SlideShare a Scribd company logo
1 of 20
Download to read offline
Lichamelijke activiteit en risicofactoren voor hart- en vaatziekten bij
mensen met een dwarslaesie
Door:
Ghislaine Damen, Hogeschool Rotterdam
0796843
Opdrachtgever:
Karin Postma, Rijndam revalidatiecentrum
Projectbegeleider:
Perry Kanters, Hogeschool Rotterdam
2012
Literatuurstudie
1
Inhoudsopgave
1.INLEIDING ................................................................................................................................. 2
1.1 Wat is de aanleiding van deze studie? .............................................................................................. 2
1.2 Gezonde leefstijl, gericht op lichamelijke activiteit .......................................................................... 2
1.3 Risicofactoren HVZ ............................................................................................................................ 3
1.4 Wat is de doelstelling van deze literatuurstudie?............................................................................. 5
1.5 Vraagstelling...................................................................................................................................... 5
2. WERKWIJZE EN METHODEN.................................................................................................. 6
2.1 Zoekstrategie van literatuursearch (trefwoorden, databases) ......................................................... 6
2.2 Selectiecriteria................................................................................................................................... 6
3. RESULTATEN ........................................................................................................................ 7
3.1 Overgewicht: BMI / Percentage vetmassa / Buikomvang................................................................. 7
3.2 Bloeddruk .......................................................................................................................................... 7
3.3 Lipidenprofiel..................................................................................................................................... 7
4. DISCUSSIE................................................................................................................................. 9
4.1 Wat is het effect van lichamelijke activiteit op overgewicht bij mensen met een dwarslaesie? ..... 9
4.2 Wat is het effect van lichamelijke activiteit op de bloeddruk bij mensen met een dwarslaesie?.... 9
4.3 Wat is het effect van lichamelijke activiteit op het lipidenprofiel bij mensen met een
dwarslaesie…………………………………………………………………………………………………………………………………………1
0
5. CONCLUSIE............................................................................................................................. 11
5.1 Aanbeveling..................................................................................................................................... 11
2
1.Inleiding
1.1 Wat is de aanleiding van deze studie?
Dit literatuuronderzoek is onderdeel van het afstudeerproject ‘Vernieuwen van de dwarslaesiecursus
van Rijndam Revalidatiecentrum’ en dient als evidence-based onderbouwing van het project.
De dwarslaesiecursus biedt zowel de dwarslaesiepatiënten als hun familie / partners een breed
spectrum aan nuttige informatie, wat belangrijk is voor zowel tijdens als na het revalideerproces.
Gezien de omvang van het project, is het is helaas niet mogelijk alle onderwerpen die binnen de
cursus aan bod komen, in deze studie te onderbouwen. Daarom is ervoor gekozen één belangrijk
thema binnen het project centraal te stellen in deze studie, namelijk: “Het promoten van een
gezonde leefstijl voor dwarslaesiepatiënten”. De aanleiding voor deze keuze is ontstaan doordat de
therapeuten (tevens het lesgevend personeel van de cursus) inhoudelijk een gemis ervaren van
onderwerpen die de mensen leren over de gevolgen van gezonde en ongezonde leefgewoonten. Dit
heeft uiteindelijk geleid tot één van de doelstellingen binnen het project: Het implementeren van het
thema “Hoe blijf ik gezond?”.
1.2 Gezonde leefstijl, gericht op lichamelijke activiteit
Het is algemeen bekend dat het motiveren van een gezonde leefstijl, ofwel “gezondheidspromotie”,
de afgelopen decennia een steeds belangrijker middelpunt van de maatschappij is geworden.
Onderzoek heeft aangetoond dat een gezonde leefstijl, zoals voldoende lichaamsbeweging en een
uitgebalanceerd voedingspatroon, vele positieve effecten heeft op de gezondheid. Hiertoe behoort
onder meer risicovermindering van chronische aandoeningen zoals hart- en vaatziekten (HVZ).1
Het item ‘lichaamsbeweging’ is een belangrijk onderwerp in de wereld van ziektepreventie.
Onvoldoende bewegen is in Nederland jaarlijks verantwoordelijk voor naar schatting ruim 8.000
sterfgevallen (ofwel circa 6% van totaal aantal sterfgevallen).2
Met het stimuleren van lichamelijke
activiteit is veel gezondheidswinst te behalen. Vele onderzoeken hebben aangetoond dat regelmatig
lichamelijke actief zijn het risico op vele ziekten, waaronder HVZ, kan verlagen.3-10
In tabel 1 van de
Bijlagen staat een overzicht van persoonsgebonden factoren en ziekten waarop voldoende
lichamelijke activiteit zowel direct als indirect een gunstig effect heeft. Naar schatting voldoet slechts
56% van de Nederlandse bevolking van 12 jaar en ouder aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen
(NNGB).11
Daarom is het voor het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een
belangrijk doel om meer Nederlanders te laten kiezen voor een gezonde en actieve leefstijl. Zo steunt
het ministerie van VWS onder meer het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB), dat
bijvoorbeeld de campagne “30minutenbewegen” heeft ontwikkeld.12
Voorafgaand aan het
implementeren van deze interventie, heeft het NISB onderzoek gedaan naar wetenschappelijke
literatuur en onderzoeken op het gebied van actieve leefstijl en het verminderen van risicofactoren
voor HVZ. Op basis daarvan heeft het NISB een richtlijn ontwikkeld waarin zij adviseren minimaal vijf
dagen per week 30 minuten actief te bewegen, om het risico op onder andere hart- en vaatziekten te
verminderen. Hierbij zijn beweegnormen gesteld voor de intensiteit van de activiteiten voor de
3
“30minutenbewegen” zoals stevig doorwandelen, traplopen, huishoudelijke taken, dansen, fietsen
etc.. Kortom: Een heldere en wetenschappelijk onderbouwde richtlijn met genoeg specifieke
instructies voor de ‘valide mens’ om een gezonde en actieve leefstijl te kunnen inbouwen.
Hoewel bovenstaande richtlijn op een groot deel van de bevolking van toepassing is, mist het zijn doel
voor invalide mensen. Nochtans bestaat er vandaag de dag geen officiële richtlijn voor deze
doelgroep op het gebied van “actief zijn”. Dat betekent dat er tevens geen richtlijn bestaat voor
dwarslaesiepatiënten, terwijl het bekend is dat bewegingsinsufficiëntie juist één van de meest
voorkomende problemen is onder deze mensen.13,14
Bovendien blijkt uit zeer recente studies dat
hoge risicofactoren voor HVZ veelvuldig voorkomen bij mensen met een dwarslaesie. 15,16
Oftewel:
reden genoeg om ons af te vragen of lichamelijke activiteit onder dwarslaesiepatiënten ook invloed
heeft op risicovermindering van HVZ.
Deze literatuurstudie zal zich op dit onderwerp gaan richten, met als doel uit te wijzen wat het
aanbod en de kwaliteit is van wetenschappelijk onderzoek tot op heden op het gebied van
lichamelijke activiteit en risicoverlaging van HVZ onder mensen met een dwarslaesie.
1.3 Risicofactoren HVZ
Voorafgaand aan dit literatuuronderzoek, is het allereerst van belang te weten wat de risicofactoren
voor HVZ inhouden en hoe men deze risicofactoren kan vaststellen. Onderstaande informatie is
afkomstig van rapporten van de Nederlandse Hartstichting uit 2010.17,18
Kanttekening bij deze
informatie: Waarden die gebruikt worden voor het vaststellen van overgewicht en verhoogde kans
op HVZ, zijn gebaseerd op de algemene populatie mensen in Nederland. Er zal rekening gehouden
moeten worden dat er soms andere waarden gelden voor mensen met een dwarslaesie aangezien zij
met andere interne fysieke omstandigheden te maken hebben.
Uit onderzoek is gebleken dat het ontstaan van HVZ gerelateerd is aan ongunstige leefstijlfactoren
zoals roken, slechte voeding, overmatig alcoholgebruik en lichamelijke inactiviteit.19-22
De invloed van
deze factoren verloopt soms rechtstreeks, maar meestal via interne risicofactoren zoals overgewicht,
verhoogde bloeddruk en hypercholesterolemie. Wat deze risicofactoren inhouden, zal hieronder
verder worden toegelicht:
Overgewicht
Volgens de richtlijn van het Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg Centraal Begeleidingsorgaan
(CBO) “Diagnostiek en behandeling van obesitas bij volwassenen en kinderen”, wordt overgewicht en
ernstig overgewicht (obesitas) vastgesteld aan de hand van de Body Mass Index (BMI) én de
buikomvang. De BMI is al jaren een bekend meetinstrument voor het vaststellen van onder- /
overgewicht. De BMI wordt berekend door het gewicht (in kilo’s) te delen door het kwadraat van de
lengte (in meters). Als aanvullend diagnostisch criterium wordt tegenwoordig de buikomvang
voorgesteld. Het is namelijk aangetoond dat de buikomvang tevens als voorspellende factor voor het
risico op HVZ beschouwd kan worden.23,24
De buikomvang is te meten met een meetlint om de buik
tussen de onderste ribbenboog en het heupbeen. Zowel de BMI als de buikomtrek worden beiden
gemeten, omdat mensen best iets te zwaar kunnen zijn volgens de normen en toch geen overmatige
4
vetopslag in de buik hebben (bijvoorbeeld sporters). Anderzijds kan iemand met een gezond gewicht
wel degelijk last hebben van ongezonde vetophopingen (bijvoorbeeld inactieve mensen met een
buikje).
Precieze metingen kunnen uitsluitsel geven, maar daar is training en geavanceerde apparatuur voor
nodig. Beide maten in combinatie voldoen goed, omdat het over het algemeen geldt dat een
bepaalde lengte, meer lichaamsgewicht en een grotere buikomvang gepaard gaan met meer
vetopslag.25
Volgens de classificatie van de World Health Organisation (WHO) wordt overgewicht gedefinieerd als
BMI ≥ 25 kg/m2 en ernstig overgewicht (obesitas) als BMI ≥ 30 kg/m2. De WHO stelt tevens dat er
sprake is van abdominale obesitas indien de buikomvang groter is dan 88 cm bij vrouwen en groter
dan 102 cm bij mannen.26
Bloeddruk
Het bloeddrukniveau schommelt rond een gemiddelde waarde. De bloeddruk kan tijdelijk duidelijk
hogere waarden vertonen, door bijvoorbeeld een schrikreactie, maar dat is een normale
fysiologische reactie. Pas wanneer iemand gedurende langere tijd een bloeddruk heeft boven de
grenswaarde spreekt men van een verhoogde bloeddruk. Voor volwassenen is sprake van een
verhoogde bloeddruk ofwel hypertensie bij een bovendruk (systolische bloeddruk) van 140 mmHg of
hoger, en/of een onderdruk (diastolische bloeddruk) van 90 mmHg of hoger, en/of het gebruik van
bloeddrukverlagende medicatie. Personen met hypertensie hebben een verhoogd risico op coronaire
hartziekten, beroerte, hartfalen en vasculaire dementie. Het risico op coronaire hartziekten is bij
deze bloeddrukwaarden drie keer zo hoog. Bij ongeveer één op de vijf mensen met een hoge
bloeddruk is overgewicht de oorzaak. Andere risicofactoren voor verhoogde bloeddruk zijn een hoog
zout- gebruik, een lage consumptie van kalium, een lage consumptie van visvetzuren en lichamelijke
inactiviteit.17,27
Lipidenprofiel
Door middel van bloedtests af te nemen, kunnen vetwaardes in het bloed worden vastgesteld. Een
weergave van de vetwaardes aanwezig in het bloedserum, noemt men het lipidenprofiel. Onder
andere vallen aanwezige waardes van het HDL-cholesterol, LDL-cholesterol en de totaal cholesterol
binnen het lipidenprofiel. Cholesterol is een vetachtige stof die het menselijk lichaam nodig heeft als
bouwsteen voor lichaamscellen en hormonen. Cholesterol is een verzamelnaam voor verschillende
stoffen: ‘low density’ lipoproteïne (LDL), ‘high density lipoproteïne’ (HDL) en triglyceriden. Een hoog
gehalte van LDL moleculen in het bloed vergroot de kans op hart- en vaatziekten doordat LDL-
cholesterol vettige afzettingen op de vaatwanden vormt. HDL-cholesterol neemt echter vrije
cholesterolmoleculen op en vervoert deze terug naar de lever, waar ze worden afgebroken. Een hoog
gehalte aan HDL beschermt dus tegen vaataandoeningen. Ook de waardes triglyceriden (TG) worden
gemeten in het lipidenprofiel. Triglyceriden zijn vetachtige stoffen die nauw verwant zijn aan
cholesterol. Net als LDL- cholesterol zorgen deze stoffen voor arteriosclerose wanneer er te veel van
deze substantie in het bloed aanwezig is. Het grootste deel van de cholesterol in het lichaam wordt in
de lever geproduceerd, maar ook voedsel bevat cholesterol, vooral eieren, vlees en schaaldieren. Een
5
te hoge inname van verzadigd vet, transvetten en voedingscholesterol verhogen het LDL-
cholesterolgehalte, evenals roken en overgewicht. Lichamelijke inactiviteit, nauwelijks of geen
alcoholconsumptie, te hoge inname transvetten, roken en overgewicht zijn factoren die het
(gunstige) HDL cholesterol verlagen.28
Uit het totaal cholesterolgehalte en het HDL-gehalte kan de
totaal cholesterol/ HDL- cholesterol (ratio TC/HDL-C) berekend worden. Deze TC-HDL-C ratio wordt
ook vaak berekend voor het lipidenprofiel en is een betere voorspeller voor het krijgen van HVZ dan
het LDL-cholesterolgehalte alleen.29,30
1.4 Wat is de doelstelling van deze literatuurstudie?
De doelstelling van deze studie is het in kaart brengen wat het effect is van een actieve leefstijl op de
hierboven genoemde risicofactoren voor hart- en vaatziekten bij mensen met een dwarslaesie.
Tevens heeft deze studie als doel het thema “gezonde leefstijl” te onderbouwen binnen de
dwarslaesiecursus.
1.5 Vraagstelling
Om het gebied af te bakenen waarin er informatie gezocht gaat worden over het onderwerp van
deze studie, is er een hoofdvraag geformuleerd. Deze vraagstelling luidt als volgt:
Wat is het effect van lichamelijke activiteit op het verlagen van risicofactoren voor hart- en
vaatziekten bij mensen met een dwarslaesie?
Deze hoofdvraag kan onderverdeeld worden in verschillende subvragen die onderzocht zullen
worden binnen deze literatuurstudie:
- Wat is het effect van lichamelijke activiteit op overgewicht bij mensen met een dwarslaesie?
- Wat is het effect van lichamelijke activiteit op de bloeddruk bij mensen met een dwarslaesie?
- Wat is het effect van lichamelijke activiteit op het lipidenprofiel bij mensen met een
dwarslaesie?
6
2. Werkwijze en methoden
2.1 Zoekstrategie van literatuursearch (trefwoorden, databases)
Het zoeken naar relevante artikelen voor deze literatuurstudie heeft plaatsgevonden door middel
van het raadplegen van de volgende elektronische databronnen en bibliotheken:
- PubMed/Medline
- Cochrane Library
- Mediatheek Hogeschool Rotterdam
- Google ‘Scolar’
- Rijndam revalidatiecentrum
Afgeleid uit de vraagstelling van dit onderzoek, zijn de volgende trefwoorden gebruikt:
“ spinal cord injury” & “paraplegia, tetraplegia” gecombineerd met :cardiovascular diseases,
secondary conditions, coronary diseases, physical activity, active lifestyle, sport activity, risk factor,
lipid profile, cholesterol, health.
Op basis van verschillende combinaties van bovenstaande trefwoorden, is in de databases gezocht.
De gevonden titels zijn allen op datum beoordeeld. Er is voor gekozen artikelen ouder dan 25 jaar
buiten beschouwing te houden binnen deze studie. De samenvattingen van de artikelen zijn
beoordeeld op inhoud en vervolgens op basis van overeenstemming met de zoekopdracht in het
geheel opgevraagd.
Naast bovenstaande zoekmethode, is er gebruikt gemaakt van de zogeheten “sneeuwbalmethode”.
Deze methode houdt in dat er via de literatuurverwijzingen van de gevonden studies, nieuwe
literatuur is gevonden die tevens betrekking heeft op de vraagstelling. Ook is er gezocht op de namen
van onderzoekers van de gevonden studies voor het zoeken naar meer gelijkwaardige literatuur.
Bovendien zijn professionals geraadpleegd voor relevante artikelen voor dit literatuuronderzoek; dit
heeft één artikel voor deze studie opgeleverd.
2.2 Selectiecriteria
Voorafgaand aan het literatuuronderzoek, zijn inclusie- en exclusiecriteria opgesteld voor het zoeken
naar relevante studies. Deze criteria luiden als volgt:
 De studies beschrijven mensen met een dwarslaesie.
 De studies zijn Nederlands- of Engelstalig.
 De studies bevatten niet minder dan 15 onderzoekspersonen.
 Studies zijn niet ouder dan 25 jaar. Na een korte inventarisatie van de gevonden literatuur, werd
duidelijk dat de grens van 15 jaar naar 25 jaar moest worden verschoven. Dit heeft als oorzaak
dat er waarschijnlijk weinig studies met betrekking tot dit onderwerp bestaan en de meeste
studies vrij klein zijn.
 Studies zijn: RCT’s, systematische reviews, cross-sectional of cohort studies.
 De studies beschrijven de relatie tussen het handhaven van een actieve leefstijl en de invloed op
risicofactoren voor hart-en vaatziekten bij mensen met een dwarslaesie
7
3. Resultaten
Uiteindelijk heeft voornoemde zoekstrategie zes artikelen opgeleverd voor deze literatuurstudie.
Deze artikelen zijn volledig opgevraagd en voldoen inhoudelijk aan alle selectiecriteria. De
geselecteerde artikelen zijn op basis van de kerngegevens in een schema gezet (zie tabel 2). Op deze
manier ontstaat er een duidelijk overzicht van de overeenkomsten en verschillen tussen de artikelen.
3.1 Overgewicht: BMI / Percentage vetmassa / Buikomvang
Zoals in de inleiding beschreven, is overgewicht één van de belangrijke risicofactoren voor HVZ.
Biometrische gegevens zoals BMI, percentage vetmassa en buikomvang, zijn onderzocht om de mate
van overgewicht te kunnen vaststellen. Eén onderzoek heeft zowel de buikomvang, het percentage
vetmassa als de BMI getest.31
Uitkomsten van dit onderzoek laten zien dat actieve
dwarslaesiepatiënten, zowel met een paraplegie als een tetraplegie, een beduidend lager (gunstiger)
BMI en percentage vetmassa hebben, in verhouding tot de inactieve doelgroep. Wat betreft de
buikomvang, vonden in totaal twee studies alleen onder paraplegen een significant verband tussen
inactiviteit en een grotere buikomvang.31,32
3.2 Bloeddruk
Slechts één onderzoek heeft de bloeddruk als uitkomstmaat getest onder inactieve en actieve
dwarslaesiepatiënten.31
De resultaten hiervan laten een lagere (gunstigere) bloeddruk bij de actieve
groep paraplegen zien dan bij inactieve paraplegen. De bloeddrukmetingen onder inactieve versus
actieve tetraplegen verschilden onderling helaas te weinig om een significant verband aan te kunnen
tonen.
3.3 Lipidenprofiel
In totaal hebben vijf van de zes studies zowel het TC als TG als parameter voor risicofactoren hart- en
vaatziekten onderzocht.31-35
Drie van de vijf onderzoeken vonden geen significant verband tussen een
TC-waarden en activiteit.31-33
Daarentegen vonden de andere twee studies juist wél een significant
verband.34,35
Slechts één van de vijf onderzoeken heeft een significant verband gevonden tussen
hogere activiteit en een lager TG-gehalte.33
Alle zes onderzoeken hebben het HDL-C gehalte onderzocht.31-36
Echter twee onderzoeken hebben
een significant verband gevonden tussen fysiek hoger actieve doelgroepen en gunstigere HDL-C
waardes in het bloed.32,36
Eén van deze twee onderzoeken heeft tevens in het bloed gekeken naar
de subfracties van HDL-C (HDL-2 en HDL-3).36
Resultaten van deze studie wijzen uit dat totale HDL-C
gehaltes en de subfracties HDL-2 en HDL-3, allen significant lager (ongunstig) waren bij de inactieve
mannelijke populatie in vergelijking tot de mannelijke actieve dwarslaesiepatiënten en de lichamelijk
8
niet-beperkte mannen.
Twee onderzoeken hebben ook de ratio TC/ HDL-C onderzocht en vonden beiden een significant
verband tussen een gunstiger ratio TC/HDL-C en een hoog activiteitenniveau.33,35
Wat betreft het LDL-C gehalte, hebben vier van de zes studies deze parameter getest bij de
doelgroepen.31,33-35
Twee onderzoeken hiervan hebben een significant verband gevonden tussen
mensen met een hoger activiteitenniveau en gunstigere waarden van LDL-C in het bloed.34,35
In tabel 3 van de ‘Bijlagen’ is schematisch weergegeven welke verbanden er per studie zijn gevonden
tussen het activiteitenniveau en de parameters voor risicofactoren hart- en vaatziekten.
9
4. Discussie
De resultaten van deze literatuurstudie hebben uitgewezen dat ieder geselecteerd onderzoek
significante verbanden heeft gevonden tussen een hoger activiteitenniveau van
dwarslaesiepatiënten en gunstigere waarden binnen het risicoprofiel voor HVZ. Voorafgaand aan
deze discussie dient men er rekening mee te houden dat de bewijskracht van deze uitkomsten per
definitie al vrij laag is, aangezien deze literatuurstudie alleen cohort- of cross-sectionele
onderzoeken bevat en deze onderzoeken relatief kleine populaties hebben onderzocht. Bovendien is
het opvallend dat de uitkomsten van de onderzochte risicofactoren onderling erg variëren. Dit
fenomeen valt te verklaren doordat de studies ook zeer verschillend zijn opgezet.
Aan het begin van deze literatuurstudie zijn er voortvloeiend uit de hoofdvraagstelling verschillende
subvragen geformuleerd. Deze discussie zal verschillende kanten belichten van hoe de resultaten uit
de onderzoeken van deze literatuurstudie geïnterpreteerd kunnen worden, om vervolgens een
afgewogen antwoord te kunnen geven op de subvragen.
4.1 Wat is het effect van lichamelijke activiteit op overgewicht bij mensen met een
dwarslaesie?
Slechts twee van de zes onderzoeken hebben biometrische gegevens voor overgewicht onderzocht;
Weliswaar vonden beiden onderzoeken een significant verband tussen hoger activiteitenniveau en
lagere buikomvang bij paraplegen. Eén onderzoek heeft zowel de buikomvang, het percentage
vetmassa als de BMI getest en vond bij alle drie van deze factoren gunstigere waarden bij de actieve
versus niet-actieve dwarslaesiepatiënten (zowel parapleeg als tetrapleeg). Gezien deze feiten mag
men concluderen dat activiteit een gunstig effect heeft op het verlagen van overgewicht bij mensen
met een dwarslaesie. Allicht dient men zich er sterk van bewust te zijn dat het aanbod van dit bewijs
erg summier en niet gecontroleerd is. Belangrijkste van alles is, dat de pijlen de goeden kant op
richten wat betreft het vermoeden dat activiteit onder dwarslaesiepatiënten tevens in verband staat
met een lager gezonder gewicht. Echter zal er grootschaliger en gecontroleerd onderzoek nodig voor
zijn, wil men aan kunnen tonen dat activiteit bij dwarslaesiepatiënten de prevalentie van
overgewicht werkelijk doet verminderen.
4.2 Wat is het effect van lichamelijke activiteit op de bloeddruk bij mensen met een
dwarslaesie?
Opvallend aan alle onderzoeken is dat slechts één onderzoek de bloeddruk als uitkomstmaat heeft
getest, terwijl het algemeen bekend is dat een hoge bloeddruk een belangrijke risicofactor voor HVZ
is. De resultaten van dit onderzoek wijzen erop dat de actieve groep paraplegen een gunstigere
bloeddruk heeft dan inactieve paraplegen. Het is interessant dat er alleen bij tetraplegen geen
verband tussen activiteit en bloeddruk werd gevonden. Dit verschijnsel valt waarschijnlijk te wijten
aan het feit dat bij tetraplegische dwarslaesiepatiënten de bloedcirculatie per definitie afwijkend is
door controleverlies vanuit het ruggenmerg.37
Er is dus vrij weinig bewijskracht voor het antwoord op
de vraag welke invloed lichamelijke activiteit bij dwarslaesiepatiënten heeft op de bloeddruk. Verder
10
onderzoek met controlegroepen zou moeten uitwijzen of lichamelijke activiteit de bloeddruk bij
mensen met een dwarslaesie (en tetraplegie) kan beïnvloeden.
4.3 Wat is het effect van lichamelijke activiteit op het lipidenprofiel bij mensen met een
dwarslaesie?
Ieder onderzoek heeft één of meerdere parameters van het lipidenprofiel onderzocht. Zoals de
resultaten al duidelijk in Tabel 3 laten zien, zijn de uitkomsten onderling vrij verschillend. Twee
onderzoeken hebben de TC/HDL-ratio onderzocht en een significant verband gevonden met
activiteit. Dit maakt deze twee onderzoeken het meest opvallend, aangezien het TC/HDL-ratio als een
betere voorspeller voor HVZ gezien wordt dan de cholesterolwaardes afzonderlijk.29,30
Daarnaast valt
er één onderzoek op die zowel de parameters van het lipidenprofiel als de BMI, buikomvang en
bloeddruk heeft onderzocht; Dit onderzoek vond alleen significante verbanden tussen activiteit en de
biometrische gegevens, niet tussen activiteit en het lipidenprofiel. Een verklaring voor deze
uitkomsten van dit onderzoek zou kunnen zijn dat er tussen de onderzoeksgroepen slechts een klein
verschil in activiteitenniveau bestond. De mensen zijn binnen dit onderzoek gecategoriseerd naar
besteding van meer óf minder dan 25 minuten per dag aan “Leisure Time Physical Activity (LTPA)”,
oftewel vrijetijdsbeweging. Dit wil zeggen dat bijvoorbeeld de ene groep mensen die gemiddeld 22
minuten LTPA besteed per dag als ‘laag actief’ werd gecategoriseerd; de groep mensen die
gemiddeld 26 minuten aan LTPA per dag besteed als ‘hoog actief’. Het is dan terecht om te
betwijfelen dat zodanig klein verschil in activiteit, een significant verschil in bloedwaarden (van het
lipidenprofiel) doet uitkomen. Wederom zijn er genoeg aanwijzingen dat er een relatie bestaat
tussen activiteit en de invloed daarvan op het lipidenprofiel bij dwarslaesiepatiënten. Echter ook op
dit punt is het zeker van belang dat er specifieker, beter gecontroleerd en uniform onderzoek gedaan
moet worden op dit gebied. Doordat de studies namelijk zo divers zijn opgezet, is het mogelijk dat
daardoor ook de uitkomsten in het lipidenprofiel vertekend uitkomen.
Wanneer men wil onderzoeken of activiteit van invloed is op het risicoprofiel voor HVZ, dient de
onderzoeker er zich bewust van te zijn dat vele factoren de uitkomsten kunnen vertekenen. Het
grootste probleem begint al bij het feit dat onderzoeksgroepen snel onterecht gecategoriseerd
kunnen worden als actief of inactief, doordat men veelal in deze studies het activiteitenniveau niet
waterdicht heeft vastgesteld. Het invullen van vragenlijsten heeft namelijk als nadeel dat mensen
zich kunnen over- of onderschatten. Bovendien beperken de cross-sectionele studies zich in de
zeggenschap over het werkelijke activiteitenniveau, omdat zij slechts een momentopname
onderzoeken. Gezien deze belangrijke aandachtspunten, is de recentste studie33
binnen dit
literatuuronderzoek het meest betrouwbaar: Hierin heeft men de activiteit zo objectief mogelijk
vastgelegd met behulp van accelerometers en op verschillende tijdstippen, verdeeld over een
langere periode, metingen uitgevoerd. Hiermee wordt vertekening van het activiteitenniveau zo
goed als mogelijk uitgesloten en kan men ontwikkeling van het lipidenprofiel beter in kaart brengen
door de resultaten van verschillende meetmomenten naast elkaar te leggen. Jammer genoeg zijn de
overige vijf onderzoeken binnen deze studie gedateerd en/of valt de manier waarop metingen zijn
uitgevoerd te betwijfelen (vragenlijsten).
11
5. Conclusie
Als antwoord op de hoofdvraag van dit literatuuronderzoek: “Wat is het effect van lichamelijke
activiteit op het verlagen van risicofactoren voor hart- en vaatziekten bij mensen met een
dwarslaesie?” , kan op basis van de gevonden literatuur gezegd worden dat lichamelijke activiteit
wordt geassocieerd met lagere aanwezigheid van risicofactoren voor HVZ bij dwarslaesiepatiënten.
Echter de kleine omvang en de verschillende opzetten van deze studies, zorgt ervoor dat deze
conclusie niet sterk onderbouwd is. Desalniettemin kan het ook van de andere kant bekeken worden;
geen van de onderzoeken wijzen uit dat activiteit een negatieve invloed op het risicoprofiel heeft.
Daarentegen bestaan er zelfs aanwijzingen dat een bepaalde mate van activiteit eerder een positieve
invloed op het risicoprofiel voor HVZ heeft. Gezien dit feit dient er vooralsnog tijdens het
revalidatieproces veel aandacht en begeleiding te zijn voor lichamelijke activiteit, met als doel
dwarslaesiepatiënten te stimuleren ook na de revalidatieprocedure een actieve leefstijl te
handhaven.
5.1 Aanbeveling
Het is aannemelijk dat lichamelijk actief zijn voor mensen met een dwarslaesie het risicoprofiel voor
HVZ gunstig beïnvloedt. Weliswaar is het aanbod van onderzoek op dit gebied kleinschalig en van lage
bewijskracht. Gezien deze feiten is er breder en specifieker onderzoek noodzakelijk om de
effectiviteit van lichamelijke activiteit bij dwarslaesiepatiënten aan te kunnen tonen. Het probleem
ligt voornamelijk in de verschillende criteria waarop de onderzoeksgroepen worden geselecteerd.
Onderzoekers zouden de kwaliteit van de studies kunnen verhogen door gedetailleerdere en
uniforme inclusie/ en exclusiecriteria voor de onderzoeksgroepen vast te stellen. De criteria voor de
mate van activiteit binnen een onderzoeksgroep zouden bijvoorbeeld niet alleen tijdsduur, maar óók
intensiteit moeten bevatten. Daarnaast moet er rekening worden gehouden dat zowel tijdsduur en
intensiteit van activiteiten zo objectief mogelijk gemeten dienen te worden om vertekening van de
uitkomsten in het risicoprofiel voor HVZ te voorkomen.
12
Literatuurlijst
1. EU Physical Activity Guidelines: Recommended Policy Actions in Support of Health-Enhancing
Physical Activity
http://ec.europa.eu/sport/library/doc/c1/pa_guidelines_4th_consolidated_draft_en.pdf
2. Bakel AM van (RIVM), Wendel-Vos GCW (RIVM). Preventie gericht op lichamelijke activiteit
samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid.
Bilthoven: RIVM,
http://www.nationaalkompas.nl> Nationaal Kompas VolksgezondheidPreventieGericht op
gezondheidsdeterminantenPreventie gericht op leefstijlLichamelijke activiteit
3. Bull F, et al .Physical inactivity. In: Ezzati M. (red.). Comparative quantification of health risks:
global and regional burden of disease attributable to selected major risk factors. Geneva: WHO,
2004b.
4. Cavill N, Kahlmeier S, Racioppi S. Physical activity and health in Europe: evidence for action.
Copenhagen: WHO, 2006.
5. Colcombe S, Kramer AF.Fitness effects on the cognitive function of older adults: a meta-analytic
study. Psychol Sci, 2003; 14(2): 125-30.
6. Dunn AL, Trivedi MH, O'neal HA. Physical activity dose-response effects on outcomes of depression
and anxiety. Med Sci Sports Exerc, 2001; 33(6 Suppl): S587-97.
7. Monninkhof EM, Elias SG, Vlems FA, Tweel I van der, Schuit AJ, Voskuil DW, et al. Physical activity
and breast cancer: a systematic review. Epidemiology, 2007; 18(1): 137-157.
8. Mosterd WL, Bol E, Vries WR de, et al.Bewegen gewogen. Inventarisatie van wetenschappelijke
gegevens en formulering van aanbevelingen ter ondersteuning van actiegericht beleid inzake sport
en (volks)gezondheid. Utrecht: vakgroep Medische Fysiologie en Sportgeneeskunde, 1996.
9. Stiggelbout M, Westhoff MH, Mulder YM, Ooijendijk WTM, Hildebrandt VH, Baken W. De
gezondheidswaarde van lichamelijke activiteit; een literatuurstudie. Leiden: TNO, 1998.
10. Wendel-Vos GC, Schuit AJ, Feskens EJ, Boshuizen HC, Verschuren WM, Saris WH, et al. Physical
activity and stroke. A meta-analysis of observational data. Int J Epidemiol, 2004; 33(4): 787-98.
11. Nationaal Kompas Volksgezondheid: Preventie gericht op lichamelijke activiteit
http://www.nationaalkompas.nl/preventie/gericht-op-gezondheidsdeterminanten/preventie-
gericht-op-leefstijl/lichamelijke-activiteit/
12. Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen: Campagne 30minutenbewegen.
http://www.30minutenbewegen.nl/home-ik-wil-bewegen.html
13
13. van den Berg-Emons RJ, Bussmann JB, Haisma JA, Sluis TA, van der Woude LH, Bergen MP, Stam
HJ. A prospective study on physical activity levels after spinal cord injury during inpatient
rehabilitation and the year after discharge. Arch Phys Med Rehabil. 2008 Nov;89(11):2094-101.
14. Kehn M, Kroll T. Staying physically active after spinal cord injury: a qualitative exploration of
barriers and facilitators to exercise participation. BMC Public Health. 2009 Jun 1;9:168
15.Wahman K, Nash MS, Lewis JE, Seiger A, Levi R. Cardiovascular disease risk and the need for
prevention after paraplegia determined by conventional multifactorial risk models: The Stockholm
spinal cord injury study. J Rehabil Med. 2011 Feb;43(3):237-42.
16. Wahman K, Nash MS, Westgren N, Lewis JE, Seiger A, Levi R. Cardiovascular disease risk factors in
persons with paraplegia: the Stockholm spinal cord injury study. J Rehabil Med. 2010 Mar;42(3):272-
8.
17. I. Vaartjes, I. van Dis, F.L.J. Visseren, M.L. Bots. Hart- en vaatziekten
in Nederland 2010: Cijfers over leefstijl- en risicofactoren, ziekte en sterfte.
Gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek en Dutch Hospital Data, gepubliceerd onder
redactie van de ‘Werkgroep Cijfers’ van de Nederlandse
Hartstichting.
18. L.A.T.M. van Leest, W.M.M. Verschuren. Leefstijl- en risicofactoren voor hart- en
vaatziekten in de Nederlandse bevolking: prevalenties en trends
19. Parish S, Collins R, Peto R, et al. Cigarette smoking, tar yields, and non-fatal myocardial
infarction: 14000 cases and 32000 controls in the United Kingdom. BMJ 1995;311:471–77.
20. de Lorgeril M, Salen P, Martin JL, et al. Mediterranean diet, traditional risk factors, and the rate of
cardiovascular complications after myocardial infarction: final report of the Lyon
Diet Heart Study. Circulation 1999;99:779–85.
21. Stampfer MJ, Hu FB, Manson JE, et al. Primary prevention of coronary heart disease in
women through diet and lifestyle. N Engl J Med 2000;343:16–22.
22. Yusuf S, Hawken S, Ounpuu S, et al. Effect of potentially modifiable risk factors associated with
myocardial infarction in 52 countries (the INTERHEART study): case-control study.Lancet
2004;364:937-52.
23. Han TS, van Leer EM, Seidell JC, Lean MEJ. Waist circumference action levels in the identification
of cardiovascular risk factors: prevalence study in a random sample. BMJ 311 : 1401 (Published 25
November 1995
14
24. Ian Janssen, Peter T. Katzmarzyk, Robert Ross.Body Mass Index, Waist Circumference, and Health
Risk. Evidence in Support of Current National Institutes of Health Guidelines Arch Intern Med.
2002;162:2074-2079.
25. Seidell JC, de Beer J.J.A.,. Kuijpers T. Richtlijn 'Diagnostiek en behandeling van obesitas bij
volwassenen en kinderen' Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:2071-6
26. Report of a WHO Expert Committee. ‘Physical status: the use and interpretation of
anthropometry.’ WHO Technical Report Series 854. Geneva: World Health Organization, 1995.
27. van Leent-Loenen HMJA. Wat is een verhoogde bloeddruk? In: Volksgezondheid Toekomst
Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM,
<http://www.nationaalkompas.nl> Nationaal Kompas Volksgezondheid
Gezondheidsdeterminanten Persoonsgebonden Bloeddruk, 15 april 2008.
28. Verschuren WMM, Kok L, van Leent-Loenen HMJA. Wat zijn de mogelijke oorzaken van
verhoogde bloeddruk? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas
Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2007.
29. CBO, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg. Multidisciplinaire richtlijn Cardiovasculair
risicomanagement 2006. Utrecht: CBO,2006.
30. Factsheet Cholesterol en hart- en vaatziekten.
http://webshop.hartstichting.nl/Producten/Producten.aspx?CatID=63
31. Andrea C Buchholz, Kathleen A Martin Ginis, Steven R Bray, B Catharine Craven, Audrey L Hicks,
Keith C Hayes, Amy E Latimer, Mary Ann McColl, Patrick J Potter and Dalton L Wolfe: Greater daily
leisure time physical activity is associated with lower chronic disease risk in adults with spinal cord
injury.(2009) PMID 19767799 Appl Physiol Nutr Metab 34(4):640-7
32. Manns PJ, McCubbin JA, Williams DP. Fitness, inflammation, and the metabolic syndrome in men
with paraplegia. Arch Phys Med Rehabil. 2005 Jun;86(6):1176-81.
33.C. F.J. Nooijen, S. de Groot, K. Postma, M. P. Bergen, H. J. Stam, J.B. Bussmann, R. J. van den Berg-
Emons. A more active lifestyle in persons with a recent spinal cord injury benefits physical fitness and
health. Accepted for publication in Spinal Cord. 2011 Nov.
34. Hetz SP, Latimer AE, Buchholz AC, Martin Ginis KA; SHAPE-SCI Research Group.
Increased participation in activities of daily living is associated with lower cholesterol levels in people
with spinal cord injury. Arch Phys Med Rehabil. 2009 Oct;90(10):1755-9.
35. Dallmeijer AJ, van der Woude LH, van Kamp GJ, Hollander AP.
Changes in lipid, lipoprotein and apolipoprotein profiles in persons with spinal cord injuries during
the first 2 years post-injury. Spinal Cord. 1999 Feb;37(2):96-102.
15
36. Brenes G, Dearwater S, Shapera R, LaPorte RE, Collins E.High density lipoprotein cholesterol
concentrations in physically active and sedentary spinal cord injured patients. Arch Phys Med
Rehabil. 1986 Jul;67(7):445-50.
37. Rosado-Rivera D, Radulovic M, Handrakis JP, Cirnigliaro CM, Jensen AM, Kirshblum S, Bauman
WA, Wecht JM: Comparison of 24-hour cardiovascular and autonomic function in paraplegia,
tetraplegia, and control groups: implications for cardiovascular risk. J Spinal Cord Med. 2011
Jul;34(4):395-403.
16
Bijlagen
Tabel 1: Persoonsgebonden factoren en ziekten waarop voldoende lichamelijke activiteit een gunstig effect heef onder de populatie mensen in Nederland.
(Bron: Nationaal Kompas Volksgezondheid)
Toelichting: Deze tabel is niet van toepassing op dwarslaesiepatiënten.
Regelmatig voldoende
beweging verlaagt direct
het risico op deze ziekten
Regelmatig voldoende beweging heeft een
gunstig effect op deze persoonsgebonden
factoren, zodat indirect het risico op
ziekten wordt verlaagd
- coronaire hartziekten
- diabetes mellitus type 2
- beroerte
- osteoporose
- dikkedarmkanker
- borstkanker
- valincidenten bij ouderen
- depressie
- lichaamsgewicht
- bloeddruk
- vetpercentage
- botdichtheid
- triglyceridengehalte
- ratio HDL/LDL-cholesterol
- glucose-intolerantie (zie ook diabetes
mellitus)
- insulinegevoeligheid
17
Tabel 2. Gegevens en uitkomsten van de geselecteerde artikelen binnen deze literatuurstudie.
Artikel Jaar Opzet Aantal Populatie Fysieke activiteit
- Hoe gemeten?
- Uitkomstmaat?
Risicofactoren hart-en vaatziekten
- Hoe gemeten?
- Uitkomstmaten?
Uitkomsten
Fitness, inflammation and the
metabolic syndrome in men with
paraplegia
–Manns et al.
2005 Cross-
sectioneel
N=22 Mannen, parapleeg,
complete leasie vanaf
(T2-L2)
30-48 jr.
8-26 jr. na trauma
- Vragenlijst: Physical Activity
en Disability Scale (PADS)
- Arbeidseenheden
- Bloedtests, meetlint
- HDL-C, TG, totaal cholesterol
Buikomvang
Lagere fysieke activiteit duidt op
hogere toename glucose, lager
HDL-C en een grotere
buikomvang.
Increased participation in
“Activities Daily Living” (ADL) is
associated with lower cholesterol
levels in people with SCI
– Hetz et al.
2009 Cross-
sectional
N=75 Mannen (N=61) en
vrouwen (N=14),
Parapleeg/ tetrapleeg
- Vragenlijst Physical Activity
Recall Assesment for People
with SCI (PARA-SCI)
- ADL-activiteiten: in aantal,
tijdsduur en intensiteit
- Bloedtests, meetlint
- Totaal cholesterol, LDL-C, HDL-C, TG
Buikomvang
Toegenomen mobiliteit ADL’s zijn
in relatie te brengen met lager
totaal cholesterol en LDL-C. Geen
andere significante relaties zijn
gevonden.
A more active lifestyle in persons
with a recent spinal cord injury
benefits physical fitness and
health
-Nooijen et al.
2011 Prospectief
cohort
N=30 Mannen/vrouwen 18-
65 jaar
Afhankelijk van
handbewogen rolstoel
Metingen aan het
begin, tijdens en 1jr
na het actieve
revalidatieproces na
trauma
- Accelerometers, bevestigd
op het lichaam gedurende
24 u, 2 dagen per week
- De totale tijdsduur van de
gedetecteerde dynamische
activiteiten, als percentage
van 24 uur
-Bloedtests
-Totaal cholesterol, HDL-C, LDL-C, TG,
TC-HDL ratio en LDL-HDL ratio
Toename in activiteit beïnvloedt
2 van de 6 parameters van het
lipidenprofiel gunstig : TC-HDL
ratio en TG gehaltes, wat het
risico op HVZ verminderd.
18
High density lipoprotein
cholesterol concentrations in
physically active and sedentary
spinal cord injured patients
-Brenes et al.
1986 Cross-
sectional
N=214 - Inactieve individuen
met een dwarslaesie
(N=66)
- Atleten met een
dwarslaesie (N=22)
- Actieve, lichamelijk
niet-beperkte mensen
(N=126)
- Mannen en vrouwen
Classificeren testpersonen
op activiteitenniveau en
lichamelijke beperking
1. Niet-sporten SCI
2. Wel sporten (min.
3 dagen per week
vast trainings-
programma) SCI
3. Geen lichamelijke
beperking
-Bloedtests
-HDL-C, HDL-2, HDL-3
Bij de inactieve dwarslaesiegroep
zijn significant lagere waardes
HDL in het bloed gevonden, in
vergelijking tot de atletische
dwarslaesiegroep, en de
lichamelijk niet-beperkt mensen.
Changes in lipid, lipoprotein and
apolipoprotein profiles in persons
with spinal cord injuries during the
first 2 years post-injury
-Dallmeijer et al.
1999 Cohort N=19 - Mannen en vrouwen
met recente
dwarslaesie tijdens en
tot +/- 1 jaar na
revalidatie
- Vragenlijst
- Sportactiviteit
weergegeven in uren per
week
-Bloedtests
- TC, HDL-C, LDL-C, TG, ratio TC/HDL-
C
Het lipidenprofiel bij mensen met
een dwarslaesie gedurende de
eerste 2 jaar na trauma verbetert
en lichamelijk actief zijn
beïnvloedt daarnaast het
vetprofiel gunstig.
Greater daily leisure time physical
activity (LTPA) is associated with
lower chronic disease risk in adults
with spinal cord injury.
- Bucholz et al.
2009 Cross-
sectional
N=76 - Mannen en vrouwen
met chronische
dwarslaesie,
parapleeg en
tetrapleeg
- Vragenlijst PARA-SCI
- LTPA per dag:
< 25 min. tijdsbesteding
LTPA per dag
vs.
>25 min. tijdsbesteding per
dag LTPA
- Gewicht/lengte, meetlint, BIA en
elektroden (meten
lichaamssamenstelling), bloedtests
- BMI
- Buikomvang
- Percentage vetmassa en perc.
vetvrije-massa
- Glucose , HDL-C, LDL-C
- Bloeddruk
Meer dagelijkse tijdsbesteding
LTPA is te relateren aan lagere
risicofactoren voor hart-en
vaatziekten bij mensen met een
dwarslaesie
19
Tabel 3. Uitkomsten van de onderzoeken voor verbanden tussen activiteitenniveau en risicofactoren HVZ.
AUTEUR ACT.NIVEAU TC TC/HDL RATIO LDL-C HDL-C TG BMI / %
VETMASSA
BUIKOMVANG BLOEDDRUK
Manns et al. Aantal activiteit-
eenheden volgens
PADS
- + - - +
Nooijen et al. Objectief gemeten
dynamische activiteit
gedurende 48 uur
- + - - +
Hetz et al. Mate tijdsbesteding
van mobiliteit-ADL’s
per dag
+ + - - -
Bucholz et al. > 25 min. LTPA per
dag vs. < 25 min.
LTPA per dag
- - - - + + (paraplegen) + (paraplegen)
Dallmeijer et
al.
< 1 uur per week vs.
>1 uur per week
sportactiviteit
+ + + - -
Brenes et al. Atleten vs. niet-
atleten
+ -
Toelichting: Een - betekent dat er geen significant verband is gevonden bij betreffend onderzoek, een + geeft aan dat er wel een significant verband is gevonden.

More Related Content

What's hot

Umetnost Egejskih kultur
Umetnost Egejskih kulturUmetnost Egejskih kultur
Umetnost Egejskih kulturMamapanduri
 
2 arte griego
2 arte griego2 arte griego
2 arte griegogorbea
 
Las Tres Gracias de Rubens
Las Tres Gracias de RubensLas Tres Gracias de Rubens
Las Tres Gracias de RubensAlicia Pomares
 
Presentación arte paleocristiano
Presentación arte paleocristianoPresentación arte paleocristiano
Presentación arte paleocristianoerag24
 
Rimska umetnost I - arhitektura
Rimska umetnost I - arhitekturaRimska umetnost I - arhitektura
Rimska umetnost I - arhitekturaMamapanduri
 
Comentario_11 teatro romano Mérida
Comentario_11 teatro romano MéridaComentario_11 teatro romano Mérida
Comentario_11 teatro romano MéridaJavier Pérez
 
San miguel de celanova
San miguel de celanovaSan miguel de celanova
San miguel de celanovaYolandaseara
 
Kouros de Anavyssos
Kouros de AnavyssosKouros de Anavyssos
Kouros de Anavyssos596513
 
5. Museo Británico de Londres. Grecia y Roma I
5. Museo Británico de Londres. Grecia y Roma I5. Museo Británico de Londres. Grecia y Roma I
5. Museo Británico de Londres. Grecia y Roma IEmilio Fernández
 
4.3.2 ESCULTURA ROMÁNICA EN ESPAÑA
4.3.2 ESCULTURA ROMÁNICA EN ESPAÑA4.3.2 ESCULTURA ROMÁNICA EN ESPAÑA
4.3.2 ESCULTURA ROMÁNICA EN ESPAÑAmanuel G. GUERRERO
 
La Alhambra
La AlhambraLa Alhambra
La AlhambraAna Rey
 
Umetnost starega Egipta
Umetnost starega EgiptaUmetnost starega Egipta
Umetnost starega EgiptaMamapanduri
 
Roman Imperial Architecture (Ward-Perkins)
Roman Imperial Architecture (Ward-Perkins)Roman Imperial Architecture (Ward-Perkins)
Roman Imperial Architecture (Ward-Perkins)ClculoEstructuralArq
 
Catedral Santiago de Compostela
Catedral Santiago de CompostelaCatedral Santiago de Compostela
Catedral Santiago de CompostelaJavier Pérez
 

What's hot (20)

Umetnost Egejskih kultur
Umetnost Egejskih kulturUmetnost Egejskih kultur
Umetnost Egejskih kultur
 
2 arte griego
2 arte griego2 arte griego
2 arte griego
 
Las Tres Gracias de Rubens
Las Tres Gracias de RubensLas Tres Gracias de Rubens
Las Tres Gracias de Rubens
 
Presentación arte paleocristiano
Presentación arte paleocristianoPresentación arte paleocristiano
Presentación arte paleocristiano
 
7- Art romànic 1(X-XIII).pdf
7- Art romànic 1(X-XIII).pdf7- Art romànic 1(X-XIII).pdf
7- Art romànic 1(X-XIII).pdf
 
Rimska umetnost I - arhitektura
Rimska umetnost I - arhitekturaRimska umetnost I - arhitektura
Rimska umetnost I - arhitektura
 
Comentario_11 teatro romano Mérida
Comentario_11 teatro romano MéridaComentario_11 teatro romano Mérida
Comentario_11 teatro romano Mérida
 
Arquitectura romanica
Arquitectura romanicaArquitectura romanica
Arquitectura romanica
 
Auriga de Delfos
Auriga de DelfosAuriga de Delfos
Auriga de Delfos
 
San miguel de celanova
San miguel de celanovaSan miguel de celanova
San miguel de celanova
 
Coliseo romano
Coliseo romanoColiseo romano
Coliseo romano
 
Comentario de láminas el partenón de atenas
Comentario de láminas el partenón de atenasComentario de láminas el partenón de atenas
Comentario de láminas el partenón de atenas
 
Kouros de Anavyssos
Kouros de AnavyssosKouros de Anavyssos
Kouros de Anavyssos
 
5. Museo Británico de Londres. Grecia y Roma I
5. Museo Británico de Londres. Grecia y Roma I5. Museo Británico de Londres. Grecia y Roma I
5. Museo Británico de Londres. Grecia y Roma I
 
4.3.2 ESCULTURA ROMÁNICA EN ESPAÑA
4.3.2 ESCULTURA ROMÁNICA EN ESPAÑA4.3.2 ESCULTURA ROMÁNICA EN ESPAÑA
4.3.2 ESCULTURA ROMÁNICA EN ESPAÑA
 
La Alhambra
La AlhambraLa Alhambra
La Alhambra
 
Umetnost starega Egipta
Umetnost starega EgiptaUmetnost starega Egipta
Umetnost starega Egipta
 
Tema 5 arte islamico
Tema 5 arte islamicoTema 5 arte islamico
Tema 5 arte islamico
 
Roman Imperial Architecture (Ward-Perkins)
Roman Imperial Architecture (Ward-Perkins)Roman Imperial Architecture (Ward-Perkins)
Roman Imperial Architecture (Ward-Perkins)
 
Catedral Santiago de Compostela
Catedral Santiago de CompostelaCatedral Santiago de Compostela
Catedral Santiago de Compostela
 

Viewers also liked (17)

Twitter 101
Twitter 101Twitter 101
Twitter 101
 
PRESENTACIÓN UPSTUDIO_2015
PRESENTACIÓN UPSTUDIO_2015PRESENTACIÓN UPSTUDIO_2015
PRESENTACIÓN UPSTUDIO_2015
 
Ricci_Portfolio_Book
Ricci_Portfolio_BookRicci_Portfolio_Book
Ricci_Portfolio_Book
 
Stypendium z wyboru
Stypendium z wyboruStypendium z wyboru
Stypendium z wyboru
 
The leap of faith with the fool
The leap of faith with the foolThe leap of faith with the fool
The leap of faith with the fool
 
Letra s 1° basico
Letra s  1° basicoLetra s  1° basico
Letra s 1° basico
 
Stypendium z wyboru
Stypendium z wyboruStypendium z wyboru
Stypendium z wyboru
 
TAO DAYS - Free advanced items (User Session)
TAO DAYS - Free advanced items (User Session)TAO DAYS - Free advanced items (User Session)
TAO DAYS - Free advanced items (User Session)
 
PayBack Rewards Program
PayBack Rewards ProgramPayBack Rewards Program
PayBack Rewards Program
 
Revolucion francesa
Revolucion francesaRevolucion francesa
Revolucion francesa
 
Marzę by latać! filip dobrowolski
Marzę by latać!   filip dobrowolskiMarzę by latać!   filip dobrowolski
Marzę by latać! filip dobrowolski
 
Actidad de superacion 2016 grado noveno
Actidad de superacion 2016 grado novenoActidad de superacion 2016 grado noveno
Actidad de superacion 2016 grado noveno
 
Bob Dylan
Bob  DylanBob  Dylan
Bob Dylan
 
FSA 2016
FSA 2016FSA 2016
FSA 2016
 
La zorra y el gallo fabula
La zorra y el gallo fabulaLa zorra y el gallo fabula
La zorra y el gallo fabula
 
Taller filosofia final
Taller filosofia finalTaller filosofia final
Taller filosofia final
 
10DAYS Business introduction
10DAYS Business introduction 10DAYS Business introduction
10DAYS Business introduction
 

Similar to Literatuurstudie - pdf

Poli (Metabole) Stoornissen In De Psychiatrie
Poli (Metabole) Stoornissen  In De PsychiatriePoli (Metabole) Stoornissen  In De Psychiatrie
Poli (Metabole) Stoornissen In De PsychiatrieJulian Hulst
 
12 oktober 2010- Rivas Zorggroep 'De gezonde regio'
12 oktober 2010- Rivas Zorggroep 'De gezonde regio'12 oktober 2010- Rivas Zorggroep 'De gezonde regio'
12 oktober 2010- Rivas Zorggroep 'De gezonde regio'Pieter Bas Dujardin
 
UMCU introductieweek: Global Health
UMCU introductieweek: Global Health UMCU introductieweek: Global Health
UMCU introductieweek: Global Health Joyce Browne
 
1gezondheidsvoorlichtingengedragsverandering brug 1_466917
1gezondheidsvoorlichtingengedragsverandering brug 1_4669171gezondheidsvoorlichtingengedragsverandering brug 1_466917
1gezondheidsvoorlichtingengedragsverandering brug 1_466917davystelten
 
Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Overgewicht en obesitas
Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Overgewicht en obesitasHogeschool Arnhem en Nijmegen, Overgewicht en obesitas
Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Overgewicht en obesitasHealth Valley
 
Presentatie preventie kompas algemeen-small as
Presentatie preventie kompas  algemeen-small asPresentatie preventie kompas  algemeen-small as
Presentatie preventie kompas algemeen-small asannabelsplinter
 
Presentatie preventie kompas algemeen-small as
Presentatie preventie kompas  algemeen-small asPresentatie preventie kompas  algemeen-small as
Presentatie preventie kompas algemeen-small asannabelsplinter
 
Veroudering vertragen - Hoe langer jong blijven?
Veroudering vertragen - Hoe langer jong blijven?Veroudering vertragen - Hoe langer jong blijven?
Veroudering vertragen - Hoe langer jong blijven?Voedselzandloper
 
Onderzoeksrapport Bachelor Thesis Oncology
Onderzoeksrapport Bachelor Thesis OncologyOnderzoeksrapport Bachelor Thesis Oncology
Onderzoeksrapport Bachelor Thesis OncologyFemkeTerpstra
 
Interview De Zorg juli 2015
Interview De Zorg juli 2015Interview De Zorg juli 2015
Interview De Zorg juli 2015Alain van Gool
 
Rivm Totaal Gezondgedrag
Rivm Totaal GezondgedragRivm Totaal Gezondgedrag
Rivm Totaal GezondgedragFrankBeekman
 
Verbeteren van gezondheidsgelijkheid doorheen de levensfasen: Samenvatting va...
Verbeteren van gezondheidsgelijkheid doorheen de levensfasen: Samenvatting va...Verbeteren van gezondheidsgelijkheid doorheen de levensfasen: Samenvatting va...
Verbeteren van gezondheidsgelijkheid doorheen de levensfasen: Samenvatting va...DRIVERS
 
Open VLD wil 'gezondheidswijsheid' van Belg verbeteren
Open VLD wil 'gezondheidswijsheid' van Belg verbeterenOpen VLD wil 'gezondheidswijsheid' van Belg verbeteren
Open VLD wil 'gezondheidswijsheid' van Belg verbeterenThierry Debels
 
Seminariewerk senseweardefinitief
Seminariewerk senseweardefinitiefSeminariewerk senseweardefinitief
Seminariewerk senseweardefinitiefsofiebe
 

Similar to Literatuurstudie - pdf (20)

Poli (Metabole) Stoornissen In De Psychiatrie
Poli (Metabole) Stoornissen  In De PsychiatriePoli (Metabole) Stoornissen  In De Psychiatrie
Poli (Metabole) Stoornissen In De Psychiatrie
 
12 oktober 2010- Rivas Zorggroep 'De gezonde regio'
12 oktober 2010- Rivas Zorggroep 'De gezonde regio'12 oktober 2010- Rivas Zorggroep 'De gezonde regio'
12 oktober 2010- Rivas Zorggroep 'De gezonde regio'
 
UMCU introductieweek: Global Health
UMCU introductieweek: Global Health UMCU introductieweek: Global Health
UMCU introductieweek: Global Health
 
1gezondheidsvoorlichtingengedragsverandering brug 1_466917
1gezondheidsvoorlichtingengedragsverandering brug 1_4669171gezondheidsvoorlichtingengedragsverandering brug 1_466917
1gezondheidsvoorlichtingengedragsverandering brug 1_466917
 
Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Overgewicht en obesitas
Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Overgewicht en obesitasHogeschool Arnhem en Nijmegen, Overgewicht en obesitas
Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Overgewicht en obesitas
 
Presentatie preventie kompas algemeen-small as
Presentatie preventie kompas  algemeen-small asPresentatie preventie kompas  algemeen-small as
Presentatie preventie kompas algemeen-small as
 
Presentatie preventie kompas algemeen-small as
Presentatie preventie kompas  algemeen-small asPresentatie preventie kompas  algemeen-small as
Presentatie preventie kompas algemeen-small as
 
Veroudering vertragen - Hoe langer jong blijven?
Veroudering vertragen - Hoe langer jong blijven?Veroudering vertragen - Hoe langer jong blijven?
Veroudering vertragen - Hoe langer jong blijven?
 
Onderzoeksrapport Bachelor Thesis Oncology
Onderzoeksrapport Bachelor Thesis OncologyOnderzoeksrapport Bachelor Thesis Oncology
Onderzoeksrapport Bachelor Thesis Oncology
 
Chapter 14 - Samenvatting
Chapter 14 - SamenvattingChapter 14 - Samenvatting
Chapter 14 - Samenvatting
 
Positieve gezondheid
Positieve gezondheid Positieve gezondheid
Positieve gezondheid
 
Trendrapport 2010 2011
Trendrapport 2010 2011Trendrapport 2010 2011
Trendrapport 2010 2011
 
Interview De Zorg juli 2015
Interview De Zorg juli 2015Interview De Zorg juli 2015
Interview De Zorg juli 2015
 
Rivm Totaal Gezondgedrag
Rivm Totaal GezondgedragRivm Totaal Gezondgedrag
Rivm Totaal Gezondgedrag
 
Verbeteren van gezondheidsgelijkheid doorheen de levensfasen: Samenvatting va...
Verbeteren van gezondheidsgelijkheid doorheen de levensfasen: Samenvatting va...Verbeteren van gezondheidsgelijkheid doorheen de levensfasen: Samenvatting va...
Verbeteren van gezondheidsgelijkheid doorheen de levensfasen: Samenvatting va...
 
Open VLD wil 'gezondheidswijsheid' van Belg verbeteren
Open VLD wil 'gezondheidswijsheid' van Belg verbeterenOpen VLD wil 'gezondheidswijsheid' van Belg verbeteren
Open VLD wil 'gezondheidswijsheid' van Belg verbeteren
 
Seminariewerk sensewear
Seminariewerk sensewearSeminariewerk sensewear
Seminariewerk sensewear
 
Seminariewerk sensewear
Seminariewerk sensewearSeminariewerk sensewear
Seminariewerk sensewear
 
Seminariewerk senseweardefinitief
Seminariewerk senseweardefinitiefSeminariewerk senseweardefinitief
Seminariewerk senseweardefinitief
 
Seminariewerk sensewear
Seminariewerk sensewearSeminariewerk sensewear
Seminariewerk sensewear
 

Literatuurstudie - pdf

  • 1. Lichamelijke activiteit en risicofactoren voor hart- en vaatziekten bij mensen met een dwarslaesie Door: Ghislaine Damen, Hogeschool Rotterdam 0796843 Opdrachtgever: Karin Postma, Rijndam revalidatiecentrum Projectbegeleider: Perry Kanters, Hogeschool Rotterdam 2012 Literatuurstudie
  • 2. 1 Inhoudsopgave 1.INLEIDING ................................................................................................................................. 2 1.1 Wat is de aanleiding van deze studie? .............................................................................................. 2 1.2 Gezonde leefstijl, gericht op lichamelijke activiteit .......................................................................... 2 1.3 Risicofactoren HVZ ............................................................................................................................ 3 1.4 Wat is de doelstelling van deze literatuurstudie?............................................................................. 5 1.5 Vraagstelling...................................................................................................................................... 5 2. WERKWIJZE EN METHODEN.................................................................................................. 6 2.1 Zoekstrategie van literatuursearch (trefwoorden, databases) ......................................................... 6 2.2 Selectiecriteria................................................................................................................................... 6 3. RESULTATEN ........................................................................................................................ 7 3.1 Overgewicht: BMI / Percentage vetmassa / Buikomvang................................................................. 7 3.2 Bloeddruk .......................................................................................................................................... 7 3.3 Lipidenprofiel..................................................................................................................................... 7 4. DISCUSSIE................................................................................................................................. 9 4.1 Wat is het effect van lichamelijke activiteit op overgewicht bij mensen met een dwarslaesie? ..... 9 4.2 Wat is het effect van lichamelijke activiteit op de bloeddruk bij mensen met een dwarslaesie?.... 9 4.3 Wat is het effect van lichamelijke activiteit op het lipidenprofiel bij mensen met een dwarslaesie…………………………………………………………………………………………………………………………………………1 0 5. CONCLUSIE............................................................................................................................. 11 5.1 Aanbeveling..................................................................................................................................... 11
  • 3. 2 1.Inleiding 1.1 Wat is de aanleiding van deze studie? Dit literatuuronderzoek is onderdeel van het afstudeerproject ‘Vernieuwen van de dwarslaesiecursus van Rijndam Revalidatiecentrum’ en dient als evidence-based onderbouwing van het project. De dwarslaesiecursus biedt zowel de dwarslaesiepatiënten als hun familie / partners een breed spectrum aan nuttige informatie, wat belangrijk is voor zowel tijdens als na het revalideerproces. Gezien de omvang van het project, is het is helaas niet mogelijk alle onderwerpen die binnen de cursus aan bod komen, in deze studie te onderbouwen. Daarom is ervoor gekozen één belangrijk thema binnen het project centraal te stellen in deze studie, namelijk: “Het promoten van een gezonde leefstijl voor dwarslaesiepatiënten”. De aanleiding voor deze keuze is ontstaan doordat de therapeuten (tevens het lesgevend personeel van de cursus) inhoudelijk een gemis ervaren van onderwerpen die de mensen leren over de gevolgen van gezonde en ongezonde leefgewoonten. Dit heeft uiteindelijk geleid tot één van de doelstellingen binnen het project: Het implementeren van het thema “Hoe blijf ik gezond?”. 1.2 Gezonde leefstijl, gericht op lichamelijke activiteit Het is algemeen bekend dat het motiveren van een gezonde leefstijl, ofwel “gezondheidspromotie”, de afgelopen decennia een steeds belangrijker middelpunt van de maatschappij is geworden. Onderzoek heeft aangetoond dat een gezonde leefstijl, zoals voldoende lichaamsbeweging en een uitgebalanceerd voedingspatroon, vele positieve effecten heeft op de gezondheid. Hiertoe behoort onder meer risicovermindering van chronische aandoeningen zoals hart- en vaatziekten (HVZ).1 Het item ‘lichaamsbeweging’ is een belangrijk onderwerp in de wereld van ziektepreventie. Onvoldoende bewegen is in Nederland jaarlijks verantwoordelijk voor naar schatting ruim 8.000 sterfgevallen (ofwel circa 6% van totaal aantal sterfgevallen).2 Met het stimuleren van lichamelijke activiteit is veel gezondheidswinst te behalen. Vele onderzoeken hebben aangetoond dat regelmatig lichamelijke actief zijn het risico op vele ziekten, waaronder HVZ, kan verlagen.3-10 In tabel 1 van de Bijlagen staat een overzicht van persoonsgebonden factoren en ziekten waarop voldoende lichamelijke activiteit zowel direct als indirect een gunstig effect heeft. Naar schatting voldoet slechts 56% van de Nederlandse bevolking van 12 jaar en ouder aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB).11 Daarom is het voor het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een belangrijk doel om meer Nederlanders te laten kiezen voor een gezonde en actieve leefstijl. Zo steunt het ministerie van VWS onder meer het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB), dat bijvoorbeeld de campagne “30minutenbewegen” heeft ontwikkeld.12 Voorafgaand aan het implementeren van deze interventie, heeft het NISB onderzoek gedaan naar wetenschappelijke literatuur en onderzoeken op het gebied van actieve leefstijl en het verminderen van risicofactoren voor HVZ. Op basis daarvan heeft het NISB een richtlijn ontwikkeld waarin zij adviseren minimaal vijf dagen per week 30 minuten actief te bewegen, om het risico op onder andere hart- en vaatziekten te verminderen. Hierbij zijn beweegnormen gesteld voor de intensiteit van de activiteiten voor de
  • 4. 3 “30minutenbewegen” zoals stevig doorwandelen, traplopen, huishoudelijke taken, dansen, fietsen etc.. Kortom: Een heldere en wetenschappelijk onderbouwde richtlijn met genoeg specifieke instructies voor de ‘valide mens’ om een gezonde en actieve leefstijl te kunnen inbouwen. Hoewel bovenstaande richtlijn op een groot deel van de bevolking van toepassing is, mist het zijn doel voor invalide mensen. Nochtans bestaat er vandaag de dag geen officiële richtlijn voor deze doelgroep op het gebied van “actief zijn”. Dat betekent dat er tevens geen richtlijn bestaat voor dwarslaesiepatiënten, terwijl het bekend is dat bewegingsinsufficiëntie juist één van de meest voorkomende problemen is onder deze mensen.13,14 Bovendien blijkt uit zeer recente studies dat hoge risicofactoren voor HVZ veelvuldig voorkomen bij mensen met een dwarslaesie. 15,16 Oftewel: reden genoeg om ons af te vragen of lichamelijke activiteit onder dwarslaesiepatiënten ook invloed heeft op risicovermindering van HVZ. Deze literatuurstudie zal zich op dit onderwerp gaan richten, met als doel uit te wijzen wat het aanbod en de kwaliteit is van wetenschappelijk onderzoek tot op heden op het gebied van lichamelijke activiteit en risicoverlaging van HVZ onder mensen met een dwarslaesie. 1.3 Risicofactoren HVZ Voorafgaand aan dit literatuuronderzoek, is het allereerst van belang te weten wat de risicofactoren voor HVZ inhouden en hoe men deze risicofactoren kan vaststellen. Onderstaande informatie is afkomstig van rapporten van de Nederlandse Hartstichting uit 2010.17,18 Kanttekening bij deze informatie: Waarden die gebruikt worden voor het vaststellen van overgewicht en verhoogde kans op HVZ, zijn gebaseerd op de algemene populatie mensen in Nederland. Er zal rekening gehouden moeten worden dat er soms andere waarden gelden voor mensen met een dwarslaesie aangezien zij met andere interne fysieke omstandigheden te maken hebben. Uit onderzoek is gebleken dat het ontstaan van HVZ gerelateerd is aan ongunstige leefstijlfactoren zoals roken, slechte voeding, overmatig alcoholgebruik en lichamelijke inactiviteit.19-22 De invloed van deze factoren verloopt soms rechtstreeks, maar meestal via interne risicofactoren zoals overgewicht, verhoogde bloeddruk en hypercholesterolemie. Wat deze risicofactoren inhouden, zal hieronder verder worden toegelicht: Overgewicht Volgens de richtlijn van het Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg Centraal Begeleidingsorgaan (CBO) “Diagnostiek en behandeling van obesitas bij volwassenen en kinderen”, wordt overgewicht en ernstig overgewicht (obesitas) vastgesteld aan de hand van de Body Mass Index (BMI) én de buikomvang. De BMI is al jaren een bekend meetinstrument voor het vaststellen van onder- / overgewicht. De BMI wordt berekend door het gewicht (in kilo’s) te delen door het kwadraat van de lengte (in meters). Als aanvullend diagnostisch criterium wordt tegenwoordig de buikomvang voorgesteld. Het is namelijk aangetoond dat de buikomvang tevens als voorspellende factor voor het risico op HVZ beschouwd kan worden.23,24 De buikomvang is te meten met een meetlint om de buik tussen de onderste ribbenboog en het heupbeen. Zowel de BMI als de buikomtrek worden beiden gemeten, omdat mensen best iets te zwaar kunnen zijn volgens de normen en toch geen overmatige
  • 5. 4 vetopslag in de buik hebben (bijvoorbeeld sporters). Anderzijds kan iemand met een gezond gewicht wel degelijk last hebben van ongezonde vetophopingen (bijvoorbeeld inactieve mensen met een buikje). Precieze metingen kunnen uitsluitsel geven, maar daar is training en geavanceerde apparatuur voor nodig. Beide maten in combinatie voldoen goed, omdat het over het algemeen geldt dat een bepaalde lengte, meer lichaamsgewicht en een grotere buikomvang gepaard gaan met meer vetopslag.25 Volgens de classificatie van de World Health Organisation (WHO) wordt overgewicht gedefinieerd als BMI ≥ 25 kg/m2 en ernstig overgewicht (obesitas) als BMI ≥ 30 kg/m2. De WHO stelt tevens dat er sprake is van abdominale obesitas indien de buikomvang groter is dan 88 cm bij vrouwen en groter dan 102 cm bij mannen.26 Bloeddruk Het bloeddrukniveau schommelt rond een gemiddelde waarde. De bloeddruk kan tijdelijk duidelijk hogere waarden vertonen, door bijvoorbeeld een schrikreactie, maar dat is een normale fysiologische reactie. Pas wanneer iemand gedurende langere tijd een bloeddruk heeft boven de grenswaarde spreekt men van een verhoogde bloeddruk. Voor volwassenen is sprake van een verhoogde bloeddruk ofwel hypertensie bij een bovendruk (systolische bloeddruk) van 140 mmHg of hoger, en/of een onderdruk (diastolische bloeddruk) van 90 mmHg of hoger, en/of het gebruik van bloeddrukverlagende medicatie. Personen met hypertensie hebben een verhoogd risico op coronaire hartziekten, beroerte, hartfalen en vasculaire dementie. Het risico op coronaire hartziekten is bij deze bloeddrukwaarden drie keer zo hoog. Bij ongeveer één op de vijf mensen met een hoge bloeddruk is overgewicht de oorzaak. Andere risicofactoren voor verhoogde bloeddruk zijn een hoog zout- gebruik, een lage consumptie van kalium, een lage consumptie van visvetzuren en lichamelijke inactiviteit.17,27 Lipidenprofiel Door middel van bloedtests af te nemen, kunnen vetwaardes in het bloed worden vastgesteld. Een weergave van de vetwaardes aanwezig in het bloedserum, noemt men het lipidenprofiel. Onder andere vallen aanwezige waardes van het HDL-cholesterol, LDL-cholesterol en de totaal cholesterol binnen het lipidenprofiel. Cholesterol is een vetachtige stof die het menselijk lichaam nodig heeft als bouwsteen voor lichaamscellen en hormonen. Cholesterol is een verzamelnaam voor verschillende stoffen: ‘low density’ lipoproteïne (LDL), ‘high density lipoproteïne’ (HDL) en triglyceriden. Een hoog gehalte van LDL moleculen in het bloed vergroot de kans op hart- en vaatziekten doordat LDL- cholesterol vettige afzettingen op de vaatwanden vormt. HDL-cholesterol neemt echter vrije cholesterolmoleculen op en vervoert deze terug naar de lever, waar ze worden afgebroken. Een hoog gehalte aan HDL beschermt dus tegen vaataandoeningen. Ook de waardes triglyceriden (TG) worden gemeten in het lipidenprofiel. Triglyceriden zijn vetachtige stoffen die nauw verwant zijn aan cholesterol. Net als LDL- cholesterol zorgen deze stoffen voor arteriosclerose wanneer er te veel van deze substantie in het bloed aanwezig is. Het grootste deel van de cholesterol in het lichaam wordt in de lever geproduceerd, maar ook voedsel bevat cholesterol, vooral eieren, vlees en schaaldieren. Een
  • 6. 5 te hoge inname van verzadigd vet, transvetten en voedingscholesterol verhogen het LDL- cholesterolgehalte, evenals roken en overgewicht. Lichamelijke inactiviteit, nauwelijks of geen alcoholconsumptie, te hoge inname transvetten, roken en overgewicht zijn factoren die het (gunstige) HDL cholesterol verlagen.28 Uit het totaal cholesterolgehalte en het HDL-gehalte kan de totaal cholesterol/ HDL- cholesterol (ratio TC/HDL-C) berekend worden. Deze TC-HDL-C ratio wordt ook vaak berekend voor het lipidenprofiel en is een betere voorspeller voor het krijgen van HVZ dan het LDL-cholesterolgehalte alleen.29,30 1.4 Wat is de doelstelling van deze literatuurstudie? De doelstelling van deze studie is het in kaart brengen wat het effect is van een actieve leefstijl op de hierboven genoemde risicofactoren voor hart- en vaatziekten bij mensen met een dwarslaesie. Tevens heeft deze studie als doel het thema “gezonde leefstijl” te onderbouwen binnen de dwarslaesiecursus. 1.5 Vraagstelling Om het gebied af te bakenen waarin er informatie gezocht gaat worden over het onderwerp van deze studie, is er een hoofdvraag geformuleerd. Deze vraagstelling luidt als volgt: Wat is het effect van lichamelijke activiteit op het verlagen van risicofactoren voor hart- en vaatziekten bij mensen met een dwarslaesie? Deze hoofdvraag kan onderverdeeld worden in verschillende subvragen die onderzocht zullen worden binnen deze literatuurstudie: - Wat is het effect van lichamelijke activiteit op overgewicht bij mensen met een dwarslaesie? - Wat is het effect van lichamelijke activiteit op de bloeddruk bij mensen met een dwarslaesie? - Wat is het effect van lichamelijke activiteit op het lipidenprofiel bij mensen met een dwarslaesie?
  • 7. 6 2. Werkwijze en methoden 2.1 Zoekstrategie van literatuursearch (trefwoorden, databases) Het zoeken naar relevante artikelen voor deze literatuurstudie heeft plaatsgevonden door middel van het raadplegen van de volgende elektronische databronnen en bibliotheken: - PubMed/Medline - Cochrane Library - Mediatheek Hogeschool Rotterdam - Google ‘Scolar’ - Rijndam revalidatiecentrum Afgeleid uit de vraagstelling van dit onderzoek, zijn de volgende trefwoorden gebruikt: “ spinal cord injury” & “paraplegia, tetraplegia” gecombineerd met :cardiovascular diseases, secondary conditions, coronary diseases, physical activity, active lifestyle, sport activity, risk factor, lipid profile, cholesterol, health. Op basis van verschillende combinaties van bovenstaande trefwoorden, is in de databases gezocht. De gevonden titels zijn allen op datum beoordeeld. Er is voor gekozen artikelen ouder dan 25 jaar buiten beschouwing te houden binnen deze studie. De samenvattingen van de artikelen zijn beoordeeld op inhoud en vervolgens op basis van overeenstemming met de zoekopdracht in het geheel opgevraagd. Naast bovenstaande zoekmethode, is er gebruikt gemaakt van de zogeheten “sneeuwbalmethode”. Deze methode houdt in dat er via de literatuurverwijzingen van de gevonden studies, nieuwe literatuur is gevonden die tevens betrekking heeft op de vraagstelling. Ook is er gezocht op de namen van onderzoekers van de gevonden studies voor het zoeken naar meer gelijkwaardige literatuur. Bovendien zijn professionals geraadpleegd voor relevante artikelen voor dit literatuuronderzoek; dit heeft één artikel voor deze studie opgeleverd. 2.2 Selectiecriteria Voorafgaand aan het literatuuronderzoek, zijn inclusie- en exclusiecriteria opgesteld voor het zoeken naar relevante studies. Deze criteria luiden als volgt:  De studies beschrijven mensen met een dwarslaesie.  De studies zijn Nederlands- of Engelstalig.  De studies bevatten niet minder dan 15 onderzoekspersonen.  Studies zijn niet ouder dan 25 jaar. Na een korte inventarisatie van de gevonden literatuur, werd duidelijk dat de grens van 15 jaar naar 25 jaar moest worden verschoven. Dit heeft als oorzaak dat er waarschijnlijk weinig studies met betrekking tot dit onderwerp bestaan en de meeste studies vrij klein zijn.  Studies zijn: RCT’s, systematische reviews, cross-sectional of cohort studies.  De studies beschrijven de relatie tussen het handhaven van een actieve leefstijl en de invloed op risicofactoren voor hart-en vaatziekten bij mensen met een dwarslaesie
  • 8. 7 3. Resultaten Uiteindelijk heeft voornoemde zoekstrategie zes artikelen opgeleverd voor deze literatuurstudie. Deze artikelen zijn volledig opgevraagd en voldoen inhoudelijk aan alle selectiecriteria. De geselecteerde artikelen zijn op basis van de kerngegevens in een schema gezet (zie tabel 2). Op deze manier ontstaat er een duidelijk overzicht van de overeenkomsten en verschillen tussen de artikelen. 3.1 Overgewicht: BMI / Percentage vetmassa / Buikomvang Zoals in de inleiding beschreven, is overgewicht één van de belangrijke risicofactoren voor HVZ. Biometrische gegevens zoals BMI, percentage vetmassa en buikomvang, zijn onderzocht om de mate van overgewicht te kunnen vaststellen. Eén onderzoek heeft zowel de buikomvang, het percentage vetmassa als de BMI getest.31 Uitkomsten van dit onderzoek laten zien dat actieve dwarslaesiepatiënten, zowel met een paraplegie als een tetraplegie, een beduidend lager (gunstiger) BMI en percentage vetmassa hebben, in verhouding tot de inactieve doelgroep. Wat betreft de buikomvang, vonden in totaal twee studies alleen onder paraplegen een significant verband tussen inactiviteit en een grotere buikomvang.31,32 3.2 Bloeddruk Slechts één onderzoek heeft de bloeddruk als uitkomstmaat getest onder inactieve en actieve dwarslaesiepatiënten.31 De resultaten hiervan laten een lagere (gunstigere) bloeddruk bij de actieve groep paraplegen zien dan bij inactieve paraplegen. De bloeddrukmetingen onder inactieve versus actieve tetraplegen verschilden onderling helaas te weinig om een significant verband aan te kunnen tonen. 3.3 Lipidenprofiel In totaal hebben vijf van de zes studies zowel het TC als TG als parameter voor risicofactoren hart- en vaatziekten onderzocht.31-35 Drie van de vijf onderzoeken vonden geen significant verband tussen een TC-waarden en activiteit.31-33 Daarentegen vonden de andere twee studies juist wél een significant verband.34,35 Slechts één van de vijf onderzoeken heeft een significant verband gevonden tussen hogere activiteit en een lager TG-gehalte.33 Alle zes onderzoeken hebben het HDL-C gehalte onderzocht.31-36 Echter twee onderzoeken hebben een significant verband gevonden tussen fysiek hoger actieve doelgroepen en gunstigere HDL-C waardes in het bloed.32,36 Eén van deze twee onderzoeken heeft tevens in het bloed gekeken naar de subfracties van HDL-C (HDL-2 en HDL-3).36 Resultaten van deze studie wijzen uit dat totale HDL-C gehaltes en de subfracties HDL-2 en HDL-3, allen significant lager (ongunstig) waren bij de inactieve mannelijke populatie in vergelijking tot de mannelijke actieve dwarslaesiepatiënten en de lichamelijk
  • 9. 8 niet-beperkte mannen. Twee onderzoeken hebben ook de ratio TC/ HDL-C onderzocht en vonden beiden een significant verband tussen een gunstiger ratio TC/HDL-C en een hoog activiteitenniveau.33,35 Wat betreft het LDL-C gehalte, hebben vier van de zes studies deze parameter getest bij de doelgroepen.31,33-35 Twee onderzoeken hiervan hebben een significant verband gevonden tussen mensen met een hoger activiteitenniveau en gunstigere waarden van LDL-C in het bloed.34,35 In tabel 3 van de ‘Bijlagen’ is schematisch weergegeven welke verbanden er per studie zijn gevonden tussen het activiteitenniveau en de parameters voor risicofactoren hart- en vaatziekten.
  • 10. 9 4. Discussie De resultaten van deze literatuurstudie hebben uitgewezen dat ieder geselecteerd onderzoek significante verbanden heeft gevonden tussen een hoger activiteitenniveau van dwarslaesiepatiënten en gunstigere waarden binnen het risicoprofiel voor HVZ. Voorafgaand aan deze discussie dient men er rekening mee te houden dat de bewijskracht van deze uitkomsten per definitie al vrij laag is, aangezien deze literatuurstudie alleen cohort- of cross-sectionele onderzoeken bevat en deze onderzoeken relatief kleine populaties hebben onderzocht. Bovendien is het opvallend dat de uitkomsten van de onderzochte risicofactoren onderling erg variëren. Dit fenomeen valt te verklaren doordat de studies ook zeer verschillend zijn opgezet. Aan het begin van deze literatuurstudie zijn er voortvloeiend uit de hoofdvraagstelling verschillende subvragen geformuleerd. Deze discussie zal verschillende kanten belichten van hoe de resultaten uit de onderzoeken van deze literatuurstudie geïnterpreteerd kunnen worden, om vervolgens een afgewogen antwoord te kunnen geven op de subvragen. 4.1 Wat is het effect van lichamelijke activiteit op overgewicht bij mensen met een dwarslaesie? Slechts twee van de zes onderzoeken hebben biometrische gegevens voor overgewicht onderzocht; Weliswaar vonden beiden onderzoeken een significant verband tussen hoger activiteitenniveau en lagere buikomvang bij paraplegen. Eén onderzoek heeft zowel de buikomvang, het percentage vetmassa als de BMI getest en vond bij alle drie van deze factoren gunstigere waarden bij de actieve versus niet-actieve dwarslaesiepatiënten (zowel parapleeg als tetrapleeg). Gezien deze feiten mag men concluderen dat activiteit een gunstig effect heeft op het verlagen van overgewicht bij mensen met een dwarslaesie. Allicht dient men zich er sterk van bewust te zijn dat het aanbod van dit bewijs erg summier en niet gecontroleerd is. Belangrijkste van alles is, dat de pijlen de goeden kant op richten wat betreft het vermoeden dat activiteit onder dwarslaesiepatiënten tevens in verband staat met een lager gezonder gewicht. Echter zal er grootschaliger en gecontroleerd onderzoek nodig voor zijn, wil men aan kunnen tonen dat activiteit bij dwarslaesiepatiënten de prevalentie van overgewicht werkelijk doet verminderen. 4.2 Wat is het effect van lichamelijke activiteit op de bloeddruk bij mensen met een dwarslaesie? Opvallend aan alle onderzoeken is dat slechts één onderzoek de bloeddruk als uitkomstmaat heeft getest, terwijl het algemeen bekend is dat een hoge bloeddruk een belangrijke risicofactor voor HVZ is. De resultaten van dit onderzoek wijzen erop dat de actieve groep paraplegen een gunstigere bloeddruk heeft dan inactieve paraplegen. Het is interessant dat er alleen bij tetraplegen geen verband tussen activiteit en bloeddruk werd gevonden. Dit verschijnsel valt waarschijnlijk te wijten aan het feit dat bij tetraplegische dwarslaesiepatiënten de bloedcirculatie per definitie afwijkend is door controleverlies vanuit het ruggenmerg.37 Er is dus vrij weinig bewijskracht voor het antwoord op de vraag welke invloed lichamelijke activiteit bij dwarslaesiepatiënten heeft op de bloeddruk. Verder
  • 11. 10 onderzoek met controlegroepen zou moeten uitwijzen of lichamelijke activiteit de bloeddruk bij mensen met een dwarslaesie (en tetraplegie) kan beïnvloeden. 4.3 Wat is het effect van lichamelijke activiteit op het lipidenprofiel bij mensen met een dwarslaesie? Ieder onderzoek heeft één of meerdere parameters van het lipidenprofiel onderzocht. Zoals de resultaten al duidelijk in Tabel 3 laten zien, zijn de uitkomsten onderling vrij verschillend. Twee onderzoeken hebben de TC/HDL-ratio onderzocht en een significant verband gevonden met activiteit. Dit maakt deze twee onderzoeken het meest opvallend, aangezien het TC/HDL-ratio als een betere voorspeller voor HVZ gezien wordt dan de cholesterolwaardes afzonderlijk.29,30 Daarnaast valt er één onderzoek op die zowel de parameters van het lipidenprofiel als de BMI, buikomvang en bloeddruk heeft onderzocht; Dit onderzoek vond alleen significante verbanden tussen activiteit en de biometrische gegevens, niet tussen activiteit en het lipidenprofiel. Een verklaring voor deze uitkomsten van dit onderzoek zou kunnen zijn dat er tussen de onderzoeksgroepen slechts een klein verschil in activiteitenniveau bestond. De mensen zijn binnen dit onderzoek gecategoriseerd naar besteding van meer óf minder dan 25 minuten per dag aan “Leisure Time Physical Activity (LTPA)”, oftewel vrijetijdsbeweging. Dit wil zeggen dat bijvoorbeeld de ene groep mensen die gemiddeld 22 minuten LTPA besteed per dag als ‘laag actief’ werd gecategoriseerd; de groep mensen die gemiddeld 26 minuten aan LTPA per dag besteed als ‘hoog actief’. Het is dan terecht om te betwijfelen dat zodanig klein verschil in activiteit, een significant verschil in bloedwaarden (van het lipidenprofiel) doet uitkomen. Wederom zijn er genoeg aanwijzingen dat er een relatie bestaat tussen activiteit en de invloed daarvan op het lipidenprofiel bij dwarslaesiepatiënten. Echter ook op dit punt is het zeker van belang dat er specifieker, beter gecontroleerd en uniform onderzoek gedaan moet worden op dit gebied. Doordat de studies namelijk zo divers zijn opgezet, is het mogelijk dat daardoor ook de uitkomsten in het lipidenprofiel vertekend uitkomen. Wanneer men wil onderzoeken of activiteit van invloed is op het risicoprofiel voor HVZ, dient de onderzoeker er zich bewust van te zijn dat vele factoren de uitkomsten kunnen vertekenen. Het grootste probleem begint al bij het feit dat onderzoeksgroepen snel onterecht gecategoriseerd kunnen worden als actief of inactief, doordat men veelal in deze studies het activiteitenniveau niet waterdicht heeft vastgesteld. Het invullen van vragenlijsten heeft namelijk als nadeel dat mensen zich kunnen over- of onderschatten. Bovendien beperken de cross-sectionele studies zich in de zeggenschap over het werkelijke activiteitenniveau, omdat zij slechts een momentopname onderzoeken. Gezien deze belangrijke aandachtspunten, is de recentste studie33 binnen dit literatuuronderzoek het meest betrouwbaar: Hierin heeft men de activiteit zo objectief mogelijk vastgelegd met behulp van accelerometers en op verschillende tijdstippen, verdeeld over een langere periode, metingen uitgevoerd. Hiermee wordt vertekening van het activiteitenniveau zo goed als mogelijk uitgesloten en kan men ontwikkeling van het lipidenprofiel beter in kaart brengen door de resultaten van verschillende meetmomenten naast elkaar te leggen. Jammer genoeg zijn de overige vijf onderzoeken binnen deze studie gedateerd en/of valt de manier waarop metingen zijn uitgevoerd te betwijfelen (vragenlijsten).
  • 12. 11 5. Conclusie Als antwoord op de hoofdvraag van dit literatuuronderzoek: “Wat is het effect van lichamelijke activiteit op het verlagen van risicofactoren voor hart- en vaatziekten bij mensen met een dwarslaesie?” , kan op basis van de gevonden literatuur gezegd worden dat lichamelijke activiteit wordt geassocieerd met lagere aanwezigheid van risicofactoren voor HVZ bij dwarslaesiepatiënten. Echter de kleine omvang en de verschillende opzetten van deze studies, zorgt ervoor dat deze conclusie niet sterk onderbouwd is. Desalniettemin kan het ook van de andere kant bekeken worden; geen van de onderzoeken wijzen uit dat activiteit een negatieve invloed op het risicoprofiel heeft. Daarentegen bestaan er zelfs aanwijzingen dat een bepaalde mate van activiteit eerder een positieve invloed op het risicoprofiel voor HVZ heeft. Gezien dit feit dient er vooralsnog tijdens het revalidatieproces veel aandacht en begeleiding te zijn voor lichamelijke activiteit, met als doel dwarslaesiepatiënten te stimuleren ook na de revalidatieprocedure een actieve leefstijl te handhaven. 5.1 Aanbeveling Het is aannemelijk dat lichamelijk actief zijn voor mensen met een dwarslaesie het risicoprofiel voor HVZ gunstig beïnvloedt. Weliswaar is het aanbod van onderzoek op dit gebied kleinschalig en van lage bewijskracht. Gezien deze feiten is er breder en specifieker onderzoek noodzakelijk om de effectiviteit van lichamelijke activiteit bij dwarslaesiepatiënten aan te kunnen tonen. Het probleem ligt voornamelijk in de verschillende criteria waarop de onderzoeksgroepen worden geselecteerd. Onderzoekers zouden de kwaliteit van de studies kunnen verhogen door gedetailleerdere en uniforme inclusie/ en exclusiecriteria voor de onderzoeksgroepen vast te stellen. De criteria voor de mate van activiteit binnen een onderzoeksgroep zouden bijvoorbeeld niet alleen tijdsduur, maar óók intensiteit moeten bevatten. Daarnaast moet er rekening worden gehouden dat zowel tijdsduur en intensiteit van activiteiten zo objectief mogelijk gemeten dienen te worden om vertekening van de uitkomsten in het risicoprofiel voor HVZ te voorkomen.
  • 13. 12 Literatuurlijst 1. EU Physical Activity Guidelines: Recommended Policy Actions in Support of Health-Enhancing Physical Activity http://ec.europa.eu/sport/library/doc/c1/pa_guidelines_4th_consolidated_draft_en.pdf 2. Bakel AM van (RIVM), Wendel-Vos GCW (RIVM). Preventie gericht op lichamelijke activiteit samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, http://www.nationaalkompas.nl> Nationaal Kompas VolksgezondheidPreventieGericht op gezondheidsdeterminantenPreventie gericht op leefstijlLichamelijke activiteit 3. Bull F, et al .Physical inactivity. In: Ezzati M. (red.). Comparative quantification of health risks: global and regional burden of disease attributable to selected major risk factors. Geneva: WHO, 2004b. 4. Cavill N, Kahlmeier S, Racioppi S. Physical activity and health in Europe: evidence for action. Copenhagen: WHO, 2006. 5. Colcombe S, Kramer AF.Fitness effects on the cognitive function of older adults: a meta-analytic study. Psychol Sci, 2003; 14(2): 125-30. 6. Dunn AL, Trivedi MH, O'neal HA. Physical activity dose-response effects on outcomes of depression and anxiety. Med Sci Sports Exerc, 2001; 33(6 Suppl): S587-97. 7. Monninkhof EM, Elias SG, Vlems FA, Tweel I van der, Schuit AJ, Voskuil DW, et al. Physical activity and breast cancer: a systematic review. Epidemiology, 2007; 18(1): 137-157. 8. Mosterd WL, Bol E, Vries WR de, et al.Bewegen gewogen. Inventarisatie van wetenschappelijke gegevens en formulering van aanbevelingen ter ondersteuning van actiegericht beleid inzake sport en (volks)gezondheid. Utrecht: vakgroep Medische Fysiologie en Sportgeneeskunde, 1996. 9. Stiggelbout M, Westhoff MH, Mulder YM, Ooijendijk WTM, Hildebrandt VH, Baken W. De gezondheidswaarde van lichamelijke activiteit; een literatuurstudie. Leiden: TNO, 1998. 10. Wendel-Vos GC, Schuit AJ, Feskens EJ, Boshuizen HC, Verschuren WM, Saris WH, et al. Physical activity and stroke. A meta-analysis of observational data. Int J Epidemiol, 2004; 33(4): 787-98. 11. Nationaal Kompas Volksgezondheid: Preventie gericht op lichamelijke activiteit http://www.nationaalkompas.nl/preventie/gericht-op-gezondheidsdeterminanten/preventie- gericht-op-leefstijl/lichamelijke-activiteit/ 12. Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen: Campagne 30minutenbewegen. http://www.30minutenbewegen.nl/home-ik-wil-bewegen.html
  • 14. 13 13. van den Berg-Emons RJ, Bussmann JB, Haisma JA, Sluis TA, van der Woude LH, Bergen MP, Stam HJ. A prospective study on physical activity levels after spinal cord injury during inpatient rehabilitation and the year after discharge. Arch Phys Med Rehabil. 2008 Nov;89(11):2094-101. 14. Kehn M, Kroll T. Staying physically active after spinal cord injury: a qualitative exploration of barriers and facilitators to exercise participation. BMC Public Health. 2009 Jun 1;9:168 15.Wahman K, Nash MS, Lewis JE, Seiger A, Levi R. Cardiovascular disease risk and the need for prevention after paraplegia determined by conventional multifactorial risk models: The Stockholm spinal cord injury study. J Rehabil Med. 2011 Feb;43(3):237-42. 16. Wahman K, Nash MS, Westgren N, Lewis JE, Seiger A, Levi R. Cardiovascular disease risk factors in persons with paraplegia: the Stockholm spinal cord injury study. J Rehabil Med. 2010 Mar;42(3):272- 8. 17. I. Vaartjes, I. van Dis, F.L.J. Visseren, M.L. Bots. Hart- en vaatziekten in Nederland 2010: Cijfers over leefstijl- en risicofactoren, ziekte en sterfte. Gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek en Dutch Hospital Data, gepubliceerd onder redactie van de ‘Werkgroep Cijfers’ van de Nederlandse Hartstichting. 18. L.A.T.M. van Leest, W.M.M. Verschuren. Leefstijl- en risicofactoren voor hart- en vaatziekten in de Nederlandse bevolking: prevalenties en trends 19. Parish S, Collins R, Peto R, et al. Cigarette smoking, tar yields, and non-fatal myocardial infarction: 14000 cases and 32000 controls in the United Kingdom. BMJ 1995;311:471–77. 20. de Lorgeril M, Salen P, Martin JL, et al. Mediterranean diet, traditional risk factors, and the rate of cardiovascular complications after myocardial infarction: final report of the Lyon Diet Heart Study. Circulation 1999;99:779–85. 21. Stampfer MJ, Hu FB, Manson JE, et al. Primary prevention of coronary heart disease in women through diet and lifestyle. N Engl J Med 2000;343:16–22. 22. Yusuf S, Hawken S, Ounpuu S, et al. Effect of potentially modifiable risk factors associated with myocardial infarction in 52 countries (the INTERHEART study): case-control study.Lancet 2004;364:937-52. 23. Han TS, van Leer EM, Seidell JC, Lean MEJ. Waist circumference action levels in the identification of cardiovascular risk factors: prevalence study in a random sample. BMJ 311 : 1401 (Published 25 November 1995
  • 15. 14 24. Ian Janssen, Peter T. Katzmarzyk, Robert Ross.Body Mass Index, Waist Circumference, and Health Risk. Evidence in Support of Current National Institutes of Health Guidelines Arch Intern Med. 2002;162:2074-2079. 25. Seidell JC, de Beer J.J.A.,. Kuijpers T. Richtlijn 'Diagnostiek en behandeling van obesitas bij volwassenen en kinderen' Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:2071-6 26. Report of a WHO Expert Committee. ‘Physical status: the use and interpretation of anthropometry.’ WHO Technical Report Series 854. Geneva: World Health Organization, 1995. 27. van Leent-Loenen HMJA. Wat is een verhoogde bloeddruk? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, <http://www.nationaalkompas.nl> Nationaal Kompas Volksgezondheid Gezondheidsdeterminanten Persoonsgebonden Bloeddruk, 15 april 2008. 28. Verschuren WMM, Kok L, van Leent-Loenen HMJA. Wat zijn de mogelijke oorzaken van verhoogde bloeddruk? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2007. 29. CBO, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg. Multidisciplinaire richtlijn Cardiovasculair risicomanagement 2006. Utrecht: CBO,2006. 30. Factsheet Cholesterol en hart- en vaatziekten. http://webshop.hartstichting.nl/Producten/Producten.aspx?CatID=63 31. Andrea C Buchholz, Kathleen A Martin Ginis, Steven R Bray, B Catharine Craven, Audrey L Hicks, Keith C Hayes, Amy E Latimer, Mary Ann McColl, Patrick J Potter and Dalton L Wolfe: Greater daily leisure time physical activity is associated with lower chronic disease risk in adults with spinal cord injury.(2009) PMID 19767799 Appl Physiol Nutr Metab 34(4):640-7 32. Manns PJ, McCubbin JA, Williams DP. Fitness, inflammation, and the metabolic syndrome in men with paraplegia. Arch Phys Med Rehabil. 2005 Jun;86(6):1176-81. 33.C. F.J. Nooijen, S. de Groot, K. Postma, M. P. Bergen, H. J. Stam, J.B. Bussmann, R. J. van den Berg- Emons. A more active lifestyle in persons with a recent spinal cord injury benefits physical fitness and health. Accepted for publication in Spinal Cord. 2011 Nov. 34. Hetz SP, Latimer AE, Buchholz AC, Martin Ginis KA; SHAPE-SCI Research Group. Increased participation in activities of daily living is associated with lower cholesterol levels in people with spinal cord injury. Arch Phys Med Rehabil. 2009 Oct;90(10):1755-9. 35. Dallmeijer AJ, van der Woude LH, van Kamp GJ, Hollander AP. Changes in lipid, lipoprotein and apolipoprotein profiles in persons with spinal cord injuries during the first 2 years post-injury. Spinal Cord. 1999 Feb;37(2):96-102.
  • 16. 15 36. Brenes G, Dearwater S, Shapera R, LaPorte RE, Collins E.High density lipoprotein cholesterol concentrations in physically active and sedentary spinal cord injured patients. Arch Phys Med Rehabil. 1986 Jul;67(7):445-50. 37. Rosado-Rivera D, Radulovic M, Handrakis JP, Cirnigliaro CM, Jensen AM, Kirshblum S, Bauman WA, Wecht JM: Comparison of 24-hour cardiovascular and autonomic function in paraplegia, tetraplegia, and control groups: implications for cardiovascular risk. J Spinal Cord Med. 2011 Jul;34(4):395-403.
  • 17. 16 Bijlagen Tabel 1: Persoonsgebonden factoren en ziekten waarop voldoende lichamelijke activiteit een gunstig effect heef onder de populatie mensen in Nederland. (Bron: Nationaal Kompas Volksgezondheid) Toelichting: Deze tabel is niet van toepassing op dwarslaesiepatiënten. Regelmatig voldoende beweging verlaagt direct het risico op deze ziekten Regelmatig voldoende beweging heeft een gunstig effect op deze persoonsgebonden factoren, zodat indirect het risico op ziekten wordt verlaagd - coronaire hartziekten - diabetes mellitus type 2 - beroerte - osteoporose - dikkedarmkanker - borstkanker - valincidenten bij ouderen - depressie - lichaamsgewicht - bloeddruk - vetpercentage - botdichtheid - triglyceridengehalte - ratio HDL/LDL-cholesterol - glucose-intolerantie (zie ook diabetes mellitus) - insulinegevoeligheid
  • 18. 17 Tabel 2. Gegevens en uitkomsten van de geselecteerde artikelen binnen deze literatuurstudie. Artikel Jaar Opzet Aantal Populatie Fysieke activiteit - Hoe gemeten? - Uitkomstmaat? Risicofactoren hart-en vaatziekten - Hoe gemeten? - Uitkomstmaten? Uitkomsten Fitness, inflammation and the metabolic syndrome in men with paraplegia –Manns et al. 2005 Cross- sectioneel N=22 Mannen, parapleeg, complete leasie vanaf (T2-L2) 30-48 jr. 8-26 jr. na trauma - Vragenlijst: Physical Activity en Disability Scale (PADS) - Arbeidseenheden - Bloedtests, meetlint - HDL-C, TG, totaal cholesterol Buikomvang Lagere fysieke activiteit duidt op hogere toename glucose, lager HDL-C en een grotere buikomvang. Increased participation in “Activities Daily Living” (ADL) is associated with lower cholesterol levels in people with SCI – Hetz et al. 2009 Cross- sectional N=75 Mannen (N=61) en vrouwen (N=14), Parapleeg/ tetrapleeg - Vragenlijst Physical Activity Recall Assesment for People with SCI (PARA-SCI) - ADL-activiteiten: in aantal, tijdsduur en intensiteit - Bloedtests, meetlint - Totaal cholesterol, LDL-C, HDL-C, TG Buikomvang Toegenomen mobiliteit ADL’s zijn in relatie te brengen met lager totaal cholesterol en LDL-C. Geen andere significante relaties zijn gevonden. A more active lifestyle in persons with a recent spinal cord injury benefits physical fitness and health -Nooijen et al. 2011 Prospectief cohort N=30 Mannen/vrouwen 18- 65 jaar Afhankelijk van handbewogen rolstoel Metingen aan het begin, tijdens en 1jr na het actieve revalidatieproces na trauma - Accelerometers, bevestigd op het lichaam gedurende 24 u, 2 dagen per week - De totale tijdsduur van de gedetecteerde dynamische activiteiten, als percentage van 24 uur -Bloedtests -Totaal cholesterol, HDL-C, LDL-C, TG, TC-HDL ratio en LDL-HDL ratio Toename in activiteit beïnvloedt 2 van de 6 parameters van het lipidenprofiel gunstig : TC-HDL ratio en TG gehaltes, wat het risico op HVZ verminderd.
  • 19. 18 High density lipoprotein cholesterol concentrations in physically active and sedentary spinal cord injured patients -Brenes et al. 1986 Cross- sectional N=214 - Inactieve individuen met een dwarslaesie (N=66) - Atleten met een dwarslaesie (N=22) - Actieve, lichamelijk niet-beperkte mensen (N=126) - Mannen en vrouwen Classificeren testpersonen op activiteitenniveau en lichamelijke beperking 1. Niet-sporten SCI 2. Wel sporten (min. 3 dagen per week vast trainings- programma) SCI 3. Geen lichamelijke beperking -Bloedtests -HDL-C, HDL-2, HDL-3 Bij de inactieve dwarslaesiegroep zijn significant lagere waardes HDL in het bloed gevonden, in vergelijking tot de atletische dwarslaesiegroep, en de lichamelijk niet-beperkt mensen. Changes in lipid, lipoprotein and apolipoprotein profiles in persons with spinal cord injuries during the first 2 years post-injury -Dallmeijer et al. 1999 Cohort N=19 - Mannen en vrouwen met recente dwarslaesie tijdens en tot +/- 1 jaar na revalidatie - Vragenlijst - Sportactiviteit weergegeven in uren per week -Bloedtests - TC, HDL-C, LDL-C, TG, ratio TC/HDL- C Het lipidenprofiel bij mensen met een dwarslaesie gedurende de eerste 2 jaar na trauma verbetert en lichamelijk actief zijn beïnvloedt daarnaast het vetprofiel gunstig. Greater daily leisure time physical activity (LTPA) is associated with lower chronic disease risk in adults with spinal cord injury. - Bucholz et al. 2009 Cross- sectional N=76 - Mannen en vrouwen met chronische dwarslaesie, parapleeg en tetrapleeg - Vragenlijst PARA-SCI - LTPA per dag: < 25 min. tijdsbesteding LTPA per dag vs. >25 min. tijdsbesteding per dag LTPA - Gewicht/lengte, meetlint, BIA en elektroden (meten lichaamssamenstelling), bloedtests - BMI - Buikomvang - Percentage vetmassa en perc. vetvrije-massa - Glucose , HDL-C, LDL-C - Bloeddruk Meer dagelijkse tijdsbesteding LTPA is te relateren aan lagere risicofactoren voor hart-en vaatziekten bij mensen met een dwarslaesie
  • 20. 19 Tabel 3. Uitkomsten van de onderzoeken voor verbanden tussen activiteitenniveau en risicofactoren HVZ. AUTEUR ACT.NIVEAU TC TC/HDL RATIO LDL-C HDL-C TG BMI / % VETMASSA BUIKOMVANG BLOEDDRUK Manns et al. Aantal activiteit- eenheden volgens PADS - + - - + Nooijen et al. Objectief gemeten dynamische activiteit gedurende 48 uur - + - - + Hetz et al. Mate tijdsbesteding van mobiliteit-ADL’s per dag + + - - - Bucholz et al. > 25 min. LTPA per dag vs. < 25 min. LTPA per dag - - - - + + (paraplegen) + (paraplegen) Dallmeijer et al. < 1 uur per week vs. >1 uur per week sportactiviteit + + + - - Brenes et al. Atleten vs. niet- atleten + - Toelichting: Een - betekent dat er geen significant verband is gevonden bij betreffend onderzoek, een + geeft aan dat er wel een significant verband is gevonden.