1. RekenkamerMonitor 2012
Al sinds 2004 voert Necker van Naem jaarlijks de RekenkamerMonitor uit om de stand van zaken omtrent
lokale rekenkamers en hun werk in kaart te brengen en belangrijke trends te signaleren. Aanvankelijk werd
alleen het perspectief van de rekenkamer betrokken, maar sinds 2012 wordt ook de mening van raadsleden
over hun rekenkamer gevraagd. Achterliggende reden hiervoor is dat lokale rekenkamers sinds 2009 te
maken hebben met (forse) bezuinigingen op het budget en de vraag naar de meerwaarde van het
rekenkamerwerk (mede daardoor) steeds vaker wordt gesteld. De rekenkamer is sowieso een sterk
instrument van de raad om zijn kaderstellende en controlerende rol te versterken. Als de raad positief is,
heeft de rekenkamer een groot deel van haar meerwaarde al bewezen. De respons is in de afgelopen twee
jaren ontwikkeld van 78 rekenkamers voor de monitor van 2011 naar 88 voor 2012 en 442 (individuele)
raadsleden voor de monitor van 2011 naar 620 voor 2012.
Effectiviteit rekenkamers
Uit de RekenkamerMonitor 2011 bleek dat zowel raadsleden als rekenkamerleden tevreden zijn over de
werkwijze en producten van de rekenkamer. Die tevredenheid zat hem met name in de kwaliteit van de
onderzoeksrapportages en de bijdrage die rekenkamers leveren aan de versterking van de controlerende
en kaderstellende rol van de raad. Ook in 2012 zijn raads- en rekenkamerleden tevreden. Die tevredenheid
is gebaseerd op een hoge waardering van de effecten van het rekenkamerwerk, de kwaliteit van het
rekenkamerwerk en de wijze waarop de rekenkamer haar omgeving, met name de raad, betrekt. Hieronder
presenteren wij de uitkomsten van de RekenkamerMonitor 2012 op deze drie aspecten en lichten deze toe.
Effecten van het rekenkamerwerk
Effectiviteit van de rekenkamer hangt onder andere af van de mate waarin zij bijdraagt aan de
doelmatigheid en doeltreffendheid van de raad in de versterking van de controlerende en kaderstellende
rol. In de tabel hieronder is te zien in hoeverre rekenkamerleden en raadsleden vinden dat hun rekenkamer
op deze aspecten effectief is.
Effecten rekenkamerwerk Waardering raadsleden Waardering rekenkamerleden
Bijdrage aan doelmatigheid en
doeltreffendheid
67% 74%
Versterking controlerende rol 81% 96%
Versterking kaderstellende rol 62% 79%
Uit de resultaten volgt dat meer rekenkamerleden dan raadsleden vinden dat het rekenkamerwerk effectief
is op deze drie aspecten. De effectiviteit wordt ook bepaald door de mate waarin de rekenkamer bijdraagt
aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van het college en het ambtelijk apparaat en de mate waarin zij
direct verantwoording aflegt aan de burger. Ten opzichte van de RekenkamerMonitor 2011 vinden
rekenkamerleden in mindere mate dat hun werk hieraan bijdraagt.
Kwaliteit rekenkamerwerk
Ook de kwaliteit van het werk de rekenkamer bepaald de mate van effectiviteit. In de RekenkamerMonitor is
raadsleden gevraagd een rapportcijfer toe te kennen aan zeven rekenkameraspecten. Het gemiddelde
rapportcijfer over al deze aspecten is een zeven. De cijfers op de deelaspecten staan in de tabel hieronder.
2. Rekenkameraspecten Gemiddeld rapportcijfer
Onderzoekswerkzaamheden 7,1
Conclusies en aanbevelingen 7,1
Deskundigheid leden 7,3
Onderwerpkeuze 6,9
Politiek-bestuurlijk gevoel 6,9
Planning en nakomen afspraken 7,2
Communicatie gedurende het jaar 6,8
Het hoogste cijfer wordt voor de deskundigheid van rekenkamerleden gegeven (7,3), het laagste cijfer voor
de communicatie gedurende het jaar (6,8). 84% van de raadsleden zegt over het algemeen tevreden te zijn
over de onderzoeksrapporten. Op de vraag waar raadsleden ontevreden zijn, geeft 51% aan ontevreden te
zijn over de kwaliteit van het onderzoek. Daar lijkt een tegenstelling in te zitten. Daarnaast geeft 47% aan
ontevreden te zijn over de wijze waarop de raad bij het rekenkamerwerk wordt betrokken en 39% over de
onderwerpskeuze.
Naast rapportcijfers geven raadsleden in de RekenkamerMonitor 2012 ook meer kwalitatieve
beoordelingen. Zo wordt het gewaardeerd dat de rekenkamer een stok achter de deur is voor college en
organisatie, dat zij over de schouder meekijkt en dat zij onafhankelijk opereert. Effectiviteit wordt ook
bepaald door de verhouding tussen rekenkamer en raad. Als die verhouding niet goed is, bijvoorbeeld door
een afstandelijke rekenkamer of een inactieve raad, wordt de effectiviteit minder, zo blijkt uit de vele
evaluatieonderzoeken die Necker van Naem heeft uitgevoerd in afgelopen jaren.
Betrokkenheid bij rekenkamerwerk
Betrokkenheid van de raad bij het rekenkamerwerk is een belangrijke graadmeter voor de effectiviteit van
de rekenkamer. In het voorgaande jaar zagen we dat rekenkamers meer investeerden in de
onderwerpskeuze en de tussentijdse communicatie met de raad om de betrokkenheid te vergroten. De
rapportcijfers hiervoor blijven in 2012 nagenoeg gelijk aan 2011, respectievelijk een 6,9 en 6,8.
De meeste raadsleden (84%) geven aan betrokken te worden bij de onderwerpskeuze door de rekenkamer.
Onder andere door hen te vragen naar gewenste onderwerpen (97%). Raadsleden dragen ook zelf actief
onderzoeksonderwerpen aan. Hiervoor maken zij niet alleen gebruik van het moment dat het
onderzoeksplan door de rekenkamer wordt voorgelegd (40%), maar ook door gedurende het jaar
onderwerpen aan te dragen (39%). De meerderheid van de rekenkamerleden (60%) geeft aan actief
benaderd te zijn door raadsleden met het verzoek tot onderzoek naar een specifiek onderwerp. Dit is een
aanzienlijke toename ten opzichte van 2011 (28%). Net als vorig jaar is de belangrijkste reden voor
raadsleden voor het indienen van een verzoek het vergroten van het inzicht in een specifiek onderwerp
middels een feitenreconstructie (59%) en daarnaast naar doeltreffendheid (35%) en doelmatigheid (32%).
Rechtmatigheid vormt voor 23% van de raadsleden een aanleiding tot het indienen van een verzoek.
Slechts 15% geeft aan een verzoek in te dienen voor een onderzoek ter voorbereiding op
besluitvormingsprocessen.
Op basis van de resultaten uit de RekenkamerMonitor blijkt dat rekenkamers in 2012 iets meer hebben
geïnvesteerd in de communicatie met raadsleden tijdens een onderzoek. Zo betrekt 26% de raadsleden bij
de geconstateerde feiten (2011: 24%) en vraagt 18% de raadsleden mee te denken over de conclusies van
het onderzoek (2011: 10%). Het gaat hierbij nog steeds om kleine percentages. De meerderheid betrekt de
raad met name tijdens de totstandkoming en presentatie van het jaarplan (onderwerpskeuze: 97%,
jaarplan: 85%). Van een spectaculaire toename in de tussentijdse communicatie is dus geen sprake. Een
aantal rekenkamers heeft wel aangegeven dat de betrokkenheid van de raad wordt bewerkstelligd door de
aanwezigheid van raadsleden in de rekenkamercommissie en door hen uit te nodigen voor de
startbijeenkomst, voorafgaand aan een onderzoek. In totaal heeft 53% van de rekenkamerleden
aangegeven dat de betrokkenheid ten opzichte van 2011 niet is vergroot.
Ook het college wordt met name tijdens de totstandkoming en presentatie van het jaarplan betrokken
(onderwerpskeuze: 29%, jaarplan: 74%). De wijze waarop rekenkamers het college tijdens een onderzoek
betrekken, gebeurt voor 45% door hen te informeren over de geconstateerde feiten en voor 46% op
verschillende wijze, zoals bestuurlijk wederhoor en interviews. In totaal heeft 71% van de rekenkamerleden
aangegeven dat de betrokkenheid van het college ten opzichte van 2011 niet is vergroot.
3. Rekenkamers delen via meerdere wegen de resultaten van hun onderzoek. De resultaten worden door 77%
tijdens een raadsbijeenkomst gedeeld, 66% schrijft een raadsbrief en 63% stuurt een persbericht uit.
Ruimte voor verbetering
Op basis van de rapportcijfers, die raadsleden geven aan het rekenkamerwerk, en de waardering van de
effectiviteit constateren wij dat de algemene tevredenheid hoog is. Uit de resultaten van de
RekenkamerMonitor 2012 blijkt ook dat er ruimte voor verbetering is. Zowel in de huidige werkzaamheden
van de rekenkamer als met het oog op de toekomst en de mogelijk gepaard gaande ontwikkelingen in het
rekenkamerwerk. Met betrekking tot de huidige werkzaamheden zien rekenkamerleden met name
verbeterpunten in het bekorten van de doorlooptijd van het onderzoek (62%, raad: 26%) en het versterken
van de samenwerking met de raad (40%, raad: 46%). Raadsleden geven aan vooral relevantere
onderwerpskeuzes te wensen (52%, rekenkamer: 23%) en een verbetering in de kwaliteit van rapportages
(46%, rekenkamer: 9%). Verbeteringen die rekenkamerleden zien en meer op de toekomst zijn gericht, zijn
het uitvoeren van meer toekomstgerichte, ex ante, onderzoeken (38%, raad: 14%) en samenwerking met
andere rekenkamers (27%, raad: 20%).
Organisatie en focus rekenkamers
In deze paragraaf presenteren we de uitkomsten uit de RekenkamerMonitor 2012 over de organisatie en
focus van rekenkamers. Dat doen we aan de hand van de volgende aspecten: budget, modelkeuze,
samenwerking van rekenkamers, de ‘hitlijst’ van onderzoeksonderwerpen in 2012 en de aard van
rekenkameronderzoeken.
Budget
Net als voorgaande jaren hebben rekenkamers te maken met bezuinigingen. Voor 35% van de
rekenkamers geldt dat het budget voor 2012 is verlaagd. Dat is een stijging van 5% ten opzichte van 2011.
Voor 60% is het budget gelijk gebleven en voor 5% is het verhoogd. Bezuinigingen zijn het hoofd geboden
door minder (groot) onderzoek uit te voeren (71%), maar ook door minder uit te besteden en de
samenstelling van de rekenkamer te wijzigen. Ook voor 2013 voorzien rekenkamers een daling van het
budget, terwijl het belang van rekenkamerwerk volgens de respondenten juist toeneemt. Rekenkamer- en
raadsleden zien het werk van de rekenkamer dan ook in het gedrang komen. Om van meerwaarde te
blijven, ook met een beperkt budget, zullen rekenkamers naar ons oordeel moeten innoveren in termen van
bijvoorbeeld methodiek en model. Raadsleden hebben hoge verwachtingen van het rekenkamerwerk in de
toekomst en zullen meer ondersteuning van rekenkamers eisen. De wijze waarop de rekenkamer haar
budget inzet, moet hierop worden aangepast.
Rekenkamers besteden de beschikbare budgetten in 2012 over het algemeen op dezelfde manier als in
2011. De besteding aan externe inhuur en de vergoeding voor externe leden is licht gestegen. De
vergoeding voor de werkzaamheden van de ambtelijk secretaris/onderzoeker is gedaald van 21% in 2011
naar 15% in 2012.
Modelkeuze
Op basis van de RekenkamerMonitor 2012 blijkt dat het
gemengde model nog steeds het meest toegepast wordt.
Over de afgelopen drie jaar hebben zich geen grote
verschuivingen voorgedaan in de modelkeuze, zoals duidelijk
wordt in de tabel hiernaast. Net iets meer dan de helft van de
rekenkamers bestaat namelijk uit zowel interne als externe
leden.
Daarnaast bestond 45% van de rekenkamers uit enkel externe leden. Een kleine minderheid koos voor het
directeursmodel of een model met alleen maar interne leden.
Samenwerking
Bijna een derde van de rekenkamers heeft in 2012 samengewerkt met één of meer rekenkamers van
andere gemeenten. Voor 83% van de rekenkamerleden geldt dat zij ook in de toekomst graag regionaal
Model 2010 2011 2012
Gemengd model 53% 50% 52%
Alleen externe leden 40% 45% 45%
Directeursmodel 2% 4% 4%
Alleen interne leden 5% 1% 3%
4. samenwerken. Voor 53% van de raadsleden geldt dat zij het wenselijk vinden wanneer
rekenkameronderzoek wordt gecombineerd met onderzoek van andere rekenkamers. Voordelen die de
samenwerking oplevert volgens de rekenkamerleden, is vergelijking tussen gemeenten en het delen van
kennis en ervaring. Volgens de raadsleden ligt de meerwaarde van het combineren van onderzoek ook in
het besparen van kosten. Uit de evaluatieonderzoeken van Necker van Naem blijkt ook dat er enkele
nadelen aan regionale samenwerking kleven. Zo stelt samenwerking hoge eisen aan de onderlinge
afstemming, wordt de doorlooptijd van onderzoek vaak langer en levert een gezamenlijk onderzoek vaak
vragen op ten opzichte van inhoudelijke afbakening, herkenbaarheid en toepasbaarheid van het onderzoek
voor de eigen gemeente.
Rekenkamers werken op meerdere niveaus samen. Bij de uitvoering van onderzoeken wordt, naast andere
rekenkamers, met externe bureaus en andere controleorganen samengewerkt. In 2012 werkte 74% van de
rekenkamers samen met een extern bureau, dat ondersteuning bood bij de uitvoering van (een deel van)
het onderzoek en het schrijven van de rapportage. Daarnaast vindt ruim de helft van de rekenkamerleden
het wenselijk om rekenkameronderzoek te combineren met onderzoeken, benchmarks of audits van college
en ambtelijke organisatie. Ook raadsleden zien hiervan de meerwaarde in. Zij vinden dat rekenkamers
meer gebruik moeten maken van informatie die al voorhanden is, zoals van de ambtelijke organisatie. Tot
nu voert echter slechts 35% van de rekenkamers onderzoek uit samen met andere (controle)organen.
Op basis van vragen over de toekomst van de rekenkamer geeft 41% van de rekenkamerleden en 43% van
de raadsleden aan het (volledig) eens te zijn met de stelling ‘rekenkamers zullen, net als gemeenten, de
ontwikkeling naar schaalvergroting moeten inzetten’. Respectievelijk 37% en 32% is het hier (volledig) mee
oneens. Daarnaast hebben enkele respondenten aangegeven dat zij verwachten dat hun rekenkamer in de
komende 5 jaar meer regionaal gaat samenwerken met andere rekenkamer(commissies) en gemeenten,
mede ingeven door de druk op het budget van de rekenkamer en de (verwachte) fusie van gemeenten. Van
een trend naar schaalvergroting voor rekenkamers kunnen we op basis van de RekenkamerMonitor 2012
nog niet spreken. Wel wordt de regionalisering door rekenkamer- en raadsleden veel genoemd bij de
verwachte ontwikkelingen voor de toekomst. Regionalisering of schaalvergroting vindt in ieder geval plaats
wanneer er sprake is van herindeling. Per 1 januari 2013 zijn de nieuwe gemeenten Schagen, Goeree-
Overflakkee en Molenwaard ontstaan. Door deze herindeling is het aantal gemeenten in Nederland gedaald
met van 415 naar 408. Voor 2014 zitten zeven gemeenten in een herindelingsproces.1
Hierdoor zal
wederom een aantal rekenkamers worden samengevoegd. Het samenvoegen van rekenkamers bij
herindeling verloopt niet altijd voorspoedig, zo blijkt uit het in 2013 gepubliceerde ‘Staat van de
rekenkamer’. Veel rekenkamers worden inactief in afwachting van het herindelingsproces.2
Top 3 onderzoeksonderwerpen 2012
De RekenkamerMonitor laat de volgende top 3 van onderzoeksonderwerpen zien:
1 Grondbeleid
2 Centrum voor Jeugd en Gezin
3 Wmo en gemeentefinanciën
Een verklaring voor de hoeveelheid onderzoeken dat in 2012 naar het CJG is verricht, is het initiatief van de
Algemene Rekenkamer om samen met lokale rekenkamers (in totaal 42) onderzoek naar dit onderwerp te
verrichten. In 2011 bestond de top drie uit subsidiebeleid, verbonden partijen en grondbeleid. Op basis van
de antwoorden op de vraag welke onderwerpen er voor 2013 op de agenda staan, blijkt dat verbonden
partijen en gemeentelijke samenwerking wederom hoog op de lijst staan.
In de RekenkamerMonitor 2012 heeft 52% van de raadsleden aangegeven relevantere onderwerpen op de
onderzoeksagenda van de rekenkamer te wensen. Van de raadsleden zegt 58% in 2012 zelf één of
meerdere keren een onderwerp te hebben aangedragen bij de rekenkamer, tegenover 36% die zegt dat
helemaal niet te hebben gedaan. Voor 75% geldt dat er gehoor is gegeven aan het verzoek. De meest
voorkomende reden waarom er geen gehoor wordt gegeven is dat er geen draagvlak voor het onderwerp is
bij rekenkamer en raad (43%). Daarnaast geeft 40% aan dat het niet duidelijk is waarom er geen gehoor
wordt gegeven, omdat de rekenkamer niet heeft teruggekoppeld. De belangrijkste redenen die de
rekenkamerleden zelf geven is dat het onderwerp niet geschikt is voor rekenkameronderzoek (53%) en dat
er geen draagvlak voor bestaat (46%). Voor 2013 geven raadsleden aan dat zij onderwerpen als sociaal
1
Concreet gaat het om de gemeenten: Boarnsterhim, Gaasterland-Sloten, Lemsterland, Skarsterlân, Alphen aan den Rijn,
Boskoop en Rijnwoude. Bronnen: www.vng.nl en www.cbs.nl.
2
‘De staat van de rekenkamer’, publicatie NVRR (2013), p.62.
5. beleid (Wmo, participatie, Wsw, Wwb), decentralisaties, subsidiebeleid, regionale samenwerking en
grondbeleid graag onderzocht willen hebben.
Aard van het rekenkameronderzoek
In 2012 heeft de meerderheid (85%) van de rekenkamers evaluatieonderzoek (ex post) uitgevoerd,
ongeveer een derde informerend onderzoek (ex durante) en een vijfde verkennend onderzoek (ex ante).
Van de rekenkamerleden heeft 38% aangegeven dat zij in de toekomst meer ex ante onderzoek willen
gaan doen (dat zien zij als verbeterpunt). Daarnaast verwachten rekenkamerleden dat hun onderzoeken
meer gericht zullen zijn op de actualiteit en het lopende beleid (ex durante). Ook verwachten zij dat de
onderzoeken in de toekomst een meer adviserend karakter hebben. Dit lijkt in lijn met de continue vraag
van raadsleden om feitenreconstructies op actuele onderwerpen. Toch is de mening van raadsleden erg
verdeeld over het type onderzoek dat rekenkamers zouden moeten uitvoeren. Slechts 12% geeft aan meer
ex durante onderzoek te willen en 14% ex ante. Op basis van deze percentages is er geen duidelijke
raadsbehoefte naar ander type onderzoek dan evaluaties waarneembaar. Wel denkt 46% van de
raadsleden dat ex durante en ex ante onderzoek een groter onderdeel gaan vormen van het
rekenkamerwerk. Gevraagd naar de belangrijkste ontwikkelingen die in 2013 van invloed zijn op het
rekenkamerwerk, worden ook onderwerpen die (deels) in de toekomst liggen genoemd, zoals de
decentralisaties, schaalvergroting van gemeenten en bezuinigingen. Dit zijn onderwerpen die zich minder
goed lenen voor evaluatief onderzoek.
Blik op de toekomst
In deze paragraaf presenteren we de resultaten van de RekenkamerMonitor 2012 ten aanzien van de
toekomst van rekenkamers. Dat gebeurt voor de aspecten toekomstperspectief en aandachtspunten voor
de toekomst. Tot slot wordt afgesloten met een korte algemene beschouwing.
Toekomstperspectief en aandachtspunten
Op de vraag wat de belangrijkste veranderingen zijn voor de komende vijf jaar die van invloed zijn op het
rekenkamerwerk, worden antwoorden gegeven met betrekking tot de focus, het type onderzoek en de
organisatie van de rekenkamer. Een veel gegeven antwoord is ‘samenwerking’. Hiermee wordt met name
gedoeld op meer regionale samenwerking tussen rekenkamers of een samenvoeging van rekenkamers.
Daarnaast wordt een nauwere samenwerking tussen de gemeente zelf en de rekenkamer genoemd. Tot
slot is samenwerking een onderwerp van onderzoek dat steeds belangrijker wordt. Ook noemen
rekenkamerleden een mogelijke verschuiving naar meer informerend en verkennend onderzoek, waarbij de
rekenkamer een meer adviserende rol krijgt. Hierbij zien zij ook gevaren, bijvoorbeeld dat de rekenkamer te
veel op de stoel van politiek en bestuur gaat zitten.
Zowel rekenkamer- als raadsleden voorzien een verdere daling in het budget van de rekenkamer, terwijl het
beroep van de raad op de rekenkamer volgens hen zal toenemen. Gezien de grote decentralisaties die
gemeenten te wachten staan, zullen raden meer behoefte hebben aan ondersteuning om de complexe
beleidsvelden te kunnen blijven doorgronden en de kaderstellende en controlerende rol te vervullen.
Daarnaast voorzien zij een toename in het doelmatigheidsonderzoek, omdat gemeenten meer taken met
minder geld moeten gaan uitvoeren.
Rekenkamer- en raadsleden is in de RekenkamerMonitor gevraagd wat er nodig is om de ontwikkelingen
het hoofd te kunnen bieden. Raadsleden (55%) geven aan dat rekenkamers hiervoor moeten innoveren.
Daarbij wordt genoemd dat rekenkamers dichter bij raden moeten gaan functioneren, meer gebruik moeten
maken van informatie die voorhanden is. Ook het merendeel van rekenkamerleden vindt dat zij dichter bij
de raad moet functioneren (53%) om van blijvende meerwaarde te zijn. De belangrijkste taak van de
rekenkamer is ook in de toekomst het uitvoeren van onderzoek.
Tot slot: inspelen op de toekomst
Op basis van de RekenkamerMonitor 2012 blijkt dat er noch in de waardering, noch in de focus en
organisatie van het rekenkamerwerk grote verschuivingen zijn ten opzichte van 2011. Er bestaat een
constante, algemene tevredenheid en de rekenkamer krijgt van de respondenten een gemiddeld
rapportcijfer van een zeven.
Wel constateren de rekenkamer- en raadsleden dat ontwikkelingen, die op gemeenten
afkomen (decentralisaties, samenwerking, bezuinigingen), hun weerslag zullen hebben op het
6. rekenkamerwerk. Desgevraagd geeft een vierde van de raadsleden in de RekenkamerMonitor 2012 aan de
rekenkamer af te schaffen wanneer de wettelijke verplichting vervalt. Weliswaar een ruime minderheid,
maar niet te onderschatten gezien de veranderlijke context waarin rekenkamers hun werk moeten
verrichten.
De vraag wordt actueler op welke wijze rekenkamers hun overtuigingskracht in de toekomst kunnen
behouden gegeven die ontwikkelingen. Oftewel: vragen de veranderende tijden ook om een ander soort
rekenkamer(onderzoek)? Om het rendement van de rekenkamer verder te verhogen, nu én in de toekomst,
zijn ons inzien veranderingen nodig. Daarvoor zijn allerlei manieren denkbaar die uiteenlopen qua impact
(van beperkte aanpassing tot radicale verandering; van vervolmaking van de huidige manier van werken tot
vergaande innovatie). Ten eerste zijn er initiatieven in de relatie tussen rekenkamer en raad, onder andere
om meer inzicht te krijgen in de bestuurlijke thema’s en dynamiek. Voorbeelden uit de praktijk zijn het
bijwonen van raadsvergaderingen en de nieuwjaarsborrel, maar ook door bestuursleden op Twitter te
volgen en gesprekken te voeren met het MT. Ten tweede zijn er initiatieven rond de onderzoeksmethodiek,
onder andere om sneller in te kunnen spelen op actuele vragen van de raad. Voorbeelden uit de praktijk
zijn het afstappen van normenkaders en het opnemen van perceptie en reflectie. Ten derde zijn er
initiatieven voor het optimaal overbrengen van een (bestuurlijke) boodschap, in plaats van een grondige
analyse. Voorbeelden uit de praktijk zijn korte rekenkamerbrieven, ‘stand van zaken’-onderzoek en
feitenreconstructies.
Rekenkamers zullen zichzelf wat ons betreft periodiek aan heroverweging moeten onderwerpen om van
blijvende meerwaarde te zijn. Onze opvatting is dat er legio manieren zijn om het rendement van
rekenkamers te verhogen. Cruciaal voor succes is dat een rekenkamer kiest voor acties die passen bij de
lokale context én dat zij de gemeenteraad blijft vertellen wat de rekenkamer precies doet en waarom zij dat
doet.
De auteurs, Lauryan Bakker, Eline van Kessel en Marten Westeneng, zijn onderzoekers/adviseurs bij
Necker van Naem. Necker van Naem is het politiek-bestuurlijk advies- en onderzoeksbureau voor lokale
overheden. Meer informatie is te vinden op www.necker.nl. Voor reacties en vragen kunt u terecht bij Eline
van Kessel: eline@necker.nl of 06 – 196 774 52.