5. 1 Jezus, leven van ons leven, Jezus, dood van onze dood, Gij hebt U voor ons gegeven, Gij neemt op U angst en nood, Gij moet sterven aan uw lijden om ons leven te bevrijden. Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer.
6. 2 Gij die alles hebt gedragen, al de haat en al de hoon, die beschimpt wordt en geslagen, Gij rechtvaardig, Gij Gods Zoon, als de minste mens gebonden, aangeklaagd om onze zonde. Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer.
7. 6 Dank zij U, o Heer des levens, die de dood zijt doorgegaan, die Uzelf ons hebt gegeven ons in alles bijgestaan, dank voor wat Gij hebt geleden, in uw kruis is onze vrede. Voor uw angst en diepe pijn wil ik eeuwig dankbaar zijn.
8. Welkom bij deze avonddienst Voorganger: Ds Huitema Organist: mevr. Schaap
10. Allen: Ik wil zingen van mijn Heiland, van zijn liefde, wondergroot, die Zichzelve gaf aan 't kruishout en mij redde van de dood.
11. Refrein: Zing, o zing van mijn Verlosser. Met zijn bloed kocht Hij ook mij: Aan het kruis schonk Hij genade, droeg mijn schuld en ik was vrij.
12. Mannen 'k Wil het wonder gaan verhalen, hoe Hij op Zich nam mijn straf. Hoe in liefde en genade Hij 't rantsoen gewillig gaf.
13. Refrein: Zing, o zing van mijn Verlosser. Met zijn bloed kocht Hij ook mij: Aan het kruis schonk Hij genade, droeg mijn schuld en ik was vrij.
14. Vrouwen 'k Wil mijn dierb're Heiland prijzen, spreken van zijn grote kracht. Hij kan overwinning geven over zond' en satans macht.
15. Refrein: Zing, o zing van mijn Verlosser. Met zijn bloed kocht Hij ook mij: Aan het kruis schonk Hij genade, droeg mijn schuld en ik was vrij.
16. Allen Ik wil zingen van mijn Heiland, hoe Hij smarten leed en pijn, om mij 't leven weer te geven, eeuwig eens bij Hem te zijn.
17. Refrein: Zing, o zing van mijn Verlosser. Met zijn bloed kocht Hij ook mij: Aan het kruis schonk Hij genade, droeg mijn schuld en ik was vrij.
18. Ik zal zo lang ik leef bezingen in mijn lied Psalm 89 vers 13 en 14
19. 13 Wat Ik gezworen heb aan David, dat houdt stand, mijn eigen heiligheid is daarvan onderpand. Ik ben de waarheid zelf, zou Ik bedrieglijk zweren?
20. Zijn koninklijk geslacht leeft voort en zal regeren. Zijn zetel wankelt niet tot aan het eind der tijden, zo lang als zon en maan de hemelen doorschrijden.
21. 14 En toch, en toch hebt Gij verstoten en gesmaad den koning die Gij zelf gezalfd hebt naar uw raad, toch toornt Gij op uw knecht, hij is van U verstoken,
22. zijn kroon ligt in het stof, zijn sterkte is gebroken. Geen wal, geen toren weert de plunderende bende. Het nabuurvolk bespot zijn bittere ellende.
24. 8 O blijf van mij niet ver, mijn God, mijn Heer! Mijn Sterke, spoed U, ik behoef U zeer! Mijn vege rest zal zonder tegenweer haast zijn verslonden.
25. Red dan mijn leven uit de muil der honden! Kom uit de klauw der leeuwen mij ontzetten! Laat toch uw hand hun boos geweld beletten! Toon mij uw trouw!
26. Daar gaat een lam en draagt de schuld Gezang 187 vers 1
27. 1 Daar gaat een lam en draagt de schuld der wereld met zich mede; het boet in eindeloos geduld voor al wat wij misdeden.
28. Daar gaat het en het wordt zo moe, stil gaat het naar de slachtbank toe, 't vindt nergens meer een weide. Smaad neemt het op zich, hoon en spot, wonden en doodsangst zijn zijn lot en zegt: dit wil ik lijden.
30. 1 O, heilig Lam van God, Gij hebt op Golgotha heerlijk getriomfeerd. Amen, halleluja.
31. Gij droeg als 't Offerlam, ons aller zondeschuld en hebt tot aan het kruis Gods recht en wet vervuld. Toen riep uw liefdestem in onze nacht: Het is volbracht! Het is volbracht!
32. 2 O, godd'lijk Levenswoord, U neem 'k gelovig aan: Gij zijt de sterke Rots, waarop ik vast kan staan.
33. Eeuwig volmaakt is 't heil dat Gods genad' ons biedt. Grijp het, o zondaar, aan. Hij schenkt het u om niet. Wijk nu! all' eigen werk, all' eigen kracht. Het is volbracht! Het is volbracht!
34. 3 Jezus, in U verblijd, zing 'k U mijn leven lang! Ja, in all' eeuwigheid, prijst U mijn lofgezang.
35. 'k Ben nu gerecht en rein door 't heilig offerbloed. 'k Leef in de zonneschijn Heer, van uw liefdegloed. Eer zij het Lam dat riep, toen 't werd geslacht: Het is volbracht! Het is volbracht!
37. Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde. En in Jezus Christus, zijnen eniggeboren Zoon, onze Here, die ontvangen is van de Heil’gen Geest geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft onder Pontius Pilatus,
38. is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle, ten derde dage wederom opgestaan van de doden, opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des Almachtigen Vaders, vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
39. Ik geloof in de Heilige Geest Ik geloof éne heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen, vergeving der zonden, wederopstanding des vlezes, en een eeuwig leven. Amen – amen – amen.
40. Collecte 1 ste st. Kindertehuis Horeb 2 de voor de Gemeente
49. De koperen slang 4 Van de Hor trokken ze verder in de richting van de Rode Zee; ze moesten immers om Edom heen trekken. Maar onderweg werd het volk ongeduldig.
50. 5 ‘Waarom hebt u ons weggehaald uit Egypte?’ verweten ze God en Mozes. ‘Om ons in de woestijn te laten sterven? We hebben geen brood en geen water, en we kunnen dit ellendige eten niet meer zien.’ 6 Toen stuurde de HEER giftige slangen op de Israëlieten af, die hen beten, zodat velen van hen stierven.
51. 7 Daarop ging het volk naar Mozes. ‘We hebben gezondigd,’ zeiden ze, ‘want we hebben de HEER en u verwijten gemaakt. Bid tot de HEER dat hij ons van die slangen verlost.’ Mozes bad voor het volk, 8 en de HEER zei tegen hem: ‘Laat een slang maken en bevestig die op een staak. Iedereen die gebeten is en daarnaar kijkt, blijft in leven.’
52. 9 Mozes liet een koperen slang maken en bevestigde die op een staak. En iedereen die door een slang gebeten was en opkeek naar de koperen slang, bleef in leven.
54. 1 Zo was er een farizeeër, een van de Joodse leiders, met de naam Nikodemus. 2 Hij kwam in de nacht naar Jezus toe. ‘Rabbi,’ zei hij, ‘wij weten dat u een leraar bent die van God gekomen is, want alleen met Gods hulp kan iemand de wondertekenen doen die u verricht.’
55. 3 Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.’
56. 14 De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhooggeheven heeft, 15 opdat iedereen die gelooft, in hem eeuwig leven heeft.
57. 16 Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. 17 God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden.
58. 18 Over wie in hem gelooft wordt geen oordeel uitgesproken, maar wie niet in hem gelooft is al veroordeeld, omdat hij niet wilde geloven in de naam van Gods enige Zoon. 19 Dit is het oordeel: het licht kwam in de wereld en de mensen hielden meer van de duisternis dan van het licht, want hun daden waren slecht.
59. 20 Wie kwaad doet, haat het licht; hij schuwt het licht omdat anders zijn daden bekend worden. 21 Maar wie oprecht handelt zoekt het licht op, zodat zichtbaar wordt dat God werkzaam is in alles wat hij doet.’