3. Universele preventie
disorder flourishing
‘… a very small shift in the population mean
of the underlying symptoms or risk factors … ’
(Huppert, 2005)
5. Weten is niet alles…
’Graag koffie mét suiker’
‘Diabetes: had moeder ook’
‘Geen tijd voor sport;
ben liever bij de kinderen’ ‘Er bestaat voor
alles wel een pilleke’
‘Fruit eten plakt’
‘Koken met olijfolie? ‘Ik lopen?! Lukt nooit’
Valt thuis niet goed’
GEDRAG
9. Alternatieven aanbieden
VAN
Kunnen we er iets aan doen?
NAAR
Kan ik er iets aan doen?
kookles
10. Een faire ruil
Jij geeft: Je krijgt:
1,00€ Een fanta:
• Een dorstlesser
• Goede smaak
• plezier
• Gevoel van jong zijn
11. Een faire ruil
Jij geeft: Je krijgt:
• Inspanning • Samen plezier maken
• Geld • Mogelijkheid om naar werk te
• Tijd gaan, om te reizen, …
• Je fit voelen
• Geen diabetes
12. Autonomie respecteren
• Overtuigen ≠ Opleggen
• Veranderen vraagt tijd
• Kleine doelen tegelijk
• Bekrachtigen wat goed gaat