SlideShare a Scribd company logo
1 of 54
NEUROFYSIOLOGIE

1. Inleiding
1.1 Situering
Het lichaam = orgaanstelsels met elk een bepaalde functie :
spijsverteringsstelsel, ademhalingsstelsel, hormonaal stelsel,…en zenuwstelsel.

Neurowetenschappen = wetenschappelijke studie van het zenuwstelsel.
Cognitieve neurowetenschap = wetenschappelijke studie v/d relatie tss hersenen en gedrag :
(interdisciplinair : samenwerking tussen natuurwetenschappers en menswetenschappers)
visuele perceptie, selectieve aandacht, geheugen, emoties, taal, slapen, intelligentie, sociaal
gedrag, persoonlijkheid, bewustzijn.

* Neuro-anatomie : de structuur op macroscoptisch niveau
* Neurofysiologie : de functies en werking van het zenuwstelsel (en de spieren en zintuigen)
* Neurofarmacologie : geneesmiddelen en drugs
* Pathologie = ziekteleer : neurologie (zenuwstel) en psychiatrie (psychische stoornisssen)

Functies van het zenuwstelsel
- de biologische basis van alle ‘geestelijke verschijnselen’ ligt in de hersenen
- de initiatie van al onze gewilde motorische bewegingen (skeletspieren)
- regelende functie : behoud van de homeostase van het lichaam (samen met de hormonen)

1.2 Anatomische begrippen




                                                        Het sagittale vlak
                                                        Verdeelt de mens in een linker-
                                                        en rechterkant
                                                        Midsagittale vlak
                                                        De middenlijn van het vlak ligt in
                                                        het lichaam (links = rechts)

                                                        Het frontale vlak
                                                        Verdeelt de mens in een voor- en
                                                        achterkant

                                                        Het transversale vlak
                                                        Verdeelt de mens in een boven-
                                                        en onderkant
De transversale doorsnede
                                                   Zicht langs Onderwerp:




                                                   De frontale doorsnede
                                                   Zicht langs voor




                                                   De Midsagittale doorsnede
                                                   Zicht naar het midden




1.3 Indeling van het zenuwstelsel

Anatomische indeling :


                                CZS = centrale zenuwstelsel : verwerking van informatie
                                    - Hersenen (in de schedel)
                                    - Ruggenmerg (vanuit hersenen naar wervelkolom)
                               Neuronen :
                               - sensorische
                               - motorische
                               - interneuronen


                                   PZS = perifere zenuwstelsel
                               (al het zenuwweefsel buiten het centrale zenuwstelsel)
                                    - craniale zenuwen = kopzenuwen
                                    - spinale zenuwen = ruggenmergzenuwen
                              Neuronen :
                              - sensorische
                              - motorische
A. HET CENTRALE ZENUWSTELSEL
Het centraal zenuwstelsel : de hersenen (in de schedel)

                                             Onderverdeling van de hersenen :
                                                   - cerebrum = de grote hersenen
                                                   - diëncephalon = de tussenhersenen
                                                   - cerebellum = de kleine hersenen
                                                   - de hersenstam = de hersenstam

                                             De hersenstam ligt tussen de diëncephalon en
                                             het ruggenmerg en heeft een regulerende
                                             functie voor vitale functies.
                                             - de middenhersenen (schakel naar oor/oog)
                                             - de brug (overgang hersenstam-ruggenmerg)
                                             - de kleine hersenen (coördinatie motoriek)
                                             - het verlengde merg



                                                    De grote hersenen
                                                    2 symmetrische helften :
                                                           - de linker hemisfeer
                                                           - de rechter hemisfeer

                                                    Gescheiden door een diepe groeve en
                                                    verbonden door de hersenbalk.
                                                    Het oppervlak toont veel windingen
                                                    en groeven


De tussenhersenen
Liggen tussen de beide grote hersenhemisferen en onder de hersenbalk. Onderdelen :
       - de thalamus = het schakel station tussen binnenkomende info en de grote hersenen
       - de hypothalamus = het regelen van de lichaamsfuncties (samen met de hypofyse)
       - de pineal gland



                                             Het centrale zenuwstelsel : het ruggenmerg
                                             Via het achterhoofdsgat
                                             (opening in schedelbasis) loopt h ruggenmerg
                                             vanuit de schedel naar het wervelkanaal.

                                             Het verzorgt het contact tussen het lichaam en
                                             de hersenen + is belangrijk voor de reflexen.
Het zenuwstelsel voert zijn functies uit dankzij de
                               neuronen -> opvangen, geleiden en doorgeven v prikkels

                               Sensorische neuronen
                               - in het CZS : de zintuigen
                               - in het PZS

                               Interneuronen
                               - in het CZS
                               - de hersenen : complex netwerk van neuronverbindingen
                               - het ruggenmerg -> transportneuronen van en nr hersenen
                                                  -> reflexcentrum
                               Motorische neuronen
                               - in het CZS : effectoren (meestal spieren)
                               - in het PZS


B. HET PERIFERE ZENUWSTELSEL
= alle zenuwen die (vastgehecht aan de hersenen of het ruggenmerg) zich buiten de
schedelholte en het wervelkanaal vertakken!




De verschillende zenuwen en hun functies :
Sensorische = afferente = aanvoerende zenuwen
- bevatten uitsluitend aanvoerende neuronen
- vervoeren informatie vanuit receptoren naar het centraal zenuwstelsel

Motorische = efferente = afvoerende zenuwen
- bevatten uitsluitend afvoerende neuronen
- vervoeren informatie vanuit het centraal zenuwstelsel naar de effectoren
                -> spieren (contracties)
                -> klieren (secreties)

Gemengde zenuwen
- bevatten zowel aanvoerende als afvoerende neuronen
- vervoeren informatie vanuit receptoren naar het centraal zenuwstelsel
- vervoeren informatie vanuit het centraal zenuwstelsel naar de effectoren
Het perifere zenuwstelsel : de craniale zenuwen = de kopzenuwen



                                              De 12 hersenzenuwen zijn
                                              verbonden met de hersenstam :
                                              - motorische zenuwen
                                              - sensorische zenuwen




Het perifere zenuwstelsel : de spinale zenuwen = de ruggenmergzenuwen

                       De spinale zenuwen : gemengde zenuwen
                       Ruggenmergzenuwen ontspringen uit het ruggenmerg.
                       (ze corresponderen met een stukje ruggenmerg)
                       Ze krijgen de naam van de wervel van waaruit ze het
                       ruggenmerg verlaten.

                       - 8 cervicale zenuwen (de hals)
                       - 12 thoracale zenuwen (de borst)
                       - 5 lendenwervelzenuwen in de lenden
                       - 5 zenuwen in het heiligenbeen
                       - 1 zenuw in het staartbeen
                       - de ruggenmergkegel eindigt thv de lendenwervels
                       (onder de ruggenmergkegel de paardestaart)


Ruggenmergzenuwen bezenuwen elk een deel van het lichaam sensorisch én motorisch!
We kunnen de huid indelen volgens segmenten die gerelateerd zijn aan een specifieke zenuw.

Het perifere zenuwstelsel : de fysiologische indeling naar functie
Functies van het perifere zenuwstelsel

                         1) Het (willekeurig) somatisch zenuwstelsel
-> onder invloed van de vrije wil
-> intact bewustzijn voor de zintuiglijke verwerking van prikkels

Soma = lichaam = huid + skelet + spieren

1. sensorische zenuwen
We zijn ons bewust van de info die deze zenuwen aanbrengen
- algemene zinnen : huid (tast, pijn, temperatuur,…)
- proprioceptie : skelet (stand van gewrichten) en spieren (spanning in spieren)
- speciale zinnen : zicht, gehoor, reuk en smaak

2. motorische zenuwen
- bezenuwingen van de skeletspieren
- motorische responsen onder invloed van de vrije wil -> willekeurig somatisch PZS

                        2) Het (onwillekeurig) autonoom zenuwstelsel
-> regelt de orgaanfuncties
-> coördineert tussen de orgaanstelsels

Autonoom zenuwstelsel = visceraal zenuwstelsel = ingewanden : hart, longen, maag,…

1.sensorische zenuwen
(onbewuste) informatie afkomstig van de organen over de interne conditie van het lichaam.
Bv. O2-gehlate en glucoseconcentratie in het bloed, uitrekkinggraad van organen (maag),…

2. motorische zenuwen
- beïnvloeding van klieren, de hartspier en gladde spieren van organen
- sympatisch : actief bij FFF-situaties, stress en wanneer prestaties moeten geleverd worden
          -> energieverbruikend
          -> neurotransmitter noradreline
          -> vb’en : hart en ademhaling gaan sneller, minder bloed naar spijsvertering

- parasympatisch : ‘actief’ wanneer men passief (ontspannen) is
          -> energiebesparen : rust en vertering
          -> neurotransmitter acetylcholine
          -> vb’en : rustigere hartslag en ademhaling, veel bloed naar spijsvertering

- motorische responsen niet onder invloed van de vrije wil -> onwillekeurig somatisch PZS
2. De ontwikkeling van het zenuwstelsel
2.1 De ontwikkeling van het zenuwstelsel voor de geboorte




                                            Het zenuwstelsel ontwikkeld zich
                                            embryonaal aan de dorsale kant v/h embryo.



                                            De neurale plaat ontwikkeld zich uit het
                                            ectoderm.



                                            De neurale wanden van de neurale plaat
                                            worden hoger en zo vormen zich de neurale
                                            wallen (neural folds), waartussen de neurale
                                            groeve ligt.



                                            De neurale wallen verhogen en groeien naar
                                            elkaar toe zodat de neurale buis gevormd wordt :
                                            - de hersenen (voorste gedeelte)
                                            - het ruggenmerg (achterste gedeelte)


De hersenventrikels
= holtes in het hersenweefsel gevuld met cerebrospinaal vocht (CSV)

Het centraal kanaal
- over de ganse lengte van het ruggenmerg (in het midden)
- gevuld met cerebrospinaal vocht (CSV) = hersen-ruggenmergvocht
- in open verbinding staat met hersenventrikels
In de hersenen verbreedt dit kanaal zich op 4 plaatsen


                                              Cerebrospinaal vocht :
                                              - in het centraal kanaal
                                              - in de hersenventrikels
                                              - rondom de hersenen
                                              - rondom het ruggenmerg
2.1 Aanlegstoornissen (sluitingsdefecten v neurale buis tijdens embryonale
ontwikkeling)
Anencephalie
Stoornis in de sluiting van het voorste gedeelte van de neurale buis.
- grote hersenen en diepere structuren zijn grotendeels niet gevormd
- deze kinderen kunnen max. enkele uren tot dagen na de geboorte blijven leven

Spina bifida = gespleten wervelkolom = open rug
Stoornis in de sluiting van het achterste gedeelte van de neurale buis (in lumbosacrale
gebied) :
       * genetische factoren : erfelijkheidsleer
       * voedingsfactoren : foliumzuurtekort
       * omgeveingsfactoren

Spina bifida occulta = verborgen spina bifida waarbij allen de wervelbogen niet gesloten zijn:
weinig symptonen, geen uiterlijke kenmerken, vaak pas toevallig ontdekt!
Spina bifida aperta = de eigenlijke ‘open rug’
    1. cyste met vocht = vochtblaas -> geen neurologische afwijkingen
    2. cyste met zenuwweefsel (ruggenmerg of zenuwen) -> neurologische afwijkingen!
       Afwijkingen onder het niveau van het letsel : incontinentie, waterhoofd,
verlammingen.




Microcefalie
Kleine omvang van de schedel + onvolledig ontwikkelde hersenen.
- aangeboren of komt tot uiting tijdens eerste levensjaren (1/1500)
- genetische factoren of omgevingsfactoren (alcoholgebruik of infectie tijdens zwangerschap)
- mentale retardatie, vertraagde spraak en motorische ontwikkeling, hyperactiviteit, stuipen
- microcefalie kan een onderdeel zijn van andere syndromen

2.3 De ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel na de geboorte
- groot deel van de hersenontwikkeling vind plaats voor de geboorte
- de hersenen van een pasgeborene zijn groot in verhouding tot het lichaam
- toename van het aantal neuronverbindingen (synapsen) -> genetische + omgevingsfact. (oef)
- toename van myelinisatie (zenuwimpulsen bij een baby verlopen trager!)
- 4 jarige leeftijd : 80% van het volwassen hersengewicht is bereikt
3. De hersenvliezen
3.1 Beschrijving
De hersenen en het ruggenmerg worden omgeven door drie vliezen. Van buiten naar binnen :
Dura mater = hard vlies
Ligt tegen de binnenzijde van de schedel en plooit tussen de 2 grote hersenhemisferen naar
binnen waar het een tussenschot vormt. Ter hoogte van het achterhoofdsgat verlaat het harde
vlies de schedel -> het harde ruggenmergvlies zit ter hoogte van het wervelkanaal en wordt
door de epidurale ruimte gescheiden van bot.

Arachnoidea = het spinnenwebvlies
Zit vast op het harde vlies, maar ze worden van elkaar gescheiden door een dunne spleet

Subarachnoïdale ruimte
Ruimte tussen zachte vlies en spinnenwebvlies en gevuld met CSV

Pia mater
Zacht vlies dat dmv bindweefselbalkjes verbonden is met het spinnenwebvlies.
Het zacht vlies bevat veel bloedvaten en zit vast op de hersenen en het ruggenmerg.




Epidurale verdoving
= plaatselijke anestheticum die ingebracht wordt in de epidurale ruimte.
3.2 Pathologie (lezen…)
Meningitis
= een infectie van de hersen- en ruggenmergvliezen veroorzaakt door een bacterie of virus.
Symptomen bij pasgeborenen : koorts, braken, sufheid, ademhalingsproblemen, stuipen
Symptomen bij kinderen en volwassenen : hoofdpijn, koorts, nekstijfheid

1. bacteriële meningitis
Minder frequent maar gevaarlijker! (er is maar tegen 1 bacteriële meningitis een vaccin)
Mogelijke complicaties : verlamming, blindheid, doofheid, sterfte.
Therapie : antibiotica.

2. virale meningitis
Goedaardig. Niet te behandelen met antibiotica!

Hematomen = bloedingen
1. Epiduraal hematoom : epi (boven) + dura (dura mater)
                                                     Tussen schedel en dura mater
                                                     Oorzaak : barst in schedelbot!
                                                     1) Onmiddellijk na het trauma een
                                                     kort bewustzijnsverlies
                                                     2) Na 2à5u :
                                                            - progressieve hoofdpijn
                                                            - bewustzijnsstoornissen
                                                            - dieper wordende coma

                                                     hoge druk -> onherstelbare schade
                                                     aan hersenweefsel..zo snel mogelijk
                                                     ingrijpen!

                                                  Tss dura mater en spinnenwebvlies
                                                  Acuut subduraal hematoom
2. Subduraal hematoom : sub (onder) + dura (dura mater)
                                                  Vanaf het trauma bewusteloos.
                                                  Vaak sterfte!

                                                     Subacuut subduraal hematoom
                                                     Na aantal dagen vermindering van
                                                     het bewustzijnsniveau.
                                                     Betere prognose…

                                                     Chronisch subduraal hematoom
                                                     Niet tgv trauma maar bij patiënten
                                                     van bloedverdunners. Sluipende
                                                     symptomen. Operatieve genezing.
4. CSV = cerebrospinaal vocht = hersen-ruggenmergvocht

                                     De herzenvliezen zijn 3
 De botten van de schedel en         membramen die de
 de wervelkolom zijn hard            hersenen en het ruggenmerg
 om de hersenen en het               beschermen.
 ruggenmerg te beschermen.



                                                       CSV in d hersenventrikels :
                                                       - 2 laterale
                                                       - het 3de ventrikel
                                                       - het 4de ventrikel




          CSV in de subarachnoïdale
          ruimte als bescherming rond de
          hersenen, het ruggenmerg.
          + het CSV in het centrale kanaal.




4.1 De circulatie van het CSV
Het zenuwstelsel wordt aan alle kanten omgeven door het cerebrospinaal vocht :
1. in de subarachnoïdale ruimte |       Alles staat in verbinding met elkaar als 1 circualtie!
2. in de hersenventrikels        | => Er is een continue aanmaak met een evenwicht
3. in het centraal kanaal        |      tussen productie en drainage.
De 4 hersenventrikels
Staan in open verbinding met elkaar, met het centrale kanaal en met de spinnenwebruimte
       -> 2 laterale ventrikels (zijventrikels) van de grote hersenhelften
       -> het derde ventrikel van de tussenhersenen
       -> het vierde ventrikel tussen het verlengde merg en de kleine hersenen




De productie en de drainage van het CSV zijn met elkaar in evenwicht!

                                                   Productie van CSV
                                                   In de hersenventrikels liggen kluwen van
                                                   kleine bloedvaten (choroïd plexus) die
                                                   zorgen voor een continue productie van het
                                                   vocht.

                                                   Drainage van CSV
                                                   Via arachnoïde villi wordt het vocht
                                                   afgevoerd naar superieure sagittale sinus.
                                                   Daar wordt het afgevoerd via de venen.

                                                   Functies van het CSV
                                                   - schokabsorberend
                                                   - thermische buffer
                                                   - gewicht dragend (hersenen ‘drijven’)
                                                   - transport van afvalstoffen van neuronen
                                                   en neurogliacelle naar het bloed
                                                   - transport van voedingsstoffen en O2 van
                                                   het bloed naar neuronen en neurogliacellen



4.2 Stoornissen van de liquorcirculatie
Hydrocefalie = waterhoofd
Teveel vocht in de schedel waardoor de hersenwerking wordt verstoord.
-> kan zowel voor als na de geboorte ontstaan
-> acuut (plotseling) of progressief (sluipend)
-> kan blijvende hersenbeschadiging (handicap) veroorzaken

Oorzaak :
1. Een stoornis in de verhouding tussen productie en afvoer van het CSV :
Volume van de hersenventrikels neemt toe door :
- obstructie in de CSV circulatie
- een gestoorde afvoer in de CSV
- hersenbloeding in de eerste levensjaren

2. Ophoping van vocht veroorzaakt een stijging van de druk in de schedel :
        -> tot 1 jaar : grotere schedel doordat fontanellen nog niet verbeend zijn
        -> >1 jaar : fontanellen verbenen, schedel kan nt meer uitzetten = hersenbeschadiging

Symptomen (afh van de oorzaak) :
- motorische afwijkingen, verminderde intelligentie, bewustzijnsstoornissen, misselijkheid,…
(er is in bepaalde gevallen met een snelle behandeling kans op volledig herstel)

Therapie : drainage via shunt = afvoer van overtollig vocht naar de buikholte




5. Bouwstenen van het zenuwstelsel (!!!)
5.1 Het zenuwweefsel
Microscopische en biochemische aspecten van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel is opgebouwd uit cellen : zenuwcellen (neuronen) + neuroglia cellen.

                                 Neuronen = zenuwcellen
                                 Geleiden de zenuwimpulsen
                                 - zijn prikkelbaar
                                 - kunnen prikkels geleiden
                                 - kunnen klier-, spier- en zenuwcellen prikkelen

                                 Neuroflia cellen
                                 Niet prikkelgeleidend maar ondersteunen de neuronen
                                 -> op metabolische manier = voeding
                                 -> op mechanische manier = bescherming


                                            Cell body = cellichaam :
                                            celkern + typische organellen.
Bouw van het neuron                         Thv de axonheuvel :
1. het cellichaam                           integratie v inkomende zenuwprikkels
                                            en (soms) afvuren van nieuwe
2. de dendrieten                            zenuwprikkels : sensorische neuronen
3. het axon                                 1. Synthese van neurotransmitters
                                            2. Transport van vesikels (gevuld met
4. omgeven dr celmembraan                   neurotransmitter) naar axon uiteinde
In springende conditie
 Dendrieten                                 springt de zenuwimpuls van
 Klein, kort en sterk                       de ene knoop naar de andere
 vertakkend.
 Prikkelaanvoerders van
 zenuwimpulsen naar het
 cellichaam                                                                       Knoop van Ranvier

                                                                          Schwann cel = type neurogliacel
                                                                          Wikkelt zich rond het naakte axon
                                                                          Door een 10à100-tal wikkelingen
                                  Myelineschede                           ontstaat de myelineschede :
                                  1. axon mét myelineschede               - electrische isolatie
                                  = gemyeliniseerde zenuwvezel            - snellere zenuwimpulsgeleiding
                                                                          - myelinisatie neemt toe van geboorte
                                  2. axon zonder myelineschede            tot maturiteit = reactiesnelheid versnelt
                                  = niet-gemyeliniseerde zenuwvezel



Het axon = de zenuwvezel
Per neuron is er (theoretisch) maar 1 axon! Een axon is veel langer dan een dendriet.
De axonheuvel = verdikte regio waar het cellicham overgaat in de axon.
De zenuwprikkel ontstaat in de axonheuvel en plant zich automatisch voort langs het axon.
Het axonuiteinde is sterk vertakt : eindknopjes met vestikels gevuld met neurotransmitter.
Het axon vervoert de zenuwprikkel wég van het cellichaam.




Het ruggenmerg : grijze stof - witte stof

 Grijze stof
 = cellichamen van neuronen
 - dendrieten
 - niet gemyelinisserde axonen
 - neuroglia cellen
 Witte stof
 = gemyeliniseerde axonen
 (van neuronen naast elkaar)
 Witte kleur door myeline!



              ruggen




Zenuwcellen => microscopisch      -   zenuw => macroscopisch

Dwarse doorsnede doorheen het omhusle van de spinale zenuw (ruggenmergzenuw) :
Zenuwen zijn ‘wit’ -> gemyeliniseerde axonen (zenuwvezels)
ruggenmergzenuw



                                        De volledige zenuw

                                             Bundeltje axonen

                                                    Bundeltje axonen



      Bloedvaten                                                Individueel axon

                   Individueel axon




5.2 Soorten neuronen
Zintuigcel voor pijn                            Effector : spier




Sensorisch neuron -> PZS                                                              Motorisch neuron -> PZS
Vervoert info naar CZS!                                                               Vervoert info v CZS nr effectoren.
-> somatisch sensorisch                                                               Effectoren worden geprikkeld :
-> autonoom sensorisch                                                                Spieren -> contracties
                                             Interneuron -> CZS
                                                                                      Klieren -> secreties
                                             Binnenkomende info
Soms zelf een zintuigcel, maar
                                             integreren en (soms) start
meestal geprikkeld door een
                                             v/e motorische prikkel
zintuigcel




                                          CZS = centraal zenuwstelsel


Neuronen : héél gevoelige cellen!
- continue voldoende zuurstoftoevoer is noodzakelijk
               -> vanaf 3min zonder zuurstof is er permanente schade
               -> thrombose = blokkeert zuurstoftoevoer
               -> CO-vergiftiging : CO bindt sterker op hemoglobine dan O2!

- continue voldoende glucose-toevoer is noodzakelijk
               -> nood aan continue glucose homeostase
               -> hypoglycemie kan dodelijke afloop hebben

- neuronen moeten goed beschermd worden
             -> door delen van het skelet
             -> door hersenvliezen en ruggenmergvliezen
             -> door CSV = cerebrospinaal vocht
             -> bloed-hersen barrière

Bij schade…heel traag en slecht herstel + dikwijls onherstelbare schade!
            -> directe schade : trauma’s
            -> indirecte schade : bloedingen, tumoren, meningitis -> verhoogde druk

5.3 Reflexen
Een reflex = onwillekeurige reactie op een bepaalde prikkel -> eenvoudigste
zenuwschakeling.
Muscle spindle = spiervoeltje = somatisch zintuigorgaantje gevoelig vr uitrekking spiercellen




5.4 Neuroglia cellen
- kleiner dan neuronen
- talrijker dan neuronen
- niet prikkelbaar!
- mitose : ze kunnen zich delen
- zenuwweefsel-tumoren -> in neuroglia cellen
                                                    In het centraal zenuwstelsel :
                                                    Astrocyten :
                                                    Ondersteuning en bescherming van neuronen
                                                    Microglia cellen :
                                                    2de lijns afweer -> vernietigen van pathogenen
                                                    Oligodendrocyten :
                                                    Myelineschede voor prikkel-geleiding
                                                    Ependym cellen :
                                                    1) Aflijning ventrikels v/d hersenen en van het
                                                    centraal kanaal (ruggenmerg)
                                                    2) productie van cerebrospinaal vocht
                                                    3) hulp bij CSV circulatie (ciliën)

                                                    In het perifere zenuwstelsel
                                                    Schwann cellen :
                                                    1) vorming en behoud van myelineschede rond
                                                    het axon van één neuron
                                                    2) hulp bij herstel van axonen



6. Signaalgeleiding (!!!)
6.1 Actiepotentiaal AP : Een zenuwprikkel = een elektrische prikkel => actiepotentiaal
Actiepotentiaal (AP)
= een heel kortstondige verandering v/d celmembraanpotentiaan door instroom v Na+-ionen!
    1. ionen stromen vanuit het extracellulaire milieu het intracellulaire milieu binnen
    2. het actiepontentiaal (elketrisch potentiaal over de celmembraam) verandert

Eens het actiepotentiaal ontstaan is, plant het zich automatisch voort in 1 bepaalde richting
- Vanuit het axon weg van het cellichaam
- Vanuit de dendrieten naar het cellichaam : het cellichaam integreert ze
    -> niet ontstaan van AP in axon heuvel
    -> wel ontstaan van AP in axon heuvel : AP plant zich voort richting axonuiteinde
                                                                   ↓
                                            Vrijstelling v neurotransmitters in synaptische speel

Werking van de synaps :
overdracht van de zenuwprikkel -> via de synaps -> naar het volgende neuron

                                                                                       De bouw van de synaps
                                                                                       De presynaptische cel
                                                                                       Axonuiteinden eindigen in
                                                                                       knopjes die neurotransmitter
                                                                                       bevatten.

                                                                                       De synaptische spleet
                       Actiepotentiaal
                                                                                       smalle ruimte tussen het
                                              Stap 1                                   synaptisch neuron en de
       Synaptische                            Het AP bereikt het axonuiteinde          postsynaptische cel/neuron.
       eindknop


                                                                                       De postsynaptische cel
                                                         Stap 2                        Deze cel bevat receptoren
                                                         De vesikels van de synaps     waarop de neurotransmitters
                                                         laten neurotransmitter vrij
                                                                                       zich binden.
                                                         in de synaptische spleet


  Synaptische spleet          Vesikels        Postsynaptisch membraan
                              v synaps




Vesikel van
synaps
                                         Stap 3
                                         De synaptische speel laat (NT)
                                         neurotrasmitter vrij
                                                                                               Stap 4
                                                                                               De neurotransmitters
                                                                                               binden zich op de
                                                                                               postsynaptische neuron

                                                                                                      Stap 5
                                                                                                      Na+-ionen
  Receptor van Na+- ion kanaal                                                                        kanalen openen

                                                                                                      Stap 6
                                                                                                      Na+-ionen gaan
                                                                                                      binnen in de
                                                                                                      postsynaptische
                                                                                                      neuron en
                                                                                                      veroorzaken AP
De neurotransmissie = het overbrengen van de neurotransmitters
De synaps is de plaats waar de elektrische prikkel (de actiepotentiaal) overgedragen wordt :
-> van één zenuwcel naar een andere zenuwcel
-> van een zenuwcel naar een effectorcel (spiercel of kliercel)

Morfologie van de synaps
1. het axonuiteinde van een presynaptisch cel/neuron (= een prikkelaanvoerend neuron) is
gevuld met synaptische vesikels die gevuld zijn met neurotransmitter

2. Het celmembraan va de possynaptische cel/neuron (een zenwucel of effectorcel!) bevat
receptoren waarop de neurotransmitters zich specifiek binden.

3. De synaptische spleet = een smalle ruimte tussen het synaptisch neuron en de
postsynaptische cel/neuron.

De werking van de synaps
Stap 1
De presynaptische cel (presynaptisch neuron) vuurt een signaal af dat het axonuiteinde
bereikt.
Stap 2
De presynaptische cel laat neurotransmitter vrijkomen in de synaptische speelt
Stap 3
De neurotransmitter gaat door de synaptische spleet
Stap 4
De neurotransmitter moleculen binden zich specifiek op receptoren in de postsynaptische cel
Stap 5
De postsynaptische receptoren worden geactiveerd
Stap 6
Er is een elektrische activatie van de postsynaptische cel => actiepotentiaal

6.2 De zenuwcel : een complex netwerk van neuronen…
                                         Neurotransmissie = de prikkeloverdracht van het ene neuron
                                         naar het andere gebeurd indirect : de tussenkomt van
                                         neurotransmitters!
                                         In de synaps wordt een elektrisch signaal omgezet in een
                                         chemisch signaal = neurotransmitters.
                                         In de postsynaptische cel (kan, want niet als het om een
                                         inhiberende NT gaat!) het chemisch signaal trug omgezet
                                         worden in een elektrisch signaal.

                                         Er zijn verschillende soorten neurotransmitters die elk op een
                                         specifieke receptor (van de postsynaptische cel) binden :
                                         Exiterende NT : dopamine, noradrenaline, serotonine, …
                                         Inhiberende NT : GABA

                                         Het zenuwweefsel in de synaps (vooral in de hersenen) is heel
                                         complex! De zenuwcellen maken gigantisch veel contacten
                                         met elkaar. Eén neuron kan informatie ontvangen van 10.000
                                         synapsen! Alle synaptische activiteiten samen bepalen wat de
                                         uitgaande prikkel van het neuron zal zijn..
6.3 Pathologie
Multiple slerose
= een chronische progressieve neurologische aandoening waarbij de myelinescheden van de
neuronen in het Centrale Zenuwstelsel vernietigd worden.
       - meest frequente neurologische ziekte bij jong volwassenen (piek tss 20 en 30jaar)
       - 2 x meer vrouwen als mannen

Oorzaak : auto-immuunziekte
- Het immuunsysteem valt het eigen myeline aan.
- Genetische factoren + omgevingsfactoren (virale infectie).

Symptomen (afh per persoon!)
- motorische stoornissen : spierzwakte, trillen, spasmen, verlammingsverschijnselen, stijfheid
- motorische handicaps : na 10jaar kan nog 80% lopen
- stoornissen in gevoelswaarwording : paresthesieën (waarneming zonder prikkeling) en pijn
- oogstoornissen
- incontinentie en stoelgangproblemen
- geestelijke veranderingen : cognitieve achteruitgang, depresiviteit

Therapie : immuunonderdrukkende medicijnen (cortisone)

Prognose (afh van de vorm en verschillend van per persoon!)
Intermitterende MS
De meest voorkomende vorm (85%) waarbij opflakkeringen (3/2jaar) worden afgewisseld
met herstelperioden. Meest voorkomende uitvalsverschijnselen : oogstoornissen, stoornissen
in gevoelswaarwording, incontinentie en problemen bij coördinatie. Meestal gaat deze vorm
over in secundair progressieve MS.

Secundair progressieve MS
Progressieve achteruitgang met weinig tussentijds herstel.

Primair progressieve MS
Van bij het begin verslechtering zonder tussentijds herstel. Vooral op latere leeftijd

GBS = Guillain-Barré Syndroom
= afbraak van myeline in de zenuwen in het perifere zenuwstelsel.
(aantasting van de sensorische of de motorische zenuwen…)
Oorzaak : auto-immuuniteitsziekte
Symptomen : verschijnen accuut
Prognose : gedeeltelijk of volledig herstel is mogelijk met behoud van restverschijnselen

6.3 De neurotransmitter
Kortstondige herkenning van de neurotransmitter
    1. vrijstelling van neurotransmitter
    2. de werking van de neurotransmitter wordt beeïndigd door :
               -> heropname door de presynaptische cel
               -> enzymatische afbraak in de synaptische spleet
    3. nieuwe zenuwprikkel => nieuwe vrijstelling van neurotransmitter
Opgelet! Veel psychofarmaca (bv. antidepressiva) beïnvloeden het afbraakproces…
Soorten neurotransmitters (naar functie)
Exiterende neurotransmitters = opwekkende neurotransmitters
Stimuleren de postsynatische cel -> grotere kans op AP in de postsynap. cel

Inhiberende neurotransmitters = remmende neurotransmitters
Remmen de stimulatie van de postsynaptische cel af -> kleinere kans op AP in postsynap.cel

MAAR…meestal veel complexere situatie!
-> een neuron staat oiv verschillende neurotransmitters
-> exiterende + inhiberende = bepaalt of het postsynaptisch neuron een AP zal laten ontstaan

Soorten neurotransmitters
Acetylcholine = ACh
Vooral betrokken bij de impulsoverdracht van de zenuw naar de skeletspiercellen.
De actiepotentiaal maakt in het uiteinde van een zenuwcel ACh vrij.
Dit ACh diffundeert door de synaptische spleet van een synaps motorisch neuron naar de
volgende cel :
1) Naar een skeletspiercel -> activeert deze door zich te binden aan de acetylcholine-receptor.
Deze binding zorgt voor een spiercontractie
2) Naar een zenuwcel -> weer een elektrisch signaal en zelfde procedure,..

In het CZS belangrijk voor het geheugen en intellectuele functies…ziekte van Alzheimer : te
weinig Ach!

Er zijn drie typen ACh-receptoren = ontvangers :
1. Muscarinegevoelige : in parasympatische eindsynapsen/bezenuwing v inwendige organen
2. Nicotinegevoelige a : in ganglia in het autonoom zenuwstelsel
3. Nicotinegeveolige b : op de motorische eindplaten van skeletspieren -> contracties

Noradrenaline
=> Heeft een sterk opwekkende werking!
1. Als neurotransmitter in de hersenen + in de zenuwuiteinden van het (ortho)sympatisch
zenuwstelsel -> effectorcellen (gladde spier, hartspier, klieren) : presteren, angst en stress…
2. Als hormoon in het bijniermerg met een gelijke werking als adrenaline

Over het algemeen voelen mensen met te weinig noradrenaline zich depressief en mensen met
een teveel aan noradrenaline euforisch, gespannen, angstig of opgewonden. Dit hangt af van
de stemming en/of van andere neurotransmitters, zoals onder andere serotonine.

- Synapsen orthosympatische neuronen -> effectorcellen (gladde spier, hartspier, klier)
       * bij FFF voor lichamelijk en geestelijk presteren
       * in de bijnier voor de vrijstelling van adrenaline en naradrenaline hormonen
- autonome beïnvloeding van de hartspier (hart sneller doen slaan)


 Noradrenaline : Vrijgesteld door sympatisch zenuwstelsel -> versnelt hartfrequentie
 Acetylcholine : Vrijgesteld door parasympatisch zenuwstelsel -> vertraagt hartfrequentie
Dopamine
Speelt een grote rol bij het ervaren van emoties, genot/welzijn, verslavingsgedrag (cocaïne).
Te zwakke dopamine-neurotransmissie :
Ziektebeeld : ziekte van Parkinson
Therapie : dopamine agonisten

Te sterke dopamine-neurotransmissie :
Ziektebeeld : Schizofrenie
Therapie : dopamine antagonisten…nevenwerking Parkingsonsymtomen!

Serotonine
Speelt een rol :
       - slaap-waak ritme
       - controle van stemmingen -> te weinig serotonine bij depressie
       - regulatie van de eetlust
       - regulatie van de lichaamstemperatuur

Aminozuur neurotransmitters
Bepaalde aminozuren zijn werkzaam als neurotransmitter :
1) Exciterende aminozuren : Glutamaat en aspartaat
2) Inhiberende aminozuren : GABA en glycine
(benzodiazepines als versterking v/d GABA neurotransmissie = slaap- en kalmeermiddelen)

Neuropeptiden
Peptide = kleine keten van aminozuren.
Endorfines => morfine-achtige werking : natuurlijke pijnstiller, gevoelens v euforie (heroïne)

6.4 Drugs en druggebruik
Algemeen
Drugs = producten die men inneemt omdat men (zonder medische redenen) zijn gevoelens en
bewustzijn wenst te beïnvloeden of te veranderen. Soorten producten :
       1. Legale producten : alcohol, cafeïne, nicotine
       2. Illegale producten : cocaïne, XTC,…

1) Drugs bevatten psycho-actieve stoffen
Het onderscheid tussen psycho-actieve drugs en psycho-actieve medicatie is niet altijd
duidelijk : bepaalde producten die door sommige individuen als drugs worden gebruikt,
worden in andere omstandigheden als medicijn gebruikt, Bv :
        - cocaïne als plaatselijk verdovingsmiddel
        - vroeger werden amfetamines als medicijn gebruikt, nu als drugs
        - heroïne (drugs) is nauw verwant aan morfine (medicijn)

Hoe maakt men het onderscheid tussen drugs en medicatie? => de reden van gebruik :
   1) als genotsmiddel / als roesmiddel = drugs met controle van de gebruiker zelf
   2) om medische redenen = medicijn met controle van de arts

Psychofarmaca = alle medicijnen met een psycho-actief effect.
De actieve stoffen uit deze producten werken in op de hersenen en beïnvloeden daar de
werking van bepaalde neurotransmitters.
Opgelet! Omdat in drugs ook stoffen zitten met een psycho-actief effect die op een
gelijkaardig manier als de neurotransmitters inwerken op de hersenen, plaatst men soms de
drugs ook binnen de groep van psychofarmaca…
De psycho-actieve bestanddelen in drugs :
        - plantaardige oorsprong : papaver, cocaplant, canabisplant, koffie- en tabaksplant
        - plantaardige oorsprong + chemische nabehandeling : heroïne
        - zuiver synthetisch : amfetamines en XTC

2) Manieren van druggebruik
Objectief / wetenschappelijk benaderd is het risico van druggebruik afhankelijk van :
       -> het soort drugs
       -> de manier van druggebruik : de motieven tot het druggebruik

Problematisch druggebruik houdt risico’s in tot drugverslaving!
Softdrugs : bv. cannabis
Lagere gezondheidsrisico’s en lagere verslavingskansen.
Maar…de manier van druggebruik speelt een rol! Bv. problematisch cannabisgebruik kan
leiden tot psychische afhankelijk van cannabis.
Harddrugs : bv. alcohol
Hogere gezondheidsrisico’s en hogere verslavingskansen.
Maar…de manier van druggebruik speelt een rol! Bv. af en toe een glas alcohol in gezelschap
leidt tot relatief weinig gezondheids- en verslavingskansen.
Problematisch alcoholgebruik = wanneer de alcohol een functie vervult die de persoon zonder
alcohol niet kan bereiken! (problemen vergeten, stress/angsten verminderen, in e roes komen)
Een alcoholverslaafde drinkt teveel én op misplaatste momenten -> voortdurend alcohol
nodig om van stemming te veranderen

Drugsafhankelijkheid = Drugsverslaving
= wanneer druggebruik het centrale thema is in het leven van de verslaafde
= wanneer men niet meer normaal kan functioneren zonder de drugs in het lichaam :
        1) Fysische afhankelijkheid met lichamelijke ontwenningsverschijnselen op momenten
        dat de drug zich (bijna) niet meer in het lichaam bevindt : beven, zweten,
        misselijkheid,…
        2) Psychische afhankelijkheid : wanneer men de verleiding niet kan weerstaan en zich
        angstig, depressief, geïrriteerd,…voelt als de drug zich niet meer in het lichaam
        bevindt.
Gewenning = tolerantie = het lichaam past zich aan de drugs aan waardoor de drugs minder
actief of sneller afgebroken wordt -> drugsdosis moet opgedreven worden om hetzelfde effect
te bekomen -> nevenwerkingen en gezondheidsrisico’s worden groter -> vicieuze cirkel!

3) Druggebruik en gezondheidsrisico’s
Geneesmiddelenleer :
De effecten en ongewenste nevenwerkingen van het product hangen af van de dosering…
Toxologisch gezien -> De dosis bepaalt de giftigheid.

Illigale proucten vallen in tegenstelling tot medicatie niet onder medische (en andere)
controles en hebben daardoor meer gezondheidsrisico’s!
De gezondheidsrisico’s bij drugs
1) Genetische factoren kunnen een rol spelen bij de gevoeligheid voor een drug
2) De dosis bepaalt de giftigheid en zo ook de risico’s -> overdosis kan dodelijk zijn!
3) Risico’s door hygiënische- en gezondheidsmaatregelen te negeren

Risico’s op korte termijn : als gevolg van de invloed en vlak na het gebruik. Vb :
       - concentratieproblemen
       - geheugenstoornissen van het korte termijn geheugen (afspraken niet nakomen)
       - oververmoeidheid
       - prikkelbaarheid
       - afzondering
       - gevaarlijk rijgedrag
Risico’s op lange termijn : als gevolg van langdurig frequent gebruik
       - belanden in een vicieuze cirkel en neerwaartse spiraal van de verslaving
       - weinig toekomstperspectieven door het gebruik
       - problemen op persoonlijk, lichamelijk, sociaal en justitioneel vlak

Door gebruik van drugs kunnen psychiatrische aandoeningen ontstaan of verergeren!
Afhankelijk van de soort drugs kunnen psychiatrische problemen en verslavingsproblemen
samen optreden en/of elkaar versterken :
depressiviteit, gejaagdheid, opwinding, gedragsproblemen : agressie, impulsiviteit, apathie.
Sommige drugs kunnen ernstige verwardheid en (zeldzaam) psychosen veroorzaken.
Een psychose = een ernstige psychiatrische stoornis waarbij het realiteitsbesef ernstig
verstoord is. Gepaard met hallucinaties, wanen, cognitieve stoornissen, bizar gedrag,…
-> Overmatig gebruik kan leiden tot een kortdurend psychotische gedrag met een herstel van
weken tot maanden…Soms ontwikkelt men een chronische psychose!
-> Iemand die om genetische redenen gevoelig is voor een psychose maakt hierop meer kans!

** Cannabisgebruik : gezondheidsrisico’s ivm psychose
Personen die gevoelige zijn voor schizofrenie hebben meer kans op schizofrenie
(psychotische symptomen)Ook is er mogelijks al een aanleg voor psychosen…
De kans op schizofrenie is nog groter wanneer men al blowt vanaf heel jonge leeftijd!
Personen met familieleden die leiden aan schizofrenie of andere aandoeningen : gevaarlijk!
** Speed en cocaïne : gezondheidsrisico’s ivm psychose
Overmatig gebruik kan psychotische symptomen en achtervolgingswaanzin veroorzaken.
Cocaïnegebruik -> meer kans op depressies (somber, apathisch, moe, futloos, geen eetlust,…)
XTC -> gevaarlijk wanneer men gevoelig is voor psychose, depressie, angststoornissen.
** Tripmiddelen (LSD, paddo’s) : gezondheidsrisico’s ivm psychose
Risicovol bij mensen met een gevoeligheid voor het ontwikkelen van een psychose!

Algemene regel : druggebruik bij mensen die gevoelig zijn voor het ontwikkelen van
psychiatrische aandoeningen is bijzonder risicovol! En omgekeerd -> de lijdensdruk bij
psychiatrische aandoeningen maakt mensen gevoeliger voor drugsverslaving!
(Dubbele diagnose = psychiatrische aandoening én een verslavingsproblematiek)

4) Drugspreventie : voorkomen is beter dan genezen!
Waarom gebruikt iemand drugs => een complexe vraag…3 samenhangende factoren :
1. de mens met zijn behoeften, gevoelens, vaardigheden en kwetsbaarheden
2. het middel met zijn specifieke aantrekkingskracht
3. het milieu : invloed van het gezin, de vrienden, de samenleving, de cultuur
6.5 Pathologie – psychofarmaca
Psychofarmaca = stoffen met psycho-actief effect :
Stoffen die inwerken op de hersenen en daar de neurotransmissie beïnvloeden
1. transmitteragonisten = versterken van de neurotransmissie
Verschillende mogelijkheden :
- stimulatie van de aanmaak en de vrijstelling van neurotransmitters
- inhibitie (remming) van de re-uptake van de neurotransmitter door de presynaptische cel
- inhibitie van het enzyme dat de neurotransmitter afbreekt
- lijken op de NT en zelf binden op de specifieke NT-receptoren en deze activeren

2. tranmitterantagonisten = verzwakken van de neurotransmissie
Verschillende mogelijkheden :
- blokkeren van de aanmaak en de vrijstelling van neurotransmitters
- versnellen van de re-uptake van van de neurotransmitter door de presynaptische cel
- versnellen van het enzyme dat de neurotransmitter afbreekt
- lijken op de NT en zelf binden op de specifieke NT-receptoren en deze niet stimuleren

6.6 Pathologie – ziektebeelden
De ziekte van Alzheimer
= de meest voorkomende oorzaak van dementie (2/3)
Dementie = algemene achteruitgang van de verstandelijke vermogens (cognitieve functies)
- na 65jaar en meer bij vrouwen dan bij mannen
- Oorzaak : multifactoriële
- Symptomen : geheugenstoornissen + andere cognitieve stoornissen (desoriëntatie)
- Prognose : geleidelijk begin en progressieve cognitieve achteruitgang
Gevolgen voor de patiënt :
- verwardheid -> angstgevoelens
- grotere kans op depressie
- (vaak) een tekort aan acethylcholine in de hersenen (therapie : acetylcholine agonisten)

De ziekte van Parkinson
= 2de meest voorkomende neurologische aandoening na Alzheimer.
Voornaamste symptomen -> beweginsstoornissen :
Rusttremor (beven in rust), spierstijfheid en bewegingstraagheid!
- rond 50 à 60jaar
- dopamine tekort in de hersenen, therapie : dopamine agonisten
- Prognose : (verschillend per persoon) progressieve ziekte met mogelijks stabiele perioden

Shizofrenie
= ernstige psychiatrische aandoening met acute psychotische periodes
* Positieve symptomen :
Tijdens acute psychotische fases -> wanen, hallucinaties, vreemd gedrag.
Therapie : psychiatrische opname
* Negatieve symptomen :
Algemeen -> depressiviteit, asociaal gedrag, concentratievermogen

- begint meestal in adolescentie
- komt heel vaak voor 1% van de bevolking!
- multifactoriële aandoening + overactieve dopamine neurotransmissie
- therapie : dopamine antagonisten als anti-psychotica
Depressie
Symptomen Depressie heeft een chronisch verloop van maanden tot jaren. Na herstel veel
kans op herval!moeten minstens 2 weken aanhouden! Depressie ≠ zich depressief voelen…
Komt voor bij 1/10 mannen en bij 1/5 vrouwen!
Symptomen :
- gevoelens van wanhop, zinloosheid, schuld en waardeloosheid
- geen waardevolle toekomstperspectieven zien
- concentratiestoornissen
- slaapstoornissen (teveel of te weinig)
- eetstoornissen

Bipolaire stoornis = manisch depressieve stoornis :
Depressieve perioden afwisselend met manische perioden (grootheidswaan, euforie,…)


* Oorzaak : multifactoriële aandoening + serotonine-tekort en/of noradrenaline-tekort
* Therapie : psychotherapie (praten) + antidepressiva (medicatie)

Antidepressiva
- agonisten van noradrenaline en serotonine (inhibitie van re-uptake)
- tegenwoordig minder nevenwerkingen : SSRI’s
- medicatie werkt pas na enkele weken…
- geen talerantie (gewenning) = geen verslavend effect
- na de behandeling geleidelijk afbouwen!
- medicatie werkt niet àltijd
- psychotherapie is evenzeer belangrijk!

Slaap- en kalmeermiddelen
- klasse benzodiazepines
        -> agonisten van de GABE neurotransmitter
        -> algemene remming van zenuwactiviteiten : kalmer, sufheid, moeheid
- psychisch en fysisch verslavend!
- bij chronische angstproblemen : kalmeermiddel + antidepressiva
  (sociale fobie, obsessief compulsief gedrag,…)

Tetanus
Wordt veroorzaakt door een bacterie die een neurotoxisch toxine produceert : tetanustoxine
Tetanustoxine = een acetylcholine agonist.
Een stijve verlamming die zich uitbreit tot aan de hartspier => sterfte.
Therapie : preventieve vaccinatie! Bij infectie een antiserum toedienen.
7. De zintuigen
7.1 De perceptie = de bewsute waarneming


Bewuste waarneming = perceptie
                    in verschillende stappen
                                                 Stap 1
                                                 Een zintuiglijke receptor (zintuig)
                                                 ontdekt een stimulus in de externe
                                                 of interne omgeving.



                                                 Stap 2
                                                 Zintuiglijke neuronen (zintuigcel)
                                                 stuurt een zenuwimpuls naar het
                                                 ruggenmergzenuwen en zo naar
                                                 de craniale zenuwen (hersenen)
                                                 (of rechtstreeks naar de hersenen)


                                                 Stap 3
                                                 De hersenen interpreteren de
                                                 informatie van de zintuiglijke
                                                 receptor.


                                                 Stap 4
                                                 De informatie-interpretatie
                                                 gebeurd in het cerebrum en is een
                                                 perceptie (indruk) van de
                                                 zintuiglijke waarneming!

Een prikkel kan een reactie uitlokken :
1) een somatisch motorische reactie
Acties van skeletspieren -> gewilde bewegingen

2) een autonoom motorische reactie
Acties van gladde spieren (organen) en klieren -> ‘zonder vrije wil’ het behoud v
homeostaste.
        * via sympatische neuronen
        * via parasympatische neuronen

De Somatosensorische waarneming
Algemene zinnen
Somatosensorische receptoren liggen verspreid over het volledie soma (het lichaam)
Proprioceptie : behoud v/d lichaamspositie dmv gewrichten, spieren, pezen (nt altijd bewust)
De huid : tast (druk, trillingen), temperatuur en pijn

Speciale zinnen
Zien, horen, reuk, smaak, evenwicht (binnenoor)
7.2 Zien
                                                   7.1 Zien
Bouw van het oog
                                   7.1.1 Bouw van het oog
                              Oogzenuw                 Blinde vlek         Gele vlek

                                                                                        Vaatvlie
                                                                                        s

                                                                                        Netvlies


                                                                                        Glasachtig lichaam
                                                                                        (vult de achterste kamer)




                                                                                        Straallichaam

                                                                                        Voorkamervocht
                                                                                        (vult de voorste kamer tss
                                                                                        hoornvlies en lens)

                                                                                        Hoornvlies




                     Harde oorgrok




Accommodatie van de lens

                   Accommodatie van de lens
 De lens vormt van het voorwerp een beeld.
 In het netvlies bevinden zich fotoreceptoren (oog-zintuigcellen)
 Om een voorwerp scherp te zien moet het beeld op het netvlies vallen!


                                 Verschillende
                                 stralen van v/e                              Bijna parallelle
                                 dicht                                        stralen v/e ver
                                 voorwerp                                     voorwerp




       Dicht voorwerp – bolle lens                   Ver voorwerp – platte lens
       De lens accomodeert :                         De lens wordt afgeplat door
       spiercontracties v/d                          relaxatie van de
       accomodatiespieren (spieren v/h               accomodatiespieren
       straallichaam) maken de lens                   (spieren van het straallichaam)
       boller waardoor het beeld terug
       mooi op het netvlies valt (en niet
       achter het netvlies)
De weg die het licht volgt
                                                                      is tegengesteld aan de weg die de
                                                                      elektrische impulsen volgt!

  Van lichtprikkel tot                                   Licht


         “zien”                             Glasachtig lichaam




                                     Vaatvlies
                                     Harde oogrok        Kegel                           Fotoreceptoren
                                     Netvlies                                            (oogzintuigcelen)
                                     Blinde vlek      Staafje
                                                                                         Pigmentlaag


                                                                                         Vaatvlies

                                                                                         Harde oogrok

                        Kegeltjes voor de     Stafjes voor de
                        kleurwaarneming       zwart-wit waarneming




                                                           Staafcel

                                                           Kegelcel




Het netvlies bevat de fotoreceptoren : kegeltjes + staafjes.

1. Het oog focust zich met behulp van de oogspieren op een voorwerp
2. Beeld valt op de gele vlek

De gele vlek = plekje in het netvlies met de hoogste densiteit aan fotoreceptoren (kegeltjes)
Blinde vlek = plaats waar de uitlopers v/d prikkelvervoerende cellen (v/h oog) het oog
verlaten. Bevat geen fotoreceptoren dus wanneer het beeld op de blinde vlek zou vallen
zouden we niks zien..
De oogzenuwen kruisen gedeeltelijk.

                                         1. Deze sensorische neuronen vormen een synaps
                                         met andere neuronen in de thalamus.

                                         2. Vanuit de thalamus vertrekken neuronen die de
                                         visuele informatie naar de visuele cortex brengen.
                                         (achteraan de grote hersenen)

                                         3. Wanneer de visuele informatie toekomt in de
                                         visuele cortex ontstaat de visuele waarneming.




Slechtziendheid en blindheid kunnen verschillende oorzaken hebben…
Ziekten van het oog, de oogzenuwen, de visuele cortex.

Bijziend                          Verziend




Normaal                            Astigmatisme
Pathologie
Out of focus = beeld valt niet op het netvlies!




 Normaal oog                                       Bijziendheid
 Dichte objecten ziet men scherp                   Dichte objecten ziet men scherp.
 Verre objecten ziet men scherp                    Verre objecten ziet men onscherp.
 Het beeld richt zich op het netvlies.             Te lange oogbol zorgt ervoor dat het beeld voor het
                                                   netvlies komt. Oplossing : de concave (holle) lens.
                                                   (Lenzen met negatieve dioptrie)
                                                   Oorzaak : ouderdom -> de lens verliest het vermogen
                                                   om te accomoderen.




 Verziendheid                                                    Astigmatisme
 Dichte objecten ziet men onscherp.                              Wazig zicht.
 Verre objecten ziet men scherp.                                 Een onregelmatige kromming van het hoornvlies of de
 Te korte oogbol zorgt ervoor dat het beeld achter het           lens zorgt ervoor dat het beeld ongelijk terecht komt.
 netvlies komt. Oplossing : de Convexe (bolle) lens.             Oplossing : oneven lens.
 (lenzen met positieve dioptrie)


Strabisme = scheelzien
= beide ogen kunnen niet gelijktijdig op een object fixeren door een storing van de
spierbalans van de uitwendige oogspieren.

Dubbelzien = er ontstaan 2 beelden : 1 gevormd door linker oog + 1 gevormd door
rechteroog.
Maar…de hersenen aanvaarden maar 1 beeld om dubbelzien te vermijden :
-> alternerende fixatie = afwisselend links en rechts
-> fixatie met één oog (bij kindjes met een plakker op goede oog om lui oog te vermijden!)
Oplossing : operatie aan de oogspieren.

Glaucoom
= de 2de meest voorkomende oorzaak van blindheid door een verhoogde druk in de oogbol die
ontstaat door een slechte afvoer van het voorkamervocht.
        -> netvlies en oogzenuw worden samengedrukt
        -> bloedvaatjes worden dichtgedrukt : geen bloedtoevoer voor netvlies en oogzenuw
           (fotoreceptoren en de neuronen van de oogzenuw sterven af)

- progressieve ziekte
- enige symptomen : wazig zicht en hoofdpijn, geen pijn aan de ogen!
- vanaf 40jaar jaarlijks laten testen op glaucoom
Cataract
= ouderdomsslijtage aan de lens en wereldwijd meest voorkomende oorzaak van blindheid!
= deelse of volledige troebeling van de ooglens (aan 1 oog of aan beide ogen)
Therapie : bril of contactlenzen dragen, een operatie (een artificiële lens ter vervanging)

Gestoord kleurenzicht en kleurenblindheid
Blauwe, groene en rode kegeltjes zijn verantwoordelijk voor het zien van kleuren.
Gestoord kleurenzicht
= minder of niet gevoelig voor 1 of meerdere grondkleur(en) waardoor bepaalde
kleurschakeringen niet herkend worden. Daltonisme = rood-groen kleurenblindheid.
(Daltonisme : erft X-chromosomaal recessief)
Kleurenblindheid (zelden)
= ongevoeligheid voor alle grondkleuren waardoor men alles zwart-wit waarneemt.


7.3 Het gehoor


                                                                                         Binnenoor
                                       Buitenoor                  Middenoor              Omzetter van prikkels :
                                       Ontvanger                  Versterker             mechanische -> elektrische


                                                   Trommel   Hamer        Stijgbeugel
                                                   -vlies            Aambeeld
                                                                                                   Vestibulair apparaat
                                                                                                   - Cemicirculaire kanalen
                                                                                                   - Vestibule



                                                                                                           Gehoorzenuw
                                                                                                           Ovale venster
                                                                                                           Slakkenhuis

                                                                                                           Ronde venster


                                                                                                           Gehoorgang




     De oorschelp verzamelt       Het trommelvlies           De 3 gehoorbeentjes              Het slakkenhuis zet de
     geluid en leidt het in het   vibreert synchrone         versterken de drukgolven         drukgolven om naar
     externe auditieve kanaal     geluidsgolven om de        brengen de geluidgolven          zenuwinformatie die naar de
     naar het trommelvlies.       gehoorbeentjes in het      van het trommelvlies over        hersenen gestuurd worden om
                                  middenoor te bewegen       naar het binnenoor.              het geluid te interpreteren
De omzetting van geluid tot zenuwimpulsen :




 Stap 1 : Geluidgolven doen het
 trommelvlies trillen. De
 vibraties worden doorgezonden
 naar de beentjes van het
 middenoor nr het ovale venster

                      Stap 2 : Bewegingen v/h ovale
                      venster veroorzaken
                      drukgolven in de slakkenhuis-
                      vloeistof die de haarcellen v/h
                      orgaan van Corti prikkelen.

                                           De haarcellen in het orgaan van Corti zijn de zintuigcellen
                                           van het gehoor!Door trillingen buigen ze om en ontstaan er
                                           zenuwimpulsen die via de gehoorzenuw naar de hersenen
                                           worden geleid.
                                           Hoge tonen : prikkelen haarcellen in basis v slakkenhuis
                                           Lage tonen : prikkelen haarcellen in top v slakkenhuis
                                           Luide tonen : kunnen haarcellen beschadigen…



Pathologie : gehoorverlies
Geleidingsdoofheid
= de prikkel geraakt niet tot bij de gevoelige zintuigcellen in het binnenoor door :
1) problemen met het trommelvlies : verdikt of perforatie
2) otosclerosis = vergroeing van de gehoorbeentjes
3) een obstructie in het buitenoor of het middenoor :
       -> verstopping van de uitwendige gehoorgang
       -> overvloedige hoeveelheid vloeistof in het middenoor door middenoorontsteking

Perceptiedoofheid
= door beschadiging aan zintuigcellen of een gehoorzenuw door :
1) schade aan gehoorzenuw door infecties (bof, rode hond, syfilis, meningitis)
2) schade aan zintuigcellen = haarcellen (onomkeerbare gehoorschade!)
       -> verlies van haarcellen door veroudering
       -> schade aan haarcellen door geluidsoverlast

Het evenwicht
Het behoud van evenwicht :
-> proprioreceptoren in de spieren en gewrichten
-> receptoren in het binnenoor : misselijkheid tijdens beweging (lezen in auto, zeeziek) door
   tegenstrijdigheid tussen de info van de ogen en de info van het vestibulum. Pilletjes tegen
  ‘reisziekte’ remmen de info die afkomstig is van het vestibulum.
Ziekte van Menière : draai-duizeligheid, braken en gehoorverlies + gesuis in 1 oor.
8. Het spierstelsel
              8.1 De soorten spierweefsel
De soorten spierweefsel :




                                                        Skeletspiercellen
                                                        Contracties van de skeletspiercellen staan
                                                        onder controle van de motorische neuronen
                                                        van het somatische zenuwstelsel : vrije wil!




                                                        Hartspieren
                                                        Contracties van de harspiercellen staan onder
                                                        controle van de pacemaker in het hart
                                                        (grondslagfrequentie) + onder controle van
                                                        het autonome zenuwstelsel (sneller/trager)/



                                                        Gladde spiercellen
                                                        Contracties van gladde spiercellen staan
                                                        onder controle van de motorische neuronen
                                                        van het autonome zenuwstelsel :
                                                        sympatisch + parasympatisch -> gn vrije wil!



Skeletspier -> bundels skeletspiercellen -> individuele skeletspiercellen/spiervezels
Skeletspier =
                           bundels van
                                                Skeletspiercel =
                                                spiervezel bestaat               8.2 Contractie
                                                                                  Contractie van
                           skeletspiercellen    uit myofibrillen                  dwarsgestreepte spieren :
                                                                                           van
                                                                                1) een zenuwprikkel vanuit een
                                                                                dwarsgestreepte
                                                                                motorisch neuron nodig
                                                                                2) voldoende energie in de spier
                                                                                nodig spieren
         De skeletspier
                                         Het gestreepte voorkomen v/e
                                         skeletspiercel komt door de
                                         regelmatige rangschikking van
                                         myofilamenten (actine + myosine)
                                                                                                   eenheidsstructuur
                                                                                                   v/d skeletspiercel
                                                                                                   = een sacromeer
 Microscopisch beeld v/e langse doorsnede van een skeletspiercel




                                                        Sliding mechanisme :
                                                        Tijdens contractie schuiven
                                                        de actinefilamenten tss de
 Microscopisch
                                                        myosinefilamenten.
 beeld en diagram
                                                        Alle sacromeren korten in
 v/e myofibril
                                                        -> één spiercel kort in
                                                        -> meer spiercellen korten in
                                                        -> volledige spier kort in




 Een sacromeer : myosinefilamenten + actinefilamenten

De neuromusculaire junctie (NMJ) =
          De neuromusculaire junctie (NMJ)
de synaps tussen een presynatpische cel (motorisch neuron v/h somatische zenuwstelsel)
en een postsynaptische cel (motorisch neuron v/e skeletspiercel)


                                                        Stap 1 : zenuwprikkel vanuit
                                                        een motorisch neuron bereikt
                                                        de neuromusculaire junctie

                                                                     Stap 2 : In de neuromusculaire
                                                                     junctie wordt acetylcholine
                                                                     vrijgesteld
     Motorisch neuron
                                                                                        Stap 3 : de acetylcholine bindt op specifieke
          Acetulochine                                                                  receptoren op de motorische eindplaat
     Electrische impuls
                                                                                        (= het celmembraan van de skeletspier)

         Celmembraan


     Synaptische spleet


  Sacroplasmi reticulm                                                                             Stap 4 : De actiepotentiaal
                                                                                                   verspreidt zich over het
                                                                                                   celmembraan van de volledige
             Myofibril                                                                             skeletspiercel. Verschillende
                                                                                                   moleculaire reacties volgen elkaar
                                                                                                   op en leiden tot contractie.




                                     Motorisch neuron vuurt zenuwprikkel af
                                                       ↓
Vrijstelling van acetylcholine in de neuromusculaire junctie
                                                   ↓
                             Electrische activiteit van de skeletspiercel
                                                   ↓
                                             Contractie

Pathologie : spierziekten
Ziekten waarbij de oorzaak van het probleem zich in de spieren zelf situeert.
(Neuromusculiare aandoeningen = aandoeningen van neurale aard = defect aan zenuwstelsel)

- spierdystrofie van Duchenne
- Myotone dystofie = ziekte van Steiner
- Myositis : auto-immuuniteitsziekte -> ontsteking van de spieren
- Myasthenia gravis : auto-immuuniteitsziekte -> aanval van eigen acetylcholinreceptoren




9. Het cerebrum = de grote hersenen                             (!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!)

Bovenaanzicht :


                                    Longitudinale fissuur                                 Voorhoofdskwab
                                    = de diepe groeve                                     = frontale kwab
                             Precentrale winding/gyrus

                             Centrale groeve/sulcus
          Gyrus                  Postcentrale winding
                                                                                            Pariëtale kwab
 Centrale sulcus

Cerebrale cortex

 Witter stof van                                                                       Achterhoofdskwab
  het cerebrum                                                                         = occipitale kwab
        Fissuur                              Linker hemisfeer                      Rechter hemisfeer




Rechts zij-aanzicht :
                                                                                   Centrale sculus
                                                                                   = diepe groeve
Postcentrale gyrus
 = postcentrale winding
                                                                          Precentrale gyrus
 Partiëtale kwab                                                          = precentrale winding
                                                   FRONTALE    KWAB




        OCCIPTALE         KWAB




                                                                          Temporale kwab
 Cerebellum
 = kleine hersenen




Het cerebrum = de grote hersenen
- cortex
- witte stof
- corpus callosum = verbindingsbalk van zenuwweefsels die de 2 hersenhelften verbinden
- basale ganglia
Dienchepalon =de tussenhersenen
- thalamus
- hypothalamus
Ventrikels = hersenholtes gevuld met cerebrospinaal vocht
- 2 laterale ventrikels
- derde en vierde ventrikels
Vooraanzicht frontale doorsnede (voor de hersenstam) :




                                                                   Cortex van het cerebrum

  Longitudinale fissuur                                            Witte stof v/h cerebrum
        = diepe groeve

             Cerebrum
                                                                   Lateraal ventrikel
      Corpus callosum
                                                                   |
                                                                   |
                                                                   | Basale ganglia
                                                                   |
                                                                   |
              Thalamus
                                                                   Derde ventrikel
         Hypothalamus                                              Oogzenuw
Inferieur aanzicht = onderaanzicht (zicht op oorsprong craniale zenuwen =
hersenstam) :

 Cerebrum = grote hersenen




 Hyposfyse klier

 Oogzenuw

 Middenhersenen
                                                                   Hersenzenuwen
 Brug van Varol




 Verlengde merg



 Spinal cord = ruggenmerg

 Cerebellum = kleine hersenen




Functionele gebieden in het cerebrum :

                                Primair somato-sensorisch gebied
   Primair motorisch            in de postcentrale gyrus/winding
   gebied in de
   precentrale gyrus
Secundair somato-
 Premotor cortex in                                       sensorisch gebied in
 de frontale kwab                                         de pariëtale kwab
 Secundair                                                     Lezen                       HOREN
 gebied in
 frontale cortex                                            Secundair auditief
                                                            gebied
 Centrum v Broca                                               Secundair visueel
 = spraakcentrum                                               gebied in de
 in centrale kwab                                              occiptale kwab
                                                                                             ZIEN
 Primair auditief
 gebied in de                                                  Primair visueel
 temporale kwab                                                gebied (zien) in
                                                               de occiptale kwab

                                                               Centrum van
                                                               Wernicke : het
                                                               begrijpen van               SPREKEN
                                                               woorden!




                                                                                             LEZEN

Met een specifieke techniek kan men actieve hersendelen visualiseren
Horen : activiteit in temporale kwab -> primaire en secundaire auditieve centra
Zien : activiteit in occipitale kwab -> primaire en secundaire visuele centra
Spreken : activiteit in frontale kwab -> centrum van Broca in linkerhemisfeer!
Lezen : activiteit in primair motorisch gebied (oogspieren)
        + activiteit in temporale kwab -> centrum van Wernicke in linkerhemisfeerd!

Lateraal aanzicht van de rechter cerebrale hemisfeer :
                        Centrale gyrus/winding
                                                                                  Primair motorisch gebied in
 primair somato-sensorisch gebied                                                 de precentrale gyrus
 in de postcentrale gyrus
                                                                                Premotor cortex/gebied
 Secundair somato-sensorisch
 gebied in de pariëtale kwab
                                                                                  Frontaal visueel gebied

 Pariëtale kwab
                                                                                  Frontale kwab
 Integratief gebied
 = tertair sensorisch gebied tss
 pariëtale, occipitale en frontale kwab

 Secundair visueel gebied                                                         Broca uitzonderlijk rechts…
 in occipitale kwab
                                                                                  Zij-aanzicht van de diepe
 Primair visueel gebied                                                           groeve in het cerebrum
 in occipitale kwab


 Occipitale kwab                                                       Primair auditief gebied in temporale kwab

 Wernicke uitzonderlijk rechts..                          Secundair auditief gebied in temporale
                                   Temporale kwab         kwab
Sensorische gebieden > vooral in de achterste helft van het cerebrum (achter centrale sulcus)
Primaire sensorische gebieden : ontvangen rechtstreekse informatie van de zintuigen
-> hier ontstaat de bewuste waarneming!
- primair somato-sensorisch gebied in de postcentrale gyrus
        - primair visueel gebied in de occipitale kwab (gele vlek!) : info v/d 2 gezichtsvelden
        - primair auditief gebied in de temporale kwab : info v/d 2 oren

Secundaire sensorische gebieden : liggen naast de primaire sensorische gebieden en
verwerken de informatie die van de primaire gebieden komt adhv opgeslagen informatie
      - secundair somato-sensorisch gebied in de pariëtale kwab achter de centrale gyrus
      - secundair visueel gebied in occipitale kwab : herkenning dankzij visueel geheugen
      - secundair auditief gebied in temporale kwab : herkenning dankzij auditief geheugen
      - Centrum van Wernicke in de temporale kwab (linkerhemisfeer!) : klanken begrijpen
        => de integratie van auditieve informatie tot taal

Tertiair sensorisch gebied = het algemeen integratief gebied integreert info uit de
secundaire gebieden (zintuiglijke info) met info uit sensorische geheugen => herkenning!
Na de interpretatie en de herkenning van de informatie wordt deze doorgestuurd naar de
prefrontale cortex! (Tertiaire gebied ligt op de grens v/d pariëtale, occipitale en frontale kwab)
bv. geblinddoekt een voedingsmiddel herkennen adhv reuk, smaak, tastwaarneming in mond.

Motorische gebieden -> vooral in de voorste helft van het cerebrum (voor centrale sulcus)
Primaire motorische gebieden : versturen rechtstreekse informatie naar de skeletspieren
-> hier onstaan gewilde bewegingen!
       - Primair motorisch gebied in de precentrale gyrus (voor de centrale sulcus)
         door kruising van de dalende zenuwbanen in het centraal zenuwstelsel :
             -> primair motorisch cortexgebied in linkerhemisfeer voor rechterkant v lichaam
             -> primair motorisch cortexgebied in rechterhemisfeer voor linkerkant v lichaam
       - Somatotopie (zie verder!!!)

Secundaire motorische gebieden : (bevat opgeslagen info over bewegingspatronen)
ontvangen informatie van tertiaire motorische gebieden en stimuleren de primaire
motorische gebieden door de informatie door te sturen.
      - Premotor cortex in de frontale kwab (voor het motorische gebied)
      - Centrum van Broca in de frontale kwab (linkerhemisfeer!) = spraakcentrum :
        Programmatie van de taalproductie (beschadiging -> spraakproblemen)

Tertiaire motorische gebieden = de prefrontale cortex in het voorste deel van de frontale
kwab ontvangt de info uit de primaire en secundaire sensorische gebieden en ‘beslist’
over de beste respons gezien de situatie => redeneren, lange-termijn planning.
Aspecten v onze persoonlijkheid hebben e biologische grondslag in de prefrontale
cortex!

Somatotopie
Spieren van het lichaam hebben in de somatotopie-zone een punt-voor-puntprojectie
(= motorische homunculus) :
          - lateraal : gelaat en armen
  Precentrale gyrusromp en bene:
          - mediaal : => motoriek                       Postcentrale gyrus => somatosensoriek :
  de activiteit verfijnder en preciezer de bewegingen, hoe groter het overeenkomstige deel in
          - hoe van de skeletspieren                    de somato-sensorische perceptie
  - linker humunculus vr rechter kant van lichaam
            de precentrale gyrus of postcentrale gyrus. - linker humunculus vr rechter kant v lichaam
 - rechter hunmunculus vr linker kant van lichaam              - rechter humunculus vr linker kant van lichaam
Motorische en somato-sensorische homunculus = hemisfeer!
 Voorbeeld van soma-sensorische perceptie van een huidprikkel :
 Informatie uit de tastzintuigen in de huid van de linkervoet arriveren in de grote hersenen in het mediale deel
 van de postcentrale gyrus van de rechter hersenhemisfeer. Als de prikkel daar toekomt weet je dat de huid van
 je linkervoet geprikkeld wordt.

 Voorbeeld van een activiteit van de skeletspieren :
 Wanneer je spieren van je rechterkaak wil samentrekken ontstaat er ene prikkel in de precentrale gyrus van de
 linker hemisfeer.
Pariëtale kwab




Stoornissen in de motorische cortexgebieden
Verlamming
= door een beschadiging van het contralaterale primaire motorische cortexgebied.
Contralateraal -> verlamde spieren in linker lichaamshelft door beschadiging rechts :
halfzijdige verlamming = hemiparese = -plegie = -anesthesie (rek. houden met somatotopie)
        * Parese = vermindering van spierkracht
        * Paralyse = volledige verlamming van een spier

Apraxie
= door een beschadiging in het secundaire motorische cortexgebied.
Moeite met eenvoudige en complexe handelingspatronen (bv. muziekinstrument bespelen).
Spieren kunnen individueel wél gebruikt worden (geen beschadiging aan prim. motor. cortex)
Afasie van Broca = motorische afasie
= door een beschadiging in het centrum van Broca zijn er spraak- (en soms
schrijf-)problemen.
Men begrijpt de taal nog grotendeels -> geen probleem in het centrum van Wernicke.

Het frontaal syndroom
= door een beschadiging van de prefrontale cortex.
Oorzaken : trauma, bloeding, tumor, infectie
Symptomen :
       - persoonlijkheidsveranderingen (bv. geen besef van omgangsvormen)
       - cognitieve stoornissen (bv. concentratiestoonissen)
       - verminderde impulscontrole = sociaal onaangepast gedrag (ongeremd eten, roken,…)
       - dwangmatigheid = zinloos herhalen van het gedrag (moeilijkheden bij verandering)

Stoornissen in de sensorische cortexgebieden
Gezichtsstoonissen
= door een beschadiging van de primaire visuele cortex.

Stoornissen van de sensibiliteit in de contralaterale lichaamshelft
= door een beschadiging van het contralaterale primaire somato-sensorische cortexgebied.
Contralateraal -> beschadiging in de linker lichaamshelft door een beschadiging rechts :
halfzijdige stoornis = hemiparese = -plegie = -anesthesie (rek. houden met somatotopie)
        * hymo-esthesie = vermindering van gevoeligheid
        * anesthesie = volledige ongevoeligheid

Centrale doofheid
= door een beschadiging aan beide primaire gehoorcentra (zelden).

Agnosie
= door een beschadiging in het secundair sensorisch cortexgebied
       - visuele agnosie = niet meer herkennen wat men waarneemt
       - auditieve agnosie = niet meer herkennen wat men hoort
       - tactiele agnosie = niet meer herkennen wat men voelt

Afasie van Wernicke = sensorische afasie
= door een beschadiging in het centrum van Wernicke zijn er problemen v begrijpen en lezen.
Men spreekt de taal nog grotendeels -> geen probleem in het centrum van Broca.

Specialisaties per hemisfeer
Primaire gebieden -> functies zijn in beide hemisferen vertegenwoordigd!
Secundaire gebieden en tertiaire gebieden hebben wel specialisatie links en rechts.

Ruimtelijke cognitie = ruimtelijk waarnemen
Belangrijk voor dagelijks gedrag en functioneren om onszelf te verplaatsen en voorwerpen in
de omgeving te lokaliseren. Stoornissen in visueel-ruimtelijke functies kunnen sterke
invaliderende gevolgen hebben…Verschillende deelfuncties :
       - waarneming
       - concentratie
       - geheugen van ruimtelijke informatie
       - handelen
CVA = cerebrovasculair accident = de beroerte
Pathologische indeling
1) intracerebrale bloedingen = hersenbloedingen (verhoogde druk -> afsterven hersenweefsel)
2) afsluiting en stenose (vaatvernauwing) (door hersentrombose,embolie, atherosclerose)
   -> vooral door obesitas, roken, alcoholgebruik, hoge bloeddruk,…

Klinische indeling
1) TIA = voorbijgaande neurologische uitval met herstel binnen 24u
2) RIND = voorbijgaande neurologische uitval met herstel na meer dan 24u
3) Progressieve infarct = toenemende symptomen met sterfte afloop
4) Completed infarct = normale beroerte (vooral bij Westerse oudere personen) :
 stabilisatie v neurologische symptomen + geleidelijk en deels herstel -> blijvende invaliditeit

De bloed-hersenbarrière
= afsluiting van het hersenweefsel tgo de rest van het lichaam, door een afsluiting van de
gespecialiseerde haarvaten (soort neuroglia) die zorgen voor de gecontroleerde uitwisseling.
Functies van de gespecialiseerde haarvaten :
        - bescherming tegen schadelijke stoffen of binnendringende microben
        - zuurstof, glucose en aminozuren toevoeren
        - toevoer v psycho-actieve drugs :
           anti-depressiva en anti-psychotica, alcohol, THC (cannabis) en MDMA (XTC)

10. Het diëncephalon (!!!)
Thalamus
= het schakelstation tussen lager gelegen hersendelen en de cerebrale cortex.
1) Alle aanvoerende banen maken synaps in de thalamus met een neuron nr cerebrale cortex.
2) schakel tss aanvoerende banen van cerebellum en basale ganglia naar de cerebrale cortex.
3) schakel tss limbisch syteem (emoties) en cerebrale cortex

Speelt een belangrijke rol bij slaap-waak regulatie = bewustzijnsniveau’s (schade -> coma)!
Verwerkt prikkels alvoerens ze naar de specifieke primaire cortexgebieden gaan.

Hypothalamus => belangrijk deel van het limbisch systeem!
   1. Controlecentrum van het autonoom zenuwstelsel (parasympatisch en
       sympatisch)
Beïnvloed de bloeddruk, het tempo en de kracht van de hartslag, snelheid en diepte van
ademhaling, beweging van het spijsverteringskanaal, pupilgrootte,…

   2. Centrum voor emotionele reacties
Voelen van plezier, angst en woede, beïnvloeding van vitale instincten (sexuele drift),
regulatie van de eetlust en dorstgevoel (honger vs verzadiging),…
+ de aanzet van fysieke expressiepatronen van emoties via het stimuleren van het autonoom
motorische wegen (parasympatisch en sympatisch). Bv. droge mond, zweten,…bij angst.

   3. Regulatie van slaap-waak cycli
De biologische klok obv prikkels van visuele wegen ivm licht-donker.

   4. Belangrijk in het endocrien stelsel (samen met de hypofyse)

Epithalamus
Bevat de pijnappelklier -> secretie van melatonine = slapend inducerend signaal. (slaap-waak)
11. Het limisch syteem
(belangrijk voor het begrijpen van de biologische achtergrond van emoties!)


                                  Frontale kwab            Structuren van de diëncefalon
                                                           (tussenhersenen) die behoren tot het
                                  (een deel van)           limbisch systeem!
                                  Thalamus

                                  Hippocampus
                                                           Mediale regio’s per cerebrale
                                                           hemisfeer die behoren tot het limbisch
                                  Amygdala
                                                           systeem!

                                  Hypothalamus


                                  Delen v ‘geurhersenen’




Het limbisch systeem = set hersenstructuren op de hersenstam en onder de cerebrale cortex.

11.1 De functies van het limbisch systeem
Het emotionele brein : emoties en motivaties
= regulatie van emotioneel en motivationeel gedrag :
       - emoties omtrent overleven (angst, kwaadheid en verzadiging) en voortplanting
       - opvangen van reuk- en smaakprikkels (deze kunnen rechtstreeks emoties oproepen)

Verbinding met het autonome zenuwstelsel : via de hypothalamus
(deze verbinding kan psychosomatische klachten verklaren!)
Het sympatisch zenuwstelsel : actief bij prestaties (heftige emoties : stress, angst,…)
Het parasympatisch zenuwstelsel : actief bij relaxatie.

De rol van het amygdala en de hippocampus : het geheugen
       - emotionele intelligentie -> denken en emoties
       - opslag van vroegere emotionele gebeurtenissen

De amygdala
= een amandelvormige kern van zenuwcellen in de temporale kwab van het cerebrum.
Belangrijk bij de verwerking van emoties!
1) We leren uit emoties van anderen. Angstig gezicht zien -> wekt angst op…bedreigend!
Dus : verhoogde activiteit van de amygdala = overactief gevarensignaalsysteem : mogelijks
een oorzaak bij neuropsychiatrische ziektebeelden zoals depressie, autisme,…
Dus : verminderde activiteit van de amygdala : weinig vermogen tot empathie.
2) Herinneringen aan emotionele gebeurtenissen worden opgeslaan.
Angstconditionering = aanleren van angst via klassieke conditionering

Beschadiging in 1 van de amandelkernen :
geheugenverlies, apathie -> affectieve afstomping, emotioneel onstabiel en asociaal gedrag
INPUT : informatie uit gebieden die zintuiglijke prikkels ontvangen
TUSSENFASE : registreren van in-put -> modulatie : emotie -> voorbereiden van out-put

OUTPUT : 1) naar de prefrontale cortex -> sturen van het gedrag
         2) naar de hypothalamus -> sturen van het stressysteem

De hippocampus
- Opslag van informatie in het langetermijngeheugen. Beschadiging : bv. alzheimer
- Overlevingsgedrag sturen

De rol van de prefrontale cortex
De amygdala en prerontale cortex spelen een grote rol bij neurowetenschappelijk onderzoek
De prefrontale cortex : de basis van de typische menselijke eigenschappen.
-> laterale prefrontale cortex : werkgeheugen en abstract denken
-> mediale prefrontale schors : motivaties
-> ventrale prefrontale cortex : emoties en gedrag

De maturiteit van de prefrontale cortex vindt pas later in de ontwikkeling van het individu
plaats : controle over gewilde hanelinge, langetermijn planning, sociaal geaccepteerd gedrag.
Emotie en rationaliteit -> twee systemen die elkaar aanvullen bij het nemen van beslissingen.

12. De hersenstam
Ligt tussen het ruggenmerg en de tussenhersenen, met van boven naar onder :
1. de middenhersenen
2. pons = de brug
3. medulla = het verlengde merg

De hersenstam
= een verbindingsweg en schakelstation tussen de hersenen en de rest van het lichaam!
In de hersenstam bevinden zich :
- sensorische opstijgende banen
- motorische dalende banen
- verbindingen met het cerebellum
- enkele kernen : groepjes cellichamen van neuronen in het centraal zenuwstelsel
        -> bepaalde kernen doen dienst als reflexcentrum vr de craniale reflexen (pupilreflex)
- aan de hersenstam ontspringen de craniale zenuwen.

De reticulaire formatie (strekt zich over de hele hersenstam uit)
= diffuus en moeilijk te definiëren gebied in de hersenstam waar bijna alle opstijgende en
dalende banen passeren en waar deze banen de hersenstam prikkelen.
= een netwerk van met elkaar verbonden neuronen die een functionele eenheid vormen
1) motorisch gedeelte van de recticulaire formatie
Verbinding met motorneuronen in het ruggenmerg
2) sensorische gedeelte van de recticulaire formatie = RAS = reticulair activeringscentrum
Via de thalamus projecties naar de cerebrale cortex :
       - stimulatie van de cortex => actief bewustzijnsniveau (slaap = inactief RAS)
       - filterfunctie zodat triviale gebeurtenissen de cortex niet eens bereiken!

Het slaapcentrum = groep neuronen op de reticulaire formatie die zich tussen de pons en het
verlengde merg bevinden en een belangrijke rol spelen bij het slapen.
Neuro
Neuro
Neuro
Neuro
Neuro
Neuro
Neuro
Neuro
Neuro

More Related Content

Similar to Neuro (7)

Hersenen En Emoties
Hersenen En EmotiesHersenen En Emoties
Hersenen En Emoties
 
Deel 2 1 anatomie en fysiologie van het brein
Deel 2 1 anatomie en fysiologie van het breinDeel 2 1 anatomie en fysiologie van het brein
Deel 2 1 anatomie en fysiologie van het brein
 
Hersenontwikkeling Koen van Braeckel
Hersenontwikkeling Koen van BraeckelHersenontwikkeling Koen van Braeckel
Hersenontwikkeling Koen van Braeckel
 
Hersenen
HersenenHersenen
Hersenen
 
Les 1 neurowetenschappen
Les 1 neurowetenschappenLes 1 neurowetenschappen
Les 1 neurowetenschappen
 
Examenstress howest
Examenstress  howestExamenstress  howest
Examenstress howest
 
Hypnose Tilburg 2010 Samenvatting
Hypnose Tilburg 2010 SamenvattingHypnose Tilburg 2010 Samenvatting
Hypnose Tilburg 2010 Samenvatting
 

Neuro

  • 1. NEUROFYSIOLOGIE 1. Inleiding 1.1 Situering Het lichaam = orgaanstelsels met elk een bepaalde functie : spijsverteringsstelsel, ademhalingsstelsel, hormonaal stelsel,…en zenuwstelsel. Neurowetenschappen = wetenschappelijke studie van het zenuwstelsel. Cognitieve neurowetenschap = wetenschappelijke studie v/d relatie tss hersenen en gedrag : (interdisciplinair : samenwerking tussen natuurwetenschappers en menswetenschappers) visuele perceptie, selectieve aandacht, geheugen, emoties, taal, slapen, intelligentie, sociaal gedrag, persoonlijkheid, bewustzijn. * Neuro-anatomie : de structuur op macroscoptisch niveau * Neurofysiologie : de functies en werking van het zenuwstelsel (en de spieren en zintuigen) * Neurofarmacologie : geneesmiddelen en drugs * Pathologie = ziekteleer : neurologie (zenuwstel) en psychiatrie (psychische stoornisssen) Functies van het zenuwstelsel - de biologische basis van alle ‘geestelijke verschijnselen’ ligt in de hersenen - de initiatie van al onze gewilde motorische bewegingen (skeletspieren) - regelende functie : behoud van de homeostase van het lichaam (samen met de hormonen) 1.2 Anatomische begrippen Het sagittale vlak Verdeelt de mens in een linker- en rechterkant Midsagittale vlak De middenlijn van het vlak ligt in het lichaam (links = rechts) Het frontale vlak Verdeelt de mens in een voor- en achterkant Het transversale vlak Verdeelt de mens in een boven- en onderkant
  • 2. De transversale doorsnede Zicht langs Onderwerp: De frontale doorsnede Zicht langs voor De Midsagittale doorsnede Zicht naar het midden 1.3 Indeling van het zenuwstelsel Anatomische indeling : CZS = centrale zenuwstelsel : verwerking van informatie - Hersenen (in de schedel) - Ruggenmerg (vanuit hersenen naar wervelkolom) Neuronen : - sensorische - motorische - interneuronen PZS = perifere zenuwstelsel (al het zenuwweefsel buiten het centrale zenuwstelsel) - craniale zenuwen = kopzenuwen - spinale zenuwen = ruggenmergzenuwen Neuronen : - sensorische - motorische
  • 3. A. HET CENTRALE ZENUWSTELSEL Het centraal zenuwstelsel : de hersenen (in de schedel) Onderverdeling van de hersenen : - cerebrum = de grote hersenen - diëncephalon = de tussenhersenen - cerebellum = de kleine hersenen - de hersenstam = de hersenstam De hersenstam ligt tussen de diëncephalon en het ruggenmerg en heeft een regulerende functie voor vitale functies. - de middenhersenen (schakel naar oor/oog) - de brug (overgang hersenstam-ruggenmerg) - de kleine hersenen (coördinatie motoriek) - het verlengde merg De grote hersenen 2 symmetrische helften : - de linker hemisfeer - de rechter hemisfeer Gescheiden door een diepe groeve en verbonden door de hersenbalk. Het oppervlak toont veel windingen en groeven De tussenhersenen Liggen tussen de beide grote hersenhemisferen en onder de hersenbalk. Onderdelen : - de thalamus = het schakel station tussen binnenkomende info en de grote hersenen - de hypothalamus = het regelen van de lichaamsfuncties (samen met de hypofyse) - de pineal gland Het centrale zenuwstelsel : het ruggenmerg Via het achterhoofdsgat (opening in schedelbasis) loopt h ruggenmerg vanuit de schedel naar het wervelkanaal. Het verzorgt het contact tussen het lichaam en de hersenen + is belangrijk voor de reflexen.
  • 4. Het zenuwstelsel voert zijn functies uit dankzij de neuronen -> opvangen, geleiden en doorgeven v prikkels Sensorische neuronen - in het CZS : de zintuigen - in het PZS Interneuronen - in het CZS - de hersenen : complex netwerk van neuronverbindingen - het ruggenmerg -> transportneuronen van en nr hersenen -> reflexcentrum Motorische neuronen - in het CZS : effectoren (meestal spieren) - in het PZS B. HET PERIFERE ZENUWSTELSEL = alle zenuwen die (vastgehecht aan de hersenen of het ruggenmerg) zich buiten de schedelholte en het wervelkanaal vertakken! De verschillende zenuwen en hun functies : Sensorische = afferente = aanvoerende zenuwen - bevatten uitsluitend aanvoerende neuronen - vervoeren informatie vanuit receptoren naar het centraal zenuwstelsel Motorische = efferente = afvoerende zenuwen - bevatten uitsluitend afvoerende neuronen - vervoeren informatie vanuit het centraal zenuwstelsel naar de effectoren -> spieren (contracties) -> klieren (secreties) Gemengde zenuwen - bevatten zowel aanvoerende als afvoerende neuronen - vervoeren informatie vanuit receptoren naar het centraal zenuwstelsel - vervoeren informatie vanuit het centraal zenuwstelsel naar de effectoren
  • 5. Het perifere zenuwstelsel : de craniale zenuwen = de kopzenuwen De 12 hersenzenuwen zijn verbonden met de hersenstam : - motorische zenuwen - sensorische zenuwen Het perifere zenuwstelsel : de spinale zenuwen = de ruggenmergzenuwen De spinale zenuwen : gemengde zenuwen Ruggenmergzenuwen ontspringen uit het ruggenmerg. (ze corresponderen met een stukje ruggenmerg) Ze krijgen de naam van de wervel van waaruit ze het ruggenmerg verlaten. - 8 cervicale zenuwen (de hals) - 12 thoracale zenuwen (de borst) - 5 lendenwervelzenuwen in de lenden - 5 zenuwen in het heiligenbeen - 1 zenuw in het staartbeen - de ruggenmergkegel eindigt thv de lendenwervels (onder de ruggenmergkegel de paardestaart) Ruggenmergzenuwen bezenuwen elk een deel van het lichaam sensorisch én motorisch! We kunnen de huid indelen volgens segmenten die gerelateerd zijn aan een specifieke zenuw. Het perifere zenuwstelsel : de fysiologische indeling naar functie
  • 6. Functies van het perifere zenuwstelsel 1) Het (willekeurig) somatisch zenuwstelsel -> onder invloed van de vrije wil -> intact bewustzijn voor de zintuiglijke verwerking van prikkels Soma = lichaam = huid + skelet + spieren 1. sensorische zenuwen We zijn ons bewust van de info die deze zenuwen aanbrengen - algemene zinnen : huid (tast, pijn, temperatuur,…) - proprioceptie : skelet (stand van gewrichten) en spieren (spanning in spieren) - speciale zinnen : zicht, gehoor, reuk en smaak 2. motorische zenuwen - bezenuwingen van de skeletspieren - motorische responsen onder invloed van de vrije wil -> willekeurig somatisch PZS 2) Het (onwillekeurig) autonoom zenuwstelsel -> regelt de orgaanfuncties -> coördineert tussen de orgaanstelsels Autonoom zenuwstelsel = visceraal zenuwstelsel = ingewanden : hart, longen, maag,… 1.sensorische zenuwen (onbewuste) informatie afkomstig van de organen over de interne conditie van het lichaam. Bv. O2-gehlate en glucoseconcentratie in het bloed, uitrekkinggraad van organen (maag),… 2. motorische zenuwen - beïnvloeding van klieren, de hartspier en gladde spieren van organen - sympatisch : actief bij FFF-situaties, stress en wanneer prestaties moeten geleverd worden -> energieverbruikend -> neurotransmitter noradreline -> vb’en : hart en ademhaling gaan sneller, minder bloed naar spijsvertering - parasympatisch : ‘actief’ wanneer men passief (ontspannen) is -> energiebesparen : rust en vertering -> neurotransmitter acetylcholine -> vb’en : rustigere hartslag en ademhaling, veel bloed naar spijsvertering - motorische responsen niet onder invloed van de vrije wil -> onwillekeurig somatisch PZS
  • 7. 2. De ontwikkeling van het zenuwstelsel 2.1 De ontwikkeling van het zenuwstelsel voor de geboorte Het zenuwstelsel ontwikkeld zich embryonaal aan de dorsale kant v/h embryo. De neurale plaat ontwikkeld zich uit het ectoderm. De neurale wanden van de neurale plaat worden hoger en zo vormen zich de neurale wallen (neural folds), waartussen de neurale groeve ligt. De neurale wallen verhogen en groeien naar elkaar toe zodat de neurale buis gevormd wordt : - de hersenen (voorste gedeelte) - het ruggenmerg (achterste gedeelte) De hersenventrikels = holtes in het hersenweefsel gevuld met cerebrospinaal vocht (CSV) Het centraal kanaal - over de ganse lengte van het ruggenmerg (in het midden) - gevuld met cerebrospinaal vocht (CSV) = hersen-ruggenmergvocht - in open verbinding staat met hersenventrikels In de hersenen verbreedt dit kanaal zich op 4 plaatsen Cerebrospinaal vocht : - in het centraal kanaal - in de hersenventrikels - rondom de hersenen - rondom het ruggenmerg
  • 8. 2.1 Aanlegstoornissen (sluitingsdefecten v neurale buis tijdens embryonale ontwikkeling) Anencephalie Stoornis in de sluiting van het voorste gedeelte van de neurale buis. - grote hersenen en diepere structuren zijn grotendeels niet gevormd - deze kinderen kunnen max. enkele uren tot dagen na de geboorte blijven leven Spina bifida = gespleten wervelkolom = open rug Stoornis in de sluiting van het achterste gedeelte van de neurale buis (in lumbosacrale gebied) : * genetische factoren : erfelijkheidsleer * voedingsfactoren : foliumzuurtekort * omgeveingsfactoren Spina bifida occulta = verborgen spina bifida waarbij allen de wervelbogen niet gesloten zijn: weinig symptonen, geen uiterlijke kenmerken, vaak pas toevallig ontdekt! Spina bifida aperta = de eigenlijke ‘open rug’ 1. cyste met vocht = vochtblaas -> geen neurologische afwijkingen 2. cyste met zenuwweefsel (ruggenmerg of zenuwen) -> neurologische afwijkingen! Afwijkingen onder het niveau van het letsel : incontinentie, waterhoofd, verlammingen. Microcefalie Kleine omvang van de schedel + onvolledig ontwikkelde hersenen. - aangeboren of komt tot uiting tijdens eerste levensjaren (1/1500) - genetische factoren of omgevingsfactoren (alcoholgebruik of infectie tijdens zwangerschap) - mentale retardatie, vertraagde spraak en motorische ontwikkeling, hyperactiviteit, stuipen - microcefalie kan een onderdeel zijn van andere syndromen 2.3 De ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel na de geboorte - groot deel van de hersenontwikkeling vind plaats voor de geboorte - de hersenen van een pasgeborene zijn groot in verhouding tot het lichaam - toename van het aantal neuronverbindingen (synapsen) -> genetische + omgevingsfact. (oef) - toename van myelinisatie (zenuwimpulsen bij een baby verlopen trager!) - 4 jarige leeftijd : 80% van het volwassen hersengewicht is bereikt
  • 9. 3. De hersenvliezen 3.1 Beschrijving De hersenen en het ruggenmerg worden omgeven door drie vliezen. Van buiten naar binnen : Dura mater = hard vlies Ligt tegen de binnenzijde van de schedel en plooit tussen de 2 grote hersenhemisferen naar binnen waar het een tussenschot vormt. Ter hoogte van het achterhoofdsgat verlaat het harde vlies de schedel -> het harde ruggenmergvlies zit ter hoogte van het wervelkanaal en wordt door de epidurale ruimte gescheiden van bot. Arachnoidea = het spinnenwebvlies Zit vast op het harde vlies, maar ze worden van elkaar gescheiden door een dunne spleet Subarachnoïdale ruimte Ruimte tussen zachte vlies en spinnenwebvlies en gevuld met CSV Pia mater Zacht vlies dat dmv bindweefselbalkjes verbonden is met het spinnenwebvlies. Het zacht vlies bevat veel bloedvaten en zit vast op de hersenen en het ruggenmerg. Epidurale verdoving = plaatselijke anestheticum die ingebracht wordt in de epidurale ruimte.
  • 10. 3.2 Pathologie (lezen…) Meningitis = een infectie van de hersen- en ruggenmergvliezen veroorzaakt door een bacterie of virus. Symptomen bij pasgeborenen : koorts, braken, sufheid, ademhalingsproblemen, stuipen Symptomen bij kinderen en volwassenen : hoofdpijn, koorts, nekstijfheid 1. bacteriële meningitis Minder frequent maar gevaarlijker! (er is maar tegen 1 bacteriële meningitis een vaccin) Mogelijke complicaties : verlamming, blindheid, doofheid, sterfte. Therapie : antibiotica. 2. virale meningitis Goedaardig. Niet te behandelen met antibiotica! Hematomen = bloedingen 1. Epiduraal hematoom : epi (boven) + dura (dura mater) Tussen schedel en dura mater Oorzaak : barst in schedelbot! 1) Onmiddellijk na het trauma een kort bewustzijnsverlies 2) Na 2à5u : - progressieve hoofdpijn - bewustzijnsstoornissen - dieper wordende coma hoge druk -> onherstelbare schade aan hersenweefsel..zo snel mogelijk ingrijpen! Tss dura mater en spinnenwebvlies Acuut subduraal hematoom 2. Subduraal hematoom : sub (onder) + dura (dura mater) Vanaf het trauma bewusteloos. Vaak sterfte! Subacuut subduraal hematoom Na aantal dagen vermindering van het bewustzijnsniveau. Betere prognose… Chronisch subduraal hematoom Niet tgv trauma maar bij patiënten van bloedverdunners. Sluipende symptomen. Operatieve genezing.
  • 11. 4. CSV = cerebrospinaal vocht = hersen-ruggenmergvocht De herzenvliezen zijn 3 De botten van de schedel en membramen die de de wervelkolom zijn hard hersenen en het ruggenmerg om de hersenen en het beschermen. ruggenmerg te beschermen. CSV in d hersenventrikels : - 2 laterale - het 3de ventrikel - het 4de ventrikel CSV in de subarachnoïdale ruimte als bescherming rond de hersenen, het ruggenmerg. + het CSV in het centrale kanaal. 4.1 De circulatie van het CSV Het zenuwstelsel wordt aan alle kanten omgeven door het cerebrospinaal vocht : 1. in de subarachnoïdale ruimte | Alles staat in verbinding met elkaar als 1 circualtie! 2. in de hersenventrikels | => Er is een continue aanmaak met een evenwicht 3. in het centraal kanaal | tussen productie en drainage.
  • 12. De 4 hersenventrikels Staan in open verbinding met elkaar, met het centrale kanaal en met de spinnenwebruimte -> 2 laterale ventrikels (zijventrikels) van de grote hersenhelften -> het derde ventrikel van de tussenhersenen -> het vierde ventrikel tussen het verlengde merg en de kleine hersenen De productie en de drainage van het CSV zijn met elkaar in evenwicht! Productie van CSV In de hersenventrikels liggen kluwen van kleine bloedvaten (choroïd plexus) die zorgen voor een continue productie van het vocht. Drainage van CSV Via arachnoïde villi wordt het vocht afgevoerd naar superieure sagittale sinus. Daar wordt het afgevoerd via de venen. Functies van het CSV - schokabsorberend - thermische buffer - gewicht dragend (hersenen ‘drijven’) - transport van afvalstoffen van neuronen en neurogliacelle naar het bloed - transport van voedingsstoffen en O2 van het bloed naar neuronen en neurogliacellen 4.2 Stoornissen van de liquorcirculatie Hydrocefalie = waterhoofd Teveel vocht in de schedel waardoor de hersenwerking wordt verstoord. -> kan zowel voor als na de geboorte ontstaan -> acuut (plotseling) of progressief (sluipend) -> kan blijvende hersenbeschadiging (handicap) veroorzaken Oorzaak : 1. Een stoornis in de verhouding tussen productie en afvoer van het CSV : Volume van de hersenventrikels neemt toe door :
  • 13. - obstructie in de CSV circulatie - een gestoorde afvoer in de CSV - hersenbloeding in de eerste levensjaren 2. Ophoping van vocht veroorzaakt een stijging van de druk in de schedel : -> tot 1 jaar : grotere schedel doordat fontanellen nog niet verbeend zijn -> >1 jaar : fontanellen verbenen, schedel kan nt meer uitzetten = hersenbeschadiging Symptomen (afh van de oorzaak) : - motorische afwijkingen, verminderde intelligentie, bewustzijnsstoornissen, misselijkheid,… (er is in bepaalde gevallen met een snelle behandeling kans op volledig herstel) Therapie : drainage via shunt = afvoer van overtollig vocht naar de buikholte 5. Bouwstenen van het zenuwstelsel (!!!) 5.1 Het zenuwweefsel Microscopische en biochemische aspecten van het zenuwstelsel Het zenuwstelsel is opgebouwd uit cellen : zenuwcellen (neuronen) + neuroglia cellen. Neuronen = zenuwcellen Geleiden de zenuwimpulsen - zijn prikkelbaar - kunnen prikkels geleiden - kunnen klier-, spier- en zenuwcellen prikkelen Neuroflia cellen Niet prikkelgeleidend maar ondersteunen de neuronen -> op metabolische manier = voeding -> op mechanische manier = bescherming Cell body = cellichaam : celkern + typische organellen. Bouw van het neuron Thv de axonheuvel : 1. het cellichaam integratie v inkomende zenuwprikkels en (soms) afvuren van nieuwe 2. de dendrieten zenuwprikkels : sensorische neuronen 3. het axon 1. Synthese van neurotransmitters 2. Transport van vesikels (gevuld met 4. omgeven dr celmembraan neurotransmitter) naar axon uiteinde
  • 14. In springende conditie Dendrieten springt de zenuwimpuls van Klein, kort en sterk de ene knoop naar de andere vertakkend. Prikkelaanvoerders van zenuwimpulsen naar het cellichaam Knoop van Ranvier Schwann cel = type neurogliacel Wikkelt zich rond het naakte axon Door een 10à100-tal wikkelingen Myelineschede ontstaat de myelineschede : 1. axon mét myelineschede - electrische isolatie = gemyeliniseerde zenuwvezel - snellere zenuwimpulsgeleiding - myelinisatie neemt toe van geboorte 2. axon zonder myelineschede tot maturiteit = reactiesnelheid versnelt = niet-gemyeliniseerde zenuwvezel Het axon = de zenuwvezel Per neuron is er (theoretisch) maar 1 axon! Een axon is veel langer dan een dendriet. De axonheuvel = verdikte regio waar het cellicham overgaat in de axon. De zenuwprikkel ontstaat in de axonheuvel en plant zich automatisch voort langs het axon. Het axonuiteinde is sterk vertakt : eindknopjes met vestikels gevuld met neurotransmitter. Het axon vervoert de zenuwprikkel wég van het cellichaam. Het ruggenmerg : grijze stof - witte stof Grijze stof = cellichamen van neuronen - dendrieten - niet gemyelinisserde axonen - neuroglia cellen Witte stof = gemyeliniseerde axonen (van neuronen naast elkaar) Witte kleur door myeline! ruggen Zenuwcellen => microscopisch - zenuw => macroscopisch Dwarse doorsnede doorheen het omhusle van de spinale zenuw (ruggenmergzenuw) : Zenuwen zijn ‘wit’ -> gemyeliniseerde axonen (zenuwvezels)
  • 15. ruggenmergzenuw De volledige zenuw Bundeltje axonen Bundeltje axonen Bloedvaten Individueel axon Individueel axon 5.2 Soorten neuronen
  • 16. Zintuigcel voor pijn Effector : spier Sensorisch neuron -> PZS Motorisch neuron -> PZS Vervoert info naar CZS! Vervoert info v CZS nr effectoren. -> somatisch sensorisch Effectoren worden geprikkeld : -> autonoom sensorisch Spieren -> contracties Interneuron -> CZS Klieren -> secreties Binnenkomende info Soms zelf een zintuigcel, maar integreren en (soms) start meestal geprikkeld door een v/e motorische prikkel zintuigcel CZS = centraal zenuwstelsel Neuronen : héél gevoelige cellen! - continue voldoende zuurstoftoevoer is noodzakelijk -> vanaf 3min zonder zuurstof is er permanente schade -> thrombose = blokkeert zuurstoftoevoer -> CO-vergiftiging : CO bindt sterker op hemoglobine dan O2! - continue voldoende glucose-toevoer is noodzakelijk -> nood aan continue glucose homeostase -> hypoglycemie kan dodelijke afloop hebben - neuronen moeten goed beschermd worden -> door delen van het skelet -> door hersenvliezen en ruggenmergvliezen -> door CSV = cerebrospinaal vocht -> bloed-hersen barrière Bij schade…heel traag en slecht herstel + dikwijls onherstelbare schade! -> directe schade : trauma’s -> indirecte schade : bloedingen, tumoren, meningitis -> verhoogde druk 5.3 Reflexen
  • 17. Een reflex = onwillekeurige reactie op een bepaalde prikkel -> eenvoudigste zenuwschakeling. Muscle spindle = spiervoeltje = somatisch zintuigorgaantje gevoelig vr uitrekking spiercellen 5.4 Neuroglia cellen - kleiner dan neuronen - talrijker dan neuronen - niet prikkelbaar! - mitose : ze kunnen zich delen - zenuwweefsel-tumoren -> in neuroglia cellen In het centraal zenuwstelsel : Astrocyten : Ondersteuning en bescherming van neuronen Microglia cellen : 2de lijns afweer -> vernietigen van pathogenen Oligodendrocyten : Myelineschede voor prikkel-geleiding Ependym cellen : 1) Aflijning ventrikels v/d hersenen en van het centraal kanaal (ruggenmerg) 2) productie van cerebrospinaal vocht 3) hulp bij CSV circulatie (ciliën) In het perifere zenuwstelsel Schwann cellen : 1) vorming en behoud van myelineschede rond het axon van één neuron 2) hulp bij herstel van axonen 6. Signaalgeleiding (!!!) 6.1 Actiepotentiaal AP : Een zenuwprikkel = een elektrische prikkel => actiepotentiaal
  • 18. Actiepotentiaal (AP) = een heel kortstondige verandering v/d celmembraanpotentiaan door instroom v Na+-ionen! 1. ionen stromen vanuit het extracellulaire milieu het intracellulaire milieu binnen 2. het actiepontentiaal (elketrisch potentiaal over de celmembraam) verandert Eens het actiepotentiaal ontstaan is, plant het zich automatisch voort in 1 bepaalde richting - Vanuit het axon weg van het cellichaam - Vanuit de dendrieten naar het cellichaam : het cellichaam integreert ze -> niet ontstaan van AP in axon heuvel -> wel ontstaan van AP in axon heuvel : AP plant zich voort richting axonuiteinde ↓ Vrijstelling v neurotransmitters in synaptische speel Werking van de synaps : overdracht van de zenuwprikkel -> via de synaps -> naar het volgende neuron De bouw van de synaps De presynaptische cel Axonuiteinden eindigen in knopjes die neurotransmitter bevatten. De synaptische spleet Actiepotentiaal smalle ruimte tussen het Stap 1 synaptisch neuron en de Synaptische Het AP bereikt het axonuiteinde postsynaptische cel/neuron. eindknop De postsynaptische cel Stap 2 Deze cel bevat receptoren De vesikels van de synaps waarop de neurotransmitters laten neurotransmitter vrij zich binden. in de synaptische spleet Synaptische spleet Vesikels Postsynaptisch membraan v synaps Vesikel van synaps Stap 3 De synaptische speel laat (NT) neurotrasmitter vrij Stap 4 De neurotransmitters binden zich op de postsynaptische neuron Stap 5 Na+-ionen Receptor van Na+- ion kanaal kanalen openen Stap 6 Na+-ionen gaan binnen in de postsynaptische neuron en veroorzaken AP
  • 19. De neurotransmissie = het overbrengen van de neurotransmitters De synaps is de plaats waar de elektrische prikkel (de actiepotentiaal) overgedragen wordt : -> van één zenuwcel naar een andere zenuwcel -> van een zenuwcel naar een effectorcel (spiercel of kliercel) Morfologie van de synaps 1. het axonuiteinde van een presynaptisch cel/neuron (= een prikkelaanvoerend neuron) is gevuld met synaptische vesikels die gevuld zijn met neurotransmitter 2. Het celmembraan va de possynaptische cel/neuron (een zenwucel of effectorcel!) bevat receptoren waarop de neurotransmitters zich specifiek binden. 3. De synaptische spleet = een smalle ruimte tussen het synaptisch neuron en de postsynaptische cel/neuron. De werking van de synaps Stap 1 De presynaptische cel (presynaptisch neuron) vuurt een signaal af dat het axonuiteinde bereikt. Stap 2 De presynaptische cel laat neurotransmitter vrijkomen in de synaptische speelt Stap 3 De neurotransmitter gaat door de synaptische spleet Stap 4 De neurotransmitter moleculen binden zich specifiek op receptoren in de postsynaptische cel Stap 5 De postsynaptische receptoren worden geactiveerd Stap 6 Er is een elektrische activatie van de postsynaptische cel => actiepotentiaal 6.2 De zenuwcel : een complex netwerk van neuronen… Neurotransmissie = de prikkeloverdracht van het ene neuron naar het andere gebeurd indirect : de tussenkomt van neurotransmitters! In de synaps wordt een elektrisch signaal omgezet in een chemisch signaal = neurotransmitters. In de postsynaptische cel (kan, want niet als het om een inhiberende NT gaat!) het chemisch signaal trug omgezet worden in een elektrisch signaal. Er zijn verschillende soorten neurotransmitters die elk op een specifieke receptor (van de postsynaptische cel) binden : Exiterende NT : dopamine, noradrenaline, serotonine, … Inhiberende NT : GABA Het zenuwweefsel in de synaps (vooral in de hersenen) is heel complex! De zenuwcellen maken gigantisch veel contacten met elkaar. Eén neuron kan informatie ontvangen van 10.000 synapsen! Alle synaptische activiteiten samen bepalen wat de uitgaande prikkel van het neuron zal zijn..
  • 20. 6.3 Pathologie Multiple slerose = een chronische progressieve neurologische aandoening waarbij de myelinescheden van de neuronen in het Centrale Zenuwstelsel vernietigd worden. - meest frequente neurologische ziekte bij jong volwassenen (piek tss 20 en 30jaar) - 2 x meer vrouwen als mannen Oorzaak : auto-immuunziekte - Het immuunsysteem valt het eigen myeline aan. - Genetische factoren + omgevingsfactoren (virale infectie). Symptomen (afh per persoon!) - motorische stoornissen : spierzwakte, trillen, spasmen, verlammingsverschijnselen, stijfheid - motorische handicaps : na 10jaar kan nog 80% lopen - stoornissen in gevoelswaarwording : paresthesieën (waarneming zonder prikkeling) en pijn - oogstoornissen - incontinentie en stoelgangproblemen - geestelijke veranderingen : cognitieve achteruitgang, depresiviteit Therapie : immuunonderdrukkende medicijnen (cortisone) Prognose (afh van de vorm en verschillend van per persoon!) Intermitterende MS De meest voorkomende vorm (85%) waarbij opflakkeringen (3/2jaar) worden afgewisseld met herstelperioden. Meest voorkomende uitvalsverschijnselen : oogstoornissen, stoornissen in gevoelswaarwording, incontinentie en problemen bij coördinatie. Meestal gaat deze vorm over in secundair progressieve MS. Secundair progressieve MS Progressieve achteruitgang met weinig tussentijds herstel. Primair progressieve MS Van bij het begin verslechtering zonder tussentijds herstel. Vooral op latere leeftijd GBS = Guillain-Barré Syndroom = afbraak van myeline in de zenuwen in het perifere zenuwstelsel. (aantasting van de sensorische of de motorische zenuwen…) Oorzaak : auto-immuuniteitsziekte Symptomen : verschijnen accuut Prognose : gedeeltelijk of volledig herstel is mogelijk met behoud van restverschijnselen 6.3 De neurotransmitter Kortstondige herkenning van de neurotransmitter 1. vrijstelling van neurotransmitter 2. de werking van de neurotransmitter wordt beeïndigd door : -> heropname door de presynaptische cel -> enzymatische afbraak in de synaptische spleet 3. nieuwe zenuwprikkel => nieuwe vrijstelling van neurotransmitter
  • 21. Opgelet! Veel psychofarmaca (bv. antidepressiva) beïnvloeden het afbraakproces… Soorten neurotransmitters (naar functie) Exiterende neurotransmitters = opwekkende neurotransmitters Stimuleren de postsynatische cel -> grotere kans op AP in de postsynap. cel Inhiberende neurotransmitters = remmende neurotransmitters Remmen de stimulatie van de postsynaptische cel af -> kleinere kans op AP in postsynap.cel MAAR…meestal veel complexere situatie! -> een neuron staat oiv verschillende neurotransmitters -> exiterende + inhiberende = bepaalt of het postsynaptisch neuron een AP zal laten ontstaan Soorten neurotransmitters Acetylcholine = ACh Vooral betrokken bij de impulsoverdracht van de zenuw naar de skeletspiercellen. De actiepotentiaal maakt in het uiteinde van een zenuwcel ACh vrij. Dit ACh diffundeert door de synaptische spleet van een synaps motorisch neuron naar de volgende cel : 1) Naar een skeletspiercel -> activeert deze door zich te binden aan de acetylcholine-receptor. Deze binding zorgt voor een spiercontractie 2) Naar een zenuwcel -> weer een elektrisch signaal en zelfde procedure,.. In het CZS belangrijk voor het geheugen en intellectuele functies…ziekte van Alzheimer : te weinig Ach! Er zijn drie typen ACh-receptoren = ontvangers : 1. Muscarinegevoelige : in parasympatische eindsynapsen/bezenuwing v inwendige organen 2. Nicotinegevoelige a : in ganglia in het autonoom zenuwstelsel 3. Nicotinegeveolige b : op de motorische eindplaten van skeletspieren -> contracties Noradrenaline => Heeft een sterk opwekkende werking! 1. Als neurotransmitter in de hersenen + in de zenuwuiteinden van het (ortho)sympatisch zenuwstelsel -> effectorcellen (gladde spier, hartspier, klieren) : presteren, angst en stress… 2. Als hormoon in het bijniermerg met een gelijke werking als adrenaline Over het algemeen voelen mensen met te weinig noradrenaline zich depressief en mensen met een teveel aan noradrenaline euforisch, gespannen, angstig of opgewonden. Dit hangt af van de stemming en/of van andere neurotransmitters, zoals onder andere serotonine. - Synapsen orthosympatische neuronen -> effectorcellen (gladde spier, hartspier, klier) * bij FFF voor lichamelijk en geestelijk presteren * in de bijnier voor de vrijstelling van adrenaline en naradrenaline hormonen - autonome beïnvloeding van de hartspier (hart sneller doen slaan) Noradrenaline : Vrijgesteld door sympatisch zenuwstelsel -> versnelt hartfrequentie Acetylcholine : Vrijgesteld door parasympatisch zenuwstelsel -> vertraagt hartfrequentie
  • 22. Dopamine Speelt een grote rol bij het ervaren van emoties, genot/welzijn, verslavingsgedrag (cocaïne). Te zwakke dopamine-neurotransmissie : Ziektebeeld : ziekte van Parkinson Therapie : dopamine agonisten Te sterke dopamine-neurotransmissie : Ziektebeeld : Schizofrenie Therapie : dopamine antagonisten…nevenwerking Parkingsonsymtomen! Serotonine Speelt een rol : - slaap-waak ritme - controle van stemmingen -> te weinig serotonine bij depressie - regulatie van de eetlust - regulatie van de lichaamstemperatuur Aminozuur neurotransmitters Bepaalde aminozuren zijn werkzaam als neurotransmitter : 1) Exciterende aminozuren : Glutamaat en aspartaat 2) Inhiberende aminozuren : GABA en glycine (benzodiazepines als versterking v/d GABA neurotransmissie = slaap- en kalmeermiddelen) Neuropeptiden Peptide = kleine keten van aminozuren. Endorfines => morfine-achtige werking : natuurlijke pijnstiller, gevoelens v euforie (heroïne) 6.4 Drugs en druggebruik Algemeen Drugs = producten die men inneemt omdat men (zonder medische redenen) zijn gevoelens en bewustzijn wenst te beïnvloeden of te veranderen. Soorten producten : 1. Legale producten : alcohol, cafeïne, nicotine 2. Illegale producten : cocaïne, XTC,… 1) Drugs bevatten psycho-actieve stoffen Het onderscheid tussen psycho-actieve drugs en psycho-actieve medicatie is niet altijd duidelijk : bepaalde producten die door sommige individuen als drugs worden gebruikt, worden in andere omstandigheden als medicijn gebruikt, Bv : - cocaïne als plaatselijk verdovingsmiddel - vroeger werden amfetamines als medicijn gebruikt, nu als drugs - heroïne (drugs) is nauw verwant aan morfine (medicijn) Hoe maakt men het onderscheid tussen drugs en medicatie? => de reden van gebruik : 1) als genotsmiddel / als roesmiddel = drugs met controle van de gebruiker zelf 2) om medische redenen = medicijn met controle van de arts Psychofarmaca = alle medicijnen met een psycho-actief effect. De actieve stoffen uit deze producten werken in op de hersenen en beïnvloeden daar de werking van bepaalde neurotransmitters.
  • 23. Opgelet! Omdat in drugs ook stoffen zitten met een psycho-actief effect die op een gelijkaardig manier als de neurotransmitters inwerken op de hersenen, plaatst men soms de drugs ook binnen de groep van psychofarmaca… De psycho-actieve bestanddelen in drugs : - plantaardige oorsprong : papaver, cocaplant, canabisplant, koffie- en tabaksplant - plantaardige oorsprong + chemische nabehandeling : heroïne - zuiver synthetisch : amfetamines en XTC 2) Manieren van druggebruik Objectief / wetenschappelijk benaderd is het risico van druggebruik afhankelijk van : -> het soort drugs -> de manier van druggebruik : de motieven tot het druggebruik Problematisch druggebruik houdt risico’s in tot drugverslaving! Softdrugs : bv. cannabis Lagere gezondheidsrisico’s en lagere verslavingskansen. Maar…de manier van druggebruik speelt een rol! Bv. problematisch cannabisgebruik kan leiden tot psychische afhankelijk van cannabis. Harddrugs : bv. alcohol Hogere gezondheidsrisico’s en hogere verslavingskansen. Maar…de manier van druggebruik speelt een rol! Bv. af en toe een glas alcohol in gezelschap leidt tot relatief weinig gezondheids- en verslavingskansen. Problematisch alcoholgebruik = wanneer de alcohol een functie vervult die de persoon zonder alcohol niet kan bereiken! (problemen vergeten, stress/angsten verminderen, in e roes komen) Een alcoholverslaafde drinkt teveel én op misplaatste momenten -> voortdurend alcohol nodig om van stemming te veranderen Drugsafhankelijkheid = Drugsverslaving = wanneer druggebruik het centrale thema is in het leven van de verslaafde = wanneer men niet meer normaal kan functioneren zonder de drugs in het lichaam : 1) Fysische afhankelijkheid met lichamelijke ontwenningsverschijnselen op momenten dat de drug zich (bijna) niet meer in het lichaam bevindt : beven, zweten, misselijkheid,… 2) Psychische afhankelijkheid : wanneer men de verleiding niet kan weerstaan en zich angstig, depressief, geïrriteerd,…voelt als de drug zich niet meer in het lichaam bevindt. Gewenning = tolerantie = het lichaam past zich aan de drugs aan waardoor de drugs minder actief of sneller afgebroken wordt -> drugsdosis moet opgedreven worden om hetzelfde effect te bekomen -> nevenwerkingen en gezondheidsrisico’s worden groter -> vicieuze cirkel! 3) Druggebruik en gezondheidsrisico’s Geneesmiddelenleer : De effecten en ongewenste nevenwerkingen van het product hangen af van de dosering… Toxologisch gezien -> De dosis bepaalt de giftigheid. Illigale proucten vallen in tegenstelling tot medicatie niet onder medische (en andere) controles en hebben daardoor meer gezondheidsrisico’s!
  • 24. De gezondheidsrisico’s bij drugs 1) Genetische factoren kunnen een rol spelen bij de gevoeligheid voor een drug 2) De dosis bepaalt de giftigheid en zo ook de risico’s -> overdosis kan dodelijk zijn! 3) Risico’s door hygiënische- en gezondheidsmaatregelen te negeren Risico’s op korte termijn : als gevolg van de invloed en vlak na het gebruik. Vb : - concentratieproblemen - geheugenstoornissen van het korte termijn geheugen (afspraken niet nakomen) - oververmoeidheid - prikkelbaarheid - afzondering - gevaarlijk rijgedrag Risico’s op lange termijn : als gevolg van langdurig frequent gebruik - belanden in een vicieuze cirkel en neerwaartse spiraal van de verslaving - weinig toekomstperspectieven door het gebruik - problemen op persoonlijk, lichamelijk, sociaal en justitioneel vlak Door gebruik van drugs kunnen psychiatrische aandoeningen ontstaan of verergeren! Afhankelijk van de soort drugs kunnen psychiatrische problemen en verslavingsproblemen samen optreden en/of elkaar versterken : depressiviteit, gejaagdheid, opwinding, gedragsproblemen : agressie, impulsiviteit, apathie. Sommige drugs kunnen ernstige verwardheid en (zeldzaam) psychosen veroorzaken. Een psychose = een ernstige psychiatrische stoornis waarbij het realiteitsbesef ernstig verstoord is. Gepaard met hallucinaties, wanen, cognitieve stoornissen, bizar gedrag,… -> Overmatig gebruik kan leiden tot een kortdurend psychotische gedrag met een herstel van weken tot maanden…Soms ontwikkelt men een chronische psychose! -> Iemand die om genetische redenen gevoelig is voor een psychose maakt hierop meer kans! ** Cannabisgebruik : gezondheidsrisico’s ivm psychose Personen die gevoelige zijn voor schizofrenie hebben meer kans op schizofrenie (psychotische symptomen)Ook is er mogelijks al een aanleg voor psychosen… De kans op schizofrenie is nog groter wanneer men al blowt vanaf heel jonge leeftijd! Personen met familieleden die leiden aan schizofrenie of andere aandoeningen : gevaarlijk! ** Speed en cocaïne : gezondheidsrisico’s ivm psychose Overmatig gebruik kan psychotische symptomen en achtervolgingswaanzin veroorzaken. Cocaïnegebruik -> meer kans op depressies (somber, apathisch, moe, futloos, geen eetlust,…) XTC -> gevaarlijk wanneer men gevoelig is voor psychose, depressie, angststoornissen. ** Tripmiddelen (LSD, paddo’s) : gezondheidsrisico’s ivm psychose Risicovol bij mensen met een gevoeligheid voor het ontwikkelen van een psychose! Algemene regel : druggebruik bij mensen die gevoelig zijn voor het ontwikkelen van psychiatrische aandoeningen is bijzonder risicovol! En omgekeerd -> de lijdensdruk bij psychiatrische aandoeningen maakt mensen gevoeliger voor drugsverslaving! (Dubbele diagnose = psychiatrische aandoening én een verslavingsproblematiek) 4) Drugspreventie : voorkomen is beter dan genezen! Waarom gebruikt iemand drugs => een complexe vraag…3 samenhangende factoren : 1. de mens met zijn behoeften, gevoelens, vaardigheden en kwetsbaarheden 2. het middel met zijn specifieke aantrekkingskracht 3. het milieu : invloed van het gezin, de vrienden, de samenleving, de cultuur
  • 25. 6.5 Pathologie – psychofarmaca Psychofarmaca = stoffen met psycho-actief effect : Stoffen die inwerken op de hersenen en daar de neurotransmissie beïnvloeden 1. transmitteragonisten = versterken van de neurotransmissie Verschillende mogelijkheden : - stimulatie van de aanmaak en de vrijstelling van neurotransmitters - inhibitie (remming) van de re-uptake van de neurotransmitter door de presynaptische cel - inhibitie van het enzyme dat de neurotransmitter afbreekt - lijken op de NT en zelf binden op de specifieke NT-receptoren en deze activeren 2. tranmitterantagonisten = verzwakken van de neurotransmissie Verschillende mogelijkheden : - blokkeren van de aanmaak en de vrijstelling van neurotransmitters - versnellen van de re-uptake van van de neurotransmitter door de presynaptische cel - versnellen van het enzyme dat de neurotransmitter afbreekt - lijken op de NT en zelf binden op de specifieke NT-receptoren en deze niet stimuleren 6.6 Pathologie – ziektebeelden De ziekte van Alzheimer = de meest voorkomende oorzaak van dementie (2/3) Dementie = algemene achteruitgang van de verstandelijke vermogens (cognitieve functies) - na 65jaar en meer bij vrouwen dan bij mannen - Oorzaak : multifactoriële - Symptomen : geheugenstoornissen + andere cognitieve stoornissen (desoriëntatie) - Prognose : geleidelijk begin en progressieve cognitieve achteruitgang Gevolgen voor de patiënt : - verwardheid -> angstgevoelens - grotere kans op depressie - (vaak) een tekort aan acethylcholine in de hersenen (therapie : acetylcholine agonisten) De ziekte van Parkinson = 2de meest voorkomende neurologische aandoening na Alzheimer. Voornaamste symptomen -> beweginsstoornissen : Rusttremor (beven in rust), spierstijfheid en bewegingstraagheid! - rond 50 à 60jaar - dopamine tekort in de hersenen, therapie : dopamine agonisten - Prognose : (verschillend per persoon) progressieve ziekte met mogelijks stabiele perioden Shizofrenie = ernstige psychiatrische aandoening met acute psychotische periodes * Positieve symptomen : Tijdens acute psychotische fases -> wanen, hallucinaties, vreemd gedrag. Therapie : psychiatrische opname * Negatieve symptomen : Algemeen -> depressiviteit, asociaal gedrag, concentratievermogen - begint meestal in adolescentie - komt heel vaak voor 1% van de bevolking! - multifactoriële aandoening + overactieve dopamine neurotransmissie - therapie : dopamine antagonisten als anti-psychotica
  • 26. Depressie Symptomen Depressie heeft een chronisch verloop van maanden tot jaren. Na herstel veel kans op herval!moeten minstens 2 weken aanhouden! Depressie ≠ zich depressief voelen… Komt voor bij 1/10 mannen en bij 1/5 vrouwen! Symptomen : - gevoelens van wanhop, zinloosheid, schuld en waardeloosheid - geen waardevolle toekomstperspectieven zien - concentratiestoornissen - slaapstoornissen (teveel of te weinig) - eetstoornissen Bipolaire stoornis = manisch depressieve stoornis : Depressieve perioden afwisselend met manische perioden (grootheidswaan, euforie,…) * Oorzaak : multifactoriële aandoening + serotonine-tekort en/of noradrenaline-tekort * Therapie : psychotherapie (praten) + antidepressiva (medicatie) Antidepressiva - agonisten van noradrenaline en serotonine (inhibitie van re-uptake) - tegenwoordig minder nevenwerkingen : SSRI’s - medicatie werkt pas na enkele weken… - geen talerantie (gewenning) = geen verslavend effect - na de behandeling geleidelijk afbouwen! - medicatie werkt niet àltijd - psychotherapie is evenzeer belangrijk! Slaap- en kalmeermiddelen - klasse benzodiazepines -> agonisten van de GABE neurotransmitter -> algemene remming van zenuwactiviteiten : kalmer, sufheid, moeheid - psychisch en fysisch verslavend! - bij chronische angstproblemen : kalmeermiddel + antidepressiva (sociale fobie, obsessief compulsief gedrag,…) Tetanus Wordt veroorzaakt door een bacterie die een neurotoxisch toxine produceert : tetanustoxine Tetanustoxine = een acetylcholine agonist. Een stijve verlamming die zich uitbreit tot aan de hartspier => sterfte. Therapie : preventieve vaccinatie! Bij infectie een antiserum toedienen.
  • 27. 7. De zintuigen 7.1 De perceptie = de bewsute waarneming Bewuste waarneming = perceptie in verschillende stappen Stap 1 Een zintuiglijke receptor (zintuig) ontdekt een stimulus in de externe of interne omgeving. Stap 2 Zintuiglijke neuronen (zintuigcel) stuurt een zenuwimpuls naar het ruggenmergzenuwen en zo naar de craniale zenuwen (hersenen) (of rechtstreeks naar de hersenen) Stap 3 De hersenen interpreteren de informatie van de zintuiglijke receptor. Stap 4 De informatie-interpretatie gebeurd in het cerebrum en is een perceptie (indruk) van de zintuiglijke waarneming! Een prikkel kan een reactie uitlokken : 1) een somatisch motorische reactie Acties van skeletspieren -> gewilde bewegingen 2) een autonoom motorische reactie Acties van gladde spieren (organen) en klieren -> ‘zonder vrije wil’ het behoud v homeostaste. * via sympatische neuronen * via parasympatische neuronen De Somatosensorische waarneming Algemene zinnen Somatosensorische receptoren liggen verspreid over het volledie soma (het lichaam) Proprioceptie : behoud v/d lichaamspositie dmv gewrichten, spieren, pezen (nt altijd bewust) De huid : tast (druk, trillingen), temperatuur en pijn Speciale zinnen Zien, horen, reuk, smaak, evenwicht (binnenoor)
  • 28. 7.2 Zien 7.1 Zien Bouw van het oog 7.1.1 Bouw van het oog Oogzenuw Blinde vlek Gele vlek Vaatvlie s Netvlies Glasachtig lichaam (vult de achterste kamer) Straallichaam Voorkamervocht (vult de voorste kamer tss hoornvlies en lens) Hoornvlies Harde oorgrok Accommodatie van de lens Accommodatie van de lens De lens vormt van het voorwerp een beeld. In het netvlies bevinden zich fotoreceptoren (oog-zintuigcellen) Om een voorwerp scherp te zien moet het beeld op het netvlies vallen! Verschillende stralen van v/e Bijna parallelle dicht stralen v/e ver voorwerp voorwerp Dicht voorwerp – bolle lens Ver voorwerp – platte lens De lens accomodeert : De lens wordt afgeplat door spiercontracties v/d relaxatie van de accomodatiespieren (spieren v/h accomodatiespieren straallichaam) maken de lens (spieren van het straallichaam) boller waardoor het beeld terug mooi op het netvlies valt (en niet achter het netvlies)
  • 29. De weg die het licht volgt is tegengesteld aan de weg die de elektrische impulsen volgt! Van lichtprikkel tot Licht “zien” Glasachtig lichaam Vaatvlies Harde oogrok Kegel Fotoreceptoren Netvlies (oogzintuigcelen) Blinde vlek Staafje Pigmentlaag Vaatvlies Harde oogrok Kegeltjes voor de Stafjes voor de kleurwaarneming zwart-wit waarneming Staafcel Kegelcel Het netvlies bevat de fotoreceptoren : kegeltjes + staafjes. 1. Het oog focust zich met behulp van de oogspieren op een voorwerp 2. Beeld valt op de gele vlek De gele vlek = plekje in het netvlies met de hoogste densiteit aan fotoreceptoren (kegeltjes) Blinde vlek = plaats waar de uitlopers v/d prikkelvervoerende cellen (v/h oog) het oog verlaten. Bevat geen fotoreceptoren dus wanneer het beeld op de blinde vlek zou vallen zouden we niks zien..
  • 30. De oogzenuwen kruisen gedeeltelijk. 1. Deze sensorische neuronen vormen een synaps met andere neuronen in de thalamus. 2. Vanuit de thalamus vertrekken neuronen die de visuele informatie naar de visuele cortex brengen. (achteraan de grote hersenen) 3. Wanneer de visuele informatie toekomt in de visuele cortex ontstaat de visuele waarneming. Slechtziendheid en blindheid kunnen verschillende oorzaken hebben… Ziekten van het oog, de oogzenuwen, de visuele cortex. Bijziend Verziend Normaal Astigmatisme
  • 31. Pathologie Out of focus = beeld valt niet op het netvlies! Normaal oog Bijziendheid Dichte objecten ziet men scherp Dichte objecten ziet men scherp. Verre objecten ziet men scherp Verre objecten ziet men onscherp. Het beeld richt zich op het netvlies. Te lange oogbol zorgt ervoor dat het beeld voor het netvlies komt. Oplossing : de concave (holle) lens. (Lenzen met negatieve dioptrie) Oorzaak : ouderdom -> de lens verliest het vermogen om te accomoderen. Verziendheid Astigmatisme Dichte objecten ziet men onscherp. Wazig zicht. Verre objecten ziet men scherp. Een onregelmatige kromming van het hoornvlies of de Te korte oogbol zorgt ervoor dat het beeld achter het lens zorgt ervoor dat het beeld ongelijk terecht komt. netvlies komt. Oplossing : de Convexe (bolle) lens. Oplossing : oneven lens. (lenzen met positieve dioptrie) Strabisme = scheelzien = beide ogen kunnen niet gelijktijdig op een object fixeren door een storing van de spierbalans van de uitwendige oogspieren. Dubbelzien = er ontstaan 2 beelden : 1 gevormd door linker oog + 1 gevormd door rechteroog. Maar…de hersenen aanvaarden maar 1 beeld om dubbelzien te vermijden : -> alternerende fixatie = afwisselend links en rechts -> fixatie met één oog (bij kindjes met een plakker op goede oog om lui oog te vermijden!) Oplossing : operatie aan de oogspieren. Glaucoom = de 2de meest voorkomende oorzaak van blindheid door een verhoogde druk in de oogbol die ontstaat door een slechte afvoer van het voorkamervocht. -> netvlies en oogzenuw worden samengedrukt -> bloedvaatjes worden dichtgedrukt : geen bloedtoevoer voor netvlies en oogzenuw (fotoreceptoren en de neuronen van de oogzenuw sterven af) - progressieve ziekte - enige symptomen : wazig zicht en hoofdpijn, geen pijn aan de ogen! - vanaf 40jaar jaarlijks laten testen op glaucoom
  • 32. Cataract = ouderdomsslijtage aan de lens en wereldwijd meest voorkomende oorzaak van blindheid! = deelse of volledige troebeling van de ooglens (aan 1 oog of aan beide ogen) Therapie : bril of contactlenzen dragen, een operatie (een artificiële lens ter vervanging) Gestoord kleurenzicht en kleurenblindheid Blauwe, groene en rode kegeltjes zijn verantwoordelijk voor het zien van kleuren. Gestoord kleurenzicht = minder of niet gevoelig voor 1 of meerdere grondkleur(en) waardoor bepaalde kleurschakeringen niet herkend worden. Daltonisme = rood-groen kleurenblindheid. (Daltonisme : erft X-chromosomaal recessief) Kleurenblindheid (zelden) = ongevoeligheid voor alle grondkleuren waardoor men alles zwart-wit waarneemt. 7.3 Het gehoor Binnenoor Buitenoor Middenoor Omzetter van prikkels : Ontvanger Versterker mechanische -> elektrische Trommel Hamer Stijgbeugel -vlies Aambeeld Vestibulair apparaat - Cemicirculaire kanalen - Vestibule Gehoorzenuw Ovale venster Slakkenhuis Ronde venster Gehoorgang De oorschelp verzamelt Het trommelvlies De 3 gehoorbeentjes Het slakkenhuis zet de geluid en leidt het in het vibreert synchrone versterken de drukgolven drukgolven om naar externe auditieve kanaal geluidsgolven om de brengen de geluidgolven zenuwinformatie die naar de naar het trommelvlies. gehoorbeentjes in het van het trommelvlies over hersenen gestuurd worden om middenoor te bewegen naar het binnenoor. het geluid te interpreteren
  • 33. De omzetting van geluid tot zenuwimpulsen : Stap 1 : Geluidgolven doen het trommelvlies trillen. De vibraties worden doorgezonden naar de beentjes van het middenoor nr het ovale venster Stap 2 : Bewegingen v/h ovale venster veroorzaken drukgolven in de slakkenhuis- vloeistof die de haarcellen v/h orgaan van Corti prikkelen. De haarcellen in het orgaan van Corti zijn de zintuigcellen van het gehoor!Door trillingen buigen ze om en ontstaan er zenuwimpulsen die via de gehoorzenuw naar de hersenen worden geleid. Hoge tonen : prikkelen haarcellen in basis v slakkenhuis Lage tonen : prikkelen haarcellen in top v slakkenhuis Luide tonen : kunnen haarcellen beschadigen… Pathologie : gehoorverlies Geleidingsdoofheid = de prikkel geraakt niet tot bij de gevoelige zintuigcellen in het binnenoor door : 1) problemen met het trommelvlies : verdikt of perforatie 2) otosclerosis = vergroeing van de gehoorbeentjes 3) een obstructie in het buitenoor of het middenoor : -> verstopping van de uitwendige gehoorgang -> overvloedige hoeveelheid vloeistof in het middenoor door middenoorontsteking Perceptiedoofheid = door beschadiging aan zintuigcellen of een gehoorzenuw door : 1) schade aan gehoorzenuw door infecties (bof, rode hond, syfilis, meningitis) 2) schade aan zintuigcellen = haarcellen (onomkeerbare gehoorschade!) -> verlies van haarcellen door veroudering -> schade aan haarcellen door geluidsoverlast Het evenwicht Het behoud van evenwicht : -> proprioreceptoren in de spieren en gewrichten -> receptoren in het binnenoor : misselijkheid tijdens beweging (lezen in auto, zeeziek) door tegenstrijdigheid tussen de info van de ogen en de info van het vestibulum. Pilletjes tegen ‘reisziekte’ remmen de info die afkomstig is van het vestibulum.
  • 34. Ziekte van Menière : draai-duizeligheid, braken en gehoorverlies + gesuis in 1 oor. 8. Het spierstelsel 8.1 De soorten spierweefsel De soorten spierweefsel : Skeletspiercellen Contracties van de skeletspiercellen staan onder controle van de motorische neuronen van het somatische zenuwstelsel : vrije wil! Hartspieren Contracties van de harspiercellen staan onder controle van de pacemaker in het hart (grondslagfrequentie) + onder controle van het autonome zenuwstelsel (sneller/trager)/ Gladde spiercellen Contracties van gladde spiercellen staan onder controle van de motorische neuronen van het autonome zenuwstelsel : sympatisch + parasympatisch -> gn vrije wil! Skeletspier -> bundels skeletspiercellen -> individuele skeletspiercellen/spiervezels
  • 35. Skeletspier = bundels van Skeletspiercel = spiervezel bestaat 8.2 Contractie Contractie van skeletspiercellen uit myofibrillen dwarsgestreepte spieren : van 1) een zenuwprikkel vanuit een dwarsgestreepte motorisch neuron nodig 2) voldoende energie in de spier nodig spieren De skeletspier Het gestreepte voorkomen v/e skeletspiercel komt door de regelmatige rangschikking van myofilamenten (actine + myosine) eenheidsstructuur v/d skeletspiercel = een sacromeer Microscopisch beeld v/e langse doorsnede van een skeletspiercel Sliding mechanisme : Tijdens contractie schuiven de actinefilamenten tss de Microscopisch myosinefilamenten. beeld en diagram Alle sacromeren korten in v/e myofibril -> één spiercel kort in -> meer spiercellen korten in -> volledige spier kort in Een sacromeer : myosinefilamenten + actinefilamenten De neuromusculaire junctie (NMJ) = De neuromusculaire junctie (NMJ) de synaps tussen een presynatpische cel (motorisch neuron v/h somatische zenuwstelsel) en een postsynaptische cel (motorisch neuron v/e skeletspiercel) Stap 1 : zenuwprikkel vanuit een motorisch neuron bereikt de neuromusculaire junctie Stap 2 : In de neuromusculaire junctie wordt acetylcholine vrijgesteld Motorisch neuron Stap 3 : de acetylcholine bindt op specifieke Acetulochine receptoren op de motorische eindplaat Electrische impuls (= het celmembraan van de skeletspier) Celmembraan Synaptische spleet Sacroplasmi reticulm Stap 4 : De actiepotentiaal verspreidt zich over het celmembraan van de volledige Myofibril skeletspiercel. Verschillende moleculaire reacties volgen elkaar op en leiden tot contractie. Motorisch neuron vuurt zenuwprikkel af ↓
  • 36. Vrijstelling van acetylcholine in de neuromusculaire junctie ↓ Electrische activiteit van de skeletspiercel ↓ Contractie Pathologie : spierziekten Ziekten waarbij de oorzaak van het probleem zich in de spieren zelf situeert. (Neuromusculiare aandoeningen = aandoeningen van neurale aard = defect aan zenuwstelsel) - spierdystrofie van Duchenne - Myotone dystofie = ziekte van Steiner - Myositis : auto-immuuniteitsziekte -> ontsteking van de spieren - Myasthenia gravis : auto-immuuniteitsziekte -> aanval van eigen acetylcholinreceptoren 9. Het cerebrum = de grote hersenen (!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!) Bovenaanzicht : Longitudinale fissuur Voorhoofdskwab = de diepe groeve = frontale kwab Precentrale winding/gyrus Centrale groeve/sulcus Gyrus Postcentrale winding Pariëtale kwab Centrale sulcus Cerebrale cortex Witter stof van Achterhoofdskwab het cerebrum = occipitale kwab Fissuur Linker hemisfeer Rechter hemisfeer Rechts zij-aanzicht : Centrale sculus = diepe groeve
  • 37. Postcentrale gyrus = postcentrale winding Precentrale gyrus Partiëtale kwab = precentrale winding FRONTALE KWAB OCCIPTALE KWAB Temporale kwab Cerebellum = kleine hersenen Het cerebrum = de grote hersenen - cortex - witte stof - corpus callosum = verbindingsbalk van zenuwweefsels die de 2 hersenhelften verbinden - basale ganglia Dienchepalon =de tussenhersenen - thalamus - hypothalamus Ventrikels = hersenholtes gevuld met cerebrospinaal vocht - 2 laterale ventrikels - derde en vierde ventrikels Vooraanzicht frontale doorsnede (voor de hersenstam) : Cortex van het cerebrum Longitudinale fissuur Witte stof v/h cerebrum = diepe groeve Cerebrum Lateraal ventrikel Corpus callosum | | | Basale ganglia | | Thalamus Derde ventrikel Hypothalamus Oogzenuw
  • 38. Inferieur aanzicht = onderaanzicht (zicht op oorsprong craniale zenuwen = hersenstam) : Cerebrum = grote hersenen Hyposfyse klier Oogzenuw Middenhersenen Hersenzenuwen Brug van Varol Verlengde merg Spinal cord = ruggenmerg Cerebellum = kleine hersenen Functionele gebieden in het cerebrum : Primair somato-sensorisch gebied Primair motorisch in de postcentrale gyrus/winding gebied in de precentrale gyrus
  • 39. Secundair somato- Premotor cortex in sensorisch gebied in de frontale kwab de pariëtale kwab Secundair Lezen HOREN gebied in frontale cortex Secundair auditief gebied Centrum v Broca Secundair visueel = spraakcentrum gebied in de in centrale kwab occiptale kwab ZIEN Primair auditief gebied in de Primair visueel temporale kwab gebied (zien) in de occiptale kwab Centrum van Wernicke : het begrijpen van SPREKEN woorden! LEZEN Met een specifieke techniek kan men actieve hersendelen visualiseren Horen : activiteit in temporale kwab -> primaire en secundaire auditieve centra Zien : activiteit in occipitale kwab -> primaire en secundaire visuele centra Spreken : activiteit in frontale kwab -> centrum van Broca in linkerhemisfeer! Lezen : activiteit in primair motorisch gebied (oogspieren) + activiteit in temporale kwab -> centrum van Wernicke in linkerhemisfeerd! Lateraal aanzicht van de rechter cerebrale hemisfeer : Centrale gyrus/winding Primair motorisch gebied in primair somato-sensorisch gebied de precentrale gyrus in de postcentrale gyrus Premotor cortex/gebied Secundair somato-sensorisch gebied in de pariëtale kwab Frontaal visueel gebied Pariëtale kwab Frontale kwab Integratief gebied = tertair sensorisch gebied tss pariëtale, occipitale en frontale kwab Secundair visueel gebied Broca uitzonderlijk rechts… in occipitale kwab Zij-aanzicht van de diepe Primair visueel gebied groeve in het cerebrum in occipitale kwab Occipitale kwab Primair auditief gebied in temporale kwab Wernicke uitzonderlijk rechts.. Secundair auditief gebied in temporale Temporale kwab kwab Sensorische gebieden > vooral in de achterste helft van het cerebrum (achter centrale sulcus) Primaire sensorische gebieden : ontvangen rechtstreekse informatie van de zintuigen -> hier ontstaat de bewuste waarneming!
  • 40. - primair somato-sensorisch gebied in de postcentrale gyrus - primair visueel gebied in de occipitale kwab (gele vlek!) : info v/d 2 gezichtsvelden - primair auditief gebied in de temporale kwab : info v/d 2 oren Secundaire sensorische gebieden : liggen naast de primaire sensorische gebieden en verwerken de informatie die van de primaire gebieden komt adhv opgeslagen informatie - secundair somato-sensorisch gebied in de pariëtale kwab achter de centrale gyrus - secundair visueel gebied in occipitale kwab : herkenning dankzij visueel geheugen - secundair auditief gebied in temporale kwab : herkenning dankzij auditief geheugen - Centrum van Wernicke in de temporale kwab (linkerhemisfeer!) : klanken begrijpen => de integratie van auditieve informatie tot taal Tertiair sensorisch gebied = het algemeen integratief gebied integreert info uit de secundaire gebieden (zintuiglijke info) met info uit sensorische geheugen => herkenning! Na de interpretatie en de herkenning van de informatie wordt deze doorgestuurd naar de prefrontale cortex! (Tertiaire gebied ligt op de grens v/d pariëtale, occipitale en frontale kwab) bv. geblinddoekt een voedingsmiddel herkennen adhv reuk, smaak, tastwaarneming in mond. Motorische gebieden -> vooral in de voorste helft van het cerebrum (voor centrale sulcus) Primaire motorische gebieden : versturen rechtstreekse informatie naar de skeletspieren -> hier onstaan gewilde bewegingen! - Primair motorisch gebied in de precentrale gyrus (voor de centrale sulcus) door kruising van de dalende zenuwbanen in het centraal zenuwstelsel : -> primair motorisch cortexgebied in linkerhemisfeer voor rechterkant v lichaam -> primair motorisch cortexgebied in rechterhemisfeer voor linkerkant v lichaam - Somatotopie (zie verder!!!) Secundaire motorische gebieden : (bevat opgeslagen info over bewegingspatronen) ontvangen informatie van tertiaire motorische gebieden en stimuleren de primaire motorische gebieden door de informatie door te sturen. - Premotor cortex in de frontale kwab (voor het motorische gebied) - Centrum van Broca in de frontale kwab (linkerhemisfeer!) = spraakcentrum : Programmatie van de taalproductie (beschadiging -> spraakproblemen) Tertiaire motorische gebieden = de prefrontale cortex in het voorste deel van de frontale kwab ontvangt de info uit de primaire en secundaire sensorische gebieden en ‘beslist’ over de beste respons gezien de situatie => redeneren, lange-termijn planning. Aspecten v onze persoonlijkheid hebben e biologische grondslag in de prefrontale cortex! Somatotopie Spieren van het lichaam hebben in de somatotopie-zone een punt-voor-puntprojectie (= motorische homunculus) : - lateraal : gelaat en armen Precentrale gyrusromp en bene: - mediaal : => motoriek Postcentrale gyrus => somatosensoriek : de activiteit verfijnder en preciezer de bewegingen, hoe groter het overeenkomstige deel in - hoe van de skeletspieren de somato-sensorische perceptie - linker humunculus vr rechter kant van lichaam de precentrale gyrus of postcentrale gyrus. - linker humunculus vr rechter kant v lichaam - rechter hunmunculus vr linker kant van lichaam - rechter humunculus vr linker kant van lichaam Motorische en somato-sensorische homunculus = hemisfeer! Voorbeeld van soma-sensorische perceptie van een huidprikkel : Informatie uit de tastzintuigen in de huid van de linkervoet arriveren in de grote hersenen in het mediale deel van de postcentrale gyrus van de rechter hersenhemisfeer. Als de prikkel daar toekomt weet je dat de huid van je linkervoet geprikkeld wordt. Voorbeeld van een activiteit van de skeletspieren : Wanneer je spieren van je rechterkaak wil samentrekken ontstaat er ene prikkel in de precentrale gyrus van de linker hemisfeer.
  • 41. Pariëtale kwab Stoornissen in de motorische cortexgebieden Verlamming = door een beschadiging van het contralaterale primaire motorische cortexgebied. Contralateraal -> verlamde spieren in linker lichaamshelft door beschadiging rechts : halfzijdige verlamming = hemiparese = -plegie = -anesthesie (rek. houden met somatotopie) * Parese = vermindering van spierkracht * Paralyse = volledige verlamming van een spier Apraxie = door een beschadiging in het secundaire motorische cortexgebied. Moeite met eenvoudige en complexe handelingspatronen (bv. muziekinstrument bespelen). Spieren kunnen individueel wél gebruikt worden (geen beschadiging aan prim. motor. cortex) Afasie van Broca = motorische afasie
  • 42. = door een beschadiging in het centrum van Broca zijn er spraak- (en soms schrijf-)problemen. Men begrijpt de taal nog grotendeels -> geen probleem in het centrum van Wernicke. Het frontaal syndroom = door een beschadiging van de prefrontale cortex. Oorzaken : trauma, bloeding, tumor, infectie Symptomen : - persoonlijkheidsveranderingen (bv. geen besef van omgangsvormen) - cognitieve stoornissen (bv. concentratiestoonissen) - verminderde impulscontrole = sociaal onaangepast gedrag (ongeremd eten, roken,…) - dwangmatigheid = zinloos herhalen van het gedrag (moeilijkheden bij verandering) Stoornissen in de sensorische cortexgebieden Gezichtsstoonissen = door een beschadiging van de primaire visuele cortex. Stoornissen van de sensibiliteit in de contralaterale lichaamshelft = door een beschadiging van het contralaterale primaire somato-sensorische cortexgebied. Contralateraal -> beschadiging in de linker lichaamshelft door een beschadiging rechts : halfzijdige stoornis = hemiparese = -plegie = -anesthesie (rek. houden met somatotopie) * hymo-esthesie = vermindering van gevoeligheid * anesthesie = volledige ongevoeligheid Centrale doofheid = door een beschadiging aan beide primaire gehoorcentra (zelden). Agnosie = door een beschadiging in het secundair sensorisch cortexgebied - visuele agnosie = niet meer herkennen wat men waarneemt - auditieve agnosie = niet meer herkennen wat men hoort - tactiele agnosie = niet meer herkennen wat men voelt Afasie van Wernicke = sensorische afasie = door een beschadiging in het centrum van Wernicke zijn er problemen v begrijpen en lezen. Men spreekt de taal nog grotendeels -> geen probleem in het centrum van Broca. Specialisaties per hemisfeer Primaire gebieden -> functies zijn in beide hemisferen vertegenwoordigd! Secundaire gebieden en tertiaire gebieden hebben wel specialisatie links en rechts. Ruimtelijke cognitie = ruimtelijk waarnemen Belangrijk voor dagelijks gedrag en functioneren om onszelf te verplaatsen en voorwerpen in de omgeving te lokaliseren. Stoornissen in visueel-ruimtelijke functies kunnen sterke invaliderende gevolgen hebben…Verschillende deelfuncties : - waarneming - concentratie - geheugen van ruimtelijke informatie - handelen
  • 43. CVA = cerebrovasculair accident = de beroerte Pathologische indeling 1) intracerebrale bloedingen = hersenbloedingen (verhoogde druk -> afsterven hersenweefsel) 2) afsluiting en stenose (vaatvernauwing) (door hersentrombose,embolie, atherosclerose) -> vooral door obesitas, roken, alcoholgebruik, hoge bloeddruk,… Klinische indeling 1) TIA = voorbijgaande neurologische uitval met herstel binnen 24u 2) RIND = voorbijgaande neurologische uitval met herstel na meer dan 24u 3) Progressieve infarct = toenemende symptomen met sterfte afloop 4) Completed infarct = normale beroerte (vooral bij Westerse oudere personen) : stabilisatie v neurologische symptomen + geleidelijk en deels herstel -> blijvende invaliditeit De bloed-hersenbarrière = afsluiting van het hersenweefsel tgo de rest van het lichaam, door een afsluiting van de gespecialiseerde haarvaten (soort neuroglia) die zorgen voor de gecontroleerde uitwisseling. Functies van de gespecialiseerde haarvaten : - bescherming tegen schadelijke stoffen of binnendringende microben - zuurstof, glucose en aminozuren toevoeren - toevoer v psycho-actieve drugs : anti-depressiva en anti-psychotica, alcohol, THC (cannabis) en MDMA (XTC) 10. Het diëncephalon (!!!) Thalamus = het schakelstation tussen lager gelegen hersendelen en de cerebrale cortex. 1) Alle aanvoerende banen maken synaps in de thalamus met een neuron nr cerebrale cortex. 2) schakel tss aanvoerende banen van cerebellum en basale ganglia naar de cerebrale cortex. 3) schakel tss limbisch syteem (emoties) en cerebrale cortex Speelt een belangrijke rol bij slaap-waak regulatie = bewustzijnsniveau’s (schade -> coma)! Verwerkt prikkels alvoerens ze naar de specifieke primaire cortexgebieden gaan. Hypothalamus => belangrijk deel van het limbisch systeem! 1. Controlecentrum van het autonoom zenuwstelsel (parasympatisch en sympatisch) Beïnvloed de bloeddruk, het tempo en de kracht van de hartslag, snelheid en diepte van ademhaling, beweging van het spijsverteringskanaal, pupilgrootte,… 2. Centrum voor emotionele reacties Voelen van plezier, angst en woede, beïnvloeding van vitale instincten (sexuele drift), regulatie van de eetlust en dorstgevoel (honger vs verzadiging),… + de aanzet van fysieke expressiepatronen van emoties via het stimuleren van het autonoom motorische wegen (parasympatisch en sympatisch). Bv. droge mond, zweten,…bij angst. 3. Regulatie van slaap-waak cycli De biologische klok obv prikkels van visuele wegen ivm licht-donker. 4. Belangrijk in het endocrien stelsel (samen met de hypofyse) Epithalamus
  • 44. Bevat de pijnappelklier -> secretie van melatonine = slapend inducerend signaal. (slaap-waak) 11. Het limisch syteem (belangrijk voor het begrijpen van de biologische achtergrond van emoties!) Frontale kwab Structuren van de diëncefalon (tussenhersenen) die behoren tot het (een deel van) limbisch systeem! Thalamus Hippocampus Mediale regio’s per cerebrale hemisfeer die behoren tot het limbisch Amygdala systeem! Hypothalamus Delen v ‘geurhersenen’ Het limbisch systeem = set hersenstructuren op de hersenstam en onder de cerebrale cortex. 11.1 De functies van het limbisch systeem Het emotionele brein : emoties en motivaties = regulatie van emotioneel en motivationeel gedrag : - emoties omtrent overleven (angst, kwaadheid en verzadiging) en voortplanting - opvangen van reuk- en smaakprikkels (deze kunnen rechtstreeks emoties oproepen) Verbinding met het autonome zenuwstelsel : via de hypothalamus (deze verbinding kan psychosomatische klachten verklaren!) Het sympatisch zenuwstelsel : actief bij prestaties (heftige emoties : stress, angst,…) Het parasympatisch zenuwstelsel : actief bij relaxatie. De rol van het amygdala en de hippocampus : het geheugen - emotionele intelligentie -> denken en emoties - opslag van vroegere emotionele gebeurtenissen De amygdala = een amandelvormige kern van zenuwcellen in de temporale kwab van het cerebrum. Belangrijk bij de verwerking van emoties! 1) We leren uit emoties van anderen. Angstig gezicht zien -> wekt angst op…bedreigend! Dus : verhoogde activiteit van de amygdala = overactief gevarensignaalsysteem : mogelijks een oorzaak bij neuropsychiatrische ziektebeelden zoals depressie, autisme,… Dus : verminderde activiteit van de amygdala : weinig vermogen tot empathie. 2) Herinneringen aan emotionele gebeurtenissen worden opgeslaan. Angstconditionering = aanleren van angst via klassieke conditionering Beschadiging in 1 van de amandelkernen : geheugenverlies, apathie -> affectieve afstomping, emotioneel onstabiel en asociaal gedrag INPUT : informatie uit gebieden die zintuiglijke prikkels ontvangen
  • 45. TUSSENFASE : registreren van in-put -> modulatie : emotie -> voorbereiden van out-put OUTPUT : 1) naar de prefrontale cortex -> sturen van het gedrag 2) naar de hypothalamus -> sturen van het stressysteem De hippocampus - Opslag van informatie in het langetermijngeheugen. Beschadiging : bv. alzheimer - Overlevingsgedrag sturen De rol van de prefrontale cortex De amygdala en prerontale cortex spelen een grote rol bij neurowetenschappelijk onderzoek De prefrontale cortex : de basis van de typische menselijke eigenschappen. -> laterale prefrontale cortex : werkgeheugen en abstract denken -> mediale prefrontale schors : motivaties -> ventrale prefrontale cortex : emoties en gedrag De maturiteit van de prefrontale cortex vindt pas later in de ontwikkeling van het individu plaats : controle over gewilde hanelinge, langetermijn planning, sociaal geaccepteerd gedrag. Emotie en rationaliteit -> twee systemen die elkaar aanvullen bij het nemen van beslissingen. 12. De hersenstam Ligt tussen het ruggenmerg en de tussenhersenen, met van boven naar onder : 1. de middenhersenen 2. pons = de brug 3. medulla = het verlengde merg De hersenstam = een verbindingsweg en schakelstation tussen de hersenen en de rest van het lichaam! In de hersenstam bevinden zich : - sensorische opstijgende banen - motorische dalende banen - verbindingen met het cerebellum - enkele kernen : groepjes cellichamen van neuronen in het centraal zenuwstelsel -> bepaalde kernen doen dienst als reflexcentrum vr de craniale reflexen (pupilreflex) - aan de hersenstam ontspringen de craniale zenuwen. De reticulaire formatie (strekt zich over de hele hersenstam uit) = diffuus en moeilijk te definiëren gebied in de hersenstam waar bijna alle opstijgende en dalende banen passeren en waar deze banen de hersenstam prikkelen. = een netwerk van met elkaar verbonden neuronen die een functionele eenheid vormen 1) motorisch gedeelte van de recticulaire formatie Verbinding met motorneuronen in het ruggenmerg 2) sensorische gedeelte van de recticulaire formatie = RAS = reticulair activeringscentrum Via de thalamus projecties naar de cerebrale cortex : - stimulatie van de cortex => actief bewustzijnsniveau (slaap = inactief RAS) - filterfunctie zodat triviale gebeurtenissen de cortex niet eens bereiken! Het slaapcentrum = groep neuronen op de reticulaire formatie die zich tussen de pons en het verlengde merg bevinden en een belangrijke rol spelen bij het slapen.