3. P1 (persoon 1) Ontdekker
P1 ontdekt zelf de brand, of krijgt info via
zoemer, via telefonische melding, of via
brandmeldcentrale:
• Ga naar de plaats van de brand.
• Bepaal de ernst van de brand.
• Blijf kalm en vermijd paniek.
• Waarschuw collega P2 (persoon 2) en
geef info m.b.t. plaats en omvang.
4. P1 Ontdekker
• Druk bij het zelf ontdekken, onmiddellijk de
dichtsbijzijnde brandmeldknop in.
• Bij melding via brandmeldcentrale (zoemer,
telefoon) is dit het gevolg van detectie via
rookdetector of drukte iemand (collega,
bewoner, bezoeker) al eerder op de
brandmeldknop.
• Afhankelijk van de locatie zijn er
verschillende meldknoppen aan de muur.
Deze worden aangeduid met:
5. P1 Ontdekker
Door op de meldknop te duwen, gebeuren
de volgende acties:
• De deuren van de nooduitgangen worden
ontgrendeld!
• De zelfsluitende branddeuren in de zone waar je
bent gaan dicht! Kijk dit ook na.
(branddeuren herken je aan een specifiek merkteken in
de deurstijl)
6. P1 Ontdekker
• Hou de branddeuren gesloten.
• Gebruik geen lift.
• Wacht rustig op de brandweer.
• Doe wat de brandweer vraagt.
7. P2 (persoon 2) Collega
• Blijf kalm en vermijd paniek.
• BEL brandweer met dect of vaste
telefoon 0 112 (met GSM: 112).
Geef informatie aangaande de plaats en
omvang van de brand.
• Ga naar de brandmeldcentrale en schakel
het signaal uit.
8. P2 Collega
• Gebruik geen liften.
• Vervolg de procedure van de
brandmeldcentrale.
• Waarschuw de personen in uw omgeving
(P3; P4; …).
• Waarschuw de woonzorgmanager of
vervanger.
9. P2 Collega
• Controleer of de toegangswegen voor de
brandweer vrij zijn.
• Start indien nodig de evacuatie van de
bewoners naar een veilige zone.
• Hou het veiligheidsdossier bij de hand en
overhandig het aan de brandweer.
• Doe wat de brandweer vraagt.
10. BLUSSEN
• De ontdekker (P1) doet één bluspoging
zonder de eigen veiligheid in gevaar te
brengen met:
• een blusapparaat in de directe omgeving,
• een branddeken,
• in uiterste nood een brandhaspel
(waterschade).
• Onderneem enkel een bluspoging bij een
beginnende brand.
12. BLUSSEN
• Er zijn waterschuimblussers,…: deze
herken je gemakkelijk aan het gekleurd
handvat,
13. BLUSSEN
• Poeder- en waterschuimblussers zijn
geschikt voor bijna alle mogelijke types
brand.
• Het poeder en het schuim zijn niet giftig.
14. BLUSSEN
• Er zijn CO2 blussers: deze herken je aan
de grijze kop en de zwarte koker als
spuitmond.
15. BLUSSEN
• CO2-blussers worden enkel geplaatst bij
dure en gespecialiseerde apparatuur om
de apparatuur niet bijkomend te schaden
CO2 laat geen blusschade na!
• Gebruik een CO2 NOOIT op mensen, het
kan ernstige brandwonden veroorzaken
door de extreem lage temperatuur van
-79°C.
17. BLUSSEN
• Er zijn brandhaspels, draai steeds de kraan
open.
• Gebruik de brandhaspel voor het blussen
van vaste stoffen in een gebouw en enkel in
uiterste nood. Hij veroorzaakt veel
waterschade.
18. EVACUEREN
• De veiligste ruimte voor de bewoner is
zijn eigen kamer.
• P2 start met evacuatie indien nodig.
• Breng de bewoners naar de eerste veilige
zone op hetzelfde niveau, eventueel met
hulp van andere collega’s.
• Hou de branddeur gesloten.
• Gebruik geen liften.
19. Hoe evacueren?
• Evacuatie van bewoners op de afdeling:
• Hou de branddeuren van de afdeling gesloten.
• Breng de bewoners, indien nodig, naar de eerste
veilige zone op hetzelfde niveau. Eventueel met hulp
van andere collega’s.
• Elke kamer is een compartiment.
• Informeer de bewoners.
• Stel iedereen gerust en blijf zelf kalm.
• Sluit alle ramen.
• Sluit de deuren van de kamers.
20. Hoe evacueren?
• Evacueren bij brand op de kamer:
• Haal de bewoner zo mogelijk uit de kamer. Breng je
eigen veiligheid NIET in het gevaar.
• Breng de bewoners, indien nodig, naar de eerste
veilige zone op hetzelfde niveau. Eventueel met hulp
van andere collega’s.
• Breng de bewoner naar een andere kamer.
• Sluit de kamerdeur.
• Evacueer de bewoners links, rechts en tegenover de
betrokken kamer.
21. Hoe evacueren?
• Evacuatie uit een gemeenschappelijke
ruimte:
• Informeer de bewoners.
• Blijf ter plaatse indien er geen gevaar is.
• Breng de bewoners, indien nodig, naar de
eerste veilige zone op hetzelfde niveau.
Eventueel met hulp van andere collega’s.
• Sluit de ramen en deuren.
22. GEBRUIK GEEN LIFTEN
• Wanneer de stroom uitvalt, zal de lift niet
meer functioneren.
• De deur zal mogelijks niet meer open
gaan.
• De liftkoker werkt als een schouw. De
liftkooi zal zich vullen met verstikkende,
giftige rook.
23. Aandachtspunten
• Is de brand op jouw afdeling?
• Blijf kalm en vermijd paniek.
• Help de bewoners evacueren naar de eerste
veilige zone.
• Hou de branddeur gesloten.
• Wacht rustig op de brandweer.
• Doe wat de brandweer vraagt.
24. Aandachtspunten
• Is de brand niet op jouw afdeling?
• Blijf kalm en vermijd paniek.
• Breng de bewoners rustig naar hun kamers.
(tenzij de woonzorgmanager of vervanger anders
beslist.)
• Hou de branddeur gesloten.
• Wacht rustig op de brandweer.
• Doe wat de brandweer vraagt.
25. SAMENGEVAT
• Blijf kalm.
• P1= ontdekker
• zorgt voor melding aan P2,
• doet eerste bluspoging.
• P2:
• belt 0 100,
• waarschuwt personen in omgeving,
• waarschuwt woonzorgmanager of vervanger,
• evacuatie naar de eerst veilige zone indien nodig.
• Gebruik geen liften.
26. AANDACHTSPUNTEN
• Let er op dat er geen voorwerpen zijn die
de deuren kunnen blokkeren,
• Plaats geen voorwerpen, losse meubelen,
karretjes of andere zaken in de
evacuatiewegen en voor uitgang of
nooduitgang.
27. Aandachtspunten
• Moet je buiten het gebouw evacueren? Ga
naar de verzamelplaats, deze kan je
herkennen aan het volgende pictogram:
28. Wat met bezoekers?
• Vergeet bij brand de bezoekers niet:
• Medewerkers verwittigen bij brand de
bezoekers.
• Aan bezoekers kan gevraagd worden om het
gebouw te verlaten of om een
ondersteunende taak op zich te nemen.