SlideShare une entreprise Scribd logo
1  sur  253
Télécharger pour lire hors ligne
DEEL 8

BIOTISCHE RELATIES



                     1
Interspecifieke relaties bij dieren
    - Lepus americanus en Felis lynx




                                   2
Voorbeelden van interspecifieke
              relaties
                          • Interspecifiek: interacties
                            tussen verschillende soorten
                          • Intraspecifiek: interacties
                            binnen 1 soort
                          • Symbiose is het samenleven
                            van 2 levensvormen
                          • Mutualisme: met een gunstig
                            effect voor de verschillende
                            partners
                          • Commensalisme: 1 species
• Rups Maculinea alcon      profiteert, andere niet
  (Gentiaanblauwtje) in     beïnvloed
  mierennest              • Parasitisme en parasitoïdisme



                                                     3
Voorbeelden van interspecifieke
             relaties
                          • Meest significante relaties:
                            jager-prooi-relaties
                          • De 2 populaties hebben een
                            tegengesteld effect op elkaar
                          • Deze leiden tot het concept
                            van de voedselketen of -web
                          • Concurrentie: met negatieve
                            effecten tussen de
                            verschillende soorten; groei
                            van de ene populatie,
• Slechtvalk (Falco         reduceert die van de andere
  peregrinus) met prooi   • Concurrentie wanneer twee
                            species dezelfde ecologische
                            niche delen in eenzelfde
                            habitat
                                                      4
Jager-prooi-relatie
             • Voor 1865 neemt het
               aantal hazen toe.
               Gevolg: meer voedsel
               voor lynx en hun
               aantal neemt toe
             • 1865 - 1870: door het
               grote aantal lynxen,
               neemt de
               hazenpopulatie af
             • De lynxpopulatie stijgt
               nog even nadat de
               hazenpopulatie over
               z’n top heen is
             • Er is immers nog
               genoeg voedsel


                                  5
Jager-prooi-relatie
                             • 1870-1875: lynxen
                               krijgen het moeilijk,
                               wegens voedselgebrek
                             • Deel van de populatie
                               lynxen sterft
                             • Ander deel migreert
                             • 1875: De populatie
                               hazen is gegroeid,
                               wegens grotere
                               overlevingskansen
• De populaties veranderen   • Beide populaties hebben
                               een tegengesteld effect
  continu door aangroei en     op elkaar
  sterfte                    • Er wordt een
• Dynamisch evenwicht          evenwichtssituatie
                               bereikt

                                                  6
Toepassingen kennis jager-
      prooi-relaties
                • Bevissen van meren,
                  zeeën en rivieren;
                  bepalen van veilig
                  biologisch minimum van
                  een vissoort
                • Jagen op wild in diverse
                  ecosystemen zoals
                  leeuwen in savanne, …
                • …konijnen en vossen in
                  duinen
                • … of herten in bossen
                • Kabeljauwbestand in
                  de Noordzee



                                      7
Verdediging van de prooi
           • Coëvolutie: als de jager
             evolueert, zal de prooi
             evolueren om het te
             ontvluchten
           • Waarschuwende kleuren of
             mimicry
           • Mimicry: het imiteren van de
             kleuren van een agressief
             organisme
           • Zo komt het prooidier bv. als
             jager over
           • Camouflage
           • Coëvolutie tussen zebra en
             leeuw: de zebra is
             geselecteerd op zijn
             snelheidsmogelijkheden


                                      8
Bullsnake doodt rattlesnake
                              • Ratelslang heeft als
                                natuurlijke vijand
                                Pithouphis catenifer
                              • Coëvolutie: deze wurgslang
                                is immuun voor het gif van
                                de ratelslang
                              • Midwest: aanwezigheid
                                bullsnake garandeert
                                veiligheid
• Pithouphis catenifer        • Als prooi ook kleine
• Boeren waarderen deze         knaagdieren, net als
  slang als jager op            ratelslang (zelfde niche)
  knaagdieren, jagend op
  plaatsen waar katten niet      Filmpje Pithouphis
  bijkomen
                                                      9
Mimicry
                          • Vele vlinders hebben
                            oogstrukturen ontwikkeld
                          • Schrikeffect voor vogels
                            en insecteneters
                          • Waarschijnlijk had de
                            voorouderlijke
                            vlindersoort gelijkaardige,
                            kleinere vlekjes
                          • Natuurlijke selectie: ogen
• Als een onderdeel van     steeds groter en
  een dier een ander        gelijkender op
  onderdeel nabootst,       roofvogelogen
  spreekt men wel van
                          • Saturnia pavonia
  automimicry
                            (Nachtpauwoog)

                                                  10
Saturnia pavonia




                   11
Sesia apiformis (Horzelvlinder)
                                • Ook andere vlinders en
                                  zweefvliegen imiteren
                                  gevaarlijke steekinsecten
                                • Waarschuwingskleuren
                                  van giftige of gevaarlijke
                                  insecten vallen ook onder
                                  mimicry
                                • Zo worden roofdieren
                                  gewaarschuwd, gunstig
                                  voor beide partijen
                                • Onschadelijke diersoorten
                                  nemen felle kleuren en
                                  worden zo beschermd
• De horzelvlinder gelijkt op
  een grote wesp


                                                       12
Mimicry: waarschuwingskleuren
                                   • Aposematisme: gebruik van
                                     kleuren ter waarschuwing
                                     van giftigheid
                                   • Zeeslakken zijn blind - de
                                     kleuren dienen dus enkel ter
                                     communicatie met andere
                                     species
                                   • Mülleriaanse mimicry: vele
                                     species volgen eenzelfde
                                     kleurenpatroon
•   ‘Apo’ = weg, verwijderd        • Zo heeft een predator een
• ‘Sematisch’ = waarschuwend         minimum aan aposematische
• Antithese van camouflage           modellen te identificiëren
• Secundaire defensie, primair     • Phyllidia varicosa voedt
  is oneetbaarheid of giftigheid     zich met sponzen,
                                     waarvan ze chemische
• Enkel van toepassing indien
                                     stoffen opnemen, ter
  de predator via geheugen een
                                     aanmaak van toxinen
  volgende ervaring kan mijden
                                                             13
Minimum aan aposematische modellen;
   Phyllidia varicosa en P. coelestris




                                   14
Hapalochlaena maculosa
            • De blauwringoctopus heeft
              een van de meest
              dodelijke beten in het
              Australisch rifgebied
            • Bij opwinding kleuren de
              ringen blauw, anders
              onopvallend bruin
            • Gif werkt in op gestreepte
              spieren
            • Ademhaling en beweging
              stoppen, hartslag en
              bewustzijn intact
            • Gif is afkomstig van
              symbiotische bacteriёn,
              levend in de
              speekselklieren
                                    15
Batesiaanse mimicry
        • Boven: Canthigaster valentini
          (Valentini's spitssnuit kogelvis)
          wordt vermeden door
          predatoren omwille van toxinen
        • Waarschuwingskleuren: geel
          met zwarte lijnen en stippen
        • Onder: Paraluteres prionurus
          (Zwartzadelvijlvis) met 2 i.p.v.
          1 dorsale vin, de voorste
          geplooid gehouden
        • Niet giftig, geniet bescherming
          door op een giftige niet-
          soortgenoot te lijken
        • Deze vorm van mimicry is
          batesiaanse mimicry
        • Beiden komen voor bij riffen
          Grote en Indische Oceaan

                                      16
Batesiaanse mimicry bij slangen
                 • Boven: Micrurus
                   nigrocinctus
                   (Koraalslang) te
                   Guatemala; is zeer giftig
                   met aposematische
                   aanpassing
                 • Onder: Lampropeltis
                   triangulum (‘Red milk
                   snake’) is niet giftig
                 • Eet soms wel andere
                   slangen naast
                   knaagdieren, vogels,
                   eieren, daar ze redelijk
                   immuun zijn voor
                   slangegif


                                        17
De niet-giftige soort in het voordeel
                 • Allobates zapara geniet
                   als onschuldige soort
                   van de toxische
                   Epipedobates bilingius
                   (midden)
                 • E. parvalus (onder), de
                   meest voorkomende
                   toxische pijlgifkikker
                 • A. zapara overtroeft E.
                   bilingius in aantal
                 • Predator blijft evenwel
                   kleurenpatroon met
                   toxiciteit associëren
                                        18
Eens geleerd van de toxische soort,
  generaliseert de vogelpredator
              • Onderzoek gebeurde in regio
                van het Amazonegebied
                waar Bates zijn theorie
                ontwikkelde
              • Bijkomende conclusie: door
                niet af te wijken van het
                aposematische
                kleurenpatroon, kan mimicry
                diversiteit remmen
              • Mimicry-sp. ontwijken het
                mogelijke noodlot van
                evolutionaire vernieuwingen



                                        19
Aposematisme bij glimwormen
                       • Lampyridae zijn keverachtigen
                         met wereldwijde verspreiding
                       • Luciferine + O2 >luciferase
                         oxyluciferine + ATP, reactie die
                         enkel in het donker opgaat
                       • Vooral het vleugelloze ♀, eitjes
                         en larven glimmen
                       • Licht uitgezonden door fotogene
                         organen t.h.v. transparante
                         segmenten
                       • Aantrekken van ♂
• Lampyris noctiluca   • Larven geven licht om
                         oneetbaarheid te communiceren
                         aan Bufo bufo (Gewone pad)
                       • Experimenten tonen afkeur van
                         de pad voor lichtgevende prooien
                                                    20
Auditieve mimicry
        • Cycnia tenera,
          oneetbaar voor Myotis
          septentrionalis
          communiceert dit door
          ultrasone klikgeluiden
          geproduceerd door het
          tympanaal orgaan van
          de metathorax
        • C. tenera (Arctiidae,
          beervlinders, N.Am.)
          op Apocynum
          cannabinum


                              21
Myotis septentrionalis
         • Als actieve verdediging, enkel
           gebruikt tijdens luchtaanvallen
           van de vleermuis
         • Door echolocatie-disruptie als
           indicatie voor de chemische
           Mülleriaanse mimicry
         • Sprokkelend op oppervlakten,
           maakt de vleermuis voor de
           vlinder onherkenbaar geluid
         • De vlinder is geoord, maar
           geluid speelt vooral en rol bij
           verdediging van
           luchtaanvallen, minder bij
           voortplanting




                                      22
Maculinea rebeli krijgt royale
  behandeling van Myrmica schencki
                          • De rups maakt een
                            porrend geluid
                          • Voor de werksters is dit
                            zoals het porren van
                            hun koningin
                          • Ook de pop kan de
                            koningin auditief
                            nabootsen
                          • Beluister de geluiden op
• M. rebeli op Gentiana
  cruciata                  sciencenews.org
  (Kruisbladgentiaan)

                                                 23
Maximale winst aan lichaamsgewicht
 tijdens het verblijf in mierennest




                                 24
Agressieve vormen van mimicry
              • De prooi wordt in een
                hinderlaag gelokt
              • Argiopa argentata gebruikt
                prominente patronen in het
                web zoals zigzags
              • Deze reflecteren UV-licht en
                bootsen zo nectarklieren van
                bloemen na
              • Spinnen veranderen elke dag
                van web, wat zou kunnen
                verklaren dat bijen patronen in
                het geheugen opslaan
              • USA en Argentinië
              • Ook Mantodea zijn meester van
                de hinderlaag, zoals de
                Idolomantis diabolica of
                ‘devils flower’, O. Afr. – zie
                volgende dia

                                          25
26
Crypsis
                                    • Crypsis is de
                                      capaciteit om zich
                                      voor anderen te
                                      verbergen ter
                                      verdediging tegen
                                      roofdieren…
                                    • …of om als roofdier
                                      de prooi beter te
                                      besluipen
                                    • Een cryptisch dier
                                      kan dit doen door
                                      camouflage,...
• Paradoxophila palmata             • ...’s nachts actief te
  (Madagascar), met geel en bruine    zijn, zich deels
                                      transparant te maken
  tekening, om zich te verhullen op
                                      of door mimicry
  bomen, in de modder
                                                        27
Camouflage is een relatie tussen
          prooi en jager
                           • Camouflage is afhankelijk
                             van fysiologie en gedrag
                             van een dier
                           • Een dier met vacht zal
                             een andere camouflage
                             kennen dan een dier met
                             schubben, veren
                           • Camouflage in zee is
                             anders als bv. in boom
                           • Fysiologie en gedrag van
                             jager is hierin ook
                             belangrijk
• Leiopelma archeyi, een   • Een dier gaat anders aan
  cryptische kikker          camouflage doen als de
  (N.Zeeland)                jager kleurenblind is


                                                  28
Groot maar beschut door stam en
         korstmossen
                • Thysania agrippina
                  (Midden- en Zuid-
                  Amerika)
                • De grootste vlinder ter
                  wereld, waardoor hij spijtig
                  genoeg gegeerd is door
                  hobbyisten
                • Uitgespreid meer dan 30 cm
                • De zigzagtekening helpt
                  hem onzichtbaar te maken
                  in zijn natuurlijke omgeving
                • De onderzijde is prachtig
                  purper, vandaar de bijnaam
                  ‘White witch’...
                • ...waarmee hij de
                  nachtelijke doodsheid
                  oplicht met zijn vlucht
                • Noctuidae - Uilen
                                          29
Camouflage
        • Komt veel voor in
          het dierenrijk
        • Herten,
          eekhoorns,… met
          aardbruine
          grondkleur
        • Vachtwissel o.i.v.
          fotoperiode welke
          inwerkt op het
          hormonale stelsel
        • Winter/zomervacht
        • Alopex lagopus
          (Arctische vos)



                         30
Aanpassing aan veranderende
             omgeving
                         • Bekend bij Chamaeleo sp.
                         • Kleuren bepaald door
                           schubben = dood
                           materiaal
                         • Dieren veranderen van
                           kleur door een wijziging
                           in chromatoforen = …
                         • …cellen net onder huid,
                           welke wel kunnen
                           gemanipuleerd worden,
                           waardoor huidskleur
                           verandert
• Chamaeleo chamaeleon


                                              31
Chromatoforen en pigmenten
         • Individueel chromatofoor is
           omgeven door circulaire spier
         • Samentrekken ervan zorgt ervoor
           dat pigment geperst wordt in top
           van chromatofoor, welke nu
           diskvormig is
         • Ontspannen spier maakt van de
           chromatofoor een kleurloos bolletje
         • Zo kan kleur veranderen zonder
           vervelling
         • Chamaeleo pardalis
           (Madagascar), welke een breed
           kleurenpatroon kan ontwikkelen
         • Afhankelijk van het gemoed,
           minder ter versmelting met
           omgeving

                                          32
Andere vermommingen
                • Onderbroken
                  kleurenpatroon
                • Vaak bij sociale prooidieren
                • Zebrapatroon maakt het
                  moeilijk voor de predator
                  om te zien waar dier begint
                  en eindigt…
                • …zeker in groep
                • Verticale patroon past ook
                  in grasland
                • Dit maakt het kleurenblinde
• Equus zebra
                  leeuwen moeilijk de zebra
                  van de omgeving te
                  onderscheiden

                                          33
Onderbroken kleurenpatronen:
strepen, bollen,…in het hele dierenrijk
                       • Patronen zijn visuele
                         disrupties, patronen
                         lijken buiten de lijnen
                         te lopen van het
                         lichaam
                       • Vele vissen hebben
                         kleurrijke streping
                       • In scholen zijn ze
                         echter niet zo’n
                         eenvoudige prooi
                       • Heniochus
                         diphreutes
                         (Langvinvlindervis)

                                             34
Andere vermommingen
                                     • Aanwezigheid van het
                                       dier wordt niet
                                       verborgen
                                     • Wandelende takken,
                                       bladeren doen aan
                                       misrepresentie…
                                     • …een camouflage,
                                       waarbij het dier het
                                       uiterlijk van een ander
                                       object nabootst
                                     • Als tak, blad wordt het
                                       dier door z’n predatoren
                                       als prooi ontkend
• Microcentrum sp. (Tettigoniidae)


                                                           35
Misrepresentie niet enkel bij Orthoptera
         (Sprinkhaanachtigen)
      Ceratobatrachus guentheri




                                     36
Laothoe populi (Populierenpijlstaart)




                                    37
Strategie van de jager
          • 2 Uitersten:
          • Havikstrategie: kiezen
            voor agressieve aanval,
            eventueel beslecht met
            dood
          • 2 Haviken: 50% winst
            territorium/dood
          • Duifstrategie: dreigen
            maar zelden tot aanval
            overgaan
          • Elk individu, jager of
            prooi, kan in zijn leven
            beide tactieken gebruiken
          • Accipiter gentilis -
            Havik


                                  38
Gevolgen van strategie
                              • Havik: wie eerst
                                verwond wordt,
                                verliest, ander
                                wint de inzet
                              • Verwonding
                                veroorzaakt
                                verlies van vorm
                              • Gevechten winnen
                                veroorzaakt een
                                winst in vorm en
                                gezondheid
• Caracara plancus verwondt
  Parabuteo unicinctus
  (Woestijnbuizerd)
• Aaseter die ook wel jaagt
                                            39
Gevolgen van strategie
                     • Door enkel te dreigen zal
                       de duif steeds verliezen
                       van havik om inzet
                     • Echter, wanneer de duif
                       inziet dat het tot vechten
                       kan komen, vlucht ze
                     • Ze verwondt zich nooit
                     • Duifstrategie houdt minder
                       risico in vorm te verliezen
                     • Tussen 2 duiven is er 50%
                       kans op winst op inzet
                     • Wie eerst opgeeft met
                       dreigen, verliest
• Columba palumbus   • Dreigen kost energie,
  (Houtduif)           indien langdurig sprake
                       van vormverlies

                                             40
Gevolgen van strategie op
     populatiedichtheid prooi/jager
                                • Jager-prooi is een
                                  dynamisch demografisch
                                  proces op lange tijdsschaal
                                • In vergelijking hiermee
                                  verandert de jagerpopulatie
                                  sneller
                                • Aggresief jachtgedrag is
                                  verbonden met hoge prooi-
                                  en lage jagersdensiteit
• Payoff: +/-: winst/verlies
  aan vorm voor populatie       • Een veelvormigheid aan
• Vol: payoff duivenpopulatie
                                  havik/duifstrategiën is
                                  verbonden met lage prooi-
• Streep: payoff havikpopulatie
                                  en hogere jagersdensiteit
• ESSpunt: bij gelijke vorm
  beide populaties, payoff =
                                                         41
Verklaring model strategie versus
      populatiedichtheid jager/prooi
                                  • Op ESS zal de toevoeging
                                    van een individu van
                                    bepaalde strategie de
                                    vorm en
                                    populatiedichtheid van
                                    deze strategie
                                    verminderen
                                  • Bij ESS + 1 havik:
                                    verschuiving naar rechts
•   Payoff: +/-: winst/verlies
    aan vorm voor populatie
                                    op haviklijn
•   Vol: payoff duivenpopulatie   • Resultaat: relatief gezien
                                    een mindere vorm voor
•   Streep: payoff havikpopulatie
                                    de havikpopulatie t.ov. de
•   ESSpunt: bij gelijke vorm
                                    duivenpopulatie
    beide populaties, payoff =
                                                            42
Verklaring model strategie versus
     populatiedichtheid jager/prooi
                              • Bij ESS + 1 duif:
                                verschuiving naar links
                                op de duiflijn:
                              • Verlaagt hun relatieve
                                fitheid t.ov. haviken
                              • In beide gevallen zal
• Payoff: +/-: winst/verlies    verminderde vorm
  aan vorm voor populatie
                                leiden tot verminderde
• Vol:payoff duivenpopulatie
                                populatie
• Streep: payoff havikpopulatie
• ESSpunt: bij gelijke vorm
  beide populaties, payoff =

                                                      43
Verklaring model strategie versus
       populatiedichtheid jager/prooi
                                  • Toevoeging van 1 havik
                                    reduceert ieders absolute
                                    vorm!
                                  • Beide rechten zijn immers
                                    dalend
                                  • Haviken doen het relatief
                                    slechter met velen dan als
                                    zeldzame verschijning
                                  • Meer haviken, te meer
• Payoff: +/-: winst/verlies
                                    havikgevechten, met 50%
  aan vorm voor populatie
                                    kans op verwonding/dood
• Vol: payoff duivenpopulatie
                                  • Simulatie: Havik-duifspel
• Streep: payoff havikpopulatie
                                  • Display = dreigen
• ESSpunt: bij gelijke vorm
  beide populaties, payoff =         Havik/duif
                                                          44
Bourgeois strategie
                                  • Genoemd naar
                                    onderzoeker
                                    Maynard Smith
                                  • Centraal kenmerk
                                    Bourgeois:
                                  • Het bezit en
                                    verdediging van
                                    territorium,
                                  • voedselbronnen in
                                    de nabijheid
                                  • en
• Falco rusticolus (Giervalk) –     copulatiepartners
  Groenland, Cape Atholl

                                                   45
Bourgeois strategie
                              • Indien Bourgeois bezit, zal
                                het verdedigen met
                                agressie van een havik
                              • Indien Bourgeois niet bezit,
                                zal het uiterlijk dreigen om
                                de de bron te bekomen
                              • Bourgeois strategie is
                                bevoordeeld t.o.v.
                                havik/duif zonder:
                              • Zij die bezitten, vechten
• Cervus elaphus (Edelhert      eerder, zij die niet bezitten
  of Wapiti), bulderend tot     zullen het gevecht met
  aanval in paarseizoen         Bourgeois vermijden
  tijdens de herfst

                                                        46
Bourgeoisvechten is territorium verdedigen
                               • Bourgeois strategie:
                                 geassocieerd met respect
                                 voor bezit over een bron
                               • Territorium impliceert
                                 bezit of predominant
                                 gebruik van ruimte in de
                                 omgeving…
                               • …en van de
                                 (voedsel)bronnen in het
                                 territorium
• Felis concolor (Poema),      • Besluit om te vechten
  verspreid in V.S., behalve     totaal afhankelijk van
  in woestijnen waar geen        bezit van bronnen…
  Wapiti’s leven               • … en niet van conditie,
                                 kracht, of kans op
                                 overwinning

                                                     47
Poema’s mijden elkaar; verdedigen
territorium tijdens paar- en zoogperiode




                                      48
Optimale jachttheorie
                                      • Predator streeft naar:
                                      • Egem./hgem.+sgem zo hoog
                                        mogelijk waarbij
                                      • E de hoeveelheid energie is
                                        van prooi
                                      • h is de ‘behandelingstijd’:
                                        vangst, doden, eten en
                                        verteren
                                      • s is de zoektijd
•   Jachttechniek van leeuw op giraf
    is uiterst gespecialiseerd        • h start als s gestopt is
•   Tracht giraf op knieën te krijgen • Theorie tracht
•   Kans op verwonding voorpoten        predatorgedrag uit te
    die uithalen naar leeuw             leggen, daar predator niet
                                        alles eet wat beschikbaar is
•   Panthera leo, Giraffa
    camelopardalis
                                        in habitat
                                                               49
E/h: profitabiliteit van een prooi
Egem/hgem+sgem: opnameratio prooi
               • E niet enige nutritionele factor
               • Toxinen in prooien zetten aan
                 tot een variabel dieet
               • Jager vindt prooi en eet deze
                 met Enieuw/hnieuw
               • Of zoekt nieuwe prooi met
                 E/s+h
               • Predator moet nieuwe prooi
                 eten als Enieuw/hnieuw >E/s+h
                 wegens…
               • …het streven naar zo’n groot
                 mogelijk Egem/sgem.+hgem, of
                 gemiddelde opnameratio
               • Metador pardalinus gegeten
                 door Athene cunicularia
                                             50
Generalisten en specialisten
                              • Generalist: h is laag, s
                                is hoog
                              • Zoekt lang en eet een
                                breed scala aan prooien
                              • Specialist: h is hoog en
                                s variabel – kieskeurig
                              • Bv. leeuw heeft prooi
                                snel gevonden (s is
                                laag), h is hoog
                              • Omdat prooi vaak een
• Panthera leo met Syncerus     groot dier is - specialist
  caffer (Buffel)             • Leeuwentroep kan er 3
                                à 4 dagen over doen
                                een buffel, nijlpaard of
                                giraf op te eten
                                                      51
Generalisten en specialisten
                                 • Predatoren zijn
                                   generalisten in
                                   onproductieve…
                                 • …en specialisten in een
                                   productieve omgeving
                                 • Of zo gezegd: bij lage
                                   densiteit prooi, is predator
                                   hele tijd aan’t zoeken en
                                   eet alles wat het vindt…
• Tenodera aridifolia sinensis   • …aan hoog tempo op (h
  (Chinese bidsprinkhaan)          meestal laag)
• Wordt in tuinen gebruikt       • En bij hoge densiteit
  omwille van de vele soorten      prooi, is hoogste E/h
  prooien, generalist              relevant bij variabele s, h
• Om zo pesten te voorkomen        is altijd hoger

                                                          52
Optimale jachttheorie en coëvolutie
                 • Een prooi is niet-profitabel
                   door anti-predator
                   verdediging, waardoor h
                   hoger is
                 • Vb: stekels van egel,
                   stekelvarken
                 • Stank van een stinkdier
                 • Oneetbaarheid
                 • Camouflage en mimicry
                 • Sympetrum flaveolum
                   (Geelvlekheidelibel) met
                   aposematische
                   vleugelvlek, ter
                   waarschuwing van
                   bitterheid
                                           53
Jachttechnieken: coöperatief jagen…




                                 54
…met kosten en baten
                            • Kleine troepen (-9) wilde
                              honden zijn selectiever in
                              prooi
                            • Omdat ze minder
                              effectief zijn grote of
                              gevaarlijke prooien te
                              vangen
                            • Ze hebben meer succes
                              op impala als op elk
                              ander species
• Lycaon pictus (Afrikaanse • Samen jagen cruciaal:
  wilde hond) jagend op       elk dier heeft individueel
  Connochaetes gnou           minder te eten bij succes
  (Wildebeest) – vorige dia

                                                     55
Wilde honden zijn van de meest
 succesvolle jagers van Afrika
            • Overvloed aan prooi is een
              belangrijke factor voor grote
              troepen
            • Succes op wildebeest en impala
            • Onderbroken kleuren laten troep
              10x groter lijken
            • Algemeen enorm succes: 42% (21
              kg.) voor 3
            • 67% (68 kg.) voor 20 volwassen
              honden
            • Leeuw 30% kans op vangst,
              Siberische tijger 10%
            • Succesvol ten zuiden van
              sahara, vooral in drogere
              gebieden, mijdt bos

                                         56
Coöperatief jagen: voedsel voor ieder
                   • Coöperatief jagen
                     onlosmakelijk met sociaal
                     gedrag
                   • Alphadieren, subordinaten
                     vloeien voedsel terug naar
                     puppies,…
                   • Coöperatief jagen betekent
                     kleine prooigroepen
                     terugdrijven tot de centrale
                     groep,…
                   • …huilen (2 km) tot
                     soortgenoten
                   • …samen sterk tegen
                     kleptoparasitisme van hyena’s
                     of leeuwen, alleen nooit

                                              57
Kleptoparasitisme en enkel impala (Aepyceros
 melampus) op menu…liever in grote groep!




                                         58
Commensalisme (> com mensa,
      de tafel delen)
              • Relatie gastheer en
                symbiont, welke zich
                bevoordeelt, zonder de
                gastheer te beïnvloeden
              • Bv. zeepokken (sessiele
                Crustaceae) op walvis
              • Voordelen zeepokken:
              • Habitat op walvisrug
              • Verplaatsing
              • Filmpje: zeepokken
              • Megaptera novaeangliae
                (Bultrug) met Coronula
                diadema (specifiek
                bultrug)
                                   59
Voordelen zeepokken
                                 • Voortplanting enkel
                                   mogelijk in grote kolonie
                                 • Penis kan tot 10x de
                                   lichaamslengte uitstrekken
                                   om eitjes te bevruchten
                                 • Ze eten gefilterd voedsel
                                   (plankton, alvalsnippers
                                   <1mm.), de resten uit wat
                                   de walvis heeft voorgefilterd
                                 • Weinig natuurlijke vijanden
                                 • Enkel kinkhoorn- en
                                   wulksoorten kunnen met
• C. diadema (Acornzeepok) op      speciaal deel van de voet
  bultrug                          gat boren…
• Vroeger verf gebruikt om       • …en vleselijke inhoud
  larven van schepen te houden     opslurpen
• Nu beperkt wegens TBT          • Larven wel gegeten door
  toxisch voor bijzonder oesters   plankton

                                                           60
Anemoonvissen en anemonen
           • Anemonen zijn Anthozoa
             (holtedieren)
           • Vooral Heterarctis magnifica
             leeft met vissen…
           • …welke ze niet stekelen
           • Amphiprion-genus bevat alle
             anemoonvissen
           • Beschermd van nematocysten
             door slijmlaagje
           • Anemoon beschouwt vis als van
             zichzelf, welke bescherming
             geniet en mag meeëten
           • Mutualisme? De vis zou
             eventueel predatoren afhouden
           • Heterarctis magnifica en
             Amphiprion ocellaris
             (Gewone clownsvis)
                                      61
Metabiose: speciale vorm
    commensalisme
            • Als het organisme iets
              gebruikt van een ander, na
              de dood hiervan
            • Heremietkreeft die schelp
              van een zeeslak gebruikt
              om lichaam te beschermen
            • Alaska-heremietkreeft
              (Pagurus ochotensis) in
              Fusitriton oregonensis
            • Al is de relatie niet
              specifiek, wel voorkeur



                                    62
Batesiaanse mimicry en
   commensalisme
         • Boven: Danaus plexippus
           (Monarchvlinder), larven eten van
           giftige Asclepias sp. (Zijdeplant)
         • Giftig voor vertebraten, niet voor
           invertebraten
         • Oneetbaarheid: aposematisch via
           oranje-zwart
         • Onder: Limenitis archippus
           bevat gif niet
         • Maar is beschermd voor predatie
         • Terwijl monarch-populatie
           onaangetast blijft
         • Als laatste algemener is, nadeel
           voor monarch, niet meer als giftig
           herkend
         • Komen samen voor in N.Am. tot
           Mexico
                                        63
Monarchvlinder op zijdeplant, welke
de larve giftige glycosiden verschaft




                                   64
Interacties als continuüm tussen
   parasitisme en mutualisme
                     • Bubulcus ibis
                       (Koereiger) leeft
                       tussen vee van
                       vliegen
                     • Vee heeft geen
                       last, noch voordeel
                     • Waarnemingen
                       van vogels die
                       teken uitpikken
                     • Overgang tussen
                       commensalisme
                       en mutualisme



                                      65
Interacties als continuüm tussen
   parasitisme en mutualisme
               • Buphagus africanus
                 (Geelsnavelossepikker)
               • Beschouwd als
                 mutualistisch levend met
                 giraf, buffel, zebra,
                 olifant,..
               • Door te pikken op
                 parasieten vnl. teken
               • Op 1 dag eet volwassen
                 vogel tot 100 Boophilus
                 decoloratus-teken
               • Houden echter soms
                 wonden hierdoor open
               • En halen bloed uit het dier!
               • De zoogdieren toleren de
                 vogels

                                         66
Mutualisme
     • Pluvianus aegyptius
       (Krokodilwachter)
     • Predator van allerlei
       parasieten, bloedzuigers
       op het lichaam en in de
       bek van krokodil
     • Vogel : parasieten en
       etensresten zijn bron van
       voedsel
     • Bescherming; wie durft
       de vogel aan te vallen!
     • Krokodil: verlost van
       parasieten en van de
       beste tandarts voorzien

                            67
Pluvianus aegyptius en Crocodylus niloticus




                                        68
Mutualisme tussen de Lybia tessellata
  (Boxerkrab) en Triactis producta
                       • Boxerkrab heeft
                         anemonen tussen
                         zijn scharen
                       • Waarmee predatoren
                         afgeschrikt worden
                       • En ook prooien
                         verlamd
                       • Terwijl de anemonen
                         genieten van kleine
                         voedseldeeltjes als
                         de krab zich voedt
                       • Riffen Indische
                         Oceaan



                                        69
Delen van habitat
                                   • De brughagedis behoort tot
                                     Sphenodontia, welke op 2
                                     sp. na zijn uitgestorven
                                     (Krijt, 60 mj. J)
                                   • Endemisch, Nieuw-Zeeland
                                   • Mutualisme is ambigu
                                   • De vogel duldt het reptiel
                                   • Al eet het soms een ei...
                                   • ...en is het in voordeel door
                                     de guano dat
                                     ongewervelden als prooi lokt
                                   • De vogel ziet zijn nest
• Sphenodon punctatus                bevrijd van ongedierte...
  (Brughagedis) verblijft          • ...en rekent op de bijtgrage
  gewoonlijk in hol van Pachyptila   diensten van zijn gast tegen
  turtur (Duifprion)                 ongewenst bezoek
                                   • In de winter houdt de
• De twee zijn zelden samen; de      hagedis er zijn winterslaap
  vogel zoekt overdag zijn           en bezet het nest alleen
  voedsel, de hagedis ‘s nachts
                                                              70
Indicator indicator (Grote honingspeurder)
   lokt Mellivora capensis (Honingdas)
                          • De honingdas is een
                            opportunistische omnivoor
                          • Ongewervelden, kleine
                            zoogdieren, reptielen en
                            slangen staan op z’n menu
                          • Met harde klauwen breekt
                            hij bijennesten open
                          • Geurstof uit de anaalklier
                            bedwelmt de bijen
                          • De honingspeurder is zelf
                            niet in staat de nesten
• Het vogeltje leidt        open te breken
  krassend de honingdas   • Als de das klaar is met zijn
  naar een bijennest        honing, eet de vogel de
                            raten op
• Bekijk op youtube:
                                                      71
Indicator indicator (Grote
honingspeurder) is een broedparasiet
            • Bekendste: Cuculus canorus (Koekoek)
            • Koekoek is generalist als soort in de
              keuze van de gastheer,...
            • ...maar ♀ specialiseert zich tijdens
              haar leven in 1 bepaalde soort
            • Broedparasieten o.a. wida’s (Vidua
              sp.), troepialen (Icteridae) en de
              koekoekeend Heteronetta atricapilla
            • Deze symbiose is niet mutualistisch
            • Het vreemde ei wordt toch uitgebroed
            • Molothrus ater (Bruinkop-koevogel) en
              Clamator glandarius (Kuifkoekoek) bv.
              vertonen maffiagedrag:
            • Bij verwijderen van het vreemde ei, zal
              ouderparasiet het nest vernietigen
            • Lamprotornis mevesii (Langstaart
              glansspreeuw) voedt kikker aan I.
              indicator, welke met haaksnavel de
              spreeuwenjongen doodt
                                                  72
Kuifkoekoek gevoed door Lamprotornis
australis (Grootglansspreeuw), Z. Afr.




                                         73
Wilsonia pusilla (Wilsons zanger) en
 bruinkop-koevogel, prairie N. Am.




                                       74
Poetsvissen
                               • Mutualisme, beide partijen
                                 bevoordeeld
                               • Grotere vis herkent de
                                 poetsvis via de zwarte
                                 streep...
                               • ... en neemt met een
                                 typische houding te kennen
                                 dat hij gepoetst wil worden
                               • De poetsvis antwoordt met
                                 op- en neergaande beweging
                                 dat hij wil poetsen
                               • Overdag verblijven de
• Dicentrarchus labrax           poetsvissen bij
  (Zeebaars) wordt van           poetsstations, vaak
  parasieten en dood weefsel     hersenkoraalformaties
  bevrijd door Labroides       • Vele soorten; Labroides sp.,
  dimidiatus (Gewone             Elactinus sp.,...
  poetslipvis)
                                                           75
Diploria labyrinthiformis-poetsstation en
Elacatinus evelynae (Caraïbische poetsvis)




                                        76
Poetsgarnaal Lysmata wurdemanni op
Lactophrys triqueter (Parel koffervis), Caraïben




                                             77
Valse poetsvissen
       • Aspidontus taeniatus (onder)
         is een agressieve roofvis
       • Mimicry van de valse poetsvis
         via uiterlijk met zwarte zijstreep
         en imitatiedans...
       • ...die er in slaagt de uitnodiging
         tot poetsen van vissen te
         ontlokken
       • Nadert zijn prooi zoals
         Labroides dimidiatus (boven)
       • Wanneer de te poetsen vis
         akkoord gaat,...
       • ...rukt A. taeniatus met
         sabelvormige tanden grote
         stukken vlees uit z’n prooi
       • Voorkomt predatie omdat een
         poetsvis nooit gegeten wordt
       • De soorten komen samen voor
         in koraalriffen van de Indische
         Oceaan bv.Mauritius, Seychellen
                                        78
Tolereren van een situatie...




• Ardeotis kori (Koritrap), zwaarste vliegende vogel (♂
  tot 20 kg.) en Merops nubicu (Karmijnrode bijeneter)
• Bijeneter eet de insecten opgejaagd door de vogel
• De veelal wandelende trap voedt zich met hagedissen
  en zaden en heeft weinig voordeel van de bijeneter

                                                          79
Mutualisme tussen Maculinea
 alcon en Myrmica ruginodis
              • Eileg
              • Eitjes worden gelegd op
                Gentiana pneumonanthe
                (Klokjesgentiaan)
              • De rups voedt zich met
                bloemweefsel
              • Zal naar buiten kruipen als
                ze 2/4 mm lang is
              • Bepaalde mierensoort zal
                zich om het blauwtje
                bekommeren
              • Bv. Myrmica ruginodis is
                meestal specifieke gastheer
                M. alcon (in Nl en België!)

                                       80
Mutualisme tussen Maculinea
 alcon en Myrmica ruginodis
              • Uit het eitje
              • Verscheidene rupsen
                kunnen zich
                ontwikkelen in 1
                gentiaanbloem
              • De rups laat zichzelf op
                grond vallen met zijden
                draad
              • s’Ochtends of ‘s
                avonds, tegen
                uitdroging en grotere
                kans op mieren
              • Daar zal ze wachten op
                de grond tot wanneer
                een mier haar ontdekt
                                     81
Mutualisme tussen Maculinea
 alcon en Myrmica ruginodis
              • Adoptie
              • Werksters zullen de rups
                oprapen, adopteren en
                naar de nest brengen en
                tussen de larven
                deponeren
              • Andere mierensoorten
                herkennen haar niet als
                speciaal en ze wordt dan
                opgegeten
              • De rups wordt over de
                antennes getild, welke
                dan een zoete lekkernij
                uitscheidt
                                    82
Mutualisme tussen Maculinea
 alcon en Myrmica ruginodis

               • Adoptie
               • Mieren voederen rups,
                 als larven met vloeibaar
                 teruggeworpen voedsel
               • Mieren besteden zelfs
                 meer aandacht dan aan
                 eigen broedsel…
               • …dat ook als voedsel
                 dient
               • Na adoptie, snelle groei,
                 tot 100x in de 1e maand
               • Herfst, winter en lente in
                 nest en verpoppen in
                 zomer
                                      83
Mutualisme tussen Maculinea
 alcon en Myrmica ruginodis




                              84
Mutualisme tussen Maculinea
 alcon en Myrmica ruginodis
               • Vlucht
               • Initieel zijn poppen
                 lichtgekleurd
               • De vlinder ontpopt in de
                 mierenest, na 4-tal
                 weken in popstadium
               • Op dit moment is het
                 mogelijk dat de mieren
                 de vlinder aanvallen,…
               • …al verliest de vlinder
                 hoogstens wat
                 schubben


                                      85
Mutualisme Maculinea teleius en Myrmica
scabrinodis beschermt tegen parasitisme
                      • Eén eitje wordt afgezet op
                        bloemknop Sanguisorba
                        officinalis (Grote
                        pimpernel)
                      • Na een maand op de plant
                        gaan de rupsen naar nest
                        van Myrmica scabrinodis
                        (Moerassteekmier)
                      • Kleine nesten, die meestal
                        maar 1 rups per jaar
                        voortbrengen
                      • De rups blijft er 10
                        maanden, en kan soms
                        nest vernielen
                      • Maculinea teleius-rups
                        met M. scabrinodis
                                              86
Pimpernelblauwtje op grote pimpernel




                                 87
Maculinea teleius is zeer zeldzaam
                        • Midden 20e eeuw haast
                          verdwenen in Benelux
                        • Succesvolle herintroductie
                          in Moerputten (Den Bosch)
                        • Gevaren: overmatige
                          begrazing doet
                          mierennesten verdwijnen
                        • Vermesting: bij te sterke
                          plantengroei krijgt
                          Sanguisorba, soort van
                          schrale graslenden, te
                          weinig kansen
• Myrmica scabrinodis   • Maaien voor juni en na half
                          september voor voldoende
                          bloeiende waardplanten en
                          om eitjes/rupsen te sparen
                                                88
Neotypus melanocephalus en N.
           pusillus
                • Parasitoïde sluipwespen
                • Wesp legt 1 eitje in rups
                  M. teleius (ook bij
                  Maculinea nausithous –
                  Donker
                  pimpernelblauwtje)
                • Larve eet de rups uit
                • Zo beschermt M.
                  scabrinodis de vlinder
                  tegen parasitisme…
                • … en wordt beloond met
                  een honingzoete rups
                • Neotypus pusillus

                                      89
Parasitisme
    • Symbionten die voordelen
      maximaliseren door
      reductie van de kosten van
      hun zijde
    • Exploitie van een species
      door een ander
    • Speciale vorm van predatie,
    • waarbij de predator, veel
      kleiner is dan de prooi
    • en er hecht mee
      geassocieerd blijft
    • Ancylostoma duodenale
      (Mijnworm), parasiet in
      menselijke darmen

                              90
De mijnworm is een endoparasiet




                             91
Endoparasieten (in -) en
ectoparsieten (op gastheer)
             • Endoparasieten meer
               extreem gespecialiseerd
             • Hoe sterker verbonden met
               gastheer, hoe meer de
               morfologie en levenscyclus
               eraan is aangepast
             • De parasiet heeft een
               gereduceerde anatomie,
               waarbij overbodige
               structuren verloren zijn in
               evolutie
             • Pulex irritans, Mensenvlo
               (x10)

                                       92
Parasieten: verschillende
phyla dieren en protisten
            • Protozoa o.a.
            • Trichomonas vaginalis,
              levend in genitale
              leiders
            • Trypanosoma sp. ,
              verspreid door Glossina
              sp. (Tsétsé)
            • Plasmodium sp. , in
              rode bloedcellen,
              overgebracht door
              Anopheles sp.
            • Levenscyclus van
              malaria
                                   93
Anopheles albimanus




                      94
Parasieten: verschillende
phyla dieren en protisten
               • Plathyhelminthes
                 (platwormen) met
                 o.a.:
               • Taenia sp.
                 (lintwormen),
                 proglottiden in
                 appendix kunnen
                 appendicitis
                 veroorzaken
               • Diphyllobothrium
                 latum (Vislintworm)
               • Levenscyclus van
                 runderlintworm

                                95
Cyclus van runderlintworm




                            96
Parasieten: verschillende
phyla dieren en protisten
            • Nematoda sp. (Rondwormen)
              o.a.:
            • Ancyclostoma sp.
              (Haakwormen)
            • Brugia malayi (elephantiasis),
              levend in de menselijke
              lymfeknopen, overgebracht
              door muggen o.a. Anopheles
              sp.
            • Lymfeknopen kunnen
              blokkeren, en het weefsel
              errond zwelt
            • Volwassen wormen
              verkiezen vaak onderste
              lymfeknopen
                                        97
Levenscyclus Brugia malayi




                             98
Parasieten: verschillende
      phyla dieren en protisten
                       • Annelida o.a.:
                       • Hirudinae (bloedzuigers)
                       • Ectoparasieten
                       • Kunnen ook als vector dienen
                         voor endoparasieten
                       • Bv. Placobdella marginata voor
                         Trypanosoma rototarium bij
                         kikkers
                       • Vele bloedzuigers leven
                         mutualistisch met
• Twee specimen          proteobacteriën
  Placobdella sp.,     • Deze bacteriën verschaffen de
  verwijderd van een     gastheer nutriënten (bv. Vit. B -
  schildpad              schaars in vertebratenbloed), zo
                         in staat anders onbeschikbare
                         niches in te nemen
                                                      99
Hirudo medecinalis
                                • Zeldzaam in zijn voormalig
                                  Europees habitat
                                • Door overoogsten vorige eeuw
                                • In Parijse ziekenhuizen
                                  gebruikte men 6 miljoen
                                  bloedzuigers
                                • Door achteruitgang van
                                  kikkerpopulaties; jonge
                                  bloedzuigers kunnen niet op
                                  zoogdieren voeden
                                • Voedt zich 1x op 6 maanden,
• Bloedzuigers hebben 2           mutualistische bacteriën
  zuignappen                      vermijden dat het bloed rot
• De voorste zit rond de mond   • Vroeger: om slecht bloed te
                                  onderzoeken of te verwijderen
• De mond bevat 3 kaken met
                                • Studies naar anticoagulens
  scherpe tanden
                                  (hirudine) en anaestheticum
                                                          100
Medicinale bloedzuiger is
  zeldzaam geworden
            • Tiental locaties in
              Nederland
            • Overleven van een soort in
              gebied afhankelijk van …
            • …voorkomen van de
              achtereenvolgende
              gastheren:
            • Slakken, amfibieën en
              zoogdieren
            • Plaatsen met amfibieën en
              waar vee te water gaat, zijn
              zeldzaam
            • Extra reden achteruitgang:
              oorspronkelijk mediterraan,
              nu niet meer ingevoerd
            • Filmpje:
                        Hirudo
                                     101
Parasieten: verschillende
phyla dieren en protisten
             • Insecta o.a.
             • Anoplura: Pediculus
               humanis (Mensenluis)
             • Ook vector voor
               gevaarlijke bacteriën
               bv. Rickettsia
               prowazekii (typhus)
             • Pediculus humanis




                                102
Parasieten: verschillende
phyla dieren en protisten
             • Insecta o.a.:
             • Hemiptera: Cimex sp., de
               bedwantsen
             • Nachtdieren, om zich te
               voeden met mensenbloed
               (exclusief!)
             • Vele beten kunnen lijden tot
               hemoglobine- of Fe-verlies
             • Kunnen een jaar zonder
               voedsel
             • Cimex sp.



                                     103
Parasieten: verschillende
phyla dieren en protisten
            • Insecta o.a.:
            • Siphanoptera: Pulex
              irritans (Mensenvlo),
            • Ctenocephalides sp.
              (Kattenvlo) en C. canis
              (Hondenvlo)
            • Beiden intermediaire gast
              voor Dipylidium caninum
              (Komkommerlintworm)
            • Proglottiden lijken op
              rijstkorreltje in faeces
            • Ctenocephalides canis

                                   104
Parasieten: verschillende
phyla dieren en protisten
           • Arachnida met o.a Acari-orde.:
           • Ixodes scapularis (Herteteek)
           • Verspreiding gelinkt met
             Odocoileus virginianus
             (Witstaarthert) in N.Amerika,
             mogelijk met Cervus elaphus
             (Edelhert) in Europa
           • Cyclus 3 verschillende gasten:
             één voor larf, nymf, volwassen ♀
           • Vector voor ziekte van Lime
           • Spirocheet Borellia burgdorferi,
             soms in meer dan 25% van de
             teken (N.Amerika)
           • Boophilus sp. (Runderteken)
             kunnen 90% vee doden


                                        105
I. scapularis, wijfje met en zonder eitjes




                                      106
Teken zorgen voor dood en schade
                        • Runderteken veroorzaken
                          koorts en gewichtsverlies bij
                          runderen
                        • Welke letaal kan zijn
                        • Vector voor Babesia sp.-
                          bacteriën
                        • (Sub)tropen Amerika,
                          Australië en Azië
                        • Herten zijn alternatieve
                          gastheer of tussengastheer
                        • Een hertenvoederplaats met
                          acaricide-overbrenger is een
• Boophilus microplus     simpele oplossing



                                                  107
Parasieten: verschillende
       phyla dieren en protisten
                             • Arachnida met o.a.
                               Astigmata-orde:
                             • Sarcoptes scabei
                             • Voortplanting gebeurt op de
                               huid
                             • Vrouwtje graaft gangen met
                               daarin uitwerpselen, eitjes
                             • Gewichtsverlies en dermatitis
                             • Permetrine crème (alle
                               huisgenoten!), wassen en
                               langdurig (min. 24u)
• Sarcoptes scabiei –          verluchten wat onwasbaar is
  ernstige infectie aan de   • Notoedres cati (Katteschurft)
  hand                       • Eerst oren, dan gezicht en
                               vervolgens lichaam

                                                        108
Notoedres cati




                 109
Parasitoïden doden hun gastheer
      of maken deze steriel
                           • Vervolledigen bijna volledige
                             levenscyclus in gastheer
                           • Hymenoptera (wespen),
                             Diptera (vliegen),
                             Strepsiptera
                             (waaiervleugeligen),
                             Coleoptera (kevers)
                           • Vrouwtje legt eitjes in larve of
                             rups
                           • Braconidae (brakwespen),
                             Chalcididae (bronswespen) op
• Braconidae-wesp steekt     Pieridae (witjes)
  een rups                 • Zoals bij parasieten is er
                             sterke coëvolutie met
                             gastheer

                                                       110
Eén of meer volwassen wespen
  ontwikkelen in de gastheer
             • Trage larvale groei (tot 10
               dagen), anders mogelijk
               voedseltekort wegens te
               vroege dood gastheer
             • Volwassen sluipwespen
               verbruiken veel energie
             • Nectarrijke planten
               (Umbelliferae, Compositae)
               bemoedigen hun
               aanwezigheid
             • Copidosoma sp. op
               Manduca secta
             • Ondergaat polyembryonie,
               waarbij eitje deelt en 100-
               en larven doet ontstaan
                                      111
Braconidae-sluipwesp doodt
   Aphididae (bladluizen)
              • Biologische landbouw
              • Mutualisme tussen mens
                en sluipwesp
              • Lysiphlebus testaceipes is
                uitzetbaar in tarwevelden
              • L. testaceipes-vrouwtje
                doodt gedurende leven
                van 4 dagen 100-en
                bladluizen
              • Resultaat door doden en…
              • …geparasiteerde
                bladluizen reproduceren
                amper


                                      112
Pesticiden zijn uit den boze
              • Zowel volwassen wespen als
                wespen in pop sterven
              • Fungiciden die roestvorming
                tegengaan in tarwe zijn ook
                zeer toxisch
              • Lage temperaturen remmen
                ontwikkeling
              • Toepasbaar vooral in zomer
              • Nectarrijke planten zoals
                zonnebloem,
                goudsbloem, klaver,…
                trekken sluipwespen aan
              • Zonnebloem zorgt ook
                voor schuilplaats



                                      113
Concurrentie
                                 • In zelfde habitat dezelfde
                                   niche bezetten, leidt tot
                                   concurrentie
                                 • Interspecifiek: tussen
                                   verschillende soorten
                                 • Intraspecifiek: binnen 1
                                   soort
                                 • Competitieve exclusie: Bij
                                   interspecifieke concurrentie
                                   om zelfde bron,…
                                 • …zal de soort die de bron
                                   meest efficiënt benut, de
• Tribolium confusum staat in      andere elimineren
  competetieve exclusie met T.
  castaneum (Meelkever)
• Experiment van Thomas Park
                                                           114
Competitieve exclusie
              • Tribolium
                castanea wint in
                een warme en
                vochtige
                omgeving
              • T. confusum zal
                de andere soort
                uitschakelen bij
                koudere en
                droge
                voorwaarden



                            115
Voorbeelden van interspecifieke
  concurrentie uit de natuur
                • Chthamalus stellatus leeft in
                  ondiep water
                • Blootstelling aan wind en
                  getijden
                • Balanus balanoïdes leeft in
                  diepere zone
                • Balanus zal Chthamalus weg
                  concurreren op grote diepte
                • Experiment Balanus
                  wegnemen, Chthamatus
                  bezet diepe zone!
                • Balanus kan niet overleven
                  in ondiep water



                                          116
Chthamalus stellatus en Balanus balanoides
                   • Chthamalus heeft zich
                     fysiologisch aangepast
                   • Wegens bij diepte
                     weggeconcurreerd, Chthamalus
                     beperkt tot minder gunstige
                     habitats…
                   • …met periodieke uitdroging
                   • Doorheen evolutie verschillende
                     niches ingenomen
                   • Concurrentie was aanzet tot
                     coëxistentie!
                   • C. stellatus: gerealiseerde
                     (ecologische) niche kleiner dan
                     de fundamentele (fysiologische)
                   • C. stellatus (links) en B.
                     balanoides

                                                117
Dendroica sp.: coëxistentie
                • Bepaald gedeelte van
                  het jaar leven 5
                  soorten zangers in
                  Picea abies (Spar)
                • Schijnbaar
                  interspecifieke
                  concurrentie om zelfde
                  bronnen
                • Ze leven in
                  verschillende delen van
                  de boom
                • Eten verschillende
                  insecten
                • Of voeden zich dieper
                  in het loof

                                   118
Vele organismen coëxisteren
omdat hun niches verschillen
              • Als gevolg van de
                verschillende
                voedingsgewoonten,
                bezet elke soort een
                verschillende niche
              • De soorten staan niet
                concurrerend t.o.v.
                elkaar, ze coëxisteren
              • Dendroica tigrina
                (Kaap May zanger),
                D. coronata
                (Mirtezanger)

                                     119
Selectie minimaliseert concurrentie
                 • Geospiza fortis en G.
                   fuliginosa
                   (Darwins grondvinken)
                 • Hebben gelijkaardige maar
                   geen identieke niches
                 • Als op een eiland 1 species
                   ontbreekt (a en b)…
                 • …is er geen concurrentie
                 • …overlappen hun
                   bekafmetingen
                 • …omdat ze een
                   overlappend zaadmenu
                   hebben



                                           120
Selectie minimaliseert concurrentie
                 • Als beiden op een eiland
                   voorkomen (c)…
                 • …zal de vorm
                   verminderen bij
                   concurrentie
                 • Selectie bevordert
                   grotere bekken bij G.
                   fortis…
                 • …en kleine bij G.
                   fuliginosa
                 • Verminderde
                   concurrentie laat
                   coëxistentie toe…
                 • …en drijft de plaatselijke
                   evolutie van een soort

                                            121
Geospiza fortis




                  122
Geospiza fuliginosa




                      123
De spechtvink (IUCN 02/2009), volledig
       aangepast aan een insectendieet




•   Oer-Darwinvink had geen vijanden, maar kende wel voedselgebrek
•   Insecten als voedselbron aanspreken lag aan basis van isolatie van
    ‘rassen’ die hun voedselmogelijkheden uitbreidden
•   Camarynthus pallidus bereikte zo limiet aan aanpassing
•   Scherpe, rechte snavel om in bast naar insecten, spinnen te peuren
•   Ontbreken van spechtachtige tong vervangen door stekel of takje
•   Zo ook hoogenergetisch voedsel bereikbaar bv. spinneneierenzakjes
•   Zeldzaam voorbeeld werktuiggebruik bij vogels, wel bij schaarste
                                                                 124
Interacties tussen dieren en planten -
Monarda didyma-Scharlaken monarda, Hemaris thysbe




                                              125
Relaties tussen dier en plant
             • Herbivoren
             • Bestuiving
             • Verspreiding van zaden,
               vruchten of sporen
             • Vleesetende planten
             • Utricularia sp.; als een
               waterinsect de haartjes
               raakt, zwelt het blaasje
               en klapt het poortje naar
               binnen open, waardoor
               het insect wordt
               binnengezogen
             • 1/500 sec., originele
               vorm na ½h. terug
               hersteld
                                    126
Utricularia inflata, levend in
     oligotrofe vennen




                             127
Herbivoren
                                • Grazende of
                                  plantenetende
                                  zoogdieren
                                • Vogels zoals
                                  papegaaien,
                                  vinken,..
                                • Schildpadden
                                • Talrijke insecten bv.
                                  vlinders, bladluizen,
                                  termieten,
                                  sprinkhanen, bijen…
                                • Mijten,
                                  duizendpoten
                                • Slakken en
• Connochaetes gnou en Equus      nematoden
  zebra, grazend in Serengeti
                                                 128
Plantenmateriaal heeft lage voedingswaarde
                      • C/N is hoog
                      • Veel eten, om genoeg N
                      • Cellulose is
                        onverteerbaar, tenzij
                        symbiotische protozoa
                        of bacteriën
                      • Larve van Philaenus
                        spumarius
                        (Koekoeksspog) voedt
                        zich met xyleemsap
                        (weinig aminozuren)
                      • Larve en imago
                        koekoeksspog



                                          129
Mieren beschermen bladluizen
      tegen predatoren
              • Bladluizen voeden zich met
                floëemsap
              • Honingdauw, afgescheiden
                als een druppel aan het
                abdomen, is een bijprodukt
                van de vertering
              • De mier prikkelt de bladluis
                met de antennes om de
                bladluis te bemoedigen de
                lekkernij af te staan
              • Vele bladluizen kunnen de
                plant aanzienlijk
                verzwakken

                                        130
Mutualisme tussen Formica sp. en
           Aphididae




                              131
Planten en insectenniches
          • Bladetende insecten
          • Vb. van groeistoornis bij Picea
            sp. (Spar) en Pinus sp. (Den):
          • Rups Rhyacionia buoliana –
            vraat en eileg veroorzaakt
            aantasting eindknop
          • Vraatfiguren – vb.:
          • Megachilidae
            (behangersbijen)
          • Bekleding van wanden en
            afscheiding van cellen van hun
            nestgangen met ovale en
            ronde stukjes roze- of
            berkeblad
          • Door mens transcontinentaal
            verspreid                  132
Mineerders en bladrollers
          • Mineerders: insekten waarvan
            larven in plant leven
          • Mineervliegjes, rupsen, wespen,
            kevers,…
          • Meest opvallend: bladmijnen –
            larven leven tussen boven- en
            onderepidermis
          • Liriomyza sp. (Diptera)
          • Attelabus nitens
            (Eikebladroller)- ♀ maakt aan
            beide zijden insnijding tot
            hoofdnerf
          • Sapstroom hoofdnerf verstoord en
            blad wordt oprolbaar
          • Deze snuitkever perforeert de
            windingen en legt tussen wanden
            eitjes
          • Aangetast blad valt uiteindelijk af
                                          133
Cecidiën of gallen
                                • Insecten scheiden via
                                  speeksel toxinen af
                                • Plant reageert met extra
                                  en/of vergrootte cellen
                                • Ofwel 1/meerdere
                                  insecten per gal
                                • Opening naar buiten
                                  voor het imago
                                • Samengestelde gallen:
                                  ananasgallen op Picea
• Ananasgal veroorzaakt door      sp., Quercus sp.
  Diplolepsis quercus           • Galwespen, galmuggen,
  (galwespesoort), Quercus robur galluizen zijn de meest
• Dicht opeengepakte ‘schubben’   voorkomende galmakers
  met verdikte basis

                                                      134
Vrucht-, schors- en houtboorders
             • Carpocapsa pomonella
             • Eieren afgezet in bloesem
             • Tijdens ontwikkeling boort rups
               zich door het vruchtvlees naar
               klokhuis
             • Schorsboorders: meest vermaard –
               Scolytidae
             • Houtborende Coleoptera (kevers),
               Lepidoptera (vlinders),
               Hymenoptera (wespen)
             • Siricidae (houtwespen) - ♀ met
               sterke legboor zet eitjes af in hout
             • Larve eet 3 jaar hout, verpopt in
               schors, waarvan vlieggat vooraf is
               geboord
             • Reuzehoutwesp Urocerus gigas
               legt haar eitjes in omgevallen
               sparren- of jeneverbestakken

                                             135
Carpocapsa pomonella (Appelbladroller)
     heeft wereldwijde reputatie
                  • a – boorgat met uitwerpselen
                  • e – volwassen rups, welke zich
                    zal verschuilen onder
                    berkeschors of in appelkratjes
                  • i – daar verpoppen ze na
                    winter
                  • Een goede methode is de
                    geïnfecteerde appels aan
                    varkens te voeren
                  • Of een kleed aan de stam,
                    waarna je het kookt samen
                    met de verscholen rupsen

                                             136
Carpocapsa pomonella, imago




                              137
Herbivoren hebben invloed op vegetatie
                  • Hypericum perforatum (St.
                    Janskruid)
                  • Rond 1900 ingevoerd in
                    Californië
                  • Sterke uitbreiding, wegens
                    nauwelijks herbivoren
                  • Kan mond vee irriteren
                  • Crysolina sp.
                    (bladhaantjes) als herbivoor
                    uit Europa
                  • Hypericine absorbeert licht
                    van 550nm en kan larve
                    doden
                  • Voeden zich bij zonsopgang en
                    verstoppen zich daarna

                                           138
Invloed van Chrysolina quadrigemina
    op verspreiding St. Janskruid
               • H. perforatum invasieve soort in
                 N.Am.
               • Bladhaantje ontwikkelt zich enkel
                 op deze plant
               • C. quadrigemina tolereert geen
                 schaduw
               • Lichtweerhoudende cuticula imago
                 belet toxische werking hypericine
               • Leggen eitjes enkel op planten in
                 zon
               • H. perforatum groeit in Amerika
                 hierdoor excusief in schaduw
               • Kever heeft invloed op
                 verspreiding
               • Men zou kunnen denken dat H.
                 perforatum schaduwplant is!

                                             139
Vermijden van begrazing
                            • Doornen op bv. Acacia
                              sp.
                            • Enkel de veel begraasde
                              (laagste) takken maken
                              stevige doornen
                            • Takken die onbereikbaar
                              zijn, steken geen energie
                              in doornen
                            • Sommige Acacia sp.
                              hebben verhoogde
                              concentratie aan
                              alkaloïden of tanninen
                              om achtereenvolgend
                              grazen te ontmoedigen
• Antidorcas marsupialis
  (Springbok), Acacia sp.

                                                  140
Mutualisme met mieren doet
   begrazing vermijden
          • Acacia cornigera en
            Pseudomyrmex ferruginia
            (C.Am.)
          • Deze acacia bevat geen bittere
            alkaloïden
          • Symbiotische mieren nemen
            verdedigingsrol over
          • Voorkomen epifytengroei
          • Vallen insecten-herbivoren aan
          • Maken de tak ongenietbaar voor
            grotere herbivoren
          • Mieren worden beloond met
            Beltiaanse lichaampjes, vol met
            lipiden en proteïnen
          • Verbreedde bladstelen scheiden
            bovendien nectar af

                                          141
Beltiaanse lichaampjes op Acacia sp.
geoogst door Pseudomyrmex spinicola




                                  142
Doornen en stekels
         • Doorn is afgeleid van
           een blad, tak en omvat
           dieper gelegen weefsel
         • Stekel is een scherpe
           structuur gevormd door
           de opperhuid
         • Rosaceae (Rubus sp. -
           bramen, Rosa sp.-
           rozen), Carduus sp.,
           Cirsium sp., Silybum sp.
           (distels), Cynara sp.
           (artisjok en kardoen),…
         • Silybum marianum -
           Mariadistel
                               143
Vermijden van begrazing door
         chemische stoffen
                                 • Toxische alkaloïden bij
                                   Solanaceae (Nachtschade),
                                   Umbelliferae
                                   (schermbloemigen),
                                   Compositae o.a. Senecio
                                   jacobaea
                                   (Jakobskruiskruid),…
                                 • HCN-houdende glycosiden
                                   in bv. Trifolium sp. (klaver,
                                   tegen slakkenvraat),
                                   Passiflora sp.
                                 • Bij begrazing zet een
• Experimenteel: alkaloïdproductie enzym HCN vrij uit de
  Conium maculatum (Gevlekte       glycosiden
  scheerling) hoger bij begrazing
  Agonopterix alstroemeriana-rups
                                                           144
Vermijden van begrazing door
     chemische stoffen
           • Glycosiden beschermen Passiflora
             sp. tegen alle herbivoren behalve
             Heliconius sp.
           • Twee vormen van verdediging
             tegen Passiflora-specialist
           • Heliconius gebruikt glycosiden van
             Passiflora sp. om zich oneetbaar
             te maken voor vogels
           • Scherpe haren welke de rups
             klieven
           • Vrouwelijke vlinders vermijden
             voor ovipositie planten met eitjes
           • Nectarklieren trekken mieren aan,
             welke de plant tegen de rupsen
             verdedigen
           • Passiflora doet aan eimimicry
                                         145
Passiflora actinia met mimicry vlindereitjes
     op steunblaadjes en groeitoppen




                                         146
Heliconius wallacei zoekt nectar op Passiflora
      coccinea en zorgt voor bestuiving




                                           147
Bestuiving door dieren
                              • Bloemen moeten
                                bestuivers lokken
                                en kunnen dit
                                door:
                              • Kleuren
                              • Geuren
                              • ‘Bull’s eye’
                                kleurenpatroon laat
                                bloemen fel
                                contrasteren in het
• Rudbeckia hirta met zwart     groen
  en geel bull’s eye

                                               148
Cardamine pratensis (Pinksterbloem)
              • Met bull’s eye
              • Bestuiving door Anthocharis
                cardamines (Oranjetipje)
              • Pinksterbloem is voorzien van
                landingsplatform, cruciaal voor
                vlinderbestuiving
              • Selectie voedselplanten uitgelokt
                door aanwezigheid mosterdoliën
              • Vinden van geschikte waardplanten
                is beperkende factor in
                voortplantingssnelheid ♀
              • ♀ evolueerde naar gebruik van een
                groot scala Cruciferae
              • Rupsen slachtoffer parasitoïde
                Braconidae en Tachinidae
                (Sluipvliegen)
                                            149
Voorkomen van zelfbestuiving
          • X-bestuiving: meer variatie, grondstof
            evolutie en selectie, < > inteelt
          • Bloemen hebben heel wat manieren
            om zelfbestuiving te voorkomen
          • Eerder rijpen meeldraden als stempels
          • Zelf-incompabiliteit: de groei van de
            pollenbuis van stuifmeel afkomstig
            van dezelfde plant wordt geremd –
            genetische herkenning
          • Lokken bestuivers, mogelijkheid
            landing
          • Aanpassingen van plant ter
            voorkomen zelf-bestuiving
          • Vb: Salvia officinalis: insect geeft
            kopstoot aan helmbindsel dat toegang
            tot nektar verhindert
          • Helmdraad komt als gewricht op rug
            insekt en bepoeiert die
                                             150
Chamerion angustifolium (Wilgeroosje)
   – voorkomen van zelfbestuiving




                  • Ondanks tweeslachtigheid,
                    kan door…
                  • …bewegingen van
                    bloemdelen en…
                  • …verschillende maturatie
                    zelfbestuiving verhinderd
                    worden
                  • Protandrische bloem
                                          151
Chamerion angustifolium (Wilgeroosje)
   – voorkomen van zelfbestuiving
                 • Bij openen bloem, rijpen
                   meeldraden en verspreiden
                   stuifmeel
                 • Paar uur later strekt stijl zich
                   uit en stempels ontplooien
                   zich
                 • Nog later krullen ze harder om
                   om eigen stuifmeel te
                   vergaren en zo zelfbestuiving
                   alsnog toe te laten
                 • Apidae (bijen en hommels)
                   bestuiven vooral onderste
                   bloemen, welke tijdens ‘♀’
                   stadium meer nectar
                   produceren
                 • Beide stadia van
                   wilgeroosjebloem

                                              152
Heterostylie bij Primula vulgaris
  (Stengelloze sleutelbloem)
          • Boven: langstijlige sleutelbloem
          • Onder: kortstijlig
          • X-bestuiving wordt bevoordeeld:…
          • …en zal enkel gebeuren tussen een
            kortstijlige en een langstijlige bloem
            en vice versa
          • Verschillen in grootte stuifmeelkorrels
            en stigma-oppervlak tussen deze 2
            soorten bloemen dient als extra
            bescherming tegen langstijlig x
            langstijlig/kortstijlig x kortstijlig
          • Apidae en Lepidoptera (vlinders) als
            bestuivers



                                               153
Insecten zien kleuren anders dan mens
                • Vlinders en kevers zien extra IR
                  bovenop het normale spectrum
                • Vlinders hebben het breedste
                  spectrum van alle dieren, ook UV
                • Bijen zien geen rood
                • Bijen zien het best blauwe
                  kleuren en kunnen de reflectie
                  en fluorescentie van UV
                  waarnemen
                • Bloemen hebben vaak
                  herkenningstekens die UV
                  reflecteren of absorberen
                • De kleurenpatronen wijzen hen
                  de weg naar nectar en pollen
                • Potentilla anserina
                  (Zilverschoon) door mens en
                  bij waargenomen

                                             154
Bloemenkleuren voor een bij
          • Rood niet gezien ,komt zwart over
          • Bloemdelen (‘bull’s eye’) die UV
            absorberen, verdonkeren de reflectie
          • Het resultaat is dan in het spectrum
            geel-oranje-bruin
          • Delen van een bloem die UV
            reflecteren, worden door bij purper
            waargenomen bovenop de
            gerelecteerde kleur indien geen rood
          • Bv. UV+geel, kan als oranje-paars
            worden, zelfs als wit
          • UV+wit, wit of roze
          • Bull’s eye bloemen hebben voor bij zo
            een donker/licht contrastering
          • Vaak beperkt deel als een kleurmerk
            op elke lintbloem of kroonblad
          • Angelica sylvestris (Gewone
            engelwortel) in mens- en bijenogen

                                           155
Vergelijken van kleurenpatronen
                                 • Als bloem UV-reflecterende
                                   patronen mist, wordt ze niet
                                   door bijen bestoven
                                 • Bepaalde bloemdelen
                                   hebben sterke UV-
                                   kleurmerken voor de bij:
                                 • Meeldraden, stijlen en pollen
                                 • Sterke UV-reflectie en
                                   fluorescentie van
                                   nectarklieren
                                 • Onbevruchte stempel heeft
                                   een sterke UV-reflectie
• Angelica sylvestris, met UV-
                                 • UV-reflectie is voorbijgaand;
  fluorescentie van
                                   na bestuiving vermindert
  nectarklieren
                                   ook algemene reflectie en
                                   verdonkert de bloem

                                                          156
Mirabilis jalapa (Nachtschone)
1/ Bij zichtbaar licht 2/ Met reflectie en
absorptie UV 3/4 Met fluorescentie UV




                                        157
Geuren zorgen voor bestuiving
             • Na openen van de bladschede
               produceert de aarvormige
               bloeiwijze van Arum maculatum
               (Gevlekte aronskelk) vluchtige
               aroma’s…
             • …welke doen herinneren aan de
               geur van rottende urine of mest
             • Mimicry van de plant van geur van
               voedsel en voortplantingsniche
               van de bestuiver
             • Aronskelken produceren warmte
               door ademhaling zetmeelrijke kolf
               op het moment dat de ♀ bloemen
               (onder) klaar zijn voor bestuiving
             • Hoge Tº doen de vluchtige geuren
               vervliegen
             • Kruisbestuiving door Psychoda
               phalaenoides (motmugjes)

                                            158
Bestuiving Araceae (Aronskelken)
            • Doorsnede (onder naar boven): ♀
              bloemen, ♂ bloemen,
              rudimentaire ♀ bloemen als
              neergeslagen haartjes
            • Vliegen vallen in de schede, langs
              de neergeslagen haartjes
            • Met ander stuifmeel op hun rug,
              zitten ze onderaan opgesloten…
            • …geven pollen af aan de ♀
              bloemen
            • Bij verwelking haartjes, kunnen
              ze weer ontsnappen, maar niet
              alvorens stuifmeel te eten en op
              te vangen van de ♂ bloemen
            • A. maculatum en Dracunculus
              vulgarum-hart


                                            159
Mimicry met gevaar
       • De vluchtige stoffen zetten aan
         tot paargedrag en ovipositie
       • Niet altijd zo
       • In dat geval laat de bestuiver
         de plant achter met weinig
         voordelen
       • Dit bestuivingsmechanisme is
         waarschijnlijk geëvolueerd in
         gebieden ongeschikt voor
         Hymenoptera- of
         Lepidopterabestuiving
       • Kustbossen, rotsachtig of
         boomarm gebied met weinig
         bloeiende plantensoorten
       • Dracunculus vulgaris en 4
         vliegen

                                    160
Ophrys insectifera geen voortplanting
zonder Gorytes mystaceus en vice versa!
                 • De orchidee lijkt –mimicry!- op
                   en ruikt naar een ♀ wesp
                 • Na verpopping ruikt en ziet ♂ ♀
                 • Ze pseudocopuleren met bloem
                   en pollenzakjes komen op de
                   wesp
                 • Er grijpen meerdere
                   pseudocopulaties plaats en
                   bestuiving is een feit
                 • ♀ verschijnt en verzamelt
                   feromonen van de verwelkende
                   orchidee, gebruikt deze als
                   sexferomoon
                 • De wespen copuleren
                 • Volgende dia: G. mystaceus in
                   pseudocopulatie
                                              161
162
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'

Contenu connexe

Plus de Dagmar De Greef

Biotic relationships Part 3 Some striking examples of … pollination
Biotic relationships Part 3  Some striking examples of … pollinationBiotic relationships Part 3  Some striking examples of … pollination
Biotic relationships Part 3 Some striking examples of … pollinationDagmar De Greef
 
The movie trailer - Ecological problems and solutions
The movie trailer -  Ecological problems and solutionsThe movie trailer -  Ecological problems and solutions
The movie trailer - Ecological problems and solutionsDagmar De Greef
 
Deel 10 Enkele voorbeelden van actuele ecologische problemen en oplossingen ...
Deel 10  Enkele voorbeelden van actuele ecologische problemen en oplossingen ...Deel 10  Enkele voorbeelden van actuele ecologische problemen en oplossingen ...
Deel 10 Enkele voorbeelden van actuele ecologische problemen en oplossingen ...Dagmar De Greef
 
Deel 6 Invloed van water op ecosystemen
Deel 6 Invloed van water op ecosystemenDeel 6 Invloed van water op ecosystemen
Deel 6 Invloed van water op ecosystemenDagmar De Greef
 
Deel 5 Invloed van de bodem op ecosytemen
Deel 5  Invloed van de bodem op ecosytemenDeel 5  Invloed van de bodem op ecosytemen
Deel 5 Invloed van de bodem op ecosytemenDagmar De Greef
 
Deel 4 Invloed van licht op flora en fauna
Deel 4 Invloed van licht op flora en faunaDeel 4 Invloed van licht op flora en fauna
Deel 4 Invloed van licht op flora en faunaDagmar De Greef
 
Deel 3 Energie-uitwisselingen in een ecosysteem
Deel 3 Energie-uitwisselingen in een ecosysteemDeel 3 Energie-uitwisselingen in een ecosysteem
Deel 3 Energie-uitwisselingen in een ecosysteemDagmar De Greef
 
Deel 2 Ecologische begrippen
Deel 2 Ecologische begrippen Deel 2 Ecologische begrippen
Deel 2 Ecologische begrippen Dagmar De Greef
 
Deel 1 Platentectoniek en continentendrift
Deel 1 Platentectoniek en continentendrift Deel 1 Platentectoniek en continentendrift
Deel 1 Platentectoniek en continentendrift Dagmar De Greef
 
Ecological problems and solutions
Ecological problems and solutionsEcological problems and solutions
Ecological problems and solutionsDagmar De Greef
 
Inhoudstafels Biotische interacties, Enkele voorbeelden van actuele ecologi...
Inhoudstafels   Biotische interacties, Enkele voorbeelden van actuele ecologi...Inhoudstafels   Biotische interacties, Enkele voorbeelden van actuele ecologi...
Inhoudstafels Biotische interacties, Enkele voorbeelden van actuele ecologi...Dagmar De Greef
 
Deel 10 Ecologische problemen en oplossingen
Deel 10  Ecologische problemen en oplossingen Deel 10  Ecologische problemen en oplossingen
Deel 10 Ecologische problemen en oplossingen Dagmar De Greef
 

Plus de Dagmar De Greef (14)

Biotic relationships Part 3 Some striking examples of … pollination
Biotic relationships Part 3  Some striking examples of … pollinationBiotic relationships Part 3  Some striking examples of … pollination
Biotic relationships Part 3 Some striking examples of … pollination
 
The movie trailer - Ecological problems and solutions
The movie trailer -  Ecological problems and solutionsThe movie trailer -  Ecological problems and solutions
The movie trailer - Ecological problems and solutions
 
Deel 10 Enkele voorbeelden van actuele ecologische problemen en oplossingen ...
Deel 10  Enkele voorbeelden van actuele ecologische problemen en oplossingen ...Deel 10  Enkele voorbeelden van actuele ecologische problemen en oplossingen ...
Deel 10 Enkele voorbeelden van actuele ecologische problemen en oplossingen ...
 
Deel 9 Successie
Deel 9  SuccessieDeel 9  Successie
Deel 9 Successie
 
Deel 6 Invloed van water op ecosystemen
Deel 6 Invloed van water op ecosystemenDeel 6 Invloed van water op ecosystemen
Deel 6 Invloed van water op ecosystemen
 
Deel 5 Invloed van de bodem op ecosytemen
Deel 5  Invloed van de bodem op ecosytemenDeel 5  Invloed van de bodem op ecosytemen
Deel 5 Invloed van de bodem op ecosytemen
 
Deel 4 Invloed van licht op flora en fauna
Deel 4 Invloed van licht op flora en faunaDeel 4 Invloed van licht op flora en fauna
Deel 4 Invloed van licht op flora en fauna
 
Deel 3 Energie-uitwisselingen in een ecosysteem
Deel 3 Energie-uitwisselingen in een ecosysteemDeel 3 Energie-uitwisselingen in een ecosysteem
Deel 3 Energie-uitwisselingen in een ecosysteem
 
Deel 2 Ecologische begrippen
Deel 2 Ecologische begrippen Deel 2 Ecologische begrippen
Deel 2 Ecologische begrippen
 
Deel 1 Platentectoniek en continentendrift
Deel 1 Platentectoniek en continentendrift Deel 1 Platentectoniek en continentendrift
Deel 1 Platentectoniek en continentendrift
 
Ecological problems and solutions
Ecological problems and solutionsEcological problems and solutions
Ecological problems and solutions
 
Inhoudstafels Biotische interacties, Enkele voorbeelden van actuele ecologi...
Inhoudstafels   Biotische interacties, Enkele voorbeelden van actuele ecologi...Inhoudstafels   Biotische interacties, Enkele voorbeelden van actuele ecologi...
Inhoudstafels Biotische interacties, Enkele voorbeelden van actuele ecologi...
 
Deel 10 Ecologische problemen en oplossingen
Deel 10  Ecologische problemen en oplossingen Deel 10  Ecologische problemen en oplossingen
Deel 10 Ecologische problemen en oplossingen
 
Biotische relaties ref
Biotische  relaties refBiotische  relaties ref
Biotische relaties ref
 

Deel 8 Biotische interacties 'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'

  • 2. Interspecifieke relaties bij dieren - Lepus americanus en Felis lynx 2
  • 3. Voorbeelden van interspecifieke relaties • Interspecifiek: interacties tussen verschillende soorten • Intraspecifiek: interacties binnen 1 soort • Symbiose is het samenleven van 2 levensvormen • Mutualisme: met een gunstig effect voor de verschillende partners • Commensalisme: 1 species • Rups Maculinea alcon profiteert, andere niet (Gentiaanblauwtje) in beïnvloed mierennest • Parasitisme en parasitoïdisme 3
  • 4. Voorbeelden van interspecifieke relaties • Meest significante relaties: jager-prooi-relaties • De 2 populaties hebben een tegengesteld effect op elkaar • Deze leiden tot het concept van de voedselketen of -web • Concurrentie: met negatieve effecten tussen de verschillende soorten; groei van de ene populatie, • Slechtvalk (Falco reduceert die van de andere peregrinus) met prooi • Concurrentie wanneer twee species dezelfde ecologische niche delen in eenzelfde habitat 4
  • 5. Jager-prooi-relatie • Voor 1865 neemt het aantal hazen toe. Gevolg: meer voedsel voor lynx en hun aantal neemt toe • 1865 - 1870: door het grote aantal lynxen, neemt de hazenpopulatie af • De lynxpopulatie stijgt nog even nadat de hazenpopulatie over z’n top heen is • Er is immers nog genoeg voedsel 5
  • 6. Jager-prooi-relatie • 1870-1875: lynxen krijgen het moeilijk, wegens voedselgebrek • Deel van de populatie lynxen sterft • Ander deel migreert • 1875: De populatie hazen is gegroeid, wegens grotere overlevingskansen • De populaties veranderen • Beide populaties hebben een tegengesteld effect continu door aangroei en op elkaar sterfte • Er wordt een • Dynamisch evenwicht evenwichtssituatie bereikt 6
  • 7. Toepassingen kennis jager- prooi-relaties • Bevissen van meren, zeeën en rivieren; bepalen van veilig biologisch minimum van een vissoort • Jagen op wild in diverse ecosystemen zoals leeuwen in savanne, … • …konijnen en vossen in duinen • … of herten in bossen • Kabeljauwbestand in de Noordzee 7
  • 8. Verdediging van de prooi • Coëvolutie: als de jager evolueert, zal de prooi evolueren om het te ontvluchten • Waarschuwende kleuren of mimicry • Mimicry: het imiteren van de kleuren van een agressief organisme • Zo komt het prooidier bv. als jager over • Camouflage • Coëvolutie tussen zebra en leeuw: de zebra is geselecteerd op zijn snelheidsmogelijkheden 8
  • 9. Bullsnake doodt rattlesnake • Ratelslang heeft als natuurlijke vijand Pithouphis catenifer • Coëvolutie: deze wurgslang is immuun voor het gif van de ratelslang • Midwest: aanwezigheid bullsnake garandeert veiligheid • Pithouphis catenifer • Als prooi ook kleine • Boeren waarderen deze knaagdieren, net als slang als jager op ratelslang (zelfde niche) knaagdieren, jagend op plaatsen waar katten niet Filmpje Pithouphis bijkomen 9
  • 10. Mimicry • Vele vlinders hebben oogstrukturen ontwikkeld • Schrikeffect voor vogels en insecteneters • Waarschijnlijk had de voorouderlijke vlindersoort gelijkaardige, kleinere vlekjes • Natuurlijke selectie: ogen • Als een onderdeel van steeds groter en een dier een ander gelijkender op onderdeel nabootst, roofvogelogen spreekt men wel van • Saturnia pavonia automimicry (Nachtpauwoog) 10
  • 12. Sesia apiformis (Horzelvlinder) • Ook andere vlinders en zweefvliegen imiteren gevaarlijke steekinsecten • Waarschuwingskleuren van giftige of gevaarlijke insecten vallen ook onder mimicry • Zo worden roofdieren gewaarschuwd, gunstig voor beide partijen • Onschadelijke diersoorten nemen felle kleuren en worden zo beschermd • De horzelvlinder gelijkt op een grote wesp 12
  • 13. Mimicry: waarschuwingskleuren • Aposematisme: gebruik van kleuren ter waarschuwing van giftigheid • Zeeslakken zijn blind - de kleuren dienen dus enkel ter communicatie met andere species • Mülleriaanse mimicry: vele species volgen eenzelfde kleurenpatroon • ‘Apo’ = weg, verwijderd • Zo heeft een predator een • ‘Sematisch’ = waarschuwend minimum aan aposematische • Antithese van camouflage modellen te identificiëren • Secundaire defensie, primair • Phyllidia varicosa voedt is oneetbaarheid of giftigheid zich met sponzen, waarvan ze chemische • Enkel van toepassing indien stoffen opnemen, ter de predator via geheugen een aanmaak van toxinen volgende ervaring kan mijden 13
  • 14. Minimum aan aposematische modellen; Phyllidia varicosa en P. coelestris 14
  • 15. Hapalochlaena maculosa • De blauwringoctopus heeft een van de meest dodelijke beten in het Australisch rifgebied • Bij opwinding kleuren de ringen blauw, anders onopvallend bruin • Gif werkt in op gestreepte spieren • Ademhaling en beweging stoppen, hartslag en bewustzijn intact • Gif is afkomstig van symbiotische bacteriёn, levend in de speekselklieren 15
  • 16. Batesiaanse mimicry • Boven: Canthigaster valentini (Valentini's spitssnuit kogelvis) wordt vermeden door predatoren omwille van toxinen • Waarschuwingskleuren: geel met zwarte lijnen en stippen • Onder: Paraluteres prionurus (Zwartzadelvijlvis) met 2 i.p.v. 1 dorsale vin, de voorste geplooid gehouden • Niet giftig, geniet bescherming door op een giftige niet- soortgenoot te lijken • Deze vorm van mimicry is batesiaanse mimicry • Beiden komen voor bij riffen Grote en Indische Oceaan 16
  • 17. Batesiaanse mimicry bij slangen • Boven: Micrurus nigrocinctus (Koraalslang) te Guatemala; is zeer giftig met aposematische aanpassing • Onder: Lampropeltis triangulum (‘Red milk snake’) is niet giftig • Eet soms wel andere slangen naast knaagdieren, vogels, eieren, daar ze redelijk immuun zijn voor slangegif 17
  • 18. De niet-giftige soort in het voordeel • Allobates zapara geniet als onschuldige soort van de toxische Epipedobates bilingius (midden) • E. parvalus (onder), de meest voorkomende toxische pijlgifkikker • A. zapara overtroeft E. bilingius in aantal • Predator blijft evenwel kleurenpatroon met toxiciteit associëren 18
  • 19. Eens geleerd van de toxische soort, generaliseert de vogelpredator • Onderzoek gebeurde in regio van het Amazonegebied waar Bates zijn theorie ontwikkelde • Bijkomende conclusie: door niet af te wijken van het aposematische kleurenpatroon, kan mimicry diversiteit remmen • Mimicry-sp. ontwijken het mogelijke noodlot van evolutionaire vernieuwingen 19
  • 20. Aposematisme bij glimwormen • Lampyridae zijn keverachtigen met wereldwijde verspreiding • Luciferine + O2 >luciferase oxyluciferine + ATP, reactie die enkel in het donker opgaat • Vooral het vleugelloze ♀, eitjes en larven glimmen • Licht uitgezonden door fotogene organen t.h.v. transparante segmenten • Aantrekken van ♂ • Lampyris noctiluca • Larven geven licht om oneetbaarheid te communiceren aan Bufo bufo (Gewone pad) • Experimenten tonen afkeur van de pad voor lichtgevende prooien 20
  • 21. Auditieve mimicry • Cycnia tenera, oneetbaar voor Myotis septentrionalis communiceert dit door ultrasone klikgeluiden geproduceerd door het tympanaal orgaan van de metathorax • C. tenera (Arctiidae, beervlinders, N.Am.) op Apocynum cannabinum 21
  • 22. Myotis septentrionalis • Als actieve verdediging, enkel gebruikt tijdens luchtaanvallen van de vleermuis • Door echolocatie-disruptie als indicatie voor de chemische Mülleriaanse mimicry • Sprokkelend op oppervlakten, maakt de vleermuis voor de vlinder onherkenbaar geluid • De vlinder is geoord, maar geluid speelt vooral en rol bij verdediging van luchtaanvallen, minder bij voortplanting 22
  • 23. Maculinea rebeli krijgt royale behandeling van Myrmica schencki • De rups maakt een porrend geluid • Voor de werksters is dit zoals het porren van hun koningin • Ook de pop kan de koningin auditief nabootsen • Beluister de geluiden op • M. rebeli op Gentiana cruciata sciencenews.org (Kruisbladgentiaan) 23
  • 24. Maximale winst aan lichaamsgewicht tijdens het verblijf in mierennest 24
  • 25. Agressieve vormen van mimicry • De prooi wordt in een hinderlaag gelokt • Argiopa argentata gebruikt prominente patronen in het web zoals zigzags • Deze reflecteren UV-licht en bootsen zo nectarklieren van bloemen na • Spinnen veranderen elke dag van web, wat zou kunnen verklaren dat bijen patronen in het geheugen opslaan • USA en Argentinië • Ook Mantodea zijn meester van de hinderlaag, zoals de Idolomantis diabolica of ‘devils flower’, O. Afr. – zie volgende dia 25
  • 26. 26
  • 27. Crypsis • Crypsis is de capaciteit om zich voor anderen te verbergen ter verdediging tegen roofdieren… • …of om als roofdier de prooi beter te besluipen • Een cryptisch dier kan dit doen door camouflage,... • Paradoxophila palmata • ...’s nachts actief te (Madagascar), met geel en bruine zijn, zich deels transparant te maken tekening, om zich te verhullen op of door mimicry bomen, in de modder 27
  • 28. Camouflage is een relatie tussen prooi en jager • Camouflage is afhankelijk van fysiologie en gedrag van een dier • Een dier met vacht zal een andere camouflage kennen dan een dier met schubben, veren • Camouflage in zee is anders als bv. in boom • Fysiologie en gedrag van jager is hierin ook belangrijk • Leiopelma archeyi, een • Een dier gaat anders aan cryptische kikker camouflage doen als de (N.Zeeland) jager kleurenblind is 28
  • 29. Groot maar beschut door stam en korstmossen • Thysania agrippina (Midden- en Zuid- Amerika) • De grootste vlinder ter wereld, waardoor hij spijtig genoeg gegeerd is door hobbyisten • Uitgespreid meer dan 30 cm • De zigzagtekening helpt hem onzichtbaar te maken in zijn natuurlijke omgeving • De onderzijde is prachtig purper, vandaar de bijnaam ‘White witch’... • ...waarmee hij de nachtelijke doodsheid oplicht met zijn vlucht • Noctuidae - Uilen 29
  • 30. Camouflage • Komt veel voor in het dierenrijk • Herten, eekhoorns,… met aardbruine grondkleur • Vachtwissel o.i.v. fotoperiode welke inwerkt op het hormonale stelsel • Winter/zomervacht • Alopex lagopus (Arctische vos) 30
  • 31. Aanpassing aan veranderende omgeving • Bekend bij Chamaeleo sp. • Kleuren bepaald door schubben = dood materiaal • Dieren veranderen van kleur door een wijziging in chromatoforen = … • …cellen net onder huid, welke wel kunnen gemanipuleerd worden, waardoor huidskleur verandert • Chamaeleo chamaeleon 31
  • 32. Chromatoforen en pigmenten • Individueel chromatofoor is omgeven door circulaire spier • Samentrekken ervan zorgt ervoor dat pigment geperst wordt in top van chromatofoor, welke nu diskvormig is • Ontspannen spier maakt van de chromatofoor een kleurloos bolletje • Zo kan kleur veranderen zonder vervelling • Chamaeleo pardalis (Madagascar), welke een breed kleurenpatroon kan ontwikkelen • Afhankelijk van het gemoed, minder ter versmelting met omgeving 32
  • 33. Andere vermommingen • Onderbroken kleurenpatroon • Vaak bij sociale prooidieren • Zebrapatroon maakt het moeilijk voor de predator om te zien waar dier begint en eindigt… • …zeker in groep • Verticale patroon past ook in grasland • Dit maakt het kleurenblinde • Equus zebra leeuwen moeilijk de zebra van de omgeving te onderscheiden 33
  • 34. Onderbroken kleurenpatronen: strepen, bollen,…in het hele dierenrijk • Patronen zijn visuele disrupties, patronen lijken buiten de lijnen te lopen van het lichaam • Vele vissen hebben kleurrijke streping • In scholen zijn ze echter niet zo’n eenvoudige prooi • Heniochus diphreutes (Langvinvlindervis) 34
  • 35. Andere vermommingen • Aanwezigheid van het dier wordt niet verborgen • Wandelende takken, bladeren doen aan misrepresentie… • …een camouflage, waarbij het dier het uiterlijk van een ander object nabootst • Als tak, blad wordt het dier door z’n predatoren als prooi ontkend • Microcentrum sp. (Tettigoniidae) 35
  • 36. Misrepresentie niet enkel bij Orthoptera (Sprinkhaanachtigen) Ceratobatrachus guentheri 36
  • 38. Strategie van de jager • 2 Uitersten: • Havikstrategie: kiezen voor agressieve aanval, eventueel beslecht met dood • 2 Haviken: 50% winst territorium/dood • Duifstrategie: dreigen maar zelden tot aanval overgaan • Elk individu, jager of prooi, kan in zijn leven beide tactieken gebruiken • Accipiter gentilis - Havik 38
  • 39. Gevolgen van strategie • Havik: wie eerst verwond wordt, verliest, ander wint de inzet • Verwonding veroorzaakt verlies van vorm • Gevechten winnen veroorzaakt een winst in vorm en gezondheid • Caracara plancus verwondt Parabuteo unicinctus (Woestijnbuizerd) • Aaseter die ook wel jaagt 39
  • 40. Gevolgen van strategie • Door enkel te dreigen zal de duif steeds verliezen van havik om inzet • Echter, wanneer de duif inziet dat het tot vechten kan komen, vlucht ze • Ze verwondt zich nooit • Duifstrategie houdt minder risico in vorm te verliezen • Tussen 2 duiven is er 50% kans op winst op inzet • Wie eerst opgeeft met dreigen, verliest • Columba palumbus • Dreigen kost energie, (Houtduif) indien langdurig sprake van vormverlies 40
  • 41. Gevolgen van strategie op populatiedichtheid prooi/jager • Jager-prooi is een dynamisch demografisch proces op lange tijdsschaal • In vergelijking hiermee verandert de jagerpopulatie sneller • Aggresief jachtgedrag is verbonden met hoge prooi- en lage jagersdensiteit • Payoff: +/-: winst/verlies aan vorm voor populatie • Een veelvormigheid aan • Vol: payoff duivenpopulatie havik/duifstrategiën is verbonden met lage prooi- • Streep: payoff havikpopulatie en hogere jagersdensiteit • ESSpunt: bij gelijke vorm beide populaties, payoff = 41
  • 42. Verklaring model strategie versus populatiedichtheid jager/prooi • Op ESS zal de toevoeging van een individu van bepaalde strategie de vorm en populatiedichtheid van deze strategie verminderen • Bij ESS + 1 havik: verschuiving naar rechts • Payoff: +/-: winst/verlies aan vorm voor populatie op haviklijn • Vol: payoff duivenpopulatie • Resultaat: relatief gezien een mindere vorm voor • Streep: payoff havikpopulatie de havikpopulatie t.ov. de • ESSpunt: bij gelijke vorm duivenpopulatie beide populaties, payoff = 42
  • 43. Verklaring model strategie versus populatiedichtheid jager/prooi • Bij ESS + 1 duif: verschuiving naar links op de duiflijn: • Verlaagt hun relatieve fitheid t.ov. haviken • In beide gevallen zal • Payoff: +/-: winst/verlies verminderde vorm aan vorm voor populatie leiden tot verminderde • Vol:payoff duivenpopulatie populatie • Streep: payoff havikpopulatie • ESSpunt: bij gelijke vorm beide populaties, payoff = 43
  • 44. Verklaring model strategie versus populatiedichtheid jager/prooi • Toevoeging van 1 havik reduceert ieders absolute vorm! • Beide rechten zijn immers dalend • Haviken doen het relatief slechter met velen dan als zeldzame verschijning • Meer haviken, te meer • Payoff: +/-: winst/verlies havikgevechten, met 50% aan vorm voor populatie kans op verwonding/dood • Vol: payoff duivenpopulatie • Simulatie: Havik-duifspel • Streep: payoff havikpopulatie • Display = dreigen • ESSpunt: bij gelijke vorm beide populaties, payoff = Havik/duif 44
  • 45. Bourgeois strategie • Genoemd naar onderzoeker Maynard Smith • Centraal kenmerk Bourgeois: • Het bezit en verdediging van territorium, • voedselbronnen in de nabijheid • en • Falco rusticolus (Giervalk) – copulatiepartners Groenland, Cape Atholl 45
  • 46. Bourgeois strategie • Indien Bourgeois bezit, zal het verdedigen met agressie van een havik • Indien Bourgeois niet bezit, zal het uiterlijk dreigen om de de bron te bekomen • Bourgeois strategie is bevoordeeld t.o.v. havik/duif zonder: • Zij die bezitten, vechten • Cervus elaphus (Edelhert eerder, zij die niet bezitten of Wapiti), bulderend tot zullen het gevecht met aanval in paarseizoen Bourgeois vermijden tijdens de herfst 46
  • 47. Bourgeoisvechten is territorium verdedigen • Bourgeois strategie: geassocieerd met respect voor bezit over een bron • Territorium impliceert bezit of predominant gebruik van ruimte in de omgeving… • …en van de (voedsel)bronnen in het territorium • Felis concolor (Poema), • Besluit om te vechten verspreid in V.S., behalve totaal afhankelijk van in woestijnen waar geen bezit van bronnen… Wapiti’s leven • … en niet van conditie, kracht, of kans op overwinning 47
  • 48. Poema’s mijden elkaar; verdedigen territorium tijdens paar- en zoogperiode 48
  • 49. Optimale jachttheorie • Predator streeft naar: • Egem./hgem.+sgem zo hoog mogelijk waarbij • E de hoeveelheid energie is van prooi • h is de ‘behandelingstijd’: vangst, doden, eten en verteren • s is de zoektijd • Jachttechniek van leeuw op giraf is uiterst gespecialiseerd • h start als s gestopt is • Tracht giraf op knieën te krijgen • Theorie tracht • Kans op verwonding voorpoten predatorgedrag uit te die uithalen naar leeuw leggen, daar predator niet alles eet wat beschikbaar is • Panthera leo, Giraffa camelopardalis in habitat 49
  • 50. E/h: profitabiliteit van een prooi Egem/hgem+sgem: opnameratio prooi • E niet enige nutritionele factor • Toxinen in prooien zetten aan tot een variabel dieet • Jager vindt prooi en eet deze met Enieuw/hnieuw • Of zoekt nieuwe prooi met E/s+h • Predator moet nieuwe prooi eten als Enieuw/hnieuw >E/s+h wegens… • …het streven naar zo’n groot mogelijk Egem/sgem.+hgem, of gemiddelde opnameratio • Metador pardalinus gegeten door Athene cunicularia 50
  • 51. Generalisten en specialisten • Generalist: h is laag, s is hoog • Zoekt lang en eet een breed scala aan prooien • Specialist: h is hoog en s variabel – kieskeurig • Bv. leeuw heeft prooi snel gevonden (s is laag), h is hoog • Omdat prooi vaak een • Panthera leo met Syncerus groot dier is - specialist caffer (Buffel) • Leeuwentroep kan er 3 à 4 dagen over doen een buffel, nijlpaard of giraf op te eten 51
  • 52. Generalisten en specialisten • Predatoren zijn generalisten in onproductieve… • …en specialisten in een productieve omgeving • Of zo gezegd: bij lage densiteit prooi, is predator hele tijd aan’t zoeken en eet alles wat het vindt… • Tenodera aridifolia sinensis • …aan hoog tempo op (h (Chinese bidsprinkhaan) meestal laag) • Wordt in tuinen gebruikt • En bij hoge densiteit omwille van de vele soorten prooi, is hoogste E/h prooien, generalist relevant bij variabele s, h • Om zo pesten te voorkomen is altijd hoger 52
  • 53. Optimale jachttheorie en coëvolutie • Een prooi is niet-profitabel door anti-predator verdediging, waardoor h hoger is • Vb: stekels van egel, stekelvarken • Stank van een stinkdier • Oneetbaarheid • Camouflage en mimicry • Sympetrum flaveolum (Geelvlekheidelibel) met aposematische vleugelvlek, ter waarschuwing van bitterheid 53
  • 55. …met kosten en baten • Kleine troepen (-9) wilde honden zijn selectiever in prooi • Omdat ze minder effectief zijn grote of gevaarlijke prooien te vangen • Ze hebben meer succes op impala als op elk ander species • Lycaon pictus (Afrikaanse • Samen jagen cruciaal: wilde hond) jagend op elk dier heeft individueel Connochaetes gnou minder te eten bij succes (Wildebeest) – vorige dia 55
  • 56. Wilde honden zijn van de meest succesvolle jagers van Afrika • Overvloed aan prooi is een belangrijke factor voor grote troepen • Succes op wildebeest en impala • Onderbroken kleuren laten troep 10x groter lijken • Algemeen enorm succes: 42% (21 kg.) voor 3 • 67% (68 kg.) voor 20 volwassen honden • Leeuw 30% kans op vangst, Siberische tijger 10% • Succesvol ten zuiden van sahara, vooral in drogere gebieden, mijdt bos 56
  • 57. Coöperatief jagen: voedsel voor ieder • Coöperatief jagen onlosmakelijk met sociaal gedrag • Alphadieren, subordinaten vloeien voedsel terug naar puppies,… • Coöperatief jagen betekent kleine prooigroepen terugdrijven tot de centrale groep,… • …huilen (2 km) tot soortgenoten • …samen sterk tegen kleptoparasitisme van hyena’s of leeuwen, alleen nooit 57
  • 58. Kleptoparasitisme en enkel impala (Aepyceros melampus) op menu…liever in grote groep! 58
  • 59. Commensalisme (> com mensa, de tafel delen) • Relatie gastheer en symbiont, welke zich bevoordeelt, zonder de gastheer te beïnvloeden • Bv. zeepokken (sessiele Crustaceae) op walvis • Voordelen zeepokken: • Habitat op walvisrug • Verplaatsing • Filmpje: zeepokken • Megaptera novaeangliae (Bultrug) met Coronula diadema (specifiek bultrug) 59
  • 60. Voordelen zeepokken • Voortplanting enkel mogelijk in grote kolonie • Penis kan tot 10x de lichaamslengte uitstrekken om eitjes te bevruchten • Ze eten gefilterd voedsel (plankton, alvalsnippers <1mm.), de resten uit wat de walvis heeft voorgefilterd • Weinig natuurlijke vijanden • Enkel kinkhoorn- en wulksoorten kunnen met • C. diadema (Acornzeepok) op speciaal deel van de voet bultrug gat boren… • Vroeger verf gebruikt om • …en vleselijke inhoud larven van schepen te houden opslurpen • Nu beperkt wegens TBT • Larven wel gegeten door toxisch voor bijzonder oesters plankton 60
  • 61. Anemoonvissen en anemonen • Anemonen zijn Anthozoa (holtedieren) • Vooral Heterarctis magnifica leeft met vissen… • …welke ze niet stekelen • Amphiprion-genus bevat alle anemoonvissen • Beschermd van nematocysten door slijmlaagje • Anemoon beschouwt vis als van zichzelf, welke bescherming geniet en mag meeëten • Mutualisme? De vis zou eventueel predatoren afhouden • Heterarctis magnifica en Amphiprion ocellaris (Gewone clownsvis) 61
  • 62. Metabiose: speciale vorm commensalisme • Als het organisme iets gebruikt van een ander, na de dood hiervan • Heremietkreeft die schelp van een zeeslak gebruikt om lichaam te beschermen • Alaska-heremietkreeft (Pagurus ochotensis) in Fusitriton oregonensis • Al is de relatie niet specifiek, wel voorkeur 62
  • 63. Batesiaanse mimicry en commensalisme • Boven: Danaus plexippus (Monarchvlinder), larven eten van giftige Asclepias sp. (Zijdeplant) • Giftig voor vertebraten, niet voor invertebraten • Oneetbaarheid: aposematisch via oranje-zwart • Onder: Limenitis archippus bevat gif niet • Maar is beschermd voor predatie • Terwijl monarch-populatie onaangetast blijft • Als laatste algemener is, nadeel voor monarch, niet meer als giftig herkend • Komen samen voor in N.Am. tot Mexico 63
  • 64. Monarchvlinder op zijdeplant, welke de larve giftige glycosiden verschaft 64
  • 65. Interacties als continuüm tussen parasitisme en mutualisme • Bubulcus ibis (Koereiger) leeft tussen vee van vliegen • Vee heeft geen last, noch voordeel • Waarnemingen van vogels die teken uitpikken • Overgang tussen commensalisme en mutualisme 65
  • 66. Interacties als continuüm tussen parasitisme en mutualisme • Buphagus africanus (Geelsnavelossepikker) • Beschouwd als mutualistisch levend met giraf, buffel, zebra, olifant,.. • Door te pikken op parasieten vnl. teken • Op 1 dag eet volwassen vogel tot 100 Boophilus decoloratus-teken • Houden echter soms wonden hierdoor open • En halen bloed uit het dier! • De zoogdieren toleren de vogels 66
  • 67. Mutualisme • Pluvianus aegyptius (Krokodilwachter) • Predator van allerlei parasieten, bloedzuigers op het lichaam en in de bek van krokodil • Vogel : parasieten en etensresten zijn bron van voedsel • Bescherming; wie durft de vogel aan te vallen! • Krokodil: verlost van parasieten en van de beste tandarts voorzien 67
  • 68. Pluvianus aegyptius en Crocodylus niloticus 68
  • 69. Mutualisme tussen de Lybia tessellata (Boxerkrab) en Triactis producta • Boxerkrab heeft anemonen tussen zijn scharen • Waarmee predatoren afgeschrikt worden • En ook prooien verlamd • Terwijl de anemonen genieten van kleine voedseldeeltjes als de krab zich voedt • Riffen Indische Oceaan 69
  • 70. Delen van habitat • De brughagedis behoort tot Sphenodontia, welke op 2 sp. na zijn uitgestorven (Krijt, 60 mj. J) • Endemisch, Nieuw-Zeeland • Mutualisme is ambigu • De vogel duldt het reptiel • Al eet het soms een ei... • ...en is het in voordeel door de guano dat ongewervelden als prooi lokt • De vogel ziet zijn nest • Sphenodon punctatus bevrijd van ongedierte... (Brughagedis) verblijft • ...en rekent op de bijtgrage gewoonlijk in hol van Pachyptila diensten van zijn gast tegen turtur (Duifprion) ongewenst bezoek • In de winter houdt de • De twee zijn zelden samen; de hagedis er zijn winterslaap vogel zoekt overdag zijn en bezet het nest alleen voedsel, de hagedis ‘s nachts 70
  • 71. Indicator indicator (Grote honingspeurder) lokt Mellivora capensis (Honingdas) • De honingdas is een opportunistische omnivoor • Ongewervelden, kleine zoogdieren, reptielen en slangen staan op z’n menu • Met harde klauwen breekt hij bijennesten open • Geurstof uit de anaalklier bedwelmt de bijen • De honingspeurder is zelf niet in staat de nesten • Het vogeltje leidt open te breken krassend de honingdas • Als de das klaar is met zijn naar een bijennest honing, eet de vogel de raten op • Bekijk op youtube: 71
  • 72. Indicator indicator (Grote honingspeurder) is een broedparasiet • Bekendste: Cuculus canorus (Koekoek) • Koekoek is generalist als soort in de keuze van de gastheer,... • ...maar ♀ specialiseert zich tijdens haar leven in 1 bepaalde soort • Broedparasieten o.a. wida’s (Vidua sp.), troepialen (Icteridae) en de koekoekeend Heteronetta atricapilla • Deze symbiose is niet mutualistisch • Het vreemde ei wordt toch uitgebroed • Molothrus ater (Bruinkop-koevogel) en Clamator glandarius (Kuifkoekoek) bv. vertonen maffiagedrag: • Bij verwijderen van het vreemde ei, zal ouderparasiet het nest vernietigen • Lamprotornis mevesii (Langstaart glansspreeuw) voedt kikker aan I. indicator, welke met haaksnavel de spreeuwenjongen doodt 72
  • 73. Kuifkoekoek gevoed door Lamprotornis australis (Grootglansspreeuw), Z. Afr. 73
  • 74. Wilsonia pusilla (Wilsons zanger) en bruinkop-koevogel, prairie N. Am. 74
  • 75. Poetsvissen • Mutualisme, beide partijen bevoordeeld • Grotere vis herkent de poetsvis via de zwarte streep... • ... en neemt met een typische houding te kennen dat hij gepoetst wil worden • De poetsvis antwoordt met op- en neergaande beweging dat hij wil poetsen • Overdag verblijven de • Dicentrarchus labrax poetsvissen bij (Zeebaars) wordt van poetsstations, vaak parasieten en dood weefsel hersenkoraalformaties bevrijd door Labroides • Vele soorten; Labroides sp., dimidiatus (Gewone Elactinus sp.,... poetslipvis) 75
  • 76. Diploria labyrinthiformis-poetsstation en Elacatinus evelynae (Caraïbische poetsvis) 76
  • 77. Poetsgarnaal Lysmata wurdemanni op Lactophrys triqueter (Parel koffervis), Caraïben 77
  • 78. Valse poetsvissen • Aspidontus taeniatus (onder) is een agressieve roofvis • Mimicry van de valse poetsvis via uiterlijk met zwarte zijstreep en imitatiedans... • ...die er in slaagt de uitnodiging tot poetsen van vissen te ontlokken • Nadert zijn prooi zoals Labroides dimidiatus (boven) • Wanneer de te poetsen vis akkoord gaat,... • ...rukt A. taeniatus met sabelvormige tanden grote stukken vlees uit z’n prooi • Voorkomt predatie omdat een poetsvis nooit gegeten wordt • De soorten komen samen voor in koraalriffen van de Indische Oceaan bv.Mauritius, Seychellen 78
  • 79. Tolereren van een situatie... • Ardeotis kori (Koritrap), zwaarste vliegende vogel (♂ tot 20 kg.) en Merops nubicu (Karmijnrode bijeneter) • Bijeneter eet de insecten opgejaagd door de vogel • De veelal wandelende trap voedt zich met hagedissen en zaden en heeft weinig voordeel van de bijeneter 79
  • 80. Mutualisme tussen Maculinea alcon en Myrmica ruginodis • Eileg • Eitjes worden gelegd op Gentiana pneumonanthe (Klokjesgentiaan) • De rups voedt zich met bloemweefsel • Zal naar buiten kruipen als ze 2/4 mm lang is • Bepaalde mierensoort zal zich om het blauwtje bekommeren • Bv. Myrmica ruginodis is meestal specifieke gastheer M. alcon (in Nl en België!) 80
  • 81. Mutualisme tussen Maculinea alcon en Myrmica ruginodis • Uit het eitje • Verscheidene rupsen kunnen zich ontwikkelen in 1 gentiaanbloem • De rups laat zichzelf op grond vallen met zijden draad • s’Ochtends of ‘s avonds, tegen uitdroging en grotere kans op mieren • Daar zal ze wachten op de grond tot wanneer een mier haar ontdekt 81
  • 82. Mutualisme tussen Maculinea alcon en Myrmica ruginodis • Adoptie • Werksters zullen de rups oprapen, adopteren en naar de nest brengen en tussen de larven deponeren • Andere mierensoorten herkennen haar niet als speciaal en ze wordt dan opgegeten • De rups wordt over de antennes getild, welke dan een zoete lekkernij uitscheidt 82
  • 83. Mutualisme tussen Maculinea alcon en Myrmica ruginodis • Adoptie • Mieren voederen rups, als larven met vloeibaar teruggeworpen voedsel • Mieren besteden zelfs meer aandacht dan aan eigen broedsel… • …dat ook als voedsel dient • Na adoptie, snelle groei, tot 100x in de 1e maand • Herfst, winter en lente in nest en verpoppen in zomer 83
  • 84. Mutualisme tussen Maculinea alcon en Myrmica ruginodis 84
  • 85. Mutualisme tussen Maculinea alcon en Myrmica ruginodis • Vlucht • Initieel zijn poppen lichtgekleurd • De vlinder ontpopt in de mierenest, na 4-tal weken in popstadium • Op dit moment is het mogelijk dat de mieren de vlinder aanvallen,… • …al verliest de vlinder hoogstens wat schubben 85
  • 86. Mutualisme Maculinea teleius en Myrmica scabrinodis beschermt tegen parasitisme • Eén eitje wordt afgezet op bloemknop Sanguisorba officinalis (Grote pimpernel) • Na een maand op de plant gaan de rupsen naar nest van Myrmica scabrinodis (Moerassteekmier) • Kleine nesten, die meestal maar 1 rups per jaar voortbrengen • De rups blijft er 10 maanden, en kan soms nest vernielen • Maculinea teleius-rups met M. scabrinodis 86
  • 88. Maculinea teleius is zeer zeldzaam • Midden 20e eeuw haast verdwenen in Benelux • Succesvolle herintroductie in Moerputten (Den Bosch) • Gevaren: overmatige begrazing doet mierennesten verdwijnen • Vermesting: bij te sterke plantengroei krijgt Sanguisorba, soort van schrale graslenden, te weinig kansen • Myrmica scabrinodis • Maaien voor juni en na half september voor voldoende bloeiende waardplanten en om eitjes/rupsen te sparen 88
  • 89. Neotypus melanocephalus en N. pusillus • Parasitoïde sluipwespen • Wesp legt 1 eitje in rups M. teleius (ook bij Maculinea nausithous – Donker pimpernelblauwtje) • Larve eet de rups uit • Zo beschermt M. scabrinodis de vlinder tegen parasitisme… • … en wordt beloond met een honingzoete rups • Neotypus pusillus 89
  • 90. Parasitisme • Symbionten die voordelen maximaliseren door reductie van de kosten van hun zijde • Exploitie van een species door een ander • Speciale vorm van predatie, • waarbij de predator, veel kleiner is dan de prooi • en er hecht mee geassocieerd blijft • Ancylostoma duodenale (Mijnworm), parasiet in menselijke darmen 90
  • 91. De mijnworm is een endoparasiet 91
  • 92. Endoparasieten (in -) en ectoparsieten (op gastheer) • Endoparasieten meer extreem gespecialiseerd • Hoe sterker verbonden met gastheer, hoe meer de morfologie en levenscyclus eraan is aangepast • De parasiet heeft een gereduceerde anatomie, waarbij overbodige structuren verloren zijn in evolutie • Pulex irritans, Mensenvlo (x10) 92
  • 93. Parasieten: verschillende phyla dieren en protisten • Protozoa o.a. • Trichomonas vaginalis, levend in genitale leiders • Trypanosoma sp. , verspreid door Glossina sp. (Tsétsé) • Plasmodium sp. , in rode bloedcellen, overgebracht door Anopheles sp. • Levenscyclus van malaria 93
  • 95. Parasieten: verschillende phyla dieren en protisten • Plathyhelminthes (platwormen) met o.a.: • Taenia sp. (lintwormen), proglottiden in appendix kunnen appendicitis veroorzaken • Diphyllobothrium latum (Vislintworm) • Levenscyclus van runderlintworm 95
  • 97. Parasieten: verschillende phyla dieren en protisten • Nematoda sp. (Rondwormen) o.a.: • Ancyclostoma sp. (Haakwormen) • Brugia malayi (elephantiasis), levend in de menselijke lymfeknopen, overgebracht door muggen o.a. Anopheles sp. • Lymfeknopen kunnen blokkeren, en het weefsel errond zwelt • Volwassen wormen verkiezen vaak onderste lymfeknopen 97
  • 99. Parasieten: verschillende phyla dieren en protisten • Annelida o.a.: • Hirudinae (bloedzuigers) • Ectoparasieten • Kunnen ook als vector dienen voor endoparasieten • Bv. Placobdella marginata voor Trypanosoma rototarium bij kikkers • Vele bloedzuigers leven mutualistisch met • Twee specimen proteobacteriën Placobdella sp., • Deze bacteriën verschaffen de verwijderd van een gastheer nutriënten (bv. Vit. B - schildpad schaars in vertebratenbloed), zo in staat anders onbeschikbare niches in te nemen 99
  • 100. Hirudo medecinalis • Zeldzaam in zijn voormalig Europees habitat • Door overoogsten vorige eeuw • In Parijse ziekenhuizen gebruikte men 6 miljoen bloedzuigers • Door achteruitgang van kikkerpopulaties; jonge bloedzuigers kunnen niet op zoogdieren voeden • Voedt zich 1x op 6 maanden, • Bloedzuigers hebben 2 mutualistische bacteriën zuignappen vermijden dat het bloed rot • De voorste zit rond de mond • Vroeger: om slecht bloed te onderzoeken of te verwijderen • De mond bevat 3 kaken met • Studies naar anticoagulens scherpe tanden (hirudine) en anaestheticum 100
  • 101. Medicinale bloedzuiger is zeldzaam geworden • Tiental locaties in Nederland • Overleven van een soort in gebied afhankelijk van … • …voorkomen van de achtereenvolgende gastheren: • Slakken, amfibieën en zoogdieren • Plaatsen met amfibieën en waar vee te water gaat, zijn zeldzaam • Extra reden achteruitgang: oorspronkelijk mediterraan, nu niet meer ingevoerd • Filmpje: Hirudo 101
  • 102. Parasieten: verschillende phyla dieren en protisten • Insecta o.a. • Anoplura: Pediculus humanis (Mensenluis) • Ook vector voor gevaarlijke bacteriën bv. Rickettsia prowazekii (typhus) • Pediculus humanis 102
  • 103. Parasieten: verschillende phyla dieren en protisten • Insecta o.a.: • Hemiptera: Cimex sp., de bedwantsen • Nachtdieren, om zich te voeden met mensenbloed (exclusief!) • Vele beten kunnen lijden tot hemoglobine- of Fe-verlies • Kunnen een jaar zonder voedsel • Cimex sp. 103
  • 104. Parasieten: verschillende phyla dieren en protisten • Insecta o.a.: • Siphanoptera: Pulex irritans (Mensenvlo), • Ctenocephalides sp. (Kattenvlo) en C. canis (Hondenvlo) • Beiden intermediaire gast voor Dipylidium caninum (Komkommerlintworm) • Proglottiden lijken op rijstkorreltje in faeces • Ctenocephalides canis 104
  • 105. Parasieten: verschillende phyla dieren en protisten • Arachnida met o.a Acari-orde.: • Ixodes scapularis (Herteteek) • Verspreiding gelinkt met Odocoileus virginianus (Witstaarthert) in N.Amerika, mogelijk met Cervus elaphus (Edelhert) in Europa • Cyclus 3 verschillende gasten: één voor larf, nymf, volwassen ♀ • Vector voor ziekte van Lime • Spirocheet Borellia burgdorferi, soms in meer dan 25% van de teken (N.Amerika) • Boophilus sp. (Runderteken) kunnen 90% vee doden 105
  • 106. I. scapularis, wijfje met en zonder eitjes 106
  • 107. Teken zorgen voor dood en schade • Runderteken veroorzaken koorts en gewichtsverlies bij runderen • Welke letaal kan zijn • Vector voor Babesia sp.- bacteriën • (Sub)tropen Amerika, Australië en Azië • Herten zijn alternatieve gastheer of tussengastheer • Een hertenvoederplaats met acaricide-overbrenger is een • Boophilus microplus simpele oplossing 107
  • 108. Parasieten: verschillende phyla dieren en protisten • Arachnida met o.a. Astigmata-orde: • Sarcoptes scabei • Voortplanting gebeurt op de huid • Vrouwtje graaft gangen met daarin uitwerpselen, eitjes • Gewichtsverlies en dermatitis • Permetrine crème (alle huisgenoten!), wassen en langdurig (min. 24u) • Sarcoptes scabiei – verluchten wat onwasbaar is ernstige infectie aan de • Notoedres cati (Katteschurft) hand • Eerst oren, dan gezicht en vervolgens lichaam 108
  • 110. Parasitoïden doden hun gastheer of maken deze steriel • Vervolledigen bijna volledige levenscyclus in gastheer • Hymenoptera (wespen), Diptera (vliegen), Strepsiptera (waaiervleugeligen), Coleoptera (kevers) • Vrouwtje legt eitjes in larve of rups • Braconidae (brakwespen), Chalcididae (bronswespen) op • Braconidae-wesp steekt Pieridae (witjes) een rups • Zoals bij parasieten is er sterke coëvolutie met gastheer 110
  • 111. Eén of meer volwassen wespen ontwikkelen in de gastheer • Trage larvale groei (tot 10 dagen), anders mogelijk voedseltekort wegens te vroege dood gastheer • Volwassen sluipwespen verbruiken veel energie • Nectarrijke planten (Umbelliferae, Compositae) bemoedigen hun aanwezigheid • Copidosoma sp. op Manduca secta • Ondergaat polyembryonie, waarbij eitje deelt en 100- en larven doet ontstaan 111
  • 112. Braconidae-sluipwesp doodt Aphididae (bladluizen) • Biologische landbouw • Mutualisme tussen mens en sluipwesp • Lysiphlebus testaceipes is uitzetbaar in tarwevelden • L. testaceipes-vrouwtje doodt gedurende leven van 4 dagen 100-en bladluizen • Resultaat door doden en… • …geparasiteerde bladluizen reproduceren amper 112
  • 113. Pesticiden zijn uit den boze • Zowel volwassen wespen als wespen in pop sterven • Fungiciden die roestvorming tegengaan in tarwe zijn ook zeer toxisch • Lage temperaturen remmen ontwikkeling • Toepasbaar vooral in zomer • Nectarrijke planten zoals zonnebloem, goudsbloem, klaver,… trekken sluipwespen aan • Zonnebloem zorgt ook voor schuilplaats 113
  • 114. Concurrentie • In zelfde habitat dezelfde niche bezetten, leidt tot concurrentie • Interspecifiek: tussen verschillende soorten • Intraspecifiek: binnen 1 soort • Competitieve exclusie: Bij interspecifieke concurrentie om zelfde bron,… • …zal de soort die de bron meest efficiënt benut, de • Tribolium confusum staat in andere elimineren competetieve exclusie met T. castaneum (Meelkever) • Experiment van Thomas Park 114
  • 115. Competitieve exclusie • Tribolium castanea wint in een warme en vochtige omgeving • T. confusum zal de andere soort uitschakelen bij koudere en droge voorwaarden 115
  • 116. Voorbeelden van interspecifieke concurrentie uit de natuur • Chthamalus stellatus leeft in ondiep water • Blootstelling aan wind en getijden • Balanus balanoïdes leeft in diepere zone • Balanus zal Chthamalus weg concurreren op grote diepte • Experiment Balanus wegnemen, Chthamatus bezet diepe zone! • Balanus kan niet overleven in ondiep water 116
  • 117. Chthamalus stellatus en Balanus balanoides • Chthamalus heeft zich fysiologisch aangepast • Wegens bij diepte weggeconcurreerd, Chthamalus beperkt tot minder gunstige habitats… • …met periodieke uitdroging • Doorheen evolutie verschillende niches ingenomen • Concurrentie was aanzet tot coëxistentie! • C. stellatus: gerealiseerde (ecologische) niche kleiner dan de fundamentele (fysiologische) • C. stellatus (links) en B. balanoides 117
  • 118. Dendroica sp.: coëxistentie • Bepaald gedeelte van het jaar leven 5 soorten zangers in Picea abies (Spar) • Schijnbaar interspecifieke concurrentie om zelfde bronnen • Ze leven in verschillende delen van de boom • Eten verschillende insecten • Of voeden zich dieper in het loof 118
  • 119. Vele organismen coëxisteren omdat hun niches verschillen • Als gevolg van de verschillende voedingsgewoonten, bezet elke soort een verschillende niche • De soorten staan niet concurrerend t.o.v. elkaar, ze coëxisteren • Dendroica tigrina (Kaap May zanger), D. coronata (Mirtezanger) 119
  • 120. Selectie minimaliseert concurrentie • Geospiza fortis en G. fuliginosa (Darwins grondvinken) • Hebben gelijkaardige maar geen identieke niches • Als op een eiland 1 species ontbreekt (a en b)… • …is er geen concurrentie • …overlappen hun bekafmetingen • …omdat ze een overlappend zaadmenu hebben 120
  • 121. Selectie minimaliseert concurrentie • Als beiden op een eiland voorkomen (c)… • …zal de vorm verminderen bij concurrentie • Selectie bevordert grotere bekken bij G. fortis… • …en kleine bij G. fuliginosa • Verminderde concurrentie laat coëxistentie toe… • …en drijft de plaatselijke evolutie van een soort 121
  • 124. De spechtvink (IUCN 02/2009), volledig aangepast aan een insectendieet • Oer-Darwinvink had geen vijanden, maar kende wel voedselgebrek • Insecten als voedselbron aanspreken lag aan basis van isolatie van ‘rassen’ die hun voedselmogelijkheden uitbreidden • Camarynthus pallidus bereikte zo limiet aan aanpassing • Scherpe, rechte snavel om in bast naar insecten, spinnen te peuren • Ontbreken van spechtachtige tong vervangen door stekel of takje • Zo ook hoogenergetisch voedsel bereikbaar bv. spinneneierenzakjes • Zeldzaam voorbeeld werktuiggebruik bij vogels, wel bij schaarste 124
  • 125. Interacties tussen dieren en planten - Monarda didyma-Scharlaken monarda, Hemaris thysbe 125
  • 126. Relaties tussen dier en plant • Herbivoren • Bestuiving • Verspreiding van zaden, vruchten of sporen • Vleesetende planten • Utricularia sp.; als een waterinsect de haartjes raakt, zwelt het blaasje en klapt het poortje naar binnen open, waardoor het insect wordt binnengezogen • 1/500 sec., originele vorm na ½h. terug hersteld 126
  • 127. Utricularia inflata, levend in oligotrofe vennen 127
  • 128. Herbivoren • Grazende of plantenetende zoogdieren • Vogels zoals papegaaien, vinken,.. • Schildpadden • Talrijke insecten bv. vlinders, bladluizen, termieten, sprinkhanen, bijen… • Mijten, duizendpoten • Slakken en • Connochaetes gnou en Equus nematoden zebra, grazend in Serengeti 128
  • 129. Plantenmateriaal heeft lage voedingswaarde • C/N is hoog • Veel eten, om genoeg N • Cellulose is onverteerbaar, tenzij symbiotische protozoa of bacteriën • Larve van Philaenus spumarius (Koekoeksspog) voedt zich met xyleemsap (weinig aminozuren) • Larve en imago koekoeksspog 129
  • 130. Mieren beschermen bladluizen tegen predatoren • Bladluizen voeden zich met floëemsap • Honingdauw, afgescheiden als een druppel aan het abdomen, is een bijprodukt van de vertering • De mier prikkelt de bladluis met de antennes om de bladluis te bemoedigen de lekkernij af te staan • Vele bladluizen kunnen de plant aanzienlijk verzwakken 130
  • 131. Mutualisme tussen Formica sp. en Aphididae 131
  • 132. Planten en insectenniches • Bladetende insecten • Vb. van groeistoornis bij Picea sp. (Spar) en Pinus sp. (Den): • Rups Rhyacionia buoliana – vraat en eileg veroorzaakt aantasting eindknop • Vraatfiguren – vb.: • Megachilidae (behangersbijen) • Bekleding van wanden en afscheiding van cellen van hun nestgangen met ovale en ronde stukjes roze- of berkeblad • Door mens transcontinentaal verspreid 132
  • 133. Mineerders en bladrollers • Mineerders: insekten waarvan larven in plant leven • Mineervliegjes, rupsen, wespen, kevers,… • Meest opvallend: bladmijnen – larven leven tussen boven- en onderepidermis • Liriomyza sp. (Diptera) • Attelabus nitens (Eikebladroller)- ♀ maakt aan beide zijden insnijding tot hoofdnerf • Sapstroom hoofdnerf verstoord en blad wordt oprolbaar • Deze snuitkever perforeert de windingen en legt tussen wanden eitjes • Aangetast blad valt uiteindelijk af 133
  • 134. Cecidiën of gallen • Insecten scheiden via speeksel toxinen af • Plant reageert met extra en/of vergrootte cellen • Ofwel 1/meerdere insecten per gal • Opening naar buiten voor het imago • Samengestelde gallen: ananasgallen op Picea • Ananasgal veroorzaakt door sp., Quercus sp. Diplolepsis quercus • Galwespen, galmuggen, (galwespesoort), Quercus robur galluizen zijn de meest • Dicht opeengepakte ‘schubben’ voorkomende galmakers met verdikte basis 134
  • 135. Vrucht-, schors- en houtboorders • Carpocapsa pomonella • Eieren afgezet in bloesem • Tijdens ontwikkeling boort rups zich door het vruchtvlees naar klokhuis • Schorsboorders: meest vermaard – Scolytidae • Houtborende Coleoptera (kevers), Lepidoptera (vlinders), Hymenoptera (wespen) • Siricidae (houtwespen) - ♀ met sterke legboor zet eitjes af in hout • Larve eet 3 jaar hout, verpopt in schors, waarvan vlieggat vooraf is geboord • Reuzehoutwesp Urocerus gigas legt haar eitjes in omgevallen sparren- of jeneverbestakken 135
  • 136. Carpocapsa pomonella (Appelbladroller) heeft wereldwijde reputatie • a – boorgat met uitwerpselen • e – volwassen rups, welke zich zal verschuilen onder berkeschors of in appelkratjes • i – daar verpoppen ze na winter • Een goede methode is de geïnfecteerde appels aan varkens te voeren • Of een kleed aan de stam, waarna je het kookt samen met de verscholen rupsen 136
  • 138. Herbivoren hebben invloed op vegetatie • Hypericum perforatum (St. Janskruid) • Rond 1900 ingevoerd in Californië • Sterke uitbreiding, wegens nauwelijks herbivoren • Kan mond vee irriteren • Crysolina sp. (bladhaantjes) als herbivoor uit Europa • Hypericine absorbeert licht van 550nm en kan larve doden • Voeden zich bij zonsopgang en verstoppen zich daarna 138
  • 139. Invloed van Chrysolina quadrigemina op verspreiding St. Janskruid • H. perforatum invasieve soort in N.Am. • Bladhaantje ontwikkelt zich enkel op deze plant • C. quadrigemina tolereert geen schaduw • Lichtweerhoudende cuticula imago belet toxische werking hypericine • Leggen eitjes enkel op planten in zon • H. perforatum groeit in Amerika hierdoor excusief in schaduw • Kever heeft invloed op verspreiding • Men zou kunnen denken dat H. perforatum schaduwplant is! 139
  • 140. Vermijden van begrazing • Doornen op bv. Acacia sp. • Enkel de veel begraasde (laagste) takken maken stevige doornen • Takken die onbereikbaar zijn, steken geen energie in doornen • Sommige Acacia sp. hebben verhoogde concentratie aan alkaloïden of tanninen om achtereenvolgend grazen te ontmoedigen • Antidorcas marsupialis (Springbok), Acacia sp. 140
  • 141. Mutualisme met mieren doet begrazing vermijden • Acacia cornigera en Pseudomyrmex ferruginia (C.Am.) • Deze acacia bevat geen bittere alkaloïden • Symbiotische mieren nemen verdedigingsrol over • Voorkomen epifytengroei • Vallen insecten-herbivoren aan • Maken de tak ongenietbaar voor grotere herbivoren • Mieren worden beloond met Beltiaanse lichaampjes, vol met lipiden en proteïnen • Verbreedde bladstelen scheiden bovendien nectar af 141
  • 142. Beltiaanse lichaampjes op Acacia sp. geoogst door Pseudomyrmex spinicola 142
  • 143. Doornen en stekels • Doorn is afgeleid van een blad, tak en omvat dieper gelegen weefsel • Stekel is een scherpe structuur gevormd door de opperhuid • Rosaceae (Rubus sp. - bramen, Rosa sp.- rozen), Carduus sp., Cirsium sp., Silybum sp. (distels), Cynara sp. (artisjok en kardoen),… • Silybum marianum - Mariadistel 143
  • 144. Vermijden van begrazing door chemische stoffen • Toxische alkaloïden bij Solanaceae (Nachtschade), Umbelliferae (schermbloemigen), Compositae o.a. Senecio jacobaea (Jakobskruiskruid),… • HCN-houdende glycosiden in bv. Trifolium sp. (klaver, tegen slakkenvraat), Passiflora sp. • Bij begrazing zet een • Experimenteel: alkaloïdproductie enzym HCN vrij uit de Conium maculatum (Gevlekte glycosiden scheerling) hoger bij begrazing Agonopterix alstroemeriana-rups 144
  • 145. Vermijden van begrazing door chemische stoffen • Glycosiden beschermen Passiflora sp. tegen alle herbivoren behalve Heliconius sp. • Twee vormen van verdediging tegen Passiflora-specialist • Heliconius gebruikt glycosiden van Passiflora sp. om zich oneetbaar te maken voor vogels • Scherpe haren welke de rups klieven • Vrouwelijke vlinders vermijden voor ovipositie planten met eitjes • Nectarklieren trekken mieren aan, welke de plant tegen de rupsen verdedigen • Passiflora doet aan eimimicry 145
  • 146. Passiflora actinia met mimicry vlindereitjes op steunblaadjes en groeitoppen 146
  • 147. Heliconius wallacei zoekt nectar op Passiflora coccinea en zorgt voor bestuiving 147
  • 148. Bestuiving door dieren • Bloemen moeten bestuivers lokken en kunnen dit door: • Kleuren • Geuren • ‘Bull’s eye’ kleurenpatroon laat bloemen fel contrasteren in het • Rudbeckia hirta met zwart groen en geel bull’s eye 148
  • 149. Cardamine pratensis (Pinksterbloem) • Met bull’s eye • Bestuiving door Anthocharis cardamines (Oranjetipje) • Pinksterbloem is voorzien van landingsplatform, cruciaal voor vlinderbestuiving • Selectie voedselplanten uitgelokt door aanwezigheid mosterdoliën • Vinden van geschikte waardplanten is beperkende factor in voortplantingssnelheid ♀ • ♀ evolueerde naar gebruik van een groot scala Cruciferae • Rupsen slachtoffer parasitoïde Braconidae en Tachinidae (Sluipvliegen) 149
  • 150. Voorkomen van zelfbestuiving • X-bestuiving: meer variatie, grondstof evolutie en selectie, < > inteelt • Bloemen hebben heel wat manieren om zelfbestuiving te voorkomen • Eerder rijpen meeldraden als stempels • Zelf-incompabiliteit: de groei van de pollenbuis van stuifmeel afkomstig van dezelfde plant wordt geremd – genetische herkenning • Lokken bestuivers, mogelijkheid landing • Aanpassingen van plant ter voorkomen zelf-bestuiving • Vb: Salvia officinalis: insect geeft kopstoot aan helmbindsel dat toegang tot nektar verhindert • Helmdraad komt als gewricht op rug insekt en bepoeiert die 150
  • 151. Chamerion angustifolium (Wilgeroosje) – voorkomen van zelfbestuiving • Ondanks tweeslachtigheid, kan door… • …bewegingen van bloemdelen en… • …verschillende maturatie zelfbestuiving verhinderd worden • Protandrische bloem 151
  • 152. Chamerion angustifolium (Wilgeroosje) – voorkomen van zelfbestuiving • Bij openen bloem, rijpen meeldraden en verspreiden stuifmeel • Paar uur later strekt stijl zich uit en stempels ontplooien zich • Nog later krullen ze harder om om eigen stuifmeel te vergaren en zo zelfbestuiving alsnog toe te laten • Apidae (bijen en hommels) bestuiven vooral onderste bloemen, welke tijdens ‘♀’ stadium meer nectar produceren • Beide stadia van wilgeroosjebloem 152
  • 153. Heterostylie bij Primula vulgaris (Stengelloze sleutelbloem) • Boven: langstijlige sleutelbloem • Onder: kortstijlig • X-bestuiving wordt bevoordeeld:… • …en zal enkel gebeuren tussen een kortstijlige en een langstijlige bloem en vice versa • Verschillen in grootte stuifmeelkorrels en stigma-oppervlak tussen deze 2 soorten bloemen dient als extra bescherming tegen langstijlig x langstijlig/kortstijlig x kortstijlig • Apidae en Lepidoptera (vlinders) als bestuivers 153
  • 154. Insecten zien kleuren anders dan mens • Vlinders en kevers zien extra IR bovenop het normale spectrum • Vlinders hebben het breedste spectrum van alle dieren, ook UV • Bijen zien geen rood • Bijen zien het best blauwe kleuren en kunnen de reflectie en fluorescentie van UV waarnemen • Bloemen hebben vaak herkenningstekens die UV reflecteren of absorberen • De kleurenpatronen wijzen hen de weg naar nectar en pollen • Potentilla anserina (Zilverschoon) door mens en bij waargenomen 154
  • 155. Bloemenkleuren voor een bij • Rood niet gezien ,komt zwart over • Bloemdelen (‘bull’s eye’) die UV absorberen, verdonkeren de reflectie • Het resultaat is dan in het spectrum geel-oranje-bruin • Delen van een bloem die UV reflecteren, worden door bij purper waargenomen bovenop de gerelecteerde kleur indien geen rood • Bv. UV+geel, kan als oranje-paars worden, zelfs als wit • UV+wit, wit of roze • Bull’s eye bloemen hebben voor bij zo een donker/licht contrastering • Vaak beperkt deel als een kleurmerk op elke lintbloem of kroonblad • Angelica sylvestris (Gewone engelwortel) in mens- en bijenogen 155
  • 156. Vergelijken van kleurenpatronen • Als bloem UV-reflecterende patronen mist, wordt ze niet door bijen bestoven • Bepaalde bloemdelen hebben sterke UV- kleurmerken voor de bij: • Meeldraden, stijlen en pollen • Sterke UV-reflectie en fluorescentie van nectarklieren • Onbevruchte stempel heeft een sterke UV-reflectie • Angelica sylvestris, met UV- • UV-reflectie is voorbijgaand; fluorescentie van na bestuiving vermindert nectarklieren ook algemene reflectie en verdonkert de bloem 156
  • 157. Mirabilis jalapa (Nachtschone) 1/ Bij zichtbaar licht 2/ Met reflectie en absorptie UV 3/4 Met fluorescentie UV 157
  • 158. Geuren zorgen voor bestuiving • Na openen van de bladschede produceert de aarvormige bloeiwijze van Arum maculatum (Gevlekte aronskelk) vluchtige aroma’s… • …welke doen herinneren aan de geur van rottende urine of mest • Mimicry van de plant van geur van voedsel en voortplantingsniche van de bestuiver • Aronskelken produceren warmte door ademhaling zetmeelrijke kolf op het moment dat de ♀ bloemen (onder) klaar zijn voor bestuiving • Hoge Tº doen de vluchtige geuren vervliegen • Kruisbestuiving door Psychoda phalaenoides (motmugjes) 158
  • 159. Bestuiving Araceae (Aronskelken) • Doorsnede (onder naar boven): ♀ bloemen, ♂ bloemen, rudimentaire ♀ bloemen als neergeslagen haartjes • Vliegen vallen in de schede, langs de neergeslagen haartjes • Met ander stuifmeel op hun rug, zitten ze onderaan opgesloten… • …geven pollen af aan de ♀ bloemen • Bij verwelking haartjes, kunnen ze weer ontsnappen, maar niet alvorens stuifmeel te eten en op te vangen van de ♂ bloemen • A. maculatum en Dracunculus vulgarum-hart 159
  • 160. Mimicry met gevaar • De vluchtige stoffen zetten aan tot paargedrag en ovipositie • Niet altijd zo • In dat geval laat de bestuiver de plant achter met weinig voordelen • Dit bestuivingsmechanisme is waarschijnlijk geëvolueerd in gebieden ongeschikt voor Hymenoptera- of Lepidopterabestuiving • Kustbossen, rotsachtig of boomarm gebied met weinig bloeiende plantensoorten • Dracunculus vulgaris en 4 vliegen 160
  • 161. Ophrys insectifera geen voortplanting zonder Gorytes mystaceus en vice versa! • De orchidee lijkt –mimicry!- op en ruikt naar een ♀ wesp • Na verpopping ruikt en ziet ♂ ♀ • Ze pseudocopuleren met bloem en pollenzakjes komen op de wesp • Er grijpen meerdere pseudocopulaties plaats en bestuiving is een feit • ♀ verschijnt en verzamelt feromonen van de verwelkende orchidee, gebruikt deze als sexferomoon • De wespen copuleren • Volgende dia: G. mystaceus in pseudocopulatie 161
  • 162. 162