlinge betalingen. Algemene banken kunnen ook geld lenen bij DNB. 4) Staatsbank DNB is de bankier van de overheid; de overheid heeft een rekening bij DNB. Alle betalingen en ontvangsten van de overheid lopen via deze rekening. De positie van De Nederlandsche Bank (DNB): ECB Nederland DNB Staat Geldscheppende instellingen: Rabobank VSB ING SNS enz. Publiek Publiek: Iedereen behalve de geldscheppende instellingen* (ECB, DNB, de Staat en de algemene banken); alle consumenten, bedrijven, gemeenten, provincies, enz * Geldscheppende instellingen kunnen meer geld in handen van het publiek brengen (= geldschepping) dan ze zelf bezitten. Disconto: Het officiële tarief van DNB; dit is de rente die de algemene banken moeten betalen voor een lening bij DNB. De ECB zorgt voor het Europees monetair beleid. Refi-rente, disconto en de rente bij algemene banken: (zie ook eindterm 23*) ECB: DNB: Algemene banken: Refi-rente + Disconto + ⇒ Rente + Algemene banken moeten (zelf) ⇒ een hogere rente betalen, dit rekenen ze door aan hun klanten. Refi-rente - ⇒ Disconto - ⇒ Rente - Algemene banken betalen een lagere rente, door de concurrentie wordt dit doorberekend aan de klanten. DE Economie Eindtermen VWO Domein F - 1
  • 3. Bankwezen Leningen van DNB aan Algemene Banken: 1) Voorschotten in rekening-courant; Voorschotten/leningen tegen disconto; contingent = maximum bedrag dat banken bij DNB kunnen lenen tegen het normale tarief (= disconto). 2) Speciale beleningen; (Extra) kredietverlening (> contingent) aan de algemene banken (tegen een hoger tarief dan het disconto). Voorbeeld 1: Stel een bank heeft een contingent van 100 mln. euro. Het disconto is 4% per jaar. Het tarief voor speciale beleningen is 6% per jaar. Deze bank wil € 150 mln. lenen bij DNB. Bereken hoeveel rente deze bank per jaar moet betalen. Berekening: De bank leent eerst zo veel als mogelijk en zo goedkoop als mogelijk. De bank leent haar contigent tegen disconto de rest met een speciale belening Contingent 100 mln. tegen 4% (100 x 0,04) = 4 mln. Speciale belening 50 mln. tegen 6% ( 50 x 0,06) = 3 mln. ________ + ______ + Totaal 150 mln. (kredietbedrag) 7 mln. (rente) Voorbeeld 2: Stel een bank heeft een contingent van 200 mln. euro. De bank heeft 75% van haar contingent gebruikt. Het disconto is 2% per jaar. Het tarief voor speciale beleningen is 4% per jaar. Deze bank wil € 75 mln. (extra) lenen bij DNB. Bereken hoeveel rente deze bank totaal per jaar moet betalen. Berekening: De bank leent eerst zo veel als mogelijk en zo goedkoop als mogelijk. De bank leent haar contigent tegen disconto de rest met een speciale belening. Voor deze lening heeft deze bank nog een ruimte van 50 mln. in haar contingent (contingent is 200 mln. waarvan 150 mln. gebruikt). Contingent 50 mln. tegen 2% (50 x 0,02) = 1 mln. Speciale belening 25 mln. tegen 4% (25 x 0,04) = 1 mln. ________ + ______ + Totaal 75 mln. (kredietbedrag) 2 mln. (rente) DE Economie Eindtermen VWO Domein F - 2
  • 4. Bankwezen Debiteuren / crediteuren: Debiteuren zijn personen / bedrijven waarvan men nog geld moet ontvangen. Crediteuren zijn personen / bedrijven aan wie men nog moet betalen (= schuldeiser). Stel persoon A leent een bedrag van € 100 aan persoon B. A is dan een crediteur van B en B is een debiteur van A. Investeren ≠ Beleggen: Investeren Het kopen van kapitaalgoederen door bedrijven en overheid. (NB: kan niet door gezinnen, maar alleen door bedrijven en de overheid). Beleggen = sparen (spaargeld, termijndeposito’s, vreemde valuta, aandelen, obligaties, schatkistpapier …enz.). Kapitaalgoederen: goederen waarmee andere goederen kunnen worden geproduceerd; machines, transportmiddelen, computers ...... enz. Beleggingskeuze: Beleggers kijken bij hun beleggingskeuze voornamelijk naar twee factoren: a) Rendement Een belegger wil een zo hoog mogelijk rendement (rente, dividend); liever 6% dan 5%. b) Risico Een belegger wil een zo laag mogelijk risico. Bijv.: beleggen in een valuta waarvan de koers daalt brengt meer risico met zich mee dan het beleggen in een valuta die juist in koers stijgt. Het beleggen in een land met een hoge inflatie is ook risicovol Beleggers en speculanten: Belegger Een belegger is op langere termijn uit op het rendement van de belegging; dividend op aandelen, rente op spaargeld enz. Speculant Een speculant is uit op koerswinsten op korte termijn; vandaag een aandeel kopen voor € 50 morgen verkopen voor € 100. Spaargeld en termijndeposito’s: Spaargeld Termijndeposito Looptijd: ? (bepaalt klant); looptijd eindigt als 3 mnd, 6 mnd, 1 jaar, 3 jaar … enz. de klant zijn geld opeist. Na de termijn is het geld pas opeisbaar. Rente: Lagere rente dan bij Hogere rente dan bij een termijndeposito. spaarrekening. Vanaf: ± € 25 ± € 2.500 Wie? Vooral consumenten (gezinnen) Vooral bedrijven (maar ook gezinnen) Aandelen en obligaties: Aandelen Obligaties Bezitter: De bezitter (aandeelhouder) van een De bezitter van een obligatie aandeel(bewijs) is mede-eigenaar (obligatiehouder) is een van een bedrijf. crediteur/schuldeiser van een bedrijf. Recht op: Deel van de winst (= dividend) Rente en aflossing (een obligatie is immers een lening aan een bedrijf). Schatkistpapier: Schatkistpapier (= staatsobligatie) is een bewijs van een lening aan de staat. De overheid leent regelmatig geld. Een staatslening / schatkistpapier heeft meestal een looptijd van 1, 3, 5 of 10 jaar, een gering risico en levert een relatief hoge rente op (meer dan op een spaarrekening). DE Economie Eindtermen VWO Domein F - 3
  • 5. Bankwezen Soorten leningen: a) Persoonlijke lening: De meest voorkomende lening is de persoonlijke lening. De klant ontvangt een vast bedrag en legt vast hoe dat bedrag terug betaald wordt. Meestal vindt aflossing plaats in de vorm van een aantal vaste termijnen, gespreid over een bepaalde periode. De klant krijgt direct een vast bedrag in handen en betaalt dit later terug. De rente staat vast. Na een bepaalde periode is men weer leningvrij. Bij een persoonlijke lening is er geen onderpand; de bank loopt dus meer risico vandaar dat de rente hoog is. Bijvoorbeeld: Stel je leent nu € 17.000 dan moet je 20 maanden lang iedere maand € 1.000 terugbetalen. Betaling: 20 x € 1.000 = € 20.000 Waarvan: aflossing = € 17.000 en rente = € 3.000 b) Doorlopend krediet: Deze lening lijkt op een persoonlijke lening, maar nu mag de klant als een deel van de lening is afgelost, dat deel opnieuw lenen als hij daar behoefte aan heeft. Hij mag dus een bepaald bedrag constant lenen. Je mag aflossen, je moet niet. Wel moet je natuurlijk rente blijven betalen over het bedrag dat je hebt geleend. De rente kan tijdens de looptijd veranderen. Ook bij een doorlopend krediet is er geen onderpand. c) Hypothecaire lening: Een hypothecaire lening is een lening die wordt gebruikt om (”hypotheek”) een huis of woning te kopen, ofwel te verbouwen. Als men een groot bedrag wil lenen (met vaak een lange looptijd) wil de bank zekerheid dat de aflossing en de rente wordt betaald. Bij een hypothecaire lening is deze zekerheid (= onderpand) een onroerend goed. Onroerend goed = de grond, een huis en alles wat daar aan vast zit. Als de debiteur de aflossing en/of de rente niet betaalt kan de bank het onroerende goed openbaar laten verkopen. De bank loopt daardoor een kleiner risico. De rente is daarom laag. De rente van een hypothecaire lening is aftrekbaar van de belasting. Daardoor wordt een deel van de lening “betaalt” door de overheid. d) Rood-staan: Klanten mogen tot een bepaald bedrag meer geld opnemen dan op hun rekening staat. Bijv. maandelijks verdient iemand € 2.500 maar hij mag maximaal € 3.500 (= € 1.000 extra) opnemen. De klant moet wel voor dit rood-staan (= debetsaldo) rente betalen (zgn. debetrente). Rente en de fiscus: In de Nederlandse belastingwetgeving in de rente die betaald wordt voor consumptief krediet (bijvoorbeeld voor een auto, een boot of een vakantie) NIET aftrekbaar. De rente daarintegen die betaald wordt op een hypothecaie lening (kopen van een huis) is wel aftrekbaar. DE Economie Eindtermen VWO Domein F - 4
  • 6. Bankwezen De balans van een geldscheppende particuliere bank: DEBET CREDIT Vaste activa: Eigen vermogen: Gebouwen 300 Aandelenvermogen 310 Inventaris 30 Reserves 12 Vorderingen: Vreemd vermogen (lange termijn*): Debiteuren 200 Spaargeld (lang) 45 Tegoed bij Centrale Bank (DNB) 10 Termijndeposito’s (lang) 18 Financiële activa: Vreemd vermogen (korte termijn**): Schatkistpapier 5 Rekening-courant-tegoeden 260 Effecten (aandelen/obligaties) 35 Kort spaargeld 5 Valutategoeden 20 Korte termijndeposito’s 2 Liquide middelen: Korte valutategoeden 3 Kas 70 Voorschotten van Centrale Bank 10 Speciale beleningen 5 + ____ + ____ 670 670 *Lange termijn (looptijd > 2 jaar), **Korte termijn (looptijd < 2 jaar). Liquiditeit van algemene banken: Liquiditeit is het vermogen op korte termijn te kunnen voldoen aan de direct opeisbare verplichtingen. Dekkingsmiddelen en direct opeisbare verplichtingen dienen in een bepaalde verhouding tot elkaar te staan: Dekkingsmiddelen: Direct opeisbare verplichtingen: Kas Rekening-courant-tegoeden Volledig direct opeisbaar Tegoed bij CB (DNB) Kort spaargeld Deels direct opeisbaar Korte termijndeposito’s Deels direct opeisbaar Gevolgen van veranderingen in bovenstaande posten voor de liquiditeit: Dekkingsmiddelen + (t.o.v. de direct opeisbare Liquiditeit + verplichtingen: Direct opeisbare verplichtingen + (t.o.v. de Liquiditeit - dekkingsmiddelen): NB: Het belang van de liquiditeit van de banken: behoud van vertrouwen in de banken. Kredietverlening door de banken en de omvang van de liquiditeitenmassa: Kredietverlening + Er wordt meer geld door banken uitgeleend Liquiditeitenmassa + aan het publiek: Kredietverlening - Er wordt minder geld door banken Liquiditeitenmassa - uitgeleend aan het publiek: Monetair beleid: Het monetair beleid van Centrale Banken (o.a. DNB). a) Klein monetair beleid Gericht op handhaving van de externe waarde (= koers) van de munt. b) Groot monetair beleid Gericht op handhaving van de interne waarde (= koopkracht) van de munt; het voorkomen van inflatie. DE Economie Eindtermen VWO Domein F - 5
  • 7. Bankwezen De weekstaat: De weekstaat is een verkorte, wekelijkse balans van DNB. De weekstaat geeft inzicht in de activiteiten van DNB en de ontwikkelingen op de geldmarkt. Publicatie van de weekstaat vindt elke woensdag plaats in de Staatscourant en de (grote) landelijke dagbladen. Opmerking 1: Andere publicaties van DNB (jaarverslagen en kwartaalberichten) worden niet gevraagd. Opmerking 2: Posten van de weekstaat worden niet gevraagd. Posten op de weekstaat: Activa (= Debet = bezittingen + vorderingen): 1) Goud Goudvoorraad wordt gewaardeerd tegen 70% van de marktwaarde. Elke 3 jaar vindt herwaardering plaats. 2) SDR's De rekening van Nederland bij het IMF. Het zijn de bijzondere trekkingsrechten in het I.M.F. (= Special Drawing Rights); internationaal betaalmiddel tussen centrale banken, uitgegeven door het Internationale Monetaire Fonds. 3) Reservepositie I.M.F. Contributie van Nederland in het vermogen van het IMF. 4) Euro’s De voorraad Euro’s van DNB (incl. de rekening van Nederland bij de ECB). 5) Deviezen = vreemde valuta (bijv. Dollar, Yen, Ponden enz.) 6) Papier in disconto Schatkistpapier dat door DNB is gekocht van de algemene banken. 7) Voorschotten in Voorschotten/leningen aan algemene banken tegen rekening-courant disconto; contingent = maximum bedrag dat banken bij DNB kunnen lenen tegen het normale disconto. 8) Speciale beleningen (extra) kredietverlening (> contingent) aan de algemene banken (tegen een hoger tarief dan het disconto). PASSIVA (= Credit = eigen vermogen + schulden) 9) Bankbiljetten in De totale hoeveelheid papiergeld in handen van het publiek omloop én in de kassen van banken. 10 ‘s Rijks schatkist Rekening van het Rijk. Hier komt de belasting op binnen en ) worden o.a. de ambtenarensalarissen mee betaald. 11 Banken in Nederland Rekeningen van de algemene banken bij DNB om: ) - bankbiljetten op te nemen. - vreemde valuta te kopen van DNB. - betalingen aan het Rijk te verrichten. - onderlinge betalingen te verrichten. 12 Kasreserverekening DNB kan banken een verplichte kasreserve voorschrijven, ) deze reserve wordt op deze rekening geboekt. NB: In het kader van de invoering van de Euro en in het algemeen de ontwikkelingen binnen de Europese Monetaire Unie (EMU) zijn een aantal taken van De Nederlandsche Bank (DNB) overgenomen door de Europese Centrale Bank (ECB). Zie hiervoor Domein G en Domein Q. DE Economie Eindtermen VWO Domein F - 6