1. NEUROFYSIOLOGIE
1. Inleiding
1.1 Situering
Het lichaam = orgaanstelsels met elk een bepaalde functie :
spijsverteringsstelsel, ademhalingsstelsel, hormonaal stelsel,…en zenuwstelsel.
Neurowetenschappen = wetenschappelijke studie van het zenuwstelsel.
Cognitieve neurowetenschap = wetenschappelijke studie v/d relatie tss hersenen en gedrag :
(interdisciplinair : samenwerking tussen natuurwetenschappers en menswetenschappers)
visuele perceptie, selectieve aandacht, geheugen, emoties, taal, slapen, intelligentie, sociaal
gedrag, persoonlijkheid, bewustzijn.
* Neuro-anatomie : de structuur op macroscoptisch niveau
* Neurofysiologie : de functies en werking van het zenuwstelsel (en de spieren en zintuigen)
* Neurofarmacologie : geneesmiddelen en drugs
* Pathologie = ziekteleer : neurologie (zenuwstel) en psychiatrie (psychische stoornisssen)
Functies van het zenuwstelsel
- de biologische basis van alle ‘geestelijke verschijnselen’ ligt in de hersenen
- de initiatie van al onze gewilde motorische bewegingen (skeletspieren)
- regelende functie : behoud van de homeostase van het lichaam (samen met de hormonen)
1.2 Anatomische begrippen
Het sagittale vlak
Verdeelt de mens in een linker-
en rechterkant
Midsagittale vlak
De middenlijn van het vlak ligt in
het lichaam (links = rechts)
Het frontale vlak
Verdeelt de mens in een voor- en
achterkant
Het transversale vlak
Verdeelt de mens in een boven-
en onderkant
2. De transversale doorsnede
Zicht langs Onderwerp:
De frontale doorsnede
Zicht langs voor
De Midsagittale doorsnede
Zicht naar het midden
1.3 Indeling van het zenuwstelsel
Anatomische indeling :
CZS = centrale zenuwstelsel : verwerking van informatie
- Hersenen (in de schedel)
- Ruggenmerg (vanuit hersenen naar wervelkolom)
Neuronen :
- sensorische
- motorische
- interneuronen
PZS = perifere zenuwstelsel
(al het zenuwweefsel buiten het centrale zenuwstelsel)
- craniale zenuwen = kopzenuwen
- spinale zenuwen = ruggenmergzenuwen
Neuronen :
- sensorische
- motorische
3. A. HET CENTRALE ZENUWSTELSEL
Het centraal zenuwstelsel : de hersenen (in de schedel)
Onderverdeling van de hersenen :
- cerebrum = de grote hersenen
- diëncephalon = de tussenhersenen
- cerebellum = de kleine hersenen
- de hersenstam = de hersenstam
De hersenstam ligt tussen de diëncephalon en
het ruggenmerg en heeft een regulerende
functie voor vitale functies.
- de middenhersenen (schakel naar oor/oog)
- de brug (overgang hersenstam-ruggenmerg)
- de kleine hersenen (coördinatie motoriek)
- het verlengde merg
De grote hersenen
2 symmetrische helften :
- de linker hemisfeer
- de rechter hemisfeer
Gescheiden door een diepe groeve en
verbonden door de hersenbalk.
Het oppervlak toont veel windingen
en groeven
De tussenhersenen
Liggen tussen de beide grote hersenhemisferen en onder de hersenbalk. Onderdelen :
- de thalamus = het schakel station tussen binnenkomende info en de grote hersenen
- de hypothalamus = het regelen van de lichaamsfuncties (samen met de hypofyse)
- de pineal gland
Het centrale zenuwstelsel : het ruggenmerg
Via het achterhoofdsgat
(opening in schedelbasis) loopt h ruggenmerg
vanuit de schedel naar het wervelkanaal.
Het verzorgt het contact tussen het lichaam en
de hersenen + is belangrijk voor de reflexen.
4. Het zenuwstelsel voert zijn functies uit dankzij de
neuronen -> opvangen, geleiden en doorgeven v prikkels
Sensorische neuronen
- in het CZS : de zintuigen
- in het PZS
Interneuronen
- in het CZS
- de hersenen : complex netwerk van neuronverbindingen
- het ruggenmerg -> transportneuronen van en nr hersenen
-> reflexcentrum
Motorische neuronen
- in het CZS : effectoren (meestal spieren)
- in het PZS
B. HET PERIFERE ZENUWSTELSEL
= alle zenuwen die (vastgehecht aan de hersenen of het ruggenmerg) zich buiten de
schedelholte en het wervelkanaal vertakken!
De verschillende zenuwen en hun functies :
Sensorische = afferente = aanvoerende zenuwen
- bevatten uitsluitend aanvoerende neuronen
- vervoeren informatie vanuit receptoren naar het centraal zenuwstelsel
Motorische = efferente = afvoerende zenuwen
- bevatten uitsluitend afvoerende neuronen
- vervoeren informatie vanuit het centraal zenuwstelsel naar de effectoren
-> spieren (contracties)
-> klieren (secreties)
Gemengde zenuwen
- bevatten zowel aanvoerende als afvoerende neuronen
- vervoeren informatie vanuit receptoren naar het centraal zenuwstelsel
- vervoeren informatie vanuit het centraal zenuwstelsel naar de effectoren
5. Het perifere zenuwstelsel : de craniale zenuwen = de kopzenuwen
De 12 hersenzenuwen zijn
verbonden met de hersenstam :
- motorische zenuwen
- sensorische zenuwen
Het perifere zenuwstelsel : de spinale zenuwen = de ruggenmergzenuwen
De spinale zenuwen : gemengde zenuwen
Ruggenmergzenuwen ontspringen uit het ruggenmerg.
(ze corresponderen met een stukje ruggenmerg)
Ze krijgen de naam van de wervel van waaruit ze het
ruggenmerg verlaten.
- 8 cervicale zenuwen (de hals)
- 12 thoracale zenuwen (de borst)
- 5 lendenwervelzenuwen in de lenden
- 5 zenuwen in het heiligenbeen
- 1 zenuw in het staartbeen
- de ruggenmergkegel eindigt thv de lendenwervels
(onder de ruggenmergkegel de paardestaart)
Ruggenmergzenuwen bezenuwen elk een deel van het lichaam sensorisch én motorisch!
We kunnen de huid indelen volgens segmenten die gerelateerd zijn aan een specifieke zenuw.
Het perifere zenuwstelsel : de fysiologische indeling naar functie
6. Functies van het perifere zenuwstelsel
1) Het (willekeurig) somatisch zenuwstelsel
-> onder invloed van de vrije wil
-> intact bewustzijn voor de zintuiglijke verwerking van prikkels
Soma = lichaam = huid + skelet + spieren
1. sensorische zenuwen
We zijn ons bewust van de info die deze zenuwen aanbrengen
- algemene zinnen : huid (tast, pijn, temperatuur,…)
- proprioceptie : skelet (stand van gewrichten) en spieren (spanning in spieren)
- speciale zinnen : zicht, gehoor, reuk en smaak
2. motorische zenuwen
- bezenuwingen van de skeletspieren
- motorische responsen onder invloed van de vrije wil -> willekeurig somatisch PZS
2) Het (onwillekeurig) autonoom zenuwstelsel
-> regelt de orgaanfuncties
-> coördineert tussen de orgaanstelsels
Autonoom zenuwstelsel = visceraal zenuwstelsel = ingewanden : hart, longen, maag,…
1.sensorische zenuwen
(onbewuste) informatie afkomstig van de organen over de interne conditie van het lichaam.
Bv. O2-gehlate en glucoseconcentratie in het bloed, uitrekkinggraad van organen (maag),…
2. motorische zenuwen
- beïnvloeding van klieren, de hartspier en gladde spieren van organen
- sympatisch : actief bij FFF-situaties, stress en wanneer prestaties moeten geleverd worden
-> energieverbruikend
-> neurotransmitter noradreline
-> vb’en : hart en ademhaling gaan sneller, minder bloed naar spijsvertering
- parasympatisch : ‘actief’ wanneer men passief (ontspannen) is
-> energiebesparen : rust en vertering
-> neurotransmitter acetylcholine
-> vb’en : rustigere hartslag en ademhaling, veel bloed naar spijsvertering
- motorische responsen niet onder invloed van de vrije wil -> onwillekeurig somatisch PZS
7. 2. De ontwikkeling van het zenuwstelsel
2.1 De ontwikkeling van het zenuwstelsel voor de geboorte
Het zenuwstelsel ontwikkeld zich
embryonaal aan de dorsale kant v/h embryo.
De neurale plaat ontwikkeld zich uit het
ectoderm.
De neurale wanden van de neurale plaat
worden hoger en zo vormen zich de neurale
wallen (neural folds), waartussen de neurale
groeve ligt.
De neurale wallen verhogen en groeien naar
elkaar toe zodat de neurale buis gevormd wordt :
- de hersenen (voorste gedeelte)
- het ruggenmerg (achterste gedeelte)
De hersenventrikels
= holtes in het hersenweefsel gevuld met cerebrospinaal vocht (CSV)
Het centraal kanaal
- over de ganse lengte van het ruggenmerg (in het midden)
- gevuld met cerebrospinaal vocht (CSV) = hersen-ruggenmergvocht
- in open verbinding staat met hersenventrikels
In de hersenen verbreedt dit kanaal zich op 4 plaatsen
Cerebrospinaal vocht :
- in het centraal kanaal
- in de hersenventrikels
- rondom de hersenen
- rondom het ruggenmerg
8. 2.1 Aanlegstoornissen (sluitingsdefecten v neurale buis tijdens embryonale
ontwikkeling)
Anencephalie
Stoornis in de sluiting van het voorste gedeelte van de neurale buis.
- grote hersenen en diepere structuren zijn grotendeels niet gevormd
- deze kinderen kunnen max. enkele uren tot dagen na de geboorte blijven leven
Spina bifida = gespleten wervelkolom = open rug
Stoornis in de sluiting van het achterste gedeelte van de neurale buis (in lumbosacrale
gebied) :
* genetische factoren : erfelijkheidsleer
* voedingsfactoren : foliumzuurtekort
* omgeveingsfactoren
Spina bifida occulta = verborgen spina bifida waarbij allen de wervelbogen niet gesloten zijn:
weinig symptonen, geen uiterlijke kenmerken, vaak pas toevallig ontdekt!
Spina bifida aperta = de eigenlijke ‘open rug’
1. cyste met vocht = vochtblaas -> geen neurologische afwijkingen
2. cyste met zenuwweefsel (ruggenmerg of zenuwen) -> neurologische afwijkingen!
Afwijkingen onder het niveau van het letsel : incontinentie, waterhoofd,
verlammingen.
Microcefalie
Kleine omvang van de schedel + onvolledig ontwikkelde hersenen.
- aangeboren of komt tot uiting tijdens eerste levensjaren (1/1500)
- genetische factoren of omgevingsfactoren (alcoholgebruik of infectie tijdens zwangerschap)
- mentale retardatie, vertraagde spraak en motorische ontwikkeling, hyperactiviteit, stuipen
- microcefalie kan een onderdeel zijn van andere syndromen
2.3 De ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel na de geboorte
- groot deel van de hersenontwikkeling vind plaats voor de geboorte
- de hersenen van een pasgeborene zijn groot in verhouding tot het lichaam
- toename van het aantal neuronverbindingen (synapsen) -> genetische + omgevingsfact. (oef)
- toename van myelinisatie (zenuwimpulsen bij een baby verlopen trager!)
- 4 jarige leeftijd : 80% van het volwassen hersengewicht is bereikt
9. 3. De hersenvliezen
3.1 Beschrijving
De hersenen en het ruggenmerg worden omgeven door drie vliezen. Van buiten naar binnen :
Dura mater = hard vlies
Ligt tegen de binnenzijde van de schedel en plooit tussen de 2 grote hersenhemisferen naar
binnen waar het een tussenschot vormt. Ter hoogte van het achterhoofdsgat verlaat het harde
vlies de schedel -> het harde ruggenmergvlies zit ter hoogte van het wervelkanaal en wordt
door de epidurale ruimte gescheiden van bot.
Arachnoidea = het spinnenwebvlies
Zit vast op het harde vlies, maar ze worden van elkaar gescheiden door een dunne spleet
Subarachnoïdale ruimte
Ruimte tussen zachte vlies en spinnenwebvlies en gevuld met CSV
Pia mater
Zacht vlies dat dmv bindweefselbalkjes verbonden is met het spinnenwebvlies.
Het zacht vlies bevat veel bloedvaten en zit vast op de hersenen en het ruggenmerg.
Epidurale verdoving
= plaatselijke anestheticum die ingebracht wordt in de epidurale ruimte.
10. 3.2 Pathologie (lezen…)
Meningitis
= een infectie van de hersen- en ruggenmergvliezen veroorzaakt door een bacterie of virus.
Symptomen bij pasgeborenen : koorts, braken, sufheid, ademhalingsproblemen, stuipen
Symptomen bij kinderen en volwassenen : hoofdpijn, koorts, nekstijfheid
1. bacteriële meningitis
Minder frequent maar gevaarlijker! (er is maar tegen 1 bacteriële meningitis een vaccin)
Mogelijke complicaties : verlamming, blindheid, doofheid, sterfte.
Therapie : antibiotica.
2. virale meningitis
Goedaardig. Niet te behandelen met antibiotica!
Hematomen = bloedingen
1. Epiduraal hematoom : epi (boven) + dura (dura mater)
Tussen schedel en dura mater
Oorzaak : barst in schedelbot!
1) Onmiddellijk na het trauma een
kort bewustzijnsverlies
2) Na 2à5u :
- progressieve hoofdpijn
- bewustzijnsstoornissen
- dieper wordende coma
hoge druk -> onherstelbare schade
aan hersenweefsel..zo snel mogelijk
ingrijpen!
Tss dura mater en spinnenwebvlies
Acuut subduraal hematoom
2. Subduraal hematoom : sub (onder) + dura (dura mater)
Vanaf het trauma bewusteloos.
Vaak sterfte!
Subacuut subduraal hematoom
Na aantal dagen vermindering van
het bewustzijnsniveau.
Betere prognose…
Chronisch subduraal hematoom
Niet tgv trauma maar bij patiënten
van bloedverdunners. Sluipende
symptomen. Operatieve genezing.
11. 4. CSV = cerebrospinaal vocht = hersen-ruggenmergvocht
De herzenvliezen zijn 3
De botten van de schedel en membramen die de
de wervelkolom zijn hard hersenen en het ruggenmerg
om de hersenen en het beschermen.
ruggenmerg te beschermen.
CSV in d hersenventrikels :
- 2 laterale
- het 3de ventrikel
- het 4de ventrikel
CSV in de subarachnoïdale
ruimte als bescherming rond de
hersenen, het ruggenmerg.
+ het CSV in het centrale kanaal.
4.1 De circulatie van het CSV
Het zenuwstelsel wordt aan alle kanten omgeven door het cerebrospinaal vocht :
1. in de subarachnoïdale ruimte | Alles staat in verbinding met elkaar als 1 circualtie!
2. in de hersenventrikels | => Er is een continue aanmaak met een evenwicht
3. in het centraal kanaal | tussen productie en drainage.
12. De 4 hersenventrikels
Staan in open verbinding met elkaar, met het centrale kanaal en met de spinnenwebruimte
-> 2 laterale ventrikels (zijventrikels) van de grote hersenhelften
-> het derde ventrikel van de tussenhersenen
-> het vierde ventrikel tussen het verlengde merg en de kleine hersenen
De productie en de drainage van het CSV zijn met elkaar in evenwicht!
Productie van CSV
In de hersenventrikels liggen kluwen van
kleine bloedvaten (choroïd plexus) die
zorgen voor een continue productie van het
vocht.
Drainage van CSV
Via arachnoïde villi wordt het vocht
afgevoerd naar superieure sagittale sinus.
Daar wordt het afgevoerd via de venen.
Functies van het CSV
- schokabsorberend
- thermische buffer
- gewicht dragend (hersenen ‘drijven’)
- transport van afvalstoffen van neuronen
en neurogliacelle naar het bloed
- transport van voedingsstoffen en O2 van
het bloed naar neuronen en neurogliacellen
4.2 Stoornissen van de liquorcirculatie
Hydrocefalie = waterhoofd
Teveel vocht in de schedel waardoor de hersenwerking wordt verstoord.
-> kan zowel voor als na de geboorte ontstaan
-> acuut (plotseling) of progressief (sluipend)
-> kan blijvende hersenbeschadiging (handicap) veroorzaken
Oorzaak :
1. Een stoornis in de verhouding tussen productie en afvoer van het CSV :
Volume van de hersenventrikels neemt toe door :
13. - obstructie in de CSV circulatie
- een gestoorde afvoer in de CSV
- hersenbloeding in de eerste levensjaren
2. Ophoping van vocht veroorzaakt een stijging van de druk in de schedel :
-> tot 1 jaar : grotere schedel doordat fontanellen nog niet verbeend zijn
-> >1 jaar : fontanellen verbenen, schedel kan nt meer uitzetten = hersenbeschadiging
Symptomen (afh van de oorzaak) :
- motorische afwijkingen, verminderde intelligentie, bewustzijnsstoornissen, misselijkheid,…
(er is in bepaalde gevallen met een snelle behandeling kans op volledig herstel)
Therapie : drainage via shunt = afvoer van overtollig vocht naar de buikholte
5. Bouwstenen van het zenuwstelsel (!!!)
5.1 Het zenuwweefsel
Microscopische en biochemische aspecten van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel is opgebouwd uit cellen : zenuwcellen (neuronen) + neuroglia cellen.
Neuronen = zenuwcellen
Geleiden de zenuwimpulsen
- zijn prikkelbaar
- kunnen prikkels geleiden
- kunnen klier-, spier- en zenuwcellen prikkelen
Neuroflia cellen
Niet prikkelgeleidend maar ondersteunen de neuronen
-> op metabolische manier = voeding
-> op mechanische manier = bescherming
Cell body = cellichaam :
celkern + typische organellen.
Bouw van het neuron Thv de axonheuvel :
1. het cellichaam integratie v inkomende zenuwprikkels
en (soms) afvuren van nieuwe
2. de dendrieten zenuwprikkels : sensorische neuronen
3. het axon 1. Synthese van neurotransmitters
2. Transport van vesikels (gevuld met
4. omgeven dr celmembraan neurotransmitter) naar axon uiteinde
14. In springende conditie
Dendrieten springt de zenuwimpuls van
Klein, kort en sterk de ene knoop naar de andere
vertakkend.
Prikkelaanvoerders van
zenuwimpulsen naar het
cellichaam Knoop van Ranvier
Schwann cel = type neurogliacel
Wikkelt zich rond het naakte axon
Door een 10à100-tal wikkelingen
Myelineschede ontstaat de myelineschede :
1. axon mét myelineschede - electrische isolatie
= gemyeliniseerde zenuwvezel - snellere zenuwimpulsgeleiding
- myelinisatie neemt toe van geboorte
2. axon zonder myelineschede tot maturiteit = reactiesnelheid versnelt
= niet-gemyeliniseerde zenuwvezel
Het axon = de zenuwvezel
Per neuron is er (theoretisch) maar 1 axon! Een axon is veel langer dan een dendriet.
De axonheuvel = verdikte regio waar het cellicham overgaat in de axon.
De zenuwprikkel ontstaat in de axonheuvel en plant zich automatisch voort langs het axon.
Het axonuiteinde is sterk vertakt : eindknopjes met vestikels gevuld met neurotransmitter.
Het axon vervoert de zenuwprikkel wég van het cellichaam.
Het ruggenmerg : grijze stof - witte stof
Grijze stof
= cellichamen van neuronen
- dendrieten
- niet gemyelinisserde axonen
- neuroglia cellen
Witte stof
= gemyeliniseerde axonen
(van neuronen naast elkaar)
Witte kleur door myeline!
ruggen
Zenuwcellen => microscopisch - zenuw => macroscopisch
Dwarse doorsnede doorheen het omhusle van de spinale zenuw (ruggenmergzenuw) :
Zenuwen zijn ‘wit’ -> gemyeliniseerde axonen (zenuwvezels)
16. Zintuigcel voor pijn Effector : spier
Sensorisch neuron -> PZS Motorisch neuron -> PZS
Vervoert info naar CZS! Vervoert info v CZS nr effectoren.
-> somatisch sensorisch Effectoren worden geprikkeld :
-> autonoom sensorisch Spieren -> contracties
Interneuron -> CZS
Klieren -> secreties
Binnenkomende info
Soms zelf een zintuigcel, maar
integreren en (soms) start
meestal geprikkeld door een
v/e motorische prikkel
zintuigcel
CZS = centraal zenuwstelsel
Neuronen : héél gevoelige cellen!
- continue voldoende zuurstoftoevoer is noodzakelijk
-> vanaf 3min zonder zuurstof is er permanente schade
-> thrombose = blokkeert zuurstoftoevoer
-> CO-vergiftiging : CO bindt sterker op hemoglobine dan O2!
- continue voldoende glucose-toevoer is noodzakelijk
-> nood aan continue glucose homeostase
-> hypoglycemie kan dodelijke afloop hebben
- neuronen moeten goed beschermd worden
-> door delen van het skelet
-> door hersenvliezen en ruggenmergvliezen
-> door CSV = cerebrospinaal vocht
-> bloed-hersen barrière
Bij schade…heel traag en slecht herstel + dikwijls onherstelbare schade!
-> directe schade : trauma’s
-> indirecte schade : bloedingen, tumoren, meningitis -> verhoogde druk
5.3 Reflexen
17. Een reflex = onwillekeurige reactie op een bepaalde prikkel -> eenvoudigste
zenuwschakeling.
Muscle spindle = spiervoeltje = somatisch zintuigorgaantje gevoelig vr uitrekking spiercellen
5.4 Neuroglia cellen
- kleiner dan neuronen
- talrijker dan neuronen
- niet prikkelbaar!
- mitose : ze kunnen zich delen
- zenuwweefsel-tumoren -> in neuroglia cellen
In het centraal zenuwstelsel :
Astrocyten :
Ondersteuning en bescherming van neuronen
Microglia cellen :
2de lijns afweer -> vernietigen van pathogenen
Oligodendrocyten :
Myelineschede voor prikkel-geleiding
Ependym cellen :
1) Aflijning ventrikels v/d hersenen en van het
centraal kanaal (ruggenmerg)
2) productie van cerebrospinaal vocht
3) hulp bij CSV circulatie (ciliën)
In het perifere zenuwstelsel
Schwann cellen :
1) vorming en behoud van myelineschede rond
het axon van één neuron
2) hulp bij herstel van axonen
6. Signaalgeleiding (!!!)
6.1 Actiepotentiaal AP : Een zenuwprikkel = een elektrische prikkel => actiepotentiaal
18. Actiepotentiaal (AP)
= een heel kortstondige verandering v/d celmembraanpotentiaan door instroom v Na+-ionen!
1. ionen stromen vanuit het extracellulaire milieu het intracellulaire milieu binnen
2. het actiepontentiaal (elketrisch potentiaal over de celmembraam) verandert
Eens het actiepotentiaal ontstaan is, plant het zich automatisch voort in 1 bepaalde richting
- Vanuit het axon weg van het cellichaam
- Vanuit de dendrieten naar het cellichaam : het cellichaam integreert ze
-> niet ontstaan van AP in axon heuvel
-> wel ontstaan van AP in axon heuvel : AP plant zich voort richting axonuiteinde
↓
Vrijstelling v neurotransmitters in synaptische speel
Werking van de synaps :
overdracht van de zenuwprikkel -> via de synaps -> naar het volgende neuron
De bouw van de synaps
De presynaptische cel
Axonuiteinden eindigen in
knopjes die neurotransmitter
bevatten.
De synaptische spleet
Actiepotentiaal
smalle ruimte tussen het
Stap 1 synaptisch neuron en de
Synaptische Het AP bereikt het axonuiteinde postsynaptische cel/neuron.
eindknop
De postsynaptische cel
Stap 2 Deze cel bevat receptoren
De vesikels van de synaps waarop de neurotransmitters
laten neurotransmitter vrij
zich binden.
in de synaptische spleet
Synaptische spleet Vesikels Postsynaptisch membraan
v synaps
Vesikel van
synaps
Stap 3
De synaptische speel laat (NT)
neurotrasmitter vrij
Stap 4
De neurotransmitters
binden zich op de
postsynaptische neuron
Stap 5
Na+-ionen
Receptor van Na+- ion kanaal kanalen openen
Stap 6
Na+-ionen gaan
binnen in de
postsynaptische
neuron en
veroorzaken AP
19. De neurotransmissie = het overbrengen van de neurotransmitters
De synaps is de plaats waar de elektrische prikkel (de actiepotentiaal) overgedragen wordt :
-> van één zenuwcel naar een andere zenuwcel
-> van een zenuwcel naar een effectorcel (spiercel of kliercel)
Morfologie van de synaps
1. het axonuiteinde van een presynaptisch cel/neuron (= een prikkelaanvoerend neuron) is
gevuld met synaptische vesikels die gevuld zijn met neurotransmitter
2. Het celmembraan va de possynaptische cel/neuron (een zenwucel of effectorcel!) bevat
receptoren waarop de neurotransmitters zich specifiek binden.
3. De synaptische spleet = een smalle ruimte tussen het synaptisch neuron en de
postsynaptische cel/neuron.
De werking van de synaps
Stap 1
De presynaptische cel (presynaptisch neuron) vuurt een signaal af dat het axonuiteinde
bereikt.
Stap 2
De presynaptische cel laat neurotransmitter vrijkomen in de synaptische speelt
Stap 3
De neurotransmitter gaat door de synaptische spleet
Stap 4
De neurotransmitter moleculen binden zich specifiek op receptoren in de postsynaptische cel
Stap 5
De postsynaptische receptoren worden geactiveerd
Stap 6
Er is een elektrische activatie van de postsynaptische cel => actiepotentiaal
6.2 De zenuwcel : een complex netwerk van neuronen…
Neurotransmissie = de prikkeloverdracht van het ene neuron
naar het andere gebeurd indirect : de tussenkomt van
neurotransmitters!
In de synaps wordt een elektrisch signaal omgezet in een
chemisch signaal = neurotransmitters.
In de postsynaptische cel (kan, want niet als het om een
inhiberende NT gaat!) het chemisch signaal trug omgezet
worden in een elektrisch signaal.
Er zijn verschillende soorten neurotransmitters die elk op een
specifieke receptor (van de postsynaptische cel) binden :
Exiterende NT : dopamine, noradrenaline, serotonine, …
Inhiberende NT : GABA
Het zenuwweefsel in de synaps (vooral in de hersenen) is heel
complex! De zenuwcellen maken gigantisch veel contacten
met elkaar. Eén neuron kan informatie ontvangen van 10.000
synapsen! Alle synaptische activiteiten samen bepalen wat de
uitgaande prikkel van het neuron zal zijn..
20. 6.3 Pathologie
Multiple slerose
= een chronische progressieve neurologische aandoening waarbij de myelinescheden van de
neuronen in het Centrale Zenuwstelsel vernietigd worden.
- meest frequente neurologische ziekte bij jong volwassenen (piek tss 20 en 30jaar)
- 2 x meer vrouwen als mannen
Oorzaak : auto-immuunziekte
- Het immuunsysteem valt het eigen myeline aan.
- Genetische factoren + omgevingsfactoren (virale infectie).
Symptomen (afh per persoon!)
- motorische stoornissen : spierzwakte, trillen, spasmen, verlammingsverschijnselen, stijfheid
- motorische handicaps : na 10jaar kan nog 80% lopen
- stoornissen in gevoelswaarwording : paresthesieën (waarneming zonder prikkeling) en pijn
- oogstoornissen
- incontinentie en stoelgangproblemen
- geestelijke veranderingen : cognitieve achteruitgang, depresiviteit
Therapie : immuunonderdrukkende medicijnen (cortisone)
Prognose (afh van de vorm en verschillend van per persoon!)
Intermitterende MS
De meest voorkomende vorm (85%) waarbij opflakkeringen (3/2jaar) worden afgewisseld
met herstelperioden. Meest voorkomende uitvalsverschijnselen : oogstoornissen, stoornissen
in gevoelswaarwording, incontinentie en problemen bij coördinatie. Meestal gaat deze vorm
over in secundair progressieve MS.
Secundair progressieve MS
Progressieve achteruitgang met weinig tussentijds herstel.
Primair progressieve MS
Van bij het begin verslechtering zonder tussentijds herstel. Vooral op latere leeftijd
GBS = Guillain-Barré Syndroom
= afbraak van myeline in de zenuwen in het perifere zenuwstelsel.
(aantasting van de sensorische of de motorische zenuwen…)
Oorzaak : auto-immuuniteitsziekte
Symptomen : verschijnen accuut
Prognose : gedeeltelijk of volledig herstel is mogelijk met behoud van restverschijnselen
6.3 De neurotransmitter
Kortstondige herkenning van de neurotransmitter
1. vrijstelling van neurotransmitter
2. de werking van de neurotransmitter wordt beeïndigd door :
-> heropname door de presynaptische cel
-> enzymatische afbraak in de synaptische spleet
3. nieuwe zenuwprikkel => nieuwe vrijstelling van neurotransmitter
21. Opgelet! Veel psychofarmaca (bv. antidepressiva) beïnvloeden het afbraakproces…
Soorten neurotransmitters (naar functie)
Exiterende neurotransmitters = opwekkende neurotransmitters
Stimuleren de postsynatische cel -> grotere kans op AP in de postsynap. cel
Inhiberende neurotransmitters = remmende neurotransmitters
Remmen de stimulatie van de postsynaptische cel af -> kleinere kans op AP in postsynap.cel
MAAR…meestal veel complexere situatie!
-> een neuron staat oiv verschillende neurotransmitters
-> exiterende + inhiberende = bepaalt of het postsynaptisch neuron een AP zal laten ontstaan
Soorten neurotransmitters
Acetylcholine = ACh
Vooral betrokken bij de impulsoverdracht van de zenuw naar de skeletspiercellen.
De actiepotentiaal maakt in het uiteinde van een zenuwcel ACh vrij.
Dit ACh diffundeert door de synaptische spleet van een synaps motorisch neuron naar de
volgende cel :
1) Naar een skeletspiercel -> activeert deze door zich te binden aan de acetylcholine-receptor.
Deze binding zorgt voor een spiercontractie
2) Naar een zenuwcel -> weer een elektrisch signaal en zelfde procedure,..
In het CZS belangrijk voor het geheugen en intellectuele functies…ziekte van Alzheimer : te
weinig Ach!
Er zijn drie typen ACh-receptoren = ontvangers :
1. Muscarinegevoelige : in parasympatische eindsynapsen/bezenuwing v inwendige organen
2. Nicotinegevoelige a : in ganglia in het autonoom zenuwstelsel
3. Nicotinegeveolige b : op de motorische eindplaten van skeletspieren -> contracties
Noradrenaline
=> Heeft een sterk opwekkende werking!
1. Als neurotransmitter in de hersenen + in de zenuwuiteinden van het (ortho)sympatisch
zenuwstelsel -> effectorcellen (gladde spier, hartspier, klieren) : presteren, angst en stress…
2. Als hormoon in het bijniermerg met een gelijke werking als adrenaline
Over het algemeen voelen mensen met te weinig noradrenaline zich depressief en mensen met
een teveel aan noradrenaline euforisch, gespannen, angstig of opgewonden. Dit hangt af van
de stemming en/of van andere neurotransmitters, zoals onder andere serotonine.
- Synapsen orthosympatische neuronen -> effectorcellen (gladde spier, hartspier, klier)
* bij FFF voor lichamelijk en geestelijk presteren
* in de bijnier voor de vrijstelling van adrenaline en naradrenaline hormonen
- autonome beïnvloeding van de hartspier (hart sneller doen slaan)
Noradrenaline : Vrijgesteld door sympatisch zenuwstelsel -> versnelt hartfrequentie
Acetylcholine : Vrijgesteld door parasympatisch zenuwstelsel -> vertraagt hartfrequentie
22. Dopamine
Speelt een grote rol bij het ervaren van emoties, genot/welzijn, verslavingsgedrag (cocaïne).
Te zwakke dopamine-neurotransmissie :
Ziektebeeld : ziekte van Parkinson
Therapie : dopamine agonisten
Te sterke dopamine-neurotransmissie :
Ziektebeeld : Schizofrenie
Therapie : dopamine antagonisten…nevenwerking Parkingsonsymtomen!
Serotonine
Speelt een rol :
- slaap-waak ritme
- controle van stemmingen -> te weinig serotonine bij depressie
- regulatie van de eetlust
- regulatie van de lichaamstemperatuur
Aminozuur neurotransmitters
Bepaalde aminozuren zijn werkzaam als neurotransmitter :
1) Exciterende aminozuren : Glutamaat en aspartaat
2) Inhiberende aminozuren : GABA en glycine
(benzodiazepines als versterking v/d GABA neurotransmissie = slaap- en kalmeermiddelen)
Neuropeptiden
Peptide = kleine keten van aminozuren.
Endorfines => morfine-achtige werking : natuurlijke pijnstiller, gevoelens v euforie (heroïne)
6.4 Drugs en druggebruik
Algemeen
Drugs = producten die men inneemt omdat men (zonder medische redenen) zijn gevoelens en
bewustzijn wenst te beïnvloeden of te veranderen. Soorten producten :
1. Legale producten : alcohol, cafeïne, nicotine
2. Illegale producten : cocaïne, XTC,…
1) Drugs bevatten psycho-actieve stoffen
Het onderscheid tussen psycho-actieve drugs en psycho-actieve medicatie is niet altijd
duidelijk : bepaalde producten die door sommige individuen als drugs worden gebruikt,
worden in andere omstandigheden als medicijn gebruikt, Bv :
- cocaïne als plaatselijk verdovingsmiddel
- vroeger werden amfetamines als medicijn gebruikt, nu als drugs
- heroïne (drugs) is nauw verwant aan morfine (medicijn)
Hoe maakt men het onderscheid tussen drugs en medicatie? => de reden van gebruik :
1) als genotsmiddel / als roesmiddel = drugs met controle van de gebruiker zelf
2) om medische redenen = medicijn met controle van de arts
Psychofarmaca = alle medicijnen met een psycho-actief effect.
De actieve stoffen uit deze producten werken in op de hersenen en beïnvloeden daar de
werking van bepaalde neurotransmitters.
23. Opgelet! Omdat in drugs ook stoffen zitten met een psycho-actief effect die op een
gelijkaardig manier als de neurotransmitters inwerken op de hersenen, plaatst men soms de
drugs ook binnen de groep van psychofarmaca…
De psycho-actieve bestanddelen in drugs :
- plantaardige oorsprong : papaver, cocaplant, canabisplant, koffie- en tabaksplant
- plantaardige oorsprong + chemische nabehandeling : heroïne
- zuiver synthetisch : amfetamines en XTC
2) Manieren van druggebruik
Objectief / wetenschappelijk benaderd is het risico van druggebruik afhankelijk van :
-> het soort drugs
-> de manier van druggebruik : de motieven tot het druggebruik
Problematisch druggebruik houdt risico’s in tot drugverslaving!
Softdrugs : bv. cannabis
Lagere gezondheidsrisico’s en lagere verslavingskansen.
Maar…de manier van druggebruik speelt een rol! Bv. problematisch cannabisgebruik kan
leiden tot psychische afhankelijk van cannabis.
Harddrugs : bv. alcohol
Hogere gezondheidsrisico’s en hogere verslavingskansen.
Maar…de manier van druggebruik speelt een rol! Bv. af en toe een glas alcohol in gezelschap
leidt tot relatief weinig gezondheids- en verslavingskansen.
Problematisch alcoholgebruik = wanneer de alcohol een functie vervult die de persoon zonder
alcohol niet kan bereiken! (problemen vergeten, stress/angsten verminderen, in e roes komen)
Een alcoholverslaafde drinkt teveel én op misplaatste momenten -> voortdurend alcohol
nodig om van stemming te veranderen
Drugsafhankelijkheid = Drugsverslaving
= wanneer druggebruik het centrale thema is in het leven van de verslaafde
= wanneer men niet meer normaal kan functioneren zonder de drugs in het lichaam :
1) Fysische afhankelijkheid met lichamelijke ontwenningsverschijnselen op momenten
dat de drug zich (bijna) niet meer in het lichaam bevindt : beven, zweten,
misselijkheid,…
2) Psychische afhankelijkheid : wanneer men de verleiding niet kan weerstaan en zich
angstig, depressief, geïrriteerd,…voelt als de drug zich niet meer in het lichaam
bevindt.
Gewenning = tolerantie = het lichaam past zich aan de drugs aan waardoor de drugs minder
actief of sneller afgebroken wordt -> drugsdosis moet opgedreven worden om hetzelfde effect
te bekomen -> nevenwerkingen en gezondheidsrisico’s worden groter -> vicieuze cirkel!
3) Druggebruik en gezondheidsrisico’s
Geneesmiddelenleer :
De effecten en ongewenste nevenwerkingen van het product hangen af van de dosering…
Toxologisch gezien -> De dosis bepaalt de giftigheid.
Illigale proucten vallen in tegenstelling tot medicatie niet onder medische (en andere)
controles en hebben daardoor meer gezondheidsrisico’s!
24. De gezondheidsrisico’s bij drugs
1) Genetische factoren kunnen een rol spelen bij de gevoeligheid voor een drug
2) De dosis bepaalt de giftigheid en zo ook de risico’s -> overdosis kan dodelijk zijn!
3) Risico’s door hygiënische- en gezondheidsmaatregelen te negeren
Risico’s op korte termijn : als gevolg van de invloed en vlak na het gebruik. Vb :
- concentratieproblemen
- geheugenstoornissen van het korte termijn geheugen (afspraken niet nakomen)
- oververmoeidheid
- prikkelbaarheid
- afzondering
- gevaarlijk rijgedrag
Risico’s op lange termijn : als gevolg van langdurig frequent gebruik
- belanden in een vicieuze cirkel en neerwaartse spiraal van de verslaving
- weinig toekomstperspectieven door het gebruik
- problemen op persoonlijk, lichamelijk, sociaal en justitioneel vlak
Door gebruik van drugs kunnen psychiatrische aandoeningen ontstaan of verergeren!
Afhankelijk van de soort drugs kunnen psychiatrische problemen en verslavingsproblemen
samen optreden en/of elkaar versterken :
depressiviteit, gejaagdheid, opwinding, gedragsproblemen : agressie, impulsiviteit, apathie.
Sommige drugs kunnen ernstige verwardheid en (zeldzaam) psychosen veroorzaken.
Een psychose = een ernstige psychiatrische stoornis waarbij het realiteitsbesef ernstig
verstoord is. Gepaard met hallucinaties, wanen, cognitieve stoornissen, bizar gedrag,…
-> Overmatig gebruik kan leiden tot een kortdurend psychotische gedrag met een herstel van
weken tot maanden…Soms ontwikkelt men een chronische psychose!
-> Iemand die om genetische redenen gevoelig is voor een psychose maakt hierop meer kans!
** Cannabisgebruik : gezondheidsrisico’s ivm psychose
Personen die gevoelige zijn voor schizofrenie hebben meer kans op schizofrenie
(psychotische symptomen)Ook is er mogelijks al een aanleg voor psychosen…
De kans op schizofrenie is nog groter wanneer men al blowt vanaf heel jonge leeftijd!
Personen met familieleden die leiden aan schizofrenie of andere aandoeningen : gevaarlijk!
** Speed en cocaïne : gezondheidsrisico’s ivm psychose
Overmatig gebruik kan psychotische symptomen en achtervolgingswaanzin veroorzaken.
Cocaïnegebruik -> meer kans op depressies (somber, apathisch, moe, futloos, geen eetlust,…)
XTC -> gevaarlijk wanneer men gevoelig is voor psychose, depressie, angststoornissen.
** Tripmiddelen (LSD, paddo’s) : gezondheidsrisico’s ivm psychose
Risicovol bij mensen met een gevoeligheid voor het ontwikkelen van een psychose!
Algemene regel : druggebruik bij mensen die gevoelig zijn voor het ontwikkelen van
psychiatrische aandoeningen is bijzonder risicovol! En omgekeerd -> de lijdensdruk bij
psychiatrische aandoeningen maakt mensen gevoeliger voor drugsverslaving!
(Dubbele diagnose = psychiatrische aandoening én een verslavingsproblematiek)
4) Drugspreventie : voorkomen is beter dan genezen!
Waarom gebruikt iemand drugs => een complexe vraag…3 samenhangende factoren :
1. de mens met zijn behoeften, gevoelens, vaardigheden en kwetsbaarheden
2. het middel met zijn specifieke aantrekkingskracht
3. het milieu : invloed van het gezin, de vrienden, de samenleving, de cultuur
25. 6.5 Pathologie – psychofarmaca
Psychofarmaca = stoffen met psycho-actief effect :
Stoffen die inwerken op de hersenen en daar de neurotransmissie beïnvloeden
1. transmitteragonisten = versterken van de neurotransmissie
Verschillende mogelijkheden :
- stimulatie van de aanmaak en de vrijstelling van neurotransmitters
- inhibitie (remming) van de re-uptake van de neurotransmitter door de presynaptische cel
- inhibitie van het enzyme dat de neurotransmitter afbreekt
- lijken op de NT en zelf binden op de specifieke NT-receptoren en deze activeren
2. tranmitterantagonisten = verzwakken van de neurotransmissie
Verschillende mogelijkheden :
- blokkeren van de aanmaak en de vrijstelling van neurotransmitters
- versnellen van de re-uptake van van de neurotransmitter door de presynaptische cel
- versnellen van het enzyme dat de neurotransmitter afbreekt
- lijken op de NT en zelf binden op de specifieke NT-receptoren en deze niet stimuleren
6.6 Pathologie – ziektebeelden
De ziekte van Alzheimer
= de meest voorkomende oorzaak van dementie (2/3)
Dementie = algemene achteruitgang van de verstandelijke vermogens (cognitieve functies)
- na 65jaar en meer bij vrouwen dan bij mannen
- Oorzaak : multifactoriële
- Symptomen : geheugenstoornissen + andere cognitieve stoornissen (desoriëntatie)
- Prognose : geleidelijk begin en progressieve cognitieve achteruitgang
Gevolgen voor de patiënt :
- verwardheid -> angstgevoelens
- grotere kans op depressie
- (vaak) een tekort aan acethylcholine in de hersenen (therapie : acetylcholine agonisten)
De ziekte van Parkinson
= 2de meest voorkomende neurologische aandoening na Alzheimer.
Voornaamste symptomen -> beweginsstoornissen :
Rusttremor (beven in rust), spierstijfheid en bewegingstraagheid!
- rond 50 à 60jaar
- dopamine tekort in de hersenen, therapie : dopamine agonisten
- Prognose : (verschillend per persoon) progressieve ziekte met mogelijks stabiele perioden
Shizofrenie
= ernstige psychiatrische aandoening met acute psychotische periodes
* Positieve symptomen :
Tijdens acute psychotische fases -> wanen, hallucinaties, vreemd gedrag.
Therapie : psychiatrische opname
* Negatieve symptomen :
Algemeen -> depressiviteit, asociaal gedrag, concentratievermogen
- begint meestal in adolescentie
- komt heel vaak voor 1% van de bevolking!
- multifactoriële aandoening + overactieve dopamine neurotransmissie
- therapie : dopamine antagonisten als anti-psychotica
26. Depressie
Symptomen Depressie heeft een chronisch verloop van maanden tot jaren. Na herstel veel
kans op herval!moeten minstens 2 weken aanhouden! Depressie ≠ zich depressief voelen…
Komt voor bij 1/10 mannen en bij 1/5 vrouwen!
Symptomen :
- gevoelens van wanhop, zinloosheid, schuld en waardeloosheid
- geen waardevolle toekomstperspectieven zien
- concentratiestoornissen
- slaapstoornissen (teveel of te weinig)
- eetstoornissen
Bipolaire stoornis = manisch depressieve stoornis :
Depressieve perioden afwisselend met manische perioden (grootheidswaan, euforie,…)
* Oorzaak : multifactoriële aandoening + serotonine-tekort en/of noradrenaline-tekort
* Therapie : psychotherapie (praten) + antidepressiva (medicatie)
Antidepressiva
- agonisten van noradrenaline en serotonine (inhibitie van re-uptake)
- tegenwoordig minder nevenwerkingen : SSRI’s
- medicatie werkt pas na enkele weken…
- geen talerantie (gewenning) = geen verslavend effect
- na de behandeling geleidelijk afbouwen!
- medicatie werkt niet àltijd
- psychotherapie is evenzeer belangrijk!
Slaap- en kalmeermiddelen
- klasse benzodiazepines
-> agonisten van de GABE neurotransmitter
-> algemene remming van zenuwactiviteiten : kalmer, sufheid, moeheid
- psychisch en fysisch verslavend!
- bij chronische angstproblemen : kalmeermiddel + antidepressiva
(sociale fobie, obsessief compulsief gedrag,…)
Tetanus
Wordt veroorzaakt door een bacterie die een neurotoxisch toxine produceert : tetanustoxine
Tetanustoxine = een acetylcholine agonist.
Een stijve verlamming die zich uitbreit tot aan de hartspier => sterfte.
Therapie : preventieve vaccinatie! Bij infectie een antiserum toedienen.
27. 7. De zintuigen
7.1 De perceptie = de bewsute waarneming
Bewuste waarneming = perceptie
in verschillende stappen
Stap 1
Een zintuiglijke receptor (zintuig)
ontdekt een stimulus in de externe
of interne omgeving.
Stap 2
Zintuiglijke neuronen (zintuigcel)
stuurt een zenuwimpuls naar het
ruggenmergzenuwen en zo naar
de craniale zenuwen (hersenen)
(of rechtstreeks naar de hersenen)
Stap 3
De hersenen interpreteren de
informatie van de zintuiglijke
receptor.
Stap 4
De informatie-interpretatie
gebeurd in het cerebrum en is een
perceptie (indruk) van de
zintuiglijke waarneming!
Een prikkel kan een reactie uitlokken :
1) een somatisch motorische reactie
Acties van skeletspieren -> gewilde bewegingen
2) een autonoom motorische reactie
Acties van gladde spieren (organen) en klieren -> ‘zonder vrije wil’ het behoud v
homeostaste.
* via sympatische neuronen
* via parasympatische neuronen
De Somatosensorische waarneming
Algemene zinnen
Somatosensorische receptoren liggen verspreid over het volledie soma (het lichaam)
Proprioceptie : behoud v/d lichaamspositie dmv gewrichten, spieren, pezen (nt altijd bewust)
De huid : tast (druk, trillingen), temperatuur en pijn
Speciale zinnen
Zien, horen, reuk, smaak, evenwicht (binnenoor)
28. 7.2 Zien
7.1 Zien
Bouw van het oog
7.1.1 Bouw van het oog
Oogzenuw Blinde vlek Gele vlek
Vaatvlie
s
Netvlies
Glasachtig lichaam
(vult de achterste kamer)
Straallichaam
Voorkamervocht
(vult de voorste kamer tss
hoornvlies en lens)
Hoornvlies
Harde oorgrok
Accommodatie van de lens
Accommodatie van de lens
De lens vormt van het voorwerp een beeld.
In het netvlies bevinden zich fotoreceptoren (oog-zintuigcellen)
Om een voorwerp scherp te zien moet het beeld op het netvlies vallen!
Verschillende
stralen van v/e Bijna parallelle
dicht stralen v/e ver
voorwerp voorwerp
Dicht voorwerp – bolle lens Ver voorwerp – platte lens
De lens accomodeert : De lens wordt afgeplat door
spiercontracties v/d relaxatie van de
accomodatiespieren (spieren v/h accomodatiespieren
straallichaam) maken de lens (spieren van het straallichaam)
boller waardoor het beeld terug
mooi op het netvlies valt (en niet
achter het netvlies)
29. De weg die het licht volgt
is tegengesteld aan de weg die de
elektrische impulsen volgt!
Van lichtprikkel tot Licht
“zien” Glasachtig lichaam
Vaatvlies
Harde oogrok Kegel Fotoreceptoren
Netvlies (oogzintuigcelen)
Blinde vlek Staafje
Pigmentlaag
Vaatvlies
Harde oogrok
Kegeltjes voor de Stafjes voor de
kleurwaarneming zwart-wit waarneming
Staafcel
Kegelcel
Het netvlies bevat de fotoreceptoren : kegeltjes + staafjes.
1. Het oog focust zich met behulp van de oogspieren op een voorwerp
2. Beeld valt op de gele vlek
De gele vlek = plekje in het netvlies met de hoogste densiteit aan fotoreceptoren (kegeltjes)
Blinde vlek = plaats waar de uitlopers v/d prikkelvervoerende cellen (v/h oog) het oog
verlaten. Bevat geen fotoreceptoren dus wanneer het beeld op de blinde vlek zou vallen
zouden we niks zien..
30. De oogzenuwen kruisen gedeeltelijk.
1. Deze sensorische neuronen vormen een synaps
met andere neuronen in de thalamus.
2. Vanuit de thalamus vertrekken neuronen die de
visuele informatie naar de visuele cortex brengen.
(achteraan de grote hersenen)
3. Wanneer de visuele informatie toekomt in de
visuele cortex ontstaat de visuele waarneming.
Slechtziendheid en blindheid kunnen verschillende oorzaken hebben…
Ziekten van het oog, de oogzenuwen, de visuele cortex.
Bijziend Verziend
Normaal Astigmatisme
31. Pathologie
Out of focus = beeld valt niet op het netvlies!
Normaal oog Bijziendheid
Dichte objecten ziet men scherp Dichte objecten ziet men scherp.
Verre objecten ziet men scherp Verre objecten ziet men onscherp.
Het beeld richt zich op het netvlies. Te lange oogbol zorgt ervoor dat het beeld voor het
netvlies komt. Oplossing : de concave (holle) lens.
(Lenzen met negatieve dioptrie)
Oorzaak : ouderdom -> de lens verliest het vermogen
om te accomoderen.
Verziendheid Astigmatisme
Dichte objecten ziet men onscherp. Wazig zicht.
Verre objecten ziet men scherp. Een onregelmatige kromming van het hoornvlies of de
Te korte oogbol zorgt ervoor dat het beeld achter het lens zorgt ervoor dat het beeld ongelijk terecht komt.
netvlies komt. Oplossing : de Convexe (bolle) lens. Oplossing : oneven lens.
(lenzen met positieve dioptrie)
Strabisme = scheelzien
= beide ogen kunnen niet gelijktijdig op een object fixeren door een storing van de
spierbalans van de uitwendige oogspieren.
Dubbelzien = er ontstaan 2 beelden : 1 gevormd door linker oog + 1 gevormd door
rechteroog.
Maar…de hersenen aanvaarden maar 1 beeld om dubbelzien te vermijden :
-> alternerende fixatie = afwisselend links en rechts
-> fixatie met één oog (bij kindjes met een plakker op goede oog om lui oog te vermijden!)
Oplossing : operatie aan de oogspieren.
Glaucoom
= de 2de meest voorkomende oorzaak van blindheid door een verhoogde druk in de oogbol die
ontstaat door een slechte afvoer van het voorkamervocht.
-> netvlies en oogzenuw worden samengedrukt
-> bloedvaatjes worden dichtgedrukt : geen bloedtoevoer voor netvlies en oogzenuw
(fotoreceptoren en de neuronen van de oogzenuw sterven af)
- progressieve ziekte
- enige symptomen : wazig zicht en hoofdpijn, geen pijn aan de ogen!
- vanaf 40jaar jaarlijks laten testen op glaucoom
32. Cataract
= ouderdomsslijtage aan de lens en wereldwijd meest voorkomende oorzaak van blindheid!
= deelse of volledige troebeling van de ooglens (aan 1 oog of aan beide ogen)
Therapie : bril of contactlenzen dragen, een operatie (een artificiële lens ter vervanging)
Gestoord kleurenzicht en kleurenblindheid
Blauwe, groene en rode kegeltjes zijn verantwoordelijk voor het zien van kleuren.
Gestoord kleurenzicht
= minder of niet gevoelig voor 1 of meerdere grondkleur(en) waardoor bepaalde
kleurschakeringen niet herkend worden. Daltonisme = rood-groen kleurenblindheid.
(Daltonisme : erft X-chromosomaal recessief)
Kleurenblindheid (zelden)
= ongevoeligheid voor alle grondkleuren waardoor men alles zwart-wit waarneemt.
7.3 Het gehoor
Binnenoor
Buitenoor Middenoor Omzetter van prikkels :
Ontvanger Versterker mechanische -> elektrische
Trommel Hamer Stijgbeugel
-vlies Aambeeld
Vestibulair apparaat
- Cemicirculaire kanalen
- Vestibule
Gehoorzenuw
Ovale venster
Slakkenhuis
Ronde venster
Gehoorgang
De oorschelp verzamelt Het trommelvlies De 3 gehoorbeentjes Het slakkenhuis zet de
geluid en leidt het in het vibreert synchrone versterken de drukgolven drukgolven om naar
externe auditieve kanaal geluidsgolven om de brengen de geluidgolven zenuwinformatie die naar de
naar het trommelvlies. gehoorbeentjes in het van het trommelvlies over hersenen gestuurd worden om
middenoor te bewegen naar het binnenoor. het geluid te interpreteren
33. De omzetting van geluid tot zenuwimpulsen :
Stap 1 : Geluidgolven doen het
trommelvlies trillen. De
vibraties worden doorgezonden
naar de beentjes van het
middenoor nr het ovale venster
Stap 2 : Bewegingen v/h ovale
venster veroorzaken
drukgolven in de slakkenhuis-
vloeistof die de haarcellen v/h
orgaan van Corti prikkelen.
De haarcellen in het orgaan van Corti zijn de zintuigcellen
van het gehoor!Door trillingen buigen ze om en ontstaan er
zenuwimpulsen die via de gehoorzenuw naar de hersenen
worden geleid.
Hoge tonen : prikkelen haarcellen in basis v slakkenhuis
Lage tonen : prikkelen haarcellen in top v slakkenhuis
Luide tonen : kunnen haarcellen beschadigen…
Pathologie : gehoorverlies
Geleidingsdoofheid
= de prikkel geraakt niet tot bij de gevoelige zintuigcellen in het binnenoor door :
1) problemen met het trommelvlies : verdikt of perforatie
2) otosclerosis = vergroeing van de gehoorbeentjes
3) een obstructie in het buitenoor of het middenoor :
-> verstopping van de uitwendige gehoorgang
-> overvloedige hoeveelheid vloeistof in het middenoor door middenoorontsteking
Perceptiedoofheid
= door beschadiging aan zintuigcellen of een gehoorzenuw door :
1) schade aan gehoorzenuw door infecties (bof, rode hond, syfilis, meningitis)
2) schade aan zintuigcellen = haarcellen (onomkeerbare gehoorschade!)
-> verlies van haarcellen door veroudering
-> schade aan haarcellen door geluidsoverlast
Het evenwicht
Het behoud van evenwicht :
-> proprioreceptoren in de spieren en gewrichten
-> receptoren in het binnenoor : misselijkheid tijdens beweging (lezen in auto, zeeziek) door
tegenstrijdigheid tussen de info van de ogen en de info van het vestibulum. Pilletjes tegen
‘reisziekte’ remmen de info die afkomstig is van het vestibulum.
34. Ziekte van Menière : draai-duizeligheid, braken en gehoorverlies + gesuis in 1 oor.
8. Het spierstelsel
8.1 De soorten spierweefsel
De soorten spierweefsel :
Skeletspiercellen
Contracties van de skeletspiercellen staan
onder controle van de motorische neuronen
van het somatische zenuwstelsel : vrije wil!
Hartspieren
Contracties van de harspiercellen staan onder
controle van de pacemaker in het hart
(grondslagfrequentie) + onder controle van
het autonome zenuwstelsel (sneller/trager)/
Gladde spiercellen
Contracties van gladde spiercellen staan
onder controle van de motorische neuronen
van het autonome zenuwstelsel :
sympatisch + parasympatisch -> gn vrije wil!
Skeletspier -> bundels skeletspiercellen -> individuele skeletspiercellen/spiervezels
35. Skeletspier =
bundels van
Skeletspiercel =
spiervezel bestaat 8.2 Contractie
Contractie van
skeletspiercellen uit myofibrillen dwarsgestreepte spieren :
van
1) een zenuwprikkel vanuit een
dwarsgestreepte
motorisch neuron nodig
2) voldoende energie in de spier
nodig spieren
De skeletspier
Het gestreepte voorkomen v/e
skeletspiercel komt door de
regelmatige rangschikking van
myofilamenten (actine + myosine)
eenheidsstructuur
v/d skeletspiercel
= een sacromeer
Microscopisch beeld v/e langse doorsnede van een skeletspiercel
Sliding mechanisme :
Tijdens contractie schuiven
de actinefilamenten tss de
Microscopisch
myosinefilamenten.
beeld en diagram
Alle sacromeren korten in
v/e myofibril
-> één spiercel kort in
-> meer spiercellen korten in
-> volledige spier kort in
Een sacromeer : myosinefilamenten + actinefilamenten
De neuromusculaire junctie (NMJ) =
De neuromusculaire junctie (NMJ)
de synaps tussen een presynatpische cel (motorisch neuron v/h somatische zenuwstelsel)
en een postsynaptische cel (motorisch neuron v/e skeletspiercel)
Stap 1 : zenuwprikkel vanuit
een motorisch neuron bereikt
de neuromusculaire junctie
Stap 2 : In de neuromusculaire
junctie wordt acetylcholine
vrijgesteld
Motorisch neuron
Stap 3 : de acetylcholine bindt op specifieke
Acetulochine receptoren op de motorische eindplaat
Electrische impuls
(= het celmembraan van de skeletspier)
Celmembraan
Synaptische spleet
Sacroplasmi reticulm Stap 4 : De actiepotentiaal
verspreidt zich over het
celmembraan van de volledige
Myofibril skeletspiercel. Verschillende
moleculaire reacties volgen elkaar
op en leiden tot contractie.
Motorisch neuron vuurt zenuwprikkel af
↓
36. Vrijstelling van acetylcholine in de neuromusculaire junctie
↓
Electrische activiteit van de skeletspiercel
↓
Contractie
Pathologie : spierziekten
Ziekten waarbij de oorzaak van het probleem zich in de spieren zelf situeert.
(Neuromusculiare aandoeningen = aandoeningen van neurale aard = defect aan zenuwstelsel)
- spierdystrofie van Duchenne
- Myotone dystofie = ziekte van Steiner
- Myositis : auto-immuuniteitsziekte -> ontsteking van de spieren
- Myasthenia gravis : auto-immuuniteitsziekte -> aanval van eigen acetylcholinreceptoren
9. Het cerebrum = de grote hersenen (!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!)
Bovenaanzicht :
Longitudinale fissuur Voorhoofdskwab
= de diepe groeve = frontale kwab
Precentrale winding/gyrus
Centrale groeve/sulcus
Gyrus Postcentrale winding
Pariëtale kwab
Centrale sulcus
Cerebrale cortex
Witter stof van Achterhoofdskwab
het cerebrum = occipitale kwab
Fissuur Linker hemisfeer Rechter hemisfeer
Rechts zij-aanzicht :
Centrale sculus
= diepe groeve
37. Postcentrale gyrus
= postcentrale winding
Precentrale gyrus
Partiëtale kwab = precentrale winding
FRONTALE KWAB
OCCIPTALE KWAB
Temporale kwab
Cerebellum
= kleine hersenen
Het cerebrum = de grote hersenen
- cortex
- witte stof
- corpus callosum = verbindingsbalk van zenuwweefsels die de 2 hersenhelften verbinden
- basale ganglia
Dienchepalon =de tussenhersenen
- thalamus
- hypothalamus
Ventrikels = hersenholtes gevuld met cerebrospinaal vocht
- 2 laterale ventrikels
- derde en vierde ventrikels
Vooraanzicht frontale doorsnede (voor de hersenstam) :
Cortex van het cerebrum
Longitudinale fissuur Witte stof v/h cerebrum
= diepe groeve
Cerebrum
Lateraal ventrikel
Corpus callosum
|
|
| Basale ganglia
|
|
Thalamus
Derde ventrikel
Hypothalamus Oogzenuw
38. Inferieur aanzicht = onderaanzicht (zicht op oorsprong craniale zenuwen =
hersenstam) :
Cerebrum = grote hersenen
Hyposfyse klier
Oogzenuw
Middenhersenen
Hersenzenuwen
Brug van Varol
Verlengde merg
Spinal cord = ruggenmerg
Cerebellum = kleine hersenen
Functionele gebieden in het cerebrum :
Primair somato-sensorisch gebied
Primair motorisch in de postcentrale gyrus/winding
gebied in de
precentrale gyrus
39. Secundair somato-
Premotor cortex in sensorisch gebied in
de frontale kwab de pariëtale kwab
Secundair Lezen HOREN
gebied in
frontale cortex Secundair auditief
gebied
Centrum v Broca Secundair visueel
= spraakcentrum gebied in de
in centrale kwab occiptale kwab
ZIEN
Primair auditief
gebied in de Primair visueel
temporale kwab gebied (zien) in
de occiptale kwab
Centrum van
Wernicke : het
begrijpen van SPREKEN
woorden!
LEZEN
Met een specifieke techniek kan men actieve hersendelen visualiseren
Horen : activiteit in temporale kwab -> primaire en secundaire auditieve centra
Zien : activiteit in occipitale kwab -> primaire en secundaire visuele centra
Spreken : activiteit in frontale kwab -> centrum van Broca in linkerhemisfeer!
Lezen : activiteit in primair motorisch gebied (oogspieren)
+ activiteit in temporale kwab -> centrum van Wernicke in linkerhemisfeerd!
Lateraal aanzicht van de rechter cerebrale hemisfeer :
Centrale gyrus/winding
Primair motorisch gebied in
primair somato-sensorisch gebied de precentrale gyrus
in de postcentrale gyrus
Premotor cortex/gebied
Secundair somato-sensorisch
gebied in de pariëtale kwab
Frontaal visueel gebied
Pariëtale kwab
Frontale kwab
Integratief gebied
= tertair sensorisch gebied tss
pariëtale, occipitale en frontale kwab
Secundair visueel gebied Broca uitzonderlijk rechts…
in occipitale kwab
Zij-aanzicht van de diepe
Primair visueel gebied groeve in het cerebrum
in occipitale kwab
Occipitale kwab Primair auditief gebied in temporale kwab
Wernicke uitzonderlijk rechts.. Secundair auditief gebied in temporale
Temporale kwab kwab
Sensorische gebieden > vooral in de achterste helft van het cerebrum (achter centrale sulcus)
Primaire sensorische gebieden : ontvangen rechtstreekse informatie van de zintuigen
-> hier ontstaat de bewuste waarneming!
40. - primair somato-sensorisch gebied in de postcentrale gyrus
- primair visueel gebied in de occipitale kwab (gele vlek!) : info v/d 2 gezichtsvelden
- primair auditief gebied in de temporale kwab : info v/d 2 oren
Secundaire sensorische gebieden : liggen naast de primaire sensorische gebieden en
verwerken de informatie die van de primaire gebieden komt adhv opgeslagen informatie
- secundair somato-sensorisch gebied in de pariëtale kwab achter de centrale gyrus
- secundair visueel gebied in occipitale kwab : herkenning dankzij visueel geheugen
- secundair auditief gebied in temporale kwab : herkenning dankzij auditief geheugen
- Centrum van Wernicke in de temporale kwab (linkerhemisfeer!) : klanken begrijpen
=> de integratie van auditieve informatie tot taal
Tertiair sensorisch gebied = het algemeen integratief gebied integreert info uit de
secundaire gebieden (zintuiglijke info) met info uit sensorische geheugen => herkenning!
Na de interpretatie en de herkenning van de informatie wordt deze doorgestuurd naar de
prefrontale cortex! (Tertiaire gebied ligt op de grens v/d pariëtale, occipitale en frontale kwab)
bv. geblinddoekt een voedingsmiddel herkennen adhv reuk, smaak, tastwaarneming in mond.
Motorische gebieden -> vooral in de voorste helft van het cerebrum (voor centrale sulcus)
Primaire motorische gebieden : versturen rechtstreekse informatie naar de skeletspieren
-> hier onstaan gewilde bewegingen!
- Primair motorisch gebied in de precentrale gyrus (voor de centrale sulcus)
door kruising van de dalende zenuwbanen in het centraal zenuwstelsel :
-> primair motorisch cortexgebied in linkerhemisfeer voor rechterkant v lichaam
-> primair motorisch cortexgebied in rechterhemisfeer voor linkerkant v lichaam
- Somatotopie (zie verder!!!)
Secundaire motorische gebieden : (bevat opgeslagen info over bewegingspatronen)
ontvangen informatie van tertiaire motorische gebieden en stimuleren de primaire
motorische gebieden door de informatie door te sturen.
- Premotor cortex in de frontale kwab (voor het motorische gebied)
- Centrum van Broca in de frontale kwab (linkerhemisfeer!) = spraakcentrum :
Programmatie van de taalproductie (beschadiging -> spraakproblemen)
Tertiaire motorische gebieden = de prefrontale cortex in het voorste deel van de frontale
kwab ontvangt de info uit de primaire en secundaire sensorische gebieden en ‘beslist’
over de beste respons gezien de situatie => redeneren, lange-termijn planning.
Aspecten v onze persoonlijkheid hebben e biologische grondslag in de prefrontale
cortex!
Somatotopie
Spieren van het lichaam hebben in de somatotopie-zone een punt-voor-puntprojectie
(= motorische homunculus) :
- lateraal : gelaat en armen
Precentrale gyrusromp en bene:
- mediaal : => motoriek Postcentrale gyrus => somatosensoriek :
de activiteit verfijnder en preciezer de bewegingen, hoe groter het overeenkomstige deel in
- hoe van de skeletspieren de somato-sensorische perceptie
- linker humunculus vr rechter kant van lichaam
de precentrale gyrus of postcentrale gyrus. - linker humunculus vr rechter kant v lichaam
- rechter hunmunculus vr linker kant van lichaam - rechter humunculus vr linker kant van lichaam
Motorische en somato-sensorische homunculus = hemisfeer!
Voorbeeld van soma-sensorische perceptie van een huidprikkel :
Informatie uit de tastzintuigen in de huid van de linkervoet arriveren in de grote hersenen in het mediale deel
van de postcentrale gyrus van de rechter hersenhemisfeer. Als de prikkel daar toekomt weet je dat de huid van
je linkervoet geprikkeld wordt.
Voorbeeld van een activiteit van de skeletspieren :
Wanneer je spieren van je rechterkaak wil samentrekken ontstaat er ene prikkel in de precentrale gyrus van de
linker hemisfeer.
41. Pariëtale kwab
Stoornissen in de motorische cortexgebieden
Verlamming
= door een beschadiging van het contralaterale primaire motorische cortexgebied.
Contralateraal -> verlamde spieren in linker lichaamshelft door beschadiging rechts :
halfzijdige verlamming = hemiparese = -plegie = -anesthesie (rek. houden met somatotopie)
* Parese = vermindering van spierkracht
* Paralyse = volledige verlamming van een spier
Apraxie
= door een beschadiging in het secundaire motorische cortexgebied.
Moeite met eenvoudige en complexe handelingspatronen (bv. muziekinstrument bespelen).
Spieren kunnen individueel wél gebruikt worden (geen beschadiging aan prim. motor. cortex)
Afasie van Broca = motorische afasie
42. = door een beschadiging in het centrum van Broca zijn er spraak- (en soms
schrijf-)problemen.
Men begrijpt de taal nog grotendeels -> geen probleem in het centrum van Wernicke.
Het frontaal syndroom
= door een beschadiging van de prefrontale cortex.
Oorzaken : trauma, bloeding, tumor, infectie
Symptomen :
- persoonlijkheidsveranderingen (bv. geen besef van omgangsvormen)
- cognitieve stoornissen (bv. concentratiestoonissen)
- verminderde impulscontrole = sociaal onaangepast gedrag (ongeremd eten, roken,…)
- dwangmatigheid = zinloos herhalen van het gedrag (moeilijkheden bij verandering)
Stoornissen in de sensorische cortexgebieden
Gezichtsstoonissen
= door een beschadiging van de primaire visuele cortex.
Stoornissen van de sensibiliteit in de contralaterale lichaamshelft
= door een beschadiging van het contralaterale primaire somato-sensorische cortexgebied.
Contralateraal -> beschadiging in de linker lichaamshelft door een beschadiging rechts :
halfzijdige stoornis = hemiparese = -plegie = -anesthesie (rek. houden met somatotopie)
* hymo-esthesie = vermindering van gevoeligheid
* anesthesie = volledige ongevoeligheid
Centrale doofheid
= door een beschadiging aan beide primaire gehoorcentra (zelden).
Agnosie
= door een beschadiging in het secundair sensorisch cortexgebied
- visuele agnosie = niet meer herkennen wat men waarneemt
- auditieve agnosie = niet meer herkennen wat men hoort
- tactiele agnosie = niet meer herkennen wat men voelt
Afasie van Wernicke = sensorische afasie
= door een beschadiging in het centrum van Wernicke zijn er problemen v begrijpen en lezen.
Men spreekt de taal nog grotendeels -> geen probleem in het centrum van Broca.
Specialisaties per hemisfeer
Primaire gebieden -> functies zijn in beide hemisferen vertegenwoordigd!
Secundaire gebieden en tertiaire gebieden hebben wel specialisatie links en rechts.
Ruimtelijke cognitie = ruimtelijk waarnemen
Belangrijk voor dagelijks gedrag en functioneren om onszelf te verplaatsen en voorwerpen in
de omgeving te lokaliseren. Stoornissen in visueel-ruimtelijke functies kunnen sterke
invaliderende gevolgen hebben…Verschillende deelfuncties :
- waarneming
- concentratie
- geheugen van ruimtelijke informatie
- handelen
43. CVA = cerebrovasculair accident = de beroerte
Pathologische indeling
1) intracerebrale bloedingen = hersenbloedingen (verhoogde druk -> afsterven hersenweefsel)
2) afsluiting en stenose (vaatvernauwing) (door hersentrombose,embolie, atherosclerose)
-> vooral door obesitas, roken, alcoholgebruik, hoge bloeddruk,…
Klinische indeling
1) TIA = voorbijgaande neurologische uitval met herstel binnen 24u
2) RIND = voorbijgaande neurologische uitval met herstel na meer dan 24u
3) Progressieve infarct = toenemende symptomen met sterfte afloop
4) Completed infarct = normale beroerte (vooral bij Westerse oudere personen) :
stabilisatie v neurologische symptomen + geleidelijk en deels herstel -> blijvende invaliditeit
De bloed-hersenbarrière
= afsluiting van het hersenweefsel tgo de rest van het lichaam, door een afsluiting van de
gespecialiseerde haarvaten (soort neuroglia) die zorgen voor de gecontroleerde uitwisseling.
Functies van de gespecialiseerde haarvaten :
- bescherming tegen schadelijke stoffen of binnendringende microben
- zuurstof, glucose en aminozuren toevoeren
- toevoer v psycho-actieve drugs :
anti-depressiva en anti-psychotica, alcohol, THC (cannabis) en MDMA (XTC)
10. Het diëncephalon (!!!)
Thalamus
= het schakelstation tussen lager gelegen hersendelen en de cerebrale cortex.
1) Alle aanvoerende banen maken synaps in de thalamus met een neuron nr cerebrale cortex.
2) schakel tss aanvoerende banen van cerebellum en basale ganglia naar de cerebrale cortex.
3) schakel tss limbisch syteem (emoties) en cerebrale cortex
Speelt een belangrijke rol bij slaap-waak regulatie = bewustzijnsniveau’s (schade -> coma)!
Verwerkt prikkels alvoerens ze naar de specifieke primaire cortexgebieden gaan.
Hypothalamus => belangrijk deel van het limbisch systeem!
1. Controlecentrum van het autonoom zenuwstelsel (parasympatisch en
sympatisch)
Beïnvloed de bloeddruk, het tempo en de kracht van de hartslag, snelheid en diepte van
ademhaling, beweging van het spijsverteringskanaal, pupilgrootte,…
2. Centrum voor emotionele reacties
Voelen van plezier, angst en woede, beïnvloeding van vitale instincten (sexuele drift),
regulatie van de eetlust en dorstgevoel (honger vs verzadiging),…
+ de aanzet van fysieke expressiepatronen van emoties via het stimuleren van het autonoom
motorische wegen (parasympatisch en sympatisch). Bv. droge mond, zweten,…bij angst.
3. Regulatie van slaap-waak cycli
De biologische klok obv prikkels van visuele wegen ivm licht-donker.
4. Belangrijk in het endocrien stelsel (samen met de hypofyse)
Epithalamus
44. Bevat de pijnappelklier -> secretie van melatonine = slapend inducerend signaal. (slaap-waak)
11. Het limisch syteem
(belangrijk voor het begrijpen van de biologische achtergrond van emoties!)
Frontale kwab Structuren van de diëncefalon
(tussenhersenen) die behoren tot het
(een deel van) limbisch systeem!
Thalamus
Hippocampus
Mediale regio’s per cerebrale
hemisfeer die behoren tot het limbisch
Amygdala
systeem!
Hypothalamus
Delen v ‘geurhersenen’
Het limbisch systeem = set hersenstructuren op de hersenstam en onder de cerebrale cortex.
11.1 De functies van het limbisch systeem
Het emotionele brein : emoties en motivaties
= regulatie van emotioneel en motivationeel gedrag :
- emoties omtrent overleven (angst, kwaadheid en verzadiging) en voortplanting
- opvangen van reuk- en smaakprikkels (deze kunnen rechtstreeks emoties oproepen)
Verbinding met het autonome zenuwstelsel : via de hypothalamus
(deze verbinding kan psychosomatische klachten verklaren!)
Het sympatisch zenuwstelsel : actief bij prestaties (heftige emoties : stress, angst,…)
Het parasympatisch zenuwstelsel : actief bij relaxatie.
De rol van het amygdala en de hippocampus : het geheugen
- emotionele intelligentie -> denken en emoties
- opslag van vroegere emotionele gebeurtenissen
De amygdala
= een amandelvormige kern van zenuwcellen in de temporale kwab van het cerebrum.
Belangrijk bij de verwerking van emoties!
1) We leren uit emoties van anderen. Angstig gezicht zien -> wekt angst op…bedreigend!
Dus : verhoogde activiteit van de amygdala = overactief gevarensignaalsysteem : mogelijks
een oorzaak bij neuropsychiatrische ziektebeelden zoals depressie, autisme,…
Dus : verminderde activiteit van de amygdala : weinig vermogen tot empathie.
2) Herinneringen aan emotionele gebeurtenissen worden opgeslaan.
Angstconditionering = aanleren van angst via klassieke conditionering
Beschadiging in 1 van de amandelkernen :
geheugenverlies, apathie -> affectieve afstomping, emotioneel onstabiel en asociaal gedrag
INPUT : informatie uit gebieden die zintuiglijke prikkels ontvangen
45. TUSSENFASE : registreren van in-put -> modulatie : emotie -> voorbereiden van out-put
OUTPUT : 1) naar de prefrontale cortex -> sturen van het gedrag
2) naar de hypothalamus -> sturen van het stressysteem
De hippocampus
- Opslag van informatie in het langetermijngeheugen. Beschadiging : bv. alzheimer
- Overlevingsgedrag sturen
De rol van de prefrontale cortex
De amygdala en prerontale cortex spelen een grote rol bij neurowetenschappelijk onderzoek
De prefrontale cortex : de basis van de typische menselijke eigenschappen.
-> laterale prefrontale cortex : werkgeheugen en abstract denken
-> mediale prefrontale schors : motivaties
-> ventrale prefrontale cortex : emoties en gedrag
De maturiteit van de prefrontale cortex vindt pas later in de ontwikkeling van het individu
plaats : controle over gewilde hanelinge, langetermijn planning, sociaal geaccepteerd gedrag.
Emotie en rationaliteit -> twee systemen die elkaar aanvullen bij het nemen van beslissingen.
12. De hersenstam
Ligt tussen het ruggenmerg en de tussenhersenen, met van boven naar onder :
1. de middenhersenen
2. pons = de brug
3. medulla = het verlengde merg
De hersenstam
= een verbindingsweg en schakelstation tussen de hersenen en de rest van het lichaam!
In de hersenstam bevinden zich :
- sensorische opstijgende banen
- motorische dalende banen
- verbindingen met het cerebellum
- enkele kernen : groepjes cellichamen van neuronen in het centraal zenuwstelsel
-> bepaalde kernen doen dienst als reflexcentrum vr de craniale reflexen (pupilreflex)
- aan de hersenstam ontspringen de craniale zenuwen.
De reticulaire formatie (strekt zich over de hele hersenstam uit)
= diffuus en moeilijk te definiëren gebied in de hersenstam waar bijna alle opstijgende en
dalende banen passeren en waar deze banen de hersenstam prikkelen.
= een netwerk van met elkaar verbonden neuronen die een functionele eenheid vormen
1) motorisch gedeelte van de recticulaire formatie
Verbinding met motorneuronen in het ruggenmerg
2) sensorische gedeelte van de recticulaire formatie = RAS = reticulair activeringscentrum
Via de thalamus projecties naar de cerebrale cortex :
- stimulatie van de cortex => actief bewustzijnsniveau (slaap = inactief RAS)
- filterfunctie zodat triviale gebeurtenissen de cortex niet eens bereiken!
Het slaapcentrum = groep neuronen op de reticulaire formatie die zich tussen de pons en het
verlengde merg bevinden en een belangrijke rol spelen bij het slapen.