3. Voorbeelden van interspecifieke
relaties
• Interspecifiek: interacties
tussen verschillende soorten
• Intraspecifiek: interacties
binnen 1 soort
• Symbiose is het samenleven
van 2 levensvormen
• Mutualisme: met een gunstig
effect voor de verschillende
partners
• Commensalisme: 1 species
• Rups Maculinea alcon profiteert, andere niet
(Gentiaanblauwtje) in beïnvloed
mierennest • Parasitisme en parasitoïdisme
3
4. Voorbeelden van interspecifieke
relaties
• Meest significante relaties:
jager-prooi-relaties
• De 2 populaties hebben een
tegengesteld effect op elkaar
• Deze leiden tot het concept
van de voedselketen of -web
• Concurrentie: met negatieve
effecten tussen de
verschillende soorten; groei
van de ene populatie,
• Slechtvalk (Falco reduceert die van de andere
peregrinus) met prooi • Concurrentie wanneer twee
species dezelfde ecologische
niche delen in eenzelfde
habitat
4
5. Jager-prooi-relatie
• Voor 1865 neemt het
aantal hazen toe.
Gevolg: meer voedsel
voor lynx en hun
aantal neemt toe
• 1865 - 1870: door het
grote aantal lynxen,
neemt de
hazenpopulatie af
• De lynxpopulatie stijgt
nog even nadat de
hazenpopulatie over
z’n top heen is
• Er is immers nog
genoeg voedsel
5
6. Jager-prooi-relatie
• 1870-1875: lynxen
krijgen het moeilijk,
wegens voedselgebrek
• Deel van de populatie
lynxen sterft
• Ander deel migreert
• 1875: De populatie
hazen is gegroeid,
wegens grotere
overlevingskansen
• De populaties veranderen • Beide populaties hebben
een tegengesteld effect
continu door aangroei en op elkaar
sterfte • Er wordt een
• Dynamisch evenwicht evenwichtssituatie
bereikt
6
7. Toepassingen kennis jager-
prooi-relaties
• Bevissen van meren,
zeeën en rivieren;
bepalen van veilig
biologisch minimum van
een vissoort
• Jagen op wild in diverse
ecosystemen zoals
leeuwen in savanne, …
• …konijnen en vossen in
duinen
• … of herten in bossen
• Kabeljauwbestand in
de Noordzee
7
8. Verdediging van de prooi
• Coëvolutie: als de jager
evolueert, zal de prooi
evolueren om het te
ontvluchten
• Waarschuwende kleuren of
mimicry
• Mimicry: het imiteren van de
kleuren van een agressief
organisme
• Zo komt het prooidier bv. als
jager over
• Camouflage
• Coëvolutie tussen zebra en
leeuw: de zebra is
geselecteerd op zijn
snelheidsmogelijkheden
8
9. Bullsnake doodt rattlesnake
• Ratelslang heeft als
natuurlijke vijand
Pithouphis catenifer
• Coëvolutie: deze wurgslang
is immuun voor het gif van
de ratelslang
• Midwest: aanwezigheid
bullsnake garandeert
veiligheid
• Pithouphis catenifer • Als prooi ook kleine
• Boeren waarderen deze knaagdieren, net als
slang als jager op ratelslang (zelfde niche)
knaagdieren, jagend op
plaatsen waar katten niet Filmpje Pithouphis
bijkomen
9
10. Mimicry
• Vele vlinders hebben
oogstrukturen ontwikkeld
• Schrikeffect voor vogels
en insecteneters
• Waarschijnlijk had de
voorouderlijke
vlindersoort gelijkaardige,
kleinere vlekjes
• Natuurlijke selectie: ogen
• Als een onderdeel van steeds groter en
een dier een ander gelijkender op
onderdeel nabootst, roofvogelogen
spreekt men wel van
• Saturnia pavonia
automimicry
(Nachtpauwoog)
10
12. Sesia apiformis (Horzelvlinder)
• Ook andere vlinders en
zweefvliegen imiteren
gevaarlijke steekinsecten
• Waarschuwingskleuren
van giftige of gevaarlijke
insecten vallen ook onder
mimicry
• Zo worden roofdieren
gewaarschuwd, gunstig
voor beide partijen
• Onschadelijke diersoorten
nemen felle kleuren en
worden zo beschermd
• De horzelvlinder gelijkt op
een grote wesp
12
13. Mimicry: waarschuwingskleuren
• Aposematisme: gebruik van
kleuren ter waarschuwing
van giftigheid
• Zeeslakken zijn blind - de
kleuren dienen dus enkel ter
communicatie met andere
species
• Mülleriaanse mimicry: vele
species volgen eenzelfde
kleurenpatroon
• ‘Apo’ = weg, verwijderd • Zo heeft een predator een
• ‘Sematisch’ = waarschuwend minimum aan aposematische
• Antithese van camouflage modellen te identificiëren
• Secundaire defensie, primair • Phyllidia varicosa voedt
is oneetbaarheid of giftigheid zich met sponzen,
waarvan ze chemische
• Enkel van toepassing indien
stoffen opnemen, ter
de predator via geheugen een
aanmaak van toxinen
volgende ervaring kan mijden
13
15. Hapalochlaena maculosa
• De blauwringoctopus heeft
een van de meest
dodelijke beten in het
Australisch rifgebied
• Bij opwinding kleuren de
ringen blauw, anders
onopvallend bruin
• Gif werkt in op gestreepte
spieren
• Ademhaling en beweging
stoppen, hartslag en
bewustzijn intact
• Gif is afkomstig van
symbiotische bacteriёn,
levend in de
speekselklieren
15
16. Batesiaanse mimicry
• Boven: Canthigaster valentini
(Valentini's spitssnuit kogelvis)
wordt vermeden door
predatoren omwille van toxinen
• Waarschuwingskleuren: geel
met zwarte lijnen en stippen
• Onder: Paraluteres prionurus
(Zwartzadelvijlvis) met 2 i.p.v.
1 dorsale vin, de voorste
geplooid gehouden
• Niet giftig, geniet bescherming
door op een giftige niet-
soortgenoot te lijken
• Deze vorm van mimicry is
batesiaanse mimicry
• Beiden komen voor bij riffen
Grote en Indische Oceaan
16
17. Batesiaanse mimicry bij slangen
• Boven: Micrurus
nigrocinctus
(Koraalslang) te
Guatemala; is zeer giftig
met aposematische
aanpassing
• Onder: Lampropeltis
triangulum (‘Red milk
snake’) is niet giftig
• Eet soms wel andere
slangen naast
knaagdieren, vogels,
eieren, daar ze redelijk
immuun zijn voor
slangegif
17
18. De niet-giftige soort in het voordeel
• Allobates zapara geniet
als onschuldige soort
van de toxische
Epipedobates bilingius
(midden)
• E. parvalus (onder), de
meest voorkomende
toxische pijlgifkikker
• A. zapara overtroeft E.
bilingius in aantal
• Predator blijft evenwel
kleurenpatroon met
toxiciteit associëren
18
19. Eens geleerd van de toxische soort,
generaliseert de vogelpredator
• Onderzoek gebeurde in regio
van het Amazonegebied
waar Bates zijn theorie
ontwikkelde
• Bijkomende conclusie: door
niet af te wijken van het
aposematische
kleurenpatroon, kan mimicry
diversiteit remmen
• Mimicry-sp. ontwijken het
mogelijke noodlot van
evolutionaire vernieuwingen
19
20. Aposematisme bij glimwormen
• Lampyridae zijn keverachtigen
met wereldwijde verspreiding
• Luciferine + O2 >luciferase
oxyluciferine + ATP, reactie die
enkel in het donker opgaat
• Vooral het vleugelloze ♀, eitjes
en larven glimmen
• Licht uitgezonden door fotogene
organen t.h.v. transparante
segmenten
• Aantrekken van ♂
• Lampyris noctiluca • Larven geven licht om
oneetbaarheid te communiceren
aan Bufo bufo (Gewone pad)
• Experimenten tonen afkeur van
de pad voor lichtgevende prooien
20
21. Auditieve mimicry
• Cycnia tenera,
oneetbaar voor Myotis
septentrionalis
communiceert dit door
ultrasone klikgeluiden
geproduceerd door het
tympanaal orgaan van
de metathorax
• C. tenera (Arctiidae,
beervlinders, N.Am.)
op Apocynum
cannabinum
21
22. Myotis septentrionalis
• Als actieve verdediging, enkel
gebruikt tijdens luchtaanvallen
van de vleermuis
• Door echolocatie-disruptie als
indicatie voor de chemische
Mülleriaanse mimicry
• Sprokkelend op oppervlakten,
maakt de vleermuis voor de
vlinder onherkenbaar geluid
• De vlinder is geoord, maar
geluid speelt vooral en rol bij
verdediging van
luchtaanvallen, minder bij
voortplanting
22
23. Maculinea rebeli krijgt royale
behandeling van Myrmica schencki
• De rups maakt een
porrend geluid
• Voor de werksters is dit
zoals het porren van
hun koningin
• Ook de pop kan de
koningin auditief
nabootsen
• Beluister de geluiden op
• M. rebeli op Gentiana
cruciata sciencenews.org
(Kruisbladgentiaan)
23
24. Maximale winst aan lichaamsgewicht
tijdens het verblijf in mierennest
24
25. Agressieve vormen van mimicry
• De prooi wordt in een
hinderlaag gelokt
• Argiopa argentata gebruikt
prominente patronen in het
web zoals zigzags
• Deze reflecteren UV-licht en
bootsen zo nectarklieren van
bloemen na
• Spinnen veranderen elke dag
van web, wat zou kunnen
verklaren dat bijen patronen in
het geheugen opslaan
• USA en Argentinië
• Ook Mantodea zijn meester van
de hinderlaag, zoals de
Idolomantis diabolica of
‘devils flower’, O. Afr. – zie
volgende dia
25
27. Crypsis
• Crypsis is de
capaciteit om zich
voor anderen te
verbergen ter
verdediging tegen
roofdieren…
• …of om als roofdier
de prooi beter te
besluipen
• Een cryptisch dier
kan dit doen door
camouflage,...
• Paradoxophila palmata • ...’s nachts actief te
(Madagascar), met geel en bruine zijn, zich deels
transparant te maken
tekening, om zich te verhullen op
of door mimicry
bomen, in de modder
27
28. Camouflage is een relatie tussen
prooi en jager
• Camouflage is afhankelijk
van fysiologie en gedrag
van een dier
• Een dier met vacht zal
een andere camouflage
kennen dan een dier met
schubben, veren
• Camouflage in zee is
anders als bv. in boom
• Fysiologie en gedrag van
jager is hierin ook
belangrijk
• Leiopelma archeyi, een • Een dier gaat anders aan
cryptische kikker camouflage doen als de
(N.Zeeland) jager kleurenblind is
28
29. Groot maar beschut door stam en
korstmossen
• Thysania agrippina
(Midden- en Zuid-
Amerika)
• De grootste vlinder ter
wereld, waardoor hij spijtig
genoeg gegeerd is door
hobbyisten
• Uitgespreid meer dan 30 cm
• De zigzagtekening helpt
hem onzichtbaar te maken
in zijn natuurlijke omgeving
• De onderzijde is prachtig
purper, vandaar de bijnaam
‘White witch’...
• ...waarmee hij de
nachtelijke doodsheid
oplicht met zijn vlucht
• Noctuidae - Uilen
29
30. Camouflage
• Komt veel voor in
het dierenrijk
• Herten,
eekhoorns,… met
aardbruine
grondkleur
• Vachtwissel o.i.v.
fotoperiode welke
inwerkt op het
hormonale stelsel
• Winter/zomervacht
• Alopex lagopus
(Arctische vos)
30
31. Aanpassing aan veranderende
omgeving
• Bekend bij Chamaeleo sp.
• Kleuren bepaald door
schubben = dood
materiaal
• Dieren veranderen van
kleur door een wijziging
in chromatoforen = …
• …cellen net onder huid,
welke wel kunnen
gemanipuleerd worden,
waardoor huidskleur
verandert
• Chamaeleo chamaeleon
31
32. Chromatoforen en pigmenten
• Individueel chromatofoor is
omgeven door circulaire spier
• Samentrekken ervan zorgt ervoor
dat pigment geperst wordt in top
van chromatofoor, welke nu
diskvormig is
• Ontspannen spier maakt van de
chromatofoor een kleurloos bolletje
• Zo kan kleur veranderen zonder
vervelling
• Chamaeleo pardalis
(Madagascar), welke een breed
kleurenpatroon kan ontwikkelen
• Afhankelijk van het gemoed,
minder ter versmelting met
omgeving
32
33. Andere vermommingen
• Onderbroken
kleurenpatroon
• Vaak bij sociale prooidieren
• Zebrapatroon maakt het
moeilijk voor de predator
om te zien waar dier begint
en eindigt…
• …zeker in groep
• Verticale patroon past ook
in grasland
• Dit maakt het kleurenblinde
• Equus zebra
leeuwen moeilijk de zebra
van de omgeving te
onderscheiden
33
34. Onderbroken kleurenpatronen:
strepen, bollen,…in het hele dierenrijk
• Patronen zijn visuele
disrupties, patronen
lijken buiten de lijnen
te lopen van het
lichaam
• Vele vissen hebben
kleurrijke streping
• In scholen zijn ze
echter niet zo’n
eenvoudige prooi
• Heniochus
diphreutes
(Langvinvlindervis)
34
35. Andere vermommingen
• Aanwezigheid van het
dier wordt niet
verborgen
• Wandelende takken,
bladeren doen aan
misrepresentie…
• …een camouflage,
waarbij het dier het
uiterlijk van een ander
object nabootst
• Als tak, blad wordt het
dier door z’n predatoren
als prooi ontkend
• Microcentrum sp. (Tettigoniidae)
35
38. Strategie van de jager
• 2 Uitersten:
• Havikstrategie: kiezen
voor agressieve aanval,
eventueel beslecht met
dood
• 2 Haviken: 50% winst
territorium/dood
• Duifstrategie: dreigen
maar zelden tot aanval
overgaan
• Elk individu, jager of
prooi, kan in zijn leven
beide tactieken gebruiken
• Accipiter gentilis -
Havik
38
39. Gevolgen van strategie
• Havik: wie eerst
verwond wordt,
verliest, ander
wint de inzet
• Verwonding
veroorzaakt
verlies van vorm
• Gevechten winnen
veroorzaakt een
winst in vorm en
gezondheid
• Caracara plancus verwondt
Parabuteo unicinctus
(Woestijnbuizerd)
• Aaseter die ook wel jaagt
39
40. Gevolgen van strategie
• Door enkel te dreigen zal
de duif steeds verliezen
van havik om inzet
• Echter, wanneer de duif
inziet dat het tot vechten
kan komen, vlucht ze
• Ze verwondt zich nooit
• Duifstrategie houdt minder
risico in vorm te verliezen
• Tussen 2 duiven is er 50%
kans op winst op inzet
• Wie eerst opgeeft met
dreigen, verliest
• Columba palumbus • Dreigen kost energie,
(Houtduif) indien langdurig sprake
van vormverlies
40
41. Gevolgen van strategie op
populatiedichtheid prooi/jager
• Jager-prooi is een
dynamisch demografisch
proces op lange tijdsschaal
• In vergelijking hiermee
verandert de jagerpopulatie
sneller
• Aggresief jachtgedrag is
verbonden met hoge prooi-
en lage jagersdensiteit
• Payoff: +/-: winst/verlies
aan vorm voor populatie • Een veelvormigheid aan
• Vol: payoff duivenpopulatie
havik/duifstrategiën is
verbonden met lage prooi-
• Streep: payoff havikpopulatie
en hogere jagersdensiteit
• ESSpunt: bij gelijke vorm
beide populaties, payoff =
41
42. Verklaring model strategie versus
populatiedichtheid jager/prooi
• Op ESS zal de toevoeging
van een individu van
bepaalde strategie de
vorm en
populatiedichtheid van
deze strategie
verminderen
• Bij ESS + 1 havik:
verschuiving naar rechts
• Payoff: +/-: winst/verlies
aan vorm voor populatie
op haviklijn
• Vol: payoff duivenpopulatie • Resultaat: relatief gezien
een mindere vorm voor
• Streep: payoff havikpopulatie
de havikpopulatie t.ov. de
• ESSpunt: bij gelijke vorm
duivenpopulatie
beide populaties, payoff =
42
43. Verklaring model strategie versus
populatiedichtheid jager/prooi
• Bij ESS + 1 duif:
verschuiving naar links
op de duiflijn:
• Verlaagt hun relatieve
fitheid t.ov. haviken
• In beide gevallen zal
• Payoff: +/-: winst/verlies verminderde vorm
aan vorm voor populatie
leiden tot verminderde
• Vol:payoff duivenpopulatie
populatie
• Streep: payoff havikpopulatie
• ESSpunt: bij gelijke vorm
beide populaties, payoff =
43
44. Verklaring model strategie versus
populatiedichtheid jager/prooi
• Toevoeging van 1 havik
reduceert ieders absolute
vorm!
• Beide rechten zijn immers
dalend
• Haviken doen het relatief
slechter met velen dan als
zeldzame verschijning
• Meer haviken, te meer
• Payoff: +/-: winst/verlies
havikgevechten, met 50%
aan vorm voor populatie
kans op verwonding/dood
• Vol: payoff duivenpopulatie
• Simulatie: Havik-duifspel
• Streep: payoff havikpopulatie
• Display = dreigen
• ESSpunt: bij gelijke vorm
beide populaties, payoff = Havik/duif
44
45. Bourgeois strategie
• Genoemd naar
onderzoeker
Maynard Smith
• Centraal kenmerk
Bourgeois:
• Het bezit en
verdediging van
territorium,
• voedselbronnen in
de nabijheid
• en
• Falco rusticolus (Giervalk) – copulatiepartners
Groenland, Cape Atholl
45
46. Bourgeois strategie
• Indien Bourgeois bezit, zal
het verdedigen met
agressie van een havik
• Indien Bourgeois niet bezit,
zal het uiterlijk dreigen om
de de bron te bekomen
• Bourgeois strategie is
bevoordeeld t.o.v.
havik/duif zonder:
• Zij die bezitten, vechten
• Cervus elaphus (Edelhert eerder, zij die niet bezitten
of Wapiti), bulderend tot zullen het gevecht met
aanval in paarseizoen Bourgeois vermijden
tijdens de herfst
46
47. Bourgeoisvechten is territorium verdedigen
• Bourgeois strategie:
geassocieerd met respect
voor bezit over een bron
• Territorium impliceert
bezit of predominant
gebruik van ruimte in de
omgeving…
• …en van de
(voedsel)bronnen in het
territorium
• Felis concolor (Poema), • Besluit om te vechten
verspreid in V.S., behalve totaal afhankelijk van
in woestijnen waar geen bezit van bronnen…
Wapiti’s leven • … en niet van conditie,
kracht, of kans op
overwinning
47
49. Optimale jachttheorie
• Predator streeft naar:
• Egem./hgem.+sgem zo hoog
mogelijk waarbij
• E de hoeveelheid energie is
van prooi
• h is de ‘behandelingstijd’:
vangst, doden, eten en
verteren
• s is de zoektijd
• Jachttechniek van leeuw op giraf
is uiterst gespecialiseerd • h start als s gestopt is
• Tracht giraf op knieën te krijgen • Theorie tracht
• Kans op verwonding voorpoten predatorgedrag uit te
die uithalen naar leeuw leggen, daar predator niet
alles eet wat beschikbaar is
• Panthera leo, Giraffa
camelopardalis
in habitat
49
50. E/h: profitabiliteit van een prooi
Egem/hgem+sgem: opnameratio prooi
• E niet enige nutritionele factor
• Toxinen in prooien zetten aan
tot een variabel dieet
• Jager vindt prooi en eet deze
met Enieuw/hnieuw
• Of zoekt nieuwe prooi met
E/s+h
• Predator moet nieuwe prooi
eten als Enieuw/hnieuw >E/s+h
wegens…
• …het streven naar zo’n groot
mogelijk Egem/sgem.+hgem, of
gemiddelde opnameratio
• Metador pardalinus gegeten
door Athene cunicularia
50
51. Generalisten en specialisten
• Generalist: h is laag, s
is hoog
• Zoekt lang en eet een
breed scala aan prooien
• Specialist: h is hoog en
s variabel – kieskeurig
• Bv. leeuw heeft prooi
snel gevonden (s is
laag), h is hoog
• Omdat prooi vaak een
• Panthera leo met Syncerus groot dier is - specialist
caffer (Buffel) • Leeuwentroep kan er 3
à 4 dagen over doen
een buffel, nijlpaard of
giraf op te eten
51
52. Generalisten en specialisten
• Predatoren zijn
generalisten in
onproductieve…
• …en specialisten in een
productieve omgeving
• Of zo gezegd: bij lage
densiteit prooi, is predator
hele tijd aan’t zoeken en
eet alles wat het vindt…
• Tenodera aridifolia sinensis • …aan hoog tempo op (h
(Chinese bidsprinkhaan) meestal laag)
• Wordt in tuinen gebruikt • En bij hoge densiteit
omwille van de vele soorten prooi, is hoogste E/h
prooien, generalist relevant bij variabele s, h
• Om zo pesten te voorkomen is altijd hoger
52
53. Optimale jachttheorie en coëvolutie
• Een prooi is niet-profitabel
door anti-predator
verdediging, waardoor h
hoger is
• Vb: stekels van egel,
stekelvarken
• Stank van een stinkdier
• Oneetbaarheid
• Camouflage en mimicry
• Sympetrum flaveolum
(Geelvlekheidelibel) met
aposematische
vleugelvlek, ter
waarschuwing van
bitterheid
53
55. …met kosten en baten
• Kleine troepen (-9) wilde
honden zijn selectiever in
prooi
• Omdat ze minder
effectief zijn grote of
gevaarlijke prooien te
vangen
• Ze hebben meer succes
op impala als op elk
ander species
• Lycaon pictus (Afrikaanse • Samen jagen cruciaal:
wilde hond) jagend op elk dier heeft individueel
Connochaetes gnou minder te eten bij succes
(Wildebeest) – vorige dia
55
56. Wilde honden zijn van de meest
succesvolle jagers van Afrika
• Overvloed aan prooi is een
belangrijke factor voor grote
troepen
• Succes op wildebeest en impala
• Onderbroken kleuren laten troep
10x groter lijken
• Algemeen enorm succes: 42% (21
kg.) voor 3
• 67% (68 kg.) voor 20 volwassen
honden
• Leeuw 30% kans op vangst,
Siberische tijger 10%
• Succesvol ten zuiden van
sahara, vooral in drogere
gebieden, mijdt bos
56
57. Coöperatief jagen: voedsel voor ieder
• Coöperatief jagen
onlosmakelijk met sociaal
gedrag
• Alphadieren, subordinaten
vloeien voedsel terug naar
puppies,…
• Coöperatief jagen betekent
kleine prooigroepen
terugdrijven tot de centrale
groep,…
• …huilen (2 km) tot
soortgenoten
• …samen sterk tegen
kleptoparasitisme van hyena’s
of leeuwen, alleen nooit
57
59. Commensalisme (> com mensa,
de tafel delen)
• Relatie gastheer en
symbiont, welke zich
bevoordeelt, zonder de
gastheer te beïnvloeden
• Bv. zeepokken (sessiele
Crustaceae) op walvis
• Voordelen zeepokken:
• Habitat op walvisrug
• Verplaatsing
• Filmpje: zeepokken
• Megaptera novaeangliae
(Bultrug) met Coronula
diadema (specifiek
bultrug)
59
60. Voordelen zeepokken
• Voortplanting enkel
mogelijk in grote kolonie
• Penis kan tot 10x de
lichaamslengte uitstrekken
om eitjes te bevruchten
• Ze eten gefilterd voedsel
(plankton, alvalsnippers
<1mm.), de resten uit wat
de walvis heeft voorgefilterd
• Weinig natuurlijke vijanden
• Enkel kinkhoorn- en
wulksoorten kunnen met
• C. diadema (Acornzeepok) op speciaal deel van de voet
bultrug gat boren…
• Vroeger verf gebruikt om • …en vleselijke inhoud
larven van schepen te houden opslurpen
• Nu beperkt wegens TBT • Larven wel gegeten door
toxisch voor bijzonder oesters plankton
60
61. Anemoonvissen en anemonen
• Anemonen zijn Anthozoa
(holtedieren)
• Vooral Heterarctis magnifica
leeft met vissen…
• …welke ze niet stekelen
• Amphiprion-genus bevat alle
anemoonvissen
• Beschermd van nematocysten
door slijmlaagje
• Anemoon beschouwt vis als van
zichzelf, welke bescherming
geniet en mag meeëten
• Mutualisme? De vis zou
eventueel predatoren afhouden
• Heterarctis magnifica en
Amphiprion ocellaris
(Gewone clownsvis)
61
62. Metabiose: speciale vorm
commensalisme
• Als het organisme iets
gebruikt van een ander, na
de dood hiervan
• Heremietkreeft die schelp
van een zeeslak gebruikt
om lichaam te beschermen
• Alaska-heremietkreeft
(Pagurus ochotensis) in
Fusitriton oregonensis
• Al is de relatie niet
specifiek, wel voorkeur
62
63. Batesiaanse mimicry en
commensalisme
• Boven: Danaus plexippus
(Monarchvlinder), larven eten van
giftige Asclepias sp. (Zijdeplant)
• Giftig voor vertebraten, niet voor
invertebraten
• Oneetbaarheid: aposematisch via
oranje-zwart
• Onder: Limenitis archippus
bevat gif niet
• Maar is beschermd voor predatie
• Terwijl monarch-populatie
onaangetast blijft
• Als laatste algemener is, nadeel
voor monarch, niet meer als giftig
herkend
• Komen samen voor in N.Am. tot
Mexico
63
65. Interacties als continuüm tussen
parasitisme en mutualisme
• Bubulcus ibis
(Koereiger) leeft
tussen vee van
vliegen
• Vee heeft geen
last, noch voordeel
• Waarnemingen
van vogels die
teken uitpikken
• Overgang tussen
commensalisme
en mutualisme
65
66. Interacties als continuüm tussen
parasitisme en mutualisme
• Buphagus africanus
(Geelsnavelossepikker)
• Beschouwd als
mutualistisch levend met
giraf, buffel, zebra,
olifant,..
• Door te pikken op
parasieten vnl. teken
• Op 1 dag eet volwassen
vogel tot 100 Boophilus
decoloratus-teken
• Houden echter soms
wonden hierdoor open
• En halen bloed uit het dier!
• De zoogdieren toleren de
vogels
66
67. Mutualisme
• Pluvianus aegyptius
(Krokodilwachter)
• Predator van allerlei
parasieten, bloedzuigers
op het lichaam en in de
bek van krokodil
• Vogel : parasieten en
etensresten zijn bron van
voedsel
• Bescherming; wie durft
de vogel aan te vallen!
• Krokodil: verlost van
parasieten en van de
beste tandarts voorzien
67
69. Mutualisme tussen de Lybia tessellata
(Boxerkrab) en Triactis producta
• Boxerkrab heeft
anemonen tussen
zijn scharen
• Waarmee predatoren
afgeschrikt worden
• En ook prooien
verlamd
• Terwijl de anemonen
genieten van kleine
voedseldeeltjes als
de krab zich voedt
• Riffen Indische
Oceaan
69
70. Delen van habitat
• De brughagedis behoort tot
Sphenodontia, welke op 2
sp. na zijn uitgestorven
(Krijt, 60 mj. J)
• Endemisch, Nieuw-Zeeland
• Mutualisme is ambigu
• De vogel duldt het reptiel
• Al eet het soms een ei...
• ...en is het in voordeel door
de guano dat
ongewervelden als prooi lokt
• De vogel ziet zijn nest
• Sphenodon punctatus bevrijd van ongedierte...
(Brughagedis) verblijft • ...en rekent op de bijtgrage
gewoonlijk in hol van Pachyptila diensten van zijn gast tegen
turtur (Duifprion) ongewenst bezoek
• In de winter houdt de
• De twee zijn zelden samen; de hagedis er zijn winterslaap
vogel zoekt overdag zijn en bezet het nest alleen
voedsel, de hagedis ‘s nachts
70
71. Indicator indicator (Grote honingspeurder)
lokt Mellivora capensis (Honingdas)
• De honingdas is een
opportunistische omnivoor
• Ongewervelden, kleine
zoogdieren, reptielen en
slangen staan op z’n menu
• Met harde klauwen breekt
hij bijennesten open
• Geurstof uit de anaalklier
bedwelmt de bijen
• De honingspeurder is zelf
niet in staat de nesten
• Het vogeltje leidt open te breken
krassend de honingdas • Als de das klaar is met zijn
naar een bijennest honing, eet de vogel de
raten op
• Bekijk op youtube:
71
72. Indicator indicator (Grote
honingspeurder) is een broedparasiet
• Bekendste: Cuculus canorus (Koekoek)
• Koekoek is generalist als soort in de
keuze van de gastheer,...
• ...maar ♀ specialiseert zich tijdens
haar leven in 1 bepaalde soort
• Broedparasieten o.a. wida’s (Vidua
sp.), troepialen (Icteridae) en de
koekoekeend Heteronetta atricapilla
• Deze symbiose is niet mutualistisch
• Het vreemde ei wordt toch uitgebroed
• Molothrus ater (Bruinkop-koevogel) en
Clamator glandarius (Kuifkoekoek) bv.
vertonen maffiagedrag:
• Bij verwijderen van het vreemde ei, zal
ouderparasiet het nest vernietigen
• Lamprotornis mevesii (Langstaart
glansspreeuw) voedt kikker aan I.
indicator, welke met haaksnavel de
spreeuwenjongen doodt
72
75. Poetsvissen
• Mutualisme, beide partijen
bevoordeeld
• Grotere vis herkent de
poetsvis via de zwarte
streep...
• ... en neemt met een
typische houding te kennen
dat hij gepoetst wil worden
• De poetsvis antwoordt met
op- en neergaande beweging
dat hij wil poetsen
• Overdag verblijven de
• Dicentrarchus labrax poetsvissen bij
(Zeebaars) wordt van poetsstations, vaak
parasieten en dood weefsel hersenkoraalformaties
bevrijd door Labroides • Vele soorten; Labroides sp.,
dimidiatus (Gewone Elactinus sp.,...
poetslipvis)
75
78. Valse poetsvissen
• Aspidontus taeniatus (onder)
is een agressieve roofvis
• Mimicry van de valse poetsvis
via uiterlijk met zwarte zijstreep
en imitatiedans...
• ...die er in slaagt de uitnodiging
tot poetsen van vissen te
ontlokken
• Nadert zijn prooi zoals
Labroides dimidiatus (boven)
• Wanneer de te poetsen vis
akkoord gaat,...
• ...rukt A. taeniatus met
sabelvormige tanden grote
stukken vlees uit z’n prooi
• Voorkomt predatie omdat een
poetsvis nooit gegeten wordt
• De soorten komen samen voor
in koraalriffen van de Indische
Oceaan bv.Mauritius, Seychellen
78
79. Tolereren van een situatie...
• Ardeotis kori (Koritrap), zwaarste vliegende vogel (♂
tot 20 kg.) en Merops nubicu (Karmijnrode bijeneter)
• Bijeneter eet de insecten opgejaagd door de vogel
• De veelal wandelende trap voedt zich met hagedissen
en zaden en heeft weinig voordeel van de bijeneter
79
80. Mutualisme tussen Maculinea
alcon en Myrmica ruginodis
• Eileg
• Eitjes worden gelegd op
Gentiana pneumonanthe
(Klokjesgentiaan)
• De rups voedt zich met
bloemweefsel
• Zal naar buiten kruipen als
ze 2/4 mm lang is
• Bepaalde mierensoort zal
zich om het blauwtje
bekommeren
• Bv. Myrmica ruginodis is
meestal specifieke gastheer
M. alcon (in Nl en België!)
80
81. Mutualisme tussen Maculinea
alcon en Myrmica ruginodis
• Uit het eitje
• Verscheidene rupsen
kunnen zich
ontwikkelen in 1
gentiaanbloem
• De rups laat zichzelf op
grond vallen met zijden
draad
• s’Ochtends of ‘s
avonds, tegen
uitdroging en grotere
kans op mieren
• Daar zal ze wachten op
de grond tot wanneer
een mier haar ontdekt
81
82. Mutualisme tussen Maculinea
alcon en Myrmica ruginodis
• Adoptie
• Werksters zullen de rups
oprapen, adopteren en
naar de nest brengen en
tussen de larven
deponeren
• Andere mierensoorten
herkennen haar niet als
speciaal en ze wordt dan
opgegeten
• De rups wordt over de
antennes getild, welke
dan een zoete lekkernij
uitscheidt
82
83. Mutualisme tussen Maculinea
alcon en Myrmica ruginodis
• Adoptie
• Mieren voederen rups,
als larven met vloeibaar
teruggeworpen voedsel
• Mieren besteden zelfs
meer aandacht dan aan
eigen broedsel…
• …dat ook als voedsel
dient
• Na adoptie, snelle groei,
tot 100x in de 1e maand
• Herfst, winter en lente in
nest en verpoppen in
zomer
83
85. Mutualisme tussen Maculinea
alcon en Myrmica ruginodis
• Vlucht
• Initieel zijn poppen
lichtgekleurd
• De vlinder ontpopt in de
mierenest, na 4-tal
weken in popstadium
• Op dit moment is het
mogelijk dat de mieren
de vlinder aanvallen,…
• …al verliest de vlinder
hoogstens wat
schubben
85
86. Mutualisme Maculinea teleius en Myrmica
scabrinodis beschermt tegen parasitisme
• Eén eitje wordt afgezet op
bloemknop Sanguisorba
officinalis (Grote
pimpernel)
• Na een maand op de plant
gaan de rupsen naar nest
van Myrmica scabrinodis
(Moerassteekmier)
• Kleine nesten, die meestal
maar 1 rups per jaar
voortbrengen
• De rups blijft er 10
maanden, en kan soms
nest vernielen
• Maculinea teleius-rups
met M. scabrinodis
86
88. Maculinea teleius is zeer zeldzaam
• Midden 20e eeuw haast
verdwenen in Benelux
• Succesvolle herintroductie
in Moerputten (Den Bosch)
• Gevaren: overmatige
begrazing doet
mierennesten verdwijnen
• Vermesting: bij te sterke
plantengroei krijgt
Sanguisorba, soort van
schrale graslenden, te
weinig kansen
• Myrmica scabrinodis • Maaien voor juni en na half
september voor voldoende
bloeiende waardplanten en
om eitjes/rupsen te sparen
88
89. Neotypus melanocephalus en N.
pusillus
• Parasitoïde sluipwespen
• Wesp legt 1 eitje in rups
M. teleius (ook bij
Maculinea nausithous –
Donker
pimpernelblauwtje)
• Larve eet de rups uit
• Zo beschermt M.
scabrinodis de vlinder
tegen parasitisme…
• … en wordt beloond met
een honingzoete rups
• Neotypus pusillus
89
90. Parasitisme
• Symbionten die voordelen
maximaliseren door
reductie van de kosten van
hun zijde
• Exploitie van een species
door een ander
• Speciale vorm van predatie,
• waarbij de predator, veel
kleiner is dan de prooi
• en er hecht mee
geassocieerd blijft
• Ancylostoma duodenale
(Mijnworm), parasiet in
menselijke darmen
90
92. Endoparasieten (in -) en
ectoparsieten (op gastheer)
• Endoparasieten meer
extreem gespecialiseerd
• Hoe sterker verbonden met
gastheer, hoe meer de
morfologie en levenscyclus
eraan is aangepast
• De parasiet heeft een
gereduceerde anatomie,
waarbij overbodige
structuren verloren zijn in
evolutie
• Pulex irritans, Mensenvlo
(x10)
92
93. Parasieten: verschillende
phyla dieren en protisten
• Protozoa o.a.
• Trichomonas vaginalis,
levend in genitale
leiders
• Trypanosoma sp. ,
verspreid door Glossina
sp. (Tsétsé)
• Plasmodium sp. , in
rode bloedcellen,
overgebracht door
Anopheles sp.
• Levenscyclus van
malaria
93
99. Parasieten: verschillende
phyla dieren en protisten
• Annelida o.a.:
• Hirudinae (bloedzuigers)
• Ectoparasieten
• Kunnen ook als vector dienen
voor endoparasieten
• Bv. Placobdella marginata voor
Trypanosoma rototarium bij
kikkers
• Vele bloedzuigers leven
mutualistisch met
• Twee specimen proteobacteriën
Placobdella sp., • Deze bacteriën verschaffen de
verwijderd van een gastheer nutriënten (bv. Vit. B -
schildpad schaars in vertebratenbloed), zo
in staat anders onbeschikbare
niches in te nemen
99
100. Hirudo medecinalis
• Zeldzaam in zijn voormalig
Europees habitat
• Door overoogsten vorige eeuw
• In Parijse ziekenhuizen
gebruikte men 6 miljoen
bloedzuigers
• Door achteruitgang van
kikkerpopulaties; jonge
bloedzuigers kunnen niet op
zoogdieren voeden
• Voedt zich 1x op 6 maanden,
• Bloedzuigers hebben 2 mutualistische bacteriën
zuignappen vermijden dat het bloed rot
• De voorste zit rond de mond • Vroeger: om slecht bloed te
onderzoeken of te verwijderen
• De mond bevat 3 kaken met
• Studies naar anticoagulens
scherpe tanden
(hirudine) en anaestheticum
100
101. Medicinale bloedzuiger is
zeldzaam geworden
• Tiental locaties in
Nederland
• Overleven van een soort in
gebied afhankelijk van …
• …voorkomen van de
achtereenvolgende
gastheren:
• Slakken, amfibieën en
zoogdieren
• Plaatsen met amfibieën en
waar vee te water gaat, zijn
zeldzaam
• Extra reden achteruitgang:
oorspronkelijk mediterraan,
nu niet meer ingevoerd
• Filmpje:
Hirudo
101
102. Parasieten: verschillende
phyla dieren en protisten
• Insecta o.a.
• Anoplura: Pediculus
humanis (Mensenluis)
• Ook vector voor
gevaarlijke bacteriën
bv. Rickettsia
prowazekii (typhus)
• Pediculus humanis
102
103. Parasieten: verschillende
phyla dieren en protisten
• Insecta o.a.:
• Hemiptera: Cimex sp., de
bedwantsen
• Nachtdieren, om zich te
voeden met mensenbloed
(exclusief!)
• Vele beten kunnen lijden tot
hemoglobine- of Fe-verlies
• Kunnen een jaar zonder
voedsel
• Cimex sp.
103
104. Parasieten: verschillende
phyla dieren en protisten
• Insecta o.a.:
• Siphanoptera: Pulex
irritans (Mensenvlo),
• Ctenocephalides sp.
(Kattenvlo) en C. canis
(Hondenvlo)
• Beiden intermediaire gast
voor Dipylidium caninum
(Komkommerlintworm)
• Proglottiden lijken op
rijstkorreltje in faeces
• Ctenocephalides canis
104
105. Parasieten: verschillende
phyla dieren en protisten
• Arachnida met o.a Acari-orde.:
• Ixodes scapularis (Herteteek)
• Verspreiding gelinkt met
Odocoileus virginianus
(Witstaarthert) in N.Amerika,
mogelijk met Cervus elaphus
(Edelhert) in Europa
• Cyclus 3 verschillende gasten:
één voor larf, nymf, volwassen ♀
• Vector voor ziekte van Lime
• Spirocheet Borellia burgdorferi,
soms in meer dan 25% van de
teken (N.Amerika)
• Boophilus sp. (Runderteken)
kunnen 90% vee doden
105
107. Teken zorgen voor dood en schade
• Runderteken veroorzaken
koorts en gewichtsverlies bij
runderen
• Welke letaal kan zijn
• Vector voor Babesia sp.-
bacteriën
• (Sub)tropen Amerika,
Australië en Azië
• Herten zijn alternatieve
gastheer of tussengastheer
• Een hertenvoederplaats met
acaricide-overbrenger is een
• Boophilus microplus simpele oplossing
107
108. Parasieten: verschillende
phyla dieren en protisten
• Arachnida met o.a.
Astigmata-orde:
• Sarcoptes scabei
• Voortplanting gebeurt op de
huid
• Vrouwtje graaft gangen met
daarin uitwerpselen, eitjes
• Gewichtsverlies en dermatitis
• Permetrine crème (alle
huisgenoten!), wassen en
langdurig (min. 24u)
• Sarcoptes scabiei – verluchten wat onwasbaar is
ernstige infectie aan de • Notoedres cati (Katteschurft)
hand • Eerst oren, dan gezicht en
vervolgens lichaam
108
110. Parasitoïden doden hun gastheer
of maken deze steriel
• Vervolledigen bijna volledige
levenscyclus in gastheer
• Hymenoptera (wespen),
Diptera (vliegen),
Strepsiptera
(waaiervleugeligen),
Coleoptera (kevers)
• Vrouwtje legt eitjes in larve of
rups
• Braconidae (brakwespen),
Chalcididae (bronswespen) op
• Braconidae-wesp steekt Pieridae (witjes)
een rups • Zoals bij parasieten is er
sterke coëvolutie met
gastheer
110
111. Eén of meer volwassen wespen
ontwikkelen in de gastheer
• Trage larvale groei (tot 10
dagen), anders mogelijk
voedseltekort wegens te
vroege dood gastheer
• Volwassen sluipwespen
verbruiken veel energie
• Nectarrijke planten
(Umbelliferae, Compositae)
bemoedigen hun
aanwezigheid
• Copidosoma sp. op
Manduca secta
• Ondergaat polyembryonie,
waarbij eitje deelt en 100-
en larven doet ontstaan
111
112. Braconidae-sluipwesp doodt
Aphididae (bladluizen)
• Biologische landbouw
• Mutualisme tussen mens
en sluipwesp
• Lysiphlebus testaceipes is
uitzetbaar in tarwevelden
• L. testaceipes-vrouwtje
doodt gedurende leven
van 4 dagen 100-en
bladluizen
• Resultaat door doden en…
• …geparasiteerde
bladluizen reproduceren
amper
112
113. Pesticiden zijn uit den boze
• Zowel volwassen wespen als
wespen in pop sterven
• Fungiciden die roestvorming
tegengaan in tarwe zijn ook
zeer toxisch
• Lage temperaturen remmen
ontwikkeling
• Toepasbaar vooral in zomer
• Nectarrijke planten zoals
zonnebloem,
goudsbloem, klaver,…
trekken sluipwespen aan
• Zonnebloem zorgt ook
voor schuilplaats
113
114. Concurrentie
• In zelfde habitat dezelfde
niche bezetten, leidt tot
concurrentie
• Interspecifiek: tussen
verschillende soorten
• Intraspecifiek: binnen 1
soort
• Competitieve exclusie: Bij
interspecifieke concurrentie
om zelfde bron,…
• …zal de soort die de bron
meest efficiënt benut, de
• Tribolium confusum staat in andere elimineren
competetieve exclusie met T.
castaneum (Meelkever)
• Experiment van Thomas Park
114
115. Competitieve exclusie
• Tribolium
castanea wint in
een warme en
vochtige
omgeving
• T. confusum zal
de andere soort
uitschakelen bij
koudere en
droge
voorwaarden
115
116. Voorbeelden van interspecifieke
concurrentie uit de natuur
• Chthamalus stellatus leeft in
ondiep water
• Blootstelling aan wind en
getijden
• Balanus balanoïdes leeft in
diepere zone
• Balanus zal Chthamalus weg
concurreren op grote diepte
• Experiment Balanus
wegnemen, Chthamatus
bezet diepe zone!
• Balanus kan niet overleven
in ondiep water
116
117. Chthamalus stellatus en Balanus balanoides
• Chthamalus heeft zich
fysiologisch aangepast
• Wegens bij diepte
weggeconcurreerd, Chthamalus
beperkt tot minder gunstige
habitats…
• …met periodieke uitdroging
• Doorheen evolutie verschillende
niches ingenomen
• Concurrentie was aanzet tot
coëxistentie!
• C. stellatus: gerealiseerde
(ecologische) niche kleiner dan
de fundamentele (fysiologische)
• C. stellatus (links) en B.
balanoides
117
118. Dendroica sp.: coëxistentie
• Bepaald gedeelte van
het jaar leven 5
soorten zangers in
Picea abies (Spar)
• Schijnbaar
interspecifieke
concurrentie om zelfde
bronnen
• Ze leven in
verschillende delen van
de boom
• Eten verschillende
insecten
• Of voeden zich dieper
in het loof
118
119. Vele organismen coëxisteren
omdat hun niches verschillen
• Als gevolg van de
verschillende
voedingsgewoonten,
bezet elke soort een
verschillende niche
• De soorten staan niet
concurrerend t.o.v.
elkaar, ze coëxisteren
• Dendroica tigrina
(Kaap May zanger),
D. coronata
(Mirtezanger)
119
120. Selectie minimaliseert concurrentie
• Geospiza fortis en G.
fuliginosa
(Darwins grondvinken)
• Hebben gelijkaardige maar
geen identieke niches
• Als op een eiland 1 species
ontbreekt (a en b)…
• …is er geen concurrentie
• …overlappen hun
bekafmetingen
• …omdat ze een
overlappend zaadmenu
hebben
120
121. Selectie minimaliseert concurrentie
• Als beiden op een eiland
voorkomen (c)…
• …zal de vorm
verminderen bij
concurrentie
• Selectie bevordert
grotere bekken bij G.
fortis…
• …en kleine bij G.
fuliginosa
• Verminderde
concurrentie laat
coëxistentie toe…
• …en drijft de plaatselijke
evolutie van een soort
121
124. De spechtvink (IUCN 02/2009), volledig
aangepast aan een insectendieet
• Oer-Darwinvink had geen vijanden, maar kende wel voedselgebrek
• Insecten als voedselbron aanspreken lag aan basis van isolatie van
‘rassen’ die hun voedselmogelijkheden uitbreidden
• Camarynthus pallidus bereikte zo limiet aan aanpassing
• Scherpe, rechte snavel om in bast naar insecten, spinnen te peuren
• Ontbreken van spechtachtige tong vervangen door stekel of takje
• Zo ook hoogenergetisch voedsel bereikbaar bv. spinneneierenzakjes
• Zeldzaam voorbeeld werktuiggebruik bij vogels, wel bij schaarste
124
126. Relaties tussen dier en plant
• Herbivoren
• Bestuiving
• Verspreiding van zaden,
vruchten of sporen
• Vleesetende planten
• Utricularia sp.; als een
waterinsect de haartjes
raakt, zwelt het blaasje
en klapt het poortje naar
binnen open, waardoor
het insect wordt
binnengezogen
• 1/500 sec., originele
vorm na ½h. terug
hersteld
126
128. Herbivoren
• Grazende of
plantenetende
zoogdieren
• Vogels zoals
papegaaien,
vinken,..
• Schildpadden
• Talrijke insecten bv.
vlinders, bladluizen,
termieten,
sprinkhanen, bijen…
• Mijten,
duizendpoten
• Slakken en
• Connochaetes gnou en Equus nematoden
zebra, grazend in Serengeti
128
129. Plantenmateriaal heeft lage voedingswaarde
• C/N is hoog
• Veel eten, om genoeg N
• Cellulose is
onverteerbaar, tenzij
symbiotische protozoa
of bacteriën
• Larve van Philaenus
spumarius
(Koekoeksspog) voedt
zich met xyleemsap
(weinig aminozuren)
• Larve en imago
koekoeksspog
129
130. Mieren beschermen bladluizen
tegen predatoren
• Bladluizen voeden zich met
floëemsap
• Honingdauw, afgescheiden
als een druppel aan het
abdomen, is een bijprodukt
van de vertering
• De mier prikkelt de bladluis
met de antennes om de
bladluis te bemoedigen de
lekkernij af te staan
• Vele bladluizen kunnen de
plant aanzienlijk
verzwakken
130
132. Planten en insectenniches
• Bladetende insecten
• Vb. van groeistoornis bij Picea
sp. (Spar) en Pinus sp. (Den):
• Rups Rhyacionia buoliana –
vraat en eileg veroorzaakt
aantasting eindknop
• Vraatfiguren – vb.:
• Megachilidae
(behangersbijen)
• Bekleding van wanden en
afscheiding van cellen van hun
nestgangen met ovale en
ronde stukjes roze- of
berkeblad
• Door mens transcontinentaal
verspreid 132
133. Mineerders en bladrollers
• Mineerders: insekten waarvan
larven in plant leven
• Mineervliegjes, rupsen, wespen,
kevers,…
• Meest opvallend: bladmijnen –
larven leven tussen boven- en
onderepidermis
• Liriomyza sp. (Diptera)
• Attelabus nitens
(Eikebladroller)- ♀ maakt aan
beide zijden insnijding tot
hoofdnerf
• Sapstroom hoofdnerf verstoord en
blad wordt oprolbaar
• Deze snuitkever perforeert de
windingen en legt tussen wanden
eitjes
• Aangetast blad valt uiteindelijk af
133
134. Cecidiën of gallen
• Insecten scheiden via
speeksel toxinen af
• Plant reageert met extra
en/of vergrootte cellen
• Ofwel 1/meerdere
insecten per gal
• Opening naar buiten
voor het imago
• Samengestelde gallen:
ananasgallen op Picea
• Ananasgal veroorzaakt door sp., Quercus sp.
Diplolepsis quercus • Galwespen, galmuggen,
(galwespesoort), Quercus robur galluizen zijn de meest
• Dicht opeengepakte ‘schubben’ voorkomende galmakers
met verdikte basis
134
135. Vrucht-, schors- en houtboorders
• Carpocapsa pomonella
• Eieren afgezet in bloesem
• Tijdens ontwikkeling boort rups
zich door het vruchtvlees naar
klokhuis
• Schorsboorders: meest vermaard –
Scolytidae
• Houtborende Coleoptera (kevers),
Lepidoptera (vlinders),
Hymenoptera (wespen)
• Siricidae (houtwespen) - ♀ met
sterke legboor zet eitjes af in hout
• Larve eet 3 jaar hout, verpopt in
schors, waarvan vlieggat vooraf is
geboord
• Reuzehoutwesp Urocerus gigas
legt haar eitjes in omgevallen
sparren- of jeneverbestakken
135
136. Carpocapsa pomonella (Appelbladroller)
heeft wereldwijde reputatie
• a – boorgat met uitwerpselen
• e – volwassen rups, welke zich
zal verschuilen onder
berkeschors of in appelkratjes
• i – daar verpoppen ze na
winter
• Een goede methode is de
geïnfecteerde appels aan
varkens te voeren
• Of een kleed aan de stam,
waarna je het kookt samen
met de verscholen rupsen
136
138. Herbivoren hebben invloed op vegetatie
• Hypericum perforatum (St.
Janskruid)
• Rond 1900 ingevoerd in
Californië
• Sterke uitbreiding, wegens
nauwelijks herbivoren
• Kan mond vee irriteren
• Crysolina sp.
(bladhaantjes) als herbivoor
uit Europa
• Hypericine absorbeert licht
van 550nm en kan larve
doden
• Voeden zich bij zonsopgang en
verstoppen zich daarna
138
139. Invloed van Chrysolina quadrigemina
op verspreiding St. Janskruid
• H. perforatum invasieve soort in
N.Am.
• Bladhaantje ontwikkelt zich enkel
op deze plant
• C. quadrigemina tolereert geen
schaduw
• Lichtweerhoudende cuticula imago
belet toxische werking hypericine
• Leggen eitjes enkel op planten in
zon
• H. perforatum groeit in Amerika
hierdoor excusief in schaduw
• Kever heeft invloed op
verspreiding
• Men zou kunnen denken dat H.
perforatum schaduwplant is!
139
140. Vermijden van begrazing
• Doornen op bv. Acacia
sp.
• Enkel de veel begraasde
(laagste) takken maken
stevige doornen
• Takken die onbereikbaar
zijn, steken geen energie
in doornen
• Sommige Acacia sp.
hebben verhoogde
concentratie aan
alkaloïden of tanninen
om achtereenvolgend
grazen te ontmoedigen
• Antidorcas marsupialis
(Springbok), Acacia sp.
140
141. Mutualisme met mieren doet
begrazing vermijden
• Acacia cornigera en
Pseudomyrmex ferruginia
(C.Am.)
• Deze acacia bevat geen bittere
alkaloïden
• Symbiotische mieren nemen
verdedigingsrol over
• Voorkomen epifytengroei
• Vallen insecten-herbivoren aan
• Maken de tak ongenietbaar voor
grotere herbivoren
• Mieren worden beloond met
Beltiaanse lichaampjes, vol met
lipiden en proteïnen
• Verbreedde bladstelen scheiden
bovendien nectar af
141
143. Doornen en stekels
• Doorn is afgeleid van
een blad, tak en omvat
dieper gelegen weefsel
• Stekel is een scherpe
structuur gevormd door
de opperhuid
• Rosaceae (Rubus sp. -
bramen, Rosa sp.-
rozen), Carduus sp.,
Cirsium sp., Silybum sp.
(distels), Cynara sp.
(artisjok en kardoen),…
• Silybum marianum -
Mariadistel
143
144. Vermijden van begrazing door
chemische stoffen
• Toxische alkaloïden bij
Solanaceae (Nachtschade),
Umbelliferae
(schermbloemigen),
Compositae o.a. Senecio
jacobaea
(Jakobskruiskruid),…
• HCN-houdende glycosiden
in bv. Trifolium sp. (klaver,
tegen slakkenvraat),
Passiflora sp.
• Bij begrazing zet een
• Experimenteel: alkaloïdproductie enzym HCN vrij uit de
Conium maculatum (Gevlekte glycosiden
scheerling) hoger bij begrazing
Agonopterix alstroemeriana-rups
144
145. Vermijden van begrazing door
chemische stoffen
• Glycosiden beschermen Passiflora
sp. tegen alle herbivoren behalve
Heliconius sp.
• Twee vormen van verdediging
tegen Passiflora-specialist
• Heliconius gebruikt glycosiden van
Passiflora sp. om zich oneetbaar
te maken voor vogels
• Scherpe haren welke de rups
klieven
• Vrouwelijke vlinders vermijden
voor ovipositie planten met eitjes
• Nectarklieren trekken mieren aan,
welke de plant tegen de rupsen
verdedigen
• Passiflora doet aan eimimicry
145
148. Bestuiving door dieren
• Bloemen moeten
bestuivers lokken
en kunnen dit
door:
• Kleuren
• Geuren
• ‘Bull’s eye’
kleurenpatroon laat
bloemen fel
contrasteren in het
• Rudbeckia hirta met zwart groen
en geel bull’s eye
148
149. Cardamine pratensis (Pinksterbloem)
• Met bull’s eye
• Bestuiving door Anthocharis
cardamines (Oranjetipje)
• Pinksterbloem is voorzien van
landingsplatform, cruciaal voor
vlinderbestuiving
• Selectie voedselplanten uitgelokt
door aanwezigheid mosterdoliën
• Vinden van geschikte waardplanten
is beperkende factor in
voortplantingssnelheid ♀
• ♀ evolueerde naar gebruik van een
groot scala Cruciferae
• Rupsen slachtoffer parasitoïde
Braconidae en Tachinidae
(Sluipvliegen)
149
150. Voorkomen van zelfbestuiving
• X-bestuiving: meer variatie, grondstof
evolutie en selectie, < > inteelt
• Bloemen hebben heel wat manieren
om zelfbestuiving te voorkomen
• Eerder rijpen meeldraden als stempels
• Zelf-incompabiliteit: de groei van de
pollenbuis van stuifmeel afkomstig
van dezelfde plant wordt geremd –
genetische herkenning
• Lokken bestuivers, mogelijkheid
landing
• Aanpassingen van plant ter
voorkomen zelf-bestuiving
• Vb: Salvia officinalis: insect geeft
kopstoot aan helmbindsel dat toegang
tot nektar verhindert
• Helmdraad komt als gewricht op rug
insekt en bepoeiert die
150
151. Chamerion angustifolium (Wilgeroosje)
– voorkomen van zelfbestuiving
• Ondanks tweeslachtigheid,
kan door…
• …bewegingen van
bloemdelen en…
• …verschillende maturatie
zelfbestuiving verhinderd
worden
• Protandrische bloem
151
152. Chamerion angustifolium (Wilgeroosje)
– voorkomen van zelfbestuiving
• Bij openen bloem, rijpen
meeldraden en verspreiden
stuifmeel
• Paar uur later strekt stijl zich
uit en stempels ontplooien
zich
• Nog later krullen ze harder om
om eigen stuifmeel te
vergaren en zo zelfbestuiving
alsnog toe te laten
• Apidae (bijen en hommels)
bestuiven vooral onderste
bloemen, welke tijdens ‘♀’
stadium meer nectar
produceren
• Beide stadia van
wilgeroosjebloem
152
153. Heterostylie bij Primula vulgaris
(Stengelloze sleutelbloem)
• Boven: langstijlige sleutelbloem
• Onder: kortstijlig
• X-bestuiving wordt bevoordeeld:…
• …en zal enkel gebeuren tussen een
kortstijlige en een langstijlige bloem
en vice versa
• Verschillen in grootte stuifmeelkorrels
en stigma-oppervlak tussen deze 2
soorten bloemen dient als extra
bescherming tegen langstijlig x
langstijlig/kortstijlig x kortstijlig
• Apidae en Lepidoptera (vlinders) als
bestuivers
153
154. Insecten zien kleuren anders dan mens
• Vlinders en kevers zien extra IR
bovenop het normale spectrum
• Vlinders hebben het breedste
spectrum van alle dieren, ook UV
• Bijen zien geen rood
• Bijen zien het best blauwe
kleuren en kunnen de reflectie
en fluorescentie van UV
waarnemen
• Bloemen hebben vaak
herkenningstekens die UV
reflecteren of absorberen
• De kleurenpatronen wijzen hen
de weg naar nectar en pollen
• Potentilla anserina
(Zilverschoon) door mens en
bij waargenomen
154
155. Bloemenkleuren voor een bij
• Rood niet gezien ,komt zwart over
• Bloemdelen (‘bull’s eye’) die UV
absorberen, verdonkeren de reflectie
• Het resultaat is dan in het spectrum
geel-oranje-bruin
• Delen van een bloem die UV
reflecteren, worden door bij purper
waargenomen bovenop de
gerelecteerde kleur indien geen rood
• Bv. UV+geel, kan als oranje-paars
worden, zelfs als wit
• UV+wit, wit of roze
• Bull’s eye bloemen hebben voor bij zo
een donker/licht contrastering
• Vaak beperkt deel als een kleurmerk
op elke lintbloem of kroonblad
• Angelica sylvestris (Gewone
engelwortel) in mens- en bijenogen
155
156. Vergelijken van kleurenpatronen
• Als bloem UV-reflecterende
patronen mist, wordt ze niet
door bijen bestoven
• Bepaalde bloemdelen
hebben sterke UV-
kleurmerken voor de bij:
• Meeldraden, stijlen en pollen
• Sterke UV-reflectie en
fluorescentie van
nectarklieren
• Onbevruchte stempel heeft
een sterke UV-reflectie
• Angelica sylvestris, met UV-
• UV-reflectie is voorbijgaand;
fluorescentie van
na bestuiving vermindert
nectarklieren
ook algemene reflectie en
verdonkert de bloem
156
158. Geuren zorgen voor bestuiving
• Na openen van de bladschede
produceert de aarvormige
bloeiwijze van Arum maculatum
(Gevlekte aronskelk) vluchtige
aroma’s…
• …welke doen herinneren aan de
geur van rottende urine of mest
• Mimicry van de plant van geur van
voedsel en voortplantingsniche
van de bestuiver
• Aronskelken produceren warmte
door ademhaling zetmeelrijke kolf
op het moment dat de ♀ bloemen
(onder) klaar zijn voor bestuiving
• Hoge Tº doen de vluchtige geuren
vervliegen
• Kruisbestuiving door Psychoda
phalaenoides (motmugjes)
158
159. Bestuiving Araceae (Aronskelken)
• Doorsnede (onder naar boven): ♀
bloemen, ♂ bloemen,
rudimentaire ♀ bloemen als
neergeslagen haartjes
• Vliegen vallen in de schede, langs
de neergeslagen haartjes
• Met ander stuifmeel op hun rug,
zitten ze onderaan opgesloten…
• …geven pollen af aan de ♀
bloemen
• Bij verwelking haartjes, kunnen
ze weer ontsnappen, maar niet
alvorens stuifmeel te eten en op
te vangen van de ♂ bloemen
• A. maculatum en Dracunculus
vulgarum-hart
159
160. Mimicry met gevaar
• De vluchtige stoffen zetten aan
tot paargedrag en ovipositie
• Niet altijd zo
• In dat geval laat de bestuiver
de plant achter met weinig
voordelen
• Dit bestuivingsmechanisme is
waarschijnlijk geëvolueerd in
gebieden ongeschikt voor
Hymenoptera- of
Lepidopterabestuiving
• Kustbossen, rotsachtig of
boomarm gebied met weinig
bloeiende plantensoorten
• Dracunculus vulgaris en 4
vliegen
160
161. Ophrys insectifera geen voortplanting
zonder Gorytes mystaceus en vice versa!
• De orchidee lijkt –mimicry!- op
en ruikt naar een ♀ wesp
• Na verpopping ruikt en ziet ♂ ♀
• Ze pseudocopuleren met bloem
en pollenzakjes komen op de
wesp
• Er grijpen meerdere
pseudocopulaties plaats en
bestuiving is een feit
• ♀ verschijnt en verzamelt
feromonen van de verwelkende
orchidee, gebruikt deze als
sexferomoon
• De wespen copuleren
• Volgende dia: G. mystaceus in
pseudocopulatie
161