SlideShare une entreprise Scribd logo
1  sur  19
www.ua.ac.be/leeronskennen
STAPPENPLAN BIJ HET SCHRIJVEN VAN EEN
PAPER
Een goede paper schud je niet zomaar uit je mouw. Er komt namelijk heel wat bij kijken: je
zoekt en selecteert informatie over een specifiek onderwerp, je ordent de informatie
volgens een logische structuur en je formuleert de inhoud op een heldere en correcte
manier.
Om een paperopdracht tot een goed einde te brengen, is het belangrijk dat je het
schrijfproces opdeelt in verschillende stappen. Om te beginnen is een goede voorbereiding
het halve werk. Verder is het zo dat je bij het schrijven niet tegelijk kan focussen op zowel
de structuur van de tekst als op de schrijfstijl en het taalgebruik.
In dit document bieden we een stappenplan aan om tot een goede paper te komen. De
aandacht gaat hier vooral naar de voorbereiding en naar het schrijven van de eerste versies,
waarin je de focus legt op de structuur en de logische opbouw.
Afspraken
Paperopdrachten verschillen per opleiding, en per opdracht kunnen er
specifieke eisen gesteld worden. Zorg ervoor dat je op de hoogte bent van alle
afspraken rond de paperopdracht:
 Wanneer moet de tekst ingeleverd worden?
 Hoelang moet of mag de tekst zijn?
 Welke onderdelen moet de tekst bevatten?
 Welke eisen worden er gesteld aan de lay-out?
Als iets niet duidelijk is, raadpleeg dan andere studenten of de docent.
papers - Pagina 2 van 19
Stappenplan
(klik op de stappen)
STAP 1: Van onderwerp naar centrale vraag
STAP 2: Van centrale vraag naar bouwplan
STAP 3: Van bouwplan naar eerste tekstversie
STAP 4: Van eerste tekstversie naar eindproduct
Op de volgende pagina’s worden deze stappen toegelicht met voorbeelden.
papers - Pagina 3 van 19
STAP 1: Van onderwerp naar centrale
vraag
Een tekst kun je beschouwen als het antwoord op een vraag. In een academische paper is
het de gewoonte de hoofdvraag expliciet te formuleren in de inleiding. We noemen die
vraag de centrale vraag of probleemstelling.
Het antwoord op de centrale vraag wordt stapsgewijs uitgewerkt in het middenstuk van de
tekst. Je beschrijft de zoektocht naar het antwoord, hoe je te werk bent gegaan en welke
resultaten dat heeft opgeleverd. In het besluit van je tekst geef je ten slotte het definitieve
antwoord.
Voor sommige opdrachten ligt de centrale vraag al vast, maar in andere gevallen krijg je
alleen een thema. In het laatste geval moet je zelf een centrale vraag bedenken. Belangrijk
daarbij is dat je die centrale vraag formuleert met een duidelijk doel.
De centrale vraag formuleren
Door het thema als een vraag te formuleren, geef je een duidelijke richting aan waar je met
de tekst naartoe moet. Je paper zal immers pas geslaagd zijn als hij een duidelijk antwoord
biedt op de gestelde vraag. Met andere woorden, door de centrale vraag te formuleren, stel
je jezelf een doel. Dat doel kan verschillende vormen aannemen. Veelvoorkomende doelen
zijn: je verduidelijkt het thema door verschillende aspecten ervan te beschrijven; je
probeert iets te verklaren, je evalueert iets of je formuleert een advies.
Hoe je de centrale vraag formuleert, hangt af van het doel dat je jezelf gesteld hebt. Je kunt
bijvoorbeeld de volgende centrale vragen formuleren bij het thema telewerk:
 Wat is het standpunt van werknemerorganisaties over telewerk?
Het doel van deze vraag is louter beschrijvend: je geeft een overzicht van de
standpunten van werknemerorganisaties.
 Waarom zijn niet alle werknemers gewonnen voor telewerk?
Het doel van deze vraag is op zoek gaan naar de verklaring voor een bepaald fenomeen.
 In hoeverre vergemakkelijkt telewerk de combinatie van werk en gezin?
Het doel van deze vraag is iets evalueren, de voordelen en de nadelen van een bepaald
fenomeen belichten en dan een eindoordeel vellen.
 Hoe kan de overheid telewerk stimuleren?
Het doel van deze vraag is advies geven over mogelijke maatregelen.
papers - Pagina 4 van 19
Een centrale vraag kan ook verder worden opgesplitst in een aantal deelvragen of
subvragen, die elk in een afzonderlijk hoofdstuk worden uitgewerkt. Op die manier kan een
paper verschillende (sub)doelen omvatten. Zo kan de centrale vraag “Hoe kan de overheid
telewerk stimuleren?” worden opgedeeld in de volgende subvragen:
- Hoe efficiënt zijn de reeds genomen maatregelen?
- Welke nieuwe maatregelen zijn wenselijk?
Het onderwerp van de centrale vraag afbakenen
Met een duidelijk geformuleerde centrale vraag kun je gericht op zoek gaan naar de inhoud
voor je tekst. Het is soms nodig dat je in deze fase je vraag moet aanpassen. Zo is het
mogelijk dat er niet genoeg bronmateriaal blijkt te zijn om je centrale vraag te
beantwoorden. In dat geval is je vraag te gespecialiseerd. Of misschien is je vraag al
beantwoord in eerder onderzoek. Ook dan zul je de vraag moeten bijsturen. Het heeft
immers geen zin om precies hetzelfde twee keer te beschrijven.
Uit je onderzoek of uit de bronnen die je gevonden hebt, kan ook blijken dat het onderwerp
van je vraag nog te ruim is voor het opzet van je paper. Als dat het geval blijkt, moet je het
onderwerp verder afbakenen. Een ruim of vaag onderwerp heeft immers tot gevolg dat de
paper wel een breed domein bestrijkt, maar oppervlakkig blijft, waardoor hij weinig
nieuwswaarde krijgt. De bedoeling is echter dat je paper een meerwaarde biedt aan wat er
al aan informatie over een onderwerp bestaat.
Het onderwerp baken je af door er preciserende vragen bij te stellen. Wat precies? Wie
precies? Waar precies? Wanneer precies? Bijvoorbeeld voor het thema telewerken:
Telewerken
↓ Wat precies?
Telethuiswerken
↓ Wie precies?
Telethuiswerk bij vrouwen in loondienst
↓ Waar precies?
Telethuiswerk bij Vlaamse vrouwen in loondienst
↓ Wanneer precies?
Telethuiswerk bij Vlaamse vrouwen in loondienst, tussen 2000 en 2010.
Als je het thema verder afgebakend hebt, kun je de centrale vraag herformuleren.
Voorbeelden van dergelijke vragen vind je in stap 2 van dit stappenplan.
Terug naar overzicht
papers - Pagina 5 van 19
STAP 2: Van centrale vraag naar bouwplan
Zodra de centrale vraag is vastgelegd, kun je het antwoord beginnen uit te werken. Voordat
je begint te schrijven, is het belangrijk dat je de globale inhoud en de opbouw van je tekst
vastlegt. Die worden bepaald door de centrale vraag. Vergelijk in het onderstaande schema
de centrale vragen met de globale inhoud en opbouw van de paper.
Centrale vraag Doel Globale inhoud en opbouw
Wat is het standpunt van de
Vlaamse vrouwenorganisaties rond
telethuiswerk bij vrouwen in
loondienst?
Beschrijven
De paper geeft een beschrijving
van het standpunt van de
verschillende organisaties rond
telethuiswerk.
Waarom zijn niet alle vrouwen in
loondienst gewonnen voor
telethuiswerk?
Verklaren
De paper geeft een of
verschillende redenen aan
waarom sommige vrouwen tegen
telethuiswerk zijn.
In hoeverre vergemakkelijkt
telethuiswerk voor vrouwen in
loondienst de combinatie van werk
en gezin?
Evalueren
De paper belicht de positieve en
negatieve punten van
telethuiswerk en geeft een
eindoordeel.
Hoe kan de Vlaamse overheid
telethuiswerk stimuleren, meer in
het bijzonder voor vrouwen in
loondienst?
Adviseren
De paper suggereert een aantal
maatregelen voor de Vlaamse
overheid om telethuiswerk bij
vrouwen te stimuleren.
De opbouw van de tekst leg je vast in een zogeheten bouwplan. Dat is een schematische
voorstelling van de tekststructuur. Een bouwplan is niet definitief: tijdens het
documenteren en tijdens het schrijven zelf kun je nog wijzigingen aanbrengen.
Een bouwplan werk je in de diepte uit. Je begint het best met de globale structuur en zo
daal je af tot op een lager niveau. Je legt de stappen vast die zullen leiden tot het antwoord
op de centrale vraag.
papers - Pagina 6 van 19
Globale structuur
Op basis van de centrale vraag leg je de stappen vast die zullen leiden naar een antwoord op
die vraag. Zo kom je tot de globale structuur van je paper. Deze stappen kun je in je
bouwplan ook formuleren in de vorm van vragen. Voor een evaluatieve centrale vraag kan
de globale structuur er als volgt uitzien:
Globale structuur bij een centrale vraag
In hoeverre vergemakkelijkt telethuiswerk voor vrouwen in loondienst de combinatie van werk
en gezin?
1. (Inleiding)
2. Wat is telewerk en telethuiswerk?
3. Wat zijn de voordelen van telethuiswerk voor vrouwen i.v.m. combinatie werk-gezin?
4. Wat zijn de nadelen van telethuiswerk voor vrouwen i.v.m. combinatie werk-gezin?
5. Besluit: wat is het eindoordeel?
Uitgewerkt bouwplan
Om het bouwplan dieper uit te werken stel je nieuwe vragen per onderdeel. Daarop
formuleer je een kernachtig antwoord.
Uitgewerkt bouwplan bij een centrale vraag
In hoeverre vergemakkelijkt telethuiswerk voor vrouwen in loondienst de combinatie van werk
en gezin?
1. (Inleiding)
2. Wat is telewerk en telethuiswerk?
 Telewerk: drie soorten
i. Mobiel werken: op een variabele locatie
ii. Eilandwerken: op een telekantoor
iii. Thuiswerken: thuis
 Beschrijving van telethuiswerk + voorbeeld
3. Wat zijn de voordelen van telethuiswerk i.v.m. de combinatie werk-gezin?
 Geen woon-werkverkeer
Waarom is dat een voordeel?
i. Tijdsbesparend > meer tijd voor het werk + meer tijd voor de kinderen
ii. Minder stress > verhoogt kwaliteit gezinsleven
 Flexibiliteit in arbeidstijd
Waarom is dat een voordeel?
i. Betere planning huishouden
ii. Betere planning zorg voor kinderen
4. Wat zijn de nadelen van telewerk i.v.m. de combinatie werk-gezin?
 Grens tussen werk en privé vervaagt
Waarom is dat een nadeel?
i. Leidt tot overwerk (onbetaald) > minder tijd voor het gezin
ii. Moeilijke concentratie (kinderen in huis) > verhoogt stress
 Bevestiging traditionele rollenpatroon: “vrouw aan de haard”
5. Wat is het eindoordeel?
Telethuiswerk is op dit moment geen garantie voor een betere combinatie werk-gezin.
papers - Pagina 7 van 19
Let erop dat je in je bouwplan alleen die stappen opneemt die relevant zijn voor het doel
van de paper. Een veelvoorkomende fout is dat studenten uitweiden over aspecten van het
thema die geen direct verband houden met de centrale vraag. Zo is een uitgebreide
beschrijving van de financiële voordelen van telethuiswerk voor een bedrijf niet op zijn
plaats in een paper die de voordelen van telethuiswerk voor vrouwelijke werknemers
evalueert. Kortom, je kunt niet eender welke informatie in je paper opnemen die verband
houdt met het thema.
Hulpmiddelen bij het structureren
Vaste structuren
In veel teksten vind je een gelijkaardige opbouw terug. In een evaluerende paper
bijvoorbeeld worden vaak de volgende deelvragen beantwoord:
 Wat zijn de relevante eigenschappen?
 Wat zijn de positieve aspecten?
 Wat zijn de negatieve aspecten?
 Wat is het eindoordeel?
Een onderzoekspaper geeft doorgaans een antwoord op een vaste set van vragen:
 Wat wordt er precies onderzocht?
 Volgens welke methode verloopt het onderzoek?
 Wat zijn de resultaten van het onderzoek?
 Wat zijn de conclusies uit het onderzoek?
Ook om een deelaspect uit te werken kun je gebruikmaken van vaste vragen. Zo kun je een
probleem beschrijven met behulp van de volgende reeks vragen:
 Wat is het probleem precies?
 Waarom is het een probleem?
 Wat zijn de oorzaken?
 Wat is ertegen te doen?
Zulke vaste vragensets zijn een handig hulpmiddel om een bouwplan op te stellen.
Achteraan in dit document vind je meer voorbeelden van dergelijke vaste structuren.
Andere indelingen
Naast vaste structuren kun je bij het structureren van je tekst gebruikmaken van de
volgende indelingen: een chronologische indeling, een geografische indeling of een
thematische indeling.
Bij een chronologische indeling beschrijf je een onderwerp aan de hand van verschillende
periodes: je schets bijvoorbeeld een evolutie of opeenvolgende stappen in een proces.
Chronologische indeling
1. Ontstaan en evolutie van telethuiswerk
1.1 Telethuiswerk voor 1990
1.2 Telethuiswerk van 1990 tot 2000
1.3 Telethuiswerk na 2000
papers - Pagina 8 van 19
Een geografische indeling deelt de informatie in volgens locatie, bijvoorbeeld verschillende
afdelingen, landen of continenten.
Geografische indeling
2. Drie soorten telewerk
2.1 Mobiel werken: werken op een variabele locatie
2.2 Eilandwerken: werken op een telekantoor
2.3 Telethuiswerken: thuis werken
Een thematische indeling ten slotte somt verschillende aspecten op van een thema, zoals
verschillende kenmerken of eigenschappen.
Thematische indeling
3. Nadelen van telethuiswerk voor de combinatie werk en gezin
3.1 Vervaging van de grens tussen werk en vrije tijd
3.2 Bevestiging van het traditionele rollenpatroon
Belangrijk daarbij is dat je per indelingsniveau consequent hetzelfde indelingsprincipe
gebruikt. Zo kun je in het voorbeeld van de chronologische indeling hierboven 1.4
Telethuiswerk in Vlaanderen (= geografisch) niet opnemen.
Terug naar overzicht
papers - Pagina 9 van 19
STAP 3: Van bouwplan naar eerste
tekstversie
Met een afgebakende centrale vraag en een goed bouwplan ben je klaar om aan het
schrijven zelf te beginnen. Dat betekent echter niet dat je tekst er nu in één keer zal
uitvloeien. Als schrijver kun je immers niet tegelijk focussen op de inhoud én op de stijl én
op de correcte taal.
Bij het schrijven van de eerste (ruwe) versie komt het erop aan dat de inhoud in
doorlopende tekst op je scherm komt te staan. Sta in deze fase niet te lang stil bij de keuze
van een gepast woord of de formulering van een goede zin; dat doe je in de volgende stap,
wanneer je opnieuw door de tekst gaat. Hou wel de samenhang en de opbouw van je tekst
in het oog. Je neemt daarvoor het bouwplan erbij en werkt het uit in hoofdstukken,
paragrafen en alinea’s.
Alinea’s
Doorlopende tekst verdeel je in alinea’s door op gepaste plaatsen een nieuwe regel te
beginnen. Op die manier kan de lezer de opbouw van je tekst gemakkelijk volgen.
Bovendien maken alinea’s je tekst overzichtelijk en aangenaam om te lezen.
Een alinea gaat over één deelonderwerp van de paragraaf of het hoofdstuk waar hij deel
van uitmaakt. Elke alinea moet je dus kunnen samenvatten in één zin: dat is de kernzin van
de alinea. De ideale lengte van een alinea is tussen vijf en vijftien regels. Als je meer te
zeggen hebt, splits dan je alinea op in twee of meer alinea’s. Zorg er ook voor dat de alinea’s
min of meer dezelfde lengte hebben. Elke gedachte wordt namelijk verondersteld op een
even diepgaande manier onderbouwd te zijn.
De opbouw van een alinea: kernzin en onderbouwende zinnen
Een alinea bestaat uit een kernzin en zinnen die de kernzin onderbouwen of uitwerken. De
kernzin komt bij voorkeur aan het begin van de alinea. Zo is het voor de lezer meteen
duidelijk waarover de alinea gaat. Bovendien zijn er veel lezers die een tekst snel
doornemen door alleen de eerste zinnen alinea’s te lezen.
Een kernzin kan stellend of aankondigend zijn. Een stellende kernzin geeft meteen de
kernboodschap van de alinea. Die kerninformatie wordt vervolgens toegelicht en
onderbouwd door de andere zinnen van de alinea; ze geven een verklaring, argumenten of
voorbeelden. In het voorbeeld hieronder verklaren de onderbouwende zinnen de kernzin.
Alinea met een stellende kernzin
Uit onderzoek blijkt dat telewerken de stress vermindert (Walravens & De Bie 2005, Taskin &
Vendramin 2004). Een telethuiswerker kan namelijk autonomer werken en zelf zijn werktijd
indelen. Bovendien hoeft iemand die thuis werkt zich niet te verplaatsen naar zijn werk,
waardoor de mobiliteitsstress afneemt. (…)
papers - Pagina 10 van 19
Een aankondigende kernzin leidt de alinea in zonder de kernboodschap meteen te noemen.
Vaak bevat een dergelijke kernzin informatie over hoe de alinea is opgebouwd, bijvoorbeeld
een opsomming van een aantal oorzaken. In het onderstaande voorbeeld worden de drie
soorten van telewerk uit de kernzin benoemd in de onderbouwende zinnen.
Alinea met een aankondigende kernzin
Er kunnen drie vormen van telewerk onderscheiden worden. De eerste soort is mobiel
werken. Wie mobiel werkt, werkt onderweg of op een variabele locatie. De tweede soort is
het zogeheten eilandwerken. Hier gaat het om mensen die samenwerken op een speciaal
ingericht kantoor dicht bij huis. De laatste soort is het telethuiswerken, waarbij de werkplek
het eigen huis. In dit geval is een gedeelte van het huis doorgaans als kantoor ingericht, zodat
de werk- en de privésfeer in zekere mate gescheiden blijven.
Om snel een zicht te krijgen op de globale inhoud van een hoofdstuk of paragraaf, scannen
lezers soms alleen de eerste zin(nen) van de opeenvolgende alinea’s. Formuleer daarom een
kernzin zo, dat je hem kunt begrijpen zonder de vorige alinea te moeten lezen. Schrijf dus
niet als kernzin: In verschillende onderzoeken wordt aangehaald dat het de stress
vermindert; maar wel: In verschillende onderzoeken wordt aangehaald dat telethuiswerken
de stress vermindert.
Samenhang binnen een alinea
De samenhang tussen de onderbouwende zinnen van een alinea moet duidelijk blijken uit
de verbindingswoorden die je gebruikt. Ga er nooit van uit dat je lezer vanzelf begrijpt wat
het verband tussen de zinnen is. Voorbeelden van verbindingswoorden:
 om een opsommend verband aan te geven: ook, bovendien, ten eerste, daarnaast, …
 om een tegenstelling aan te geven: maar, echter, enerzijds… anderzijds, …
 om een gevolg aan te geven: daardoor, bijgevolg, zodat, …
 om te verwijzen naar de vorige zin: dit, dat, deze, die, hiermee, waarin, …
In het voorbeeld hieronder staan de verbindingswoorden in het vet.
Verbanden binnen een alinea
Er kunnen drie vormen van telewerken onderscheiden worden. De eerste soort is mobiel
werken. Wie mobiel werkt, werkt onderweg of op een variabele locatie. De tweede soort is
het zogeheten eilandwerken. Hier gaat het om mensen die samenwerken op een speciaal
ingericht kantoor dicht bij huis. De laatste soort is het telethuiswerken, waarbij de werkplek
het eigen huis is. In dit geval is een gedeelte van het huis doorgaans als kantoor ingericht,
zodat de werk- en de privésfeer in zekere mate gescheiden blijven.
Achteraan in dit document vind je meer informatie over verbindingswoorden.
papers - Pagina 11 van 19
Samenhang tussen alinea’s
Het is belangrijk dat je bij het schrijven van je eerste versie let op de samenhang tussen de
alinea’s. Elke alinea moet passen in het grotere geheel van een paragraaf, zoals elke
paragraaf moet passen in het grotere geheel van een hoofdstuk. Met een gedetailleerd
bouwplan blijft dat grotere geheel voortdurend in beeld.
Zorg ervoor dat je de samenhang tussen de opeenvolgende alinea’s ook expliciet maakt. Ga
er ook hier niet van uit dat de lezer die verbanden zelf legt. Om te controleren of de
verbanden tussen alinea’s duidelijk zijn, lees je telkens de eerste zin van de opeenvolgende
alinea’s. Als deze zinnen logisch op elkaar volgen, dan vormt de tekst een samenhangend
geheel.
Lees in het onderstaande voorbeeld de beginzin van elke alinea.
Verbanden tussen kernzinnen
Er zijn duidelijke verschillen in de branches waarin vrouwen telethuiswerken. […]
Er zijn ook verschillen met betrekking tot de arbeidsduur. […]
Ten slotte kan er een onderscheid gemaakt worden wat het opleidingsniveau betreft. […]
Het verband tussen twee alinea’s kun je ook aangeven met een of meerdere zinnen.
Dergelijke verbindende zinnen herhalen de kerngedachte van de vorige alinea en leggen
een verband met de volgende alinea. Vooral bij lange alinea’s bieden deze verbindende
zinnen een houvast aan de lezer.
Kernzin voorafgegaan door een verbindende zin
Telethuiswerk leidt niet alleen tot overwerk. Vrouwen van wie de kinderen thuis zijn,
vermelden ook een gebrek aan concentratie tijdens het werk. (…)
papers - Pagina 12 van 19
Inleiding en besluit
De inleiding en het besluit zijn essentiële onderdelen van een paper. De inleiding bevat de
centrale vraag waarop de tekst het antwoord zal geven. Het antwoord zelf komt kernachtig
geformuleerd terug in het besluit. Met andere woorden: als een lezer de inleiding en het
besluit leest, komt hij de belangrijkste informatie van de tekst te weten. Besteed daarom
voldoende tijd en aandacht aan het schrijven van de inleiding en het besluit.
De inleiding
De inleiding is opgebouwd rond de centrale vraag. De meeste papers volgen daarbij
dezelfde opbouw zodat de lezer gemakkelijk de centrale vraag kan vinden.
Meestal begint de inleiding met een aanloop naar de centrale vraag. Daarin wordt de
centrale vraag in een ruimer kader geplaatst waarbij er vaak een kort overzicht wordt
gegeven van wat de bestaande literatuur erover te zeggen heeft en eventueel welke lacunes
er nog bestaan in het onderzoek. De centrale vraag sluit daarbij aan: uit de aanloop moet
blijken waarom jouw centrale vraag de moeite waard is om te onderzoeken. Een typische
beginzin voor een centrale vraag is:
Zo komen we tot de centrale vraag van deze scriptie: (…)
De centrale vraag luidt: (…)
In dit werkstuk wordt onderzocht (…)
Na de centrale vraag kondig je aan hoe de vraag wordt beantwoord. Je legt kort de
methode uit die je hebt gevolgd, of je noemt de bronnen die je hebt gebruikt bij je
onderzoek. Een typische beginzin is hier: Om deze vraag te beantwoorden (…)
In langere teksten ten slotte kun je aangeven wat de lezer in welk hoofdstuk mag
verwachten. Dat wordt ook de leeswijzer genoemd.
Het besluit
Het besluit is de plaats waar de lezer een kernachtig antwoord kan vinden op de centrale
vraag uit de inleiding. Je herhaalt eventueel wat de centrale vraag was en je geeft een korte
samenvatting van hoe je tot het antwoord bent gekomen. Je geeft in het besluit dus geen
nieuwe argumenten of gegevens.
Het is mogelijk om op het einde van je besluit nieuwe vragen te formuleren. Zo geef je aan
wat nog verder onderzocht moet worden. Als je dat doet, stel dan specifieke vragen.
papers - Pagina 13 van 19
Bronvermelding
(Naar: Mortelmans D., Spooren P., & Chandesais O.(2010). Naar de bron. Leuven / Den Haag: Acco.)
Het is belangrijk dat je in je eerste ruwe versie de bronnen vermeldt die je gebruikt hebt
voor je paper. Er zijn drie goede redenen om naar bronnen te verwijzen. Ten eerste zorgt de
bronvermelding voor een betere argumentatie. Je laat namelijk zien dat je tekst goed
onderbouwd is en dat je op de hoogte bent van het bestaande onderzoek. Ten tweede
maak je de inhoud verifieerbaar: de lezer kan je werk controleren en zelf de bron
raadplegen die je hebt gebruikt. Ten slotte is het een kwestie van eerlijkheid. Als je het werk
van anderen presenteert als je eigen ideeën, pleeg je plagiaat.
Voor het verwijzen naar bronnen bestaan verschillende systemen. In je opleiding krijg je
daarvoor richtlijnen. Let er in elk geval op dat je consequent bent in je verwijzingen.
Terug naar overzicht
papers - Pagina 14 van 19
STAP 4: Van eerste tekstversie naar
eindproduct
Academische stijl
Als je de structuur en de logische opbouw van de tekst hebt vastgelegd, kun je focussen op
het formuleren. Daarbij hanteer je een academische stijl. Dat betekent dat je de inhoud
objectief, stellig en precies verwoordt. Tegelijkertijd is het belangrijk dat de lezer de rode
draad doorheen de tekst gemakkelijk kan volgen. Een goede paper is daarom helder en
levendig geschreven. Zorg er tot slot voor dat je taalgebruik correct is. Fouten geven een
slordige indruk en beïnvloeden de manier waarop de lezer naar de inhoud kijkt.
Meer informatie over academische stijl vind je in de map “Taal” van dit zelfstudiepakket.
Precieze titels
Titels zijn precies genoeg als de lezer alleen aan de hand daarvan de grote lijnen van een
tekst kan volgen. Voor titels en subtitels ga je niet verder dan twee niveaus (voor een korte
paper) of drie niveaus (voor een langere paper).
Aandachtspunten bij het formuleren van titels
 Maak je titels concreet en precies:
Niet Wel
Verschillende soorten Drie soorten telewerk
 Formuleer de titels in een consequente vorm:
Niet Wel
2.1 Mobiel
2.2 Eilandwerken
2.3 Je huis is je kantoor
2.1 Mobiel werken
2.2 Eilandwerken
2.3 Telethuiswerken
 Maak nooit een hoofdstuk of paragraaf met één subtitel:
Niet Wel
3.1. Geen woon-werkverkeer
3.1.1 Meer tijd
3.2 Flexibiliteit in arbeidstijd
3.1. Geen woon-werkverkeer
3.1.1 Meer tijd
3.1.2 Minder stress
3.2 Flexibiliteit in arbeidstijd
 Schrijf nooit een punt achter een titel.
papers - Pagina 15 van 19
Bij langere teksten maak je een inhoudsopgave. Zorg ervoor dat de titels in de
inhoudsopgave dezelfde zijn als die in de tekst. Hieronder zie je een voorbeeld van een
inhoudsopgave bij het uitgewerkt bouwplan op pagina 6.
Inhoudsopgave
1. Inleiding
2. Definitie en kenmerken van telethuiswerk
2.1 Drie soorten telewerk
2.2 Kenmerken van telethuiswerk
3. Voordelen van telethuiswerk voor de combinatie werk-gezin
3.1 Geen woon-werkverkeer
3.2 Flexibiliteit in de arbeidstijd
4. Nadelen van telethuiswerk voor de combinatie werk-gezin
4.1 Grensvervaging tussen werk en vrije tijd
4.2 Bevestiging van het traditionele rollenpatroon
5. Conclusie
Afwerking
Als de definitieve tekstversie op je scherm staat, volgt de afwerking. Je voegt een titelpagina,
de literatuurlijst en eventueel ook de bijlage(n) toe. Daarnaast controleer je de vormelijke
afwerking. Besteed daar voldoende aandacht en tijd aan.
Bij het afwerken let je dus op de volgende punten:
 de titelpagina is volledig en verzorgd;
 de literatuurlijst is volledig en relevant, en opgesteld volgens de afspraken;
 de lay-out (lettertype, regelafstand, uitlijning, header, footer) is verzorgd en
consequent;
 de pagina’s zijn genummerd;
 eventuele illustraties en grafieken hebben een titel en een nummer
Nalezen
Druk je tekst af om hem na te lezen. Op papier vallen fouten namelijk sneller op. Lees je
tekst na vanuit het standpunt van de lezer of laat je tekst door iemand nalezen.
In de map “Tips bij het schrijven van een paper” van dit zelfstudiepakket vind je ook een
checklist die je kunt gebruiken bij het nalezen van een paper.
Terug naar overzicht
papers - Pagina 16 van 19
Wil je meer weten?
Boeken
 Bovenhoff, M., Zeijl, W., & Latjes, G. (2009). Basisboek taal. Amsterdam: Pearson
Education Benelux.
 De Wachter, L., & Van Soom, C. (2010). Academisch schrijven. Een praktische gids.
Leuven / Den Haag: Acco.
 Hendrickx, K., & Deschamps, K. (2010). Juridisch Nederlands. Leuven / Den Haag:
Acco.
 Mortelmans, D., Spooren, P., & Chandesais, O. (2010). Naar de bron. Informatie
zoeken en gebruiken in de sociale en humane wetenschappen. Leuven / Den Haag:
Acco.
 Steehouder, M., Jansen, C., Maat, K., van der Staak, J., de Vet, D., Witteveen, M.,
Woudstra E., & Gijsen, M. (2006). Leren communiceren. Handboek voor mondelinge
en schriftelijke communicatie. Groningen: Noordhoff.
 Tiggeler, E. (2006). Check je tekst! Den Haag: SDU Uitgevers.
 Van Belle, H., & Reynders, A. (2004). Functioneel en strategisch schrijven. Adviezen
en oefeningen op tekstniveau. Leuven / Den Haag: Acco.
 Van der Westen, W. (2009). Goed geschreven. Zakelijk schrijven binnen opleiding en
beroep. Bussum: Coutinho.
Taalondersteuning Academisch Nederlands
Voor persoonlijke taalondersteuning Academisch Nederlands kunnen studenten van de
Universiteit Antwerpen het hele academiejaar gratis terecht op het Monitoraat op maat.
Meer informatie vind je op www.ua.ac.be/monitoraatopmaat
Terug naar overzicht
papers - Pagina 17 van 19
BIJLAGEN
Vaste structuren
Uit: M. Steehouder e.a. (2006) Leren Communiceren. Handboek voor mondelinge en
schriftelijke communicatie. Groningen: Noordhoff.
De probleemstructuur
THEMA= een probleem
 Wat is het probleem precies?
 Waarom is het een probleem?
 Wat zijn de oorzaken?
 Wat is ertegen te doen?
De evaluatiestructuur
THEMA = iets dat beoordeeld wordt
 Wat wordt er geëvalueerd?/ Wat zijn de relevante eigenschappen?
 Wat zijn de positieve aspecten?
 Wat zijn de negatieve aspecten?
 Hoe luidt het totaaloordeel?
 Wat kan/moet er dus gedaan worden?
De onderzoekstructuur
THEMA = een onderzoeksobject
 Wat wordt er precies onderzocht?
 Volgens welke methode verloopt het onderzoek?
 Wat zijn de resultaten van het onderzoek?
 Wat zijn de conclusies uit het onderzoek?
De maatregelstructuur
THEMA = een maatregel
 Wat is de maatregel precies?
 Waarom is de maatregel nodig?
 Hoe wordt de maatregel uitgevoerd?
 Wat zijn de effecten van de maatregel?
De ontwerpstructuur
THEMA = een ontwerp
 Waartoe dient het ontwerp?
 Aan welke eisen moet het voldoen?
 Welke middelen worden er gekozen?
 Hoe ziet het ontwerp eruit?
 Wat is de waarde van het ontwerp?
Terug naar overzicht
papers - Pagina 18 van 19
Verbindingswoorden
Om verbanden tussen zinnen en alinea’s duidelijk te maken, zijn er twee mogelijkheden:
- signaalwoorden: deze woorden geven bijvoorbeeld een opsomming of een
tegenstelling aan
- verwijswoorden: deze woorden verwijzen naar de vorige zin
Door deze woorden te gebruiken maak je de tekst niet alleen overzichtelijk voor de lezer,
maar heb je ook voor jezelf een houvast bij het schrijven.
Signaalwoorden
Opsomming Ten eerste, ten tweede, ten derde,… ten slotte
Als laatste (…)
Ook, bovendien, daarnaast, verder
Behalve, niet alleen… maar ook…
Eerst, daarna, vervolgens, later, ten slotte (chronologische opsomming)
Tijd Wanneer, als, toen, terwijl, nadat, voordat, totdat, zolang
Intussen, inmiddels
Eerst, daarna, vervolgens, later, ten slotte
Tegenstelling Maar
Echter, toch, daarentegen
Hoewel
Ondanks
Aan de ene kant… aan de andere kant; enerzijds… anderzijds…
In tegenstelling tot, in vergelijking met
Vergelijking Hetzelfde, dezelfde
Net als
Ten opzichte van, in vergelijking met
Toelichting
(voorbeeld)
Bijvoorbeeld
Zoals, zo
Ter illustratie
Oorzaak-
gevolg
Door…
Doordat, omdat, aangezien, want
Dus, zodat, dan ook, daardoor, daarom
Immers, namelijk
Om die reden(en)
De reden daarvoor; de oorzaak daarvan; het gevolg daarvan
Samenvatting Kortom, samengevat
Conclusie Dus, daarom, dan ook
Concluderend
Daaruit volgt…
Voorwaarde Als
De voorwaarde is…
papers - Pagina 19 van 19
Verwijswoorden
Met verwijswoorden vervang je woorden die je eerder al genoemd hebt. Er zijn vier
soorten:
Persoonlijk Hij, zij, het, ze,…
Bezittelijk Zijn, haar, hun,…
Aanwijzend Dit, deze, dat, die
Bijwoordelijk Eraan, daaraan, hierbij, daarmee,…
Let er wel op dat het duidelijk is waarnaar je verwijst. Een veel voorkomende fout bij het
gebruik van verwijswoorden is namelijk dat de lezer niet weet wat of wie je bedoelt met het
verwijswoord.
Terug naar overzicht

Contenu connexe

En vedette

Bachelor paper: how to get free publicity for your advertising campaign
Bachelor paper: how to get free publicity for your advertising campaignBachelor paper: how to get free publicity for your advertising campaign
Bachelor paper: how to get free publicity for your advertising campaignJudithstr
 
Paper Ict In Het Onderwijs Moekotte Def
Paper Ict In Het Onderwijs Moekotte DefPaper Ict In Het Onderwijs Moekotte Def
Paper Ict In Het Onderwijs Moekotte DefROC van Twente
 
Pws voorlichting havo_vwo_29april_2011
Pws voorlichting havo_vwo_29april_2011Pws voorlichting havo_vwo_29april_2011
Pws voorlichting havo_vwo_29april_2011Sintermeertencollege
 
Paper sportpsychologie
Paper sportpsychologiePaper sportpsychologie
Paper sportpsychologieLindevanerp
 

En vedette (6)

Bachelor paper: how to get free publicity for your advertising campaign
Bachelor paper: how to get free publicity for your advertising campaignBachelor paper: how to get free publicity for your advertising campaign
Bachelor paper: how to get free publicity for your advertising campaign
 
Paper Ict In Het Onderwijs Moekotte Def
Paper Ict In Het Onderwijs Moekotte DefPaper Ict In Het Onderwijs Moekotte Def
Paper Ict In Het Onderwijs Moekotte Def
 
Pws voorlichting havo_vwo_29april_2011
Pws voorlichting havo_vwo_29april_2011Pws voorlichting havo_vwo_29april_2011
Pws voorlichting havo_vwo_29april_2011
 
Paper sportpsychologie
Paper sportpsychologiePaper sportpsychologie
Paper sportpsychologie
 
Taal is toch geen drama?!
Taal is toch geen drama?!Taal is toch geen drama?!
Taal is toch geen drama?!
 
Hoe maak ik een sectorwerkstuk 3 tl 20142015
Hoe maak ik een sectorwerkstuk 3 tl 20142015Hoe maak ik een sectorwerkstuk 3 tl 20142015
Hoe maak ik een sectorwerkstuk 3 tl 20142015
 

Similaire à Stappenplan

Consulting case interview – It’s Public voorbeeld
Consulting case interview – It’s Public voorbeeldConsulting case interview – It’s Public voorbeeld
Consulting case interview – It’s Public voorbeeldConsultancy.nl
 
Stage bij Novire | Hoe werkt dat?
Stage bij Novire | Hoe werkt dat?Stage bij Novire | Hoe werkt dat?
Stage bij Novire | Hoe werkt dat?Evelien Verkade
 
230403 (WR) v1 Hoe veranderen chatbots en chatGPT werken en leren?.pdf
230403 (WR) v1  Hoe veranderen chatbots en chatGPT werken en leren?.pdf230403 (WR) v1  Hoe veranderen chatbots en chatGPT werken en leren?.pdf
230403 (WR) v1 Hoe veranderen chatbots en chatGPT werken en leren?.pdfWilfredRubens.com
 
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)Evelien Verkade
 
Nieuwsbrief Maart 2011
Nieuwsbrief Maart 2011Nieuwsbrief Maart 2011
Nieuwsbrief Maart 2011dickbosscher
 
Nieuwsbrief Maart 2011
Nieuwsbrief Maart 2011Nieuwsbrief Maart 2011
Nieuwsbrief Maart 2011dickbosscher
 
230627 (WR) v1 ChatGPT Schouten en Nelissen.pdf
230627 (WR) v1  ChatGPT Schouten en Nelissen.pdf230627 (WR) v1  ChatGPT Schouten en Nelissen.pdf
230627 (WR) v1 ChatGPT Schouten en Nelissen.pdfWilfredRubens.com
 
Onderzoekscylus en Vraagstelling
Onderzoekscylus en VraagstellingOnderzoekscylus en Vraagstelling
Onderzoekscylus en VraagstellingMartin Wiersma
 
Onderzoekscyclus en vraagstelling
Onderzoekscyclus en vraagstellingOnderzoekscyclus en vraagstelling
Onderzoekscyclus en vraagstellingMartin Wiersma
 
Instructie Qsuite | Hoe vul ik een plan?
Instructie Qsuite | Hoe vul ik een plan?Instructie Qsuite | Hoe vul ik een plan?
Instructie Qsuite | Hoe vul ik een plan?Evelien Verkade
 
Leren op de werkplek; Terug in de zorg
Leren op de werkplek; Terug in de zorgLeren op de werkplek; Terug in de zorg
Leren op de werkplek; Terug in de zorgRedactie Werkplekleren
 
Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werken
Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werkenHandreiking lesopzet docenten wijkgericht werken
Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werkenEvelien Verkade
 
BR_2015-3_een goede coach
BR_2015-3_een goede coachBR_2015-3_een goede coach
BR_2015-3_een goede coachGert Roos
 
Vakreflecties Leerjaar3
Vakreflecties Leerjaar3Vakreflecties Leerjaar3
Vakreflecties Leerjaar3Foubu
 
230317 (WR) v1 Wijze lessen en AI.pdf
230317 (WR) v1 Wijze lessen en AI.pdf230317 (WR) v1 Wijze lessen en AI.pdf
230317 (WR) v1 Wijze lessen en AI.pdfWilfredRubens.com
 
Het kan écht: minder werkdruk in het onderwijs
Het kan écht: minder werkdruk in het onderwijsHet kan écht: minder werkdruk in het onderwijs
Het kan écht: minder werkdruk in het onderwijsP5COM
 

Similaire à Stappenplan (20)

Consulting case interview – It’s Public voorbeeld
Consulting case interview – It’s Public voorbeeldConsulting case interview – It’s Public voorbeeld
Consulting case interview – It’s Public voorbeeld
 
Stage bij Novire | Hoe werkt dat?
Stage bij Novire | Hoe werkt dat?Stage bij Novire | Hoe werkt dat?
Stage bij Novire | Hoe werkt dat?
 
230403 (WR) v1 Hoe veranderen chatbots en chatGPT werken en leren?.pdf
230403 (WR) v1  Hoe veranderen chatbots en chatGPT werken en leren?.pdf230403 (WR) v1  Hoe veranderen chatbots en chatGPT werken en leren?.pdf
230403 (WR) v1 Hoe veranderen chatbots en chatGPT werken en leren?.pdf
 
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)
Docentenhandleiding wijkgericht werken (portfolio-opdracht)
 
Nieuwsbrief Maart 2011
Nieuwsbrief Maart 2011Nieuwsbrief Maart 2011
Nieuwsbrief Maart 2011
 
Nieuwsbrief Maart 2011
Nieuwsbrief Maart 2011Nieuwsbrief Maart 2011
Nieuwsbrief Maart 2011
 
230627 (WR) v1 ChatGPT Schouten en Nelissen.pdf
230627 (WR) v1  ChatGPT Schouten en Nelissen.pdf230627 (WR) v1  ChatGPT Schouten en Nelissen.pdf
230627 (WR) v1 ChatGPT Schouten en Nelissen.pdf
 
Vragenlijsten invullen
Vragenlijsten invullenVragenlijsten invullen
Vragenlijsten invullen
 
Vragenlijsten invullen
Vragenlijsten invullenVragenlijsten invullen
Vragenlijsten invullen
 
Onderzoekscylus en Vraagstelling
Onderzoekscylus en VraagstellingOnderzoekscylus en Vraagstelling
Onderzoekscylus en Vraagstelling
 
Onderzoekscyclus en vraagstelling
Onderzoekscyclus en vraagstellingOnderzoekscyclus en vraagstelling
Onderzoekscyclus en vraagstelling
 
Instructie Qsuite | Hoe vul ik een plan?
Instructie Qsuite | Hoe vul ik een plan?Instructie Qsuite | Hoe vul ik een plan?
Instructie Qsuite | Hoe vul ik een plan?
 
traplopers_020825
traplopers_020825traplopers_020825
traplopers_020825
 
Visie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdfVisie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdf
 
Leren op de werkplek; Terug in de zorg
Leren op de werkplek; Terug in de zorgLeren op de werkplek; Terug in de zorg
Leren op de werkplek; Terug in de zorg
 
Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werken
Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werkenHandreiking lesopzet docenten wijkgericht werken
Handreiking lesopzet docenten wijkgericht werken
 
BR_2015-3_een goede coach
BR_2015-3_een goede coachBR_2015-3_een goede coach
BR_2015-3_een goede coach
 
Vakreflecties Leerjaar3
Vakreflecties Leerjaar3Vakreflecties Leerjaar3
Vakreflecties Leerjaar3
 
230317 (WR) v1 Wijze lessen en AI.pdf
230317 (WR) v1 Wijze lessen en AI.pdf230317 (WR) v1 Wijze lessen en AI.pdf
230317 (WR) v1 Wijze lessen en AI.pdf
 
Het kan écht: minder werkdruk in het onderwijs
Het kan écht: minder werkdruk in het onderwijsHet kan écht: minder werkdruk in het onderwijs
Het kan écht: minder werkdruk in het onderwijs
 

Plus de Eva Van de Wiele

Plus de Eva Van de Wiele (6)

Abstract met highlights
Abstract met highlightsAbstract met highlights
Abstract met highlights
 
Lezen
Lezen Lezen
Lezen
 
Taal woordenschat
Taal woordenschat Taal woordenschat
Taal woordenschat
 
Spelling werkwoorden d of t
Spelling werkwoorden d of tSpelling werkwoorden d of t
Spelling werkwoorden d of t
 
Taak lezen schema
Taak lezen schemaTaak lezen schema
Taak lezen schema
 
Leesvriendelijkheidschecklist
Leesvriendelijkheidschecklist Leesvriendelijkheidschecklist
Leesvriendelijkheidschecklist
 

Stappenplan

  • 1. www.ua.ac.be/leeronskennen STAPPENPLAN BIJ HET SCHRIJVEN VAN EEN PAPER Een goede paper schud je niet zomaar uit je mouw. Er komt namelijk heel wat bij kijken: je zoekt en selecteert informatie over een specifiek onderwerp, je ordent de informatie volgens een logische structuur en je formuleert de inhoud op een heldere en correcte manier. Om een paperopdracht tot een goed einde te brengen, is het belangrijk dat je het schrijfproces opdeelt in verschillende stappen. Om te beginnen is een goede voorbereiding het halve werk. Verder is het zo dat je bij het schrijven niet tegelijk kan focussen op zowel de structuur van de tekst als op de schrijfstijl en het taalgebruik. In dit document bieden we een stappenplan aan om tot een goede paper te komen. De aandacht gaat hier vooral naar de voorbereiding en naar het schrijven van de eerste versies, waarin je de focus legt op de structuur en de logische opbouw. Afspraken Paperopdrachten verschillen per opleiding, en per opdracht kunnen er specifieke eisen gesteld worden. Zorg ervoor dat je op de hoogte bent van alle afspraken rond de paperopdracht:  Wanneer moet de tekst ingeleverd worden?  Hoelang moet of mag de tekst zijn?  Welke onderdelen moet de tekst bevatten?  Welke eisen worden er gesteld aan de lay-out? Als iets niet duidelijk is, raadpleeg dan andere studenten of de docent.
  • 2. papers - Pagina 2 van 19 Stappenplan (klik op de stappen) STAP 1: Van onderwerp naar centrale vraag STAP 2: Van centrale vraag naar bouwplan STAP 3: Van bouwplan naar eerste tekstversie STAP 4: Van eerste tekstversie naar eindproduct Op de volgende pagina’s worden deze stappen toegelicht met voorbeelden.
  • 3. papers - Pagina 3 van 19 STAP 1: Van onderwerp naar centrale vraag Een tekst kun je beschouwen als het antwoord op een vraag. In een academische paper is het de gewoonte de hoofdvraag expliciet te formuleren in de inleiding. We noemen die vraag de centrale vraag of probleemstelling. Het antwoord op de centrale vraag wordt stapsgewijs uitgewerkt in het middenstuk van de tekst. Je beschrijft de zoektocht naar het antwoord, hoe je te werk bent gegaan en welke resultaten dat heeft opgeleverd. In het besluit van je tekst geef je ten slotte het definitieve antwoord. Voor sommige opdrachten ligt de centrale vraag al vast, maar in andere gevallen krijg je alleen een thema. In het laatste geval moet je zelf een centrale vraag bedenken. Belangrijk daarbij is dat je die centrale vraag formuleert met een duidelijk doel. De centrale vraag formuleren Door het thema als een vraag te formuleren, geef je een duidelijke richting aan waar je met de tekst naartoe moet. Je paper zal immers pas geslaagd zijn als hij een duidelijk antwoord biedt op de gestelde vraag. Met andere woorden, door de centrale vraag te formuleren, stel je jezelf een doel. Dat doel kan verschillende vormen aannemen. Veelvoorkomende doelen zijn: je verduidelijkt het thema door verschillende aspecten ervan te beschrijven; je probeert iets te verklaren, je evalueert iets of je formuleert een advies. Hoe je de centrale vraag formuleert, hangt af van het doel dat je jezelf gesteld hebt. Je kunt bijvoorbeeld de volgende centrale vragen formuleren bij het thema telewerk:  Wat is het standpunt van werknemerorganisaties over telewerk? Het doel van deze vraag is louter beschrijvend: je geeft een overzicht van de standpunten van werknemerorganisaties.  Waarom zijn niet alle werknemers gewonnen voor telewerk? Het doel van deze vraag is op zoek gaan naar de verklaring voor een bepaald fenomeen.  In hoeverre vergemakkelijkt telewerk de combinatie van werk en gezin? Het doel van deze vraag is iets evalueren, de voordelen en de nadelen van een bepaald fenomeen belichten en dan een eindoordeel vellen.  Hoe kan de overheid telewerk stimuleren? Het doel van deze vraag is advies geven over mogelijke maatregelen.
  • 4. papers - Pagina 4 van 19 Een centrale vraag kan ook verder worden opgesplitst in een aantal deelvragen of subvragen, die elk in een afzonderlijk hoofdstuk worden uitgewerkt. Op die manier kan een paper verschillende (sub)doelen omvatten. Zo kan de centrale vraag “Hoe kan de overheid telewerk stimuleren?” worden opgedeeld in de volgende subvragen: - Hoe efficiënt zijn de reeds genomen maatregelen? - Welke nieuwe maatregelen zijn wenselijk? Het onderwerp van de centrale vraag afbakenen Met een duidelijk geformuleerde centrale vraag kun je gericht op zoek gaan naar de inhoud voor je tekst. Het is soms nodig dat je in deze fase je vraag moet aanpassen. Zo is het mogelijk dat er niet genoeg bronmateriaal blijkt te zijn om je centrale vraag te beantwoorden. In dat geval is je vraag te gespecialiseerd. Of misschien is je vraag al beantwoord in eerder onderzoek. Ook dan zul je de vraag moeten bijsturen. Het heeft immers geen zin om precies hetzelfde twee keer te beschrijven. Uit je onderzoek of uit de bronnen die je gevonden hebt, kan ook blijken dat het onderwerp van je vraag nog te ruim is voor het opzet van je paper. Als dat het geval blijkt, moet je het onderwerp verder afbakenen. Een ruim of vaag onderwerp heeft immers tot gevolg dat de paper wel een breed domein bestrijkt, maar oppervlakkig blijft, waardoor hij weinig nieuwswaarde krijgt. De bedoeling is echter dat je paper een meerwaarde biedt aan wat er al aan informatie over een onderwerp bestaat. Het onderwerp baken je af door er preciserende vragen bij te stellen. Wat precies? Wie precies? Waar precies? Wanneer precies? Bijvoorbeeld voor het thema telewerken: Telewerken ↓ Wat precies? Telethuiswerken ↓ Wie precies? Telethuiswerk bij vrouwen in loondienst ↓ Waar precies? Telethuiswerk bij Vlaamse vrouwen in loondienst ↓ Wanneer precies? Telethuiswerk bij Vlaamse vrouwen in loondienst, tussen 2000 en 2010. Als je het thema verder afgebakend hebt, kun je de centrale vraag herformuleren. Voorbeelden van dergelijke vragen vind je in stap 2 van dit stappenplan. Terug naar overzicht
  • 5. papers - Pagina 5 van 19 STAP 2: Van centrale vraag naar bouwplan Zodra de centrale vraag is vastgelegd, kun je het antwoord beginnen uit te werken. Voordat je begint te schrijven, is het belangrijk dat je de globale inhoud en de opbouw van je tekst vastlegt. Die worden bepaald door de centrale vraag. Vergelijk in het onderstaande schema de centrale vragen met de globale inhoud en opbouw van de paper. Centrale vraag Doel Globale inhoud en opbouw Wat is het standpunt van de Vlaamse vrouwenorganisaties rond telethuiswerk bij vrouwen in loondienst? Beschrijven De paper geeft een beschrijving van het standpunt van de verschillende organisaties rond telethuiswerk. Waarom zijn niet alle vrouwen in loondienst gewonnen voor telethuiswerk? Verklaren De paper geeft een of verschillende redenen aan waarom sommige vrouwen tegen telethuiswerk zijn. In hoeverre vergemakkelijkt telethuiswerk voor vrouwen in loondienst de combinatie van werk en gezin? Evalueren De paper belicht de positieve en negatieve punten van telethuiswerk en geeft een eindoordeel. Hoe kan de Vlaamse overheid telethuiswerk stimuleren, meer in het bijzonder voor vrouwen in loondienst? Adviseren De paper suggereert een aantal maatregelen voor de Vlaamse overheid om telethuiswerk bij vrouwen te stimuleren. De opbouw van de tekst leg je vast in een zogeheten bouwplan. Dat is een schematische voorstelling van de tekststructuur. Een bouwplan is niet definitief: tijdens het documenteren en tijdens het schrijven zelf kun je nog wijzigingen aanbrengen. Een bouwplan werk je in de diepte uit. Je begint het best met de globale structuur en zo daal je af tot op een lager niveau. Je legt de stappen vast die zullen leiden tot het antwoord op de centrale vraag.
  • 6. papers - Pagina 6 van 19 Globale structuur Op basis van de centrale vraag leg je de stappen vast die zullen leiden naar een antwoord op die vraag. Zo kom je tot de globale structuur van je paper. Deze stappen kun je in je bouwplan ook formuleren in de vorm van vragen. Voor een evaluatieve centrale vraag kan de globale structuur er als volgt uitzien: Globale structuur bij een centrale vraag In hoeverre vergemakkelijkt telethuiswerk voor vrouwen in loondienst de combinatie van werk en gezin? 1. (Inleiding) 2. Wat is telewerk en telethuiswerk? 3. Wat zijn de voordelen van telethuiswerk voor vrouwen i.v.m. combinatie werk-gezin? 4. Wat zijn de nadelen van telethuiswerk voor vrouwen i.v.m. combinatie werk-gezin? 5. Besluit: wat is het eindoordeel? Uitgewerkt bouwplan Om het bouwplan dieper uit te werken stel je nieuwe vragen per onderdeel. Daarop formuleer je een kernachtig antwoord. Uitgewerkt bouwplan bij een centrale vraag In hoeverre vergemakkelijkt telethuiswerk voor vrouwen in loondienst de combinatie van werk en gezin? 1. (Inleiding) 2. Wat is telewerk en telethuiswerk?  Telewerk: drie soorten i. Mobiel werken: op een variabele locatie ii. Eilandwerken: op een telekantoor iii. Thuiswerken: thuis  Beschrijving van telethuiswerk + voorbeeld 3. Wat zijn de voordelen van telethuiswerk i.v.m. de combinatie werk-gezin?  Geen woon-werkverkeer Waarom is dat een voordeel? i. Tijdsbesparend > meer tijd voor het werk + meer tijd voor de kinderen ii. Minder stress > verhoogt kwaliteit gezinsleven  Flexibiliteit in arbeidstijd Waarom is dat een voordeel? i. Betere planning huishouden ii. Betere planning zorg voor kinderen 4. Wat zijn de nadelen van telewerk i.v.m. de combinatie werk-gezin?  Grens tussen werk en privé vervaagt Waarom is dat een nadeel? i. Leidt tot overwerk (onbetaald) > minder tijd voor het gezin ii. Moeilijke concentratie (kinderen in huis) > verhoogt stress  Bevestiging traditionele rollenpatroon: “vrouw aan de haard” 5. Wat is het eindoordeel? Telethuiswerk is op dit moment geen garantie voor een betere combinatie werk-gezin.
  • 7. papers - Pagina 7 van 19 Let erop dat je in je bouwplan alleen die stappen opneemt die relevant zijn voor het doel van de paper. Een veelvoorkomende fout is dat studenten uitweiden over aspecten van het thema die geen direct verband houden met de centrale vraag. Zo is een uitgebreide beschrijving van de financiële voordelen van telethuiswerk voor een bedrijf niet op zijn plaats in een paper die de voordelen van telethuiswerk voor vrouwelijke werknemers evalueert. Kortom, je kunt niet eender welke informatie in je paper opnemen die verband houdt met het thema. Hulpmiddelen bij het structureren Vaste structuren In veel teksten vind je een gelijkaardige opbouw terug. In een evaluerende paper bijvoorbeeld worden vaak de volgende deelvragen beantwoord:  Wat zijn de relevante eigenschappen?  Wat zijn de positieve aspecten?  Wat zijn de negatieve aspecten?  Wat is het eindoordeel? Een onderzoekspaper geeft doorgaans een antwoord op een vaste set van vragen:  Wat wordt er precies onderzocht?  Volgens welke methode verloopt het onderzoek?  Wat zijn de resultaten van het onderzoek?  Wat zijn de conclusies uit het onderzoek? Ook om een deelaspect uit te werken kun je gebruikmaken van vaste vragen. Zo kun je een probleem beschrijven met behulp van de volgende reeks vragen:  Wat is het probleem precies?  Waarom is het een probleem?  Wat zijn de oorzaken?  Wat is ertegen te doen? Zulke vaste vragensets zijn een handig hulpmiddel om een bouwplan op te stellen. Achteraan in dit document vind je meer voorbeelden van dergelijke vaste structuren. Andere indelingen Naast vaste structuren kun je bij het structureren van je tekst gebruikmaken van de volgende indelingen: een chronologische indeling, een geografische indeling of een thematische indeling. Bij een chronologische indeling beschrijf je een onderwerp aan de hand van verschillende periodes: je schets bijvoorbeeld een evolutie of opeenvolgende stappen in een proces. Chronologische indeling 1. Ontstaan en evolutie van telethuiswerk 1.1 Telethuiswerk voor 1990 1.2 Telethuiswerk van 1990 tot 2000 1.3 Telethuiswerk na 2000
  • 8. papers - Pagina 8 van 19 Een geografische indeling deelt de informatie in volgens locatie, bijvoorbeeld verschillende afdelingen, landen of continenten. Geografische indeling 2. Drie soorten telewerk 2.1 Mobiel werken: werken op een variabele locatie 2.2 Eilandwerken: werken op een telekantoor 2.3 Telethuiswerken: thuis werken Een thematische indeling ten slotte somt verschillende aspecten op van een thema, zoals verschillende kenmerken of eigenschappen. Thematische indeling 3. Nadelen van telethuiswerk voor de combinatie werk en gezin 3.1 Vervaging van de grens tussen werk en vrije tijd 3.2 Bevestiging van het traditionele rollenpatroon Belangrijk daarbij is dat je per indelingsniveau consequent hetzelfde indelingsprincipe gebruikt. Zo kun je in het voorbeeld van de chronologische indeling hierboven 1.4 Telethuiswerk in Vlaanderen (= geografisch) niet opnemen. Terug naar overzicht
  • 9. papers - Pagina 9 van 19 STAP 3: Van bouwplan naar eerste tekstversie Met een afgebakende centrale vraag en een goed bouwplan ben je klaar om aan het schrijven zelf te beginnen. Dat betekent echter niet dat je tekst er nu in één keer zal uitvloeien. Als schrijver kun je immers niet tegelijk focussen op de inhoud én op de stijl én op de correcte taal. Bij het schrijven van de eerste (ruwe) versie komt het erop aan dat de inhoud in doorlopende tekst op je scherm komt te staan. Sta in deze fase niet te lang stil bij de keuze van een gepast woord of de formulering van een goede zin; dat doe je in de volgende stap, wanneer je opnieuw door de tekst gaat. Hou wel de samenhang en de opbouw van je tekst in het oog. Je neemt daarvoor het bouwplan erbij en werkt het uit in hoofdstukken, paragrafen en alinea’s. Alinea’s Doorlopende tekst verdeel je in alinea’s door op gepaste plaatsen een nieuwe regel te beginnen. Op die manier kan de lezer de opbouw van je tekst gemakkelijk volgen. Bovendien maken alinea’s je tekst overzichtelijk en aangenaam om te lezen. Een alinea gaat over één deelonderwerp van de paragraaf of het hoofdstuk waar hij deel van uitmaakt. Elke alinea moet je dus kunnen samenvatten in één zin: dat is de kernzin van de alinea. De ideale lengte van een alinea is tussen vijf en vijftien regels. Als je meer te zeggen hebt, splits dan je alinea op in twee of meer alinea’s. Zorg er ook voor dat de alinea’s min of meer dezelfde lengte hebben. Elke gedachte wordt namelijk verondersteld op een even diepgaande manier onderbouwd te zijn. De opbouw van een alinea: kernzin en onderbouwende zinnen Een alinea bestaat uit een kernzin en zinnen die de kernzin onderbouwen of uitwerken. De kernzin komt bij voorkeur aan het begin van de alinea. Zo is het voor de lezer meteen duidelijk waarover de alinea gaat. Bovendien zijn er veel lezers die een tekst snel doornemen door alleen de eerste zinnen alinea’s te lezen. Een kernzin kan stellend of aankondigend zijn. Een stellende kernzin geeft meteen de kernboodschap van de alinea. Die kerninformatie wordt vervolgens toegelicht en onderbouwd door de andere zinnen van de alinea; ze geven een verklaring, argumenten of voorbeelden. In het voorbeeld hieronder verklaren de onderbouwende zinnen de kernzin. Alinea met een stellende kernzin Uit onderzoek blijkt dat telewerken de stress vermindert (Walravens & De Bie 2005, Taskin & Vendramin 2004). Een telethuiswerker kan namelijk autonomer werken en zelf zijn werktijd indelen. Bovendien hoeft iemand die thuis werkt zich niet te verplaatsen naar zijn werk, waardoor de mobiliteitsstress afneemt. (…)
  • 10. papers - Pagina 10 van 19 Een aankondigende kernzin leidt de alinea in zonder de kernboodschap meteen te noemen. Vaak bevat een dergelijke kernzin informatie over hoe de alinea is opgebouwd, bijvoorbeeld een opsomming van een aantal oorzaken. In het onderstaande voorbeeld worden de drie soorten van telewerk uit de kernzin benoemd in de onderbouwende zinnen. Alinea met een aankondigende kernzin Er kunnen drie vormen van telewerk onderscheiden worden. De eerste soort is mobiel werken. Wie mobiel werkt, werkt onderweg of op een variabele locatie. De tweede soort is het zogeheten eilandwerken. Hier gaat het om mensen die samenwerken op een speciaal ingericht kantoor dicht bij huis. De laatste soort is het telethuiswerken, waarbij de werkplek het eigen huis. In dit geval is een gedeelte van het huis doorgaans als kantoor ingericht, zodat de werk- en de privésfeer in zekere mate gescheiden blijven. Om snel een zicht te krijgen op de globale inhoud van een hoofdstuk of paragraaf, scannen lezers soms alleen de eerste zin(nen) van de opeenvolgende alinea’s. Formuleer daarom een kernzin zo, dat je hem kunt begrijpen zonder de vorige alinea te moeten lezen. Schrijf dus niet als kernzin: In verschillende onderzoeken wordt aangehaald dat het de stress vermindert; maar wel: In verschillende onderzoeken wordt aangehaald dat telethuiswerken de stress vermindert. Samenhang binnen een alinea De samenhang tussen de onderbouwende zinnen van een alinea moet duidelijk blijken uit de verbindingswoorden die je gebruikt. Ga er nooit van uit dat je lezer vanzelf begrijpt wat het verband tussen de zinnen is. Voorbeelden van verbindingswoorden:  om een opsommend verband aan te geven: ook, bovendien, ten eerste, daarnaast, …  om een tegenstelling aan te geven: maar, echter, enerzijds… anderzijds, …  om een gevolg aan te geven: daardoor, bijgevolg, zodat, …  om te verwijzen naar de vorige zin: dit, dat, deze, die, hiermee, waarin, … In het voorbeeld hieronder staan de verbindingswoorden in het vet. Verbanden binnen een alinea Er kunnen drie vormen van telewerken onderscheiden worden. De eerste soort is mobiel werken. Wie mobiel werkt, werkt onderweg of op een variabele locatie. De tweede soort is het zogeheten eilandwerken. Hier gaat het om mensen die samenwerken op een speciaal ingericht kantoor dicht bij huis. De laatste soort is het telethuiswerken, waarbij de werkplek het eigen huis is. In dit geval is een gedeelte van het huis doorgaans als kantoor ingericht, zodat de werk- en de privésfeer in zekere mate gescheiden blijven. Achteraan in dit document vind je meer informatie over verbindingswoorden.
  • 11. papers - Pagina 11 van 19 Samenhang tussen alinea’s Het is belangrijk dat je bij het schrijven van je eerste versie let op de samenhang tussen de alinea’s. Elke alinea moet passen in het grotere geheel van een paragraaf, zoals elke paragraaf moet passen in het grotere geheel van een hoofdstuk. Met een gedetailleerd bouwplan blijft dat grotere geheel voortdurend in beeld. Zorg ervoor dat je de samenhang tussen de opeenvolgende alinea’s ook expliciet maakt. Ga er ook hier niet van uit dat de lezer die verbanden zelf legt. Om te controleren of de verbanden tussen alinea’s duidelijk zijn, lees je telkens de eerste zin van de opeenvolgende alinea’s. Als deze zinnen logisch op elkaar volgen, dan vormt de tekst een samenhangend geheel. Lees in het onderstaande voorbeeld de beginzin van elke alinea. Verbanden tussen kernzinnen Er zijn duidelijke verschillen in de branches waarin vrouwen telethuiswerken. […] Er zijn ook verschillen met betrekking tot de arbeidsduur. […] Ten slotte kan er een onderscheid gemaakt worden wat het opleidingsniveau betreft. […] Het verband tussen twee alinea’s kun je ook aangeven met een of meerdere zinnen. Dergelijke verbindende zinnen herhalen de kerngedachte van de vorige alinea en leggen een verband met de volgende alinea. Vooral bij lange alinea’s bieden deze verbindende zinnen een houvast aan de lezer. Kernzin voorafgegaan door een verbindende zin Telethuiswerk leidt niet alleen tot overwerk. Vrouwen van wie de kinderen thuis zijn, vermelden ook een gebrek aan concentratie tijdens het werk. (…)
  • 12. papers - Pagina 12 van 19 Inleiding en besluit De inleiding en het besluit zijn essentiële onderdelen van een paper. De inleiding bevat de centrale vraag waarop de tekst het antwoord zal geven. Het antwoord zelf komt kernachtig geformuleerd terug in het besluit. Met andere woorden: als een lezer de inleiding en het besluit leest, komt hij de belangrijkste informatie van de tekst te weten. Besteed daarom voldoende tijd en aandacht aan het schrijven van de inleiding en het besluit. De inleiding De inleiding is opgebouwd rond de centrale vraag. De meeste papers volgen daarbij dezelfde opbouw zodat de lezer gemakkelijk de centrale vraag kan vinden. Meestal begint de inleiding met een aanloop naar de centrale vraag. Daarin wordt de centrale vraag in een ruimer kader geplaatst waarbij er vaak een kort overzicht wordt gegeven van wat de bestaande literatuur erover te zeggen heeft en eventueel welke lacunes er nog bestaan in het onderzoek. De centrale vraag sluit daarbij aan: uit de aanloop moet blijken waarom jouw centrale vraag de moeite waard is om te onderzoeken. Een typische beginzin voor een centrale vraag is: Zo komen we tot de centrale vraag van deze scriptie: (…) De centrale vraag luidt: (…) In dit werkstuk wordt onderzocht (…) Na de centrale vraag kondig je aan hoe de vraag wordt beantwoord. Je legt kort de methode uit die je hebt gevolgd, of je noemt de bronnen die je hebt gebruikt bij je onderzoek. Een typische beginzin is hier: Om deze vraag te beantwoorden (…) In langere teksten ten slotte kun je aangeven wat de lezer in welk hoofdstuk mag verwachten. Dat wordt ook de leeswijzer genoemd. Het besluit Het besluit is de plaats waar de lezer een kernachtig antwoord kan vinden op de centrale vraag uit de inleiding. Je herhaalt eventueel wat de centrale vraag was en je geeft een korte samenvatting van hoe je tot het antwoord bent gekomen. Je geeft in het besluit dus geen nieuwe argumenten of gegevens. Het is mogelijk om op het einde van je besluit nieuwe vragen te formuleren. Zo geef je aan wat nog verder onderzocht moet worden. Als je dat doet, stel dan specifieke vragen.
  • 13. papers - Pagina 13 van 19 Bronvermelding (Naar: Mortelmans D., Spooren P., & Chandesais O.(2010). Naar de bron. Leuven / Den Haag: Acco.) Het is belangrijk dat je in je eerste ruwe versie de bronnen vermeldt die je gebruikt hebt voor je paper. Er zijn drie goede redenen om naar bronnen te verwijzen. Ten eerste zorgt de bronvermelding voor een betere argumentatie. Je laat namelijk zien dat je tekst goed onderbouwd is en dat je op de hoogte bent van het bestaande onderzoek. Ten tweede maak je de inhoud verifieerbaar: de lezer kan je werk controleren en zelf de bron raadplegen die je hebt gebruikt. Ten slotte is het een kwestie van eerlijkheid. Als je het werk van anderen presenteert als je eigen ideeën, pleeg je plagiaat. Voor het verwijzen naar bronnen bestaan verschillende systemen. In je opleiding krijg je daarvoor richtlijnen. Let er in elk geval op dat je consequent bent in je verwijzingen. Terug naar overzicht
  • 14. papers - Pagina 14 van 19 STAP 4: Van eerste tekstversie naar eindproduct Academische stijl Als je de structuur en de logische opbouw van de tekst hebt vastgelegd, kun je focussen op het formuleren. Daarbij hanteer je een academische stijl. Dat betekent dat je de inhoud objectief, stellig en precies verwoordt. Tegelijkertijd is het belangrijk dat de lezer de rode draad doorheen de tekst gemakkelijk kan volgen. Een goede paper is daarom helder en levendig geschreven. Zorg er tot slot voor dat je taalgebruik correct is. Fouten geven een slordige indruk en beïnvloeden de manier waarop de lezer naar de inhoud kijkt. Meer informatie over academische stijl vind je in de map “Taal” van dit zelfstudiepakket. Precieze titels Titels zijn precies genoeg als de lezer alleen aan de hand daarvan de grote lijnen van een tekst kan volgen. Voor titels en subtitels ga je niet verder dan twee niveaus (voor een korte paper) of drie niveaus (voor een langere paper). Aandachtspunten bij het formuleren van titels  Maak je titels concreet en precies: Niet Wel Verschillende soorten Drie soorten telewerk  Formuleer de titels in een consequente vorm: Niet Wel 2.1 Mobiel 2.2 Eilandwerken 2.3 Je huis is je kantoor 2.1 Mobiel werken 2.2 Eilandwerken 2.3 Telethuiswerken  Maak nooit een hoofdstuk of paragraaf met één subtitel: Niet Wel 3.1. Geen woon-werkverkeer 3.1.1 Meer tijd 3.2 Flexibiliteit in arbeidstijd 3.1. Geen woon-werkverkeer 3.1.1 Meer tijd 3.1.2 Minder stress 3.2 Flexibiliteit in arbeidstijd  Schrijf nooit een punt achter een titel.
  • 15. papers - Pagina 15 van 19 Bij langere teksten maak je een inhoudsopgave. Zorg ervoor dat de titels in de inhoudsopgave dezelfde zijn als die in de tekst. Hieronder zie je een voorbeeld van een inhoudsopgave bij het uitgewerkt bouwplan op pagina 6. Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Definitie en kenmerken van telethuiswerk 2.1 Drie soorten telewerk 2.2 Kenmerken van telethuiswerk 3. Voordelen van telethuiswerk voor de combinatie werk-gezin 3.1 Geen woon-werkverkeer 3.2 Flexibiliteit in de arbeidstijd 4. Nadelen van telethuiswerk voor de combinatie werk-gezin 4.1 Grensvervaging tussen werk en vrije tijd 4.2 Bevestiging van het traditionele rollenpatroon 5. Conclusie Afwerking Als de definitieve tekstversie op je scherm staat, volgt de afwerking. Je voegt een titelpagina, de literatuurlijst en eventueel ook de bijlage(n) toe. Daarnaast controleer je de vormelijke afwerking. Besteed daar voldoende aandacht en tijd aan. Bij het afwerken let je dus op de volgende punten:  de titelpagina is volledig en verzorgd;  de literatuurlijst is volledig en relevant, en opgesteld volgens de afspraken;  de lay-out (lettertype, regelafstand, uitlijning, header, footer) is verzorgd en consequent;  de pagina’s zijn genummerd;  eventuele illustraties en grafieken hebben een titel en een nummer Nalezen Druk je tekst af om hem na te lezen. Op papier vallen fouten namelijk sneller op. Lees je tekst na vanuit het standpunt van de lezer of laat je tekst door iemand nalezen. In de map “Tips bij het schrijven van een paper” van dit zelfstudiepakket vind je ook een checklist die je kunt gebruiken bij het nalezen van een paper. Terug naar overzicht
  • 16. papers - Pagina 16 van 19 Wil je meer weten? Boeken  Bovenhoff, M., Zeijl, W., & Latjes, G. (2009). Basisboek taal. Amsterdam: Pearson Education Benelux.  De Wachter, L., & Van Soom, C. (2010). Academisch schrijven. Een praktische gids. Leuven / Den Haag: Acco.  Hendrickx, K., & Deschamps, K. (2010). Juridisch Nederlands. Leuven / Den Haag: Acco.  Mortelmans, D., Spooren, P., & Chandesais, O. (2010). Naar de bron. Informatie zoeken en gebruiken in de sociale en humane wetenschappen. Leuven / Den Haag: Acco.  Steehouder, M., Jansen, C., Maat, K., van der Staak, J., de Vet, D., Witteveen, M., Woudstra E., & Gijsen, M. (2006). Leren communiceren. Handboek voor mondelinge en schriftelijke communicatie. Groningen: Noordhoff.  Tiggeler, E. (2006). Check je tekst! Den Haag: SDU Uitgevers.  Van Belle, H., & Reynders, A. (2004). Functioneel en strategisch schrijven. Adviezen en oefeningen op tekstniveau. Leuven / Den Haag: Acco.  Van der Westen, W. (2009). Goed geschreven. Zakelijk schrijven binnen opleiding en beroep. Bussum: Coutinho. Taalondersteuning Academisch Nederlands Voor persoonlijke taalondersteuning Academisch Nederlands kunnen studenten van de Universiteit Antwerpen het hele academiejaar gratis terecht op het Monitoraat op maat. Meer informatie vind je op www.ua.ac.be/monitoraatopmaat Terug naar overzicht
  • 17. papers - Pagina 17 van 19 BIJLAGEN Vaste structuren Uit: M. Steehouder e.a. (2006) Leren Communiceren. Handboek voor mondelinge en schriftelijke communicatie. Groningen: Noordhoff. De probleemstructuur THEMA= een probleem  Wat is het probleem precies?  Waarom is het een probleem?  Wat zijn de oorzaken?  Wat is ertegen te doen? De evaluatiestructuur THEMA = iets dat beoordeeld wordt  Wat wordt er geëvalueerd?/ Wat zijn de relevante eigenschappen?  Wat zijn de positieve aspecten?  Wat zijn de negatieve aspecten?  Hoe luidt het totaaloordeel?  Wat kan/moet er dus gedaan worden? De onderzoekstructuur THEMA = een onderzoeksobject  Wat wordt er precies onderzocht?  Volgens welke methode verloopt het onderzoek?  Wat zijn de resultaten van het onderzoek?  Wat zijn de conclusies uit het onderzoek? De maatregelstructuur THEMA = een maatregel  Wat is de maatregel precies?  Waarom is de maatregel nodig?  Hoe wordt de maatregel uitgevoerd?  Wat zijn de effecten van de maatregel? De ontwerpstructuur THEMA = een ontwerp  Waartoe dient het ontwerp?  Aan welke eisen moet het voldoen?  Welke middelen worden er gekozen?  Hoe ziet het ontwerp eruit?  Wat is de waarde van het ontwerp? Terug naar overzicht
  • 18. papers - Pagina 18 van 19 Verbindingswoorden Om verbanden tussen zinnen en alinea’s duidelijk te maken, zijn er twee mogelijkheden: - signaalwoorden: deze woorden geven bijvoorbeeld een opsomming of een tegenstelling aan - verwijswoorden: deze woorden verwijzen naar de vorige zin Door deze woorden te gebruiken maak je de tekst niet alleen overzichtelijk voor de lezer, maar heb je ook voor jezelf een houvast bij het schrijven. Signaalwoorden Opsomming Ten eerste, ten tweede, ten derde,… ten slotte Als laatste (…) Ook, bovendien, daarnaast, verder Behalve, niet alleen… maar ook… Eerst, daarna, vervolgens, later, ten slotte (chronologische opsomming) Tijd Wanneer, als, toen, terwijl, nadat, voordat, totdat, zolang Intussen, inmiddels Eerst, daarna, vervolgens, later, ten slotte Tegenstelling Maar Echter, toch, daarentegen Hoewel Ondanks Aan de ene kant… aan de andere kant; enerzijds… anderzijds… In tegenstelling tot, in vergelijking met Vergelijking Hetzelfde, dezelfde Net als Ten opzichte van, in vergelijking met Toelichting (voorbeeld) Bijvoorbeeld Zoals, zo Ter illustratie Oorzaak- gevolg Door… Doordat, omdat, aangezien, want Dus, zodat, dan ook, daardoor, daarom Immers, namelijk Om die reden(en) De reden daarvoor; de oorzaak daarvan; het gevolg daarvan Samenvatting Kortom, samengevat Conclusie Dus, daarom, dan ook Concluderend Daaruit volgt… Voorwaarde Als De voorwaarde is…
  • 19. papers - Pagina 19 van 19 Verwijswoorden Met verwijswoorden vervang je woorden die je eerder al genoemd hebt. Er zijn vier soorten: Persoonlijk Hij, zij, het, ze,… Bezittelijk Zijn, haar, hun,… Aanwijzend Dit, deze, dat, die Bijwoordelijk Eraan, daaraan, hierbij, daarmee,… Let er wel op dat het duidelijk is waarnaar je verwijst. Een veel voorkomende fout bij het gebruik van verwijswoorden is namelijk dat de lezer niet weet wat of wie je bedoelt met het verwijswoord. Terug naar overzicht