8. Rode bloedcellen Functie: transport van zuurstof Kenmerken: dunne ronde schijfjes met verdikte rand vorming in rood beenmerg uit stamcellen bevatten hemoglobine afgebroken in de lever en de milt 8 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
9. Witte bloedcellen Functie: bescherming, o.a. immuniteit Kenmerken: verplaatsen zich door vaten en weefsels vorming in rood beenmerg uit stamcellen verdere ontwikkeling in milt en lymfeknopen macrofagen & lymfocyten 9 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
10. Bloedplaatjes Functie: bloedstolling Kenmerken: bestaan uit celfragmenten vorming in rood beenmerg 10 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
18. RBC - Gasuitwisseling Concentratie gradiënt zorgt voor een beweging van gassen in en uit het bloed O2 O2 O2 O2 CO2 CO2 CO2 CO2 haarvatenin longen haarvaten in spieren bloed longen bloed lichaam 18 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
19. Hemoglobine – transport O2 Waarom hemoglobine? O2 lost niet voldoende op in H2O Bindt O2 in longen/kieuwen en geeft het af aan cellen HHb + O2 <-> H+ + HbO2- 19 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
20. Verzadigingscurve hemoglobine Dalende pH verlaagt affiniteit van Hb voor O2 actief weefsel (produceert CO2) verlaagt pH & stimuleert Hb om meer O2 af te geven Effect van pH (CO2 concentratie) 20 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
21. Verzadigingscurve hemoglobine Stijgende temperatuur verlaagt affiniteit van Hb voor O2 actief weefsel produceert hitte Effect van temperatuur 21 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
22. Transport CO2 in bloed Tissue cells CO2 Carbonic anhydrase CO2 dissolves in plasma CO2 + H2O H2CO3 H2CO3 H+ + HCO3– CO2 combines with Hb Cl– HCO3– Plasma Opgelost in bloedplasma als bicarbonaat carbonic acid CO2 + H2O H2CO3 bicarbonate H2CO3 H+ + HCO3– carbonic anhydrase 22 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
23. Afgifte CO2 in longen Lage CO2 concentratie in longen zorgt voor diffusie van CO2 van bloed naar longen 23 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
24. O2 opname / CO2 afgifte long 24 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
25. O2 afgifte / CO2 opname weefsel 25 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
29. Membraaneiwitten Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010 29 Buiten Cel membraan In de cel Enzym Cell surfacereceptor Transporter Cell surface identity marker Cell adhesion Attachment to thecytoskeleton
33. Resus-bloedgroep 84% van de mensen heeft een resusfactor (ook wel D-antigeen genoemd) op hun rode bloedcellen Resusnegatieve mensen maken na contact antistoffen tegen de resusfactor Contact tijdens bevalling van 1e resuspositieve kind Rode bloedcellen van 2e resuspositieve kind worden afgebroken 33 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
34. Het hart Deel 6 34 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
35. Uitwisseling Dierlijke cellen wisselen materialen uit over het celmembraan brandstof voedingsstoffen zuurstof afval (ureum, CO2) Als je een eencellige bent; makkie! diffusie Als je een meercellig organisme bent ….. 35 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
36.
37. Bloedsomloop Wat moet vervoerd worden? voedingsstoffen en brandstoffen afkomstig uit maag-darmkanaal Gassen O2 en CO2 van en naar luchtwegen (longen, kieuwen) Afvalproducten water, zouten, ureum Hormonen Witte bloedcellen, antilichamen, bloedplaatjes 37 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
38. Bloedsomloop Alle dieren hebben: vloeistof = ‘bloed’ buizen = bloedvaten musculaire pomp = hart open gesloten hemolymfe bloed 38 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
39. Open bloedsomloop Taxonomie invertebraten insectengeleedpotigenschelpdieren Structuur geen scheiding van bloed en interstitiële vloeistof hemolymfe 39 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
40. Gesloten bloedsomloop Taxonomie invertebraten wormen, inktvis vertebraten Structuur Bloed gescheiden vaninterstitiële vloeistof 1 of meerdere harten diffusie tussen bloedvatenen interstitiële vloeistof 40 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
43. Hartkleppen 4 kleppen in het hart voorkomen terugstromen bloed Hartkleppen(AV in afbeelding) tussen kamer en boezem voorkomt dat bloed terugstroomt naar de kamer wanneer de boezem samentrekt Slagaderkleppen(SL in afbeelding) tussen boezem en slagader voorkomt dat bloed terugstroomt naar de boezem wanneer deze ontspannen 43 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010 SL AV AV
44. Lub-dub-…, lub-dub-… Harttonen sluiten van kleppen “Lub” – 1e harttoon dichtslaan van de hartkleppen “Dub” – 2e harttoon dichtslaan van de slagaderkleppen Hartruis defect in kleppen veroorzaakt een ruis wanneer bloed door de kleppen lekt 44 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010 SL AV AV
52. Slagaders Dikke wand nodig voor het onder hoge druk pompen van bloed Relatief beperkte diameter Elastisch zorgt voor continue bloeddruk, ook als het hart ontspant Vervoeren zuurstofrijk bloed 52 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
53. Aders Bloedstroomt naar hart Dunne wand Relatief grote diameter Bloed gaat met lage snelheid en lage druk terug naar hart Lage druk ver van hart bloed stroomt door spiercontracties Kleppen in grote aderen zorgen terugslagkleppen ervoor dat bloed alleen richting hart kan stromen Open klep Geslotenklep 53 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
54. Haarvaten Zeer dunne wand missen 2 buitenste wandlagen enkel endothelium Diffusie uitwisseling tussen bloed en cellen 54 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
55. Regulering bloedtoevoer Bloedtoevoer haarvaten gereguleerd door precapillaire sfincter toevoer varieert naar gelang de vraag na een maaltijd stijgt de bloedtoevoer naar het maagdarmkanaal na inspanning verschuift de toevoer van maagdarmkanaal naar spieren Haarvaten van hersenen, hart, nieren en lever doorgaans volledige toevoer 55 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010
59. Lymfevatenstelsel Parallel vatenstelsel transporteert witte bloedcellen afweer tegen infectie verzamelt interstitiële vloeistof handhaven volume &eiwitconcentratie van het bloed verbonden met bloedvatstelsel bij de ondersleutelbeenader 59 Sint Oelbertgymnasium - 2009/2010