SlideShare une entreprise Scribd logo
1  sur  50
Télécharger pour lire hors ligne
De leerafdeling:
een specifieke vorm van werkplekleren
Verslag van een onderzoek in 2009 naar de vormgeving en effecten van drie leerafdelingen
in zorgorganisaties in de regio Rijnmond




                                                             Dr Niek van den Berg
                                                                    Drs Ad de Jongh
                                                                         Drs Ad Klous
                                                                    Dr Jan Streumer
De leerafdeling




              De leerafdeling:
een specifieke vorm van werkplekleren
Verslag van een onderzoek in 2009 naar de vormgeving en effecten
van drie leerafdelingen in zorgorganisaties in de regio Rijnmond




                 Dr Niek van den Berg
                   Drs Ad de Jongh
                     Drs Ad Klous
                   Dr Jan Streumer

                     Rotterdam, mei 2010




                                  1
De leerafdeling


inhoudsopgave



                1. Comakership in drievoud; Doorbraakproject werkplekleren in Rijnmond
                  1.1 Achtergrond en vraagstelling                                         5
                  1.2 Rijnmond als casus                                                   6
                  1.3 Aanpak                                                               9
                  1.4 Eerste reflectie                                                    14


                2. Resultaten
                  2.1 Resultaten van het onderzoek in het verpleeghuis Hannie Dekhuyzen   17
                  2.2 Resultaten van het onderzoek in het verpleeghuis de Plantage        21
                  2.3 Resultaten van het onderzoek in Bavo-Europoort, locatie Berkel      28


                3. Samenvattende analyse
                  3.1 Voor-en nadelen van de leerafdelingen                               34
                  3.2 Vormgeving van het leren op een leerafdeling                        36
                  3.3 Effecten van de leerafdeling                                        37
                  3.6 Vergelijking individuele stage -stage leerafdeling                  38


                4. Conclusies en discussie
                  4.1 Argumenten voor en tegen de leerafdeling                            39
                  4.2 Vormgeving van de leerafdeling                                      41
                  4.3 Effecten van de leerafdeling                                        43
                  4.4 Vergelijking individuele stage met stage op de leerafdeling         44
                  4.5 Tot slot                                                            45




                                                           2
De leerafdeling


voorwoord




            S
            Sinds 2008 participeert de regio Rijnmond met Zadkine, Hogeschool Rotterdam en drie
            zorginstellingen (verpleeghuis Hannie Dekhuyzen, verpleeghuis de Plantage, en de psychi-
            atrische instelling Parnassia Bavogroep, locatie Berkel) in het landelijke ‘doorbraakproject
            Werkplekleren’. Hierop aansluitend zijn ook de opleidingen voor onderwijsassistenten en
            voor managementassistenten in het project betrokken.

            Het landelijke project bestaat uit onderzoek en ontwikkelwerk naar en voor de verschillende
            vormen van werkplekleren. Het Rijnmondse deelproject spitst dit toe op werkplekleren op
            leerafdelingen. Bij leerafdelingen in de zorg houdt dit in dat ongeveer tien mbo-deel-
            nemers helpenden, verzorgenden en verpleegkundigen en hbo-studenten verpleegkunde
            op één zorgafdeling samen werken en leren. De deelnemers en studenten zijn boventallig
            op deze afdeling.Deze deelnemers en studenten (verder samen aangeduid als studenten)
            verrichten alle voorkomende verplegende en verzorgende activiteiten op de leerafdeling.
            Daarmee werken en leren zij in een authentieke omgeving, namelijk de werkelijke beroeps-
            situatie waar zij ook na het behalen van het diploma in werkzaam zullen zijn. Zij worden
            daarbij begeleid door zorgprofessionals, meestal werkbegeleiders en docenten.

            In 2009 is in het kader van dit project onderzoek gedaan naar de leerafdelingen in de drie
            genoemde zorginstellingen. Er zijn interviews gehouden met de leidinggevende van de
            leerafdeling, de docenten uit mbo en hbo die op de leerafdeling participeren, de werkbege-
            leiders en de studenten. Een doel van al deze interviews was om een eerste zicht te krijgen
            op de vormgeving en effecten van de leerafdelingen. Hoe wordt er gewerkt en geleerd, niet
            alleen door de studenten die er stage lopen, maar ook door de docenten en de praktijk- en
            werkbegeleiders? En wat zijn de verschillen met individuele stages?

            In deze tweede publicatie in de reeks ‘Doorbraakproject Werkplekleren Regio Rijnmond’
            wordt verslag gedaan van dit onderzoek in 2009. De publicatie start met een hoofdstuk
            over de achtergronden en aanpak van het doorbraakproject. Ook wordt kort beschreven
            hoe de in 2009 gevonden resultaten worden gebruikt in het vervolg van het project in
            2010, waarin verbeteringen worden doorgevoerd en verder onderzoek wordt gedaan. Het
            tweede hoofdstuk beschrijft per leerafdeling de resultaten van het onderzoek. In het derde
            hoofdstuk worden die leerafdelingen met elkaar vergeleken, waarbij gezocht is naar
            overeenkomsten en verschillen. In het vierde en laatste hoofdstuk staan de conclusies en
            een eerste reflectie.




                                                          3
De leerafdeling


voorwoord



            Deze publicatie is de tweede in de reeks ‘Doorbraakproject Werkplekleren Regio Rijnmond’.
            In de reeks zullen de resultaten van de verschillende onderzoeksactiviteiten verschijnen.
            Het project loopt tot en met 31 augustus 2011. In de komende twee jaar zullen dan ook
            nog verschillende publicaties volgen. Met deze publicaties stellen wij de resultaten voor
            een breder publiek dan alleen de directe participanten in het onderzoek beschikbaar. Wij
            hopen dat de resultaten van het project bruikbaar zullen zijn om het leren op leerafdelingen
            en mogelijk ook in andere vormen van werkplekleren verder te ontwikkelen.



            Rotterdam, mei 2010

            Drs A.J.C.M. de Jongh
            Projectleider Doorbraakproject Werkplekleren Regio Rijnmond




                                                          4
De leerafdeling




                                                                        1
comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond 1


                                                                                  Niek van den Berg, Zadkine




                                                                        D
                                                                        1.1 Achtergrond en vraagstelling
                                                                        De ontwikkeling van competentiegericht beroepsonderwijs vereist (nog nadrukkelijker dan
                                                                        het bestaande beroepsonderwijs) dat onderwijsinstellingen en bedrijven elkaar kennen en
                                                                        samenwerken. Leren op de werkplek staat daarom volop in de belangstelling. Tegelijkertijd
                                                                        is het ook problematisch, omdat onderwijs en bedrijfsleven verschillende belangen en
                                                                        logica’s hebben die niet altijd parallel lopen. Op bestuurlijk en organisatorisch niveau is al
                                                                        veel meer overleg over de inhoud van het onderwijs dan in de jaren negentig. Op uitvoe-
                                                                        rend niveau zijn onderwijs- en beroepspraktijk minder met elkaar verbonden en zijn extra
                                                                                                                 2
                                                                        investeringen in de aansluiting nodig. De krachtige en contextrijke leeromgeving die de
                                                                        beroepspraktijk heet te zijn, is niet altijd effectief en is soms zelfs een slechte leerplaats.
                                                                        Bepaalde competenties kunnen goed via werkplekleren worden verworven, maar andere
                                                                                                            3
                                                                        juist beter in een schoolse context. De hoofdvraag die hieruit voortkomt is: hoe kunnen we
                                                                        de samenwerking tussen onderwijs en beroepspraktijk verbeteren en daarmee het
                                                                        werkplekleren in relatie tot het leren op school optimaliseren?


                                                                                         De hoofdvraag is: hoe komen we
                                                                                           tot goede kennisbenutting,
                                                                                       zowel aan de kant van het onderzoek
                                                                                    als aan de kant van de onderwijspraktijk?

                                                                        Naast het pleidooi om de werelden van onderwijs en bedrijven meer op elkaar te betrekken,
                                                                        klinkt ook regelmatig de oproep om onderwijs en onderwijsonderzoek meer met elkaar te
                                                                        verbinden. Ook hier geldt dat het belang van een verbinding breed wordt onderschreven,
                                                                        maar dat de vormgeving ervan nog in ontwikkeling is en dat rekening moet worden gehouden
                                                                        met de verschillende kerntaken van onderzoekers en onderwijsprofessionals. Onderzoek
                                                                        naar wat werkt behoort tot de kerntaken van het wetenschappelijke circuit, maar het
                                                                        onderwijs heeft zelf ook een documenterende en onderzoekende taak die direct verbonden
                                                                                                                                                  4
                                                                        is met de onderwijsontwikkeling waaraan onderwijsprofessionals werken. De hoofdvraag
                                                                        is: hoe komen we tot goede kennisbenutting, zowel aan de kant van het onderzoek als
                                                                                                               5
                                                                        aan de kant van de onderwijspraktijk?

                                                                        1. Dit hoofdstuk is deels gebaseerd op Van den Berg, 2009.
                                                                        2. Bronneman-Helmers, 2006; Van den Berg, 2006.
                                                                        3. Nijhof & Nieuwenhuis, 2008.
                                                                        4. Van den Berg & De Bruijn, 2009.
                                                                        5. Van den Berg, Hengeveld & Van der Weiden, 2007.

                                                                                                                             5
De leerafdeling




                                                                      1
comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond




                                                                      Beide sporen komen samen in het doorbraakproject werkplekleren dat onder leiding van
                                                                      Loek Nieuwenhuis (IVA) en binnen de kaders van Het Platform voor Beroepsonderwijs
                                                                                                          6
                                                                      (HPBO) deze jaren wordt uitgevoerd. Het co-makership tussen scholen, bedrijven en onder-
                                                                      zoekers en de verschillende concrete vraagstukken die daarbij aan de orde zijn, staan in dit
                                                                      onderzoeks- en ontwikkelingsproject centraal. De hoofdvraag van het project combineert
                                                                      beide voorgaande vragen: hoe kunnen we het leren op de werkplek optimaliseren, gebruik
                                                                      makend van zowel wetenschappelijke kennis als praktijkkennis?

                                                                      Het doorbraakproject bestaat uit deelprojecten in verschillende regio’s plus een deelproject
                                                                      van de Politieacademie. Het project biedt de mogelijkheid om aan de ene kant de grote
                                                                      voorraad aan praktijkervaring en lokale kennis, en anderzijds een redelijk forse traditie in
                                                                      het wetenschappelijk onderzoek op dit terrein te combineren. Elk deelproject werkt vanuit
                                                                      de specifieke regionale situatie aan eigen onderzoeksvragen en aan een experiment ter
                                                                      verbetering van werkplekleren. Het gehele doorbraakproject wordt ondersteund door
                                                                      overkoepelend onderzoek dat in de praktijk succesvolle aanpakken zichtbaar maakt. Met
                                                                      deze combinatie van regionaal en landelijke activiteiten is een derde vorm van
                                                                      co-makership aan de orde. De vraag die hierbij hoort is: hoe kunnen landelijke en regionale
                                                                      actoren hun activiteiten binnen eenzelfde project optimaal op elkaar afstemmen en de
                                                                      projectopbrengsten optimaliseren?

                                                                      Het vervolg van dit hoofdstuk beschrijft in paragraaf 2 eerst het Rijnmondse deelproject op
                                                                      hoofdlijnen. Paragraaf 3 beschrijft de aanpak van het regionale project als geheel en de
                                                                      drie genoemde vormen van co-makership: tussen onderwijs en bedrijven, tussen onderzoek
                                                                      en onderwijs, en tussen landelijke en regionale actoren. In paragraaf 1.3 volgt een eerste
                                                                      reflectie, toegespitst op dit co-makership.



                                                                      1.2       Rijnmond als casus
                                                                      Eén van de deelnemende regio’s in het doorbraakproject werkplekleren is de regio
                                                                      Rijnmond. De zorgopleidingen van Zadkine (mbo) en Hogeschool Rotterdam (hbo) en
                                                                      verschillende zorginstellingen werken al een aantal jaren samen om in zogeheten leerafde-
                                                                      lingen effectief en efficiënt werkplekleren te realiseren. Ook het landelijke kenniscentrum
                                                                      voor de Zorg, Calibris (voorheen OVDB) is in het project betrokken.

                                                                      6. Het project wordt ook ondersteund door het procesmanagement MBO2010 en COLO.




                                                                                                                     6
De leerafdeling




                                                                      1
comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond




                                                                              Leerafdelingen
                                                                              In een leerafdeling runt een groep van circa tien mbo- en hbo-studenten onder
                                                                              leiding van een professional een afdeling van een leerbedrijf, bijvoorbeeld een
                                                                              zorginstelling (zoals in deze casus), een school of een sportvoorziening. Er
                                                                              wordt vanuit gegaan dat deze vorm van beroepspraktijkvorming meer leerren-
                                                                              dement voor de studenten heeft dan een individuele stage, omdat zij op de
                                                                              leerafdeling geconfronteerd worden met de totale zorg van de afdeling. Ze
                                                                              krijgen snel een reëel beeld van het beroep en kunnen door de integrale zorg
                                                                              een breder spectrum van competenties verwerven dan in een meer klassieke,
                                                                              individuele stage. Een argument voor leerafdelingen is bovendien dat op deze
                                                                              manier meer studenten stage kunnen lopen dan de gebruikelijke individuele
                                                                              stages; niet onbelangrijk in een sector met tekorten aan stageplaatsen.

                                                                              Uitgangspunten van leerafdelingen zijn: er zijn minimaal acht studenten, zij
                                                                              zijn boventallig, er is sprake van zelfsturend leren en bijbehorende begeleiding
                                                                              door zowel de school als de beroepspraktijk, er is sprake van samenwerkend
                                                                              leren, docenten zijn (regelmatig) op de werkvloer aanwezig, en alle begelei-
                                                                                                                                   7
                                                                              ders zijn getraind voor de rol van werkbegeleider.

                                                                              De eerste ervaringen met leerafdelingen zijn dat de beroepspraktijk nauwer
                                                                              betrokken is bij de opleiding, efficiënter kan omgaan met de eigen begelei-
                                                                              dingscapaciteit en door de aanwezigheid van extra handen meer kan doen
                                                                              voor de klanten. Verder heeft de leerafdeling uitstraling naar het zittend perso-
                                                                              neel in de zin dat ook zij leervragen ontwikkelen en meer ruimte hebben om
                                                                              daaraan te werken.8
                                                                              In de regio Rijnmond zijn de leerafdelingen zo een succes dat het tekort aan
                                                                              stageplaatsen waarmee is gestart, langzamerhand omkeert in een tekort aan
                                                                              stagiairs.




                                                                      7. Van Grunsven, 2007.
                                                                      8. OVDB, 2006



                                                                                                                     7
De leerafdeling




                                                                      1
comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond




                                                                      De regionale partners hebben al enkele jaren gezamenlijk overleg in de ‘kenniskring leeraf-
                                                                      delingen’ bestaande uit vertegenwoordigers van de arbeidsorganisaties en van de
                                                                      opleidingen. Het doel van de kenniskring is om ervaringen en kennis op het gebied van de
                                                                      leerafdelingen te bundelen, te delen met elkaar en de leerafdeling verder te brengen. Er is
                                                                      in dat verband ook al kleinschalig onderzoek gedaan door Klingeman & De Lange (2008).
                                                                      Met name de vraag naar de effecten en het rendement van de leerafdelingen in vergelij-
                                                                      king met individuele stages bleef nog openstaan.

                                                                      Het regionale doorbraakproject was een mogelijkheid om meer onderzoek te doen naar de
                                                                      leerafdelingen in de regio en daarbij ook te profiteren van de kennis en ervaring in andere
                                                                      regio’s en van landelijk onderzoek. Het regionale project spitst zich toe op drie van de
                                                                      leerafdelingen, voor ziekenhuisvervangende zorg (Humanitas Hannie Dekhuyzen in Rotter-
                                                                      dam), voor geriatrische zorg (de Plantage in Brielle) en voor psychiatrische zorg (Parnassia
                                                                      Bavo Europoort, locatie Berkel). Hierop aansluitend zijn ook de Zadkine-opleidingen voor
                                                                      onderwijsassistenten (met werkplekleren op basisscholen) en voor managementassisten-
                                                                      ten (met werkplekleren in een simulatie-omgeving binnen de schoolse setting) in het
                                                                      project betrokken; zij gaan in 2010 participeren.

                                                                      Onderzoekers van de lectoraten beroepsonderwijs van Zadkine en Hogeschool Rotterdam
                                                                      vormen het regionale onderzoeksteam. In overleg met de regionale projectleider en de
                                                                      opleiders (docenten van mbo en hbo en praktijkopleiders en –begeleiders van de drie
                                                                      zorginstellingen) hebben ze de onderzoeksvragen uit het projectplan geoperationaliseerd
                                                                      en waar nodig aangevuld. De onderzoekers zijn ook betrokken bij de regionale regiegroep
                                                                      en het landelijke onderzoekersoverleg. De projectleider is eveneens betrokken bij de
                                                                      regiegroep en daarnaast bij het landelijke projectleidersoverleg.

                                                                      Zoals ook bij de andere deelprojecten van het doorbraakproject werkplekleren, gaat het
                                                                      hier om een innovatieproject waarin een grote rol is toebedeeld aan (praktijk)onderzoek en
                                                                      experimenten. Deze activiteiten staan in het teken van het ‘verbeteren van de praktijk van
                                                                      het werkplekleren’. Dat wil zeggen dat het onderzoek gericht is op concrete aanpassingen
                                                                      van de opleiding in de beroepspraktijk. Het gaat met name om het vergroten van het
                                                                      professioneel handelen van de opleiders (docenten, praktijkopleiders en werkbegeleiders),
                                                                      waardoor zij een groter arsenaal aan interventie-instrumenten tot hun beschikking krijgen
                                                                      om studenten tot een hoger leerrendement te brengen. Daarnaast is het onderzoek gericht
                                                                      op het verbeteren van de leerwerkplekken als krachtige leeromgeving.




                                                                                                                    8
De leerafdeling




                                                                      1
comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond




                                                                      1.3       Aanpak

                                                                      In het Rijnmondse deelproject staat onderzoek ten behoeve van onderwijsontwikkeling
                                                                      centraal. Met extra input en feedback op basis van praktijknabij onderzoek helpen de
                                                                      onderzoekers de opleiders van de leerafdelingen om meer te leren van hun eigen activitei-
                                                                      ten en deze te verbeteren. Dit idee spreekt de opleiders en onderzoekers aan en is vooraf
                                                                      ook overeengekomen in hun gezamenlijk overleg. Om dit te realiseren worden ook de
                                                                      opzet en aanpak van het onderzoek in samenspraak tussen onderzoekers en opleiders
                                                                      bepaald. Vervolgens worden de onderzoeksresultaten al tijdens het project besproken met
                                                                      de opleiders, waarna samen de volgende stappen van het projectplan (vervolg van het
                                                                      onderzoek en verbeteringen in de praktijk) worden ingevuld.

                                                                      Concrete resultaten die het project dient op te leveren zijn 1) een verbetering van de
                                                                      opleidingspraktijk, 2) een hogere doorstroom vanuit mbo naar hbo, 3) een intensievere
                                                                      samenwerking tussen mbo, hbo en de arbeidsorganisaties en 4) het verhogen van de
                                                                      professionaliteit van de opleiders.

                                                                      In de aanpak ligt de nadruk op:
                                                                      • Literatuuronderzoek
                                                                      • Praktijkonderzoek op de leerafdelingen
                                                                      • Samenhangende analyse, feedback en vervolgstappen

                                                                      1.3.1     Literatuuronderzoek
                                                                      In 2009 is literatuuronderzoek gedaan naar rendement van werkplekleren en leerafdelin-
                                                                      gen in het bijzonder. Hiervoor is onder meer gebruik gemaakt van de review van onderzoek
                                                                      naar werkplekleren zoals die in het kader van het doorbraakproject door de landelijke
                                                                                                  9
                                                                      onderzoekers is uitgevoerd. Daarnaast is gekeken naar onderzoeksliteratuur over leeraf-
                                                                               10
                                                                      delingen. Het verslag van dit literatuuronderzoek is in januari 2010 in brochurevorm
                                                                                   11
                                                                      verschenen.

                                                                      Ook in 2010 wordt literatuuronderzoek gedaan, daarin gaat het over samenwerkend leren
                                                                      en werken door studenten en professionals, zowel bij gezamenlijke als bij individuele
                                                                      leerwerktrajecten.

                                                                       9. Poortman & Visser, 2008.
                                                                      10. Zoals Van Grunsven, 2007; Klingeman & De Lange, 2008; Verdaasdonk, 2008.
                                                                      11. Streumer, 2010.



                                                                                                                       9
De leerafdeling




                                                                      1
comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond




                                                                      1.3.2     Praktijkonderzoek
                                                                      In 2009 is praktijkonderzoek gedaan op de leerafdelingen in de drie bij dit project betrok-
                                                                      ken zorginstellingen. Dit onderzoek richt zich met name op de keuze voor de leerafdeling,
                                                                      de kenmerken en verwachte opbrengsten van de leerafdeling en de verschillen met een
                                                                      individuele stage. Hierbij hebben de onderzoekers en de opleiders de volgende stappen
                                                                      afgesproken:
                                                                           1) Onderzoekers starten: onderzoekers hebben samen met de projectleider een
                                                                              startgesprek met een leidinggevende van de leerafdeling;
                                                                           2) Onderzoekers kijken: onderzoekers lopen rond op de leerafdelingen, observeren,
                                                                              noteren bijzonderheden in een ‘verbazingsboekje’;
                                                                           3) Onderzoekers verzamelen: onderzoekers verzamelen informatie/documentatie
                                                                              over de leerafdeling, de organisatie en het functioneren ervan;
                                                                           4) Opleiders vertellen: onderzoekers interviewen de mbo- en hbo-docenten en de
                                                                              praktijkopleiders en werkbegeleiders;
                                                                           5) Studenten vertellen: onderzoekers interviewen een aantal stagiairs en
                                                                           6) Opleiders reflecteren naar aanleiding van de onderzoeksuitkomsten.

                                                                      De interviews vonden plaats aan de hand van een gespreksleidraad met de volgende
                                                                      punten:

                                                                          >> De argumenten voor en tegen een leerafdeling vanuit verschillende perspectieven
                                                                             (de organisatie en bedrijfsvoering; de studenten van mbo en hbo; het personeel
                                                                             van de zorginstelling; de docenten van mbo en hbo; de cliënten/zorgafnemers;
                                                                             eventuele andere perspectieven);
                                                                          >> De vormgeving van de leerafdeling;
                                                                          >> De effecten (op de bedrijfsvoering, de studenten, het personeel van de zorginstel-
                                                                             ling, de docenten en de cliënten) en
                                                                          >> De verhouding van de leerafdeling tot de individuele stagesituatie.

                                                                      Omdat de landelijke en de regionale onderzoekers in dezelfde periode hun interviews
                                                                      hadden gepland en omdat er ook inhoudelijke overlappingen waren, zijn er afspraken
                                                                      gemaakt om de belasting van respondenten te verminderen en dubbel werk te voorkomen:
                                                                           >> Over en weer zijn interviewverslagen en analyses uitgewisseld.




                                                                                                                   10
De leerafdeling




                                                                      1
comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond




                                                                          >> Het onderwerp ‘vormgeving werkplekleren’ is door de landelijke onderzoekers
                                                                             uitgebreid onderzocht en is door de regionale onderzoekers beknopter en meer
                                                                             toegespitst op de vormgevingskenmerken van leerafdelingen onderzocht.
                                                                          >> Alleen de landelijke onderzoekers hebben interviews met stagiairs van leerafde-
                                                                             lingen gehouden, de regionale onderzoekers baseren zich op de verslagen
                                                                             daarvan.

                                                                      De regionale onderzoekers hebben hun interviews afgerond en de verslagen ervan voor
                                                                      controle voorgelegd aan de geïnterviewden. De verslagen zijn verwerkt tot beschrijvingen
                                                                      van de afzonderlijke leerafdelingen. Zoals aangegeven worden hierbij ook de gegevens en
                                                                      analyses van de landelijke onderzoekers betrokken, voor zover deze betrekking hebben op
                                                                      de regio Rijnmond. Ook is een afstudeeronderzoek in de analyses betrokken; één van de
                                                                      hbo-studenten in het project heeft namelijk kleinschalig vergelijkend onderzoek uitgevoerd
                                                                      naar tevredenheid van cliënten op ‘haar’ leerafdeling en een reguliere afdeling binnen
                                                                      dezelfde zorginstelling.

                                                                      Ook in 2010 wordt praktijkonderzoek gedaan. De invulling daarvan volgt het projectplan
                                                                      en is inhoudelijk geconcretiseerd op basis van de onderzoeksresultaten uit 2009. Hoe dat
                                                                      laatste gedaan is, wordt in paragraaf 1.3.3 beschreven.

                                                                      1.3.3     Samenhangende analyse, feedback en vervolgstappen
                                                                      In oktober 2009 hebben de onderzoekers tijdens een regionale conferentie de uitkomsten
                                                                      van het literatuuronderzoek en van het praktijkonderzoek gepresenteerd aan de opleiders.
                                                                      Onderzoekers en opleiders hebben toen ook verder doorgepraat over drie thema’s die de
                                                                      opleiders benoemden: a) vormgeving en organisatie van werkplekleren b) de
                                                                      deelnemer/student en c) de competenties van de opleiders. Deze thema’s werden
                                                                      uitgediept aan de hand van drie vragen: 1) Wat hebben we in de inleidingen over het
                                                                      thema gehoord? 2) Hoe verhoudt hetgeen we hebben gehoord zich tot onze eigen ervarin-
                                                                      gen? 3) Wat willen we doen met hetgeen we gehoord en ervaren hebben?

                                                                      Naar aanleiding van deze conferentie hebben de onderzoekers op basis van de onder-
                                                                      zoeksuitkomsten een overzicht gemaakt van mogelijk vervolgonderzoek en suggesties
                                                                      voor verbeteringen van het werkplekleren op de leerafdelingen. Het resultaat daarvan, een
                                                                      lijst van circa dertig mogelijkheden, is in januari 2010 met de opleiders besproken.




                                                                                                                  11
De leerafdeling




                                                                      1
comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond




                                                                      De opleiders hebben bepaald welke onderwerpen prioriteit zouden moeten hebben; deze
                                                                      zijn vervolgens in drie thema’s ondergebracht:
                                                                            - De begeleidingsmoeheid zoals deze op één van de leerafdelingen heeft geleid tot
                                                                               het tijdelijk stoppen van de leerafdeling;
                                                                            - Het leerwerktraject dat de studenten doorlopen en waarbij zowel vóór, tijdens als
                                                                               na de stage verbeteringen mogelijk zijn; denk aan de matching van student en
                                                                               leerafdeling, de voorbereiding op de stage, de inhoud van en begeleiding tijdens
                                                                               de stage, en de beoordeling aan het eind; De competenties van de opleiders in
                                                                               relatie tot dit leerwerktraject. Zeker hier lijken sleutels te liggen om de kwaliteit
                                                                               en opbrengsten van het werkplekleren op leerafdelingen te verbeteren. Dit is in
                                                                               het regionale project gebleken, maar ook in contacten met andere regio’s tijdens
                                                                               een van de landelijke werkconferenties van het doorbraakproject. Daarbij werd
                                                                               bijvoorbeeld gezamenlijk geconstateerd dat een versterking van de competenties
                                                                               van werkbegeleiders noodzakelijk is voor een betere verbinding tussen het leren
                                                                               op school en het leren in de werkpraktijk. Positieve effecten wordt onder meer
                                                                               verwacht van selectie op motivatie van potentiële werkbegeleiders, scholing,
                                                                               intervisie en supervisie voor werkbegeleiders, (meer) overleg tussen docenten en
                                                                               werkbegeleiders, en het over en weer bij elkaars werk meedraaien door werkbe-
                                                                               geleiders en docenten.

                                                                      Tijdens een vervolgbijeenkomst van opleiders en onderzoekers in februari is samen beslo-
                                                                      ten om het tweede en derde thema verder toe te spitsen op dát wat leerafdelingen vooral
                                                                      onderscheidt van veel andere vormen van werkplekleren, namelijk het samen leren en
                                                                      werken om succesvol leren en meer leerrendendement te realiseren. Een van de uitgangs-
                                                                      punten van leerafdelingen is immers dat samen leren en werken meerwaarde oplevert
                                                                      vergeleken met een individuele invulling van werkplekleren. Dat geldt voor het samen
                                                                      werken en leren door een groep mbo’ers en hbo’ers; voor de samenwerking tussen
                                                                      opleiders en studenten; en voor de samenwerking tussen de betrokken opleiders uit de
                                                                      scholen en zorgingstellingen.




                                                                                                                    12
De leerafdeling




                                                                      1
comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond




                                                                      Verder hebben opleiders en onderzoekers geconstateerd dat, voordat verbeteracties
                                                                      worden ondernomen, eerst op een aantal punten meer kennis moet worden verzameld op
                                                                      basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden wélke acties kansrijke verbeteringen zijn.
                                                                      Momenteel (voorjaar 2010) worden deze uitkomsten van het overleg tussen onderzoekers
                                                                      en opleiders uitgewerkt in een onderzoeksactiviteiten die antwoord geven op de volgende
                                                                      hoofdvragen:
                                                                            a) Het matchen van studenten met leerafdelingen: hoe is het plaatsingsbeleid
                                                                               vormgegeven?
                                                                            b) Het matchen van studenten onderling: hoe worden studentengroepen samenge-
                                                                               steld?
                                                                            c) Het matchen van opleiders: hoe worden teams van docenten, praktijkopleiders en
                                                                               werkbegeleiders samengesteld?
                                                                            d) De relaties tussen studenten en opleiders: hoe zien de pedagogisch-didactische
                                                                               begeleidingsrelaties gedurende het leerwerktraject eruit?
                                                                            e) De relaties tussen studenten onderling: hoe ziet het samenwerkend leren tijdens
                                                                               het leerwerktraject eruit?
                                                                            f) De relaties tussen opleiders onderling: hoe ziet het samenwerkend begeleiden
                                                                               door docenten, praktijkopleiders en werkbegeleiders gedurende het leerwerktraject
                                                                               eruit?

                                                                      Bij elk van deze zes vragen geldt: hoe is dit formeel, hoe is dit feitelijk, welke overwegingen/
                                                                      argumenten gelden daarbij, en wat is het verschil tussen een leerafdeling en een individu-
                                                                      eel (BOL)leerwerktraject? En uiteindelijk is de vraag: Hoe dragen a t/m f bij aan de beoogde
                                                                      opbrengsten in de vorm van leerresultaten (verworven competenties) en meerwaarde
                                                                      vergeleken met individuele leerwerktrajecten?

                                                                      Deze vragen worden beantwoord op basis van nieuw literatuuronderzoek, documenten-
                                                                      analyses, interviews en zelfrapportages door opleiders en studenten. Het doel is om op
                                                                      basis van de uitkomsten van dit onderzoek in de tweede helft van 2010 concrete verbeter-
                                                                      activiteiten te starten. Zo herhalen de stappen van paragraaf 1.3.1, 1.3.2 en 1.3.3 zich
                                                                      eigenlijk weer. Overigens is ‘de organisatorische en inhoudelijke voorbereiding op de stage’
                                                                      inmiddels al opgepakt door het team van de opleidingen op mbo niveaus 3 en 4, zonder dat
                                                                      onderzoekers daarbij een expliciete rol hebben. De bevindingen van het team worden wel
                                                                      teruggekoppeld in het overleg tussen opleiders en onderzoekers, om samen te bekijken wat
                                                                      er geleerd kan worden van dit verbetertraject.




                                                                                                                     13
De leerafdeling




                                                                      1
comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond




                                                                      1.4      Eerste reflectie

                                                                      Zoals aangegeven in paragraaf 1 zijn in het doorbraakproject werkplekleren drie relaties
                                                                      aan de orde, tussen onderwijs en bedrijven, tussen onderzoek en onderwijs, en tussen
                                                                      landelijke en regionale actoren. De voorgaande beschrijving van de projectactiviteiten
                                                                      illustreert hoe dit drievoudige co-makership gestalte krijgt.

                                                                      Wat betreft het co-makership tussen onderwijs en bedrijven lijkt - vooruitlopende op de
                                                                      onderzoeksuitkomsten in het volgende hoofdstuk - de voorlopige conclusie gerechtvaar-
                                                                      digd dat leerafdelingen een manier zijn om studenten indringend en op een realistische
                                                                      manier kennis te laten maken met het beroep en daarmee ook zelf werkervaring te laten
                                                                      opdoen. De leerafdelingen zijn ook een instrument om scholen en bedrijven meer bij elkaar
                                                                      te brengen, getuige onder meer de kenniskring voor opleiders. Deze ‘nabijheid’ roept
                                                                      tegelijkertijd ook weer nieuwe vragen op die in een individuele stage niet automatisch ook
                                                                      aan de orde zijn. Bijvoorbeeld:

                                                                            • Studenten kunnen op een leerafdeling meer beroepscompetenties verwerven dan
                                                                              in een individuele stage. Wanneer ze bepaalde extra competenties niet weten te
                                                                              verwerven, slagen ze dan ook niet voor hun opleiding? Formeel gelden de eisen
                                                                              van het kwalificatiedossier, maar hoe ga je daarmee om in de opleidingspraktijk?
                                                                            • De groepssamenstelling van mbo- en hbo-studenten en praktijkprofessionals op
                                                                              een leerafdeling kan zowel positieve als negatieve effecten hebben op het
                                                                              werkplekleren. Hoe ga je om met de groepsdynamiek? Moet je sturen op de
                                                                              groepssamenstelling en zo ja, hoe?

                                                                      Wat betreft het co-makership tussen onderzoek en onderwijs is de ervaring tot nu toe dat
                                                                      in Rijnmond de opleiders en onderzoekers elkaar goed weten te vinden. Beide partijen
                                                                      hebben hun inbreng gehad in het onderzoeksplan, dat zijn basis heeft in de al langer
                                                                      liggende onderzoeksvraag van de opleiders. In het verlengde daarvan werken de onderzoe-
                                                                      kers aan praktijknabij onderzoek en delen ze hun analyses met de opleiders. Andersom zijn
                                                                      de opleiders bereid mee te werken aan het onderzoek en denken ze actief mee over de
                                                                      vraagstelling, aanpak en vervolgstappen. Interessant zal zijn om te zien hoe een en ander
                                                                      uitpakt bij het doorvoeren van verbeteringen op basis van het onderzoek.




                                                                                                                  14
De leerafdeling




                                                                      1
comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond




                                                                      Het co-makership tussen landelijke en regionale actoren is misschien nog wel het meest
                                                                      spannende onderdeel van de samenwerkingsrelaties in het doorbraakproject. De genoemde
                                                                      “verschillende belangen en logica’s die niet altijd parallel lopen” waar het gaat om onder-
                                                                      wijs en bedrijfsleven, gelden ook voor deze samenwerking waarbij niet alleen opleiders en
                                                                      praktijkprofessionals, maar ook nog eens regionale en landelijke onderzoekers zijn betrokken.
                                                                      De periodieke overleggen tussen landelijke en regionale onderzoekers, en de landelijke
                                                                      werkconferenties voor alle onderzoekers en opleiders, dragen bij aan uitwisseling en
                                                                      afstemming. Tegelijkertijd blijft de druk op het project groot en zullen alle partijen stap voor
                                                                      stap hun weg moeten blijven vinden.



                                                                      Literatuur

                                                                      Berg, N. van den (2006). Verbindend beroepsonderwijs. Competentiegericht onderwijs,
                                                                      samenwerking met bedrijven en de bijdrage van lectoraten. ’s-Hertogenbosch: CINOP.

                                                                      Berg, N. van den (2009). Co-makership in drievoud; Doorbraakproject werkplekleren in
                                                                      Rijnmond als casus. Paper in het kader van het symposium Wedden dat … Een
                                                                      doorbraak in werkplekleren tijdens de OnderwijsResearchDagen, Leuven, 27-29 mei 2009.

                                                                      Berg, N. van den & Bruijn, E. de (2009). Het glas vult zich. Kennis over vormgeving en
                                                                      effecten van competentiegericht beroepsonderswijs; verslag van een review.
                                                                      ’s-Hertogenbosch/Amsterdam: ECBO.

                                                                      Berg, N. van den, Hengeveld, F. & Weiden, M. van der (2007). Meer co-makership tussen
                                                                      onderwijs en onderzoek. Stimulansen voor benutting van kennis over, voor en door
                                                                      beroepsonderwijs
                                                                      (Paper voor de Onderwijssociologische Conferentie op 29 en 30 november 2007).
                                                                      Rotterdam/ Eindhoven/ De Bilt; Zadkine/ ROC Eindhoven/ MBO Raad.

                                                                      Bronneman-Helmers, R. (2006). Duaal als ideaal? Leren en werken in het beroeps- en
                                                                      hoger onderwijs. Den Haag: SCP.

                                                                      Grunsven, K. van (2007). De leerweg van de leerafdeling. Bunnik: OVDB.




                                                                                                                     15
De leerafdeling




                                                                      1
comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond




                                                                      Klingeman, C & Lange, J. de (2008). Leerwerkplaatsen in de zorg. Evaluatieonderzoek
                                                                      van de pilot mbo-hbo in de regio Rijnmond. Rotterdam: Kenniskring Transities in Zorg,
                                                                      Hogeschool Rotterdam.

                                                                      OVDB (2006). OVDB-Vizier. Special Leerafdelingen. Bunnik: OVDB.

                                                                      Nijhof, W.J. & Nieuwenhuis, L.F.M. (2008). The learning potential of the workplace.
                                                                      Rotterdam/Taipei: Sense Publishers.

                                                                      Poortman, C. & Visser, K. (2008). Leren door werk. Tilburg: IVA.

                                                                      Streumer, J. (2010). Leren op de werkplek. Terug in de zorg. Rotterdam:
                                                                      Zadkine/Hogeschool Rotterdam.

                                                                      Verdaasdonk, D. (2008). De leerweg van de leerafdeling. Onderwijs en Gezondheidszorg,
                                                                      nr. 2 (maart 2008) p.3-7.




                                                                                                                    16
De leerafdeling




             2
resultaten


                     Niek van den Berg, Zadkine
                     Ad de Jongh, Zadkine
                     Ad Klous, Zadkine
                     Jan Streumer, Hogeschool Rotterdam




             D
             Dit hoofdstuk presenteert de uitkomsten van het onderzoek zoals dat in 2009 bij de leeraf-
             delingen van de drie aan het doorbraakproject deelnemende zorginstellingen is uitgevoerd.
             De uitkomsten zijn gebaseerd op documentenanalyses en interviews. In elk van de drie
             volgende paragrafen wordt aangegeven op basis van welke gegevens de casusbeschrijving
             is gemaakt. Daarna volgt een korte typering van de desbetreffende leerafdeling en een
             samenvatting van de casusbeschrijving, aan de hand van de volgende thema’s:
                    - argumenten voor en tegen een leerafdeling vanuit verschillende perspectieven
                      (de organisatie en bedrijfsvoering; de studenten van mbo en hbo; het personeel
                      van de zorginstelling; de docenten van mbo en hbo; de cliënten/zorgvragers;
                      eventuele andere perspectieven);
                    - kenmerken van de vormgeving van de leerafdeling;
                    - effecten van de leerafdeling (op de bedrijfsvoering, de studenten, het personeel
                      van de zorginstelling, de docenten en de cliënten); en
                    - kenmerken van de leerafdeling in verhouding tot individuele stagesituaties.




             2.1 Resultaten van het onderzoek in het verpleeghuis Hannie Dekhuijzen

             2.1.1 Bronnen
             Bij verpleeghuis Hannie Dekhuyzen zijn interviews gehouden met de leidinggevende van
             de leerafdeling, met docenten van mbo en hbo, met de opleidingscoördinator en de
             praktijkopleider van de zorginstelling en met studenten van de leerafdeling. Daarnaast
             heeft een hbo-student scriptie-onderzoek gedaan naar cliënttevredenheid op de leerafde-
             ling vergeleken met een reguliere afdeling. Op basis van deze gegevens bij elkaar is de
             voorliggende casusbeschrijving tot stand gekomen.

             2.1.2 De leerafdeling op hoofdlijnen
             Het verpleeghuis Hannie Dekhuyzen biedt onder de noemer ziekenhuisverplaatste/ zieken-
             huisvervangende zorg drie typen zorg: transferzorg naar een verpleeghuis (overbrugging),
             revalidatie/reactivering (meeste patiënten) en palliatieve zorg.




                                                         17
De leerafdeling




             2
resultaten




             De zorg is in 1999 gestart met 11 bedden voor patiënten die van 1 ziekenhuis vandaan
             kwamen. In 2009 zijn er zo’n 33 appartementen/bedden en worden ook andere ziekenhui-
             zen bediend. Eén etage heeft vooral patiënten voor palliatieve zorg. Een andere etage is
             sinds 2006 leerafdeling. Daar zijn negen appartementen/bedden. Een afdeling wordt
             normaliter gerund door vijf beroepskrachten in wisseldienst (dag/avond/nacht, 7 dagen per
             week). Dit betekent dat per dienst steeds twee beroepskrachten de afdeling runnen. Bij een
             leerafdeling zijn er minimaal acht studenten als boventalligen aanwezig, net als de
             beroepskrachten ook in wisseldienst (dag/avond, 7 dagen per week, niet in de zomerva-
             kantie). Dit betekent dat steeds drie studenten naast de twee beroepskrachten aanwezig
             zijn. In 2009 zijn er minder dan de afgesproken acht studenten.

             2.1.3 Samenvatting van de casusbeschrijving
             Argumenten voor een leerafdeling
             Argumenten voor een leerafdeling die het vaakst en uit verschillende perspectieven
             genoemd worden hebben te maken met de kwaliteit van de stage op een leerafdeling: een
             meer levensechte stage, een breder pakket aan competenties dat verworven kan worden,
             eerder en meer zelfstandig werken, groepswerk, en door dit bij elkaar meer leerrendement.
             Zowel de student als de zorginstelling als de opleidingen als de beroepsgroep hebben daar
             belang bij.
             Ook praktische overwegingen worden veel genoemd: meer overzicht, meer stageplaatsen
             tegelijk, sneller zien of studenten geschikt zijn, meer menskracht waardoor je personeelste-
             korten kunnen opvangen (ziekte, vakantie), studenten kunnen ‘kneden’, wellicht ook perso-
             neel eraan over kunnen houden.
             Als derde worden argumenten genoemd die te maken hebben met aantrekkelijke kanten
             voor de zorgprofessionals die hun kennis kunnen overdragen, moeten leren het werk los te
             laten en meer te coachen, en van studenten aanzetten tot reflectie krijgen.
             Meer aandacht en een veiliger gevoel voor zorgvragers zijn ook argumenten voor een
             leerafdeling (direct verband houdend met de al genoemde extra menskracht), al geeft
             kleinschalig onderzoek onder cliënten de indruk dat de verschillen niet groot zijn en dat er
             ook negatieve kanten zijn (zie hierna).
             Minder vaak genoemde argumenten voor een leerafdeling gaan over: stageplaatsen die
             past bij mondige studenten, meer doorstroom tussen mbo en hbo, aanzetten tot reflectie
             voor docenten en de ja-cultuur van Humanitas waardoor er ruimte is om dit soort nieuwe
             dingen te doen.




                                                          18
De leerafdeling




             2
resultaten




             Argumenten tegen een leerafdeling
             Tegenargumenten hebben onder meer met het groepswerk en het werkrooster te maken:
             het rendement van groepswerk is afhankelijk van de samenstelling van de groep, en
             daarnaast speelt mee dat studenten mee moeten in het werkrooster van de zorginstelling
             (uitgezonderd zomervakanties en nachtdiensten) en daardoor met bijbaantjes en vakanties
             in de knel komen.

             Tegenargumenten die te maken hebben met de zorgprofessionals gaan met name over de
             extra werkbelasting van het inwerken en begeleiden van studenten, en de benodigde
             competenties als werkbegeleider/coach (niet iedereen kan het werk los te laten/kan
             coachen/vindt het werken met studenten leuk/ziet studenten consequent als collega in
             opleiding).

             Als nadelen voor zorgvragers worden genoemd: meer verschillende gezichten, iedereen die
             op je wil oefenen, meer verwend worden dan nodig is, en een geringer kennisniveau en
             grotere onzekerheid van zorgverleners.

             Vormgeving van de leerafdeling
             Opvallende punten zijn:

                   - Het wikken en wegen welke studenten naar welke leerafdeling of andere stage-
                     plaats gaan. Gestreefd wordt naar een inhoudelijke en praktische match, maar die
                     staat onder druk omdat er inmiddels meer stageplaatsen zijn dan studenten. Het
                     gaat om studenten van niveau 3, 4 en 5, van verschillende leerjaren (niet leerjaar 1).
                   - Ten opzichte van een individuele stage is er op een leerafdeling relatief veel
                     menskracht beschikbaar: boventallige studenten, zorgprofessionals en docenten
                     met relatief veel tijd voor het werken op de leerafdeling.
                   - Stage lopen op een leerafdeling betekent voor studenten een vrij levensecht
                     werkrooster, met daarbinnen een vast dagdeel voor contact met docenten, op de
                     leerafdeling zelf (je bent vrijgeroosterd of moet op je roostervrije dag terugko-
                     men).
                   - Het ritme van de stage is steeds meer uitgekristalliseerd en bestaat momenteel
                     uit stages van 20 weken, met een vast dagdeel voor contact met docenten, die er
                     tegelijkertijd zijn en met heel de groep werken.




                                                          19
De leerafdeling




             2
resultaten




                       Buiten dit vaste dagdeel is er ook ruimte om aan schooltaken te werken, maar die
                       ruimte nemen studenten niet veel, ze zijn vooral aan het werk.
                   -   Inhoudelijk kristalliseert de stage zich ook steeds meer uit. Per dag wordt
                       bekeken wie wat gaat doen, zorgprotocollen zijn leidend (al is er spanning tussen
                       protocolversies), studenten gaan van begeleid naar onbegeleid leren. Het (kunnen
                       en mogen) functioneren als collega in opleiding en als student is een terugkerend
                       item dat nog in ontwikkeling is.
                   -   Begeleiding vindt plaats door werkbegeleiders, leidinggevenden en docenten.
                       Werkbegeleiders en leidinggevenden hebben onderling contact, leidinggevenden
                       en docenten ook, maar er is geen of weinig rechtstreeks contact tussen werkbe-
                       geleiders en docenten.
                   -   Monitoring en beoordeling gebeurt voor een deel door dezelfde personen die
                       begeleiden en dat wringt wel eens. Instrumenten zijn POP, PAP, portfolio,
                       meetpunt/omslagpunt en de Proeve van Bekwaamheid.
                   -   De leerafdeling is ook voor zorgprofessionals zelf enigszins een leeromgeving.
                       Voor docenten is dit minder het geval.

             Effecten
             Waargenomen (nog nauwelijks onderzochte) effecten van de leerafdeling blijken in de
             interviewgegevens te overlappen met de al genoemde argumenten voor een leerafdeling.

             Vergelijking met individuele stages
             Vergeleken met een individuele stage wordt een stage op de leerafdeling gekenmerkt door:

                   - Frequenter en kwalitatief beter contact tussen student en werkbegeleiders en
                     docenten;
                   - Een inhoudelijk ´rijkere´ stage dan in een individueel (BOL)traject;
                   - Een meer met de BBL dan met de BOL te vergelijken werkrooster;
                   - Een zelfstandigheid van werken die tussen die in de BOL en de BBL in ligt; en
                   - Identieke eindtermen als bij de BOL- en BBL-opleidingsvarianten met een indivi-
                     duele stage.




                                                         20
De leerafdeling




             2
resultaten




             Tot slot
             De analyses geven aan dat het functioneren als leerafdeling zeker voordelen lijkt te
             hebben, maar tegelijkertijd ook vragen oproept die zonder leerafdeling (in een reguliere
             stagesituatie) niet of minder aan de orde zouden zijn. De ontwikkeling als de leerafdeling
             en daarmee het co-makership tussen opleiding en werkpraktijk is in volle gang. Stap voor
             stap worden de condities verbeterd en komen tegelijkertijd ook nieuwe knelpunten aan het
             licht die opgelost moeten worden. Belangrijk is om de ruimte te nemen om daar samen in
             te investeren.



             2.2      Resultaten van het onderzoek in het verpleeghuis de Plantage

             2.2.1    Bronnen
             Deze casusbeschrijving is tot stand gekomen op basis van interviews met een aantal
             betrokkenen bij de leerafdeling de Plantage, te weten: de zorgmanager, de praktijkopleider
             en werkbegeleiders, de docenten van mbo en hbo, en de stagestudenten in de Plantage.

             2.2.2      De leerafdeling op hoofdlijnen
             De Plantage is een verpleeghuis met zeven afdelingen, waarvan twee afdelingen Psychoge-
             riatrie, twee jongerenafdelingen en drie afdelingen ouderenzorg. De leerafdeling valt
             binnen de afdeling Psychogeriatrie; een gesloten afdeling waarbij de studenten actief zijn
             binnen een unit van twaalf bewoners. Daar zijn normaal vijftien stagiaires aanwezig, tien
             uit het mbo en vijf uit het hbo. De presentie van studenten wisselend, soms zijn er in totaal
             tien tot elf studenten die leerafdeling voor hun rekening nemen. In principe zijn er studen-
             ten van alle niveaus aanwezig, van niveau 2 tot en met niveau 5 en studenten uit de
             verschillende leerjaren van de opleidingen.

             De leerafdeling is gestart om de theorie en praktijk in de opleiding beter op elkaar te laten
             aansluiten. De BOL-opleiding is meer theoretisch ingericht en er is gekozen om de theorie
             met docenten naar de praktijk te halen. De leerafdeling is ook gestart als samenwerkings-
             verband tussen Zadkine en de Hogeschool van Rotterdam. Dat betekende dat de studenten
             van niveau 5 automatisch met studenten van een ander niveau werden gecombineerd. Dat
             waren bij aanvang studenten van niveau 3 of 4; sinds dit jaar zijn er ook studenten van
             niveau 2, met name vanwege de tekorten aan stagiaires.




                                                           21
De leerafdeling




             2
resultaten




             Dit is het derde jaar dat de leerafdeling draait. Docenten vanuit beide onderwijsinstellingen
             (de Hogeschool van Rotterdam en Zadkine) zijn eens per week op de Plantage aanwezig.
             Zij hebben dan met de praktijkbegeleiders overleg over studenten en individuele gesprek-
             ken met studenten. Ook begeleiden ze intervisie en geven ze klinische lessen; deze laatste
             zijn niet vrijblijvend voor de studenten.



             2.2.3    Samenvatting van de casusbeschrijving

             Argumenten voor een leerafdeling
             Het belangrijkste van de leerafdeling van de Plantage zijn voordelen in het belang van de
             studenten. Iedereen is het er over eens, dat de studenten bij het runnen van een leerafde-
             ling meer verantwoordelijkheid krijgen, snel zelfstandig worden in het werk, leren samen
             te leren, leren respect te hebben voor elkaar, een team vormen, sneller thuis zijn op de
             stageplek en geconfronteerd worden met de werkelijkheid van de praktijk: zo gaat het in
             de zorg.

             Ook zijn er veel voordelen in het belang van het personeel genoemd. Er zijn meer handen
             aan het bed, stagiairs op de leerafdeling verlichten de werkdruk, stagiairs steken de
             handen uit de mouwen: de leerafdeling draait op hen.

             Voordelen voor de mbo- en hbo-docenten worden door de geïnterviewden niet genoemd;
             ze konden daar niet direct iets bij bedenken.

             Over voordelen voor de zorginstelling liepen de meningen uiteen: van een commercieel
             voordeel (we zijn de enige in de regio), het hebben van extra personeel, de beschikbaarheid
             van stageplaatsen tot een beter contact met de instelling.

             Voordelen van een leerafdeling voor de zorgvragers zijn: er is meer tijd, aandacht en
             persoonlijke zorg voor de bewoners. Bij elkaar betekent dat een stukje extra kwaliteit.
             Hoewel de bewoners (psycho-geriatrische patiënten) dit zelf moeilijk kunnen uitspreken,
             blijken de effecten van die extra kwaliteit wel uit hun gedrag.




                                                          22
De leerafdeling




             2
resultaten




             Argumenten tegen een leerafdeling
             Argumenten tegen leerafdelingen die docenten op basis van hun ervaringen schetsen zijn:

                    - Het stagemodel van de leerafdeling is een keurslijf voor het organiseren van
                      stages. Studenten zijn 20 weken van school weg, waardoor de aansluiting met
                      andere onderdelen van den opleiding, bijvoorbeeld studieloopbaanbegeleiding, in
                      de knel komt.
                    - Studenten zijn niet gelukkig met leerafdelingen, omdat ze er gewoon geplaatst
                      worden. Voor de leerafdeling van de Plantage geldt ook nog eens dat niet
                      iedereen op een PG-afdeling wil werken en bovendien dat de Plantage voor
                      studenten die in Rotterdam wonen lastig bereikbaar is. Er zijn echter convenants-
                      afspraken gemaakt over de invulling van het aantal stageplaatsen bij de leerafde-
                      lingen; dit betekent in de praktijk dat de scholen studenten moeten dwingen naar
                      een leerafdeling als de Plantage te gaan.

             Argumenten tegen de leerafdeling die studenten noemen hebben vooral te maken met de
             planning en organisatie van de stages voor de scholen, alsmede de bereikbaarheid van de
             Plantage voor de meeste studenten.

             Een argument tegen een leerafdeling dat zowel door zorgpersoneel als door docenten
             wordt genoemd is dat het personeel last heeft van ‘begeleidingsmoeheid’. Niet iedereen
             heeft na drie jaar leerafdeling nog lol in het begeleiden en het is niet altijd makkelijk om
             altijd maar stagiairs te hebben. Dat is vaak heel druk en belastend in mentale zin.

             Als argument tegen een leerafdeling vanuit het perspectief van de zorgvrager geven de
             geïnterviewden unaniem aan dat de wisseling van groepen stagiairs veel onrust bij de
             bewoners veroorzaakt. Ze missen de vertrouwde gezichten, ze worden onrustig door de
             verandering en het duurt weer een tijdje tot ze aan de nieuwe stagiairs gewend zijn. Voor
             een PG-afdeling geldt vaak: hoe rustiger hoe beter.




                                                          23
De leerafdeling




             2
resultaten




             Vormgeving van de leerafdeling
             Als typering van vormgeving van de leerafdeling werd unaniem door de geïnterviewden
             genoemd: er wordt veel van elkaar geleerd, de studenten mogen zelf veel handelingen
             doen, ze hebben niet één maar meer werkbegeleiders, en ze werken samen aan het runnen
             van de afdeling (dat wil zeggen het bespreken en uitvoeren van zorgtaken) waardoor ze
             zich verpleegkundig kunnen ontplooien en verantwoording leren nemen. Een punt van
             aandacht dat wel wordt genoemd is, dat een eerder sprake is van een verzameling van
             studenten dan van een echt leer/werkteam.

             Verder werd door een aantal geïnterviewden genoemd dat werkbegeleiders getraind zijn
             om een leerafdeling te begeleiden, dat elke leerling-student vanuit een POP en met een
             PAP werkt en dat de samenwerking van de vormgeving van de leerafdeling in een conve-
             nant is vastgelegd.

             Wat de leerafdeling tot een krachtige leeromgeving maakt, is dat de dagelijkse praktijk de
             leeromgeving is. Dat wil zeggen: iedere dag zorg leveren, nadenken hoe je dit als student
             op een systematische maar toch ook voor de bewoners flexibele manier doet, en beoor-
             deeld worden op wat je doet en presteert. Studenten moeten de kennis en vaardigheden
             die ze op school leren, aanpassen aan het leefpatroon van de bewoners. Het gaat dan om
             ondersteuning bij dingen van alle dag, dus niet alleen om verpleegkundige zaken maar ook
             mensen die boos zijn, ziek worden, overlijden. In een dergelijke omgeving kun je je als
             student niet verschuilen achter de werkelijkheid: je staat er midden in. De samenwerking
             tussen de studenten zit in het werkproces zelf. Ze werken met elkaar, ze nemen initiatief, ze
             creëren een eigen stijl van werken en van het oplossen van problemen. Door na te denken
             over hoe ze iets gedaan hebben en waarom en met elkaar dit te bespreken, maakt een
             leeromgeving nog krachtiger waarbij nog moet worden aangemerkt, dat wat ze leren
             hoofdzakelijk voorkomt uit eigen leervragen. Dit komt ook tot uiting in de (theoretische)
             klinische lessen waarbij leervragen van de studenten als leervragen die vanuit de instelling
             worden gesteld aan de studenten uitgangspunt zijn (een transfer van praktijk naar theorie)
             Het werkproces op de afdeling is het leerproces van de studenten geworden.

             Het is vooral een leeromgeving van de studenten zelf, omdat de leervraag van hen uitgaat.
             Ze zijn daarbij ook verantwoordelijk voor het behalen van hun eigen leerdoelen.




                                                         24
De leerafdeling




             2
resultaten




             Studenten zeggen daar zelf over: je leert zelfstandig te werken, waarbij de begeleiding
             goed is en de faciliteiten goed geregeld zijn en je werkt vanuit een leuke sfeer aan de basis
             van het vak.

             De vraag in hoeverre het ook een leeromgeving voor docenten en werkbegeleiders is
             leverde een zeer divers beeld op. Als positief werd genoemd dat een aantal werkbegelei-
             ders voor een aantal studenten ervoor zorgen dat vanuit verschillende invalshoeken er naar
             oplossingen gekeken wordt en meerdere perspectieven aan de orde komen.
             Wat minder positief is, vooral bij docenten, dat niet om het leren van hen gaat in de praktijk
             van die zorgpraktijk, maar meer om leren omgaan met hoe je weerstanden bij studenten
             over een stageplaats kan wegnemen, hoe je rust in een groep brengt die op stage moet
             naar een instelling en wat ze niet willen, of hoe je stagelopen op een leerafdeling organi-
             seert in samenhang met andere stages qua tijdsomvang en qua vorm.

             Effecten
             Als positief effect voor de organisatie werd genoemd dat de leerafdeling er voor zorgt dat
             studenten wennen aan werk: op tijd komen, op tijd leren werken. De leerafdeling maakt
             voor een organisatie ook snel inzichtelijk of een deelnemer/student geschikt is voor het
             vak. Verder neemt de kwaliteit van de zorg toe (al hoewel dit niet gemeten is) en wordt het
             welzijn van ouderen meer belicht.

             Als positief effect voor de studenten wordt genoemd dat ze de leerafdeling als prettig
             ervaren, omdat ze meer begeleiding krijgen, meer samen werken en een grotere verant-
             woordelijkheid krijgen en door het leren en werken op een leerafdeling ook meer positiever
             tegenover de zorg zelf staan.

             Daarnaast worden ook minder positieve effecten genoemd:
                    - Door een ‘knip’ in de stageperiode (groep 1 gaat en groep 2 komt) moeten
                      werkbegeleiders steeds nieuwe stagiairs inwerken. Een geleidelijke overgang
                      voorkomt dat.
                    - De leerlijn die door studenten zelf is uitgestippeld wordt nog al eens vergeten.
                      Bovendien blijkt dat het veranderen van leervragen in een POP ervoor zorgt dat
                      het leerproces voor de begeleiders soms wat onoverzichtelijk wordt.
                    - De leerafdeling blijkt niet voor elke deelnemer geschikt te zijn, met name niet voor
                      die studenten die veel sturing nodig hebben.



                                                           25
De leerafdeling




             2
resultaten




             Genoemde effecten van een leerafdeling voor het personeel zijn heel divers.
             Werkbegeleiders noemen als voordelen dat ze op een natuurlijke manier de stagiairs iets
             konden leren, dat ze zelf ook gestimuleerd worden door met de studenten mee te denken
             en mee te leren, dat er meer ‘handjes’ op de werkvloer zijn, dat alle faciliteiten om een
             leerafdeling te draaien er ook zijn (ook studieruimtes) en dat door de aanwezigheid van de
             docenten minstens 1x per week de communicatie tussen school en bedrijf aanzienlijk
             verbeterd is.
             Als minder positief worden (met name door de docenten) genoemd dat er bij de start van
             de stage veel onduidelijkheden over afspraken zijn, afspraken verschillende geïnterpre-
             teerd worden en dat het moeilijk is om effect van een leerafdeling in een groep in een
             periode van 20 weken vast te stellen om er kwaliteit uit te halen.

             Effecten voor bewoners zijn vooral dat de kwaliteit van de zorg is toegenomen. Hoewel er
             geen directe signalen van tevredenheid van de bewoners zijn, zeggen familieleden wel
             vooral tegen de zorgmanager dat ze erg tevreden zijn over de zorg voor de bewoners op de
             leerafdeling (een mooi direct merkbaar en concreet voorbeeld was het verbouwen van de
             badkamer). Dit algeheel voelbaar positief effect wordt hoofdzakelijk toegeschreven aan
             het feit dat de leerafdeling één geheel is, één afdeling waarbinnen medewerkers, studenten
             samenwerken aan zorgtaken met de zorgbehoefte van de bewoners als uitgangspunt.

             Verschillen tussen de leerafdeling en individuele stages
             Voor- en nadelen individuele stage

             Voordelen van een klassieke, individuele stage die genoemd worden zijn:
                   - voor alle betrokkenen (studenten, opleiders, zorgmanager) is duidelijker wat de
                     doelen van het onderwijs en leren van de deelnemer zijn,
                   - de student is beter in beeld, de studenten lopen stage op alle afdelingen van een
                     instelling; de begeleiding van de student is één op één (dat wil zeggen dat een
                     deelnemer gekoppeld is aan dezelfde begeleider).
                     Wat ook voor een individuele stagevorm pleit, is de variatie in stageplaatsen
                     doordat in eenzelfde zorginstelling studenten op verschillende zorgafdelingen
                     stage kunnen lopen en de stage niet beperkt hoeft te blijven tot één afdeling.




                                                        26
De leerafdeling




             2
resultaten




             Als nadeel van de individuele stage wordt ook de begeleiding van de student genoemd. De
             begeleiding is in de individuele stage zo intensief, dat het leerproces van de student min of
             meer overgenomen wordt en dat niet snel duidelijk wordt of de student wel voldoende
             verantwoordelijkheid en zelfstandigheid kan nemen in de zorg.

             Voor- en nadelen leerafdeling
             Als voordelen van de leerafdeling (tegenover wat de individuele stagevorm dan mist)
             gelden:

                   - studenten leren samenwerken en dat is een belangrijke voorwaarde om in na de
                     opleiding in de beroepspraktijk te gaan werken;
                   - studenten hebben een positievere houding tegenover de zorg; bij hbo-studenten
                     is het negatieve beeld wat ze van de PG hadden, doorbroken, ze weten nu wat
                     zorg echt inhoudt;
                   - in een leerafdeling is meer zicht op de leerresultaten die studenten behalen.

             Als nadelen van de leerafdeling ten opzichte van de individuele stagevorm wordt genoemd

                   - studenten die ‘meehobbelen’ en niet leren minder snel opvallen bij een leerafdeling;
                     studenten zijn minder in zelf staat hun stagetijd te plannen en te organiseren; ze
                   - zitten een half jaar op één stageplaats (de leerafdeling) en zijn al die tijd niet op
                     school.

             Vormverschillen
             Het belangrijkste vormverschil is volgens de respondenten dat de leerafdeling is gebaseerd
             op teamwork met een begeleiding waarbij meer werkbegeleiders betrokken zijn; terwijl de
             individuele stage is gebaseerd op één-op-één begeleidingssituaties tussen deelnemer
             /student en werkbegeleider.

             De begeleiding in de individuele stage is één-op-éen-begeleiding: elke student heeft zijn
             eigen begeleider. De begeleiding op de leerafdeling wordt verzorgd door meerdere begelei-
             ders die in principe alle studenten op de leerafdeling begeleiden.
             De respondenten zijn van mening dat samenwerken en samenleren op de leerafdeling
             bevordert wordt in tegenstelling tot de individuele stage. Op de leerafdeling is er ruimte
             voor teamwork. De individuele stage blijft individueel werk.




                                                           27
De leerafdeling




             2
resultaten




             De begeleiding van de individuele stage is zo intensief dat niet altijd duidelijk is wat de
             student wel en niet kan. Op de leerafdeling leren studenten verantwoordelijkheid nemen
             en zelfstandig werken binnen het team.



             2.3      Resultaten van het onderzoek in Bavo Europoort, locatie Berkel

             2.3.1    Bronnen
             Deze casusbeschrijving is gebaseerd op meningen van de betrokkenen bij de leerafdeling.
             De functies van de geïnterviewde betrokkenen zijn:
                      - ketenzorgmanager
                      - afdelingshoofd (en coach) en teamleidster (en coach)
                      - twee docenten (MBO en HBO)
                      - studenten

             2.2.2      De leerafdeling op hoofdlijnen
             Bavo Europoort is een instelling voor geestelijke gezondheidszorg (ggz) en biedt een breed
             palet aan zorg in Rotterdam en wijde omgeving. Volwassenen vanaf 18 jaar kunnen bij de
             instelling terecht met psychische klachten en voor informatie over geestelijke gezondheid.
             Cliënten kunnen beschermd of begeleid wonen en kunnen gebruik maken van een
             uitgebreide assortiment dagbestedingsactiviteiten. Uiteraard kunnen patiënten ook
             worden opgenomen. De instelling draagt zorg voor deskundige behandeling van mensen
             met psychische problemen en biedt programma's ter preventie van die problemen. Daarbij
             wordt rekening gehouden met de multiculturele samenstelling van de inwoners van het
             zorggebied. Daarnaast denkt de instelling actief mee bij problemen in de samenleving, die
             mogelijk kunnen worden opgelost.

             Het onderzoek heeft betrekking op de locatie Berkel, die bestemd is voor de ouderenpsy-
             chiatrie, dat wil zeggen patienten vanaf ongeveer 55 jaar. Ouderen met (een vermoeden
             van) een psychiatrische aandoening biedt Bavo Europoort Berkel diagnostiek en behande-
             ling. Het kan gaan om patiënten die met psychiatrische problemen oud geworden is of om
             patienten die pas op latere leeftijd psychiatrische problemen heeft gekregen. Daarbij kan
             bijvoorbeeld gedacht worden aan depressie, angst en ook schizofrenie.




                                                         28
De leerafdeling




             2
resultaten




             De leerafdeling in Berkel is gevestigd in gebouw IJsselstraat 1, en omvat 3 units, elk met
             negen patiënten. De leerafdeling is gevestigd in twee van de drie units en is in der tijd
             opgezet ter vervanging van de BBL-route. Voor de intervisiebijeenkomsten met de studen-
             ten is een aparte ruimte beschikbaar. Twee keer per jaar komen 16 studenten - 11 mbo’ers
             niveau 4 (3de leerjaar) en 5 hbo’ers niveau 5 (leerjaar 2 en 3) - gedurende 20 weken de
             leerafdeling bevolken. De mbo’ers zijn allemaal BOL studenten en krijgen een stagevergoe-
             ding. Ze zijn boventallig en één tot drie studenten per unit werken onder de eindverant-
             woordelijkheid van één coach. Zij worden ook in de weekenden en avonden ingezet en
             hebben meer plichten en verantwoordelijkheden dan studenten die een individuele stage
             volgen. De directe begeleiding op de leerafdeling vindt in eerste instantie plaats door de
             praktijkopleider of werkbegeleider, dat zijn functionarissen van de arbeidsorganisatie die
             een coachingscursus bij Zadkine hebben gevolgd. Op de afdeling zijn soms begeleiders van
             niveau 4 aanwezig, een enkeling is niveau 5 gediplomeerd en een hele grote groep
             begeleiders is niveau 3 gediplomeerd. Bij de afdelingen zijn vijf werkbegeleiders betrok-
             ken, twee praktijkbegeleiders en twee docenten (mbo en hbo). De werkbegeleiders hebben
             een coachtraining gehad en worden gecoacht door de praktijkopleider, die daarnaast
             meerdere studenten begeleidt en aanspraakpunt is voor de school (docent). Elke student
             heeft een eigen werkbegeleider.

             Gedurende de eerste drie weken worden studenten ingewerkt. Dan kunnen ze wennen aan
             de cultuur van de instelling. Vervolgens maakt de student – in de 10de week – een plan
             onder begeleiding van een werkbegeleider/coach, wat zij/hij wil gaan leren. Na verloop van
             tijd ontstaat de leerafdeling. Gedurende de dag ontvangt de student sturing op zaken die
             niet goed gaan en er is de mogelijkheid om met de coach te spreken over zaken die dwars
             zitten. Drie weken voor het eind vindt de eindbeoordeling plaats. Als de zowel de student
             als de coach vindt dat een doel is behaald, schrijft de leerling/student een reflectieverslag.

             Na 20 weken komen weer nieuwe leerlingen in de zorgafdeling. Twee keer per jaar komen
             studenten - na de inwerkperiode - de leerafdeling bevolken. Elke student heeft een werkbe-
             geleider. Bij de afdelingen zijn vijf werkbegeleiders betrokken, twee praktijkbegeleiders en
             twee docenten (MBO en HBO) en twaalf leerlingen (voorheen achttien). De werkbegelei-
             ders hebben een coachtraining gehad en worden gecoacht door de praktijkopleider, die
             daarnaast meerdere studenten begeleidt en aanspraakpunt is voor de school.




                                                          29
De leerafdeling




             2
resultaten




             2.3.3      Samenvatting van de casusbeschrijving
             Argumenten voor een leerafdeling
             De leerafdeling biedt, geredeneerd vanuit de instelling, ten eerste de mogelijkheid meer
             zorg te bieden ('meer handen aan het bed') dan bij een normale bemensing van de betref-
             fende afdeling. Ten tweede is het goede manier om de toekomstige personeelsvoorziening
             veilig te stellen: de instelling kan enerzijds een leerafdeling benutten om de opleiding van
             de studenten mede inhoudelijk te beïnvloeden; anderzijds kan de instelling de “kwaliteit”
             van de op de leerafdeling werkende studenten beoordelen en deze informatie gebruiken bij
             de werving van nieuw personeel. Op de derde plaats leveren stagiaires een belangrijk
             bijdrage aan de ontwikkeling van een innovatieve sfeer op de afdeling. Ten slotte is de
             leerafdeling ook voor kennisontwikkeling van zittend personeel een belangrijke factor.

             Geredeneerd vanuit de studenten is een voordeel dat zij op de leerafdeling veel meer eigen
             verantwoordelijkheid krijgen. Het nemen van initiatief en het reflecteren op eigen gedrag
             wordt nadrukkelijk aangemoedigd. Naast deze meer metacognitieve competenties, biedt
             een leerafdeling meer mogelijkheden tot het ontwikkelen van vaktechnische competenties,
             aangezien ze voortdurend in aanraking komen met “authentiek werk” onder
             “normale”werkomstandigheden.

             Binnen de leerafdeling krijgen de zorgprofessionals een andere rol: zij worden begeleider
             c.q coach van de studenten. Dit leidt tot een aanzienlijke verandering van hun normale
             werkzaamheden. De rolverandering brengt ook met zich mee dat zij geschoold worden om
             hun nieuwe rol naar behoren te kunnen vervullen. Maar de professionalisering heeft niet
             alleen betrekking op het begeleiden van studenten, maar nadrukkelijk ook op verschillende
             andere facetten van het beroep. De leerafdeling werkt als een soort katalysator voor
             vernieuwing en professionalisering. Dit wordt veroorzaakt door de gehele setting: studen-
             ten op de werkvloer, docenten vanuit het mbo en hbo die met regelmaat op de leerafdeling
             aanwezig zijn én de gewijzigde rol van de verpleegkundige/verzorgende op de afdeling.
             Over het algemeen wordt de nieuwe rol van de werkbegeleider als uitdagend getypeerd.

             De leerafdeling heeft ook positieve effecten voor de zorgvragers: ze krijgen naar verhou-
             ding aanzienlijk meer aandacht. Door de extra menskracht zijn extra activiteiten mogelijk,
             die normaal niet op het programma zouden staan. Daarnaast leidt het tot het doorbreken
             van 'gewoontes.'




                                                         30
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren
De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren

Contenu connexe

En vedette

Eindverslag stage Wellness Center Maassluis
Eindverslag stage Wellness Center MaassluisEindverslag stage Wellness Center Maassluis
Eindverslag stage Wellness Center MaassluisLars Bergwerff
 
'Nieuwe media versus museumteksten' scriptie s.nelis (1)
'Nieuwe media versus museumteksten' scriptie s.nelis (1)'Nieuwe media versus museumteksten' scriptie s.nelis (1)
'Nieuwe media versus museumteksten' scriptie s.nelis (1)Erfgoed 2.0
 
Pop pap 2
Pop pap 2 Pop pap 2
Pop pap 2 evaaa17
 
Samenwerken op de leerafdeling: matching bij plaatsing en samenwerkingsrelat...
Samenwerken op de leerafdeling: matching bij plaatsing en samenwerkingsrelat...Samenwerken op de leerafdeling: matching bij plaatsing en samenwerkingsrelat...
Samenwerken op de leerafdeling: matching bij plaatsing en samenwerkingsrelat...Redactie Werkplekleren
 
Zorg in Zeeuwse Gemeenten
Zorg in Zeeuwse GemeentenZorg in Zeeuwse Gemeenten
Zorg in Zeeuwse GemeentenArend Roos
 
Stageafspraken opleidingsvorm 3
Stageafspraken opleidingsvorm 3Stageafspraken opleidingsvorm 3
Stageafspraken opleidingsvorm 3Sint-Janshof
 
Stage leerjaar 2
Stage leerjaar 2Stage leerjaar 2
Stage leerjaar 2guest6c4f3f
 
Groenendal B.V.
Groenendal B.V.Groenendal B.V.
Groenendal B.V.Eliif
 
10 les-stage-lopen
10 les-stage-lopen10 les-stage-lopen
10 les-stage-lopenanfrancoise
 
Reflectieverslag Mv
Reflectieverslag MvReflectieverslag Mv
Reflectieverslag MvArtanis12
 
THE NEW MAINSTREAM.PDF
THE NEW MAINSTREAM.PDFTHE NEW MAINSTREAM.PDF
THE NEW MAINSTREAM.PDFSean Pritchard
 
Presentatie stage
Presentatie stagePresentatie stage
Presentatie stageDilara1993
 
Powerpoint Presentatie Stage
Powerpoint Presentatie StagePowerpoint Presentatie Stage
Powerpoint Presentatie Stagemeltemcelebi
 
Presentatie Stage verdediging
Presentatie Stage verdedigingPresentatie Stage verdediging
Presentatie Stage verdedigingPieterjan de Smet
 
Presentatie Stage Evean
Presentatie Stage EveanPresentatie Stage Evean
Presentatie Stage Eveanillest
 
Presentatie Stage Evean Zorg
Presentatie Stage Evean ZorgPresentatie Stage Evean Zorg
Presentatie Stage Evean Zorgillest
 

En vedette (20)

Eindverslag stage Wellness Center Maassluis
Eindverslag stage Wellness Center MaassluisEindverslag stage Wellness Center Maassluis
Eindverslag stage Wellness Center Maassluis
 
'Nieuwe media versus museumteksten' scriptie s.nelis (1)
'Nieuwe media versus museumteksten' scriptie s.nelis (1)'Nieuwe media versus museumteksten' scriptie s.nelis (1)
'Nieuwe media versus museumteksten' scriptie s.nelis (1)
 
Pop pap 2
Pop pap 2 Pop pap 2
Pop pap 2
 
Samenwerken op de leerafdeling: matching bij plaatsing en samenwerkingsrelat...
Samenwerken op de leerafdeling: matching bij plaatsing en samenwerkingsrelat...Samenwerken op de leerafdeling: matching bij plaatsing en samenwerkingsrelat...
Samenwerken op de leerafdeling: matching bij plaatsing en samenwerkingsrelat...
 
Mirthel
MirthelMirthel
Mirthel
 
Zorg in Zeeuwse Gemeenten
Zorg in Zeeuwse GemeentenZorg in Zeeuwse Gemeenten
Zorg in Zeeuwse Gemeenten
 
Stageafspraken opleidingsvorm 3
Stageafspraken opleidingsvorm 3Stageafspraken opleidingsvorm 3
Stageafspraken opleidingsvorm 3
 
Stage leerjaar 2
Stage leerjaar 2Stage leerjaar 2
Stage leerjaar 2
 
Groenendal B.V.
Groenendal B.V.Groenendal B.V.
Groenendal B.V.
 
10 les-stage-lopen
10 les-stage-lopen10 les-stage-lopen
10 les-stage-lopen
 
Reflectieverslag Mv
Reflectieverslag MvReflectieverslag Mv
Reflectieverslag Mv
 
THE NEW MAINSTREAM.PDF
THE NEW MAINSTREAM.PDFTHE NEW MAINSTREAM.PDF
THE NEW MAINSTREAM.PDF
 
Presentatie stage
Presentatie stagePresentatie stage
Presentatie stage
 
Scriptie HBO-V
Scriptie HBO-VScriptie HBO-V
Scriptie HBO-V
 
Presentatie stage
Presentatie stagePresentatie stage
Presentatie stage
 
Stagepresentatie
StagepresentatieStagepresentatie
Stagepresentatie
 
Powerpoint Presentatie Stage
Powerpoint Presentatie StagePowerpoint Presentatie Stage
Powerpoint Presentatie Stage
 
Presentatie Stage verdediging
Presentatie Stage verdedigingPresentatie Stage verdediging
Presentatie Stage verdediging
 
Presentatie Stage Evean
Presentatie Stage EveanPresentatie Stage Evean
Presentatie Stage Evean
 
Presentatie Stage Evean Zorg
Presentatie Stage Evean ZorgPresentatie Stage Evean Zorg
Presentatie Stage Evean Zorg
 

Similaire à De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren

Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werken
Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werkenHandreiking lesopzet docenten wijkgericht werken
Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werkenEvelien Verkade
 
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)Evelien Verkade
 
Starterskit Wijkgericht werken voor docenten - portfolio opdracht
Starterskit Wijkgericht werken voor docenten - portfolio opdrachtStarterskit Wijkgericht werken voor docenten - portfolio opdracht
Starterskit Wijkgericht werken voor docenten - portfolio opdrachtEvelien Verkade
 
Praktijk In De Onderbouw Vmbo
Praktijk In De Onderbouw VmboPraktijk In De Onderbouw Vmbo
Praktijk In De Onderbouw VmboMike Seijger
 
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...Driessen Research
 
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...Driessen Research
 
Mgo Presentatie Ord 2011 08062011
Mgo Presentatie Ord 2011 08062011Mgo Presentatie Ord 2011 08062011
Mgo Presentatie Ord 2011 08062011Heks1956
 
Linkedin V 2
Linkedin V 2Linkedin V 2
Linkedin V 2huismanwm
 
Linkedin V 2
Linkedin V 2Linkedin V 2
Linkedin V 2EricMoen
 
Linkedin V 2
Linkedin V 2Linkedin V 2
Linkedin V 2ljfstam
 
Deell.eu - Professionals doen het zelf - professionele ontwikkeling van onderop
Deell.eu - Professionals doen het zelf - professionele ontwikkeling van onderopDeell.eu - Professionals doen het zelf - professionele ontwikkeling van onderop
Deell.eu - Professionals doen het zelf - professionele ontwikkeling van onderopEdo Plantinga
 
Social software als ontwikkel en begeleidingsinstrument bij internationale h...
Social software als ontwikkel  en begeleidingsinstrument bij internationale h...Social software als ontwikkel  en begeleidingsinstrument bij internationale h...
Social software als ontwikkel en begeleidingsinstrument bij internationale h...eyfioole
 
Social software als ontwikkel en begeleidingsinstrument bij internationale h...
Social software als ontwikkel  en begeleidingsinstrument bij internationale h...Social software als ontwikkel  en begeleidingsinstrument bij internationale h...
Social software als ontwikkel en begeleidingsinstrument bij internationale h...wkwinten
 

Similaire à De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren (20)

JNJN
JNJNJNJN
JNJN
 
Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werken
Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werkenHandreiking lesopzet docenten wijkgericht werken
Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werken
 
Functiemix Def
Functiemix DefFunctiemix Def
Functiemix Def
 
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)
 
Starterskit Wijkgericht werken voor docenten - portfolio opdracht
Starterskit Wijkgericht werken voor docenten - portfolio opdrachtStarterskit Wijkgericht werken voor docenten - portfolio opdracht
Starterskit Wijkgericht werken voor docenten - portfolio opdracht
 
Praktijk In De Onderbouw Vmbo
Praktijk In De Onderbouw VmboPraktijk In De Onderbouw Vmbo
Praktijk In De Onderbouw Vmbo
 
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015) Ervaringen met het lerende organisatiem...
 
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
Jos van Kuijk & Geert Driessen (2015). Ervaringen met het lerende organisatie...
 
Mgo Presentatie Ord 2011 08062011
Mgo Presentatie Ord 2011 08062011Mgo Presentatie Ord 2011 08062011
Mgo Presentatie Ord 2011 08062011
 
Presentatie ord 2011 08062011
Presentatie ord 2011 08062011Presentatie ord 2011 08062011
Presentatie ord 2011 08062011
 
Linkedin V 2
Linkedin V 2Linkedin V 2
Linkedin V 2
 
Linkedin V 2
Linkedin V 2Linkedin V 2
Linkedin V 2
 
Linkedin V 2
Linkedin V 2Linkedin V 2
Linkedin V 2
 
Linkedin V 2
Linkedin V 2Linkedin V 2
Linkedin V 2
 
Linkedin V 2
Linkedin V 2Linkedin V 2
Linkedin V 2
 
Linkedin V 2
Linkedin V 2Linkedin V 2
Linkedin V 2
 
IDentifEYE Instructeur handboek
IDentifEYE Instructeur handboekIDentifEYE Instructeur handboek
IDentifEYE Instructeur handboek
 
Deell.eu - Professionals doen het zelf - professionele ontwikkeling van onderop
Deell.eu - Professionals doen het zelf - professionele ontwikkeling van onderopDeell.eu - Professionals doen het zelf - professionele ontwikkeling van onderop
Deell.eu - Professionals doen het zelf - professionele ontwikkeling van onderop
 
Social software als ontwikkel en begeleidingsinstrument bij internationale h...
Social software als ontwikkel  en begeleidingsinstrument bij internationale h...Social software als ontwikkel  en begeleidingsinstrument bij internationale h...
Social software als ontwikkel en begeleidingsinstrument bij internationale h...
 
Social software als ontwikkel en begeleidingsinstrument bij internationale h...
Social software als ontwikkel  en begeleidingsinstrument bij internationale h...Social software als ontwikkel  en begeleidingsinstrument bij internationale h...
Social software als ontwikkel en begeleidingsinstrument bij internationale h...
 

Plus de Redactie Werkplekleren

Breakthrough method in education, innovation-driven research or research-orie...
Breakthrough method in education, innovation-driven research or research-orie...Breakthrough method in education, innovation-driven research or research-orie...
Breakthrough method in education, innovation-driven research or research-orie...Redactie Werkplekleren
 
Begeleiding op de werkplek in het veiligheidsonderwijs - ECABO TCA
Begeleiding op de werkplek in het veiligheidsonderwijs - ECABO TCABegeleiding op de werkplek in het veiligheidsonderwijs - ECABO TCA
Begeleiding op de werkplek in het veiligheidsonderwijs - ECABO TCARedactie Werkplekleren
 
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC de Leijgraaf
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC de LeijgraafWerk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC de Leijgraaf
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC de LeijgraafRedactie Werkplekleren
 
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - PMLF
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - PMLFWerk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - PMLF
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - PMLFRedactie Werkplekleren
 
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC de Leijgraaf
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC de LeijgraafWerk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC de Leijgraaf
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC de LeijgraafRedactie Werkplekleren
 
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC van Twente
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC van TwenteWerk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC van Twente
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC van TwenteRedactie Werkplekleren
 

Plus de Redactie Werkplekleren (9)

Breakthrough method in education, innovation-driven research or research-orie...
Breakthrough method in education, innovation-driven research or research-orie...Breakthrough method in education, innovation-driven research or research-orie...
Breakthrough method in education, innovation-driven research or research-orie...
 
Leren in de praktijk
Leren in de praktijkLeren in de praktijk
Leren in de praktijk
 
Handboek BPV
Handboek BPVHandboek BPV
Handboek BPV
 
BPV-gids ROC-deel
BPV-gids ROC-deelBPV-gids ROC-deel
BPV-gids ROC-deel
 
Begeleiding op de werkplek in het veiligheidsonderwijs - ECABO TCA
Begeleiding op de werkplek in het veiligheidsonderwijs - ECABO TCABegeleiding op de werkplek in het veiligheidsonderwijs - ECABO TCA
Begeleiding op de werkplek in het veiligheidsonderwijs - ECABO TCA
 
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC de Leijgraaf
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC de LeijgraafWerk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC de Leijgraaf
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC de Leijgraaf
 
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - PMLF
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - PMLFWerk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - PMLF
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - PMLF
 
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC de Leijgraaf
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC de LeijgraafWerk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC de Leijgraaf
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC de Leijgraaf
 
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC van Twente
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC van TwenteWerk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC van Twente
Werk(plek) begeleiding - 'Wie heeft de lead'? - ROC van Twente
 

De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren

  • 1. De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren Verslag van een onderzoek in 2009 naar de vormgeving en effecten van drie leerafdelingen in zorgorganisaties in de regio Rijnmond Dr Niek van den Berg Drs Ad de Jongh Drs Ad Klous Dr Jan Streumer
  • 2. De leerafdeling De leerafdeling: een specifieke vorm van werkplekleren Verslag van een onderzoek in 2009 naar de vormgeving en effecten van drie leerafdelingen in zorgorganisaties in de regio Rijnmond Dr Niek van den Berg Drs Ad de Jongh Drs Ad Klous Dr Jan Streumer Rotterdam, mei 2010 1
  • 3. De leerafdeling inhoudsopgave 1. Comakership in drievoud; Doorbraakproject werkplekleren in Rijnmond 1.1 Achtergrond en vraagstelling 5 1.2 Rijnmond als casus 6 1.3 Aanpak 9 1.4 Eerste reflectie 14 2. Resultaten 2.1 Resultaten van het onderzoek in het verpleeghuis Hannie Dekhuyzen 17 2.2 Resultaten van het onderzoek in het verpleeghuis de Plantage 21 2.3 Resultaten van het onderzoek in Bavo-Europoort, locatie Berkel 28 3. Samenvattende analyse 3.1 Voor-en nadelen van de leerafdelingen 34 3.2 Vormgeving van het leren op een leerafdeling 36 3.3 Effecten van de leerafdeling 37 3.6 Vergelijking individuele stage -stage leerafdeling 38 4. Conclusies en discussie 4.1 Argumenten voor en tegen de leerafdeling 39 4.2 Vormgeving van de leerafdeling 41 4.3 Effecten van de leerafdeling 43 4.4 Vergelijking individuele stage met stage op de leerafdeling 44 4.5 Tot slot 45 2
  • 4. De leerafdeling voorwoord S Sinds 2008 participeert de regio Rijnmond met Zadkine, Hogeschool Rotterdam en drie zorginstellingen (verpleeghuis Hannie Dekhuyzen, verpleeghuis de Plantage, en de psychi- atrische instelling Parnassia Bavogroep, locatie Berkel) in het landelijke ‘doorbraakproject Werkplekleren’. Hierop aansluitend zijn ook de opleidingen voor onderwijsassistenten en voor managementassistenten in het project betrokken. Het landelijke project bestaat uit onderzoek en ontwikkelwerk naar en voor de verschillende vormen van werkplekleren. Het Rijnmondse deelproject spitst dit toe op werkplekleren op leerafdelingen. Bij leerafdelingen in de zorg houdt dit in dat ongeveer tien mbo-deel- nemers helpenden, verzorgenden en verpleegkundigen en hbo-studenten verpleegkunde op één zorgafdeling samen werken en leren. De deelnemers en studenten zijn boventallig op deze afdeling.Deze deelnemers en studenten (verder samen aangeduid als studenten) verrichten alle voorkomende verplegende en verzorgende activiteiten op de leerafdeling. Daarmee werken en leren zij in een authentieke omgeving, namelijk de werkelijke beroeps- situatie waar zij ook na het behalen van het diploma in werkzaam zullen zijn. Zij worden daarbij begeleid door zorgprofessionals, meestal werkbegeleiders en docenten. In 2009 is in het kader van dit project onderzoek gedaan naar de leerafdelingen in de drie genoemde zorginstellingen. Er zijn interviews gehouden met de leidinggevende van de leerafdeling, de docenten uit mbo en hbo die op de leerafdeling participeren, de werkbege- leiders en de studenten. Een doel van al deze interviews was om een eerste zicht te krijgen op de vormgeving en effecten van de leerafdelingen. Hoe wordt er gewerkt en geleerd, niet alleen door de studenten die er stage lopen, maar ook door de docenten en de praktijk- en werkbegeleiders? En wat zijn de verschillen met individuele stages? In deze tweede publicatie in de reeks ‘Doorbraakproject Werkplekleren Regio Rijnmond’ wordt verslag gedaan van dit onderzoek in 2009. De publicatie start met een hoofdstuk over de achtergronden en aanpak van het doorbraakproject. Ook wordt kort beschreven hoe de in 2009 gevonden resultaten worden gebruikt in het vervolg van het project in 2010, waarin verbeteringen worden doorgevoerd en verder onderzoek wordt gedaan. Het tweede hoofdstuk beschrijft per leerafdeling de resultaten van het onderzoek. In het derde hoofdstuk worden die leerafdelingen met elkaar vergeleken, waarbij gezocht is naar overeenkomsten en verschillen. In het vierde en laatste hoofdstuk staan de conclusies en een eerste reflectie. 3
  • 5. De leerafdeling voorwoord Deze publicatie is de tweede in de reeks ‘Doorbraakproject Werkplekleren Regio Rijnmond’. In de reeks zullen de resultaten van de verschillende onderzoeksactiviteiten verschijnen. Het project loopt tot en met 31 augustus 2011. In de komende twee jaar zullen dan ook nog verschillende publicaties volgen. Met deze publicaties stellen wij de resultaten voor een breder publiek dan alleen de directe participanten in het onderzoek beschikbaar. Wij hopen dat de resultaten van het project bruikbaar zullen zijn om het leren op leerafdelingen en mogelijk ook in andere vormen van werkplekleren verder te ontwikkelen. Rotterdam, mei 2010 Drs A.J.C.M. de Jongh Projectleider Doorbraakproject Werkplekleren Regio Rijnmond 4
  • 6. De leerafdeling 1 comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond 1 Niek van den Berg, Zadkine D 1.1 Achtergrond en vraagstelling De ontwikkeling van competentiegericht beroepsonderwijs vereist (nog nadrukkelijker dan het bestaande beroepsonderwijs) dat onderwijsinstellingen en bedrijven elkaar kennen en samenwerken. Leren op de werkplek staat daarom volop in de belangstelling. Tegelijkertijd is het ook problematisch, omdat onderwijs en bedrijfsleven verschillende belangen en logica’s hebben die niet altijd parallel lopen. Op bestuurlijk en organisatorisch niveau is al veel meer overleg over de inhoud van het onderwijs dan in de jaren negentig. Op uitvoe- rend niveau zijn onderwijs- en beroepspraktijk minder met elkaar verbonden en zijn extra 2 investeringen in de aansluiting nodig. De krachtige en contextrijke leeromgeving die de beroepspraktijk heet te zijn, is niet altijd effectief en is soms zelfs een slechte leerplaats. Bepaalde competenties kunnen goed via werkplekleren worden verworven, maar andere 3 juist beter in een schoolse context. De hoofdvraag die hieruit voortkomt is: hoe kunnen we de samenwerking tussen onderwijs en beroepspraktijk verbeteren en daarmee het werkplekleren in relatie tot het leren op school optimaliseren? De hoofdvraag is: hoe komen we tot goede kennisbenutting, zowel aan de kant van het onderzoek als aan de kant van de onderwijspraktijk? Naast het pleidooi om de werelden van onderwijs en bedrijven meer op elkaar te betrekken, klinkt ook regelmatig de oproep om onderwijs en onderwijsonderzoek meer met elkaar te verbinden. Ook hier geldt dat het belang van een verbinding breed wordt onderschreven, maar dat de vormgeving ervan nog in ontwikkeling is en dat rekening moet worden gehouden met de verschillende kerntaken van onderzoekers en onderwijsprofessionals. Onderzoek naar wat werkt behoort tot de kerntaken van het wetenschappelijke circuit, maar het onderwijs heeft zelf ook een documenterende en onderzoekende taak die direct verbonden 4 is met de onderwijsontwikkeling waaraan onderwijsprofessionals werken. De hoofdvraag is: hoe komen we tot goede kennisbenutting, zowel aan de kant van het onderzoek als 5 aan de kant van de onderwijspraktijk? 1. Dit hoofdstuk is deels gebaseerd op Van den Berg, 2009. 2. Bronneman-Helmers, 2006; Van den Berg, 2006. 3. Nijhof & Nieuwenhuis, 2008. 4. Van den Berg & De Bruijn, 2009. 5. Van den Berg, Hengeveld & Van der Weiden, 2007. 5
  • 7. De leerafdeling 1 comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond Beide sporen komen samen in het doorbraakproject werkplekleren dat onder leiding van Loek Nieuwenhuis (IVA) en binnen de kaders van Het Platform voor Beroepsonderwijs 6 (HPBO) deze jaren wordt uitgevoerd. Het co-makership tussen scholen, bedrijven en onder- zoekers en de verschillende concrete vraagstukken die daarbij aan de orde zijn, staan in dit onderzoeks- en ontwikkelingsproject centraal. De hoofdvraag van het project combineert beide voorgaande vragen: hoe kunnen we het leren op de werkplek optimaliseren, gebruik makend van zowel wetenschappelijke kennis als praktijkkennis? Het doorbraakproject bestaat uit deelprojecten in verschillende regio’s plus een deelproject van de Politieacademie. Het project biedt de mogelijkheid om aan de ene kant de grote voorraad aan praktijkervaring en lokale kennis, en anderzijds een redelijk forse traditie in het wetenschappelijk onderzoek op dit terrein te combineren. Elk deelproject werkt vanuit de specifieke regionale situatie aan eigen onderzoeksvragen en aan een experiment ter verbetering van werkplekleren. Het gehele doorbraakproject wordt ondersteund door overkoepelend onderzoek dat in de praktijk succesvolle aanpakken zichtbaar maakt. Met deze combinatie van regionaal en landelijke activiteiten is een derde vorm van co-makership aan de orde. De vraag die hierbij hoort is: hoe kunnen landelijke en regionale actoren hun activiteiten binnen eenzelfde project optimaal op elkaar afstemmen en de projectopbrengsten optimaliseren? Het vervolg van dit hoofdstuk beschrijft in paragraaf 2 eerst het Rijnmondse deelproject op hoofdlijnen. Paragraaf 3 beschrijft de aanpak van het regionale project als geheel en de drie genoemde vormen van co-makership: tussen onderwijs en bedrijven, tussen onderzoek en onderwijs, en tussen landelijke en regionale actoren. In paragraaf 1.3 volgt een eerste reflectie, toegespitst op dit co-makership. 1.2 Rijnmond als casus Eén van de deelnemende regio’s in het doorbraakproject werkplekleren is de regio Rijnmond. De zorgopleidingen van Zadkine (mbo) en Hogeschool Rotterdam (hbo) en verschillende zorginstellingen werken al een aantal jaren samen om in zogeheten leerafde- lingen effectief en efficiënt werkplekleren te realiseren. Ook het landelijke kenniscentrum voor de Zorg, Calibris (voorheen OVDB) is in het project betrokken. 6. Het project wordt ook ondersteund door het procesmanagement MBO2010 en COLO. 6
  • 8. De leerafdeling 1 comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond Leerafdelingen In een leerafdeling runt een groep van circa tien mbo- en hbo-studenten onder leiding van een professional een afdeling van een leerbedrijf, bijvoorbeeld een zorginstelling (zoals in deze casus), een school of een sportvoorziening. Er wordt vanuit gegaan dat deze vorm van beroepspraktijkvorming meer leerren- dement voor de studenten heeft dan een individuele stage, omdat zij op de leerafdeling geconfronteerd worden met de totale zorg van de afdeling. Ze krijgen snel een reëel beeld van het beroep en kunnen door de integrale zorg een breder spectrum van competenties verwerven dan in een meer klassieke, individuele stage. Een argument voor leerafdelingen is bovendien dat op deze manier meer studenten stage kunnen lopen dan de gebruikelijke individuele stages; niet onbelangrijk in een sector met tekorten aan stageplaatsen. Uitgangspunten van leerafdelingen zijn: er zijn minimaal acht studenten, zij zijn boventallig, er is sprake van zelfsturend leren en bijbehorende begeleiding door zowel de school als de beroepspraktijk, er is sprake van samenwerkend leren, docenten zijn (regelmatig) op de werkvloer aanwezig, en alle begelei- 7 ders zijn getraind voor de rol van werkbegeleider. De eerste ervaringen met leerafdelingen zijn dat de beroepspraktijk nauwer betrokken is bij de opleiding, efficiënter kan omgaan met de eigen begelei- dingscapaciteit en door de aanwezigheid van extra handen meer kan doen voor de klanten. Verder heeft de leerafdeling uitstraling naar het zittend perso- neel in de zin dat ook zij leervragen ontwikkelen en meer ruimte hebben om daaraan te werken.8 In de regio Rijnmond zijn de leerafdelingen zo een succes dat het tekort aan stageplaatsen waarmee is gestart, langzamerhand omkeert in een tekort aan stagiairs. 7. Van Grunsven, 2007. 8. OVDB, 2006 7
  • 9. De leerafdeling 1 comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond De regionale partners hebben al enkele jaren gezamenlijk overleg in de ‘kenniskring leeraf- delingen’ bestaande uit vertegenwoordigers van de arbeidsorganisaties en van de opleidingen. Het doel van de kenniskring is om ervaringen en kennis op het gebied van de leerafdelingen te bundelen, te delen met elkaar en de leerafdeling verder te brengen. Er is in dat verband ook al kleinschalig onderzoek gedaan door Klingeman & De Lange (2008). Met name de vraag naar de effecten en het rendement van de leerafdelingen in vergelij- king met individuele stages bleef nog openstaan. Het regionale doorbraakproject was een mogelijkheid om meer onderzoek te doen naar de leerafdelingen in de regio en daarbij ook te profiteren van de kennis en ervaring in andere regio’s en van landelijk onderzoek. Het regionale project spitst zich toe op drie van de leerafdelingen, voor ziekenhuisvervangende zorg (Humanitas Hannie Dekhuyzen in Rotter- dam), voor geriatrische zorg (de Plantage in Brielle) en voor psychiatrische zorg (Parnassia Bavo Europoort, locatie Berkel). Hierop aansluitend zijn ook de Zadkine-opleidingen voor onderwijsassistenten (met werkplekleren op basisscholen) en voor managementassisten- ten (met werkplekleren in een simulatie-omgeving binnen de schoolse setting) in het project betrokken; zij gaan in 2010 participeren. Onderzoekers van de lectoraten beroepsonderwijs van Zadkine en Hogeschool Rotterdam vormen het regionale onderzoeksteam. In overleg met de regionale projectleider en de opleiders (docenten van mbo en hbo en praktijkopleiders en –begeleiders van de drie zorginstellingen) hebben ze de onderzoeksvragen uit het projectplan geoperationaliseerd en waar nodig aangevuld. De onderzoekers zijn ook betrokken bij de regionale regiegroep en het landelijke onderzoekersoverleg. De projectleider is eveneens betrokken bij de regiegroep en daarnaast bij het landelijke projectleidersoverleg. Zoals ook bij de andere deelprojecten van het doorbraakproject werkplekleren, gaat het hier om een innovatieproject waarin een grote rol is toebedeeld aan (praktijk)onderzoek en experimenten. Deze activiteiten staan in het teken van het ‘verbeteren van de praktijk van het werkplekleren’. Dat wil zeggen dat het onderzoek gericht is op concrete aanpassingen van de opleiding in de beroepspraktijk. Het gaat met name om het vergroten van het professioneel handelen van de opleiders (docenten, praktijkopleiders en werkbegeleiders), waardoor zij een groter arsenaal aan interventie-instrumenten tot hun beschikking krijgen om studenten tot een hoger leerrendement te brengen. Daarnaast is het onderzoek gericht op het verbeteren van de leerwerkplekken als krachtige leeromgeving. 8
  • 10. De leerafdeling 1 comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond 1.3 Aanpak In het Rijnmondse deelproject staat onderzoek ten behoeve van onderwijsontwikkeling centraal. Met extra input en feedback op basis van praktijknabij onderzoek helpen de onderzoekers de opleiders van de leerafdelingen om meer te leren van hun eigen activitei- ten en deze te verbeteren. Dit idee spreekt de opleiders en onderzoekers aan en is vooraf ook overeengekomen in hun gezamenlijk overleg. Om dit te realiseren worden ook de opzet en aanpak van het onderzoek in samenspraak tussen onderzoekers en opleiders bepaald. Vervolgens worden de onderzoeksresultaten al tijdens het project besproken met de opleiders, waarna samen de volgende stappen van het projectplan (vervolg van het onderzoek en verbeteringen in de praktijk) worden ingevuld. Concrete resultaten die het project dient op te leveren zijn 1) een verbetering van de opleidingspraktijk, 2) een hogere doorstroom vanuit mbo naar hbo, 3) een intensievere samenwerking tussen mbo, hbo en de arbeidsorganisaties en 4) het verhogen van de professionaliteit van de opleiders. In de aanpak ligt de nadruk op: • Literatuuronderzoek • Praktijkonderzoek op de leerafdelingen • Samenhangende analyse, feedback en vervolgstappen 1.3.1 Literatuuronderzoek In 2009 is literatuuronderzoek gedaan naar rendement van werkplekleren en leerafdelin- gen in het bijzonder. Hiervoor is onder meer gebruik gemaakt van de review van onderzoek naar werkplekleren zoals die in het kader van het doorbraakproject door de landelijke 9 onderzoekers is uitgevoerd. Daarnaast is gekeken naar onderzoeksliteratuur over leeraf- 10 delingen. Het verslag van dit literatuuronderzoek is in januari 2010 in brochurevorm 11 verschenen. Ook in 2010 wordt literatuuronderzoek gedaan, daarin gaat het over samenwerkend leren en werken door studenten en professionals, zowel bij gezamenlijke als bij individuele leerwerktrajecten. 9. Poortman & Visser, 2008. 10. Zoals Van Grunsven, 2007; Klingeman & De Lange, 2008; Verdaasdonk, 2008. 11. Streumer, 2010. 9
  • 11. De leerafdeling 1 comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond 1.3.2 Praktijkonderzoek In 2009 is praktijkonderzoek gedaan op de leerafdelingen in de drie bij dit project betrok- ken zorginstellingen. Dit onderzoek richt zich met name op de keuze voor de leerafdeling, de kenmerken en verwachte opbrengsten van de leerafdeling en de verschillen met een individuele stage. Hierbij hebben de onderzoekers en de opleiders de volgende stappen afgesproken: 1) Onderzoekers starten: onderzoekers hebben samen met de projectleider een startgesprek met een leidinggevende van de leerafdeling; 2) Onderzoekers kijken: onderzoekers lopen rond op de leerafdelingen, observeren, noteren bijzonderheden in een ‘verbazingsboekje’; 3) Onderzoekers verzamelen: onderzoekers verzamelen informatie/documentatie over de leerafdeling, de organisatie en het functioneren ervan; 4) Opleiders vertellen: onderzoekers interviewen de mbo- en hbo-docenten en de praktijkopleiders en werkbegeleiders; 5) Studenten vertellen: onderzoekers interviewen een aantal stagiairs en 6) Opleiders reflecteren naar aanleiding van de onderzoeksuitkomsten. De interviews vonden plaats aan de hand van een gespreksleidraad met de volgende punten: >> De argumenten voor en tegen een leerafdeling vanuit verschillende perspectieven (de organisatie en bedrijfsvoering; de studenten van mbo en hbo; het personeel van de zorginstelling; de docenten van mbo en hbo; de cliënten/zorgafnemers; eventuele andere perspectieven); >> De vormgeving van de leerafdeling; >> De effecten (op de bedrijfsvoering, de studenten, het personeel van de zorginstel- ling, de docenten en de cliënten) en >> De verhouding van de leerafdeling tot de individuele stagesituatie. Omdat de landelijke en de regionale onderzoekers in dezelfde periode hun interviews hadden gepland en omdat er ook inhoudelijke overlappingen waren, zijn er afspraken gemaakt om de belasting van respondenten te verminderen en dubbel werk te voorkomen: >> Over en weer zijn interviewverslagen en analyses uitgewisseld. 10
  • 12. De leerafdeling 1 comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond >> Het onderwerp ‘vormgeving werkplekleren’ is door de landelijke onderzoekers uitgebreid onderzocht en is door de regionale onderzoekers beknopter en meer toegespitst op de vormgevingskenmerken van leerafdelingen onderzocht. >> Alleen de landelijke onderzoekers hebben interviews met stagiairs van leerafde- lingen gehouden, de regionale onderzoekers baseren zich op de verslagen daarvan. De regionale onderzoekers hebben hun interviews afgerond en de verslagen ervan voor controle voorgelegd aan de geïnterviewden. De verslagen zijn verwerkt tot beschrijvingen van de afzonderlijke leerafdelingen. Zoals aangegeven worden hierbij ook de gegevens en analyses van de landelijke onderzoekers betrokken, voor zover deze betrekking hebben op de regio Rijnmond. Ook is een afstudeeronderzoek in de analyses betrokken; één van de hbo-studenten in het project heeft namelijk kleinschalig vergelijkend onderzoek uitgevoerd naar tevredenheid van cliënten op ‘haar’ leerafdeling en een reguliere afdeling binnen dezelfde zorginstelling. Ook in 2010 wordt praktijkonderzoek gedaan. De invulling daarvan volgt het projectplan en is inhoudelijk geconcretiseerd op basis van de onderzoeksresultaten uit 2009. Hoe dat laatste gedaan is, wordt in paragraaf 1.3.3 beschreven. 1.3.3 Samenhangende analyse, feedback en vervolgstappen In oktober 2009 hebben de onderzoekers tijdens een regionale conferentie de uitkomsten van het literatuuronderzoek en van het praktijkonderzoek gepresenteerd aan de opleiders. Onderzoekers en opleiders hebben toen ook verder doorgepraat over drie thema’s die de opleiders benoemden: a) vormgeving en organisatie van werkplekleren b) de deelnemer/student en c) de competenties van de opleiders. Deze thema’s werden uitgediept aan de hand van drie vragen: 1) Wat hebben we in de inleidingen over het thema gehoord? 2) Hoe verhoudt hetgeen we hebben gehoord zich tot onze eigen ervarin- gen? 3) Wat willen we doen met hetgeen we gehoord en ervaren hebben? Naar aanleiding van deze conferentie hebben de onderzoekers op basis van de onder- zoeksuitkomsten een overzicht gemaakt van mogelijk vervolgonderzoek en suggesties voor verbeteringen van het werkplekleren op de leerafdelingen. Het resultaat daarvan, een lijst van circa dertig mogelijkheden, is in januari 2010 met de opleiders besproken. 11
  • 13. De leerafdeling 1 comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond De opleiders hebben bepaald welke onderwerpen prioriteit zouden moeten hebben; deze zijn vervolgens in drie thema’s ondergebracht: - De begeleidingsmoeheid zoals deze op één van de leerafdelingen heeft geleid tot het tijdelijk stoppen van de leerafdeling; - Het leerwerktraject dat de studenten doorlopen en waarbij zowel vóór, tijdens als na de stage verbeteringen mogelijk zijn; denk aan de matching van student en leerafdeling, de voorbereiding op de stage, de inhoud van en begeleiding tijdens de stage, en de beoordeling aan het eind; De competenties van de opleiders in relatie tot dit leerwerktraject. Zeker hier lijken sleutels te liggen om de kwaliteit en opbrengsten van het werkplekleren op leerafdelingen te verbeteren. Dit is in het regionale project gebleken, maar ook in contacten met andere regio’s tijdens een van de landelijke werkconferenties van het doorbraakproject. Daarbij werd bijvoorbeeld gezamenlijk geconstateerd dat een versterking van de competenties van werkbegeleiders noodzakelijk is voor een betere verbinding tussen het leren op school en het leren in de werkpraktijk. Positieve effecten wordt onder meer verwacht van selectie op motivatie van potentiële werkbegeleiders, scholing, intervisie en supervisie voor werkbegeleiders, (meer) overleg tussen docenten en werkbegeleiders, en het over en weer bij elkaars werk meedraaien door werkbe- geleiders en docenten. Tijdens een vervolgbijeenkomst van opleiders en onderzoekers in februari is samen beslo- ten om het tweede en derde thema verder toe te spitsen op dát wat leerafdelingen vooral onderscheidt van veel andere vormen van werkplekleren, namelijk het samen leren en werken om succesvol leren en meer leerrendendement te realiseren. Een van de uitgangs- punten van leerafdelingen is immers dat samen leren en werken meerwaarde oplevert vergeleken met een individuele invulling van werkplekleren. Dat geldt voor het samen werken en leren door een groep mbo’ers en hbo’ers; voor de samenwerking tussen opleiders en studenten; en voor de samenwerking tussen de betrokken opleiders uit de scholen en zorgingstellingen. 12
  • 14. De leerafdeling 1 comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond Verder hebben opleiders en onderzoekers geconstateerd dat, voordat verbeteracties worden ondernomen, eerst op een aantal punten meer kennis moet worden verzameld op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden wélke acties kansrijke verbeteringen zijn. Momenteel (voorjaar 2010) worden deze uitkomsten van het overleg tussen onderzoekers en opleiders uitgewerkt in een onderzoeksactiviteiten die antwoord geven op de volgende hoofdvragen: a) Het matchen van studenten met leerafdelingen: hoe is het plaatsingsbeleid vormgegeven? b) Het matchen van studenten onderling: hoe worden studentengroepen samenge- steld? c) Het matchen van opleiders: hoe worden teams van docenten, praktijkopleiders en werkbegeleiders samengesteld? d) De relaties tussen studenten en opleiders: hoe zien de pedagogisch-didactische begeleidingsrelaties gedurende het leerwerktraject eruit? e) De relaties tussen studenten onderling: hoe ziet het samenwerkend leren tijdens het leerwerktraject eruit? f) De relaties tussen opleiders onderling: hoe ziet het samenwerkend begeleiden door docenten, praktijkopleiders en werkbegeleiders gedurende het leerwerktraject eruit? Bij elk van deze zes vragen geldt: hoe is dit formeel, hoe is dit feitelijk, welke overwegingen/ argumenten gelden daarbij, en wat is het verschil tussen een leerafdeling en een individu- eel (BOL)leerwerktraject? En uiteindelijk is de vraag: Hoe dragen a t/m f bij aan de beoogde opbrengsten in de vorm van leerresultaten (verworven competenties) en meerwaarde vergeleken met individuele leerwerktrajecten? Deze vragen worden beantwoord op basis van nieuw literatuuronderzoek, documenten- analyses, interviews en zelfrapportages door opleiders en studenten. Het doel is om op basis van de uitkomsten van dit onderzoek in de tweede helft van 2010 concrete verbeter- activiteiten te starten. Zo herhalen de stappen van paragraaf 1.3.1, 1.3.2 en 1.3.3 zich eigenlijk weer. Overigens is ‘de organisatorische en inhoudelijke voorbereiding op de stage’ inmiddels al opgepakt door het team van de opleidingen op mbo niveaus 3 en 4, zonder dat onderzoekers daarbij een expliciete rol hebben. De bevindingen van het team worden wel teruggekoppeld in het overleg tussen opleiders en onderzoekers, om samen te bekijken wat er geleerd kan worden van dit verbetertraject. 13
  • 15. De leerafdeling 1 comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond 1.4 Eerste reflectie Zoals aangegeven in paragraaf 1 zijn in het doorbraakproject werkplekleren drie relaties aan de orde, tussen onderwijs en bedrijven, tussen onderzoek en onderwijs, en tussen landelijke en regionale actoren. De voorgaande beschrijving van de projectactiviteiten illustreert hoe dit drievoudige co-makership gestalte krijgt. Wat betreft het co-makership tussen onderwijs en bedrijven lijkt - vooruitlopende op de onderzoeksuitkomsten in het volgende hoofdstuk - de voorlopige conclusie gerechtvaar- digd dat leerafdelingen een manier zijn om studenten indringend en op een realistische manier kennis te laten maken met het beroep en daarmee ook zelf werkervaring te laten opdoen. De leerafdelingen zijn ook een instrument om scholen en bedrijven meer bij elkaar te brengen, getuige onder meer de kenniskring voor opleiders. Deze ‘nabijheid’ roept tegelijkertijd ook weer nieuwe vragen op die in een individuele stage niet automatisch ook aan de orde zijn. Bijvoorbeeld: • Studenten kunnen op een leerafdeling meer beroepscompetenties verwerven dan in een individuele stage. Wanneer ze bepaalde extra competenties niet weten te verwerven, slagen ze dan ook niet voor hun opleiding? Formeel gelden de eisen van het kwalificatiedossier, maar hoe ga je daarmee om in de opleidingspraktijk? • De groepssamenstelling van mbo- en hbo-studenten en praktijkprofessionals op een leerafdeling kan zowel positieve als negatieve effecten hebben op het werkplekleren. Hoe ga je om met de groepsdynamiek? Moet je sturen op de groepssamenstelling en zo ja, hoe? Wat betreft het co-makership tussen onderzoek en onderwijs is de ervaring tot nu toe dat in Rijnmond de opleiders en onderzoekers elkaar goed weten te vinden. Beide partijen hebben hun inbreng gehad in het onderzoeksplan, dat zijn basis heeft in de al langer liggende onderzoeksvraag van de opleiders. In het verlengde daarvan werken de onderzoe- kers aan praktijknabij onderzoek en delen ze hun analyses met de opleiders. Andersom zijn de opleiders bereid mee te werken aan het onderzoek en denken ze actief mee over de vraagstelling, aanpak en vervolgstappen. Interessant zal zijn om te zien hoe een en ander uitpakt bij het doorvoeren van verbeteringen op basis van het onderzoek. 14
  • 16. De leerafdeling 1 comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond Het co-makership tussen landelijke en regionale actoren is misschien nog wel het meest spannende onderdeel van de samenwerkingsrelaties in het doorbraakproject. De genoemde “verschillende belangen en logica’s die niet altijd parallel lopen” waar het gaat om onder- wijs en bedrijfsleven, gelden ook voor deze samenwerking waarbij niet alleen opleiders en praktijkprofessionals, maar ook nog eens regionale en landelijke onderzoekers zijn betrokken. De periodieke overleggen tussen landelijke en regionale onderzoekers, en de landelijke werkconferenties voor alle onderzoekers en opleiders, dragen bij aan uitwisseling en afstemming. Tegelijkertijd blijft de druk op het project groot en zullen alle partijen stap voor stap hun weg moeten blijven vinden. Literatuur Berg, N. van den (2006). Verbindend beroepsonderwijs. Competentiegericht onderwijs, samenwerking met bedrijven en de bijdrage van lectoraten. ’s-Hertogenbosch: CINOP. Berg, N. van den (2009). Co-makership in drievoud; Doorbraakproject werkplekleren in Rijnmond als casus. Paper in het kader van het symposium Wedden dat … Een doorbraak in werkplekleren tijdens de OnderwijsResearchDagen, Leuven, 27-29 mei 2009. Berg, N. van den & Bruijn, E. de (2009). Het glas vult zich. Kennis over vormgeving en effecten van competentiegericht beroepsonderswijs; verslag van een review. ’s-Hertogenbosch/Amsterdam: ECBO. Berg, N. van den, Hengeveld, F. & Weiden, M. van der (2007). Meer co-makership tussen onderwijs en onderzoek. Stimulansen voor benutting van kennis over, voor en door beroepsonderwijs (Paper voor de Onderwijssociologische Conferentie op 29 en 30 november 2007). Rotterdam/ Eindhoven/ De Bilt; Zadkine/ ROC Eindhoven/ MBO Raad. Bronneman-Helmers, R. (2006). Duaal als ideaal? Leren en werken in het beroeps- en hoger onderwijs. Den Haag: SCP. Grunsven, K. van (2007). De leerweg van de leerafdeling. Bunnik: OVDB. 15
  • 17. De leerafdeling 1 comakership in drievoud; doorbraakproject werkplekleren in rijnmond Klingeman, C & Lange, J. de (2008). Leerwerkplaatsen in de zorg. Evaluatieonderzoek van de pilot mbo-hbo in de regio Rijnmond. Rotterdam: Kenniskring Transities in Zorg, Hogeschool Rotterdam. OVDB (2006). OVDB-Vizier. Special Leerafdelingen. Bunnik: OVDB. Nijhof, W.J. & Nieuwenhuis, L.F.M. (2008). The learning potential of the workplace. Rotterdam/Taipei: Sense Publishers. Poortman, C. & Visser, K. (2008). Leren door werk. Tilburg: IVA. Streumer, J. (2010). Leren op de werkplek. Terug in de zorg. Rotterdam: Zadkine/Hogeschool Rotterdam. Verdaasdonk, D. (2008). De leerweg van de leerafdeling. Onderwijs en Gezondheidszorg, nr. 2 (maart 2008) p.3-7. 16
  • 18. De leerafdeling 2 resultaten Niek van den Berg, Zadkine Ad de Jongh, Zadkine Ad Klous, Zadkine Jan Streumer, Hogeschool Rotterdam D Dit hoofdstuk presenteert de uitkomsten van het onderzoek zoals dat in 2009 bij de leeraf- delingen van de drie aan het doorbraakproject deelnemende zorginstellingen is uitgevoerd. De uitkomsten zijn gebaseerd op documentenanalyses en interviews. In elk van de drie volgende paragrafen wordt aangegeven op basis van welke gegevens de casusbeschrijving is gemaakt. Daarna volgt een korte typering van de desbetreffende leerafdeling en een samenvatting van de casusbeschrijving, aan de hand van de volgende thema’s: - argumenten voor en tegen een leerafdeling vanuit verschillende perspectieven (de organisatie en bedrijfsvoering; de studenten van mbo en hbo; het personeel van de zorginstelling; de docenten van mbo en hbo; de cliënten/zorgvragers; eventuele andere perspectieven); - kenmerken van de vormgeving van de leerafdeling; - effecten van de leerafdeling (op de bedrijfsvoering, de studenten, het personeel van de zorginstelling, de docenten en de cliënten); en - kenmerken van de leerafdeling in verhouding tot individuele stagesituaties. 2.1 Resultaten van het onderzoek in het verpleeghuis Hannie Dekhuijzen 2.1.1 Bronnen Bij verpleeghuis Hannie Dekhuyzen zijn interviews gehouden met de leidinggevende van de leerafdeling, met docenten van mbo en hbo, met de opleidingscoördinator en de praktijkopleider van de zorginstelling en met studenten van de leerafdeling. Daarnaast heeft een hbo-student scriptie-onderzoek gedaan naar cliënttevredenheid op de leerafde- ling vergeleken met een reguliere afdeling. Op basis van deze gegevens bij elkaar is de voorliggende casusbeschrijving tot stand gekomen. 2.1.2 De leerafdeling op hoofdlijnen Het verpleeghuis Hannie Dekhuyzen biedt onder de noemer ziekenhuisverplaatste/ zieken- huisvervangende zorg drie typen zorg: transferzorg naar een verpleeghuis (overbrugging), revalidatie/reactivering (meeste patiënten) en palliatieve zorg. 17
  • 19. De leerafdeling 2 resultaten De zorg is in 1999 gestart met 11 bedden voor patiënten die van 1 ziekenhuis vandaan kwamen. In 2009 zijn er zo’n 33 appartementen/bedden en worden ook andere ziekenhui- zen bediend. Eén etage heeft vooral patiënten voor palliatieve zorg. Een andere etage is sinds 2006 leerafdeling. Daar zijn negen appartementen/bedden. Een afdeling wordt normaliter gerund door vijf beroepskrachten in wisseldienst (dag/avond/nacht, 7 dagen per week). Dit betekent dat per dienst steeds twee beroepskrachten de afdeling runnen. Bij een leerafdeling zijn er minimaal acht studenten als boventalligen aanwezig, net als de beroepskrachten ook in wisseldienst (dag/avond, 7 dagen per week, niet in de zomerva- kantie). Dit betekent dat steeds drie studenten naast de twee beroepskrachten aanwezig zijn. In 2009 zijn er minder dan de afgesproken acht studenten. 2.1.3 Samenvatting van de casusbeschrijving Argumenten voor een leerafdeling Argumenten voor een leerafdeling die het vaakst en uit verschillende perspectieven genoemd worden hebben te maken met de kwaliteit van de stage op een leerafdeling: een meer levensechte stage, een breder pakket aan competenties dat verworven kan worden, eerder en meer zelfstandig werken, groepswerk, en door dit bij elkaar meer leerrendement. Zowel de student als de zorginstelling als de opleidingen als de beroepsgroep hebben daar belang bij. Ook praktische overwegingen worden veel genoemd: meer overzicht, meer stageplaatsen tegelijk, sneller zien of studenten geschikt zijn, meer menskracht waardoor je personeelste- korten kunnen opvangen (ziekte, vakantie), studenten kunnen ‘kneden’, wellicht ook perso- neel eraan over kunnen houden. Als derde worden argumenten genoemd die te maken hebben met aantrekkelijke kanten voor de zorgprofessionals die hun kennis kunnen overdragen, moeten leren het werk los te laten en meer te coachen, en van studenten aanzetten tot reflectie krijgen. Meer aandacht en een veiliger gevoel voor zorgvragers zijn ook argumenten voor een leerafdeling (direct verband houdend met de al genoemde extra menskracht), al geeft kleinschalig onderzoek onder cliënten de indruk dat de verschillen niet groot zijn en dat er ook negatieve kanten zijn (zie hierna). Minder vaak genoemde argumenten voor een leerafdeling gaan over: stageplaatsen die past bij mondige studenten, meer doorstroom tussen mbo en hbo, aanzetten tot reflectie voor docenten en de ja-cultuur van Humanitas waardoor er ruimte is om dit soort nieuwe dingen te doen. 18
  • 20. De leerafdeling 2 resultaten Argumenten tegen een leerafdeling Tegenargumenten hebben onder meer met het groepswerk en het werkrooster te maken: het rendement van groepswerk is afhankelijk van de samenstelling van de groep, en daarnaast speelt mee dat studenten mee moeten in het werkrooster van de zorginstelling (uitgezonderd zomervakanties en nachtdiensten) en daardoor met bijbaantjes en vakanties in de knel komen. Tegenargumenten die te maken hebben met de zorgprofessionals gaan met name over de extra werkbelasting van het inwerken en begeleiden van studenten, en de benodigde competenties als werkbegeleider/coach (niet iedereen kan het werk los te laten/kan coachen/vindt het werken met studenten leuk/ziet studenten consequent als collega in opleiding). Als nadelen voor zorgvragers worden genoemd: meer verschillende gezichten, iedereen die op je wil oefenen, meer verwend worden dan nodig is, en een geringer kennisniveau en grotere onzekerheid van zorgverleners. Vormgeving van de leerafdeling Opvallende punten zijn: - Het wikken en wegen welke studenten naar welke leerafdeling of andere stage- plaats gaan. Gestreefd wordt naar een inhoudelijke en praktische match, maar die staat onder druk omdat er inmiddels meer stageplaatsen zijn dan studenten. Het gaat om studenten van niveau 3, 4 en 5, van verschillende leerjaren (niet leerjaar 1). - Ten opzichte van een individuele stage is er op een leerafdeling relatief veel menskracht beschikbaar: boventallige studenten, zorgprofessionals en docenten met relatief veel tijd voor het werken op de leerafdeling. - Stage lopen op een leerafdeling betekent voor studenten een vrij levensecht werkrooster, met daarbinnen een vast dagdeel voor contact met docenten, op de leerafdeling zelf (je bent vrijgeroosterd of moet op je roostervrije dag terugko- men). - Het ritme van de stage is steeds meer uitgekristalliseerd en bestaat momenteel uit stages van 20 weken, met een vast dagdeel voor contact met docenten, die er tegelijkertijd zijn en met heel de groep werken. 19
  • 21. De leerafdeling 2 resultaten Buiten dit vaste dagdeel is er ook ruimte om aan schooltaken te werken, maar die ruimte nemen studenten niet veel, ze zijn vooral aan het werk. - Inhoudelijk kristalliseert de stage zich ook steeds meer uit. Per dag wordt bekeken wie wat gaat doen, zorgprotocollen zijn leidend (al is er spanning tussen protocolversies), studenten gaan van begeleid naar onbegeleid leren. Het (kunnen en mogen) functioneren als collega in opleiding en als student is een terugkerend item dat nog in ontwikkeling is. - Begeleiding vindt plaats door werkbegeleiders, leidinggevenden en docenten. Werkbegeleiders en leidinggevenden hebben onderling contact, leidinggevenden en docenten ook, maar er is geen of weinig rechtstreeks contact tussen werkbe- geleiders en docenten. - Monitoring en beoordeling gebeurt voor een deel door dezelfde personen die begeleiden en dat wringt wel eens. Instrumenten zijn POP, PAP, portfolio, meetpunt/omslagpunt en de Proeve van Bekwaamheid. - De leerafdeling is ook voor zorgprofessionals zelf enigszins een leeromgeving. Voor docenten is dit minder het geval. Effecten Waargenomen (nog nauwelijks onderzochte) effecten van de leerafdeling blijken in de interviewgegevens te overlappen met de al genoemde argumenten voor een leerafdeling. Vergelijking met individuele stages Vergeleken met een individuele stage wordt een stage op de leerafdeling gekenmerkt door: - Frequenter en kwalitatief beter contact tussen student en werkbegeleiders en docenten; - Een inhoudelijk ´rijkere´ stage dan in een individueel (BOL)traject; - Een meer met de BBL dan met de BOL te vergelijken werkrooster; - Een zelfstandigheid van werken die tussen die in de BOL en de BBL in ligt; en - Identieke eindtermen als bij de BOL- en BBL-opleidingsvarianten met een indivi- duele stage. 20
  • 22. De leerafdeling 2 resultaten Tot slot De analyses geven aan dat het functioneren als leerafdeling zeker voordelen lijkt te hebben, maar tegelijkertijd ook vragen oproept die zonder leerafdeling (in een reguliere stagesituatie) niet of minder aan de orde zouden zijn. De ontwikkeling als de leerafdeling en daarmee het co-makership tussen opleiding en werkpraktijk is in volle gang. Stap voor stap worden de condities verbeterd en komen tegelijkertijd ook nieuwe knelpunten aan het licht die opgelost moeten worden. Belangrijk is om de ruimte te nemen om daar samen in te investeren. 2.2 Resultaten van het onderzoek in het verpleeghuis de Plantage 2.2.1 Bronnen Deze casusbeschrijving is tot stand gekomen op basis van interviews met een aantal betrokkenen bij de leerafdeling de Plantage, te weten: de zorgmanager, de praktijkopleider en werkbegeleiders, de docenten van mbo en hbo, en de stagestudenten in de Plantage. 2.2.2 De leerafdeling op hoofdlijnen De Plantage is een verpleeghuis met zeven afdelingen, waarvan twee afdelingen Psychoge- riatrie, twee jongerenafdelingen en drie afdelingen ouderenzorg. De leerafdeling valt binnen de afdeling Psychogeriatrie; een gesloten afdeling waarbij de studenten actief zijn binnen een unit van twaalf bewoners. Daar zijn normaal vijftien stagiaires aanwezig, tien uit het mbo en vijf uit het hbo. De presentie van studenten wisselend, soms zijn er in totaal tien tot elf studenten die leerafdeling voor hun rekening nemen. In principe zijn er studen- ten van alle niveaus aanwezig, van niveau 2 tot en met niveau 5 en studenten uit de verschillende leerjaren van de opleidingen. De leerafdeling is gestart om de theorie en praktijk in de opleiding beter op elkaar te laten aansluiten. De BOL-opleiding is meer theoretisch ingericht en er is gekozen om de theorie met docenten naar de praktijk te halen. De leerafdeling is ook gestart als samenwerkings- verband tussen Zadkine en de Hogeschool van Rotterdam. Dat betekende dat de studenten van niveau 5 automatisch met studenten van een ander niveau werden gecombineerd. Dat waren bij aanvang studenten van niveau 3 of 4; sinds dit jaar zijn er ook studenten van niveau 2, met name vanwege de tekorten aan stagiaires. 21
  • 23. De leerafdeling 2 resultaten Dit is het derde jaar dat de leerafdeling draait. Docenten vanuit beide onderwijsinstellingen (de Hogeschool van Rotterdam en Zadkine) zijn eens per week op de Plantage aanwezig. Zij hebben dan met de praktijkbegeleiders overleg over studenten en individuele gesprek- ken met studenten. Ook begeleiden ze intervisie en geven ze klinische lessen; deze laatste zijn niet vrijblijvend voor de studenten. 2.2.3 Samenvatting van de casusbeschrijving Argumenten voor een leerafdeling Het belangrijkste van de leerafdeling van de Plantage zijn voordelen in het belang van de studenten. Iedereen is het er over eens, dat de studenten bij het runnen van een leerafde- ling meer verantwoordelijkheid krijgen, snel zelfstandig worden in het werk, leren samen te leren, leren respect te hebben voor elkaar, een team vormen, sneller thuis zijn op de stageplek en geconfronteerd worden met de werkelijkheid van de praktijk: zo gaat het in de zorg. Ook zijn er veel voordelen in het belang van het personeel genoemd. Er zijn meer handen aan het bed, stagiairs op de leerafdeling verlichten de werkdruk, stagiairs steken de handen uit de mouwen: de leerafdeling draait op hen. Voordelen voor de mbo- en hbo-docenten worden door de geïnterviewden niet genoemd; ze konden daar niet direct iets bij bedenken. Over voordelen voor de zorginstelling liepen de meningen uiteen: van een commercieel voordeel (we zijn de enige in de regio), het hebben van extra personeel, de beschikbaarheid van stageplaatsen tot een beter contact met de instelling. Voordelen van een leerafdeling voor de zorgvragers zijn: er is meer tijd, aandacht en persoonlijke zorg voor de bewoners. Bij elkaar betekent dat een stukje extra kwaliteit. Hoewel de bewoners (psycho-geriatrische patiënten) dit zelf moeilijk kunnen uitspreken, blijken de effecten van die extra kwaliteit wel uit hun gedrag. 22
  • 24. De leerafdeling 2 resultaten Argumenten tegen een leerafdeling Argumenten tegen leerafdelingen die docenten op basis van hun ervaringen schetsen zijn: - Het stagemodel van de leerafdeling is een keurslijf voor het organiseren van stages. Studenten zijn 20 weken van school weg, waardoor de aansluiting met andere onderdelen van den opleiding, bijvoorbeeld studieloopbaanbegeleiding, in de knel komt. - Studenten zijn niet gelukkig met leerafdelingen, omdat ze er gewoon geplaatst worden. Voor de leerafdeling van de Plantage geldt ook nog eens dat niet iedereen op een PG-afdeling wil werken en bovendien dat de Plantage voor studenten die in Rotterdam wonen lastig bereikbaar is. Er zijn echter convenants- afspraken gemaakt over de invulling van het aantal stageplaatsen bij de leerafde- lingen; dit betekent in de praktijk dat de scholen studenten moeten dwingen naar een leerafdeling als de Plantage te gaan. Argumenten tegen de leerafdeling die studenten noemen hebben vooral te maken met de planning en organisatie van de stages voor de scholen, alsmede de bereikbaarheid van de Plantage voor de meeste studenten. Een argument tegen een leerafdeling dat zowel door zorgpersoneel als door docenten wordt genoemd is dat het personeel last heeft van ‘begeleidingsmoeheid’. Niet iedereen heeft na drie jaar leerafdeling nog lol in het begeleiden en het is niet altijd makkelijk om altijd maar stagiairs te hebben. Dat is vaak heel druk en belastend in mentale zin. Als argument tegen een leerafdeling vanuit het perspectief van de zorgvrager geven de geïnterviewden unaniem aan dat de wisseling van groepen stagiairs veel onrust bij de bewoners veroorzaakt. Ze missen de vertrouwde gezichten, ze worden onrustig door de verandering en het duurt weer een tijdje tot ze aan de nieuwe stagiairs gewend zijn. Voor een PG-afdeling geldt vaak: hoe rustiger hoe beter. 23
  • 25. De leerafdeling 2 resultaten Vormgeving van de leerafdeling Als typering van vormgeving van de leerafdeling werd unaniem door de geïnterviewden genoemd: er wordt veel van elkaar geleerd, de studenten mogen zelf veel handelingen doen, ze hebben niet één maar meer werkbegeleiders, en ze werken samen aan het runnen van de afdeling (dat wil zeggen het bespreken en uitvoeren van zorgtaken) waardoor ze zich verpleegkundig kunnen ontplooien en verantwoording leren nemen. Een punt van aandacht dat wel wordt genoemd is, dat een eerder sprake is van een verzameling van studenten dan van een echt leer/werkteam. Verder werd door een aantal geïnterviewden genoemd dat werkbegeleiders getraind zijn om een leerafdeling te begeleiden, dat elke leerling-student vanuit een POP en met een PAP werkt en dat de samenwerking van de vormgeving van de leerafdeling in een conve- nant is vastgelegd. Wat de leerafdeling tot een krachtige leeromgeving maakt, is dat de dagelijkse praktijk de leeromgeving is. Dat wil zeggen: iedere dag zorg leveren, nadenken hoe je dit als student op een systematische maar toch ook voor de bewoners flexibele manier doet, en beoor- deeld worden op wat je doet en presteert. Studenten moeten de kennis en vaardigheden die ze op school leren, aanpassen aan het leefpatroon van de bewoners. Het gaat dan om ondersteuning bij dingen van alle dag, dus niet alleen om verpleegkundige zaken maar ook mensen die boos zijn, ziek worden, overlijden. In een dergelijke omgeving kun je je als student niet verschuilen achter de werkelijkheid: je staat er midden in. De samenwerking tussen de studenten zit in het werkproces zelf. Ze werken met elkaar, ze nemen initiatief, ze creëren een eigen stijl van werken en van het oplossen van problemen. Door na te denken over hoe ze iets gedaan hebben en waarom en met elkaar dit te bespreken, maakt een leeromgeving nog krachtiger waarbij nog moet worden aangemerkt, dat wat ze leren hoofdzakelijk voorkomt uit eigen leervragen. Dit komt ook tot uiting in de (theoretische) klinische lessen waarbij leervragen van de studenten als leervragen die vanuit de instelling worden gesteld aan de studenten uitgangspunt zijn (een transfer van praktijk naar theorie) Het werkproces op de afdeling is het leerproces van de studenten geworden. Het is vooral een leeromgeving van de studenten zelf, omdat de leervraag van hen uitgaat. Ze zijn daarbij ook verantwoordelijk voor het behalen van hun eigen leerdoelen. 24
  • 26. De leerafdeling 2 resultaten Studenten zeggen daar zelf over: je leert zelfstandig te werken, waarbij de begeleiding goed is en de faciliteiten goed geregeld zijn en je werkt vanuit een leuke sfeer aan de basis van het vak. De vraag in hoeverre het ook een leeromgeving voor docenten en werkbegeleiders is leverde een zeer divers beeld op. Als positief werd genoemd dat een aantal werkbegelei- ders voor een aantal studenten ervoor zorgen dat vanuit verschillende invalshoeken er naar oplossingen gekeken wordt en meerdere perspectieven aan de orde komen. Wat minder positief is, vooral bij docenten, dat niet om het leren van hen gaat in de praktijk van die zorgpraktijk, maar meer om leren omgaan met hoe je weerstanden bij studenten over een stageplaats kan wegnemen, hoe je rust in een groep brengt die op stage moet naar een instelling en wat ze niet willen, of hoe je stagelopen op een leerafdeling organi- seert in samenhang met andere stages qua tijdsomvang en qua vorm. Effecten Als positief effect voor de organisatie werd genoemd dat de leerafdeling er voor zorgt dat studenten wennen aan werk: op tijd komen, op tijd leren werken. De leerafdeling maakt voor een organisatie ook snel inzichtelijk of een deelnemer/student geschikt is voor het vak. Verder neemt de kwaliteit van de zorg toe (al hoewel dit niet gemeten is) en wordt het welzijn van ouderen meer belicht. Als positief effect voor de studenten wordt genoemd dat ze de leerafdeling als prettig ervaren, omdat ze meer begeleiding krijgen, meer samen werken en een grotere verant- woordelijkheid krijgen en door het leren en werken op een leerafdeling ook meer positiever tegenover de zorg zelf staan. Daarnaast worden ook minder positieve effecten genoemd: - Door een ‘knip’ in de stageperiode (groep 1 gaat en groep 2 komt) moeten werkbegeleiders steeds nieuwe stagiairs inwerken. Een geleidelijke overgang voorkomt dat. - De leerlijn die door studenten zelf is uitgestippeld wordt nog al eens vergeten. Bovendien blijkt dat het veranderen van leervragen in een POP ervoor zorgt dat het leerproces voor de begeleiders soms wat onoverzichtelijk wordt. - De leerafdeling blijkt niet voor elke deelnemer geschikt te zijn, met name niet voor die studenten die veel sturing nodig hebben. 25
  • 27. De leerafdeling 2 resultaten Genoemde effecten van een leerafdeling voor het personeel zijn heel divers. Werkbegeleiders noemen als voordelen dat ze op een natuurlijke manier de stagiairs iets konden leren, dat ze zelf ook gestimuleerd worden door met de studenten mee te denken en mee te leren, dat er meer ‘handjes’ op de werkvloer zijn, dat alle faciliteiten om een leerafdeling te draaien er ook zijn (ook studieruimtes) en dat door de aanwezigheid van de docenten minstens 1x per week de communicatie tussen school en bedrijf aanzienlijk verbeterd is. Als minder positief worden (met name door de docenten) genoemd dat er bij de start van de stage veel onduidelijkheden over afspraken zijn, afspraken verschillende geïnterpre- teerd worden en dat het moeilijk is om effect van een leerafdeling in een groep in een periode van 20 weken vast te stellen om er kwaliteit uit te halen. Effecten voor bewoners zijn vooral dat de kwaliteit van de zorg is toegenomen. Hoewel er geen directe signalen van tevredenheid van de bewoners zijn, zeggen familieleden wel vooral tegen de zorgmanager dat ze erg tevreden zijn over de zorg voor de bewoners op de leerafdeling (een mooi direct merkbaar en concreet voorbeeld was het verbouwen van de badkamer). Dit algeheel voelbaar positief effect wordt hoofdzakelijk toegeschreven aan het feit dat de leerafdeling één geheel is, één afdeling waarbinnen medewerkers, studenten samenwerken aan zorgtaken met de zorgbehoefte van de bewoners als uitgangspunt. Verschillen tussen de leerafdeling en individuele stages Voor- en nadelen individuele stage Voordelen van een klassieke, individuele stage die genoemd worden zijn: - voor alle betrokkenen (studenten, opleiders, zorgmanager) is duidelijker wat de doelen van het onderwijs en leren van de deelnemer zijn, - de student is beter in beeld, de studenten lopen stage op alle afdelingen van een instelling; de begeleiding van de student is één op één (dat wil zeggen dat een deelnemer gekoppeld is aan dezelfde begeleider). Wat ook voor een individuele stagevorm pleit, is de variatie in stageplaatsen doordat in eenzelfde zorginstelling studenten op verschillende zorgafdelingen stage kunnen lopen en de stage niet beperkt hoeft te blijven tot één afdeling. 26
  • 28. De leerafdeling 2 resultaten Als nadeel van de individuele stage wordt ook de begeleiding van de student genoemd. De begeleiding is in de individuele stage zo intensief, dat het leerproces van de student min of meer overgenomen wordt en dat niet snel duidelijk wordt of de student wel voldoende verantwoordelijkheid en zelfstandigheid kan nemen in de zorg. Voor- en nadelen leerafdeling Als voordelen van de leerafdeling (tegenover wat de individuele stagevorm dan mist) gelden: - studenten leren samenwerken en dat is een belangrijke voorwaarde om in na de opleiding in de beroepspraktijk te gaan werken; - studenten hebben een positievere houding tegenover de zorg; bij hbo-studenten is het negatieve beeld wat ze van de PG hadden, doorbroken, ze weten nu wat zorg echt inhoudt; - in een leerafdeling is meer zicht op de leerresultaten die studenten behalen. Als nadelen van de leerafdeling ten opzichte van de individuele stagevorm wordt genoemd - studenten die ‘meehobbelen’ en niet leren minder snel opvallen bij een leerafdeling; studenten zijn minder in zelf staat hun stagetijd te plannen en te organiseren; ze - zitten een half jaar op één stageplaats (de leerafdeling) en zijn al die tijd niet op school. Vormverschillen Het belangrijkste vormverschil is volgens de respondenten dat de leerafdeling is gebaseerd op teamwork met een begeleiding waarbij meer werkbegeleiders betrokken zijn; terwijl de individuele stage is gebaseerd op één-op-één begeleidingssituaties tussen deelnemer /student en werkbegeleider. De begeleiding in de individuele stage is één-op-éen-begeleiding: elke student heeft zijn eigen begeleider. De begeleiding op de leerafdeling wordt verzorgd door meerdere begelei- ders die in principe alle studenten op de leerafdeling begeleiden. De respondenten zijn van mening dat samenwerken en samenleren op de leerafdeling bevordert wordt in tegenstelling tot de individuele stage. Op de leerafdeling is er ruimte voor teamwork. De individuele stage blijft individueel werk. 27
  • 29. De leerafdeling 2 resultaten De begeleiding van de individuele stage is zo intensief dat niet altijd duidelijk is wat de student wel en niet kan. Op de leerafdeling leren studenten verantwoordelijkheid nemen en zelfstandig werken binnen het team. 2.3 Resultaten van het onderzoek in Bavo Europoort, locatie Berkel 2.3.1 Bronnen Deze casusbeschrijving is gebaseerd op meningen van de betrokkenen bij de leerafdeling. De functies van de geïnterviewde betrokkenen zijn: - ketenzorgmanager - afdelingshoofd (en coach) en teamleidster (en coach) - twee docenten (MBO en HBO) - studenten 2.2.2 De leerafdeling op hoofdlijnen Bavo Europoort is een instelling voor geestelijke gezondheidszorg (ggz) en biedt een breed palet aan zorg in Rotterdam en wijde omgeving. Volwassenen vanaf 18 jaar kunnen bij de instelling terecht met psychische klachten en voor informatie over geestelijke gezondheid. Cliënten kunnen beschermd of begeleid wonen en kunnen gebruik maken van een uitgebreide assortiment dagbestedingsactiviteiten. Uiteraard kunnen patiënten ook worden opgenomen. De instelling draagt zorg voor deskundige behandeling van mensen met psychische problemen en biedt programma's ter preventie van die problemen. Daarbij wordt rekening gehouden met de multiculturele samenstelling van de inwoners van het zorggebied. Daarnaast denkt de instelling actief mee bij problemen in de samenleving, die mogelijk kunnen worden opgelost. Het onderzoek heeft betrekking op de locatie Berkel, die bestemd is voor de ouderenpsy- chiatrie, dat wil zeggen patienten vanaf ongeveer 55 jaar. Ouderen met (een vermoeden van) een psychiatrische aandoening biedt Bavo Europoort Berkel diagnostiek en behande- ling. Het kan gaan om patiënten die met psychiatrische problemen oud geworden is of om patienten die pas op latere leeftijd psychiatrische problemen heeft gekregen. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan depressie, angst en ook schizofrenie. 28
  • 30. De leerafdeling 2 resultaten De leerafdeling in Berkel is gevestigd in gebouw IJsselstraat 1, en omvat 3 units, elk met negen patiënten. De leerafdeling is gevestigd in twee van de drie units en is in der tijd opgezet ter vervanging van de BBL-route. Voor de intervisiebijeenkomsten met de studen- ten is een aparte ruimte beschikbaar. Twee keer per jaar komen 16 studenten - 11 mbo’ers niveau 4 (3de leerjaar) en 5 hbo’ers niveau 5 (leerjaar 2 en 3) - gedurende 20 weken de leerafdeling bevolken. De mbo’ers zijn allemaal BOL studenten en krijgen een stagevergoe- ding. Ze zijn boventallig en één tot drie studenten per unit werken onder de eindverant- woordelijkheid van één coach. Zij worden ook in de weekenden en avonden ingezet en hebben meer plichten en verantwoordelijkheden dan studenten die een individuele stage volgen. De directe begeleiding op de leerafdeling vindt in eerste instantie plaats door de praktijkopleider of werkbegeleider, dat zijn functionarissen van de arbeidsorganisatie die een coachingscursus bij Zadkine hebben gevolgd. Op de afdeling zijn soms begeleiders van niveau 4 aanwezig, een enkeling is niveau 5 gediplomeerd en een hele grote groep begeleiders is niveau 3 gediplomeerd. Bij de afdelingen zijn vijf werkbegeleiders betrok- ken, twee praktijkbegeleiders en twee docenten (mbo en hbo). De werkbegeleiders hebben een coachtraining gehad en worden gecoacht door de praktijkopleider, die daarnaast meerdere studenten begeleidt en aanspraakpunt is voor de school (docent). Elke student heeft een eigen werkbegeleider. Gedurende de eerste drie weken worden studenten ingewerkt. Dan kunnen ze wennen aan de cultuur van de instelling. Vervolgens maakt de student – in de 10de week – een plan onder begeleiding van een werkbegeleider/coach, wat zij/hij wil gaan leren. Na verloop van tijd ontstaat de leerafdeling. Gedurende de dag ontvangt de student sturing op zaken die niet goed gaan en er is de mogelijkheid om met de coach te spreken over zaken die dwars zitten. Drie weken voor het eind vindt de eindbeoordeling plaats. Als de zowel de student als de coach vindt dat een doel is behaald, schrijft de leerling/student een reflectieverslag. Na 20 weken komen weer nieuwe leerlingen in de zorgafdeling. Twee keer per jaar komen studenten - na de inwerkperiode - de leerafdeling bevolken. Elke student heeft een werkbe- geleider. Bij de afdelingen zijn vijf werkbegeleiders betrokken, twee praktijkbegeleiders en twee docenten (MBO en HBO) en twaalf leerlingen (voorheen achttien). De werkbegelei- ders hebben een coachtraining gehad en worden gecoacht door de praktijkopleider, die daarnaast meerdere studenten begeleidt en aanspraakpunt is voor de school. 29
  • 31. De leerafdeling 2 resultaten 2.3.3 Samenvatting van de casusbeschrijving Argumenten voor een leerafdeling De leerafdeling biedt, geredeneerd vanuit de instelling, ten eerste de mogelijkheid meer zorg te bieden ('meer handen aan het bed') dan bij een normale bemensing van de betref- fende afdeling. Ten tweede is het goede manier om de toekomstige personeelsvoorziening veilig te stellen: de instelling kan enerzijds een leerafdeling benutten om de opleiding van de studenten mede inhoudelijk te beïnvloeden; anderzijds kan de instelling de “kwaliteit” van de op de leerafdeling werkende studenten beoordelen en deze informatie gebruiken bij de werving van nieuw personeel. Op de derde plaats leveren stagiaires een belangrijk bijdrage aan de ontwikkeling van een innovatieve sfeer op de afdeling. Ten slotte is de leerafdeling ook voor kennisontwikkeling van zittend personeel een belangrijke factor. Geredeneerd vanuit de studenten is een voordeel dat zij op de leerafdeling veel meer eigen verantwoordelijkheid krijgen. Het nemen van initiatief en het reflecteren op eigen gedrag wordt nadrukkelijk aangemoedigd. Naast deze meer metacognitieve competenties, biedt een leerafdeling meer mogelijkheden tot het ontwikkelen van vaktechnische competenties, aangezien ze voortdurend in aanraking komen met “authentiek werk” onder “normale”werkomstandigheden. Binnen de leerafdeling krijgen de zorgprofessionals een andere rol: zij worden begeleider c.q coach van de studenten. Dit leidt tot een aanzienlijke verandering van hun normale werkzaamheden. De rolverandering brengt ook met zich mee dat zij geschoold worden om hun nieuwe rol naar behoren te kunnen vervullen. Maar de professionalisering heeft niet alleen betrekking op het begeleiden van studenten, maar nadrukkelijk ook op verschillende andere facetten van het beroep. De leerafdeling werkt als een soort katalysator voor vernieuwing en professionalisering. Dit wordt veroorzaakt door de gehele setting: studen- ten op de werkvloer, docenten vanuit het mbo en hbo die met regelmaat op de leerafdeling aanwezig zijn én de gewijzigde rol van de verpleegkundige/verzorgende op de afdeling. Over het algemeen wordt de nieuwe rol van de werkbegeleider als uitdagend getypeerd. De leerafdeling heeft ook positieve effecten voor de zorgvragers: ze krijgen naar verhou- ding aanzienlijk meer aandacht. Door de extra menskracht zijn extra activiteiten mogelijk, die normaal niet op het programma zouden staan. Daarnaast leidt het tot het doorbreken van 'gewoontes.' 30