2. Lied voor de dienst
JdH 154a: (1, 2 en 3)
Een weet alles van ons leven
3. 1.
Een weet alles van ons leven:
God onze Heer.
Een slechts kan u vrede geven:
God onze Heer.
Een kent zelfs uw kleinste zorgen,
houdt u in Zijn Hand geborgen
leidt u naar een eeuw'ge morgen:
God onze Heer.
4. 2.
Een kan niemand ooit begrijpen:
God onze Heer!
Daarom moet vertrouwen rijpen
in God de Heer.
Een kunnen wij biddend vragen
pijn en zorgen helpen dragen,
sterkt ons als wij zijn verslagen:
God onze Heer.
5. 3.
Een heeft al uw schuld vergeven:
God onze Heer.
Als ge in geloof wilt leven:
God onze Heer.
Een liet Jezus voor u sterven
om genade te verwerven,
eeuw'ge zaligheid te erven:
van God uw Heer.
14. 1.
De lofzang klimt uit Sions zalen
tot U met stil ontzag.
Daar zal men U, o God, betalen
geloften, dag bij dag.
Gij hoort hen, die Uw heil verwachten,
o Hoorder der gebeên.
Dies zullen allerlei geslachten
ootmoedig tot U treén.
15. 4.
't Gebruis der zee doet Gij bedaren,
daar Gij haar golven stilt.
't Rumoer der volken als der baren
betoomt Gij, waar Gij wilt.
Wie d' einden dezer aard' bewonen,
aanschouwen dag aan dag de
teek'nen,
die Uw almacht tonen,
met vrees en diep ontzag.
16. 5.
De velden zijn bedekt met kudden,
de dalen zijn bekleed
met halmen, die van zwaarte schudden
en lonen 's landsman zweet.
Zij juichen elk op zijne wijze,
Uw eer klimt uit het stof.
Zij zingen Uwen naam ten prijze
Uw goedheid en Uw lof.
18. 19 Zo dan, mijn geliefde broeders, ieder
mens moet haastig zijn om te horen,
maar traag om te spreken en traag tot
toorn. 20 De toorn van een man brengt
immers geen gerechtigheid voor God
teweeg. 21 Leg daarom af alle vuilheid
en elke uitwas van slechtheid en
ontvang met zachtmoedigheid het in u
geplante Woord, dat uw zielen zalig
kan maken. 22 En wees daders van het
Woord en niet alleen hoorders.
19. 23 Als iemand immers een hoorder van
het Woord is en geen dader, lijkt hij op
een man die het gezicht waarmee hij
geboren is, in een spiegel bekijkt,
24 want hij heeft zichzelf bekeken, is
weggegaan en is meteen vergeten hoe
hij eruitzag. 25 Hij echter die zich in de
volmaakte wet verdiept, die van de
vrijheid, en daarbij blijft, die zal, omdat
hij niet een vergeetachtige hoorder
geworden is,
20. maar een dader van het werk, zalig zijn
in wat hij doet. 26 Als iemand onder u
denkt dat hij godsdienstig is, en hij zijn
tong niet in toom houdt, maar zijn hart
misleidt, dan is zijn godsdienst zinloos.
27 De zuivere en onbevlekte godsdienst
voor God en de Vader is dit: wezen en
weduwen bezoeken in hun verdrukking
en zichzelf onbesmet bewaren van de
wereld.
27. 1 Mijn kinderen, ik schrijf u deze dingen,
opdat u niet zondigt. En als iemand
gezondigd heeft: wij hebben een
Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus,
de Rechtvaardige.
2 En Hij is een verzoening voor onze
zonden; en niet alleen voor de onze, maar
ook voor de zonden van de hele wereld.
3 En hierdoor weten wij dat wij Hem
kennen, namelijk als wij Zijn geboden in
acht nemen. 4 Wie zegt: Ik ken Hem, en Zijn
geboden niet in acht neemt, is een
leugenaar en in hem is de waarheid niet.
28. 5 Maar ieder die Zijn woord in acht neemt,
in hem is werkelijk de liefde van God
volmaakt geworden. Hierdoor weten wij
dat wij in Hem zijn. 6 Wie zegt in Hem te
blijven, moet ook zelf zo wandelen als Hij
gewandeld heeft. 7 Broeders, ik schrijf u
geen nieuw gebod, maar een oud gebod,
dat u vanaf het begin hebt gehad; dit oude
gebod is het woord dat u vanaf het begin
hebt gehoord.
30. 1.
O, liefde Gods, oneindig groot,
ver boven ons verstand,
die zondaars weer een weg ontsloot
naar 't hemels Vaderland!
Daartoe zond God van 's hemelstroon
tot 's mensen heil Zijn een'ge Zoon.
Ja! Amen, ja! Op Golgotha
vond 't mensdom weer genâ.
31. refrein:
O, welk een vreugde,
vreugde, vreugde,
o, welk een vreugde,
een kind van God te zijn.
Welzalig die zich is bewust,
dat Jezus vrede geeft en rust.
Halleluja! Halleluja!
Prijst God voor Zijn genâ.
32. 2.
De Heiland Zelf heeft ons geleerd,
dat d' eng'len zijn verblijd,
als één der zondaars zich bekeert
tot 's Vaders heerlijkheid.
Zingt daarom blij met d' eng'len saâm
de lof en eer van Jezus' naam:
zingt altijd meer Zijn naam ter eer,
prijst Jezus onze Heer!
33. refrein:
O, welk een vreugde,
vreugde, vreugde,
o, welk een vreugde,
een kind van God te zijn.
Welzalig die zich is bewust,
dat Jezus vrede geeft en rust.
Halleluja! Halleluja!
Prijst God voor Zijn genâ.
34. 3.
Wij prijzen tot in 's hemels sfeer
het lam dat voor ons stierf;
daar leggen w' onze kronen neer
voor Hem, Die z' ons verwierf.
Dan klinkt met harp en cimbelklank
der zaal'gen lof en blijde dank.
Halleluja! Halleluja!
Prijst God voor Zijn genâ.
35. refrein:
O, welk een vreugde,
vreugde, vreugde,
o, welk een vreugde,
een kind van God te zijn.
Welzalig die zich is bewust,
dat Jezus vrede geeft en rust.
Halleluja! Halleluja!
Prijst God voor Zijn genâ.