2. ‘Lieverd, we gaan weg!’ hoorde ik mama roepen. Ze zouden vanavond naar een feestje gaan. ‘Ik kom!’ riep ik terug. Ik sloeg mijn schoolboek dicht. Ik zuchtte. De volgende dag had ik een toets wiskunde. Drie keer raden wie er een hekel aan wiskunde had. Ik zette mijn wiskundeboek voor nu in de boekenkast en rende naar de hal. ‘Eindelijk, wil je voortaan een beetje opschieten als we je roepen?’ zei mijn vader nors. Mijn moeder wierp een boze blik naar mijn vader en omhelsde me glimlachend. ‘Je vader doet chagrijnig omdat hij heel zenuwachtig is. Dit feestje is erg belangrijk voor zijn baan,’ fluisterde mijn moeder in mijn oor. Ze liet me los. ‘Je weet dat je de deur niet mag open doen als er aangebeld wordt, ook de telefoon niet opnemen,’ mijn vader keek regelmatig met een chagrijnige blik naar zijn horloge. ‘Alleen de telefoon opnemen als het mijn nummer is. Je kent mijn nummer toch wel? Ook geen gewelddadige computerspellen.’ Mijn vader zuchtte. ‘Dat zeg je iedere keer als we weggaan, Valérie. Válencia kent dit hele gesprek ondertussen al uit haar hoofd.’
3. Mijn vader liep met vlugge passen naar de deur. Hij tikte een paar keer met zijn voet op de grond. Mijn moeder wierp me nog een lieve blik toe en liep ook naar de deur. Mijn vader zat ondertussen al in de auto. ‘Liefje, ben nou niet zo ongeduldig!’ riep ze naar mijn vader. Ze liep met grote passen naar de auto. ‘Veel plezier op het feest!’ zei ik nog.
4. Ik gooide deur dicht en keek uit het raam hoe de auto gestart werd. Het duurde niet lang of de auto reed weg. Ik zuchtte opgelucht. ‘Eens even kijken waar mama die gewelddadige computerspellen verstopt heeft.’
5. Het zoeken duurde niet lang. Mama verstopte de spellen op standaard plekken. Zoals onder haar bed, in een kast achter een berg papieren of in haar kledingkast onder een hoopje kleding. Ik checkte of de auto echt weg was. Ik moest er niet aan denken dat mama ineenkeer binnenkwam omdat ze iets vergeten was.
6. Ik stopte Call of Duty in de cd-speler. Ik wachtte tot het opstartte. Na 5 minuten was het spel nog niet opgestart. Ik zuchtte en ging naar de keuken om een zak chips te pakken. Toen ik terugkwam was het spel opgestart. Ik legde de zak chips naast de computer en ging meteen aan de slag.
7. Het spel ging erg traag. ‘Dit is helemaal niet leuk. Zo’n spel hoort snel te gaan. Ik moet echt een keer om een eigen computer vragen.’ Al snel werd ik het spel zat omdat het zo traag ging. Ik sloot het spel af en borg het zorgvuldig terug op. Ik plofte neer op de bank met de zak chips en drukte de televisie aan. De rest van de avond keek ik naar een spannende film.
8. Toen de film net afgelopen was, ging de telefoon. Ik schrok, ik hoopte dat het mama zou zijn. Ik liep naar de telefoon en keek naar het nummer. Ik herkende het. Het was mama’s nummer. Ik nam de telefoon op.
9. ‘Hallo, mama!’ groette ik haar vrolijk. ‘Hallo, liefje. Ik belde even om te zeggen dat het bedtijd is. Je moet morgen tenslotte gewoon weer naar school.’ ‘Ja, mama.’ Zei ik gehoorzaam. ‘Oké, we zullen niet te laat terug zijn! Ik hou van je, vergeet dat niet!’ ‘Ik hou ook van jou!’ Toen werd er opgehangen.
10. Ik hing de hoorn terug aan de haak en liep naar mijn kamer. Ik trok mijn pyjama aan en kroop in bed. Het duurde niet lang totdat ik in een diepe slaap viel.
11. De volgende ochtend ging de wekker. Ik kwam omhoog en gooide mijn benen over de rand. Ik gaapte. De wekker ging nog steeds af. Geïrriteerd drukte ik hem uit. Ik pakte dezelfde kleding als die ik gisteren aan had. Ik liep naar de badkamer en douchte waarna ik mijzelf vermoeid aankleedde.
12. Toen ik de keuken binnenkwam, waren mijn ouders er niet. ‘Hm, vast al naar het werk vertrokken,’ mompelde ik.
14. Rond 3 uur kwam ik thuis. Ik liep naar binnen. ‘Ik ben thuis!’ riep ik. Geen antwoord. Dit was vreemd. Normaal was mijn moeder nu al thuis. Ik doorzocht het hele huis maar er was niemand. ‘Misschien een briefje,’ bedacht ik me. Ik zocht in de keuken en de woonkamer naar een briefje, maar dat was er ook niet. Ik begon me zorgen te maken. Ik wou net mama gaan bellen tot opeens de bel ging. Ik liep naar de deur en zag door het glas een volwassen vrouw staan maar het was niet mijn moeder.
15. De vrouw zag er vriendelijk uit dus ik deed, ondanks de waarschuwingen van mijn moeder, de deur open. ‘Hallo,’ zei de vrouw met een zachte, vriendelijke stem. ‘Ik ben hier voor Válencia, maar dat ben jij zeker?’ ze had mooie, blauwe ogen. ‘Ja,’ zei ik rustig. De vrouw kreeg een ernstige uitdrukking op haar gezicht.
16. ‘Ik zal maar meteen met de deur in huis vallen,’ ze sloot haar ogen even. ‘Je ouders zijn verdwenen.’
17. Ik keek haar stomverbaasd aan. Had ze echt gezegd dat mijn ouders verdwenen waren. De vrouw had nog steeds dezelfde ernstige uitdrukking op haar gezicht. ‘Ik ben hier om je mee te nemen naar een heel fijn huis, waar je kan blijven tot je ouders gevonden zijn.’ Ze glimlachte even.
18. ‘De politie is op zoek naar je ouders,’ zei ze vlug. ‘Ze zullen vast snel weer gevonden zijn.’ Deze vrouw kwam mij heel rustig vertellen dat mijn ouders verdwenen waren en zei dan dat ik totdat mijn ouders gevonden waren bij haar moest gaan wonen?! Ik schudde verwoed mijn hoofd. Hier kwam niks van in. Ik beet op mijn lip.
19. Ik kwam snel in actie. Ik rende langs haar heen, zo hard als ik kon. Ik bleef maar rennen terwijl de tranen over mijn wangen stroomden. Ik ging bij helemaal niemand wonen, behalve bij mijn eigen ouders. Vanaf dat moment was mijn zwerversbestaan een feit.