Kelderwerk 1 'I didn't think I experimented' CBK 's-Hertogenbosch Text by F. Dijkstra
1. Notities bij een samenloop van omstandigheden
Florette Dijkstra
Deze zomer verlieten vele afgestudeerden de kunstacademies van
Nederland. Als elke zomer is het de vraag wie van hen het zal
redden in de kunsten.Hebben ze tijdens hun studie voldoende
handreikingen gekregenom de kunst verder te kunnen ontwikkelen
en, in het verlengde daarvan, om hun weg te vinden in de
kunstwereld?
Om met dat laatste te beginnen: startstipendia werden
afgeschaft, provinciale subsidies zijn stopgezet, een
werkbeurs aanvragen is vergeefse moeite en een masterstudie
volgen is vaak onmogelijk doordat de studiebeurs van de
student schoon op is. De musea zijn dankzij het huidige
regeringsbeleid vooral gefocust op overleven en nemendus geen
risico’s. Het zijn enkelingen die uit de
eindexamententoonstellingen worden gepikt en een podium
ontwikkelen in de stal van een galerie.Van de overige jonge
kunstenaarshoudt een groot deelde kunst na verloop van tijd
voor gezien. Een ander deel mist aansluiting bij musea en
gevestigde galeries, maar gaat door enduikt het alternatieve
circuit in.
Presentaties van het werk van die laatste groep worden
voornamelijk bezocht door jonge collega-kunstenaars. Zij
opereren gezamenlijk in een welhaast gesloten circuit
waarinhard wordt gewerkt aan het scheppen vaneen micro-
cultuurter vervanging van de beschermende atmosfeer die de
academie tot voor kort bood. Tijdens hun studie leefden ze in
eenwereld waarin de verbeelding welig kon tieren – het blijkt
een wereld waar de buitenwacht blind en doof voor is.Deze
kunstenaars hebben geen geld voor het huren van een atelier en
dus werken ze op locatie. Hunpresentatieplek is werkplek en
omgekeerd. Daarmee redden ze zich – ze zijn absoluut niet
zielig. Ze beseffen dat de situatie waarin ze werkengevolgen
heeft voor de inhoud van hun kunst en in het verlengde daarvan
voor de inhoud van ‘de’ kunst. Want de toekomst van de kunst
wordt allang niet meer bepaald door het officiële
kunstcircuit.
De jonge kunstenaars worden ook geconfronteerd met het
feit dat er gedurende de afgelopen eeuw in de kunstvele
grenzen zijn geslecht. Alles wat is gedaan, is door
kunstenaars met goede opleidingen ooit steengoed gedaan. Dat
werkt verlammend: het lijktonmogelijkdie kunstenaars te
weerstreven. Jonge kunstenaarswenden daarom hun blik af van
het verleden en kijken met open vizierde eigentijdse wereld
in. Die wereld verlangt ernaar dat kunst haar autonomie
opgeeft om meer design te worden, meer creatieve therapie,
meer de wijk in te gaan, meer sociaal-maatschappelijke
betekenis te krijgen. Ook dat gaat over het slechten van
grenzen, maar niet ten behoeve van de vrijheid van kunst en
1
2. kunstenaar. De hedendaagse wereld verlangt eenvoudigweg dat de
kunst zichzelf opheft.
De jonge kunstenaar staptdus in een wereld die
onverschillig tegenover hem staat. Hij heeft geen podium in de
kunstwereld en het heeft dus ook geen zin om gefixeerde
objecten te maken. Hij probeert voor zichzelf en zijn werk een
nieuw kader te scheppen: een waarin hij zijn verbeelding
verder kan ontwikkelen. Dat kader wordt niet meer bepaald door
de officiële kunstgeschiedenis, niet door het officiële
kunstcircuit en niet door de belevingswereld van de mensen. De
jonge kunstenaar loodst vluchtigheid,tijdelijkheid en
ongrijpbaarheid zijn werkbinnen. Hij is een Deleuziaanin hart
en nieren: het vluchtige is zijn natuur. Hij creëert een
nieuwe kunst: het is een ‘anti-kunst’ tegenover de
kunstgeschiedenis die torenhoog en onverzettelijk achter hem
oprijst en het is een ‘anti-kunst’ tegenover de kunstwereld
die hem in de steek laat en alleen nog met zelfbevlekking
bezig is.
Zijn manier van werken geeft hem grote vrijheid,
ogenschijnlijk de grootste die er bestaat, want alles wat zich
voordoet kan inzet zijn voor zijn werk. Het‘hier en nu’
vormthet kader.Op dezespecifieke plek, op
ditbepaaldemomentwordt het werk gemaakt en direct ook getoond
aan degene die het wil zien. Daarvoor en daarna bestaat het
niet. Het werk is ook nooit ‘af’, het wordt na een presentatie
verder ontwikkeld enkan op een dag mislukken. Het is eigenlijk
pas ‘af’op het moment dat het vernietigd wordt.
Het werk heeft, hoe dan ook, een input en een output.
Ruimte, materialen en gedachten vormen de input. De ruimte
waarin het werk ontstaat is een restruimte: een kelder, een
slooppand of een kooppand dat niet verkocht wordt. Zo’n ruimte
is getekend door verlating en aftakeling: het is een voorbije
wereld waarin niet meer wordt geleefd.De materialen die de
ruimte worden binnengebracht zijn eveneens restanten: ze komen
van de straat, van het grofvuil of zijn gescheurd uit een
aantekeningenboekje. Overbodig geworden, weggewaaid en
vergeten, vinden ze een nieuwe waarde in het kunstproject. Het
kunstwerk kan refereren aan andere kunstwerken, aan
kunstbeschouwing en filosofie, aande voorwaarden voor het
bestaan, aan verleden en toekomst. Er is geen grens, de kern
van het werk ligt in die gelaagdheid en in de bewegingen die
mogelijk zijn van de ene laag naar de andere. Daarmee is het
verleggen van grenzen niet meer het doel van kunst, maar haar
inhoud geworden.
Het bovenstaande wordt zichtbaar op Kelderwerk I, een
tentoonstelling die plaatsvindt in de voormalige schuilkelder
onder de tentoonstellingsruimte van het CBK in Den Bosch. Het
is een ondergrondse ruimte met een beladen geschiedenis. De
oorspronkelijke functie krijgt nieuw leven ingeblazen nu vijf
2
3. jonge kunstenaars er hun werk- en tentoonstellingsplek hebben
ingericht.
RaimonSibilo, Yorick Poortvliet, Maarten Bel, Femke
Dekkers en Timo van Grinsvenzijn tot elkaar veroordeeld in de
kelderruimte, die van zichzelf dominant en sfeerbepalend is.
Het verledentrilt als het ware nain de gehavende vloeren,
wanden en plafonds. Gedurende de werkperiode die voorafging
aan hunpresentatie, zijn de vijf kunstenaars met elkaar en met
de ruimte de confrontatie aangegaan. Er zijn onderling
samenwerkingsverbanden ontstaan en weer verbroken. Er is
ingebroken in elkaars installaties. Er zijn conflicten
beslecht. Er ontstonden onzichtbare grenzen in de ruimte. Het
kwam bijna tot een gevecht, maar erzijn geen slachtoffers
gevallen.Er werdendenkbeeldigeverbindingslijnen getrokken
tussen de ruimte en de werken, en tussen de werken onderling.
Elke verplaatsing van een voorwerp leidde tot het verbreken
van oude verbanden en het creëren van nieuwe. Op den duur nam
elk facet in de ruimte deel aan het veranderlijke geheel.
RaimonSibilo en Yorick Poortvliet besloten, na enkele
weken de kelder te hebben verkend, samen te werken.
Samenwerken houdt in dat je je individualiteit deels opgeeft.
Het kan leiden tot kunstwerken die volkomen losstaan van
eerder werk, eerdere doelen én van de realiteit. Omdat het nu
eenmaal noodzakelijk is. Omdat het kunstenaarschap in gevaar
is, bijvoorbeeld.Sibiloo en Poortvlietcreëerden in eendonkere
nis een broedplaats voor ideeën over de bovengrondse
werkelijkheid; ideeën die langzaam maar zeker radicaliseerden.
De kleine neonsculptuur in het schemerige trappenhuis naar
de kelder geeft al te denken. De tekstZIEK?licht er
onopvallend op. Het doet je afvragen wie er ziek zijn: de
kunstenaars in de onderwereld of ‘wij’, de bezoekers uit de
bovenwereld. Dát die twee groepen te onderscheiden zijn, duidt
al op een maatschappij die tenminste een beetje ‘ziek’ is.
Beneden gekomen wordt je ontvangen aan een servicebalie,
waar informatie, geestelijke ondersteuning en consumpties te
verkrijgen zijn. Een baliemedewerker leidt je naar de
laboratoriumachtige werkplek van Sibilo en Poortvliet, diedoet
denken aan debroedplaats van een Anders Breivik in de dop.
Boven wapentuig en ander gereedschap hangt een plattegrond van
Nederland: je ziet er directeen potentieel doelwit in. Sibilo
en Poortvliet zijn, zoals ze zelf zeggen, pubers die te lang
in hun fantasiewereld zijn blijven hangen. Eris een
onoverbrugbare afstand gegroeid tussen hun ideeënwereld en de
werkelijkheid. Ze tonen zich in de kelder
alsgeïsoleerdekunstenaars die jarenlang in stilte werkten aan
de creatie van een nieuwe werkelijkheid en die het tijd vinden
omde confrontatie met de buitenwereld aan te gaan.Wordt het
een terroristische actie? Terreur is de uiterste daad die een
eenling zich kan stellen, teneinde de buitenwereld naar zijn
verbeeldende hand te zetten.In elke terrorist schuiltdaarom
een kunstenaar.
3
4. Ik zag het broedlab in wording. De actie van Sibilo en
Poortvliet heeftmogelijkreeds plaatsgevonden, Nederland is
wellicht voorgoed veranderd: ‘Ons landzal nooit meer hetzelfde
zijn, maar we blijven geloven in de waarde van de menselijke
vrijheid’, hoor je ze in de bovenwereld al zeggen. Als de daad
is gesteld, zal het lab voer voor rechercheurs en
archeologenworden.
In de ruimte naast het lab van Sibilo en Poortvliet is een
archeologisch onderzoek in volle gang, zij het dat de
archeoloog in kwestie de kelderruimte onderzoekt en niet
specifiekde daden van zijn collega’s in het activistisch lab.
Maarten Belspeurt als kunstenaar-archeoloog de ondergrondse
ruimte af naar voorwerpen uit het verleden,waarvan de
betekenisniet direct duidelijk is. In aantekeningen, aan de
muur bevestigd, tast hij hun oorspronkelijke functies af. Maar
de voorwerpen zijn functieloos geworden nu er niet meer
geschuild wordt onder de grond (hoewel: na de actie van Sivilo
en Poortvliet?). Ze hebben hun ‘nulpunt’ bereikt.
Dat ‘nulpunt’ is voor Bel het punt waarop de dingen
‘kunst’ worden: sommige voorwerpen heeft hij gereconstrueerd
en als kunstwerken op sokkels geplaatst. Via de kunst krijgen
ze de kanseen nieuw leven te beginnen. Net als Sibilo en
Poortvliet heeft Bel de kelderruimte op zijn betekenissen
doorzocht, maar anders dan zijn collega’s geefthijde
betekenissenvrijaan de kunst.
Activisme en archeologie zijn geen kenmerken van het werk van
Femke Dekkers en Timo van Grinsven. Hun werken zijn
allereerstbeelden zonder punt van fixatie.
Op de foto’s van Femke Dekkers, waarvan er een in de
kelder iste zien, zijn voorwerpen zodanig in een ruimte
geplaatst dat ze door het oog van de camera gezien een
uitgebalanceerd tweedimensionaal beeld vormen. Het doet
vermoeden dat Dekkers tijdens hetmaken van zo’n werk
voortdurend door het oog van de camera heeft gekeken en van de
duizenden perspectieven op de dingen en de ruimte juistdat
heeft gekozen waarbinnen de krachten van materie en ruimte
elkaar in evenwicht houden. In een wereld waarin alles onzeker
is, zul je zelf de verbindingslijnen moeten uitzetten. Een
millimeter naar rechts of links en het geheel valt uiteen.
Dekkers laat zich bij elk werk uitdagen door de gegevenheden
van een plek waar ze schijnbaar achteloos voorwerpen
groepeert. Het geeft de indruk dat de ontmoeting van de
kunstenaar met de dingen een toevallige samenloop van
omstandigheden is.
In een kleine ruimteheeft Dekkerseen installatie gebouwd,
of liever: ze heeft de identiteit van de ruimte door middel
van haar werk opgeheven. Het was van oorsprong een ruimte
waarvan de vervuilde en afgebrokkelde wanden, de grauwe vloer
en geblindeerde vensters zo dominant aanwezig waren, dat er
4
5. niets aan was toe te voegen. Dekkers besloot de ruimte met
plastic en andere materialen af te plakken. Zo ontstond
een‘werkbare’ ruimte diemeteen ook eenruimtelijk werk is.
Daarmee creëerde ze ruimte en vrijheid, en veroorloofde ze
zich een vrijheid: de camera wordt niet ingezet, er komt geen
foto van. Als toeschouwer word je zelf het oog van de camera
en tast je de opgeheven ruimte af naar het enige en juiste
punt van fixatie.Het zal onvindbaar zijn.
Timo van Grinsvenheeft latten, stukken plastic, stof en andere
verloren voorwerpen de kelder binnengesleept.Daarmee stelt hij
beelden samen die tijdelijke samenkomsten zijn van materialen.
Zoals bij een traditioneel beeld de materie wordt ingezet ten
behoeve van het beeld, gebeurt nu het omgekeerde: het beeld is
dienstbaar gemaakt aan de materie. De betekenis van het werk
ligt vermoedelijk daarin: het beeld wil niets anders zijn dan
de samengevoegde materie en in die hoedanigheid beleefd
worden. Je kunt je voorstellen dat de werken gisteren een
andere gedaante hadden en dat zeer morgen weer heel anders
uitzien. Van Grinsvenkan eeuwig doorbouwen en de stadia
fotografisch vastleggen als momenten van verandering in het
leven van de dingen. Die momenten kunnenwerkelijk beleefd
worden binnen de korte tijdsspanne van een presentatie. Het is
een spel met de dingen, waarbij geen rekening wordt gehouden
met museale houdbaarheid. Of het werk goed is of niet, wordt
bepaald door oog. Als het oog vindt dat het goed is, wordt de
verandering nog even uitgesteld.
Op de dag waarop ik de kelder bezocht, een week voor de
opening, was alles in wording en verandering. Ik zag er vormen
die wellicht weer zijn afgebroken. Ik hoorde spreken over
acties die nog moesten komen. Ik kreeg zin om een index aan te
leggen van alle verbindingen die ik meende te ontdekken tussen
werken, materialen, eigenschappen, betekenissen, vormen,
onderwereld en bovenwereld. Het zou een psychologie van de
jonge hedendaagse kunst kunnen worden. Het is zeker dat de
uiteindelijke presentatie er heel anders uitziet dan hierboven
beschreven. Daarin schuiltde kracht van de kunstenaars: ze
blijven veranderen. Het kan zijn dat de bovenwereld er
inmiddels ook heel anders uitziet.
5