1. ‘‘Centraal georganiseerd – Lokaal verankerd’Centraal georganiseerd – Lokaal verankerd’
Over de organisatie – inrichting en sturingOver de organisatie – inrichting en sturing
van het robuuste politiebasisteamvan het robuuste politiebasisteam
Master BestuurskundeMaster Bestuurskunde
Wil Nuij
24 april 2015
3. Aanleiding & ContextAanleiding & Context
Structurele bezuiniging op de politieStructurele bezuiniging op de politie
Nationale politie en Politiewet 2012Nationale politie en Politiewet 2012
Bestuurlijke / politieke onrust en kritiekBestuurlijke / politieke onrust en kritiek
Houding en reactie Kabinet / MinisterHouding en reactie Kabinet / Minister
Kritische wetenschappelijke reactieKritische wetenschappelijke reactie
5. VraagstellingVraagstelling
Centrale OnderzoeksvraagCentrale Onderzoeksvraag::
““Hoe kan een ‘robuust’ politiebasisteam zo wordenHoe kan een ‘robuust’ politiebasisteam zo worden
georganiseerd, ingericht en (aan)gestuurd, dat rechtgeorganiseerd, ingericht en (aan)gestuurd, dat recht
wordt gedaan aan de, bij de ontwikkeling vanwordt gedaan aan de, bij de ontwikkeling van
Nationale politie nagestreefde lokale verankering?”Nationale politie nagestreefde lokale verankering?”
11. OnderzoeksconclusieOnderzoeksconclusie
Intern:
De organisatiebereidheid en –vermogen, het
basisteam en zijn medewerkers de ruimte te
geven om het lokale politiewerk zelfstandig te
organiseren en uit te voeren, vanuit natuurlijk
vertrouwen
Extern:
De mate waarin het team er in slaagt, met
burgers, partners, politiek en bestuur in de lokale
omgeving relaties aan te gaan, vertrouwen te
verwerven, uit te bouwen en te behouden.
12. ““Vertrouwen en succes komen te voet,Vertrouwen en succes komen te voet,
maar gaan te paard”maar gaan te paard”
‘Centraal georganiseerd – lokaal verankerd’ onderzoekt de organisatie, inrichting en sturing van het ‘robuuste’ basisteam binnen de Nationale politie. Het betreft een ‘ex ante’ georiënteerde ontwerpstudie waarbij de uiteindelijke ambitie van de overheid en de politie is lokaal te verankeren
Deze ontwerpstudie waarbij organisatie, inrichting en (aan) sturing van het zo geformuleerde fundament het lokale basispolitiezorg centraal staan,levert voor de vormgeving van deze basisteams twaalf ontwerpcondities. Deze zijn geconcretiseerd in een kleine vijftig ‘bouwstenen’. Waarover verderop meer
In deze presentatie wil ik het kort hebben over deze facetten van mijn onderzoek. Tevens wil ik u een indruk geven op welke gebieden dit tot concrete ontwerpcondities dit heeft geleid en illustreer ik dit met enkele bouwstenen.
Afsluiten zal ik deze voordracht met de in mijn ogen belangrijkste Kritische Succes Factor voor hetop termijn succesvol lokaal in verbinding verankerd zijn van de politie en haar functie
Bezuiniging (taakstellende opdracht)
2 miljard bezuinigen op de overheidsuitgaven (breed) waarvan incidenteel 300 miljoen op de politie en structureel 190 miljoen
Wet en organisatie (nieuw)
Rutte I (2010): Nationale organisatie en een nieuwe Politiewet 2012 met nadrukkelijke scheiding van gezag en beheer. (Beheer volledig bij Minister) Het expliciet opnemen van een aantal wijkagenten en ongewijzigde gezag bij burgemeester en OvJ lokaal en versterking positie gemeenteraad
Bestuurlijk / politiek (zorg / kritiek)
Het ‘robuuste’ basisteam dat het belangrijke fundament moet worden van deze organisatie. Verantwoordelijk voor een breed takenpakket gebiedsgebonden basispolitiezorg. Daarnaast basisteam ‘verankerd’ moeten raken in de lokale omgeving en effectief veiligheidsvraagstukken aanpakken onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag en samenwerkend met burgers, partners en gemeenten.
m.n. bestuurlijk / onder burgemeesters beeld en verwachting grip over de lokale veiligheid en zeggenschap over de politie kwijtrakennadrukkelijke centralisatie en standaardisatie van gehele organisatie met alle zeggenschap in Den Haag (Minister / Korpschef) zowel qua gezag als beheer.
Alles via standaardprocedures en protocollen
De eenheidsworst die voor steden en het platteland in de teams wordt aangebracht (overal hetzelfde)
Uiteindelijk gaat alles ten koste van de kleinere landelijke gemeenten daar was al nauwelijks politie en die verdwijnt nu helemaal
Kabinet en Minster
de bezwerende houding bij het Kabinet / de Minister (loopt allemaal niet zo’n vaart). Bijv. Lokaal gezag ongewijzigd; zeggenschap burgemeester benoeming lokale teamchef; beheer is efficiënter georganiseerd als dit centraal bij de Minister en Korpschef is ondergebracht; meer zeggenschap van de gemeenteraad (regionaal veiligheidsplan en verantwoordingsplicht voor gevoerde beleid over de politie aan de gemeenteraad, meer wijkagenten 1 op elke 5000 inwoners regio)
Wetenschap (kritiek)
volledige centralisatie beheersbevoegdheid (materieel + financiële middelen) ook dat landelijk wordt bepaald rol hoe personele sterkte en politiecapaciteit verdeeld is (geen coleur locale).
Gevolg ook hierdoor Minister regie over, op de lokale veiligheidsproblemen. Spanningsveld gezag en beheer over de politie. De metafoor ‘wie het beheer heeft, heeft de macht’ lijkt van toepassing.
Deze interventies op de lokale gezagsrelatie / bevoegdheid ‘verlammen’ en ‘hollen’ het lokale beleid ten aanzien van de politie en de organisatie van de politie uit.
Centralisatie waardoor lokaal minder blauw op straat zou komen
Spanningsveld tussen wie er nu stuurt en de centrale gezagsinvloed van de Minister
Maatschappelijk relevant : gelet op de taak en positie (rol / functie) politie in de samenleving
Bestuurlijk relevant:het gaat om een onderzoek van een publiek orgaan (politieteam) (specifiek de organisatie / inrichting en aansturing)
Wetenschappelijk relevant: organisatie en sturing politie al lang politiek / bestuurlijk onderwerp van discussie.“Wie stuurt de politie? De feitelijke en gewenste invloed op de politie. Het gaat om de kern van het politiebestel en de verdeling van taken en verantwoordelijkheden bij het verschaffen van veiligheid” Dit onderzoek is wetenschappelijk ook relevant, omdat het ex ante een thema bestudeert, dat nog relatief ‘jong’ is.
Doelstelling 3 ledig
Bij Beeldvorming gaat het om het bestuurskundig – wetenschappelijk de eisen, verwachtingen en randvoorwaarden ten aanzien van de organisatie, inrichting en sturing van een ‘robuust’ politiebasisteam in beeld te brengen
Bijdragen aan de wetenschappelijke discussie over de organisatorische inrichting en sturing van een ‘robuust’ politiebasisteam, vanuit een sterk landelijk, centraal geleide overheidsorganisatie. Het gaat om aandacht voor de wijze waarop politiewerk, afgestemd op de lokale omgeving, kan worden georganiseerd, ingericht en gestuurd.
Tot slot is het 3de doel aan de hand van een organisatieontwerp, gebaseerd op ontwerpcondities en bouwstenen, voorstellen te doen voor wellicht verdere verbeteringen in de organisatie, inrichting en sturing van politiebasisteams in de politie-eenheid Zeeland - West – Brabant. Deze aanbevelingen zijn bedoeld om, de politiechef van deze eenheid relevante in- en externe randvoorwaarden en condities aan te reiken voor de verdere vormgeving van de lokale basispolitiezorg in de basisteams.
Maatschappelijke context vraagstelling
Invoering Nationale politie, politiek / bestuurlijk verantwoordelijk en / of maatschappelijk betrokkenen ( vooral ook in de media) zorg en kritiek. Kernpunt: samenleving ontbrekende overtuiging, dat nationale centralisatie politie leidt tot een adequate borging en betere lokale basispolitiezorg.
Lokale verankering is vanuit de strategische organisatievisie en - strategie is uitgangspunt van de Nationale politie om het gebiedsgebonden lokale politiewerk te organiseren, maar ook het beeld en de verwachting die vanuit het Kabinet, het bestuur, de politiek en breed vanuit de samenleving nadrukkelijk aan de vormgeving van het lokale politiewerk wordt gesteld,Alle partijen vinden hiervan dat dit absoluut niet ten koste mag gaan, van de lokale verbinding gemeenten, dorpen, wijken en buurten.
Vraagstelling inhoudelijk
In de formulering wordt ‘recht doen aan,’ genoemd, waarmee wordt gedoeld op ‘het door het bevoegd gezag waar maken van haar (gezags)verantwoordelijkheden’. Tevens doelt dit deel van de vraagstelling op de situatie waarin, ‘de (lokale) samenleving (redelijk) tevreden is, over hoe de politie lokaal haar werk doet’.
Strekking van de overheid / politie ambitie ‘lokale verankering’, hangt samen met, ‘de mate waarin het robuuste basisteam zich laat sturen door het lokale bevoegd gezag’. Het team moet ook ‘(in redelijkheid) voldoen aan de wensen, behoeften en verwachtingen die, ten aanzien van de uitvoering van het politiewerk in de lokale samenleving leven’. Het gaat dus om, de ‘politiek-bestuurlijke sturing (representativiteit) en het maatschappelijk - cultureel perspectief, (responsiviteit)’ functioneren van Nationale politie, hier het ‘robuuste’ politiebasisteams.
5 deelvragen:
- Wat wordt verstaan onder ‘robuuste’ basisteams en hoe wordt dat vorm gegeven? - Wat leert bestuurskundige theorie i.r.t. gecentraliseerde organisaties, (organisatie inrichting en aansturing)
- Betekenis lokale verankering van de (Nationale) politie en consequenties voor het functioneren in de politie praktijk?
- Oordeel over confrontatie bestuurskundige theorie met plannen en feitelijke ontwikkelingen m.b.t. inrichting organisatie
- Waarmee moet vanuit wetenschappelijke theorie en de empirie van dit onderzoek bij de organisatie, inrichting en sturing van het ‘robuuste’ basisteam in ieder geval rekening gehouden moeten worden?
De onderzoeksstrategie is gebaseerd op drie verschillende onderzoeksmethoden.
1. Kwalitatief onderzoek gebaseerd op een uitgebreide inhoudsanalyse van bestaande documenten en bestudering van relevante wetenschappelijke literatuur. Dit om enerzijds om de feiten en achtergronden van de onderzoeksvraag te verdiepen. Anderzijds om het theoretisch onderzoekskader samen te stellen. Je zou het richtinggevend kunnen noemen voor aard en wijze van de uitvoering van dit onderzoek. 2. Interviews met referenten
- Aan de hand van een vragenlijst zijn er 22 semigestructureerde interviews gehouden. Bij de geïnterviewde personen gaat het om burgemeesters, leden van het Openbaar Ministerie en leidinggevende politiefunctionarissen. - Verder interviews met enkele 1ste en 2de Kamerleden en een aantal (wetenschappelijk) onderzoekers en andere deskundigen. Een overzicht van om wie het gaat is in bijlage 4 opgenomen.
3. Beperkt veldonderzoek in twee ‘proeftuin’ basisteams ( Hoeksche Waard en Roermond) waarbij een dag in deze teams in het operationele proces is meegelopen (o.a. briefings, teamoverleg).Daar tevens enkele (6) eveneens semigestructureerde interviews gehouden. Doel: krijgen concreet mogelijk beeld van de eerste ervaringen en werking in de praktijk van het werken in deze ‘nieuwe’ teams.
Wetenschappelijk karakterHet ontwikkelen van dit organisatieontwerp moeten worden geplaatst binnen wetenschappelijke kaders en criteria, zoals deze voor het afstuderen opleiding Bestuurskunde Ook het primaire en doorslaggevende belang, waar het hier om gaat.
Onderzoeksopdracht
Dit afstudeeronderzoek is ook gebaseerd op een onderzoeksopdracht uit de praktijk. Opdrachtgever Politiechef ZLD – WB vraagt hierbij hem relevante aanbevelingen doen voor de verdere vormgeving van het robuuste basisteam.
Betrouwbaarheid & validiteitOmwille van betrouwbaarheid en validiteit driehoeksmeting ofwel triangulatie ingebouwd. Antwoord(en) op de vraagstelling / deelvragen worden verkregen en geverifieerd aan de hand van meerdere bronnen. Hier als al genoemd: literatuur en documentenonderzoek, semigestructureerde interviews en ‘beperkt’ veldonderzoek met interviews.
Interne onderzoeksvaliditeit: Door start met plan van aanpak; vervolgens stapsgewijs uitgewerkt onderzoeksontwerp; regelmatige afstemming met begeleidend docent gevolgd door keuzes over onderzoeksaspecten.
Objectiviteit, subjectiviteit & validiteit
Resultaten onderzoek deels gebaseerd op interviews. Een interview is wetenschappelijk niet de meest objectieve vorm van onderzoek. Immers diverse beïnvloedende factoren. Risico ‘dubbele hermeneutiek’: a. interpretatie onderzoeker van inbreng referenten; b. risico van sociaal gewenste of wat de onderzoeker wil horen antwoorden.
Dit werd zoveel mogelijk voorkomen door: * periode van de interviews, de gemaakte audio - opnamen tussentijds regelmatig beluisteren; * de formulering van (sommige)vragen, op het moment dat tijdens de gesprekken bleek, dat deze onduidelijkheid opriepen, bijgesteld.
Subjectieve perceptie van de onderzoeker, vormt een belangrijk onderzoeksrisico. Door terughoudendheid tijdens de interviews te betrachten en te reflecteren op de eigen rol na ieder interview, is geprobeerd hier zoveel mogelijk rekening mee te houden. Daarnaast werden de van alle interviews gemaakte geluidsopnames letterlijk uitgewerkt, waarna ze als zodanig als empirisch materiaal en input voor de onderzoeksanalyse zijn gebruikt.
Externe validiteit: De context van dit onderzoek uniek is. Het tijdstip van dit onderzoek, de organisatie waarin het plaatsvindt, de actualiteit van de uitwerkingrealisatiefase van de personele en organisatorische inrichting van de Nationale politie en haar robuuste basisteams, illustreren dit. Over de geïnterviewde referenten wordt opgemerkt, dat hun bijdragen deels functioneel, deels persoonsgebonden en daarmee niet, of beperkt, generaliseerbaar zijn. Hierdoor zal de externe validiteit wellicht beperkt zijn. Een lage externe validiteit past echter bij een interpretatieve onderzoeksbenadering zoals in een ontwerpstudie!Doel is hierbij namelijk niet zozeer, algemeen geldende uitspraken te doen, maar het onderwerp van een onderzoek zo goed mogelijk te begrijpen
Aard & Afbakening Onderzoek
Dit onderzoek is een ex ante onderzoek, gericht op ontwikkelen organisatieontwerp t.b.v. organisatie, inrichting en (aan) sturing van robuuste politiebasisteam. Afbakening van dit onderzoek in de tijd. Als een soort ‘natuurlijke tijdsgrens’ voor de te betrekken ontwikkelingen, is de maand oktober 2014, aangehouden. Het moment waarop het tweede, empirische onderzoeksdeel, is afgesloten en er met het 3de de onderzoeksanalyse en samenstellen van het ontwerp is gestart.
Positie onderzoeker
Een onderzoeker is niet (geheel) vrij van subjectieve interpretatie, vooral ook in kwalitatief onderzoek. O.a. bij het afnemen van interviews (hij verzamelt immers persoonlijk interviewdata!
Dit speelt nog nadrukkelijker als onderzoeker afkomstig is uit de onderzochte organisatie. Vergroot kans op beïnvloeding en subjectiviteit.Bewustheid over de invloed van eigen mening, ideeën en standpunten van groot belang. Onderzoeker heeft daar o.a. in dit onderzoek rekening mee gehouden door: - Regelmatige reflectie en afstemming met 1ste lezer, begeleidend docent - Ook als aangegeven door onderzoeksresultaten (empirisch verzameld) zoveel mogelijk vast te leggen en waar het afbreukrisico het grootst was letterlijk uit te werken.
Onderzoeksmodel
Op basis van bestudering van de wetenschappelijke literatuur het ontwikkelde theoretisch kader is waarbij de literatuur van Henry Mintzberg, Van de Vijver, en Huberts, Terpstra, van Sluis en de heer Cachet om vanuitde organisatecondities : organisatie, inrichting en (aan)sturing te komen tot een organisatieontwerpkwamen een groot aantal relevante (onderzoeks) thema’s naar voren. Deze zijn in een aan het Theoretisch kader ontleend onderzoeksmodel hier weer gegeven.
Hierop wordt vervolgens in het empirisch onderzoek en vervolgens de onderzoeksanalyse voortgeborduurdom te komen tot de voor de samenstelling van het organisatieontwerp relevante ontwerpcondities en bouwstenen.
Organisatiecondities
Zoals gemeld is het uiteindelijke resultaat van dit onderzoek een organisatieontwerp betreffende relevante organisatiecondities en daarvan afgeleidebouwstenen betreffende de organisatie – inrichting en (aan) sturing van een robuust basisteam.
Op deze dia ziet de 12 ontwerpcondities zoals deze als relevant voor het ontwerp van een robuust basisteam uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen
Bouwstenen
Om een indruk te geven van de thema’s waar aan moet worden gedacht als er gesproken wordt overbouwstenen voor het organisatieontwerp van een robuust basisteam, heb ik op deze dia deenkele bij de desbetreffende ontwerpconditie benoemde bouwstenen illustratief weergegeven.
Spreekt voor zich dat alle condities en bouwstenen in het onderzoeksrapport concreet zijn gemaakt.
Verder wordt hierbij op gemerkt dat deze bouwstenen in de vorm van een checklist / handleidinguitvoeriger nader zijn geconcretiseerd in een van de bijlagen (7)
Onderzoeksconclusie
Op basis van dit onderzoek kunnen er naast het aanreiken van een organisatieontwerp vele conclusies worden getrokken.
Ik heb me echter beperkt tot het benoemen van één cruciale Kritische Succes Factor die tevens als een ‘sate pen’ voor dit onderzoek en dus als in feite als belangrijkste onderzoeksconclusie kan worden benoemd.
Het centrale begrip of beter de centrale waarde hier is : Vertrouwen
Vertrouwen dat zich zowel in – als extern als een factor van belang manifesteert!