SlideShare une entreprise Scribd logo
1  sur  29
Télécharger pour lire hors ligne
samenvatting


Samenvatting cursus

Schilderkunst = met behulp van penseel, mes of ander materiaal kleurverven op een drager
aanbrengen zodat een harmonische, esthetische compositie ontstaat.

Schilderkunst is van alle tijden en van alle eeuwen, maar de materialen evolueerden
naargelang de tijdsgeest, de mode en de vooruitgang.

De oudste doeken werden in de Egyptische, de Koptische (christelijke afstammelingen van de
oud-Egyptenaren) en de Pre-Columbiaanse culturen teruggevonden.

Voor de 15de eeuw schilderde men vooral op wanden, muren en panelen,
Op doek werd vooral na de 15de eeuw geschilderd: gemakkelijker verplaatsbaar en daardoor
werd de start gezet naar meer individueel werk.

In Europa werd het linnen in de 15de eeuw op paneel gekleefd, dit om het houtoppervlak vlak
te maken, de houtwerking op te vangen en vooral om een scheuroverbruggende functie te
vervullen.
Op het linnen werd een plamuurlaag aangebracht om de structuur van het linnen weg te
werken.

 De ophang van het linnen bracht het ontstaan van “vastendoeken” teweeg. Dit zijn
“wissel”schilderijen, die gemakkelijk konden verwisseld worden naargelang de religieuze
periode, het beschilderd doek werd op een kader opgespannen, en was daardoor licht en
gemakkelijk vertransporteerbaar, ze werden met een soort lijmverf (pigment met dierlijke lijm),
tempera en /of waterverf gemaakt welke direct op de drager aangebracht werd, en daardoor
vlug beschadigd en minderwaardig.

In Brugge ontstonden de cleerscrivers, waterverfschilders, ze behoorden tot een apart
ambacht, ondergeschikt aan het schildersambacht; werd uitgeoefend door o.a. Pieter Breughel
de Oude, Rogier van der Weyden en Dirk Bouts
Deze “Tuchlein” waterverfdoeken kenden in de 17de eeuw een hoge opbloei.

Eerste olieverfschilderijen op linnen kwamen voor in Italië, en is vandaar uit uitwaaierdover de
rest van Europa.
Het eerst Italiaanse linnen was zeer grof. De structuur van het linnen, fijn of grof werd gebruikt
naargelang de tijdsgeest, de mode, de manier van schilderen
Vb. 18de eeuw: mode om fijn te schilderen, dus gebruik van vooral fijn linnen.

Reeds in de 17de eeuw kent men standaardmaten: 3 varianten: zeezicht, landschap en figuren

Midden 19de eeuw kwam het mechanisch weven op de markt




                                                1
samenvatting




Vezels gebruikt voor schilderslinnen

Grondstoffen: natuurlijke vezels: plantaardige en dierlijke (verleden en nu)
               Kunstmatige vezels (2de W.O.)
               Synthetische vezels (1950-55)

 Natuurlijke plantaardige vezel komt voor in de natuur. De vezelvorm is opgebouwd uit
cellulose = macromolecule, 3000 glucosemoleculen vormen een keten, hoe langer de keten
hoe sterker de vezel

vlas: stengelvezel, komt voor in België, de stengel werd voor de rijpheid geoogst, dan zijn er
nog weinig houtgedeelten. De stengel wordt geroot = inwerking van vocht ondergaan, de
verhoute delen ontbinden en de vezel komt vrij, door het zwengelen, zwieren komt er een
zuivere vezel te voorschijn.
zeer sterk
geringe elasticiteit: kreukt vlug
goed hygroscopisch, daardoor schimmelgevoelig
in vochtige toestand sterker
pluist minder dan katoen
ongelijkmatige vezel

jute: bastvezel, vooral gekweekt in Pakistan, bast wordt geroot, vezels zitten aan elkaar
verlijmd wat veel stof geeft bij verwerking.
Zeer hygroscopisch
Korte stugge vezel
Minderwaardig t.o.v. linnen, maar werd gebruikt omwille van textuur vb. Gaugain

Hennep: bastvezel
Sterker, donkerder, grover en langer dan de vlasvezel,
Gebruikt voor o.a. zeildoek, brandslang, koord

Katoen: komt van de zaadpluis van de katoenplant, werd vooral verbouwd in de VS.
Verlangt een vochtig, warm klimaat
Als drager vanaf 19de eeuw in omloop in Europa
Kan 20% vocht opnemen vooraleer nat aan te voelen
Fijne vezel
Onregelmatig krimpen
Gemakkelijk vervormen in aanraking met vocht
Soepel, hogere weerstand tegen wrijving, verslijt dus minder vlug
Half zo sterk als linnen
Bij de preparatie blijkt de preparatielaag moeilijk in het weefsel te dringen, daarom treedt
gemakkelijk verfonthechting op.
Half zo duur als linnen,
Ondergeschikt als schildersdoek t.o.v. linnen




                                                2
samenvatting




Natuurlijke dierlijke vezel = opgebouwd uit eiwitten

Zijde: draden waarmee de zijderups zich inspint vooraleer ze verandert in een pop
dunste, maar sterkste natuurlijke vezel, zeer elastisch en sterk hygroscopisch, vooral gebruikt
voor waterverf

Kunstmatige vezels: basisproduct is een natuurlijk product, maar door mens omgevormd vb.
Van cellulose naar viscose

Viscose: basisproduct is papier afkomstig van katoen of dennenhout…
Sterkte van de vezel: in droge toestand heel sterk, in natte zwak
Werd tijdens W.O.II vooral gebruikt voor vervaardigen van parachutes, wegens gebrek aan
zijde

fibraan: oorspronkelijk ontwikkeld om katoen na te bootsen, zelfde eigenschappen als viscose

koperrayonne/cupro = viscose met een kopersulfaat laten reageren, wordt daardoor een
papiervorm dat minder vocht opneemt

Synthetische vezel:
basisproducten komen tot stand door een chemische reactie, deze worden op een industriële
wijze omgevormd tot een vezel, ontstaan na W.O.II
deze zijn niet hygroscopisch, dus vrij van schimmel- en bacterievorming
weinig verouderingskenmerken

polyestervezel: wordt sinds tweede helft 20ste eeuw gebruikt als schildersdoek, maar het
onnatuurlijk effen karakter maakt het niet geliefd, wordt dus omwille van zijn stabiel karakter
gebruikt als bedoekingsdoek
nylon wordt gebruikt bij het lassen van scheuren.

Soorten weefsels
 Elk weefsel bestaat uit tenminste 2 garenstelsels: kettingdraad loopt in de lengte en de
inslagdraad loopt in de breedte
hoofdbindingen:
linnenbinding = de meest sterkste omwille van het meest aantal kruisingspunten/cm2
komt voor in het huidige Belgische schilderslinnen




keperbinding: kenmerkend is de schuine lijn die verkregen wordt, werd vooral gebruikt in de
17de eeuw door de Venetiaanse school en in de 18de E voor Spaanse schilderijen
door diagonaal patroon zijn veel variaties mogelijk: zigzag, visgraat, …




                                                3
samenvatting




Satijnbinding = de minst sterkste omwille van het feit dat de kruisingspunten elkaar niet raken



Daarnaast kennen we damast: sporadisch in 17de eeuw gebruikt, oorspronkelijk tafellinnen
                             Heeft soort glans = effectvorming door combinatiekettinginslag
                    Tijk = matrasstof; grof katoen
                           16de-17de eeuw sporadisch gebruikt

De weefselsoort kan een aanduiding zijn om de schilder op te zoeken (behoorde tot school?)
en om de ontstaansperiode na te gaan

Verouderingsoorzaken van plantaardig weefsel

Chemisch bestaat katoen en linnen uit cellulose

Oxidatie: gebeurt o.i. van lucht; het weefsel boet dus continue sterkte in door het continue
proces, kan niet gestopt worden, wel vertraagd door de luchttoevoer te minimaliseren
Door oxidatie wordt het doek bros en verliest zijn soepelheid, de invloed van de drogende olie
speelt hierbij een grote rol en ook een verhoogde t° versnelt het oxidatieproces

Licht: in natuurlijk licht zitten U.V.stralen, deze tasten de sterkte van de textielvezels aan.
De U.V.stralen en de zuurstof uit de lucht splitsen de macromoleculen en er ontstaat een
fotochemische afbraak.
Direct zonlicht moet vermeden worden (kunstmatig licht bevat minder U.V.)

Micro-organismen : vezels zijn op basis van cellulose, dus zeer sterk gevoelig voor
schimmelaantasting, de schimmels en bacteriën breken de cellulose af. Schimmels zijn in de
lucht aanwezig in de vorm van sporen. Ze zetten zich op het doek en groeien o.i.v. vocht
Schimmels ontwikkelen zich tot gekleurde vlekken met een donzig pluis erop, dit kan wit of
zwart zijn.

Milieu: naargelang de plaats waar men woont zit er meer stof en roet in de lucht, het doek
wordt daardoor vervuild en een reiniging dringt zich op. Door reiniging komt er sleet op het
doek
Zwaveldioxide verbindt zich met zuurstof en waterdamp, zo vormt zich zwavelzuur welke de
vezel aantast

Metaal: klompnagels, gebruikt bij het opspannen van het doek zorgen er voor dat het doek op
die plaatsen vlugger verteert

De relatieve vochtigheid: plantaardige weefsels zijn hygroscopisch. Ze nemen vocht uit de
lucht op, de vezels zwellen daardoor en worden korter en dikker.
De vezeldikte neemt toe naarmate de r.v. stijgt. De draden komen onder spanning te staan en
het doek krimpt, bij afgifte van het vocht, zet het weefsel zich uit.
Als de r.v. regelmatig schommelt vermoeit men de vezel en zal deze vlug broos worden.




                                                 4
samenvatting




Het schildersdoek geeft informatie over het schilderij

In het verleden werden de schildersdoeken vaak doordrenkt met producten zoals lijnolie,
meelpap, hars, was en dierlijke lijm om de stevigheid te vergroten en de hechting van de verf
te verbeteren

Soms werd een transfer uitgevoerd = oorspronkelijke doek verwijderen en de verflaag op een
nieuw doek zetten

Weeffouten, weefdichtheid en de weefselstructuur zeggen ook veel over het doek

Aan elkaar genaaide banen linnen vooral bij ons in de 17de eeuw (in Italië vroeger)
Reeds midden 18de eeuw mechanisch geweven, doch op verscheidene plaatsen werd tot eind
19de eeuw manueel geweven.

Doek, gekleefd op karton, werd op het einde van de 19de eeuw zeer verspreid.



Spieramen

Een schilderij op doek heeft een hulpdrager nodig, in het verleden had men verschillende
vormen, vandaag heeft men verschillende systemen.
Vroeger waren er geen regels of normen, de ramen werden door een schrijnwerker
vervaardigd. Er werd dus weinig aandacht aan besteed, dit in tegenstelling tot het houten
paneel.
Tot midden 18de eeuw gebruikte men een raam met een vaste hoekverbinding, die zijn nog
weinig te vinden en als men er nog een vindt, voorbeeld bij verwijderen van een ingewerkt
schilderij in een lambrisering of een schoorsteenmantel, dan zijn de ramen vervaardigd uit
deels gekloven, deels gezaagde ongeschaafde latten welke ruw en onverzorgd afgewerkt zijn.
De naspanbare spieramen waren ongekend tot midden 18de eeuw.

Een spieraam is een houten raam waarbij de hoekverbindingen niet star verbonden zijn, maar
door middel van spieën bijgesteld kunnen worden
Na verloop van tijd neemt de spanning van het doek af en komt het schilderij bol te staan, een
verstelbaar spieraam kan dit opvangen.

Goede spieramen horen zodanig gemaakt te zijn dat het doek enkel de zijkant raakt (=de kant
waar het vastgespijkerd zit) en niet het plat van het raam. Dit geeft minder schade aan het
doek

Als het hout te dicht bij het doek zit creëert men een aparte zone, een soort microklimaat waar
het steeds warm is, en waar het minder onderhevig is aan t°schommelingen.
Er ontstaat zich dus een goed afgeschermde zone die zich aftekent t.o.v. de rest van het doek.
Dit kan vermeden worden door het gebruik van een afgeschuind spieraam of een spieraam
met een verhoogde drempel

Tegenwoordig worden i.p.v. spieën schroeven gebruikt (schroeframen)

                                              5
samenvatting




Bevestigen van het doek aan het spieraam

15de-16de eeuw: gebruik van hardhouten nagels = conische schijfjes uit eikenhout, ze werden
in geboorde gaatjes in de rand van het raam door de omslag van het doek gestoken

16de-19de eeuw: handgesmede spijkers met een piramidale kop en scherpe punt van
verschillende grootte, ze roesten en zijn moeilijk zonder te breken uit het raam te halen.
Komen nog zeer zelden voor. Dikwijls vervalsingen om illusie van oudheid te wekken.
Gaven zelden aanleiding tot het klieven van het hout, misschien omdat er eerst gaatjes
geboord werden?

Schilders spanden hun werk op een groot raam met touwtjes vast om te beschilderen, nadien
werd het juiste formaat bepaald, opdat de touwtjes het doek niet zouden in het doek scheuren
werden de omslagen dikwijls omgenaaid, zo’n verstevigingzoom is een belangrijk gegeven
voor de restaurator.

Tot 2de helft 19de eeuw: getrokken draadnagels
IJzeren en stalen spijkers roesten. Roest veroorzaakt een versneld verouderingsproces, het
doek brandt door onder de kop van de spijker en laat los

Geblauwde stalen spijkers of klompnagels roesten minder snel.

19de –20ste eeuw : koperen en verzinkte spijkertjes
                   gegalvaniseerde roesten niet

jaren 60 van de 20ste eeuw: gebruik van nietjes, charme = weg

Een perfect werk: onder de nageltjes lederen of siliconen rondelletjes steken, dit om de
ijzervraat tegen te gaan en opdat de spijkertjes er later gemakkelijk zouden kunnen
uitgetrokken worden.

Aan de bevestiging van het doek kan men geschiedenis afleiden:

Is het werk volledig of ingekort: rand is ook beschilderd en verflaag is doorgesneden
Op raam gegrondeerd en geschilderd: onder de rand nog resten van grondering en verf
Oorspronkelijk spieraam: de gaten in het doek komen overeen met de gaten in het raam

Spanguirlandes = geen schade aan het doek, maar een logisch gevolg van het opgespannen
doek. Ter hoogte van de bevestigingspunten van de spijkers zit het doek vast. Tussen twee
opeenvolgende bevestigingspunten zit het doek los en kan op die plaats ontspannen. Dit gaat
gepaard met een vormverandering van het doek.
Elk oud doek zou spanguirlandes moeten hebben, het ontbreken ervan kan wijzen op een
inkorting om het doekje vlugger verkoopbaar te maken.

Voorbereiding doek

Zuiver linnen weefsel is geen ideale ondergrond om verf op te hechten, het doek moet eerst
voorbereid worden:

                                               6
samenvatting


Ontdoen van apprêt = een oppervlakkige zetmeelimpregnatie.
Als het zetmeel niet verwijderd wordt, komen de opgelegde verflagen gemakkelijk los van het
doek omdat de zetmeelhoudende laag gemakkelijk water opslorpt, de zetmeelmoleculen
verliezen hierdoor hun onderlinge samenhang en ze gaan in het water zweven met een
oplossing van het stijfsel als gevolg
Warm water zal het solvatieproces versnellen en 1uur onderdompeling in water is doorgaans
voldoende om de apprêt te verwijderen

Ontdoen van de inwendige spanning = gecreëerd door het weven en het nadien oprollen, (er
worden trekkrachten op het doek uitgeoefend) en nadat het doek op een raam wordt
gespannen zou er een ontspannen toestand kunnen optreden (relaxatieproces)
Linnen en katoen bestaan uit cellulosemoleculen. Water doet de ketens uit elkaar dringen
waardoor de onderlinge binding verzwakt.

Voorimpregneren = om de hechting van de verflaag te verbeteren. Het geweven doek is
poreus. Of de verf gaat er zich oppervlakkig op hechten (gering contact met weefsel)
Of de verf gaat er zich optimaal aan vasthechten door een capillaire inwerking, hier kans op
verlies kleurkracht verf doordat ze in het weefsel gezogen wordt. Verf bestaat uit bindmiddel
(vloeibaar) en pigment (korrel). Het bindmiddel zorgt voor de samenhang van de verf, de
hechting van de verf en heeft een invloed op de kleurintensiteit. De kleur van de verf wordt
bepaald door het pigment, dat beïnvloed wordt door de lichtbrekingsindex van het bindmiddel.
Wanneer het doek de verf opzuigt, dringt het bindmiddel in het doek, pigmentkorrel blijft op het
doek achter = verf verliest zijn samenhang = bindmiddel is weg en pigmentkorrel (droge verf)
blijft over, welke gemakkelijk loskomt. Komt vrij veel voor bij modernen daar zij graag op
ongeprepareerd doek werkten. Het zuivere pigment geeft een andere kleur door het wegvallen
van het bindmiddel.
De poreusiteit van het doek wordt ongedaan gemaakt door de capillairen te sluiten, dit kan
gebeuren door de inwerking van het bindmiddel, maar dit is niet altijd de goede keuze.
Lijnolie als bindmiddel (olieverf) wordt hard t.g.v. oxidatie en lijnolie wordt hard door
zuurstofopname. Insluiten van zuurstof kan een permanente aanwezigheid van actieve
zuurstof veroorzaken. Zuurstof zal dus het oxidatieproces versnellen waardoor het doek aan
sterkte verliest.
Als impregneermiddel wordt reeds lang dierlijke lijm gebruikt. Bestaat overwegend uit
collageen, is bindend product in dierlijk weefsel (huid, beenderen), wanneer langdurig verhit
ontstaat gelatine.
2% lijm opgelost in water vormt na afkoeling een stijve gel.
Als dierlijke lijm warm aangebracht wordt, dan wordt de waterachtige oplossing opgenomen
door het doek samen met de daarin opgeloste collageenmoleculen. Na verdamping van het
water blijft die lijm als een buigzame vaste stof achter tussen de vezels. Het doek is nu gelijmd
en niet meer poreus. Het lijmen van het doek gebeurt na verwijderen van het apprêt terwijl het
opgespannen is.
Naast dierlijke lijm gebruikt men vandaag ook polyvinylalcohol.

Op een voorgelijmd doek kan men met verschillende verven schilderen.
Het reliëf van de structuur geeft een extra dimensie
Doch doorgaans wordt een grondlaag (= gronderen van doek) aangebracht met als functie de
oneffenheden egaliseren, het bevorderen van de hechting verf en beïnvloeden
oppervlaktestructuur schilderij.
Oorspronkelijke bedoeling was het doek op een houten paneel laten lijken.


                                               7
samenvatting


In deze laag vinden de meeste schaden hun oorsprong. Tekortkomingen in deze laag kunnen
moeilijk worden behandeld en verkleuringen in de grondlaag kunnen uiterlijk schilderij
beïnvloeden.
M.E. : grondlaag was meerdere lagen, was dus dikker dan verflaag
       Functie: lichtreflector
17de eeuw: grondlaag had als functie alleen het dichten van de poriën
19de eeuw: industriële manier van gronderen kwam op gang

grondering = bindmiddel + vulmiddel + doorgaans wit pigment in verschillende lagen
aangebracht = soort dikke verf dat na droging gemakkelijk kan geschuurd worden om een glad
opp. te verkrijgen.
Het vulmateriaal: gips, krijt, loodwit of gekleurd (gebrande aarde)
Bindmiddel: dierlijke lijm, drogende olie of hars

Twee gronderingen van historisch belang
Lijmgrondering, bindmiddel is lijm, = zachte grondering
                                      Hard, maar kan men goed schuren

Oliegrondering , bindmiddel is olie, blijkt heel lang flexibel, maar wordt finaal heel hard

Samenstelling van schildersgronden volgens historische schilderstraktaten


10-12° eeuw: Theophilus: beschrijving van gips- en krijtgronden in M.E., werden tot in 19de
eeuw gebruikt en weinig veranderd. Gips/krijt werd metsteen fijn gewreven en met dierlijke lijm
vermengd. Dit werd aangebracht in verschillende lagen.

Lijmgronderingen

Gipsgrond: Cennini beschreef in traktaat de techniek van Giotto
Op hout dikke laag met als vulstof grove gips (gesso grosso)
Daarop 2 lagen met fijne gips (gesso sotile)
Gesso is in Europa de oudste voorbereiding voor een drager
Gips is een natuurlijk voorkomend mineraal en wordt gemalen om tot vulstof in de grondering
te dienen. Wordt vooral gebruikt ten zuiden van de Alpen
Krijtgrond: i.p.v. gips wordt krijt gebruikt, vooral in het noorden van de Alpen
De vulstof is dus een element waarmee men de herkomst kan terug vinden.
In Duitsland en de Nederlanden werd krijtgrond gebruikt tot eind 16de eeuw
In Holland en Vlaanderen gebruikte men witte krijtgrond nog op houten panelen tot midden
17de eeuw. Er werd een dunne okerkleurige of geelbruine laag (imprimatur) over gezet.

Waarom werden sluitlagen gebruikt?

Krijt- en gessogronden zijn nog vrij poreus, dit gaf soms problemen met de olieverf doordat de
olie van de verf in de grondering trok (= wegslaan van olie)
De preparatielaag moet daarom minder absorberend gemaakt worden. Er wordt dus een laag
dierlijke lijm of een laag drogende olie voorzien, soms gebruikte men afgeroomde melk, het
waren dan de melkeiwitten (caseïne) die laagvormend en poriënvullend optraden.
Een zeer goede sluitlaag = de G.Tudor Hart sluitlaag


                                                 8
samenvatting


Lijnolie + eigeel + wateremulsie + 1/1 zinkwit/loodwit, dit verdund met water, werd de eerste
laag. De tweede laag werd onverdund aangebracht
Na enkele dagen drogen werd de laag geschuurd en men verkreeg een zeer fijn halfmat opp.
Werd vooral gebruikt in de Angelsaksische landen.
Ook werd soms vernis als sluitlaag gebruikt: damar; mastix; zijn eindvernis, maar kunnen ook
gebruikt worden om een isolatielaag aan te brengen; Doch opletten dat de laag niet volledig
gesloten wordt, daarom na het instrijken, vlug met doekje terug afwrijven. Anders creëert men
een glad opp. en dit is zeer slecht voor een goede verfhechting
Alcoholvernis werd ook soms gebruikt.
Effect van schilderen op lijmondergrond (= krijt- of gipslaag)
Met een lijmgrondering kon men van het absorptievermogen gebruik maken om een mat opp.
te bekomen.
Dit effect werd bereikt als men er de verf niet te dik op lei. Matheid gaf soms een bijzonder
optisch effect dat tijdens restauratie moet behouden blijven.
Het grootste nadeel van een lijmgrondering is zijn brosheid (= hard aanvoelen en toch
gemakkelijk breekbaar). Door additieven toe te voegen ( groene zeep, honing, stroop,
glycerine, ...) probeerde men dit te vermijden, maar deze additieven verhoogden de
watergevoeligheid van de grondering (water uit de lucht trekken); heeft invloed op het gedrag
van het doek. En de additieven konden uitkristalliseren op de verf (= doorbloeden van de
grondering)
Ook glycerine ging na lange tijd doorbloeden. Zeep werd na de eeuwwisseling (19de-20ste)
veel gebruikt en veroorzaakte door de alkalinitiet-hydrolyse van de lijnolie van de verf een
reactie zodat het schilderij zich irreversibel ging nadonkeren (stof aantrekken en vasthouden)


Halfkrijtgronden = minder absorberend, werd vooral in de 19de eeuw gebruikt. Verschillende
lagen werden dun aangebracht, zonder sluitlaag kunnen ze na 1 nacht drogen reeds
beschilderd worden. (gelijke hoeveelheid krijt + zinkwit met een zelfde hoeveelheid afgekoeld
lijmwater + 1/3 lijnolie drupsgewijs toevoegen onder voortdurend roeren

Oliegrond = vrij vochtongevoelig
Lijmgronden zijn minder geschikt voor doek omwille van hun brosheid en hardheid.
Lijnolie zou beter zijn: wordt zeer langzaam hard, de doorhardingstijd kan 50 tot 70 jaar duren
In Venetië werd oliegrond tamelijk veel gebruikt, daar het daar zeer vochtig is.
Vooral in de 17de eeuw veel gebruikt, wordt heel dun aangebracht, liet dus de textuur van het
doek nog doorschijnen, oliegrond wordt op een met lijm voorbehandeld doek aangebracht

In de tweede helft 19de eeuw ontstonden voorgegronde standaarddoeken
Voorgegronde doeken zijn herkenbaar aan de grondering die doorloopt overheen de rand van
het doek. Op de snede van het doek is de grondering te zien met een vergrootglas
Voorgegrondeerde doeken kennen geen spanguirlandes
De grondering is ook te zien onder de spijkerkoppen.
Het nadeel van gronden met olie heeft als grootste nadeel de lange droogtijd.
Het drogen van de olie is een chemisch proces, er werden dus drogingsversnellers aan toe
gevoegd = siccatieven. Ze versnellen de zuurstofopname en de polymerisatie van de lijnolie.
Siccatieven versnellen het donker worden van de verf.

Loodwit toegevoegd aan lijnolie als pigment (zeer wit) en als vulstof (versnelt oxidatie), was
zeer duur en werd dikwijls versneden met krijt.


                                               9
samenvatting


De 19de eeuw is gekenmerkt voor zijn gebrekkig geprepareerde doeken : grootste probleem
van oliegronden was de gebrekkige hechting van de verflaag omdat ze gesloten waren.
(puimen en schuren konden daarbij helpen)

Olie-arme lagen noemt men arm
Olie-rijke grond is vet
Steeds een vette op een magere laag !!! niet andersom, anders droogbarsten!
Zuivere oliegrondlagen werden zelden gebruikt.
Meer gebruik van lijnolie-emulsies: verzekerden een vrij flexibele, matte grondlaag
Een gekleurde grondering had een invloed op kleureffect: de kleur van de grondlaag was
belangrijk voor de kleurwerking en het koloriet van het schilderij

Imprimaturlaag = dunne laag over de grondlaag
                  Drogende olie vermengd met een kleine hoeveelheid loodwit of een
                  Andere kleur
                  Italiaanse betekenis: een dekkend aangebrachte, gekleurde grondering
                  (1460: Averlinio)



Primeursel: transparant, aangebrachte kleurlaag op een witte grondering




                                            10
samenvatting


Scheikundige & natuurlijke begrippen

Oplossing = homogeen mengsel van 2 of meer substanties, die gesplitst zijn tot op moleculaire
grootte.
De term wordt gebruikt voor een vloeistof waarin een vloeibare component in overmaat
voorkomt en de andere opgeloste stof vast, vloeibaar of gasvormig is.

Dispersie: de stoffen in een dispersie hebben geen enkele oplosneigingen t.o.v. elkaar
            = mengsel van 2 stoffen waarvan de ene stof zeer fijn verdeeld is in de andere
            vb: rook = stof in lucht (gas)
                 water + boter
                 emulsie (vloeistof in een vloeistof)
                 mist (vloeistof in gas)

Suspensie: colloïdaal mengsel (= fijn verdeeld) van een fijn verdeelde vaste stof in een
vloeistof vb. Troebel water (= een vaste stof in een vloeistof)

emulsie = een dispersie van 2 vloeistoffen die niet in elkaar kunnen worden opgelost
vb. Melk = emulsie van vet in een waterig medium.


Polymerisatie = vorming van macromoleculen
Kleine eenheden worden aan elkaar geschakeld zonder dat de samenstelling van de
eenheden veranderd wordt.
Een eenheid is een monomeer, de aaneenschakeling gebeurt d.m.v. een kettingreactie
Het resultaat is een polymeer

Verf
= bedoeld om aan een opp. een bepaalde kleur te geven door er een gekleurde laag
overheen te zetten
Die laag moet goed verbonden zijn met het onderliggend opp. en moet voldoende weerstand
hebben om te weerstaan aan chemische en mechanische invloeden waaraan het gekleurd
object normaal onderworpen is.

Opbouw verf: bindmiddel: zorgt voor de vorming van de droge verffilm, het is de vloeibare fase
die na het filmvormingsproces zal verharden. De andere verfbestanddelen worden ermee
gebonden waardoor de verf aan de ondergrond gaat hechten.

Oplosmiddel = vluchtige vloeistof die ervoor zorgt dat het bindmiddel verwerkbaar is. Het
bepaalt de vloeibaarheid van de verf

Pigment: kleurend bestanddeel van de verf, = poeder dat onoplosbaar is in het bindmiddel en
voldoende kleurkracht heeft om de kleur van de ondergrond te verbergen

Hulpstof = stof die speciale eigenschap aan verf geeft: vulstof, siccatief, weekmaker,…

Filmvorming = van een vloeibaar iets overgaan naar een gedroogd iets.
De noodzakelijke macromoleculen komen in de gedroogde verflaag terecht.
Kan in 2 principes: fysische droging en chemische droging


                                              11
samenvatting


Fysische droging = natuurkundig proces (geen chemische reactie)
                  = reversibel proces,(het onveranderde bindmiddel kan weer worden opgelost
in het oorspronkelijke oplosmiddel)
 de fysisch drogende bindmiddelen bestaan van bij het begin uit grote macromoleculen, lange
ketenmoleculen
Bij droging van zo’n fysisch drogende verf, vindt alleen de verdamping van het oplosmiddel
plaats
Het bindmiddel blijft in de vorm van een chemisch onveranderde lange ketenmolecule als een
film achter.
Kenmerken: zeer snelle droging (alleen bepaald door verdampingssnelheid)
              Matige tot slechte vulkracht (gedroogde laag is gering) Er is veel oplosmiddel
              Nodig om de grote macromoleculen oplosbaar te maken, na de droging blijft er
              slechts weinig verf over.
              Goede film eigenschappen: dicht opeengestapelde, lange, flexibele
              Ketenmolecule, goede hardheid, goede dichtheid, goede flexibiliteit
Vb. Arabische gom, aquarel en acrylaat

Emulsieverf: bijzonder geval van fysische droging: de reversibiliteit is weg!
              Bindmiddel = kleine bolletjes, gedispergeerd in water, bij droging verdampt het water
              Bolletjes komen dichter bij elkaar te liggen.

Chemische droging

Proces waarbij de noodzakelijke macromoleculen tijdens de droging door een scheikundige reactie uit
kleinere moleculen gevormd wordt.
Het bindmiddel ondergaat een chemische verandering en is daardoor irreversibel. De oorspronkelijke
eigenschappen gaan verloren. Het is dus onoplosbaar geworden in het oorspronkelijke oplosmiddel.




Kenmerken: trage droging: bepaald door: verdampingssnelheid oplosmiddel
                                           Snelheid van de chemische reactie
                           Kan versneld worden door verhoging t°
                                                        Toevoeging reactieversnellers
            Goede vulkracht: er blijft een behoorlijke laagdikte over
            Goede mechanische eigenschappen: duurzaamheid en resgentie-eigenschappen

Indeling: de oxidatief drogende: hierbij is zuurstof uit de lucht nodig om de chemische reactie te laten
                                   Verlopen, = olieverf, alkydverf
           De zuiver chemisch hardene, de twee-componentenproducten : de chemische reactie
                                                                            gebeurt door het
                                                                            samenvoegen van de twee
                                                                            componenten juist voor de
                                                                            verwerking, vb: polyester

 Drogende oliën: behoort tot de groep van de lipiden (vetten), lipide komt voor in vaste toestand (was)
en in vloeibare toestand (olie) Eigenschap = doorzichtige plekken vormen op papier
Drogende olie = belangrijk bindmiddel en meest voorkomen in de geschiedenis van de schilderkunst

                                                   12
samenvatting


               = van plantaardige oorsprong die door opname van zuurstof oxideert en verder
polymeert
                 tot een min of meer elastische substantie
               wordt niet hard door verdamping oplosmiddel, maar door een chemische reactie van
               luchtzuurstof in de olie. Dit hardingsproces is niet onomkeerbaar.
               Door de inwerking van zuurstof vergroot het volume van olie

De meest voorkomende drogende olie = lijnolie, gewonnen uit de vlasplant

Lijnolie neemt zuurstof op tijdens het drogen, het volume vermeerdert daardoor, op die manier kan
rimpeling van het verfopp. ontstaan
Dit kan men verhelpen door de lijnolie te vervangen door standolie
Voor de polymerisering van standolie = minder zuurstof nodig, het gevaar van rimpelen verkleind dus.

Standolie = lijnolie dat gedurende 5 à 6 uur verhit werd op 300°C onder afsluiting van lucht
          = gedeeltelijk gepolimeriseerde lijnolie
          = helder van kleur; vergeelt weinig
          Droogt heel traag: borstelstreken verdwijnen: spiegelgladde opdroging:
                                                          goed voor glaceringen
Siccatief = een product dat het droogproces sneller laat verlopen, het oxidatieproces en
polymerisatieproces van de lijnolie verloopt op die manier wat sneller. Meestal op basis van
metatelionenen zoals mangaan, kobalt en lood

Handgeperste lijnolie = het best voor kunstenaarsverf = meest gebruikt doorheen de geschiedenis
                        Eenvoudige raffinage: olie wordt koud uit de zaden geperst: helder
                                                Wordt in vaten opgeslagen, vuil zinkt
                        Schaars

Warmgeslagen lijnolie: gemalen zaden worden verhit en hieruit wordt de olie geperst
                       = troebeler en donkerder
                       men moet grondig raffineren
Andere drogende oliën = zonnebloemolie: helder; trage droging
                         Papaverolie: vlug barstjes na droging door volumeverandering
                         Notenolie: trage droging, verven bewaren niet, ze worden ranzig

Gebleekte lijnolie = gewone lijnolie door lange blootstelling aan de zon gebleekt, niet stabiel
                    Minder gebruikt voor kunstenaarswerk

Zuiden van de Alpen: meer notenolie gebruikt
Noorden van de Alpen: meer lijnolie
Eigenschappen van droge lijnoliefilm = zeer resistent tegen chemische invloeden
De weerstand is afhankelijk van de graad van polymerisatie
Jonge olieverffilm is nog niet volledig gepolymeriseerd en zal nog gemakkelijk oplossen in tal van
solventen (organisch oplosmiddel, agressieve chemicaliën zoals white-spirit of terpentijn)
Lijnoliefilms drogen kleefvrij op 5 à 8 dagen. Dit proces kan 2 dagen vervroegd worden door gebruik
van een siccatief. Het polymerisatieproces duurt veel langer (1 jaar), tenslotte verloopt de doorharding
tot ongeveer 50 jaar.


Tempera = verf op basis van proteïnen

                                                   13
samenvatting


(eiwit) = product van dierlijke oorsprong
         Onoplosbaar in water
          Kleefkracht temperen = klaarmaken van verf
temperaverf = schilderkunst voor de invoering van olieverf
             wordt bereidt met waterige en olie- en harshoudende bindmiddelen
men onderscheid ei-, caseïne-, rubber- en wastempera
tempera droogt heel snel. Vloeibare overgangen kunnen alleen bereikt worden met behulp van uiterst
kleine veegjes en puntjes

verf op basis van synthetische harsen

Synthetische verven werden ontwikkeld in de 20ste E. Het verouderingsprocédé is nog ongekend
Meest gebruikte: Acrylverf: Acrylhars = in 1901 ontdekt in Duitsland, in 1930 als commercieel product
op de markt gebracht in Amerika, acrylverf = meestal op waterbasis, gemakkelijk te verdunnen met
water
= een fysisch drogende verf: sneldrogend, achteraf niet meer oplosbaar = dispersie waarbij acrylhars in
waterig medium verdeeld is

De verschijning van kleur

Er zijn witte, zwarte: de ongekleurde pigmenten en gekleurde pigmenten: Alle zijn kleurrijk!
Een lichtstraal dat door een prisma gaat en geprojecteerd wordt op een scherm laat een spectrum zien =
kleurrand met ononderbroken kleurovergangen, het zijn dezelfde kleuren als de regenboog
                                                    = spectrakleuren
De verschillende lichtstralen dat het witte licht bevat, wordt door het prisma gebroken, ze wijken af van
hun oorspronkelijke richting: de rode het minst, de blauwe het meest

Wit licht is door regenboogkleuren samengesteld want als men die verspreidde lichtstalen door een
verzamellens sturen ontstaat op het scherm wit licht

Eigenschappen pigmenten

Kleurvermogen: wit pigment kan gekleurd, zwart en grijs pigment lichter maken
                Gekleurd pigment kan wit pigment kleuren
                Zwart pigment kan wit pigment lichter maken
                Dit alles wordt bepaald door de deeltjesgrootte
                De kleurkracht daalt als de grootte van de deeltjes stijgt

Dekkend vermogen: verf kan in droge toestand de schildersondergrond onzichtbaar maken
Glacerend vermogen: verf kan in droge toestand de schildersondergrond kleuren, maar de structuur
                     Door de opgebrachte verflaag laten schijnen

6 factoren van dekkend vermogen: korrelgrootte pigment: hoe kleiner deeltjes, hoe meer dekkend
                                                         Hoe kleiner, hoe groter samenhang en
                                                         Dichtheid, hoe meer licht gereflecteerd
                                                         wordt
                                 structuur pigment: glacerende verfstoffen hebben een amorfe
                                                      Structuur, dekkende verfstoffen zijn meestal
                                                      kristallijn; de kristallijne structuur heeft een
                                                      gunstige invloed op de dekkracht

                                                   14
samenvatting




                                 aanwezigheid kristalwater/chemisch gebonden water:
                                              oker, omber en sienna bevatten dit, bij het branden
                                              verliezen ze dit water en veranderen van kleur
                                               ze worden donkerder en dekkender

                                 hoeveelheid bindmiddel: hoe meer bindmiddel, hoe transparanter
                                                          het bindmiddel laat licht door

                                dikte verflaag: dekkende verf licht aanbrengen is transparant
                                                 transparante verf dik aanbrengen is dekkend

                                verschil in brekingsindex tussen pigment en bindmiddel:
                                 hoe groter het verschil, des te dekkender is de verf
                                 brekingsindex = de maat van het lichtbrekingsvermogen waarmee
                                                  men kan aangeven hoe sterk een lichtstraal
                                                  gebroken wordt, wanneer deze vanuit de lucht een
                                                   andere stof binnendringt
                                                  Elke stof bezit een voor hem kenmerkend
                                                  lichtbrekingsvermogen en daarmee een bepaalde
                                                  brekingsindex
Duurzaamheid: lichtechtheid = mate waarin pigmenten, verven en kleuren bestand zijn tegen de
                             inwerking van het licht, vooral U.V.
                             een pigment is lichtecht wanneer het niet van kleur verandert na 600
                             uur zonlicht
                             pigmenten in olieverffilm = lichtechter; het bindmiddel is een
                             drogende olie en heeft een beschermende functie
                              bij een lijmverflaag is het pigment omgeven met lucht welke een
                              mindere bescherming biedt.

                Luchtechtheid: lucht bevat waterdamp
                                Sommige pigmenten trekken water aan en vormen een watermantel
                                 Het verband met het bindmiddel wordt zo verbroken en de verf kan
                                beginnen poederen.

                Oplosmiddelechtheid: pigmenten moeten onoplosbaar zijn zodat ze noch bij het
                                      aanbrengen van een vernislaag, noch bij het verdunnen gaan
                                      oplossen.

                Zeepvorming van actieve pigmenten: sommige verfpigmenten zoals loodwit,
                                                    En zinkwit hebben een basisch karakter
                                                    en kunnen daarom met de in olie zittende
                                                    zuren een reactie vormen




Pigmenten

                                                 15
samenvatting




Blauwe pigmenten: hadden een merkwaardige betekenis in Middeleeuwen
                  Blauw was tegenpool van vermiljoenrood van de gewaden
                         = kleur van mantel O.L.V.
                         straalde rijkdom en voornaamheid uit (blauw van de hemel)
                          niet iedereen mocht blauw dragen
                         bevestiging van katholiek geloof tegenover heidense purper.

                   Natuurlijk ultramarijn : Lapis Lazuli, verwijst naar herkomst van over de zee
                                            Gewonnen in o.a. Afghanistan
                                            Belangrijke kleurstof, gewonnen uit een halfedelgesteente
                                            = kostbare verfstof ; zeer lichtecht
                                            wordt afgebroken in een zuur milieu
                                            geen grote dekkracht
                                            enkel glacerend werken
                                            Ultramarijnziekte: sterke vochtinwerking op ultramarijn
                                                                Met olie als bindmiddel kan de
                                                                Verbinding tussen pigment en
                                                                 Bindmiddel verstoren

                                                                 Komt alleen bij echt ultramarijn voor
                  Synthetisch ultramarijn: in 1828 ontdekt; 1830: eerste manufactuur in Fr.
                                            = namaak van Lapis Lazuli, moeilijk te onder-
                                            scheiden van de echte
                                             chancis = witte troebeling op synthetische ultramarijn,
                                                       in vochtige atmosfeer neemt het synthetische
                                                       ultramarijn water in zijn structuur op en in
                                                       droge omgeving geeft het terug water af.
                                                       Het vrijkomende water verdampt doorheen
                                                       De verf- en vernislaag, het water in het vernis
                                                        zal die doen troebelen
                  azuriet: belangrijk blauw, natuurlijk pigment op basis van koper.
                            Ontgonnen in de kopermijnen van Hongarije
                            Blue verdites: kunstmatig pigment

                  Kobalt blauw: in Wenen ontdekt in 1775
                                 Weinig dekkracht, wordt vooral glacerend aangebracht

                  Smalt: kobaltpigment, was reeds bij de Egyptenaren gekend

                  Pruisisch blauw = diepblauw pigment

                  Cureleumblauw: enige goed dekkend blauwe pigment
                                  Neigt naar groen, veel gebruikt voor luchtpartijen

Groene pigmenten: verdigris: verzamelnaam voor koperacetaten van verschillende
                               scheikundige samenstelling
                                goede lichtechtheid
                                tast cellulose van papier aan, wanner hierop gebruikt.


                                                  16
samenvatting


                     Koperresinaat : groene glaceerverf

                     Groene aarde: natuurlijk pigment ontstaan door verwering van mineralen

                     Malachiet: mineraal

                     Vert émeraude: glacerend pigment, goede kleurkracht
                                     Hoge brillance, lichtecht

                     Kobaltgroen: goede lichtechtheid

                     Emeraldgroen = giftig

                     Scheele’s groen: donkert na

Gele pigmenten: gele oker/sienna naturel: oudste meest gebruikte verfstof;
                                            Zie prehistorische grotschilderijen
                                            Zijn 2 pigmentsoorten dat verweringsproducten zijn van
                                            ijzerhoudende gesteenten en mineralen
                                            Kleur- en dekvermogen hangen af van ijzergehalte
                                            Lichtecht en bestand tegen water

             Loodtingeel: korrelig, citroengeel pigment
                           Weinig gebruikt: belangrijk in 15de-17de eeuw
                           Aanwezigheid ervan = belangrijk gegeven van datering:
                           Niet na 1940, dan wel voor 2de helft 18de eeuw

            Napels geel: frequent gebruikt vanaf 18de eeuw;
                         Verdrong het loodtingeel en werd op zijn beurt verdrongen door het
                         cadmiumgeel
                         uitstekend dekkend vermogen
                         matig kleurvermogen
                         licht- en kalkecht

           Auripigment: helgeel pigment
                         Bestaat uit zwavelarsenicum (bekend in oudheid)
                         Gebruikt op 12-13de eeuwse panelen
                         Giftig; droogde niet snel en kon moeilijk met andere pigmenten
                         Gemengd worden

          Chroomgeel: goede dekkracht, goed kleurvermogen
                       Niet bestand tegen licht
                       Schadelijk

           Cadmiumgeel: tegenwoordig een goede lichtechtheid
                         Goed dek- en kleurvermogen
                        Kan met alle pigmenten gemengd worden

Rode pigmenten: vermiljoen: cinnabar wijst op het kristallijne product dat in de natuur voorkomt
                              Komt uit de leisteensoort

                                                   17
samenvatting


                              Vermiljoen verwijst naar het kunstmatige pigment
                              Heeft weinig bindmiddel nodig
                              Uitstekend dekvermogen
                              Goede kleurkracht
                              Geen goede lichtechtheid

                 Rode oker: natuurlijk rood pigment
                             Qua samenstelling lijkt het op gele okers
                             Lichtecht
                             In alle technieken toe te passen
                             Verdragen alle pigmenten

                 Kraplak : vroeger bereid uit de wortels van de Zuid-oosteuropeaanse meekrap
                            Heel de geschiedenis gebruikt als glacis op een dekkend rood om de kleur
                            een grotere intensiteit te geven; hoge bindmiddelbehoefte
                            Alizarine = kleurend bestanddeel van kraplak
                            Winsor&Newton brengt aquarel op de markt met synthetische alizarine
                             De natuurlijke wortelkraplak is verdrongen
                            Goed bestand tegen water-olie en oplosmiddelen, traag drogend
                            Briljant van kleur, goede lichtechtheid, geringe deeltjesgrootte
                         Karmijn: geproduceerd door vrouwelijke schildluizen welke op bepaalde
                                     Cactus soorten leven, de kleurstof lijkt chemisch sterk op
                                     kermeskleurstof = vrouwelijke schildluizen die op de kermeseik
                                                          leven, produceren rood kermessap
                                                          = crimson: verdrongen vanaf 16de eeuw

bruine pigmenten: omber: wordt gedolven uit verweringsgesteenten, zijn kleurschakeringen
                          variëren van donker tot diepbruin
                          hoe groter mangaangehalte, hoe groter de dekkracht
                           toe te passen in alle schilderstechnieken
                          verdraagt alle pigmenten

                  Kasselbruin: komt van bruinkool
                               heeft veel olie nodig, droogt daardoor zeer traag
                               dik opgebracht blijft het lang zacht en kunnen overschilderingen
                               harder door drogen cracqueleren

                 Sepia: komt uit klier van de inktvis, wordt uitgestoten bij gevaar, de klieren
                         worden gedroogd en vermalen of het eigenlijke pigment wordt uit de
                         klieren opgelost; het laatste is kwalitatiever
                         behoorlijk lichtecht, vooral gebruikt bij aquarel

zwarte pigmenten: beenderzwart: verkregen door droge distillatie van ontvette beenderen

                   Roet: zuivere koolstof, erg fijne korrel
                         grootste kleur- en dekvermogen van alle zwarten
                         veel olie nodig, droogt dus heel traag

                  Ravenzwart: verkregen door verkoking van druivenpitten
                              Rijk aan koolstof, veel bindmiddel nodig

                                                  18
samenvatting


                                Zeer lichtecht
                                Kan in alle technieken en met alle pigmenten gebruikt worden

                  Lampenzwart: oorspronkelijk roet van olielampen/ haardvuur
                               Nu: verbranding van mineralen/plantaardige olie
                               Hoge olieabsorptie, dus trage droging

Witte pigmenten: loodwit: reeds in oudheid gekend
                          = historisch, schildertechnisch en natuurwetenschappelijk belangrijk
                            pigment
                           was tot 19de eeuw het enige wit dat gebruikt werd
                           loodwit vormt een reactie met de vetzuren van de in olieverf verwerkte
                           Oliën en daardoor loodzepen vormen: deze versnellen de droging, maken

                         de gedroogde verffilm ongevoelig voor vocht en verhoogt de elasticiteit,
Hechtingsvermogen en de uitharding
                         Bij ouder worden verliest het pigment zijn dekkracht = maatstaf voor
                          Ouderdom
                         Schadelijk, wordt dus niet meer toegepast



                  Zinkwit: gemakkelijk van ander wit te onderscheiden:
                           reflecteert onder U.V.licht; opvallende lichtkracht in zonlicht
                           vormt met drogende olie zepen: droging wordt bevorderd
                           bevat een geelachtige blauwe nuance

                  titaanwit : na W.O. I op grote schaal toegepast
                              = grootste dek- en kleurvermogen van alle witte pigmenten
                              Bestand tegen zuren en alkaline


Vernis
= afwerking van schilderij; = een beschermende laag
Heeft ook een esthetische functie: invloed op brekingsindex van het licht op de verflaag
Maakt kleur dieper
biedt geen bescherming tegen: gassen, kleurverandering pigment, zwavelinwerking, U.V.stralen
het is geen hechtmiddel tg losliggende verfschilfers
= kleurloos bindmiddel bestaat uit: - een oplossing van een kleurloos of weinig gekleurd hars in een
                                       oplosmiddel
                                    - oplossing van hars in lijnolie of ander drogende olie

Medium = vernis dat aan verf wordt toegevoegd om de transparantie te verhogen
             verhoogde kans op nadonkeren en cracqueleren
niet alle vernis is goed oplosbaar in olieverf, zo ontstaat een heterogeen systeem
op de scheidingslijn tussen vernis en verf ontstaan spanningen die aanleiding geven tot barsten
Een vernislaag kan slechts aangebracht worden op een betrekkelijk uitgeharde verflaag;
 6m/1 jaar na voltooiing werk
chancis = witte waas: zie synthetische ultramarijn
            bleuté = blauwe waas: verschijnt bij vocht als oorzaak op vernis

                                                  19
samenvatting




Venetiaans terpentijn = recentelijk hars
                     = honingdik en licht bruingeel

Damar = zeer helder; vrijwel kleurloos
     = uitstekende slotvernis; minder geel worden dan mastiek
     damarfilm is zeer broos ; laat zich gemakkelijk krassen

schellak : wordt gebruikt in de restauratie
           = dierlijk hars; afscheidingsproduct van luis
           oplosbaar in alcohol; vrij donkere oplossing
           Een alcoholvernis levert een taaie laag, alleen in alcohol op te lossen
           Film = zeer immuun: om verflaag van ander te scheiden gebruikt

elemi : goede weekmaker voor vernissen en voor bedoekingslijm
         lost op in alcohol
         moeilijk oplosbaar in benzine en white-spirit




optische eigenschappen

een vallende lichtbundel op een verf- of vernislaag kaatst gedeeltelijk terug = reflectie

hoe meer licht gereflecteerd wordt, hoe meer glans de film vertoont
De rest van het licht dringt in de film
Bij de overgang van licht naar een ander milieu met een andere brekingsindex verandert de lichtbundel
van richting = breking

De optische eigenschap van vernis wordt bepaald door het molecuulgewicht en in mindere mate door
de brekingsindex

Vernis zorgt ervoor dat aan de lucht blootgestelde pigmentdeeltjes volledig ingebed worden. Vernis
heeft een hogere brekingsindex dan lucht, de kleur van de verflaag wordt dus donkerder na vernis

Vernis nivelleert microscopische oneffenheden in het verfopp. en vermindert daarmee het aan het
oppervlak verstrooid licht. De glans en kleurverzadiging wordt op die manier verhoogd
Om reflectie van het vernisverf grensvlak te voorkomen moet de vernis ongeveer dezelfde
brekingsindex hebben als het bindmiddel van de verf




Deel 2: inleiding

Verschillende schadevormen:
                                     -   schade-oorzaken i.v.m. schilderstechniek en gebruikte
                                         materialen
                                     -   bewaring

                                                    20
samenvatting


                                    -    onoordeelkundige restauratie-ingrepen
                                                 Vernieling= fataal en onherroepelijk
                                                 vb. : overreiniging

                                    -    schade door mens zelf aangebracht
                                                  vergroting of verkleining

                                          verkleiningen gebeuren om beter verkoopbare doekjes
                                           te maken
                                         een verkleining is te merken aan de verderlopende schildering
                                         over de gespijkerde omslagrand
                                         ook het ontbreken van spanguirlandes kan een teken zijn van
                                        afsnijding

De aan of afwezigheid van spanguirlandes is de enige bron van informatie wanneer doek van wel of
niet afsnijding wanneer het doek bedoekt is of voorzien werd van een randbedoeking, waarbij men de
oorspronkelijke bevestigingsranden heeft weggesneden.

Schade door veroudering drager

Weefsel, zowel linnen als katoen, bestaat uit vezels waarbij cellulose de chemische bouwsteen is
Deze bouwstenen zijn onderhevig aan chemische invloeden van de omgeving o.a. oxidatie en
aantasting door zuren afkomstig van luchtverontreiniging (zwavelzuur)
De oxidatie en verzuring maken het doek breekbaar. Bij de minste vervorming gaan de vezels breken
Vervormingen kunnen gebeuren door licht aanstoten van het gespannen doek of door pogingen om het
ontspannen doek terug op te spannen. Dit laatste is een zeer veel voorkomende schade.
Een vervorming veroorzaakt een breuk, welke pas na maanden kan optreden.
Ter hoogte van de spanrand treedt ook veel breuk op, waar het doek over de rand van het spieraam
buigt. Sommige oude spieramen hebben nog geen afgeronde randen.
Doek wordt soms niet meer vastgehouden door spijkers: het roesten van de spijkers bevorderde onder
de kop oxidatie van het doek
Roesten tegen gaan door de klompnageltjes te voorzien van een vernislaag
                         gebruik te maken van roestvrije (inox)nietjes
                         Onder de klompnageltjes of nietjes een velletje siliconenrubber plaatsen
Een verzwakt doek kan ook gaan scheuren door het indrijven van de spieën in het spieraam.
Ter hoogte van het spieraam verkeert het doek meestal in betere staat, dit heeft te maken met het soort
microklimaat dat ontstaat: vrij stabiel en constant: tussen spieraam en doek stilstaande lucht, minder
snel optreden van oxidatie door de afname van zuurstofconcentratie; de verf zal hier ook minder
craquelures vertonen en de kleurstoffen van het hout kunnen verkleuringen veroorzaken in de verflaag
en daardoor kan de rand donkerder zijn dan de rest van het schilderij.

Niet voorgelijmd doek kan krimpen, een voorgelijmd doek gaat iets uitzetten.
Niet alleen vocht kan schade veroorzaken maar ook veranderingen in spanningen en t° kunnen
onomkeerbare veranderingen in het schilderij teweegbrengen.
Door de bewegingen in het doek, gaat de verf, die al in een staat van verharding is, breken. Dit wil
zeggen dat er zuurstoftoetreding tot de draden is, waardoor plaatselijk nog verdere vervorming
optreedt.
Op de duur kan het licht erdoor schijnen en een duidelijk net van barsten vertonen.
De zuurstof heeft langs voor- en achterkant toegang tot het doek: dit betekent een nog snellere oxidatie
van de cellulose.

                                                    21
samenvatting


Stel dat dergelijk doek veelvuldig gevernist wordt om barstvorming en gevreesde verfonthechting tegen
te gaan, dan zal het vernis door de verflaaf heen zich op de achterkant van het schilderij aftekenen.
De draden, verdrongen van het vernis worden broos en verzwakken. Bedoeken biedt hierbij vaak de
enige oplossing.
Wanneer spanningswisselingen niet gelijkmatig over het doek geschieden dan kunnen plooien ontstaan
in de hoeken. Het doek gewoon aanspieën biedt hier maar een korte oplossing. Het is beter het doek
volledig van het raam te halen, vlak te maken en opnieuw op te spannen op eenzelfde of een nieuw
spieraam.

Verzwakking als gevolg van mechanische invloeden

Oude doeken gaan onder plots optredende belasting vervormen meestal scheuren, jonge doeken hebben
nog voldoende elasticiteit om na de vervorming terug te keren tot de oorspronkelijke toestand. Wanneer
de vervorming zodanig groot is dat de elasticiteitsgrens werd overschreden dan zijn de hervormingen
permanent.
Stootschade toont een craquelépatroon, bv. Een slakkenhuis.
Deze schade leidt zelden tot verder verval. Wel kan de verfonthechting in het gedrang komen, ook
zullen gebroken weefseldraden moeten hersteld worden.
Ernstige schade ontstaat wanneer het doek langs de achterzijde bestreken werd met lijnolie + siccatief
 Men hoopte op die manier vocht of agressieve dampen tegen te houden. Lijnolie neemt zuurstof op!
Gaat oxideren, de film droogt + verhard! De oxidatie van lijnolie heeft een verhardende en destructieve
invloed op het doek
Een gelijkaardig effect doet zich voor wanneer de voorzijde van het schilderij meet barsten in de
verflaag onregelmatig werd behandeld met lijnolie, zogezegd om de verf vast te leggen. De olie of
vernis dringt in de barsten en impregneert op die plaatsen het doek. Gevolg = plaatselijke verharding en
sterkteverlies.
Een doek onoordeelkundig op een houten paneel plakken kan ook leiden tot verval van het doek (=
maroufleren) men trachtte met deze handeling vervormde en gescheurde schilderijen vlak en weer
stabiel te krijgen
 Helaas werd dikwijls witte houtlijm gebruikt, een dispersie met 50% water. Het water kroop in het
doek en het paneel! vervorming en rimpelvorming
De lucht helemaal verwijderen tussen paneel en doek is niet eenvoudig, luchtblazen blijven dus
dikwijls zitten.
Die verlijming is onomkeerbaar, het hout van het paneel zal dus volledig moeten weggeschaafd
worden, met gevaar van beschadiging doek
Onoordeelkundige restauratie van scheuren en gaten: kleven van een stukje schildersdoek aan de
achterkant overheen de schade
Een goed uitgevoerde herstelling mag zich niet aftekenen aan de voorkant, een aftekening kan het
gevolg zijn van de hout- of contactlijm dat werd gebruikt. Deze materialen gedragen zich anders dan
het linnen bij vochtinwerking en temperatuurverandering, gevolg: vervorming

Ook een etiket met gegevens van schilderij en kunstenaar, gekleefd langs de achterkant van het
schilderij kan vervorming veroorzaken door de gebruikte lijm;
Een veel voorkomende schade is een uitgevallen spie, tussen lat en doek.
Scheuren, per ongeluk veroorzaakt, bijvoorbeeld bij omvallen, veroorzaken in de delen naast de scheur
een veel hogere trek belasting, daardoor kan blijvende vervorming optreden.

Biologische schade
Schilderijen op een vochtige plaats opgeslagen of tegen koude muur ophangen gaan schimmelen


                                                  22
samenvatting


De meeste schimmels brengen weinig schade aan het doek toe. De huiszwam is de meest gevreesde,
zowel hout, als doek worden erdoor aangetast
Eens de aantasting begonnen is, kan ze niet meer verholpen worden.
Ook gedoubleerde doeken zijn gevoelig voor schimmelaantasting. Bij het opkleven van het
verstevigingsdoek werden lijmen gebruikt die eiwitrijk zijn, ze zijn een perfecte voedingsbodem voor
schimmels en bacteriën.

Complexe schade aan de drager

Schilderijen uit 18de en 19de eeuw zijn dikwijls bedoekt, was een algemeen iets, vaak onterecht
Oude bedoekingen geschiedden met stijfselpap, welke vlug los kwam. Bij een bedoeking kan men de
toestand van het oorspronkelijke linnen moeilijk controleren;
Sommige doubleringsmaterialen zijn te zuur en veroorzaakten daardoor schade (bv.melasse)

Gebreken met betrekking tot de preparatie en verflaag

Een schilderij is opgebouwd uit verschillende materialen welke een ander verouderingsgedrag vertonen
en verschillend reageren op externe factoren zoals vochtigheid en wisselende t°
De schilder experimenteerde vaak met materiaal en techniek, wat kon uitmonden in vroegtijdig verval
of onherstelbare schade

Craquelé = meest opvallende ouderdoms- en veranderingsverschijnsel. Het patroon hangt af van
verschillende factoren: veroudering materiaal, omgevingsomstandigheden, gebruikte schilderstechniek,
hantering schilderij.
Schilderslagen zijn onderhevig aan mechanische belastingen die worden veroorzaakt door telkens
wisselende R.V. en temperatuur.
Het wisselen van de R.V. leidt tot verandering in uitzetting, elasticiteit, de bindmiddelen in de verflaag
en van de lijm als voorlijming gebruikt.
Ontstaan van spanningen in schilderij heeft te maken met de laagsgewijze opbouw van een schilderij
die aan elkaar hechten. Ontstaat er op een laag volumeverandering en de omringende lagen kunnen niet
volgen dan ontstaat er een spanning dat kan leiden tot barstvorming

Craquelé-vorming: onderscheid tussen craquelé-vorming ontstaan door interne spanning (structurele
verandering in de verflaag) of door externe spanning (structurele veranderingen in de dragger,
voorlijming en grondering)
Bij filmvorming treedt volumeverlies op. De verffilm krimpt, zolang de verf voldoende plastisch is,
geeft dit geen problemen, wanneer wel voldoende uitgehard komen interne problemen tot stand.


Ouderdomsbarsten gaan tot op de drager, Ze hebben scherpe zijkanten en zijn niet breder dan 0,5 mm.
Tijdens het drogen treedt volumeverlies op, in de loop van de veroudering treedt nog meer
volumeverlies op, verder krimpen en de spanning neemt toe. De verflaag wordt harder en minder
flexibel, is dus minder goed in staat bewegingen op te vangen.
Ook de netwerkvorming van de macromoleculen neemt toe.
Jeugdbarsten = krimpscheuren, gaan hooguit tot op de grondering. Ze hebben ronde, uiteenlopende
zijkanten en kunnen een breedte hebben van 1 mm. en meer.
Ontstaan: over een nog niet helemaal droge laag is en sneller drogende laag aangebracht
            De drager of onderliggende laag is te glad over weinig absorberend
            Aanbrengen van een te dikke verflaag
            Door aanwezigheid van bitumen in de laag van de onderschildering. Droogt nooit helemaal

                                                    23
samenvatting


          Gebruik papaverolie
          Te veel siccatief
Jeugdbarsten ontstaan meestal kort na het voltooien van een schilderij

Soorten craquelé: penseelstreekvormige scheur
                    Netvormige scheur
                    Spinneweb-vormige scheur: concentrisch verlopen
                    Rastervormige scheuren: in recht hoek t.o.v. elkaar scheuren, duidt op dunne
                    Grondering
                    Span- of spieraamcraquelé: o.i.v. klimaat in deze strook
                    Waaiervormig craquelé
                    Spiraalvormig

Vergelen olieverfschilderijen:
Primair vergelen : verdonkeringsreactie, het doe zich voor bij pas geschilderde werken bewaard in een
donkere ruimte ; = reversibel ; vergeling verdwijnt wanneer terug in licht geplaatst

Secundair vergelen = ouderdomsvergelend o.i.v. licht; niet onomkeerbaar vb. blauwe vlakken die nu
groen lijken

Crepering verf = blind worden = horizontal schadeverloop
Verflaag vergrijst omdat het contact tussen bindmiddel en pigmentlorrel vermindert is en daardoor de
lichtbreking verandert

Ultramarijnziekte = intens blauwe kleur verliezen en witgrijs worden
Waarschijnlijk onder invloed van wisselende luchtvochtigheid

Rimpelen verflaag: oorzaak ligt in de schilderstechniek, wanneer veel olie gebruikt en weinig pigment
Komt vooral voor in de dikke verflagen. Door zuurstofopname ontstaat een elastische verfhuid, de olie
daaronder is nog niet geoxideerd. De vluchtige bestanddelen kunnen alleen ontsnappen via deze laag
welke verslapt. De bovenste laag is te groot geworden t.o.v. de onderste laag en gaat dus rimpelen.

Verlies dekkend vermogen: gebeurt tijdens het doordrogen, daardoor kan de ondergrond zichtbaar
worden, gebeurde vooral bij loodwit. De oorzaak ligt in de verandering van de lichtbrekingsindex

Vertroebeling glacis = door verhoging van de brekingsindex bij lijnolie, is dekkend worden van de
glacis

Verbleken en nadonkeren: treedt op bij natuurlijke verfstoffen

Afglijden verflaag: vooral bij 19de eeuwse schilderijen, is natuurlijke fout in vette olie die na het eerste
drogen terug week wordt.

Desintegratie van de verschillende lagen: craquelé = verticale beschadiging in het schilderij, het
verloopt door één of meerdere lagen. Horizontale beschadiging = het loslaten van de verschillende
lagen t.o.v. elkaar
Desintegratie kan: loslaten binnen de gronderingslagen
                    Loslaten schilderslaag van dragger
                    Loslaten verflaag van de gronderingslaag
                    Loslaten kleurlagen onderling

                                                     24
samenvatting


                    Loslaten vernislaag van de verflaag

Schotelvorming: 2 soorten:

De randen van de afzonderlijke schollen gaan opstaan, drager wordt meegetrokken
De randen van de afzonderlijke schollen gaan opstaan en maken zich los van de drager

Blaasvorming: ontstaan door afname kleefkracht van het bindmiddel, of door verschillende werken van
de verschillende lagen bij een wisselende luchtvochtigheid
Blazen doen zich dikwijls voor tussen oorspronkelijke doek en bedoekingsdoek

Brandblazen: vervorming ontstaan door sterke verhitting van het schilderijoppervlak (t° is + 75°C),
veroorzaakt door brand, kaarsen, doubleren en door het gebruik van een te warme spatule
De verflaag verweekt, de verschillende lagen worden gesplitst
Als de verhitting niet te sterk is geweest, zal alleen de vernislaag beschadigd zijn.

Beschadiging door zuren: = sterk oplosmiddelen, vb. Zwavelzuur, het schilderij verandert door
aanraking in een stinkende, stroperige, opgezwollen massa, de schade is niet gemakkelijk ongedaan te
maken en vergt ingrijpende restauratiewerken.

Schade door insijpelend water: water afkomstig uit beton of metselwerk dat in aanraking komt met
schilderijopp. Kan ernstige schade tot gevolg hebben. Het water loste de kalk op uit het beton en dit tast
de verf- of vernislaag aan. (alleen op vernislaag kan verholpen worden)
Beschadiging door micro-organismen: schimmels hebben een voedingsbodem nodig om zich te
ontwikkelen. Bindmiddelen op basis van dierlijke lijm, caseïne en eieren zijn gevoelig voor aantasting
door micro-organismen
Vuil- en stofafzetting zorgen voor een hoger vochtigheidsgehalte op het oppervlak en kunnen als
voedingsbodem voor micro-organismen dienen

Overschilderingen

       1)Schilder kan zelf werk gecorrigeerd hebben nadat het droogproces van de verf al was ingezet
       = pentimenti = de eerste versie blijft ongeschonden onder de overschildering en worden niet als
       beschadiging beschouwd.
       Pentimenti is niet altijd gemakkelijk te ontdekken en geven weinig schade daar er weinig tijd zit
       tussen eerste en tweede schildering worden aan het licht gebracht door röntgen foto’s of
       strijklicht
       Infraroodfoto’s kunnen ook overschilderingen aan tonen.
       Overschildering om een storend element weg te werken: preutsheid leidde tot overschildering
       van naakte delen. (toevoeging vijgenblad) is belangrijk gegeven voor geschiedenis
       Veel in de 19de eeuw uitgevoerd, vooral de kerkbezittingen
       Soms werden zelf de tekeningen eerst weggeschraapt om daarna te veranderen of te
       overschilderen.
       2) aanpassingen van de compositie ( vooral in de 19 °E )
                landschappen romantischer
                door toevoegingen van dieren en personages
       het onderzoek naar veranderlijke stijl en technieken was hier de boodschap

       3) bij restauratie:
                vb invullen van verwijderde verflaag

                                                   25
samenvatting


               Ook wordt de onmiddellijke omgeving aangevuld
       Als de retouche met olieverf gebeurde was dit niet reversibel !
       Overschilderingen jonger dan 50 jaar kan men alles achterhelen door Uv-licht te gebruiken waar
       de vlekken donder kleurden, allen als een vernislaag erover gelegd was kon dit worden
       gecamoufleerd!

Gebreken aan de vernislaag
Doorsnee mening:
                      Glanzende vernis straalt een degelijkheid uit
                      vergelen of verbruinen is van ouderdom
                      vuiler worden
                      ouderdom
Deze stellingen hebben al menige discussie voortgebracht aangaande restauratie of niet

   1. vernis kan beschadigd worden ( moedwillig of niet ) door vb koffie – water – andere stoffen
       het gevolg is aantasting waardoor transparantie afneemt
   2. onoordeelkundig reinigen
      vb verflaag komt in contact met huis tuin en keukenmiddelen zoals aardappelen – citroenen
   3. verkeerde interpretatie van de kunstenaar en de eigenaar
      Mat uitzicht verwerken naar een blinkend uitzicht met het vernis
   4. meubel- of parketvernis gebruikt      = niet omkeerbaar
                                            = vlug vergelen
                                            = schubvorming door te sterke bindmiddelen of andere

Vergelen van de vernislaag

De verflaag vergeelt
De harsachtige vernissen vergelen (=bruin tot gele sluier )

           o Kleur van het werk verdwijnt en verandert tot een uniforme kleur
           o De uitdrukkingskracht gaat verloren

Vernis vergeelt door de aard en de samenstelling
    o De natuurlijke harsen zijn onverzadigde bindingen + O2 geven gele oxidatieproducten
    o Vernissen met ketonen en acrylharsen vergelen nauwelijks
    o Alles met terpentijnoliën vergelen ernstig!!!
Steeds moet men nagaan bij vergeelde vernissen of er sprake is van vergeeld vernis of van glacis!!!
Dit kan je controleren bij de overgang achter het kader

Vergeeld vernis werkt als UV filter!!!

Blauw worden van vernis
      Dit verschijnsel is nog niet 100% verklaarbaar
          Stadia
                      eerst bruinachtige verkleuring
                      bij dikkere aanslag wordt die blauwachtig
                      vooral in steden zichtbaar en bij jonge vernislagen
                      licht activeert het proces
                      men vindt steeds ammoniumsulfaatkristallen
                                     Dit is een vochtabsorberend zout = vochtigere omgeving
                                                   26
samenvatting




       Blauw ziekte;
                             bij vernissen met vluchtige bestanddelen
                             temperatuur stijgt door verdamping
                             temperatuur daalt bij het werk zelf
                             er treedt dauw op
                             er wordt vocht ingekapseld wat de vernis troebel maakt = blauwe schijn

                              een remedie = vernissen bij hogere temperatuur aanbrengen of bij
                                             drogere luchtvochtigheid
               het verschijnsel komt terug indien je hebt over de vernislaag hebt gewerkt !

Blind slaan van vernis
        = creperen van de vernislaag

Vluchtige bestanddelen van de vernis doen craquelé ontstaan
                                    = ander breukvlak gecreëerd waardoor een blindheid onstaat
       Dit is een normale veroudering van de vernislaag maar vocht kan dit erger maken!!!

       Indien het in de vernislaag alleen zit kan dit worden verholpen door de vernislaag te
       verwijderen en opnieuw aan te brengen
       Indien dit ook in de verflaag aanwezig is ( zie bindmiddel ) is dit niet op te lossen

Broos worden van de vernis
       Binnen in de vernislaag zal de elasticiteit verzwakken door het vervliegen van de
       oplosmiddelen, vooral bij vernissen met natuurlijke basis. Bij vernissen van synthetische aard
       komt dit minder voor .

Craquelé van de vernis
      Het barsten en scheuren van de vernislaag heeft als oorzaak
    het onelastisch worden na verdamping van de oplosmiddelen
    een reactie van de onderliggende verflaag
    reactie van de drager

Dit geeft een andere lichtbreking met gevolg een ander koloriet van je kunstwerk
Vooral krimpscheuren                 vergeelt enorm en is moeilijk verwijderbaar

Probleem       de vernis sleurt onderliggende verflaag mee welke eilandjes vormen .
               vooral COPAL vernis of vernis met een teveel aan TERPENTIJN geeft dit effect!


Ophopingen van vernis in reliëfs
Plaatselijke ophopingen in reliëfs door het oneffen zijn oppervlakten

Je moet de bedenking maken of het een vernisschade is of een glacis?
Opletten bij reiniging
Eerder vernisafname toepassen

Onoordeelkundig vernissen


                                                  27
samenvatting


Direct na het verven vernissen houdt in dat de vernis droogt in de verflaag en eventueel pigmenten uit
die verflaag opgenomen worden in de vernislaag.
Hierdoor worden de 2 lagen ( verflaag en vernislaag )1 geheel
Hierbij moet je bedenken dat dit (wel of niet) een vervuiling of een verkleuring is van de vernislaag
Dit reinigen houdt in dat je een schraal afgewassen werk krijgt dat moeilijk te herstellen valt of met
glacis overschilderen


Oppervlakte vervuiling
* Neerslag op de verf en/of vernislaag ten gevolge van
    luchtvervuiling
    vorige restauraties
    van het schilderij zelf
    biologische aantasting

* Vuilafzetting op de vernislaag = makkelijk te verwijderen
* Vuilafzetting in de poreuze verflaag = moeilijker te verwijderen
    het geeft een grauwsluier
    inkapseling van teer en tabak = gele sluier

* Uitwerpselen van insecten kan zeer moeilijk te verwijderen zijn daar dit zeer goed hecht aan het
schilderij vb door
     etensresten
     ammoniak
     urinezuur
     ureum
     amoniazuren
     fosfaten
     sulfaten

* Luchtverontreiniging = stof
met zijn elektrisch geladen deeltjes en de luchtstromingen door verwarmingen
Zeer belangrijke vervuiling door de submicroscopische en onzichtbare deeltjes!
Denken we aan de columkrachten , de Van der Waalkrachten en zelf de waterstofbruggen kunnen hier
een belangrijke rol spelen in de vervuiling van de vernisfilm en de verffilm.

* Thermoforese= temperatuurverschillen brengen een luchtstroom te weeg aan stofdeeltjes, waar het
stof zich dan neerzet op de meest koele plaats vb Buitenmuren



Een glasplaat plaatsen is soms het beste alternatief maar

                         reflectie
                         microklimaat
                         de achterkant ook afschermen
                         slagvrij glas


Let op bij reiniging van neergeslagen vuil

                                                   28
samenvatting


Daar het stof dikwijls in de verflaag zit door droging kan bij reinigen met chemicaliën de verflaag
uitlogen

= zeer schadelijk en niet herstelbaar




                                                   29

Contenu connexe

Tendances

Yarn manufacturing-i-carding
Yarn manufacturing-i-cardingYarn manufacturing-i-carding
Yarn manufacturing-i-cardingPrashant Ingale
 
Convolutional neural network from VGG to DenseNet
Convolutional neural network from VGG to DenseNetConvolutional neural network from VGG to DenseNet
Convolutional neural network from VGG to DenseNetSungminYou
 
Woven Fabric Design: Weaving Plan
Woven Fabric Design: Weaving PlanWoven Fabric Design: Weaving Plan
Woven Fabric Design: Weaving PlanMohd Pahmi
 
Effect of core draft on the properties of core spun yarn
Effect of core draft on the properties of core spun yarnEffect of core draft on the properties of core spun yarn
Effect of core draft on the properties of core spun yarnashfaq91
 
finalprojectprotectignph
finalprojectprotectignphfinalprojectprotectignph
finalprojectprotectignphEliot Mancini
 
Formation of Print
Formation of PrintFormation of Print
Formation of PrintSappiHouston
 
Printing
PrintingPrinting
PrintingSabeema
 
General composition of print paste
General composition of print pasteGeneral composition of print paste
General composition of print pasteAdane Nega
 
Textile finishing
Textile finishingTextile finishing
Textile finishingtonoy das
 
Automatic conventional weaving
Automatic conventional weavingAutomatic conventional weaving
Automatic conventional weavingMdGolamMostufa
 
Display color와 Digital texture format의 이해
Display color와 Digital texture format의 이해Display color와 Digital texture format의 이해
Display color와 Digital texture format의 이해SangYun Yi
 
Image Classification using deep learning
Image Classification using deep learning Image Classification using deep learning
Image Classification using deep learning Asma-AH
 
Handwritten Digit Recognition using Convolutional Neural Networks
Handwritten Digit Recognition using Convolutional Neural  NetworksHandwritten Digit Recognition using Convolutional Neural  Networks
Handwritten Digit Recognition using Convolutional Neural NetworksIRJET Journal
 
TO STUDY THE FIBRE DYEING PROCESS FOR MELANGE YARNInternship report
TO STUDY THE FIBRE DYEING PROCESS FOR MELANGE YARNInternship reportTO STUDY THE FIBRE DYEING PROCESS FOR MELANGE YARNInternship report
TO STUDY THE FIBRE DYEING PROCESS FOR MELANGE YARNInternship reportVijay Prakash
 

Tendances (20)

Yarn manufacturing-i-carding
Yarn manufacturing-i-cardingYarn manufacturing-i-carding
Yarn manufacturing-i-carding
 
Convolutional neural network from VGG to DenseNet
Convolutional neural network from VGG to DenseNetConvolutional neural network from VGG to DenseNet
Convolutional neural network from VGG to DenseNet
 
Woven Fabric Design: Weaving Plan
Woven Fabric Design: Weaving PlanWoven Fabric Design: Weaving Plan
Woven Fabric Design: Weaving Plan
 
Mnist report ppt
Mnist report pptMnist report ppt
Mnist report ppt
 
Effect of core draft on the properties of core spun yarn
Effect of core draft on the properties of core spun yarnEffect of core draft on the properties of core spun yarn
Effect of core draft on the properties of core spun yarn
 
Printing method
Printing  methodPrinting  method
Printing method
 
finalprojectprotectignph
finalprojectprotectignphfinalprojectprotectignph
finalprojectprotectignph
 
Analysis the Basic Structure of weft knitting fabric.
Analysis the Basic Structure of weft knitting fabric.Analysis the Basic Structure of weft knitting fabric.
Analysis the Basic Structure of weft knitting fabric.
 
Formation of Print
Formation of PrintFormation of Print
Formation of Print
 
Printing
PrintingPrinting
Printing
 
General composition of print paste
General composition of print pasteGeneral composition of print paste
General composition of print paste
 
Textile finishing
Textile finishingTextile finishing
Textile finishing
 
Automatic conventional weaving
Automatic conventional weavingAutomatic conventional weaving
Automatic conventional weaving
 
Display color와 Digital texture format의 이해
Display color와 Digital texture format의 이해Display color와 Digital texture format의 이해
Display color와 Digital texture format의 이해
 
Draw frame
Draw frameDraw frame
Draw frame
 
Image Classification using deep learning
Image Classification using deep learning Image Classification using deep learning
Image Classification using deep learning
 
Handwritten Digit Recognition using Convolutional Neural Networks
Handwritten Digit Recognition using Convolutional Neural  NetworksHandwritten Digit Recognition using Convolutional Neural  Networks
Handwritten Digit Recognition using Convolutional Neural Networks
 
INKJET PRINTERS
INKJET PRINTERSINKJET PRINTERS
INKJET PRINTERS
 
TO STUDY THE FIBRE DYEING PROCESS FOR MELANGE YARNInternship report
TO STUDY THE FIBRE DYEING PROCESS FOR MELANGE YARNInternship reportTO STUDY THE FIBRE DYEING PROCESS FOR MELANGE YARNInternship report
TO STUDY THE FIBRE DYEING PROCESS FOR MELANGE YARNInternship report
 
Printing techniques
Printing techniquesPrinting techniques
Printing techniques
 

En vedette

Syntra west brugge opleiding restauratie van schilderijen op andere dan gewev...
Syntra west brugge opleiding restauratie van schilderijen op andere dan gewev...Syntra west brugge opleiding restauratie van schilderijen op andere dan gewev...
Syntra west brugge opleiding restauratie van schilderijen op andere dan gewev...bvba kerat
 
Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.bvba kerat
 
Restaureren van kunstwerken op houten dragers
Restaureren van kunstwerken op houten dragersRestaureren van kunstwerken op houten dragers
Restaureren van kunstwerken op houten dragersbvba kerat
 
Restaureren van kunstwerken
Restaureren van kunstwerkenRestaureren van kunstwerken
Restaureren van kunstwerkenbvba kerat
 
Deel van cursus restauratie van schilderijen op andere dan geweven dragers sy...
Deel van cursus restauratie van schilderijen op andere dan geweven dragers sy...Deel van cursus restauratie van schilderijen op andere dan geweven dragers sy...
Deel van cursus restauratie van schilderijen op andere dan geweven dragers sy...bvba kerat
 
info in english about restorer Frederik Cnockaert
info in english about restorer Frederik Cnockaertinfo in english about restorer Frederik Cnockaert
info in english about restorer Frederik Cnockaertbvba kerat
 
Restauratietriptiek michel cocxiepresentatie red
Restauratietriptiek michel cocxiepresentatie redRestauratietriptiek michel cocxiepresentatie red
Restauratietriptiek michel cocxiepresentatie redbvba kerat
 
Samenvatting seminars covey
Samenvatting seminars coveySamenvatting seminars covey
Samenvatting seminars coveyKlaas Quist
 

En vedette (9)

Syntra west brugge opleiding restauratie van schilderijen op andere dan gewev...
Syntra west brugge opleiding restauratie van schilderijen op andere dan gewev...Syntra west brugge opleiding restauratie van schilderijen op andere dan gewev...
Syntra west brugge opleiding restauratie van schilderijen op andere dan gewev...
 
Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
Deel 1 cursus restauratie pagina 1 tot 16.
 
Mengsels
MengselsMengsels
Mengsels
 
Restaureren van kunstwerken op houten dragers
Restaureren van kunstwerken op houten dragersRestaureren van kunstwerken op houten dragers
Restaureren van kunstwerken op houten dragers
 
Restaureren van kunstwerken
Restaureren van kunstwerkenRestaureren van kunstwerken
Restaureren van kunstwerken
 
Deel van cursus restauratie van schilderijen op andere dan geweven dragers sy...
Deel van cursus restauratie van schilderijen op andere dan geweven dragers sy...Deel van cursus restauratie van schilderijen op andere dan geweven dragers sy...
Deel van cursus restauratie van schilderijen op andere dan geweven dragers sy...
 
info in english about restorer Frederik Cnockaert
info in english about restorer Frederik Cnockaertinfo in english about restorer Frederik Cnockaert
info in english about restorer Frederik Cnockaert
 
Restauratietriptiek michel cocxiepresentatie red
Restauratietriptiek michel cocxiepresentatie redRestauratietriptiek michel cocxiepresentatie red
Restauratietriptiek michel cocxiepresentatie red
 
Samenvatting seminars covey
Samenvatting seminars coveySamenvatting seminars covey
Samenvatting seminars covey
 

Plus de bvba kerat

Frederik cnockaert restaurateur des oeuvres d'art Kerat sprl Depuis 2002
Frederik cnockaert restaurateur des oeuvres d'art Kerat sprl   Depuis 2002 Frederik cnockaert restaurateur des oeuvres d'art Kerat sprl   Depuis 2002
Frederik cnockaert restaurateur des oeuvres d'art Kerat sprl Depuis 2002 bvba kerat
 
Frederik cnockaert art restoration since 2002
Frederik cnockaert art restoration since 2002 Frederik cnockaert art restoration since 2002
Frederik cnockaert art restoration since 2002 bvba kerat
 
Folder Kerat art expert kunstrestaurateur Frederik Cnockaert Kerat art studio...
Folder Kerat art expert kunstrestaurateur Frederik Cnockaert Kerat art studio...Folder Kerat art expert kunstrestaurateur Frederik Cnockaert Kerat art studio...
Folder Kerat art expert kunstrestaurateur Frederik Cnockaert Kerat art studio...bvba kerat
 
De kunst van het restaureren van kunst. Wat betekent restaureren !
De kunst van het restaureren van kunst. Wat betekent restaureren !De kunst van het restaureren van kunst. Wat betekent restaureren !
De kunst van het restaureren van kunst. Wat betekent restaureren !bvba kerat
 
Frederik Cnockaert art restorer kunstrestaurateur restaurateur d'oeuvres d'ar...
Frederik Cnockaert art restorer kunstrestaurateur restaurateur d'oeuvres d'ar...Frederik Cnockaert art restorer kunstrestaurateur restaurateur d'oeuvres d'ar...
Frederik Cnockaert art restorer kunstrestaurateur restaurateur d'oeuvres d'ar...bvba kerat
 
Manufactum nl fr cnockaert frederik art restorateur conservator expert of arts
Manufactum nl fr cnockaert frederik art restorateur conservator expert of artsManufactum nl fr cnockaert frederik art restorateur conservator expert of arts
Manufactum nl fr cnockaert frederik art restorateur conservator expert of artsbvba kerat
 
Voorstelling Atelier van Frederik Cnockaert restaurateur van kunstvoorwerpen....
Voorstelling Atelier van Frederik Cnockaert restaurateur van kunstvoorwerpen....Voorstelling Atelier van Frederik Cnockaert restaurateur van kunstvoorwerpen....
Voorstelling Atelier van Frederik Cnockaert restaurateur van kunstvoorwerpen....bvba kerat
 
Restauratie van het portret van johannes fredericus lumnius, pastoor van het ...
Restauratie van het portret van johannes fredericus lumnius, pastoor van het ...Restauratie van het portret van johannes fredericus lumnius, pastoor van het ...
Restauratie van het portret van johannes fredericus lumnius, pastoor van het ...bvba kerat
 
Raadgevingen voor het onderhoud van beschilderde panelen. Beter voorkomen dan...
Raadgevingen voor het onderhoud van beschilderde panelen. Beter voorkomen dan...Raadgevingen voor het onderhoud van beschilderde panelen. Beter voorkomen dan...
Raadgevingen voor het onderhoud van beschilderde panelen. Beter voorkomen dan...bvba kerat
 
Richtlijnen voor conservatie van schilderijen op doek
Richtlijnen voor conservatie van schilderijen op doekRichtlijnen voor conservatie van schilderijen op doek
Richtlijnen voor conservatie van schilderijen op doekbvba kerat
 
Bereiding restauratie plamuur
Bereiding restauratie plamuurBereiding restauratie plamuur
Bereiding restauratie plamuurbvba kerat
 
Brief naar Mevrouw de Minister van Cultuur
Brief naar Mevrouw de Minister van CultuurBrief naar Mevrouw de Minister van Cultuur
Brief naar Mevrouw de Minister van Cultuurbvba kerat
 
Raadgevingen voor onderhoud polychrome beelden
Raadgevingen voor onderhoud polychrome beeldenRaadgevingen voor onderhoud polychrome beelden
Raadgevingen voor onderhoud polychrome beeldenbvba kerat
 
Wat betekent restaureren
Wat betekent restaurerenWat betekent restaureren
Wat betekent restaurerenbvba kerat
 
Tekst over schilderij de graflegging abraham jannsens denderwindeke
Tekst over schilderij de graflegging abraham jannsens denderwindekeTekst over schilderij de graflegging abraham jannsens denderwindeke
Tekst over schilderij de graflegging abraham jannsens denderwindekebvba kerat
 
Schilderij abraham janssens uit de karmelieten kerk antwerpen, nu in denderwi...
Schilderij abraham janssens uit de karmelieten kerk antwerpen, nu in denderwi...Schilderij abraham janssens uit de karmelieten kerk antwerpen, nu in denderwi...
Schilderij abraham janssens uit de karmelieten kerk antwerpen, nu in denderwi...bvba kerat
 
Restauration tableau pastel
Restauration tableau pastelRestauration tableau pastel
Restauration tableau pastelbvba kerat
 
Tekst over abraham janssens graflegging in denderwindeke
Tekst over abraham janssens graflegging in denderwindekeTekst over abraham janssens graflegging in denderwindeke
Tekst over abraham janssens graflegging in denderwindekebvba kerat
 
Nieuwe verbeterde tekst versie van otto van veen
Nieuwe verbeterde tekst versie van otto van veenNieuwe verbeterde tekst versie van otto van veen
Nieuwe verbeterde tekst versie van otto van veenbvba kerat
 
Een nieuwe tekst over restaureren voor monumentendag in bijlage
Een nieuwe tekst over restaureren voor monumentendag in bijlageEen nieuwe tekst over restaureren voor monumentendag in bijlage
Een nieuwe tekst over restaureren voor monumentendag in bijlagebvba kerat
 

Plus de bvba kerat (20)

Frederik cnockaert restaurateur des oeuvres d'art Kerat sprl Depuis 2002
Frederik cnockaert restaurateur des oeuvres d'art Kerat sprl   Depuis 2002 Frederik cnockaert restaurateur des oeuvres d'art Kerat sprl   Depuis 2002
Frederik cnockaert restaurateur des oeuvres d'art Kerat sprl Depuis 2002
 
Frederik cnockaert art restoration since 2002
Frederik cnockaert art restoration since 2002 Frederik cnockaert art restoration since 2002
Frederik cnockaert art restoration since 2002
 
Folder Kerat art expert kunstrestaurateur Frederik Cnockaert Kerat art studio...
Folder Kerat art expert kunstrestaurateur Frederik Cnockaert Kerat art studio...Folder Kerat art expert kunstrestaurateur Frederik Cnockaert Kerat art studio...
Folder Kerat art expert kunstrestaurateur Frederik Cnockaert Kerat art studio...
 
De kunst van het restaureren van kunst. Wat betekent restaureren !
De kunst van het restaureren van kunst. Wat betekent restaureren !De kunst van het restaureren van kunst. Wat betekent restaureren !
De kunst van het restaureren van kunst. Wat betekent restaureren !
 
Frederik Cnockaert art restorer kunstrestaurateur restaurateur d'oeuvres d'ar...
Frederik Cnockaert art restorer kunstrestaurateur restaurateur d'oeuvres d'ar...Frederik Cnockaert art restorer kunstrestaurateur restaurateur d'oeuvres d'ar...
Frederik Cnockaert art restorer kunstrestaurateur restaurateur d'oeuvres d'ar...
 
Manufactum nl fr cnockaert frederik art restorateur conservator expert of arts
Manufactum nl fr cnockaert frederik art restorateur conservator expert of artsManufactum nl fr cnockaert frederik art restorateur conservator expert of arts
Manufactum nl fr cnockaert frederik art restorateur conservator expert of arts
 
Voorstelling Atelier van Frederik Cnockaert restaurateur van kunstvoorwerpen....
Voorstelling Atelier van Frederik Cnockaert restaurateur van kunstvoorwerpen....Voorstelling Atelier van Frederik Cnockaert restaurateur van kunstvoorwerpen....
Voorstelling Atelier van Frederik Cnockaert restaurateur van kunstvoorwerpen....
 
Restauratie van het portret van johannes fredericus lumnius, pastoor van het ...
Restauratie van het portret van johannes fredericus lumnius, pastoor van het ...Restauratie van het portret van johannes fredericus lumnius, pastoor van het ...
Restauratie van het portret van johannes fredericus lumnius, pastoor van het ...
 
Raadgevingen voor het onderhoud van beschilderde panelen. Beter voorkomen dan...
Raadgevingen voor het onderhoud van beschilderde panelen. Beter voorkomen dan...Raadgevingen voor het onderhoud van beschilderde panelen. Beter voorkomen dan...
Raadgevingen voor het onderhoud van beschilderde panelen. Beter voorkomen dan...
 
Richtlijnen voor conservatie van schilderijen op doek
Richtlijnen voor conservatie van schilderijen op doekRichtlijnen voor conservatie van schilderijen op doek
Richtlijnen voor conservatie van schilderijen op doek
 
Bereiding restauratie plamuur
Bereiding restauratie plamuurBereiding restauratie plamuur
Bereiding restauratie plamuur
 
Brief naar Mevrouw de Minister van Cultuur
Brief naar Mevrouw de Minister van CultuurBrief naar Mevrouw de Minister van Cultuur
Brief naar Mevrouw de Minister van Cultuur
 
Raadgevingen voor onderhoud polychrome beelden
Raadgevingen voor onderhoud polychrome beeldenRaadgevingen voor onderhoud polychrome beelden
Raadgevingen voor onderhoud polychrome beelden
 
Wat betekent restaureren
Wat betekent restaurerenWat betekent restaureren
Wat betekent restaureren
 
Tekst over schilderij de graflegging abraham jannsens denderwindeke
Tekst over schilderij de graflegging abraham jannsens denderwindekeTekst over schilderij de graflegging abraham jannsens denderwindeke
Tekst over schilderij de graflegging abraham jannsens denderwindeke
 
Schilderij abraham janssens uit de karmelieten kerk antwerpen, nu in denderwi...
Schilderij abraham janssens uit de karmelieten kerk antwerpen, nu in denderwi...Schilderij abraham janssens uit de karmelieten kerk antwerpen, nu in denderwi...
Schilderij abraham janssens uit de karmelieten kerk antwerpen, nu in denderwi...
 
Restauration tableau pastel
Restauration tableau pastelRestauration tableau pastel
Restauration tableau pastel
 
Tekst over abraham janssens graflegging in denderwindeke
Tekst over abraham janssens graflegging in denderwindekeTekst over abraham janssens graflegging in denderwindeke
Tekst over abraham janssens graflegging in denderwindeke
 
Nieuwe verbeterde tekst versie van otto van veen
Nieuwe verbeterde tekst versie van otto van veenNieuwe verbeterde tekst versie van otto van veen
Nieuwe verbeterde tekst versie van otto van veen
 
Een nieuwe tekst over restaureren voor monumentendag in bijlage
Een nieuwe tekst over restaureren voor monumentendag in bijlageEen nieuwe tekst over restaureren voor monumentendag in bijlage
Een nieuwe tekst over restaureren voor monumentendag in bijlage
 

Samenvatting cursus restauraties verbeterde versie

  • 1. samenvatting Samenvatting cursus Schilderkunst = met behulp van penseel, mes of ander materiaal kleurverven op een drager aanbrengen zodat een harmonische, esthetische compositie ontstaat. Schilderkunst is van alle tijden en van alle eeuwen, maar de materialen evolueerden naargelang de tijdsgeest, de mode en de vooruitgang. De oudste doeken werden in de Egyptische, de Koptische (christelijke afstammelingen van de oud-Egyptenaren) en de Pre-Columbiaanse culturen teruggevonden. Voor de 15de eeuw schilderde men vooral op wanden, muren en panelen, Op doek werd vooral na de 15de eeuw geschilderd: gemakkelijker verplaatsbaar en daardoor werd de start gezet naar meer individueel werk. In Europa werd het linnen in de 15de eeuw op paneel gekleefd, dit om het houtoppervlak vlak te maken, de houtwerking op te vangen en vooral om een scheuroverbruggende functie te vervullen. Op het linnen werd een plamuurlaag aangebracht om de structuur van het linnen weg te werken. De ophang van het linnen bracht het ontstaan van “vastendoeken” teweeg. Dit zijn “wissel”schilderijen, die gemakkelijk konden verwisseld worden naargelang de religieuze periode, het beschilderd doek werd op een kader opgespannen, en was daardoor licht en gemakkelijk vertransporteerbaar, ze werden met een soort lijmverf (pigment met dierlijke lijm), tempera en /of waterverf gemaakt welke direct op de drager aangebracht werd, en daardoor vlug beschadigd en minderwaardig. In Brugge ontstonden de cleerscrivers, waterverfschilders, ze behoorden tot een apart ambacht, ondergeschikt aan het schildersambacht; werd uitgeoefend door o.a. Pieter Breughel de Oude, Rogier van der Weyden en Dirk Bouts Deze “Tuchlein” waterverfdoeken kenden in de 17de eeuw een hoge opbloei. Eerste olieverfschilderijen op linnen kwamen voor in Italië, en is vandaar uit uitwaaierdover de rest van Europa. Het eerst Italiaanse linnen was zeer grof. De structuur van het linnen, fijn of grof werd gebruikt naargelang de tijdsgeest, de mode, de manier van schilderen Vb. 18de eeuw: mode om fijn te schilderen, dus gebruik van vooral fijn linnen. Reeds in de 17de eeuw kent men standaardmaten: 3 varianten: zeezicht, landschap en figuren Midden 19de eeuw kwam het mechanisch weven op de markt 1
  • 2. samenvatting Vezels gebruikt voor schilderslinnen Grondstoffen: natuurlijke vezels: plantaardige en dierlijke (verleden en nu) Kunstmatige vezels (2de W.O.) Synthetische vezels (1950-55) Natuurlijke plantaardige vezel komt voor in de natuur. De vezelvorm is opgebouwd uit cellulose = macromolecule, 3000 glucosemoleculen vormen een keten, hoe langer de keten hoe sterker de vezel vlas: stengelvezel, komt voor in België, de stengel werd voor de rijpheid geoogst, dan zijn er nog weinig houtgedeelten. De stengel wordt geroot = inwerking van vocht ondergaan, de verhoute delen ontbinden en de vezel komt vrij, door het zwengelen, zwieren komt er een zuivere vezel te voorschijn. zeer sterk geringe elasticiteit: kreukt vlug goed hygroscopisch, daardoor schimmelgevoelig in vochtige toestand sterker pluist minder dan katoen ongelijkmatige vezel jute: bastvezel, vooral gekweekt in Pakistan, bast wordt geroot, vezels zitten aan elkaar verlijmd wat veel stof geeft bij verwerking. Zeer hygroscopisch Korte stugge vezel Minderwaardig t.o.v. linnen, maar werd gebruikt omwille van textuur vb. Gaugain Hennep: bastvezel Sterker, donkerder, grover en langer dan de vlasvezel, Gebruikt voor o.a. zeildoek, brandslang, koord Katoen: komt van de zaadpluis van de katoenplant, werd vooral verbouwd in de VS. Verlangt een vochtig, warm klimaat Als drager vanaf 19de eeuw in omloop in Europa Kan 20% vocht opnemen vooraleer nat aan te voelen Fijne vezel Onregelmatig krimpen Gemakkelijk vervormen in aanraking met vocht Soepel, hogere weerstand tegen wrijving, verslijt dus minder vlug Half zo sterk als linnen Bij de preparatie blijkt de preparatielaag moeilijk in het weefsel te dringen, daarom treedt gemakkelijk verfonthechting op. Half zo duur als linnen, Ondergeschikt als schildersdoek t.o.v. linnen 2
  • 3. samenvatting Natuurlijke dierlijke vezel = opgebouwd uit eiwitten Zijde: draden waarmee de zijderups zich inspint vooraleer ze verandert in een pop dunste, maar sterkste natuurlijke vezel, zeer elastisch en sterk hygroscopisch, vooral gebruikt voor waterverf Kunstmatige vezels: basisproduct is een natuurlijk product, maar door mens omgevormd vb. Van cellulose naar viscose Viscose: basisproduct is papier afkomstig van katoen of dennenhout… Sterkte van de vezel: in droge toestand heel sterk, in natte zwak Werd tijdens W.O.II vooral gebruikt voor vervaardigen van parachutes, wegens gebrek aan zijde fibraan: oorspronkelijk ontwikkeld om katoen na te bootsen, zelfde eigenschappen als viscose koperrayonne/cupro = viscose met een kopersulfaat laten reageren, wordt daardoor een papiervorm dat minder vocht opneemt Synthetische vezel: basisproducten komen tot stand door een chemische reactie, deze worden op een industriële wijze omgevormd tot een vezel, ontstaan na W.O.II deze zijn niet hygroscopisch, dus vrij van schimmel- en bacterievorming weinig verouderingskenmerken polyestervezel: wordt sinds tweede helft 20ste eeuw gebruikt als schildersdoek, maar het onnatuurlijk effen karakter maakt het niet geliefd, wordt dus omwille van zijn stabiel karakter gebruikt als bedoekingsdoek nylon wordt gebruikt bij het lassen van scheuren. Soorten weefsels Elk weefsel bestaat uit tenminste 2 garenstelsels: kettingdraad loopt in de lengte en de inslagdraad loopt in de breedte hoofdbindingen: linnenbinding = de meest sterkste omwille van het meest aantal kruisingspunten/cm2 komt voor in het huidige Belgische schilderslinnen keperbinding: kenmerkend is de schuine lijn die verkregen wordt, werd vooral gebruikt in de 17de eeuw door de Venetiaanse school en in de 18de E voor Spaanse schilderijen door diagonaal patroon zijn veel variaties mogelijk: zigzag, visgraat, … 3
  • 4. samenvatting Satijnbinding = de minst sterkste omwille van het feit dat de kruisingspunten elkaar niet raken Daarnaast kennen we damast: sporadisch in 17de eeuw gebruikt, oorspronkelijk tafellinnen Heeft soort glans = effectvorming door combinatiekettinginslag Tijk = matrasstof; grof katoen 16de-17de eeuw sporadisch gebruikt De weefselsoort kan een aanduiding zijn om de schilder op te zoeken (behoorde tot school?) en om de ontstaansperiode na te gaan Verouderingsoorzaken van plantaardig weefsel Chemisch bestaat katoen en linnen uit cellulose Oxidatie: gebeurt o.i. van lucht; het weefsel boet dus continue sterkte in door het continue proces, kan niet gestopt worden, wel vertraagd door de luchttoevoer te minimaliseren Door oxidatie wordt het doek bros en verliest zijn soepelheid, de invloed van de drogende olie speelt hierbij een grote rol en ook een verhoogde t° versnelt het oxidatieproces Licht: in natuurlijk licht zitten U.V.stralen, deze tasten de sterkte van de textielvezels aan. De U.V.stralen en de zuurstof uit de lucht splitsen de macromoleculen en er ontstaat een fotochemische afbraak. Direct zonlicht moet vermeden worden (kunstmatig licht bevat minder U.V.) Micro-organismen : vezels zijn op basis van cellulose, dus zeer sterk gevoelig voor schimmelaantasting, de schimmels en bacteriën breken de cellulose af. Schimmels zijn in de lucht aanwezig in de vorm van sporen. Ze zetten zich op het doek en groeien o.i.v. vocht Schimmels ontwikkelen zich tot gekleurde vlekken met een donzig pluis erop, dit kan wit of zwart zijn. Milieu: naargelang de plaats waar men woont zit er meer stof en roet in de lucht, het doek wordt daardoor vervuild en een reiniging dringt zich op. Door reiniging komt er sleet op het doek Zwaveldioxide verbindt zich met zuurstof en waterdamp, zo vormt zich zwavelzuur welke de vezel aantast Metaal: klompnagels, gebruikt bij het opspannen van het doek zorgen er voor dat het doek op die plaatsen vlugger verteert De relatieve vochtigheid: plantaardige weefsels zijn hygroscopisch. Ze nemen vocht uit de lucht op, de vezels zwellen daardoor en worden korter en dikker. De vezeldikte neemt toe naarmate de r.v. stijgt. De draden komen onder spanning te staan en het doek krimpt, bij afgifte van het vocht, zet het weefsel zich uit. Als de r.v. regelmatig schommelt vermoeit men de vezel en zal deze vlug broos worden. 4
  • 5. samenvatting Het schildersdoek geeft informatie over het schilderij In het verleden werden de schildersdoeken vaak doordrenkt met producten zoals lijnolie, meelpap, hars, was en dierlijke lijm om de stevigheid te vergroten en de hechting van de verf te verbeteren Soms werd een transfer uitgevoerd = oorspronkelijke doek verwijderen en de verflaag op een nieuw doek zetten Weeffouten, weefdichtheid en de weefselstructuur zeggen ook veel over het doek Aan elkaar genaaide banen linnen vooral bij ons in de 17de eeuw (in Italië vroeger) Reeds midden 18de eeuw mechanisch geweven, doch op verscheidene plaatsen werd tot eind 19de eeuw manueel geweven. Doek, gekleefd op karton, werd op het einde van de 19de eeuw zeer verspreid. Spieramen Een schilderij op doek heeft een hulpdrager nodig, in het verleden had men verschillende vormen, vandaag heeft men verschillende systemen. Vroeger waren er geen regels of normen, de ramen werden door een schrijnwerker vervaardigd. Er werd dus weinig aandacht aan besteed, dit in tegenstelling tot het houten paneel. Tot midden 18de eeuw gebruikte men een raam met een vaste hoekverbinding, die zijn nog weinig te vinden en als men er nog een vindt, voorbeeld bij verwijderen van een ingewerkt schilderij in een lambrisering of een schoorsteenmantel, dan zijn de ramen vervaardigd uit deels gekloven, deels gezaagde ongeschaafde latten welke ruw en onverzorgd afgewerkt zijn. De naspanbare spieramen waren ongekend tot midden 18de eeuw. Een spieraam is een houten raam waarbij de hoekverbindingen niet star verbonden zijn, maar door middel van spieën bijgesteld kunnen worden Na verloop van tijd neemt de spanning van het doek af en komt het schilderij bol te staan, een verstelbaar spieraam kan dit opvangen. Goede spieramen horen zodanig gemaakt te zijn dat het doek enkel de zijkant raakt (=de kant waar het vastgespijkerd zit) en niet het plat van het raam. Dit geeft minder schade aan het doek Als het hout te dicht bij het doek zit creëert men een aparte zone, een soort microklimaat waar het steeds warm is, en waar het minder onderhevig is aan t°schommelingen. Er ontstaat zich dus een goed afgeschermde zone die zich aftekent t.o.v. de rest van het doek. Dit kan vermeden worden door het gebruik van een afgeschuind spieraam of een spieraam met een verhoogde drempel Tegenwoordig worden i.p.v. spieën schroeven gebruikt (schroeframen) 5
  • 6. samenvatting Bevestigen van het doek aan het spieraam 15de-16de eeuw: gebruik van hardhouten nagels = conische schijfjes uit eikenhout, ze werden in geboorde gaatjes in de rand van het raam door de omslag van het doek gestoken 16de-19de eeuw: handgesmede spijkers met een piramidale kop en scherpe punt van verschillende grootte, ze roesten en zijn moeilijk zonder te breken uit het raam te halen. Komen nog zeer zelden voor. Dikwijls vervalsingen om illusie van oudheid te wekken. Gaven zelden aanleiding tot het klieven van het hout, misschien omdat er eerst gaatjes geboord werden? Schilders spanden hun werk op een groot raam met touwtjes vast om te beschilderen, nadien werd het juiste formaat bepaald, opdat de touwtjes het doek niet zouden in het doek scheuren werden de omslagen dikwijls omgenaaid, zo’n verstevigingzoom is een belangrijk gegeven voor de restaurator. Tot 2de helft 19de eeuw: getrokken draadnagels IJzeren en stalen spijkers roesten. Roest veroorzaakt een versneld verouderingsproces, het doek brandt door onder de kop van de spijker en laat los Geblauwde stalen spijkers of klompnagels roesten minder snel. 19de –20ste eeuw : koperen en verzinkte spijkertjes gegalvaniseerde roesten niet jaren 60 van de 20ste eeuw: gebruik van nietjes, charme = weg Een perfect werk: onder de nageltjes lederen of siliconen rondelletjes steken, dit om de ijzervraat tegen te gaan en opdat de spijkertjes er later gemakkelijk zouden kunnen uitgetrokken worden. Aan de bevestiging van het doek kan men geschiedenis afleiden: Is het werk volledig of ingekort: rand is ook beschilderd en verflaag is doorgesneden Op raam gegrondeerd en geschilderd: onder de rand nog resten van grondering en verf Oorspronkelijk spieraam: de gaten in het doek komen overeen met de gaten in het raam Spanguirlandes = geen schade aan het doek, maar een logisch gevolg van het opgespannen doek. Ter hoogte van de bevestigingspunten van de spijkers zit het doek vast. Tussen twee opeenvolgende bevestigingspunten zit het doek los en kan op die plaats ontspannen. Dit gaat gepaard met een vormverandering van het doek. Elk oud doek zou spanguirlandes moeten hebben, het ontbreken ervan kan wijzen op een inkorting om het doekje vlugger verkoopbaar te maken. Voorbereiding doek Zuiver linnen weefsel is geen ideale ondergrond om verf op te hechten, het doek moet eerst voorbereid worden: 6
  • 7. samenvatting Ontdoen van apprêt = een oppervlakkige zetmeelimpregnatie. Als het zetmeel niet verwijderd wordt, komen de opgelegde verflagen gemakkelijk los van het doek omdat de zetmeelhoudende laag gemakkelijk water opslorpt, de zetmeelmoleculen verliezen hierdoor hun onderlinge samenhang en ze gaan in het water zweven met een oplossing van het stijfsel als gevolg Warm water zal het solvatieproces versnellen en 1uur onderdompeling in water is doorgaans voldoende om de apprêt te verwijderen Ontdoen van de inwendige spanning = gecreëerd door het weven en het nadien oprollen, (er worden trekkrachten op het doek uitgeoefend) en nadat het doek op een raam wordt gespannen zou er een ontspannen toestand kunnen optreden (relaxatieproces) Linnen en katoen bestaan uit cellulosemoleculen. Water doet de ketens uit elkaar dringen waardoor de onderlinge binding verzwakt. Voorimpregneren = om de hechting van de verflaag te verbeteren. Het geweven doek is poreus. Of de verf gaat er zich oppervlakkig op hechten (gering contact met weefsel) Of de verf gaat er zich optimaal aan vasthechten door een capillaire inwerking, hier kans op verlies kleurkracht verf doordat ze in het weefsel gezogen wordt. Verf bestaat uit bindmiddel (vloeibaar) en pigment (korrel). Het bindmiddel zorgt voor de samenhang van de verf, de hechting van de verf en heeft een invloed op de kleurintensiteit. De kleur van de verf wordt bepaald door het pigment, dat beïnvloed wordt door de lichtbrekingsindex van het bindmiddel. Wanneer het doek de verf opzuigt, dringt het bindmiddel in het doek, pigmentkorrel blijft op het doek achter = verf verliest zijn samenhang = bindmiddel is weg en pigmentkorrel (droge verf) blijft over, welke gemakkelijk loskomt. Komt vrij veel voor bij modernen daar zij graag op ongeprepareerd doek werkten. Het zuivere pigment geeft een andere kleur door het wegvallen van het bindmiddel. De poreusiteit van het doek wordt ongedaan gemaakt door de capillairen te sluiten, dit kan gebeuren door de inwerking van het bindmiddel, maar dit is niet altijd de goede keuze. Lijnolie als bindmiddel (olieverf) wordt hard t.g.v. oxidatie en lijnolie wordt hard door zuurstofopname. Insluiten van zuurstof kan een permanente aanwezigheid van actieve zuurstof veroorzaken. Zuurstof zal dus het oxidatieproces versnellen waardoor het doek aan sterkte verliest. Als impregneermiddel wordt reeds lang dierlijke lijm gebruikt. Bestaat overwegend uit collageen, is bindend product in dierlijk weefsel (huid, beenderen), wanneer langdurig verhit ontstaat gelatine. 2% lijm opgelost in water vormt na afkoeling een stijve gel. Als dierlijke lijm warm aangebracht wordt, dan wordt de waterachtige oplossing opgenomen door het doek samen met de daarin opgeloste collageenmoleculen. Na verdamping van het water blijft die lijm als een buigzame vaste stof achter tussen de vezels. Het doek is nu gelijmd en niet meer poreus. Het lijmen van het doek gebeurt na verwijderen van het apprêt terwijl het opgespannen is. Naast dierlijke lijm gebruikt men vandaag ook polyvinylalcohol. Op een voorgelijmd doek kan men met verschillende verven schilderen. Het reliëf van de structuur geeft een extra dimensie Doch doorgaans wordt een grondlaag (= gronderen van doek) aangebracht met als functie de oneffenheden egaliseren, het bevorderen van de hechting verf en beïnvloeden oppervlaktestructuur schilderij. Oorspronkelijke bedoeling was het doek op een houten paneel laten lijken. 7
  • 8. samenvatting In deze laag vinden de meeste schaden hun oorsprong. Tekortkomingen in deze laag kunnen moeilijk worden behandeld en verkleuringen in de grondlaag kunnen uiterlijk schilderij beïnvloeden. M.E. : grondlaag was meerdere lagen, was dus dikker dan verflaag Functie: lichtreflector 17de eeuw: grondlaag had als functie alleen het dichten van de poriën 19de eeuw: industriële manier van gronderen kwam op gang grondering = bindmiddel + vulmiddel + doorgaans wit pigment in verschillende lagen aangebracht = soort dikke verf dat na droging gemakkelijk kan geschuurd worden om een glad opp. te verkrijgen. Het vulmateriaal: gips, krijt, loodwit of gekleurd (gebrande aarde) Bindmiddel: dierlijke lijm, drogende olie of hars Twee gronderingen van historisch belang Lijmgrondering, bindmiddel is lijm, = zachte grondering Hard, maar kan men goed schuren Oliegrondering , bindmiddel is olie, blijkt heel lang flexibel, maar wordt finaal heel hard Samenstelling van schildersgronden volgens historische schilderstraktaten 10-12° eeuw: Theophilus: beschrijving van gips- en krijtgronden in M.E., werden tot in 19de eeuw gebruikt en weinig veranderd. Gips/krijt werd metsteen fijn gewreven en met dierlijke lijm vermengd. Dit werd aangebracht in verschillende lagen. Lijmgronderingen Gipsgrond: Cennini beschreef in traktaat de techniek van Giotto Op hout dikke laag met als vulstof grove gips (gesso grosso) Daarop 2 lagen met fijne gips (gesso sotile) Gesso is in Europa de oudste voorbereiding voor een drager Gips is een natuurlijk voorkomend mineraal en wordt gemalen om tot vulstof in de grondering te dienen. Wordt vooral gebruikt ten zuiden van de Alpen Krijtgrond: i.p.v. gips wordt krijt gebruikt, vooral in het noorden van de Alpen De vulstof is dus een element waarmee men de herkomst kan terug vinden. In Duitsland en de Nederlanden werd krijtgrond gebruikt tot eind 16de eeuw In Holland en Vlaanderen gebruikte men witte krijtgrond nog op houten panelen tot midden 17de eeuw. Er werd een dunne okerkleurige of geelbruine laag (imprimatur) over gezet. Waarom werden sluitlagen gebruikt? Krijt- en gessogronden zijn nog vrij poreus, dit gaf soms problemen met de olieverf doordat de olie van de verf in de grondering trok (= wegslaan van olie) De preparatielaag moet daarom minder absorberend gemaakt worden. Er wordt dus een laag dierlijke lijm of een laag drogende olie voorzien, soms gebruikte men afgeroomde melk, het waren dan de melkeiwitten (caseïne) die laagvormend en poriënvullend optraden. Een zeer goede sluitlaag = de G.Tudor Hart sluitlaag 8
  • 9. samenvatting Lijnolie + eigeel + wateremulsie + 1/1 zinkwit/loodwit, dit verdund met water, werd de eerste laag. De tweede laag werd onverdund aangebracht Na enkele dagen drogen werd de laag geschuurd en men verkreeg een zeer fijn halfmat opp. Werd vooral gebruikt in de Angelsaksische landen. Ook werd soms vernis als sluitlaag gebruikt: damar; mastix; zijn eindvernis, maar kunnen ook gebruikt worden om een isolatielaag aan te brengen; Doch opletten dat de laag niet volledig gesloten wordt, daarom na het instrijken, vlug met doekje terug afwrijven. Anders creëert men een glad opp. en dit is zeer slecht voor een goede verfhechting Alcoholvernis werd ook soms gebruikt. Effect van schilderen op lijmondergrond (= krijt- of gipslaag) Met een lijmgrondering kon men van het absorptievermogen gebruik maken om een mat opp. te bekomen. Dit effect werd bereikt als men er de verf niet te dik op lei. Matheid gaf soms een bijzonder optisch effect dat tijdens restauratie moet behouden blijven. Het grootste nadeel van een lijmgrondering is zijn brosheid (= hard aanvoelen en toch gemakkelijk breekbaar). Door additieven toe te voegen ( groene zeep, honing, stroop, glycerine, ...) probeerde men dit te vermijden, maar deze additieven verhoogden de watergevoeligheid van de grondering (water uit de lucht trekken); heeft invloed op het gedrag van het doek. En de additieven konden uitkristalliseren op de verf (= doorbloeden van de grondering) Ook glycerine ging na lange tijd doorbloeden. Zeep werd na de eeuwwisseling (19de-20ste) veel gebruikt en veroorzaakte door de alkalinitiet-hydrolyse van de lijnolie van de verf een reactie zodat het schilderij zich irreversibel ging nadonkeren (stof aantrekken en vasthouden) Halfkrijtgronden = minder absorberend, werd vooral in de 19de eeuw gebruikt. Verschillende lagen werden dun aangebracht, zonder sluitlaag kunnen ze na 1 nacht drogen reeds beschilderd worden. (gelijke hoeveelheid krijt + zinkwit met een zelfde hoeveelheid afgekoeld lijmwater + 1/3 lijnolie drupsgewijs toevoegen onder voortdurend roeren Oliegrond = vrij vochtongevoelig Lijmgronden zijn minder geschikt voor doek omwille van hun brosheid en hardheid. Lijnolie zou beter zijn: wordt zeer langzaam hard, de doorhardingstijd kan 50 tot 70 jaar duren In Venetië werd oliegrond tamelijk veel gebruikt, daar het daar zeer vochtig is. Vooral in de 17de eeuw veel gebruikt, wordt heel dun aangebracht, liet dus de textuur van het doek nog doorschijnen, oliegrond wordt op een met lijm voorbehandeld doek aangebracht In de tweede helft 19de eeuw ontstonden voorgegronde standaarddoeken Voorgegronde doeken zijn herkenbaar aan de grondering die doorloopt overheen de rand van het doek. Op de snede van het doek is de grondering te zien met een vergrootglas Voorgegrondeerde doeken kennen geen spanguirlandes De grondering is ook te zien onder de spijkerkoppen. Het nadeel van gronden met olie heeft als grootste nadeel de lange droogtijd. Het drogen van de olie is een chemisch proces, er werden dus drogingsversnellers aan toe gevoegd = siccatieven. Ze versnellen de zuurstofopname en de polymerisatie van de lijnolie. Siccatieven versnellen het donker worden van de verf. Loodwit toegevoegd aan lijnolie als pigment (zeer wit) en als vulstof (versnelt oxidatie), was zeer duur en werd dikwijls versneden met krijt. 9
  • 10. samenvatting De 19de eeuw is gekenmerkt voor zijn gebrekkig geprepareerde doeken : grootste probleem van oliegronden was de gebrekkige hechting van de verflaag omdat ze gesloten waren. (puimen en schuren konden daarbij helpen) Olie-arme lagen noemt men arm Olie-rijke grond is vet Steeds een vette op een magere laag !!! niet andersom, anders droogbarsten! Zuivere oliegrondlagen werden zelden gebruikt. Meer gebruik van lijnolie-emulsies: verzekerden een vrij flexibele, matte grondlaag Een gekleurde grondering had een invloed op kleureffect: de kleur van de grondlaag was belangrijk voor de kleurwerking en het koloriet van het schilderij Imprimaturlaag = dunne laag over de grondlaag Drogende olie vermengd met een kleine hoeveelheid loodwit of een Andere kleur Italiaanse betekenis: een dekkend aangebrachte, gekleurde grondering (1460: Averlinio) Primeursel: transparant, aangebrachte kleurlaag op een witte grondering 10
  • 11. samenvatting Scheikundige & natuurlijke begrippen Oplossing = homogeen mengsel van 2 of meer substanties, die gesplitst zijn tot op moleculaire grootte. De term wordt gebruikt voor een vloeistof waarin een vloeibare component in overmaat voorkomt en de andere opgeloste stof vast, vloeibaar of gasvormig is. Dispersie: de stoffen in een dispersie hebben geen enkele oplosneigingen t.o.v. elkaar = mengsel van 2 stoffen waarvan de ene stof zeer fijn verdeeld is in de andere vb: rook = stof in lucht (gas) water + boter emulsie (vloeistof in een vloeistof) mist (vloeistof in gas) Suspensie: colloïdaal mengsel (= fijn verdeeld) van een fijn verdeelde vaste stof in een vloeistof vb. Troebel water (= een vaste stof in een vloeistof) emulsie = een dispersie van 2 vloeistoffen die niet in elkaar kunnen worden opgelost vb. Melk = emulsie van vet in een waterig medium. Polymerisatie = vorming van macromoleculen Kleine eenheden worden aan elkaar geschakeld zonder dat de samenstelling van de eenheden veranderd wordt. Een eenheid is een monomeer, de aaneenschakeling gebeurt d.m.v. een kettingreactie Het resultaat is een polymeer Verf = bedoeld om aan een opp. een bepaalde kleur te geven door er een gekleurde laag overheen te zetten Die laag moet goed verbonden zijn met het onderliggend opp. en moet voldoende weerstand hebben om te weerstaan aan chemische en mechanische invloeden waaraan het gekleurd object normaal onderworpen is. Opbouw verf: bindmiddel: zorgt voor de vorming van de droge verffilm, het is de vloeibare fase die na het filmvormingsproces zal verharden. De andere verfbestanddelen worden ermee gebonden waardoor de verf aan de ondergrond gaat hechten. Oplosmiddel = vluchtige vloeistof die ervoor zorgt dat het bindmiddel verwerkbaar is. Het bepaalt de vloeibaarheid van de verf Pigment: kleurend bestanddeel van de verf, = poeder dat onoplosbaar is in het bindmiddel en voldoende kleurkracht heeft om de kleur van de ondergrond te verbergen Hulpstof = stof die speciale eigenschap aan verf geeft: vulstof, siccatief, weekmaker,… Filmvorming = van een vloeibaar iets overgaan naar een gedroogd iets. De noodzakelijke macromoleculen komen in de gedroogde verflaag terecht. Kan in 2 principes: fysische droging en chemische droging 11
  • 12. samenvatting Fysische droging = natuurkundig proces (geen chemische reactie) = reversibel proces,(het onveranderde bindmiddel kan weer worden opgelost in het oorspronkelijke oplosmiddel) de fysisch drogende bindmiddelen bestaan van bij het begin uit grote macromoleculen, lange ketenmoleculen Bij droging van zo’n fysisch drogende verf, vindt alleen de verdamping van het oplosmiddel plaats Het bindmiddel blijft in de vorm van een chemisch onveranderde lange ketenmolecule als een film achter. Kenmerken: zeer snelle droging (alleen bepaald door verdampingssnelheid) Matige tot slechte vulkracht (gedroogde laag is gering) Er is veel oplosmiddel Nodig om de grote macromoleculen oplosbaar te maken, na de droging blijft er slechts weinig verf over. Goede film eigenschappen: dicht opeengestapelde, lange, flexibele Ketenmolecule, goede hardheid, goede dichtheid, goede flexibiliteit Vb. Arabische gom, aquarel en acrylaat Emulsieverf: bijzonder geval van fysische droging: de reversibiliteit is weg! Bindmiddel = kleine bolletjes, gedispergeerd in water, bij droging verdampt het water Bolletjes komen dichter bij elkaar te liggen. Chemische droging Proces waarbij de noodzakelijke macromoleculen tijdens de droging door een scheikundige reactie uit kleinere moleculen gevormd wordt. Het bindmiddel ondergaat een chemische verandering en is daardoor irreversibel. De oorspronkelijke eigenschappen gaan verloren. Het is dus onoplosbaar geworden in het oorspronkelijke oplosmiddel. Kenmerken: trage droging: bepaald door: verdampingssnelheid oplosmiddel Snelheid van de chemische reactie Kan versneld worden door verhoging t° Toevoeging reactieversnellers Goede vulkracht: er blijft een behoorlijke laagdikte over Goede mechanische eigenschappen: duurzaamheid en resgentie-eigenschappen Indeling: de oxidatief drogende: hierbij is zuurstof uit de lucht nodig om de chemische reactie te laten Verlopen, = olieverf, alkydverf De zuiver chemisch hardene, de twee-componentenproducten : de chemische reactie gebeurt door het samenvoegen van de twee componenten juist voor de verwerking, vb: polyester Drogende oliën: behoort tot de groep van de lipiden (vetten), lipide komt voor in vaste toestand (was) en in vloeibare toestand (olie) Eigenschap = doorzichtige plekken vormen op papier Drogende olie = belangrijk bindmiddel en meest voorkomen in de geschiedenis van de schilderkunst 12
  • 13. samenvatting = van plantaardige oorsprong die door opname van zuurstof oxideert en verder polymeert tot een min of meer elastische substantie wordt niet hard door verdamping oplosmiddel, maar door een chemische reactie van luchtzuurstof in de olie. Dit hardingsproces is niet onomkeerbaar. Door de inwerking van zuurstof vergroot het volume van olie De meest voorkomende drogende olie = lijnolie, gewonnen uit de vlasplant Lijnolie neemt zuurstof op tijdens het drogen, het volume vermeerdert daardoor, op die manier kan rimpeling van het verfopp. ontstaan Dit kan men verhelpen door de lijnolie te vervangen door standolie Voor de polymerisering van standolie = minder zuurstof nodig, het gevaar van rimpelen verkleind dus. Standolie = lijnolie dat gedurende 5 à 6 uur verhit werd op 300°C onder afsluiting van lucht = gedeeltelijk gepolimeriseerde lijnolie = helder van kleur; vergeelt weinig Droogt heel traag: borstelstreken verdwijnen: spiegelgladde opdroging: goed voor glaceringen Siccatief = een product dat het droogproces sneller laat verlopen, het oxidatieproces en polymerisatieproces van de lijnolie verloopt op die manier wat sneller. Meestal op basis van metatelionenen zoals mangaan, kobalt en lood Handgeperste lijnolie = het best voor kunstenaarsverf = meest gebruikt doorheen de geschiedenis Eenvoudige raffinage: olie wordt koud uit de zaden geperst: helder Wordt in vaten opgeslagen, vuil zinkt Schaars Warmgeslagen lijnolie: gemalen zaden worden verhit en hieruit wordt de olie geperst = troebeler en donkerder men moet grondig raffineren Andere drogende oliën = zonnebloemolie: helder; trage droging Papaverolie: vlug barstjes na droging door volumeverandering Notenolie: trage droging, verven bewaren niet, ze worden ranzig Gebleekte lijnolie = gewone lijnolie door lange blootstelling aan de zon gebleekt, niet stabiel Minder gebruikt voor kunstenaarswerk Zuiden van de Alpen: meer notenolie gebruikt Noorden van de Alpen: meer lijnolie Eigenschappen van droge lijnoliefilm = zeer resistent tegen chemische invloeden De weerstand is afhankelijk van de graad van polymerisatie Jonge olieverffilm is nog niet volledig gepolymeriseerd en zal nog gemakkelijk oplossen in tal van solventen (organisch oplosmiddel, agressieve chemicaliën zoals white-spirit of terpentijn) Lijnoliefilms drogen kleefvrij op 5 à 8 dagen. Dit proces kan 2 dagen vervroegd worden door gebruik van een siccatief. Het polymerisatieproces duurt veel langer (1 jaar), tenslotte verloopt de doorharding tot ongeveer 50 jaar. Tempera = verf op basis van proteïnen 13
  • 14. samenvatting (eiwit) = product van dierlijke oorsprong Onoplosbaar in water Kleefkracht temperen = klaarmaken van verf temperaverf = schilderkunst voor de invoering van olieverf wordt bereidt met waterige en olie- en harshoudende bindmiddelen men onderscheid ei-, caseïne-, rubber- en wastempera tempera droogt heel snel. Vloeibare overgangen kunnen alleen bereikt worden met behulp van uiterst kleine veegjes en puntjes verf op basis van synthetische harsen Synthetische verven werden ontwikkeld in de 20ste E. Het verouderingsprocédé is nog ongekend Meest gebruikte: Acrylverf: Acrylhars = in 1901 ontdekt in Duitsland, in 1930 als commercieel product op de markt gebracht in Amerika, acrylverf = meestal op waterbasis, gemakkelijk te verdunnen met water = een fysisch drogende verf: sneldrogend, achteraf niet meer oplosbaar = dispersie waarbij acrylhars in waterig medium verdeeld is De verschijning van kleur Er zijn witte, zwarte: de ongekleurde pigmenten en gekleurde pigmenten: Alle zijn kleurrijk! Een lichtstraal dat door een prisma gaat en geprojecteerd wordt op een scherm laat een spectrum zien = kleurrand met ononderbroken kleurovergangen, het zijn dezelfde kleuren als de regenboog = spectrakleuren De verschillende lichtstralen dat het witte licht bevat, wordt door het prisma gebroken, ze wijken af van hun oorspronkelijke richting: de rode het minst, de blauwe het meest Wit licht is door regenboogkleuren samengesteld want als men die verspreidde lichtstalen door een verzamellens sturen ontstaat op het scherm wit licht Eigenschappen pigmenten Kleurvermogen: wit pigment kan gekleurd, zwart en grijs pigment lichter maken Gekleurd pigment kan wit pigment kleuren Zwart pigment kan wit pigment lichter maken Dit alles wordt bepaald door de deeltjesgrootte De kleurkracht daalt als de grootte van de deeltjes stijgt Dekkend vermogen: verf kan in droge toestand de schildersondergrond onzichtbaar maken Glacerend vermogen: verf kan in droge toestand de schildersondergrond kleuren, maar de structuur Door de opgebrachte verflaag laten schijnen 6 factoren van dekkend vermogen: korrelgrootte pigment: hoe kleiner deeltjes, hoe meer dekkend Hoe kleiner, hoe groter samenhang en Dichtheid, hoe meer licht gereflecteerd wordt structuur pigment: glacerende verfstoffen hebben een amorfe Structuur, dekkende verfstoffen zijn meestal kristallijn; de kristallijne structuur heeft een gunstige invloed op de dekkracht 14
  • 15. samenvatting aanwezigheid kristalwater/chemisch gebonden water: oker, omber en sienna bevatten dit, bij het branden verliezen ze dit water en veranderen van kleur ze worden donkerder en dekkender hoeveelheid bindmiddel: hoe meer bindmiddel, hoe transparanter het bindmiddel laat licht door dikte verflaag: dekkende verf licht aanbrengen is transparant transparante verf dik aanbrengen is dekkend verschil in brekingsindex tussen pigment en bindmiddel: hoe groter het verschil, des te dekkender is de verf brekingsindex = de maat van het lichtbrekingsvermogen waarmee men kan aangeven hoe sterk een lichtstraal gebroken wordt, wanneer deze vanuit de lucht een andere stof binnendringt Elke stof bezit een voor hem kenmerkend lichtbrekingsvermogen en daarmee een bepaalde brekingsindex Duurzaamheid: lichtechtheid = mate waarin pigmenten, verven en kleuren bestand zijn tegen de inwerking van het licht, vooral U.V. een pigment is lichtecht wanneer het niet van kleur verandert na 600 uur zonlicht pigmenten in olieverffilm = lichtechter; het bindmiddel is een drogende olie en heeft een beschermende functie bij een lijmverflaag is het pigment omgeven met lucht welke een mindere bescherming biedt. Luchtechtheid: lucht bevat waterdamp Sommige pigmenten trekken water aan en vormen een watermantel Het verband met het bindmiddel wordt zo verbroken en de verf kan beginnen poederen. Oplosmiddelechtheid: pigmenten moeten onoplosbaar zijn zodat ze noch bij het aanbrengen van een vernislaag, noch bij het verdunnen gaan oplossen. Zeepvorming van actieve pigmenten: sommige verfpigmenten zoals loodwit, En zinkwit hebben een basisch karakter en kunnen daarom met de in olie zittende zuren een reactie vormen Pigmenten 15
  • 16. samenvatting Blauwe pigmenten: hadden een merkwaardige betekenis in Middeleeuwen Blauw was tegenpool van vermiljoenrood van de gewaden = kleur van mantel O.L.V. straalde rijkdom en voornaamheid uit (blauw van de hemel) niet iedereen mocht blauw dragen bevestiging van katholiek geloof tegenover heidense purper. Natuurlijk ultramarijn : Lapis Lazuli, verwijst naar herkomst van over de zee Gewonnen in o.a. Afghanistan Belangrijke kleurstof, gewonnen uit een halfedelgesteente = kostbare verfstof ; zeer lichtecht wordt afgebroken in een zuur milieu geen grote dekkracht enkel glacerend werken Ultramarijnziekte: sterke vochtinwerking op ultramarijn Met olie als bindmiddel kan de Verbinding tussen pigment en Bindmiddel verstoren Komt alleen bij echt ultramarijn voor Synthetisch ultramarijn: in 1828 ontdekt; 1830: eerste manufactuur in Fr. = namaak van Lapis Lazuli, moeilijk te onder- scheiden van de echte chancis = witte troebeling op synthetische ultramarijn, in vochtige atmosfeer neemt het synthetische ultramarijn water in zijn structuur op en in droge omgeving geeft het terug water af. Het vrijkomende water verdampt doorheen De verf- en vernislaag, het water in het vernis zal die doen troebelen azuriet: belangrijk blauw, natuurlijk pigment op basis van koper. Ontgonnen in de kopermijnen van Hongarije Blue verdites: kunstmatig pigment Kobalt blauw: in Wenen ontdekt in 1775 Weinig dekkracht, wordt vooral glacerend aangebracht Smalt: kobaltpigment, was reeds bij de Egyptenaren gekend Pruisisch blauw = diepblauw pigment Cureleumblauw: enige goed dekkend blauwe pigment Neigt naar groen, veel gebruikt voor luchtpartijen Groene pigmenten: verdigris: verzamelnaam voor koperacetaten van verschillende scheikundige samenstelling goede lichtechtheid tast cellulose van papier aan, wanner hierop gebruikt. 16
  • 17. samenvatting Koperresinaat : groene glaceerverf Groene aarde: natuurlijk pigment ontstaan door verwering van mineralen Malachiet: mineraal Vert émeraude: glacerend pigment, goede kleurkracht Hoge brillance, lichtecht Kobaltgroen: goede lichtechtheid Emeraldgroen = giftig Scheele’s groen: donkert na Gele pigmenten: gele oker/sienna naturel: oudste meest gebruikte verfstof; Zie prehistorische grotschilderijen Zijn 2 pigmentsoorten dat verweringsproducten zijn van ijzerhoudende gesteenten en mineralen Kleur- en dekvermogen hangen af van ijzergehalte Lichtecht en bestand tegen water Loodtingeel: korrelig, citroengeel pigment Weinig gebruikt: belangrijk in 15de-17de eeuw Aanwezigheid ervan = belangrijk gegeven van datering: Niet na 1940, dan wel voor 2de helft 18de eeuw Napels geel: frequent gebruikt vanaf 18de eeuw; Verdrong het loodtingeel en werd op zijn beurt verdrongen door het cadmiumgeel uitstekend dekkend vermogen matig kleurvermogen licht- en kalkecht Auripigment: helgeel pigment Bestaat uit zwavelarsenicum (bekend in oudheid) Gebruikt op 12-13de eeuwse panelen Giftig; droogde niet snel en kon moeilijk met andere pigmenten Gemengd worden Chroomgeel: goede dekkracht, goed kleurvermogen Niet bestand tegen licht Schadelijk Cadmiumgeel: tegenwoordig een goede lichtechtheid Goed dek- en kleurvermogen Kan met alle pigmenten gemengd worden Rode pigmenten: vermiljoen: cinnabar wijst op het kristallijne product dat in de natuur voorkomt Komt uit de leisteensoort 17
  • 18. samenvatting Vermiljoen verwijst naar het kunstmatige pigment Heeft weinig bindmiddel nodig Uitstekend dekvermogen Goede kleurkracht Geen goede lichtechtheid Rode oker: natuurlijk rood pigment Qua samenstelling lijkt het op gele okers Lichtecht In alle technieken toe te passen Verdragen alle pigmenten Kraplak : vroeger bereid uit de wortels van de Zuid-oosteuropeaanse meekrap Heel de geschiedenis gebruikt als glacis op een dekkend rood om de kleur een grotere intensiteit te geven; hoge bindmiddelbehoefte Alizarine = kleurend bestanddeel van kraplak Winsor&Newton brengt aquarel op de markt met synthetische alizarine De natuurlijke wortelkraplak is verdrongen Goed bestand tegen water-olie en oplosmiddelen, traag drogend Briljant van kleur, goede lichtechtheid, geringe deeltjesgrootte Karmijn: geproduceerd door vrouwelijke schildluizen welke op bepaalde Cactus soorten leven, de kleurstof lijkt chemisch sterk op kermeskleurstof = vrouwelijke schildluizen die op de kermeseik leven, produceren rood kermessap = crimson: verdrongen vanaf 16de eeuw bruine pigmenten: omber: wordt gedolven uit verweringsgesteenten, zijn kleurschakeringen variëren van donker tot diepbruin hoe groter mangaangehalte, hoe groter de dekkracht toe te passen in alle schilderstechnieken verdraagt alle pigmenten Kasselbruin: komt van bruinkool heeft veel olie nodig, droogt daardoor zeer traag dik opgebracht blijft het lang zacht en kunnen overschilderingen harder door drogen cracqueleren Sepia: komt uit klier van de inktvis, wordt uitgestoten bij gevaar, de klieren worden gedroogd en vermalen of het eigenlijke pigment wordt uit de klieren opgelost; het laatste is kwalitatiever behoorlijk lichtecht, vooral gebruikt bij aquarel zwarte pigmenten: beenderzwart: verkregen door droge distillatie van ontvette beenderen Roet: zuivere koolstof, erg fijne korrel grootste kleur- en dekvermogen van alle zwarten veel olie nodig, droogt dus heel traag Ravenzwart: verkregen door verkoking van druivenpitten Rijk aan koolstof, veel bindmiddel nodig 18
  • 19. samenvatting Zeer lichtecht Kan in alle technieken en met alle pigmenten gebruikt worden Lampenzwart: oorspronkelijk roet van olielampen/ haardvuur Nu: verbranding van mineralen/plantaardige olie Hoge olieabsorptie, dus trage droging Witte pigmenten: loodwit: reeds in oudheid gekend = historisch, schildertechnisch en natuurwetenschappelijk belangrijk pigment was tot 19de eeuw het enige wit dat gebruikt werd loodwit vormt een reactie met de vetzuren van de in olieverf verwerkte Oliën en daardoor loodzepen vormen: deze versnellen de droging, maken de gedroogde verffilm ongevoelig voor vocht en verhoogt de elasticiteit, Hechtingsvermogen en de uitharding Bij ouder worden verliest het pigment zijn dekkracht = maatstaf voor Ouderdom Schadelijk, wordt dus niet meer toegepast Zinkwit: gemakkelijk van ander wit te onderscheiden: reflecteert onder U.V.licht; opvallende lichtkracht in zonlicht vormt met drogende olie zepen: droging wordt bevorderd bevat een geelachtige blauwe nuance titaanwit : na W.O. I op grote schaal toegepast = grootste dek- en kleurvermogen van alle witte pigmenten Bestand tegen zuren en alkaline Vernis = afwerking van schilderij; = een beschermende laag Heeft ook een esthetische functie: invloed op brekingsindex van het licht op de verflaag Maakt kleur dieper biedt geen bescherming tegen: gassen, kleurverandering pigment, zwavelinwerking, U.V.stralen het is geen hechtmiddel tg losliggende verfschilfers = kleurloos bindmiddel bestaat uit: - een oplossing van een kleurloos of weinig gekleurd hars in een oplosmiddel - oplossing van hars in lijnolie of ander drogende olie Medium = vernis dat aan verf wordt toegevoegd om de transparantie te verhogen verhoogde kans op nadonkeren en cracqueleren niet alle vernis is goed oplosbaar in olieverf, zo ontstaat een heterogeen systeem op de scheidingslijn tussen vernis en verf ontstaan spanningen die aanleiding geven tot barsten Een vernislaag kan slechts aangebracht worden op een betrekkelijk uitgeharde verflaag; 6m/1 jaar na voltooiing werk chancis = witte waas: zie synthetische ultramarijn bleuté = blauwe waas: verschijnt bij vocht als oorzaak op vernis 19
  • 20. samenvatting Venetiaans terpentijn = recentelijk hars = honingdik en licht bruingeel Damar = zeer helder; vrijwel kleurloos = uitstekende slotvernis; minder geel worden dan mastiek damarfilm is zeer broos ; laat zich gemakkelijk krassen schellak : wordt gebruikt in de restauratie = dierlijk hars; afscheidingsproduct van luis oplosbaar in alcohol; vrij donkere oplossing Een alcoholvernis levert een taaie laag, alleen in alcohol op te lossen Film = zeer immuun: om verflaag van ander te scheiden gebruikt elemi : goede weekmaker voor vernissen en voor bedoekingslijm lost op in alcohol moeilijk oplosbaar in benzine en white-spirit optische eigenschappen een vallende lichtbundel op een verf- of vernislaag kaatst gedeeltelijk terug = reflectie hoe meer licht gereflecteerd wordt, hoe meer glans de film vertoont De rest van het licht dringt in de film Bij de overgang van licht naar een ander milieu met een andere brekingsindex verandert de lichtbundel van richting = breking De optische eigenschap van vernis wordt bepaald door het molecuulgewicht en in mindere mate door de brekingsindex Vernis zorgt ervoor dat aan de lucht blootgestelde pigmentdeeltjes volledig ingebed worden. Vernis heeft een hogere brekingsindex dan lucht, de kleur van de verflaag wordt dus donkerder na vernis Vernis nivelleert microscopische oneffenheden in het verfopp. en vermindert daarmee het aan het oppervlak verstrooid licht. De glans en kleurverzadiging wordt op die manier verhoogd Om reflectie van het vernisverf grensvlak te voorkomen moet de vernis ongeveer dezelfde brekingsindex hebben als het bindmiddel van de verf Deel 2: inleiding Verschillende schadevormen: - schade-oorzaken i.v.m. schilderstechniek en gebruikte materialen - bewaring 20
  • 21. samenvatting - onoordeelkundige restauratie-ingrepen Vernieling= fataal en onherroepelijk vb. : overreiniging - schade door mens zelf aangebracht vergroting of verkleining verkleiningen gebeuren om beter verkoopbare doekjes te maken een verkleining is te merken aan de verderlopende schildering over de gespijkerde omslagrand ook het ontbreken van spanguirlandes kan een teken zijn van afsnijding De aan of afwezigheid van spanguirlandes is de enige bron van informatie wanneer doek van wel of niet afsnijding wanneer het doek bedoekt is of voorzien werd van een randbedoeking, waarbij men de oorspronkelijke bevestigingsranden heeft weggesneden. Schade door veroudering drager Weefsel, zowel linnen als katoen, bestaat uit vezels waarbij cellulose de chemische bouwsteen is Deze bouwstenen zijn onderhevig aan chemische invloeden van de omgeving o.a. oxidatie en aantasting door zuren afkomstig van luchtverontreiniging (zwavelzuur) De oxidatie en verzuring maken het doek breekbaar. Bij de minste vervorming gaan de vezels breken Vervormingen kunnen gebeuren door licht aanstoten van het gespannen doek of door pogingen om het ontspannen doek terug op te spannen. Dit laatste is een zeer veel voorkomende schade. Een vervorming veroorzaakt een breuk, welke pas na maanden kan optreden. Ter hoogte van de spanrand treedt ook veel breuk op, waar het doek over de rand van het spieraam buigt. Sommige oude spieramen hebben nog geen afgeronde randen. Doek wordt soms niet meer vastgehouden door spijkers: het roesten van de spijkers bevorderde onder de kop oxidatie van het doek Roesten tegen gaan door de klompnageltjes te voorzien van een vernislaag gebruik te maken van roestvrije (inox)nietjes Onder de klompnageltjes of nietjes een velletje siliconenrubber plaatsen Een verzwakt doek kan ook gaan scheuren door het indrijven van de spieën in het spieraam. Ter hoogte van het spieraam verkeert het doek meestal in betere staat, dit heeft te maken met het soort microklimaat dat ontstaat: vrij stabiel en constant: tussen spieraam en doek stilstaande lucht, minder snel optreden van oxidatie door de afname van zuurstofconcentratie; de verf zal hier ook minder craquelures vertonen en de kleurstoffen van het hout kunnen verkleuringen veroorzaken in de verflaag en daardoor kan de rand donkerder zijn dan de rest van het schilderij. Niet voorgelijmd doek kan krimpen, een voorgelijmd doek gaat iets uitzetten. Niet alleen vocht kan schade veroorzaken maar ook veranderingen in spanningen en t° kunnen onomkeerbare veranderingen in het schilderij teweegbrengen. Door de bewegingen in het doek, gaat de verf, die al in een staat van verharding is, breken. Dit wil zeggen dat er zuurstoftoetreding tot de draden is, waardoor plaatselijk nog verdere vervorming optreedt. Op de duur kan het licht erdoor schijnen en een duidelijk net van barsten vertonen. De zuurstof heeft langs voor- en achterkant toegang tot het doek: dit betekent een nog snellere oxidatie van de cellulose. 21
  • 22. samenvatting Stel dat dergelijk doek veelvuldig gevernist wordt om barstvorming en gevreesde verfonthechting tegen te gaan, dan zal het vernis door de verflaaf heen zich op de achterkant van het schilderij aftekenen. De draden, verdrongen van het vernis worden broos en verzwakken. Bedoeken biedt hierbij vaak de enige oplossing. Wanneer spanningswisselingen niet gelijkmatig over het doek geschieden dan kunnen plooien ontstaan in de hoeken. Het doek gewoon aanspieën biedt hier maar een korte oplossing. Het is beter het doek volledig van het raam te halen, vlak te maken en opnieuw op te spannen op eenzelfde of een nieuw spieraam. Verzwakking als gevolg van mechanische invloeden Oude doeken gaan onder plots optredende belasting vervormen meestal scheuren, jonge doeken hebben nog voldoende elasticiteit om na de vervorming terug te keren tot de oorspronkelijke toestand. Wanneer de vervorming zodanig groot is dat de elasticiteitsgrens werd overschreden dan zijn de hervormingen permanent. Stootschade toont een craquelépatroon, bv. Een slakkenhuis. Deze schade leidt zelden tot verder verval. Wel kan de verfonthechting in het gedrang komen, ook zullen gebroken weefseldraden moeten hersteld worden. Ernstige schade ontstaat wanneer het doek langs de achterzijde bestreken werd met lijnolie + siccatief Men hoopte op die manier vocht of agressieve dampen tegen te houden. Lijnolie neemt zuurstof op! Gaat oxideren, de film droogt + verhard! De oxidatie van lijnolie heeft een verhardende en destructieve invloed op het doek Een gelijkaardig effect doet zich voor wanneer de voorzijde van het schilderij meet barsten in de verflaag onregelmatig werd behandeld met lijnolie, zogezegd om de verf vast te leggen. De olie of vernis dringt in de barsten en impregneert op die plaatsen het doek. Gevolg = plaatselijke verharding en sterkteverlies. Een doek onoordeelkundig op een houten paneel plakken kan ook leiden tot verval van het doek (= maroufleren) men trachtte met deze handeling vervormde en gescheurde schilderijen vlak en weer stabiel te krijgen Helaas werd dikwijls witte houtlijm gebruikt, een dispersie met 50% water. Het water kroop in het doek en het paneel! vervorming en rimpelvorming De lucht helemaal verwijderen tussen paneel en doek is niet eenvoudig, luchtblazen blijven dus dikwijls zitten. Die verlijming is onomkeerbaar, het hout van het paneel zal dus volledig moeten weggeschaafd worden, met gevaar van beschadiging doek Onoordeelkundige restauratie van scheuren en gaten: kleven van een stukje schildersdoek aan de achterkant overheen de schade Een goed uitgevoerde herstelling mag zich niet aftekenen aan de voorkant, een aftekening kan het gevolg zijn van de hout- of contactlijm dat werd gebruikt. Deze materialen gedragen zich anders dan het linnen bij vochtinwerking en temperatuurverandering, gevolg: vervorming Ook een etiket met gegevens van schilderij en kunstenaar, gekleefd langs de achterkant van het schilderij kan vervorming veroorzaken door de gebruikte lijm; Een veel voorkomende schade is een uitgevallen spie, tussen lat en doek. Scheuren, per ongeluk veroorzaakt, bijvoorbeeld bij omvallen, veroorzaken in de delen naast de scheur een veel hogere trek belasting, daardoor kan blijvende vervorming optreden. Biologische schade Schilderijen op een vochtige plaats opgeslagen of tegen koude muur ophangen gaan schimmelen 22
  • 23. samenvatting De meeste schimmels brengen weinig schade aan het doek toe. De huiszwam is de meest gevreesde, zowel hout, als doek worden erdoor aangetast Eens de aantasting begonnen is, kan ze niet meer verholpen worden. Ook gedoubleerde doeken zijn gevoelig voor schimmelaantasting. Bij het opkleven van het verstevigingsdoek werden lijmen gebruikt die eiwitrijk zijn, ze zijn een perfecte voedingsbodem voor schimmels en bacteriën. Complexe schade aan de drager Schilderijen uit 18de en 19de eeuw zijn dikwijls bedoekt, was een algemeen iets, vaak onterecht Oude bedoekingen geschiedden met stijfselpap, welke vlug los kwam. Bij een bedoeking kan men de toestand van het oorspronkelijke linnen moeilijk controleren; Sommige doubleringsmaterialen zijn te zuur en veroorzaakten daardoor schade (bv.melasse) Gebreken met betrekking tot de preparatie en verflaag Een schilderij is opgebouwd uit verschillende materialen welke een ander verouderingsgedrag vertonen en verschillend reageren op externe factoren zoals vochtigheid en wisselende t° De schilder experimenteerde vaak met materiaal en techniek, wat kon uitmonden in vroegtijdig verval of onherstelbare schade Craquelé = meest opvallende ouderdoms- en veranderingsverschijnsel. Het patroon hangt af van verschillende factoren: veroudering materiaal, omgevingsomstandigheden, gebruikte schilderstechniek, hantering schilderij. Schilderslagen zijn onderhevig aan mechanische belastingen die worden veroorzaakt door telkens wisselende R.V. en temperatuur. Het wisselen van de R.V. leidt tot verandering in uitzetting, elasticiteit, de bindmiddelen in de verflaag en van de lijm als voorlijming gebruikt. Ontstaan van spanningen in schilderij heeft te maken met de laagsgewijze opbouw van een schilderij die aan elkaar hechten. Ontstaat er op een laag volumeverandering en de omringende lagen kunnen niet volgen dan ontstaat er een spanning dat kan leiden tot barstvorming Craquelé-vorming: onderscheid tussen craquelé-vorming ontstaan door interne spanning (structurele verandering in de verflaag) of door externe spanning (structurele veranderingen in de dragger, voorlijming en grondering) Bij filmvorming treedt volumeverlies op. De verffilm krimpt, zolang de verf voldoende plastisch is, geeft dit geen problemen, wanneer wel voldoende uitgehard komen interne problemen tot stand. Ouderdomsbarsten gaan tot op de drager, Ze hebben scherpe zijkanten en zijn niet breder dan 0,5 mm. Tijdens het drogen treedt volumeverlies op, in de loop van de veroudering treedt nog meer volumeverlies op, verder krimpen en de spanning neemt toe. De verflaag wordt harder en minder flexibel, is dus minder goed in staat bewegingen op te vangen. Ook de netwerkvorming van de macromoleculen neemt toe. Jeugdbarsten = krimpscheuren, gaan hooguit tot op de grondering. Ze hebben ronde, uiteenlopende zijkanten en kunnen een breedte hebben van 1 mm. en meer. Ontstaan: over een nog niet helemaal droge laag is en sneller drogende laag aangebracht De drager of onderliggende laag is te glad over weinig absorberend Aanbrengen van een te dikke verflaag Door aanwezigheid van bitumen in de laag van de onderschildering. Droogt nooit helemaal 23
  • 24. samenvatting Gebruik papaverolie Te veel siccatief Jeugdbarsten ontstaan meestal kort na het voltooien van een schilderij Soorten craquelé: penseelstreekvormige scheur Netvormige scheur Spinneweb-vormige scheur: concentrisch verlopen Rastervormige scheuren: in recht hoek t.o.v. elkaar scheuren, duidt op dunne Grondering Span- of spieraamcraquelé: o.i.v. klimaat in deze strook Waaiervormig craquelé Spiraalvormig Vergelen olieverfschilderijen: Primair vergelen : verdonkeringsreactie, het doe zich voor bij pas geschilderde werken bewaard in een donkere ruimte ; = reversibel ; vergeling verdwijnt wanneer terug in licht geplaatst Secundair vergelen = ouderdomsvergelend o.i.v. licht; niet onomkeerbaar vb. blauwe vlakken die nu groen lijken Crepering verf = blind worden = horizontal schadeverloop Verflaag vergrijst omdat het contact tussen bindmiddel en pigmentlorrel vermindert is en daardoor de lichtbreking verandert Ultramarijnziekte = intens blauwe kleur verliezen en witgrijs worden Waarschijnlijk onder invloed van wisselende luchtvochtigheid Rimpelen verflaag: oorzaak ligt in de schilderstechniek, wanneer veel olie gebruikt en weinig pigment Komt vooral voor in de dikke verflagen. Door zuurstofopname ontstaat een elastische verfhuid, de olie daaronder is nog niet geoxideerd. De vluchtige bestanddelen kunnen alleen ontsnappen via deze laag welke verslapt. De bovenste laag is te groot geworden t.o.v. de onderste laag en gaat dus rimpelen. Verlies dekkend vermogen: gebeurt tijdens het doordrogen, daardoor kan de ondergrond zichtbaar worden, gebeurde vooral bij loodwit. De oorzaak ligt in de verandering van de lichtbrekingsindex Vertroebeling glacis = door verhoging van de brekingsindex bij lijnolie, is dekkend worden van de glacis Verbleken en nadonkeren: treedt op bij natuurlijke verfstoffen Afglijden verflaag: vooral bij 19de eeuwse schilderijen, is natuurlijke fout in vette olie die na het eerste drogen terug week wordt. Desintegratie van de verschillende lagen: craquelé = verticale beschadiging in het schilderij, het verloopt door één of meerdere lagen. Horizontale beschadiging = het loslaten van de verschillende lagen t.o.v. elkaar Desintegratie kan: loslaten binnen de gronderingslagen Loslaten schilderslaag van dragger Loslaten verflaag van de gronderingslaag Loslaten kleurlagen onderling 24
  • 25. samenvatting Loslaten vernislaag van de verflaag Schotelvorming: 2 soorten: De randen van de afzonderlijke schollen gaan opstaan, drager wordt meegetrokken De randen van de afzonderlijke schollen gaan opstaan en maken zich los van de drager Blaasvorming: ontstaan door afname kleefkracht van het bindmiddel, of door verschillende werken van de verschillende lagen bij een wisselende luchtvochtigheid Blazen doen zich dikwijls voor tussen oorspronkelijke doek en bedoekingsdoek Brandblazen: vervorming ontstaan door sterke verhitting van het schilderijoppervlak (t° is + 75°C), veroorzaakt door brand, kaarsen, doubleren en door het gebruik van een te warme spatule De verflaag verweekt, de verschillende lagen worden gesplitst Als de verhitting niet te sterk is geweest, zal alleen de vernislaag beschadigd zijn. Beschadiging door zuren: = sterk oplosmiddelen, vb. Zwavelzuur, het schilderij verandert door aanraking in een stinkende, stroperige, opgezwollen massa, de schade is niet gemakkelijk ongedaan te maken en vergt ingrijpende restauratiewerken. Schade door insijpelend water: water afkomstig uit beton of metselwerk dat in aanraking komt met schilderijopp. Kan ernstige schade tot gevolg hebben. Het water loste de kalk op uit het beton en dit tast de verf- of vernislaag aan. (alleen op vernislaag kan verholpen worden) Beschadiging door micro-organismen: schimmels hebben een voedingsbodem nodig om zich te ontwikkelen. Bindmiddelen op basis van dierlijke lijm, caseïne en eieren zijn gevoelig voor aantasting door micro-organismen Vuil- en stofafzetting zorgen voor een hoger vochtigheidsgehalte op het oppervlak en kunnen als voedingsbodem voor micro-organismen dienen Overschilderingen 1)Schilder kan zelf werk gecorrigeerd hebben nadat het droogproces van de verf al was ingezet = pentimenti = de eerste versie blijft ongeschonden onder de overschildering en worden niet als beschadiging beschouwd. Pentimenti is niet altijd gemakkelijk te ontdekken en geven weinig schade daar er weinig tijd zit tussen eerste en tweede schildering worden aan het licht gebracht door röntgen foto’s of strijklicht Infraroodfoto’s kunnen ook overschilderingen aan tonen. Overschildering om een storend element weg te werken: preutsheid leidde tot overschildering van naakte delen. (toevoeging vijgenblad) is belangrijk gegeven voor geschiedenis Veel in de 19de eeuw uitgevoerd, vooral de kerkbezittingen Soms werden zelf de tekeningen eerst weggeschraapt om daarna te veranderen of te overschilderen. 2) aanpassingen van de compositie ( vooral in de 19 °E ) landschappen romantischer door toevoegingen van dieren en personages het onderzoek naar veranderlijke stijl en technieken was hier de boodschap 3) bij restauratie: vb invullen van verwijderde verflaag 25
  • 26. samenvatting Ook wordt de onmiddellijke omgeving aangevuld Als de retouche met olieverf gebeurde was dit niet reversibel ! Overschilderingen jonger dan 50 jaar kan men alles achterhelen door Uv-licht te gebruiken waar de vlekken donder kleurden, allen als een vernislaag erover gelegd was kon dit worden gecamoufleerd! Gebreken aan de vernislaag Doorsnee mening:  Glanzende vernis straalt een degelijkheid uit  vergelen of verbruinen is van ouderdom  vuiler worden  ouderdom Deze stellingen hebben al menige discussie voortgebracht aangaande restauratie of niet 1. vernis kan beschadigd worden ( moedwillig of niet ) door vb koffie – water – andere stoffen het gevolg is aantasting waardoor transparantie afneemt 2. onoordeelkundig reinigen vb verflaag komt in contact met huis tuin en keukenmiddelen zoals aardappelen – citroenen 3. verkeerde interpretatie van de kunstenaar en de eigenaar Mat uitzicht verwerken naar een blinkend uitzicht met het vernis 4. meubel- of parketvernis gebruikt = niet omkeerbaar = vlug vergelen = schubvorming door te sterke bindmiddelen of andere Vergelen van de vernislaag De verflaag vergeelt De harsachtige vernissen vergelen (=bruin tot gele sluier ) o Kleur van het werk verdwijnt en verandert tot een uniforme kleur o De uitdrukkingskracht gaat verloren Vernis vergeelt door de aard en de samenstelling o De natuurlijke harsen zijn onverzadigde bindingen + O2 geven gele oxidatieproducten o Vernissen met ketonen en acrylharsen vergelen nauwelijks o Alles met terpentijnoliën vergelen ernstig!!! Steeds moet men nagaan bij vergeelde vernissen of er sprake is van vergeeld vernis of van glacis!!! Dit kan je controleren bij de overgang achter het kader Vergeeld vernis werkt als UV filter!!! Blauw worden van vernis Dit verschijnsel is nog niet 100% verklaarbaar Stadia  eerst bruinachtige verkleuring  bij dikkere aanslag wordt die blauwachtig  vooral in steden zichtbaar en bij jonge vernislagen  licht activeert het proces  men vindt steeds ammoniumsulfaatkristallen Dit is een vochtabsorberend zout = vochtigere omgeving 26
  • 27. samenvatting Blauw ziekte;  bij vernissen met vluchtige bestanddelen  temperatuur stijgt door verdamping  temperatuur daalt bij het werk zelf  er treedt dauw op  er wordt vocht ingekapseld wat de vernis troebel maakt = blauwe schijn een remedie = vernissen bij hogere temperatuur aanbrengen of bij drogere luchtvochtigheid het verschijnsel komt terug indien je hebt over de vernislaag hebt gewerkt ! Blind slaan van vernis = creperen van de vernislaag Vluchtige bestanddelen van de vernis doen craquelé ontstaan = ander breukvlak gecreëerd waardoor een blindheid onstaat Dit is een normale veroudering van de vernislaag maar vocht kan dit erger maken!!! Indien het in de vernislaag alleen zit kan dit worden verholpen door de vernislaag te verwijderen en opnieuw aan te brengen Indien dit ook in de verflaag aanwezig is ( zie bindmiddel ) is dit niet op te lossen Broos worden van de vernis Binnen in de vernislaag zal de elasticiteit verzwakken door het vervliegen van de oplosmiddelen, vooral bij vernissen met natuurlijke basis. Bij vernissen van synthetische aard komt dit minder voor . Craquelé van de vernis Het barsten en scheuren van de vernislaag heeft als oorzaak  het onelastisch worden na verdamping van de oplosmiddelen  een reactie van de onderliggende verflaag  reactie van de drager Dit geeft een andere lichtbreking met gevolg een ander koloriet van je kunstwerk Vooral krimpscheuren vergeelt enorm en is moeilijk verwijderbaar Probleem de vernis sleurt onderliggende verflaag mee welke eilandjes vormen . vooral COPAL vernis of vernis met een teveel aan TERPENTIJN geeft dit effect! Ophopingen van vernis in reliëfs Plaatselijke ophopingen in reliëfs door het oneffen zijn oppervlakten Je moet de bedenking maken of het een vernisschade is of een glacis? Opletten bij reiniging Eerder vernisafname toepassen Onoordeelkundig vernissen 27
  • 28. samenvatting Direct na het verven vernissen houdt in dat de vernis droogt in de verflaag en eventueel pigmenten uit die verflaag opgenomen worden in de vernislaag. Hierdoor worden de 2 lagen ( verflaag en vernislaag )1 geheel Hierbij moet je bedenken dat dit (wel of niet) een vervuiling of een verkleuring is van de vernislaag Dit reinigen houdt in dat je een schraal afgewassen werk krijgt dat moeilijk te herstellen valt of met glacis overschilderen Oppervlakte vervuiling * Neerslag op de verf en/of vernislaag ten gevolge van  luchtvervuiling  vorige restauraties  van het schilderij zelf  biologische aantasting * Vuilafzetting op de vernislaag = makkelijk te verwijderen * Vuilafzetting in de poreuze verflaag = moeilijker te verwijderen  het geeft een grauwsluier  inkapseling van teer en tabak = gele sluier * Uitwerpselen van insecten kan zeer moeilijk te verwijderen zijn daar dit zeer goed hecht aan het schilderij vb door  etensresten  ammoniak  urinezuur  ureum  amoniazuren  fosfaten  sulfaten * Luchtverontreiniging = stof met zijn elektrisch geladen deeltjes en de luchtstromingen door verwarmingen Zeer belangrijke vervuiling door de submicroscopische en onzichtbare deeltjes! Denken we aan de columkrachten , de Van der Waalkrachten en zelf de waterstofbruggen kunnen hier een belangrijke rol spelen in de vervuiling van de vernisfilm en de verffilm. * Thermoforese= temperatuurverschillen brengen een luchtstroom te weeg aan stofdeeltjes, waar het stof zich dan neerzet op de meest koele plaats vb Buitenmuren Een glasplaat plaatsen is soms het beste alternatief maar  reflectie  microklimaat  de achterkant ook afschermen  slagvrij glas Let op bij reiniging van neergeslagen vuil 28
  • 29. samenvatting Daar het stof dikwijls in de verflaag zit door droging kan bij reinigen met chemicaliën de verflaag uitlogen = zeer schadelijk en niet herstelbaar 29