2. Wat is er aan de hand?
Inspectie in 2005: “Inholland is regelmatig in het
nieuws. Studenten klagen onder meer over
slecht onderwijs en gebrekkige
studiebegeleiding, personeel klaagt onder
meer over de wijze waarop
organisatieveranderingen worden
doorgevoerd en over de stijl van
leidinggeven2. De afgelopen weken nam de
publicitaire drukte verder toe.
3. Bron: Brief van de Inspecteur-generaal van het Onderwijs, mevrouw mr. drs. C.
Kervezee, aan minister Rutte van onderwijs, 2005.
13. Was het vroeger dan zoveel beter?
Volgens de wet van Posthumus (1940) krijgt bij
het beoordelen van proefwerken en
tentamens in het onderwijs een kwart van de
leerlingen een onvoldoende, de helft een
middelmatig cijfer en een kwart een goed
cijfer, onafhankelijk van het niveau van het
geleverde werk. Met andere woorden: de
eisen passen zich aan de vastgeroeste
verdeling aan
14. Hans Fischer, 40 jaar vijven en zessen: Het veelzijdig engagement van
A.D. de Groot, in: Vakblad Beter Onderwijs Nederland, 1e
jaargang, nummer 1, november 2006 ISSN 1873-5207
“Vijven en Zessen”.
Bij het overleijden van AD de Groot, naar aanleiding van
16. Bij het overlijden van AD de Groot, naar aanleiding van
“Vijven en Zessen”.
Hans Fischer, 40 jaar vijven en zessen: Het
veelzijdig engagement van A.D. de Groot, in:
Vakblad Beter Onderwijs Nederland, 1e
jaargang, nummer 1, november 2006 ISSN
1873-5207
22. De realiteit van vandaag
• Er is veel kritiek op de kwaliteit van toetsing in het hoger onderwijs;
• Kritiek op eindniveau maar (vooral) ook op naleving procedures /
wet (zie inspectieonderzoek)
• Vanuit bv CvB worden strikte eisen gesteld (HAN: OWE-
beschrijvingen, “mappenproject”);
• Verantwoording van wat we doen is cruciaal;
• Toetsen en zeker het eindniveau zullen in accreditaties een zeer
belangrijke rol spelen;
• Het onderscheid tussen 5-en en 6-en maar ook tussen 6-en en 7-
ens moeten we uit kunnen leggen;
• Het kan altijd beter;
• Weten hoe het moet is nog niet altijd doen zoals het moet.
24. Rechtvaardigheidseisen
Van Berkel en Bax, Toetsen, toetssteen of dobbelsteen” in “Toetsen in het hoger onderwijs’.
• Validiteit
• Betrouwbaarheid
• Objectiviteit
• Transparantie
• Normering
26. Validiteit (2)
Stagaire Marloes heeft een deel van het
grootboek van haar stage-organisatie mee
naar huis genomen. ‘s Ochtens komt ze
beneden en ziet tot haar schrik dat de hond
het grootboek aan flarden heeft gescheurd.
Hieronder tref je de stukken aan die Marloes
nog kan vinden. Kun jij haar helpen om de
puzzel bij elkaar te leggen?
27. Validiteit (3)
• Meten wat je wilt meten
O.a.
• Inhoudsvaliditeit
• Begripsvaliditeit
hulpmiddelen
• toetsplan
• toetsmatrijs
28. Validiteit (toetsplan)
• Overzicht van alle toetsen in de opleiding
• Moment van afname
• Wijze van toetsing
• Toetstermen (afgeleid van de competenties of
eindtermen)
Dient ook om:
• Duidelijk te maken dat alle eindtermen aan
bod komen, op niveau.
29. Validiteit (toetsmatrijs)
• Grote verschillen in detailleringsniveau van de
doelstellingen
• Toetsen veelal niet vanuit de matrijs
geconstrueerd
33. De praktijk
• De tentamenorganisatie dicteert
• Compenseren in plaats van verlengen
• Te weinig tijd beschikbaar voor goed toetsen
(zowel constructie als afname)
• Niet iedereen is een goede toetsconstructeur
38. Transparantie (2)
• Op welke doelstellingen ligt de nadruk?
• Zijn ze allemaal even belangrijk?
• Wat is het niveau?
• Hoeveel tijd is beschikbaar?
• Hoe is de normering?
39. De praktijk
• Korte cycli, weinig tijd voor oefening
• Veel klachten van studenten
• Angst dat we met transparantie alles
weggeven