6. Kwantitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek
Kwantitatief onderzoek
Maximale objectiviteit door meetbaarheid en standaardisatie
Wiskundige verwerking 3
Geschikt voor oorzaak – gevolg, hypothese, …
Nadeel : kan alleen maar dingen meten die reeds beschreven zijn
Voordeel : onderzoeksverslagen zijn gemakkelijk te lezen en te
interpreteren.
Kwalitatief onderzoek
Intensief en lang contact met het object
Beschrijvende info 7
Ongestructureerd interview, observatie, focusgroepen, …
Nadeel : weinig controleerbaar, vraagt veel ervaring om af te nemen
Voordeel : kan wel dieper graven in onderwerp
7. Kwantitatief onderzoek
Verschillende vormen
Beschrijvend onderzoek 3
Ordenen, tabellen, grafieken procenten, …
Exploratief onderzoek
Combineren van meerdere variabelen
Geslacht versus gestalte, …
Bvb. Geslacht – bloeddruk - leeftijd 3
Verklarend onderzoek
Theoretisch model 4
Toeval !! Gebruik van hypothesen, … zie later
8. Kwantitatief onderzoek
Verschillende vormen
…
Experimenteel onderzoek
Maximale controle van de onafhankelijke variabele
Actieve deelname van de onderzoeker
Manipuleren onafh. var. … effect afh. variabelen !!!
Zie ook chemie, natuurkunde, …
Experimentele en controlegroep !! Vergelijken resultaten
Effect ??
5
9. Kwantitatief onderzoek
Een goed experiment :
Manipulatie van de onafhankelijke variabele (bij
een deel van de participanten)
= De 3 principes
ingreep, interventie, tussenkomst, behandeling, methode,
van causaliteit
treatment, …) moeten
voldaan
GEEN ingreep of interventie = “nep” of placebo zijn !!!
behandeling Zie later !!!
Controlegroep versus experimentele groep
1 of meer controles worden ingebouwd :
Er is een controlegroep
Valide en betrouwbare instrumenten
Voormeting
Toewijzing participanten op een random-manier !!!
10. Longitudinaal onderzoek
Transversaal onderzoek
Longitudinaal
Langere periode proefpersonen opvolgen en
onderzoeken (vb. PNLK)
Transversaal
1 onderzoek, op 1 ogenblik van één of meer
personen die zich in verschillende stadia van een
proces bevinden
Donornier : patiënten bestuderen op één ogenblik, maar
op verschillend moment na transplantatie.
8
11. Experimenteel onderzoek
Correlationeel onderzoek
Experimenteel : zie vroeger
Correlationeel (oorzakelijk verband <> samenhang):
Wanneer ? Als een experiment niet kan !!
Niet alle kenmerken zijn te manipuleren
9 Ethische redenen !! (vb. roken moeders – foetus)
Oorzaak – gevolg wordt moeilijk te bewijzen !!
Multi-causale oorzaken
10 Méér dan één factor beïnvloedt de afhankelijke variabele
Onderzoeker wenst alleen samenhang te kennen
10
12. Correlationeel onderzoek
Veel gebruikt in ergotherapie
Waarom ?
Gemakkelijk en snel te ontwikkelen
Realistisch beeld van de werkelijkheid
Experiment is onmogelijk, onnodig of ongewenst
Onafhankelijke variabele is niet altijd te
manipuleren (geslacht, leeftijd)
Onvoldoende tijd, geld en medewerking voor
experiment
14. Correlationeel onderzoek
Voorwaarden voor causale conclusies
Causaliteit = oorzakelijk verband
1. Samenhang : er is een verband aantoonbaar tussen de
vermoede oorzaak en het vermoede effect
2. Tijdsvolgorde : oorzaak komt voor het gevolg 12
3. Geen invloed door een derde variabele !!
(vb. doktersbezoek <- ziek zijn <-> dood gaan )
15. Correlationeel onderzoek
Prospectief en retrospectief
Retrospectief
Voorkomen van fenomeen in het heden
13 wordt gerelateerd aan fenomeen uit
verleden (vb. oorzaken colonkanker)
Prospectief
Starten nu – op later tijdstip vermoedelijke
13
effecten bestuderen (vb. risico longkanker – roken)
17. Steekproeftrekking
Universum
Alle elementen met
gemeenschappelijk kenmerk
Populatie
Steekproef
Bereikbaar voor onderzoeker
•Wanneer behoort iemand tot de populatie ?
15 •Wat betekent een bepaald begrip (“oudere”), “thuiswonende”, … ?
•…
18. Soorten steekproeven
Uitnodigende steekproef
Accepterende steekproef
Data-producerende steekproef
Wie wordt gevraagd ? Wie stemt toe ?
Universum Uitnodigende Accepterende
steekproef steekproef
Populatie
generaliseren
16
Steekproef
Wie levert correcte data ?
Data-producerende
Bevindingen steekproef
19. Voorwaarden om te generaliseren
De grootte van de steekproef
De representativiteit van de steekproef
20. Steekproefgrootte
Voldoende groot nemen (N=10 versus N=1000) 17
Nauwkeurigheid (… op 1mm nauwkeurig … (spreiding )) 17
Verscheidenheid (diversiteit) binnen de steekproef 18
Norm vastleggen … grotere steekproef
Te kleine steekproef met tot gevolg een vertekening
(bias = systematisch meetfout). Minimaal 12 à 15 elementen
minimaal vereist !
Grote steekproeven leveren snel significante
verschillen op tussen groepen
Daarom nog niet relevant …
21. Representativiteit
Def. : een representatieve steekproef is er één die qua
samenstelling gelijkt op de populatie waaruit hij getrokken wordt
en waarnaar gegeneraliseerd wordt.
Werkwijze om goede steekproef samen te stellen !!
Gelegenheidssteekproef !! Door toeval gevormd
Dikwijls wel niet-toevallige steekproeven (vragenlijsten in
ziekenhuis, eerste 100 patiënten, …)
Aselecte-samenstelling (vb. auto-ongeval versus alcohol)
Aselect = alle eenheden in de populatie
hebben evenveel kans om in de steekproef voor te komen 19
!!! Representatieve steekproef = aselect + groot genoeg !!!!
22. Steekproeftrekking
methodes
Enkelvoudige aselecte steekproef
Iedereen evenveel kans – random selection
Methoden
Grabbelton (lotto)
Randomgetallen
Systematische steekproef
Iedereen even veel kans – random selection
Keuze willekeurig getal en dan verder tellen met sprong
Gestratifieerde enkelvoudige aselecte steekproef
Sub-populaties (= strata) zoals geslacht, inkomen, …
Met zelfde verhouding
Met éénzelfde aantal elementen per stratum 22
Clustersteekproef
Groepen van mensen worden geselecteerd 22
23.
24. Steekproeftrekking
methodes om proefpersonen toe te wijzen
Randomiseren : random assignment
Wie in experimentele groep ? Wie in controlegroep ?
Zo zullen de groepen alleen door de gevolgde methode van elkaar
23 verschillen
Beide groepen moeten wel groot genoeg zijn !
Matchen
Groepen samenstellen die van elkaar verschillen voor bepaalde
23 variabelen
26. Validiteit van het onderzoek
In welke mate kan geconcludeerd worden dat de onafhankelijke variabele
gerelateerd is met de afhankelijke variabele ?
Interne validiteit
Relatie van onafhankelijke met afhankelijke variabele !!
Bedreigingen door
Rijping (maturation) 25
Selectie
History 26
Instrumentatie
Testing 27
Uitval
In welke mate kan men de resultaten uit de steekproef
Externe validiteit veralgemenen naar de populatie waaruit de proefpersonene kwamen ?
Veralgemening naar de populatie
Wijze van steekproeftrekking
28 Representativiteit is dan het gevolg
Random selectie !!
Bedreiging door
Kenmerken van de onderzoekssituatie (vb. geen medewerking
personeel)