1. Debat ‘Hoe krijgen we wat meer groepswonen (GW) in onze groepswoningbouw (GWB)?’
met
Tom Balthazar, Schepen Stad Gent
Jo Debyser, notaris
Steven Ducatteeuw, Beroepsvereniging Vastgoedsector, Matexi
Veerle Geerinckx, Ruimte en Erfgoed Vlaanderen
Luk Jonckeere, Samenhuizen vzw.
Trui Maes, Centrum Duurzame Ontwikkeling UGent
Peter Vermeulen, architect-stedenbouwkundige, Stramien
De samenvatting van het namiddagdebat wordt gegeven in volgorde van de 5 thema’s die
met een aantal gerichte vragen op voorhand aan de debatterenden gegeven werden.
1. Principe
Hoe belangrijk zijn groepswoonprojecten voor U (als vertegenwoordiger van ….) Wat
lijkt hierbij de rol van Uw organisatie/bestuur/administratie? Moeten deze
initiatieven in de toekomst meer gefaciliteerd worden?
Als er één ding vandaag duidelijk is geworden dan is het wel, dat “Groepswonen een
beweging is van onderuit, mensen die gaan samenwonen in vrije wil en niet omwille
van louter financiële redenen. Het beantwoordt duidelijk aan een essentiële
maatschappelijke nood”. Ook vanuit het standpunt van duurzame ontwikkeling - niet
alleen omwille van het ecologische maar ook voor het sociale duurzaamheidprincipe
- moet groepswonen aangemoedigd worden.
De vertegenwoordiger van de vastgoedsector merkt wel op dat zij er nog niet mee
bezig zijn en dat groepswonen een beperkte niche zal blijven.
Volgens notaris Debyser is het heel belangrijk dat alles, d.w.z. zowel het privatieve
als het gemeenschappelijke zeer goed verwoord en juridisch beschreven wordt en
dat een notaris een groep bewoners helpt bij het kiezen van de juiste juridische
vorm zoals mede-eigendom. Ook benadrukt hij de rol van een notaris bij het proces
in verschillende fasen.
De maatschappij is momenteel nog teveel op individuele consumptie gericht en
moet nog meer gesensibiliseerd worden voor groepswonen. In Denemarken komt
groepswonen zelfs “als afzonderlijke rubriek” in de media bij het op zoek gaan naar
mogelijke bewoners voor groepswoonprojecten. Daar heeft 30 % van de bevolking
te kennen gegeven te willen samenwonen in een groepswoonproject. Wij zijn er hier
in België nog ver vanaf.
2. Door RO wordt groepswonen nog veelal gezien als een probleem maar GW houdt
verdichting in vooral in stedelijke gebieden en in mindere mate in buitengebieden
en moet dus toegejuicht worden.
Iemand uit de zaal wees op het feit dat in Gent door de hoge huurprijzen ook
anderen dan studenten gaan samenhuizen in een eengezinswoning en dat dit soms
aanleiding geeft tot “huisjesmelkerij”. Hiertegen moet sneller opgetreden worden
maar ook het aanbod aan betaalbare woningen moet opgedreven worden.
2. Ondersteuning
Groepswoonprojecten hebben vaak een (te) lange aanlooptijd. Wat kan er gebeuren
om dit in te korten? Zou professionele begeleiding hierbij kunnen helpen? En wie kan
dit op zich nemen?
Veel interessante plekken of gebouwen verdwijnen op de commerciële markt en er
zijn weinig mogelijkheden voor groepswonen. Daarom is er ondersteuning nodig
vanuit de overheid.
Van verschillende kanten werd gewezen op de mogelijkheid om de projecten in
een vooroverleg te presenteren aan de verschillende diensten zowel op lokaal
vlak als t.a.v. de hogere overheden. Sommige problematieken kunnen alzo
ondervangen worden en de duur van het project verkorten.
Kunnen autonome gemeentebedrijven een bemiddelingsrol opnemen, en
bijvoorbeeld analoog aan de Brusselse beurs voor Collectieve
Vastgoedaankopen geïnteresseerden en gronden of panden samenbrengen. In
Brussel maakt de Afvaardiging voor de Ontwikkeling van het Stedelijk Gebied
voor een mogelijk project zelfs op voorhand een haalbaarheidsstudie en hebben
zij een voorkooprecht zodat zij later kunnen doorverkopen aan een groep.
De notaris stelt dat het ook nodig is dat een bewonersgroep zich professioneel
laat begeleiden tijdens de verschillende fasen maar hij merkt terecht op dat dit
ook moet betaald worden.
Rol van het middenveld: De vzw Samenhuizen en vooral de equipes van de
bestaande cohousingprojecten kunnen optreden als een pool van deskundigen.
Kunnen zij daarvoor steun krijgen van de overheid?
3. Ook vanuit andere beleidsdomeinen kan de overheid een sterk stimulerende rol
gaan spelen, want zoals we gezien hebben heeft groepswonen naast een
ruimtelijke dimensie zeker een sociale en maatschappelijke betekenis.
Kunnen huurders ook betrokken worden bij groepswonen?
3. Projectontwikkeling:
Is het mogelijk/wenselijk wat meer gemeenschappelijke infrastructuur aan
groepswoningbouw toe te voegen? In welke mate is een gemeenschappelijke
binnenruimte essentieel voor groepswoonprojecten? Moet het concipiëren van
groepswoonprojecten niet gebeuren i.s.m. toekomstige bewoners zodat nieuwe
woonvormen kunnen ontstaan….en moet er dus geen nieuw soort
projectontwikkeling ontwikkeld worden?
Wat de projectontwikkeling betreft, werd opgemerkt dat
Naast de privacy van een eigen woning het hebben van een gemeenschappelijke
ruimte essentieel is voor het slagen van een GW-project
Het uiterst belangrijk is dat de toekomstige bewoners van bij het begin bij het
project betrokken worden
Een gemeente vooral moet begeleiden en minder zelf ontwikkelen en ook kijken
wat een groep mensen zelf wil. Er sowieso meer gemeenschappelijke ruimte
moet worden voorzien ook in groepswoningbouwprojecten.
Vooral GWB en GW die openstaan voor de buurt moeten gepromoot worden en
via financiële steun gestimuleerd worden.
Het grond- en pandenbeleid eist dat bij meer dan 10 kavels er 10 % naar sociale
huisvesting gaat. Dit is soms een probleem voor kopers. Kan de overheid zijn rol
opnemen om hier sociale kavels te realiseren en deze ‘sociale huurders of
kopers’ van bij het begin bij het project te betrekken.
4. Mensen in GW sociaal geëngageerde mensen zijn zodat de overheid initiatieven
vanuit GW projecten met beide handen moeten aannemen en faciliteren. De
overheid zou bv. kunnen werken met subsidies voor projectcoördinatie met
professionals en werken met strategische projecten op lokaal niveau
Men zou moeten komen naar een vorm van projectontwikkeling waar er oog is
voor gemeenschappelijke ruimte in wijken in het algemeen. Op wijkniveau zou
er moeten gekeken worden op welke manier de sociale cohesie verbeterd of
ondersteund kan worden.
De gemeente zou kunnen opstalrecht geven op gronden waar mogelijks
groepswonen zou gerealiseerd worden tot op het moment dat het project
zekerheid heeft op slagen.
De gemeente kan ook in een RUP zones voor groepswonen/groepswoningbouw
voorzien, maar moet bij het laten uitschrijven van de voorschriften erover
waken dat deze voorschriften groepswoonprojecten….niet juist uitsluiten!
Vanuit bewoners van cohousing Vinderhoute werd gesteld dat zij veel tijd
verloren hebben met alles zelf te moeten opzoeken en ondervinden. Nu kunnen
zij als ‘ervaringsdeskundigen’ optreden om andere potentiële bewoners te
begeleiden. Zou de overheid hiervan geen gebruik kunnen maken en het
middenveld gebruiken om groepswonen te faciliteren.
Projectontwikkelaars hebben een grote expertise en misschien moet er gezocht
worden naar een goede samenwerking tussen een groep van potentiële
bewoners en een projectontwikkelaar.
Vanuit de zaal werd gesteld dat er in Gent duidelijk interesse is om aan GW te
doen maar dat er niet veel panden zijn en het moeilijk ligt bij het
gemeentebestuur.
Anderzijds blijkt er ook vanuit de stad Kortrijk zelf interesse te zijn om gebieden
aan te bieden voor GW. Er werd gesuggereerd dat het daar zeer goed zou zijn
om een beurs in te richten om de stad met kandidaat bewoners voor GW en met
elkaar in contact te brengen.
5. 4. Projectzones:
Kan/moet de overheid het aanbod voor groepswoonlocaties niet opvoeren door
bijvoorbeeld:
- alle vierkantshoeven in het buitengebied hiervoor in aanmerking te laten
komen?
- In ruimtelijke plannen specifieke zones hiervoor in te kleuren?
Bij de vraag of er speciale projectzones moeten afgebakend worden werd gesteld
dat
GW overal moet kunnen en dat het dus niet aangewezen is dat door de
Ruimtelijke Ordening specifieke zones voor GW aangeduid worden.
Er geen nood is aan een specifieke regelgeving voor GW omdat het de
complexiteit van de regelgeving nog vergroot. Maar is dit een excuus om het er
helemaal niet over te hebben?
Alle vierkantshoeves in het buitengebied in aanmerking laten komen voor GW is
niet wenselijk omwille van het gevaar van suburbanisatie, verhoogde mobiliteit
en druk op het buitengebied. Bovendien is het soms moeilijk een onderscheid te
maken tussen GW en GWB en dit zou erg uit de hand kunnen lopen.
GW een interessante herbestemmingmogelijkheid is voor cultureel erfgoed
maar er moet toch op gelet worden dat men duurzaam omgaat met het
buitengebied
Moet men ook niet stilaan denken om bepaalde appartementsblokken geschikt
te maken voor GW door meer gemeenschappelijke ruimte in te brengen bv. op
het gelijkvloerse niveau.
5. Sociale woningbouw
Op welke manier kan de sociale huisvesting dergelijke projecten zelf ontwikkelen of
eraan participeren? Of moeten we op zoek naar alternatieven?
6. Bij de vraag of sociale woningbouw een belangrijke rol te vervullen heeft, werd
gesteld dat:
Momenteel worden de meeste GWprojecten bewoond door mensen met een vrij
hoog inkomen en zijn er geen voorbeelden van vermenging met sociale huisvesting.
Ook in La Grande Cense waar men nochtans getracht heeft om er sociale bewoners
bij te betrekken, is dit niet gelukt.
Het in groep wonen bijna inherent verbonden is aan sociale woningbouw maar
dat er door de huisvestingsmaatschappijen nog heel wat gerealiseerd moet
worden i.v.m. gemeenschappelijke ruimtes
Momenteel is sociale diversiteit een groot probleem en bijna onbestaande in
groepswonen. Daarom pleit men voor subsidiemogelijkheden voor huurders in
dergelijke projecten.
Vanuit bewoners van cohousingprojecten werd gesteld dat de sociale last in het
grond- en pandenbeleid voor cohousing zou moeten verminderd worden.
Net als kandidaat-bouwers zouden ook kandidaat-huurders bij het proces van
GW moeten kunnen betrokken worden.
Tenslotte werd er op gewezen dat de regelgeving bij de Sociale Huisvesting veel
te streng is en dat het veelal 10 jaar tijd in beslag neemt om een project in die
context te realiseren. Men moet dus absoluut daar de regelgeving versoepelen
om de creativiteit te bevorderen.
7. Bij de vraag of sociale woningbouw een belangrijke rol te vervullen heeft, werd
gesteld dat:
Momenteel worden de meeste GWprojecten bewoond door mensen met een vrij
hoog inkomen en zijn er geen voorbeelden van vermenging met sociale huisvesting.
Ook in La Grande Cense waar men nochtans getracht heeft om er sociale bewoners
bij te betrekken, is dit niet gelukt.
Het in groep wonen bijna inherent verbonden is aan sociale woningbouw maar
dat er door de huisvestingsmaatschappijen nog heel wat gerealiseerd moet
worden i.v.m. gemeenschappelijke ruimtes
Momenteel is sociale diversiteit een groot probleem en bijna onbestaande in
groepswonen. Daarom pleit men voor subsidiemogelijkheden voor huurders in
dergelijke projecten.
Vanuit bewoners van cohousingprojecten werd gesteld dat de sociale last in het
grond- en pandenbeleid voor cohousing zou moeten verminderd worden.
Net als kandidaat-bouwers zouden ook kandidaat-huurders bij het proces van
GW moeten kunnen betrokken worden.
Tenslotte werd er op gewezen dat de regelgeving bij de Sociale Huisvesting veel
te streng is en dat het veelal 10 jaar tijd in beslag neemt om een project in die
context te realiseren. Men moet dus absoluut daar de regelgeving versoepelen
om de creativiteit te bevorderen.