2. Hoe inspelen op kinderen?
Hoe voor afwisseling zorgen?
Hoe rekening houden met verschillen tussen
kinderen?
Interesses -> graag doen
Bekwaamheden -> goed kunnen
Stijl van aanpak -> wijze van leren
Meervoudige
Intelligentie
Leerstijlen
4. Doe de test!
Wat doe je graag en kan je goed?
Plaats bij elke uitspraak een kruisje in de juiste kolom.
Neen: je bent niet akkoord met de uitspraak.
Soms: de uitspraak is soms juist voor jou.
Ja: de uitspraak past volledig bij jou.
Dan maak je de totaalscore per blokje.
Na alle acht blokjes te hebben afgewerkt, vul je het laatste
rooster in. Daarop zie je ook waarin jij slim bent.
5. Meervoudige Intelligentie
Intelligentie betekent volgens Gardner:
De bekwaamheid om te leren, om problemen op te
lossen.
Dit kan volgens hem op verschillende (meervoudige)
manieren.
Dit betekent dat je op sommige manieren meer
intelligent bent dan op andere.
8. Niemand is dom!!!
Als je laag op een IQ test scoort, betekent dit volgens
Gardner dus niet dat je niet intelligent bent!
Het betekent alleen dat je niet
verbaal/linguïstisch,
logisch/mathematisch en/of
visueel/ruimtelijk
intelligent bent.
(In onze samenleving betekent dit jammer genoeg dat je minder schoolslim bent…)
Op één van de andere manieren kan je wel erg intelligent zijn
en heel erg uitblinken en daardoor zelfs heel succesvol
worden.
9. Hoe in de klas?
http://toymachine.nl/image/mi.swf
http://webje.yurls.net/
10. Hoe stimuleer je meervoudige intelligenties in de klas?
Als leerkracht stimuleer je de verbaal- linguïstische intelligentie door: - Als verwerking op een aardrijkskundeles kun je de kinderen van kosteloos materiaal allerlei bouwwerken laten
- elke dag tijd vrij te maken in het rooster om een verhaal (voor) te lezen of te vertellen. maken.
- Te zorgen voor verhalen die ergens over gaan, zoals fabels, sagen en legenden. - Kinderen een opdracht te geven waarbij zij handelend en uitvoerend te werk moeten gaan.
- De verhalen beeldend en levendig te maken, door ze bijvoorbeeld na te spelen. Als leerkracht stimuleer je de muzikale intelligentie door:
- Verhalen aan te bieden met een open einde of alleen een einde, de kinderen kunnen er dan verbaal op - allerlei (lichamelijke) activiteiten te bedenken waarbij het gaat om maat, ritme en melodie.
reageren. - Veel liedjes met de kinderen te zingen.
- De kinderen al vroeg te laten wennen aan het improviseren op verhalen. Het gaat daarbij om de activiteit op zich, - Veel te rijmen met de kinderen, dit kun je bij oudere kinderen uitbreiden naar het bespreken van gedichten en
dus niet om uitgebreide verhalen. vertellen op rijm.
- Mogelijkheden te creëren waarbij de kinderen gezamenlijk verhalen kunnen lezen met eigen rollen. - Na een wereldoriëntatieles, te luisteren naar muziek uit andere landen of culturen.
- Boekenhoeken te maken, waarin verschillende soorten boeken te vinden zijn (ook gedichtenbundels). Als leerkracht stimuleer je de naturalistisch- ecologische intelligentie door:
- Een verhalenschrijver of dichter in de klas te halen of door zelf verhalen en/of gedichten te maken. - een dag in de week aandacht te besteden aan het weer: kijken, bespreken, een liedje aanleren of een verhaaltje
- De schoolkrant actief te gebruiken als middel om de kinderen hun verhalen en gedichten te laten presenteren. vertellen en inventariseren wat voor bloemen er groeien. Op die manier stimuleer je de kinderen te laten kijken en letten
- Te denken aan opvoeringen van toneelstukken, musicals, voordrachten, enz. op wat er te zien is.
Als leerkracht stimuleer je de logisch- mathematische intelligentie door: - In het voorjaar samen met de kinderen zaadjes te zaaien en samen te kijken wat eruit komt of door te kijken hoe
kuikentjes uit een ei komen.
- de kinderen van jongs af aan te leren denken in oorzaak-gevolgredeneringen.
- In de zomer te kijken wat voor temperatuur het is en samen te bepalen of we zonder jas naar buiten kunnen.
- De kinderen gebruik te leren maken van ‘mind-mappen’, woordspinnen en andere oplossingstrategieën.
- In de herfst de bladeren te gaan bekijken en vergelijken.
- Aandacht te besteden aan sorteer- en classificeeroefeningen en patroonherkenning.
- Door in de winter te kijken of je ergens nog dingen ziet groeien of ontwikkelen.
- Te laten oefenen in verschillende soorten denk- en oplossingsstrategieën.
- De aandacht bij activiteiten vooral te richten op groei en ontwikkeling, op kleur, op vorm en op de verschillen in
- Te werken met structuren en herhalingen in de groep, zoals ritmekaarten, die later in de hogere groepen worden de natuur.
uitgewerkt naar meer schematische overzichten.
- De kinderen observaties en waarnemingen te laten vastleggen.
- Origami als werkvorm in de groep te gebruiken, door deze werkvorm worden structuren en patronen gekoppeld
aan handelingen. - Met de kinderen te gaan praten over dingen buiten de leefomgeving, dus dingen die niet direct waarneembaar
zijn.
- Ervoor te zorgen dat er altijd overzicht en geordendheid in de groep is.
- Het aanbod bij de wat oudere kinderen uit te breiden naar meer abstractere begrippen en verschijnselen, zoals
- In de uitleg gebruik te maken van schema’s en diagrammen. het heelal.
- Regelmatig de groep te observeren en de mate van logisch- mathematische intelligentie in de groep waar te - Het niveau geleidelijk op te bouwen van concreetheid naar abstractie.
nemen.
Als leerkracht stimuleer je de interpersoonlijke intelligentie door:
Als leerkracht stimuleer je de visueel- ruimtelijke intelligentie door:
- bij het bespreken van ideeën vooral gebruik te maken van doeactiviteiten. Als leerkracht richt je allerlei situaties
- gebruik te maken van veel kijkmateriaal. in, die je aan de kinderen aanbiedt, waarin zij gezamenlijk aan de slag gaan.
- Het stimuleren van opdrachten waarbij de kinderen goed moeten kijken en/of moeten observeren. - Bij expressie te denken aan: toneel, mime, volksdansen, samen zingen en muziek maken.
- Te praten over wat je ziet en wat je ermee kunt doen. - In de spelsfeer te denken aan allerlei gezelschapsspelen, bewegingsspelen en teamsporten.
- Een instructie te geven waar het bord goed bij wordt gebruikt en tekeningen, schema’s en stoomdiagrammen - Bij cognitieve activiteiten te denken aan: kringgesprekken, discussierondes, verhaalkringen, gezamenlijke
worden aangeboden. interviews, muurkranten, het maken van schoolkranten, enz.
- Kinderen te leren omschrijven wat zij zien. - Het accent te leggen op interactie met anderen buiten de school, zoals: het schrijven van brieven met andere
- Oefeningen en spelletjes te doen waarbij verschillende (innerlijke) voorstellingen worden gemaakt. scholen of het opzetten van adoptieprojecten.
- Aandacht te besteden aan vormen, kleuren en patronen. - Een programma aan de kinderen aan te bieden, waar het leren van sociale vaardigheden centraal staat.
- Met de kinderen aan kunstbeschouwing te doen. Als leerkracht stimuleer je de intrapersoonlijke intelligentie door:
- Mensen van buitenaf in de klas te halen, die samen met de kinderen de kunst gaan verkennen. - voor deze kinderen een rustmoment in de aanbod en de verwerking van de stof in te bouwen. Dit is belangrijk
Als leerkracht stimuleer je de tactiel- motorische intelligentie door: omdat het kind dan de mogelijkheid krijgt om nog eens na te denken over de aangeboden stof of de verwerking
- gebruik te maken van bewegingsspelletjes om dingen aan te leren, begrippen kunnen bijv. worden aangeleerd daarvan.
d.m.v. een liedje en een beweging. - De kinderen dagboeken bij te laten houden.
- Materialen te gebruiken in de klas, waarmee kinderen kunnen ontdekken dat elk materiaal zijn/haar specifieke - De kinderen uit te laten zoeken hoe hun familiestamboom eruitziet.
eigenschappen heeft. - De kinderen af en toe een zelfevaluatie te laten uitvoeren, ‘Heb ik goed gewerkt?’, ‘Wat had ik anders kunnen
- Begrippen uit te beelden d.m.v. bewegingen of uitbeeldingen met het eigen lichaam. doen?’ en ‘Hoe kan ik het de volgende keer anders doen?’.
- Letters van allerlei verschillende soorten materialen te maken, bijv. schuurpapier, klei of in het zand. Of door te
werken met een voeldoos.
- Het schrijven in de lucht te oefenen en het tellen te ondersteunen met je vingers.
- De topografie aan te bieden op een driedimensionale kaart, de kinderen kunnen de plaatsen echt voelen.
- Bij expressie de aandacht te besteden hoe je gemoedsstemmingen kunt uitdrukken.
12. Leerstijlen
Je moet je computer in elkaar steken. Van losse
hardware tot installeren van alle software...
Wat doe je:
A) Je belt iemand om te helpen
B) Je gebruikt de gebruiksaanwijzing met zeer concrete
richtlijnen (20p)
C) Je gebruikt de Handleiding (335p)
D) Je probeert zelf wel.
13. Leercirkel van KOLB
D A
Zelf uitproberen, experimenteren Bekijken en nadoen
Ervaren Bedenken
B C
14. Leerstijlen
Concreet ervaren of ondervindend leren.
Leren door het te doen.
Zonder vooroordelen met een zeker inlevingsvermogen openstaan voor nieuwe
ervaringen.
Reflectief observeren of reflecterend leren.
Leren door te kijken en dan na te doen.
Je kijkt naar iemand en je aandacht wordt getrokken door allerlei bedoelde of niet-
bedoelde effecten van de handeling. Hierop reflecteren en dan het zelf proberen.
Abstract conceptualiseren of conceptualiserend leren.
Leren door zelf te bedenken (vanuit gegeven principes of regels)
Vanuit de theorie een concreet plan bedenken (vb ik wil een blokkentoren h
Actief experimenteren of experimenterend leren.
Leren door zelf uit te proberen – trial and error
Je leert uit je fouten, je probeert ze steeds te verbeteren.
16. Voor elke activiteit…
Ervaren Conceptualiseren Experimenter Observeren
en
Zelfslim
Mensenslim
Muziekslim sprookjes
lied
Natuurslim De dikte van
water
Lichaamslim
Beeldslim Activiteit 5
Woordslim
Getalslim