SlideShare une entreprise Scribd logo
1  sur  89
Télécharger pour lire hors ligne
0
MARXISME EN OOST-EUROPA
1995
ONNO HANSEN
1
VOORWOORD
Dit manuscript vormt de weerslag van de collegereeks 'Marxisme en Oost Europa', door mij
gehouden tussen 20-12-1994 en 16-3-1995 aan de Universiteit van Amsterdam, Faculteit der
Wijsbegeerte, Vakgroep Praktische Wijsbegeerte.
In dit manuscript zijn opgenomen zowel de bibliografische gegevens van de behandelde
(fragmenten van) literatuur, als de op de bijeenkomsten uitgesproken teksten.
Voor de totstandkoming van deze collegereeks ben ik dank verschuldigd aan prof. dr. V. Bader
die mij zonder voorwaarden te stellen goedkeuring verleende de bijeenkomsten te houden.
Ik ben hem erkentelijk voor zijn vertrouwen.
Daarnaast wil ik Maarten Buijs en de studenten die de bijeenkomsten volgden, danken voor
hun inspanningen en aandacht.
Tot slot van dit voorwoord wil ik de wens uitspreken dat voor initiatieven als deze in de
toekomst vaker plaats zal worden ingeruimd.
Amsterdam, 17-3-1995
2
INHOUD
VOORWOORD 1
BIJEENKOMST EEN: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 3
EEN: EEN RECONSTRUCTIE 5
BIJEENKOMST TWEE: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 11
TWEE: EEN RECONSTRUCTIE VAN MARX' MANUSCRIPTEN 12
BIJEENKOMST DRIE: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 20
DRIE: EFFECTIVITEIT EN MENSELIJKE ONTPLOOIING 21
BIJEENKOMST VIER: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 27
VIER: 'EFFECTIVITEIT' BIJ PLECHANOV 28
BIJEENKOMST VIJF: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 34
VIJF: EEN RECONSTRUCTIE VAN LENIN'S KENTHEORIE 36
BIJEENKOMST ZES: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 43
ZES: TOEKOMSTBEELDEN VAN LENIN, BUCHARIN EN TROTSKI (1917-1921) 45
BIJEENKOMST ZEVEN: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 53
ZEVEN: KRITIEK VAN TROTSKI EN DJILAS 55
BIJEENKOMST ACHT: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 61
ACHT: ZEDELIJKHEID EN POLITIEK 62
BIJEENKOMST NEGEN: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 67
NEGEN: EVOLUTIE 69
BIJEENKOMST TIEN: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 75
TIEN: THEORIE EN PRAKTIJK 76
BIBLIOGRAFIE 81
3
LITERATUUR
Marx/Engels. De duitse ideologie. Deel I. Feuerbach. SUN. 1974. Pp. 21-22.
Marx/Engels. Die deutsche Ideologie. In: Marx/ Engels. Staatstheorie. Ullstein. 1979. Pp. 143-
166; 187-196; 198; 206-207; 218-220.
Marx. Zur Kritik der politischen Oekonomie. Vorwort. In: Marx/ Engels. Staatstheorie. Ullstein.
1979. Pp. 265-266.
Hansen. De grondleggers. Marx en Engels. In: Hansen. Daar. Deel I.
BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE
Over Die deutsche Ideologie (Marx/ Engels)
Die deutsche Ideologie werd in 1845-1846 door Marx en Engels geschreven. Het volgt op Die
heilige Familie (1844) waarin Marx en Engels afrekenden met de Jong-Hegelianen. Omdat dat
boek een flop werd qua verkoop, durfde geen uitgever het aan Die deutsche Ideologie uit te
brengen. Er werden van tijd tot tijd wel fragmenten en delen afgedrukt, maar het zou tot 1932
duren voordat de gehele tekst verscheen. Marx schreef er zelf laconiek over: "Wij lieten het
manuscript te gereeder aan de knagende kritiek van de muizen over, daar wij ons hoofddoel
hadden bereikt - zelfbewustwording." (Geciteerd in Mehring, 1975: 103)
De meningen over de tekst zijn verdeeld. Mehring oordeelt vernietigend (1975: 103): "Het is
een nog langdradiger hyperpolemiek, dan de Heilige Familie zelfs in haar dorste hoofdstukken
heeft aan te wijzen, daarbij zijn de oasen in die woestijn dunner gezaaid, al ontbreken ze dan
ook geenszins geheel. En overal waar zich maar dialectische scherpte vertoont, ontaardt ze al
spoedig in haarkloverijen en woordenzifterijen van af en toe beslist kleinzieligen aard."
Daartegenover staat mildere kritiek van Isaiah Berlin. Die spreekt van (1968: 103): "Dit voor
het merendeel verwarde, breedsprakige, zwaarwichtige werk ... bevat in zijn uitvoerige
voorwoord het hechtst gefundeerde, het meest tot de verbeelding sprekende en indruk-
wekkendste exposé van Marx' geschiedtheorie. ... Het is in filosofisch opzicht veel
belangwekkender dan elk ander werk van Marx en vertegenwoordigt een weliswaar
onduidelijk maar toch beslissend en origineel stadium in zijn denken, dat door zijn onmidde-
lijke opvolgers (de leiders van de Russische revolutie inbegrepen) niet is gekend of is
verwaarloosd ..." Kolakowski geeft het werk een centrale plaats in het oevre van Marx. Hij
concludeert na een bespreking van het boek (1981, I: 181): "These are the fundamental
principles of Marx's theory from which he never departed. The whole of his work, down to the
last page of Capital, was a confirmation and elaboration of these ideas."
Over Zur Kritik der politischen Oekonomie. Vorwort. (Marx)
Marx schreef het manuscript voor het boek in 1858-1859. Al in 1845 had Marx een contract
gesloten voor de uitgave van een boek over de politieke economie. Het boek zelf bestond toen
nog niet, hoewel Marx deed voorkomen of hij wel een boek had maar geen uitgever. In 1851
BIJEENKOMST EEN
4
liet Marx aan Engels weten met het schrijven te beginnen. In 1859 werd het dan eindelijk
uitgegeven.
Het boek was bedoeld als eerste deel van een reeks; de rest volgde niet. Wel schreef Marx
Grundrisse der Kritik der politischen Oekonomie maar dat bleef een onaf manuscript. In het in
1867 gepubliceerde deel een van Das Kapital schreef Marx niettemin: "Het werk waarvan ik
het eerste deel aan het publiek voorleg, vormt een voortzetting van mijn in 1859
gepubliceerde geschrift Zur Kritik der politischen Oekonomie." (Geciteerd in Raddatz, 1976:
271).
Mehring (1975: 240) noemt het boek "het groene hout" van Marx' economie-opvattingen.
Berlin schrijft erover (1968: 171): "een weinig gelezen boek ondanks het feit dat de inleiding
de duidelijkste verklaring van zijn [Marx] geschiedenistheorie bevat". Kolakowski tenslotte
merkt op (1981, I: 237): "The Preface to this work is one of Marx's most-quoted texts, as it
contains the most concise and general formulation of what was later called historical
materialism."
5
Een reconstructie
In die deutsche Ideologie en Zur Kritik wordt ingegaan op de manier waarop samenlevingen
zich in de loop van de geschiedenis hebben ontwikkeld. De specifieke mechanismen van
wasdom en verandering (revolutie) krijgen dermate veel aandacht dat zij mijns inziens niet al
te veel nadere uitwerking behoeven. In dit college wil ik met name ingaan op de verhouding
tussen de elementen 'zijn' en 'bewustzijn' die Marx en Engels ten tonele voeren.
Marx en Engels zetten zich af tegen de eerdere Duitse filosofie "welche vom Himmel auf die
Erde herabsteigt" (148). Zij verzetten zich tegen speculatie en gaan liever uit van de empirie
(146/147).
In plaats van voorstellingen over de mens, zeggen zij uit te gaan van het 'zijn' van de mens. Zij
stellen: "Nicht das Bewusstsein bestimmt das Leben, sondern das Leben bestimmt das
Bewusstsein." (148) en in Zur Kritik (265).
'Das Leben' is dus primair. Op (149) omschrijven zij 'het leven': "Zum Leben ... gehört vor Allem
Essen und Trinken, Wohnung, Kleidung und noch einiges Andere." Dat lijkt echter minder op
handelingen dan op behoeften. Zelf spreken zij binnen hun uitleg van de eerste materiële
veronderstelling van de geschiedenis over (21) "de menselijke konstitutie" als "het eerste
konstateerbare feit".
Deze (21) "menselijke konstitutie" lijkt bij Marx en Engels het centrale punt in de geschiedenis.
Vanwege deze constitutie heeft de mens een aantal zaken nodig om te leven: de mens moet
de eigen constitutie tevreden stellen. Derhalve ontstaat voor de mens de noodzaak tot
handelen, tot het zijn van een 'werkzame mens'. Van deze mens gaan Marx en Engels in hun
analyse uit: (148) "es wird von den wirklich tätigen Menschen ausgegangen".
De basis van de 'werkzame mens' lijkt op het eerste gezicht niet speciaal te voeren naar een
geschiedenis. Immers, geschiedenis houdt een ontwikkeling in, terwijl vanuit de aanname van
de "menselijke konstitutie" eerder een stilstand lijkt voort te vloeien. De mens behoeft slechts
de eigen behoeften te bevredigen en is daarmee klaar, zo lijkt het. Echter, Marx en Engels
doen een toevoeging aan de eerste vooronderstelling (149) "daß die Menschen imstande sein
müssen zu leben um >Geschichte machen< zu können": hun tweede vooronderstelling is dat
de bevredigde behoefte tot nieuwe behoeften voert, dat (150) "das befriedigte erste
Bedürfnis ... zu neue Bedürfnisse führt". Deze tweede vooronderstelling is de motor van de
ontwikkeling van de mens bij Marx en Engels. De totstandbrenging van nieuwe behoeften
noemen zij (150) "die erste geschichtliche Tat". Overigens hadden zij op (149) "die Erzeugung
der Mittel zur Befriedigung dieser Bedürfnisse", in de zin van de oorspronkelijke behoeften
ook al de "erste geschichtliche Tat" genoemd.
Hun derde verondersteling, of moment, is dat de mens ook andere mensen maakt. Op (153)
stellen Marx en Engels dat de daaruit voortkomende "Vermehrung der Bevölkerung" ten
grondslag ligt aan "die Vermehrung der Bedürfnisse". En op (150) spreken zij van het feit dat
"die vermehrte Menschenzahl neue Bedürfnisse erzeugen". Daarmee lijkt het erop dat het
voortbrengen van mensen identiek is aan een vergroting van de behoeften en dat de nieuwe
EEN
6
behoeften meer kwantitatief dan kwalitatief zijn. Niettemin maken zij deze koppeling tussen
meer mensen en meer behoeften nergens exclusief; zou de behoeftevergroting slechts
voortkomen uit de bevolkingstoename dan is het bovendien niet duidelijk warom Marx en
Engels de nieuwe behoeften uiteengerafeld hebben in twee veronderstellingen in plaats van
een.
Om de behoeften te bevredigen, moet de mens middelen vinden. De mens moet een aktie
ondernemen om de behoeften te bevredigen en een hulpmiddelen daarvoor ontwikkelen. Zij
moeten (21) "hun bestaansmiddelen gaan produceren". En, deze produktie (het vierde
moment van de oorspronkelijke historische verhoudingen, 151/152) moet telkens nieuwe
behoeften bevredigen. Er is dus een noodzaak tot een hogere en betere produktie.
De produktie nu is 'het leven'. (22) "Wat zij [mensen] zijn, valt ... samen met hun produktie:
zowel met wat zij produceren, alsook met de wijze waarop zij produceren."
De mens maakt dus het eigen leven door te handelen, zowel abstrakt (het 'bewustzijn') als
concreet (het 'zijn').
Kortom: Omdat steeds meer behoeften bevredigt moeten worden, moet de mens de eigen
handelingen veranderen, moet de produktie verbeterd en verhoogd worden. Daardoor
verandert de mens zowel het 'leven' als het 'bewustzijn'. De mens maakt door te handelen het
eigen leven elke dag opnieuw: (150) "die Menschen, die ihr eignes Leben täglich neu machen".
De handelingen van de mens zijn echter niet 'vrij' hun eigen leven direkt in te richten. Het
produceren betekent voor Marx en Engels de noodzaak contact te maken met de
buitenwereld, een verhouding aan te gaan met de buitenwereld (219).
Dat gebeurt met twee typen buitenwereld. De eerste is de stoffelijke buitenwereld, de natuur.
Op (21) spreken zij van "de lichamelijke konstitutie van ... individuen en hun verhouding tot
de overige natuur, die daaruit voortvloeit." De tweede is de menselijke omgeving, de anderen:
(152) "dem Bedürfnis, der Notdurft des Verkehrs mit andern Menschen". In Zur Kritik heet het
dat mensen (265) "bestimmte, notwendige, von ihrem Willen unabhängige Verhältnisse ...,
Produktionsverhältnisse ..." aangaan. Ofwel: de mens is niet (219) "einzig".
De mens verandert door verhoudingen aan te gaan zowel de buitenwereld als zichzelf.
De verandering van de natuur door de mens wordt gesuggereerd in zinsneden als (153) "weil
die Natur noch kaum geschichtlich modifiziert ist" en (21) "deze natuurlijke grondslagen en ...
de wijzigingen die het menselijk handelen daar ... in aanbrengt".
Mensen veranderen anderen, maken zelfs anderen (het derde moment van de sociale
aktiviteit, 150). Hoe zij die anderen veranderen wordt uitvoerig uitgelegd, is zelfs een van de
kernvragen van de tekst.
Op (219) vatten Marx en Engels het proces van menselijke verandering door anderen samen:
individuen moeten zich vanwege hun behoeften op elkaar richten, verhoudingen met elkaar
aangaan. Die verhoudingen ("Verkehr", "Produktionsverhältnisse") worden bepaald door het
niveau van behoeften van mensen (dit wordt weggelaten in Zur Kritik) en van instrumenten
7
om die behoeften te bevredigen ("Produktivkräfte"). Die verhouding bepaalt op haar beurt de
produktie en de behoeften van de mensen. Dit geschiedkundige proces (219) "nimmt auf
verschiednen Entwicklungsstufen verschiedene, immer schärfere und universellere Formen
an." (219) "Kurz, es zeigt sich, daß eine Entwicklung stattfindet und die Geschichte eines
Individuums keineswegs von der Geschichte der vorbeigegangenen und gleichzeitigen
Individuen loszureissen ist, sondern von ihr bestimmt wird."
De mensen maken dus het eigen leven via hun relatie met de buitenwereld. De relaties die zij
noodgedwongen aangaan, leggen hen specifieke patronen op. Mensen veranderen de
buitenwereld, maar worden door de buitenwereld op hun beurt even goed veranderd. Zij
veranderen zichzelf derhalve niet direkt, maar indirekt, via hun contact met de buitenwereld.
Het aangaan van verhoudingen in de buitenwereld en het veranderen van die buitenwereld
gebeurt niet volledig bewust. Niettemin betekent het hebben van deze verhoudingen dat de
mensen een bewustzijn hebben (152). Waar dieren slechts in contact treden met de
buitenwereld zonder verhoudingen aan te gaan (152), omdat zij geen bewustzijn maar een
instinkt hebben (153), kennen mensen een bewustzijn.
Het bewustzijn van mensen is een bewust zijn: (147) "Das Bewusstsein kann nie etwas Anderes
sein als das bewusste Sein, und das Sein der Menschen ist ihr wirklicher Lebensprozess."
Zelf interpreteer ik het verschil tussen mens en dier, tussen instinkt en bewustzijn bij Marx en
Engels als volgt: zowel de mens als het dier kennen behoeften en verrichten daden om die
behoeften te bevredigen. Echter, de keten die leidt van de behoefte tot de daad verschilt bij
mens en dier. Waar het dier via een automatisme komt van de behoefte tot de behoeftebe-
vrediging, is de mens zich van de noodzaak tot handelen bewust en kan nadenken over de
manier waarop de behoeftebevrediging plaats dient te vinden. De keten van stappen is bij de
mens dus langer. Het bewustzijn van de mens maakt dat deze keten ook almaar langer kan
worden.
Het bewustzijn is niet gegeven aan mensen. Het bewustzijn ontstaat (152) "erst aus dem
Bedürfnis, der Notdurft des Verkehrs mit andern Menschen". Pas als de mens de noodzaak
ervaart van de omgang met anderen, krijgt hij of zij bewustzijn. Het bewustzijn is dus per
definitie sociaal: het bestaat slechts door de relatie met anderen. (152) "Das Bewusstsein ist
also von vornherein schon ein geselschaftliches Produkt und bleibt es, solange überhaupt
Menschen existieren."
Het bewustzijn begint als (152) "ein rein tierisch Bewusstsein" als (153) "blosses
Herdenbewusstsein", bijna als een schaap. (152) "Das Bewusstsein ist natürlich zuerst bloss
Bewusstsein über die nächste Umgebung und Bewusstsein des bornierten Zusammenhanges
mit andern Personen und Dingen ausser dem sich bewusst werdenden Individuum; es ist zu
gleicher Zeit Bewusstsein der Natur, die den Menschen anfangs als eine Durchaus fremde,
allmächtige und ungreifbare Macht gegenübertritt, zu der sich die Menschen rein tierisch
verhalten, von der sie sich imponieren lassen wie das Vieh ..."
8
Vanaf de periode van het kuddebewustzijn ontwikkelt het bewustzijn zich onder invloed van
het zijn: (bv. 148) "die ihre materielle Produktion und ihren materiellen Verkehr entwickelden
Menschen ändern mit dieser ihrer Wirklichkeit auch ihr Denken und die Produkte ihres
Denkens".
Met de afsplitsing van geestelijke taken van lichamelijke in de maatschappij behoeft het
bewustzijn niet langer een bewust zijn, (153) "das Bewußtsein der bestehende Praxis", te zijn,
maar is het in staat tot eigen aktiviteiten.
Het 'zijn' bepaalt dus een groot aantal aspekten van het bewustzijn: de inhoud ervan, het
ontstaan ervan, de mate ervan en de reikwijdte ervan.
In de deutsche Ideologie werken Marx en Engels op grond van deze basis het verloop van de
geschiedenis uit: het verloop van het 'leven' en het 'bewustzijn'. Het voert te ver hier de gehele
theorie te reproduceren. Ik zal deze slechts schetsmatig duiden.
Met betrekking tot het 'zijn' zijn een aantal kernbegrippen van belang: 'produktie',
'arbeidsdeling' en 'eigendom'.
'Produktie': (149) "die Erzeugung der Mittel der Befriedigung [der] Bedürfnisse". Die moet
(149) "täglich und stündlich erfüllt werden". De organisatie van de produktie vindt plaats in
de arbeidsdeling. De produktie wordt in de loop van de geschiedenis steeds meer opgevoerd,
waardoor de behoeften steeds beter bevredigd worden. Er komen steeds betere methoden
om te produceren.
'Arbeidsdeling', (164) "eine der Hauptmächte der bisherigen Geschichte". De arbeidsdeling
ontstaat omdat mensen in een groep de taken verdelen. In de familie gebeurt dit reeds op het
niveau van de geslachtsdaad, in de samenleving gebeurt dit aanvankelijk als (144) "eine
weitere Ausdehnung der in der Familie gegebenen naturwüchsigen Teilung der Arbeit". De
arbeidsdeling is natuurlijk, niet vrijwillig. Daarom staat zij tegenover mensen als een vreemde
macht. Zij verandert persoonlijke verhoudingen in zakelijke (192).
De aanvankelijk geringe arbeidsdeling wordt steeds groter. En: (153) "Die Teilung der Arbeit
wird erst wirklich Teilung von dem Augenblicke an, wo eine Teilung der materiellen und
geistigen Arbeit eintritt." Met arbeidsdeling komt ook de arbeidsverdeling: een ongelijke
verdeling arbeid en produkten (154).
Onder het communisme bestaat niet langer een arbeidsdeling: ieder is vrij de eigen
bezigheden te kiezen (155). (192/193) "Die Verwandlung der persönlichen Mächte
(Verhältnisse) durch die Teilung der Arbeit kann ... dadurch wieder aufgeheben werden ...,
daß die Individuen diese sachlichen Mächte wieder unter sich subsumieren und die Teilung
der Arbeit aufheben. Dies ist ohne die Gemeinschaft nicht möglich. Erst in der Gemeinschaft
[mit Andern hat jedes] Individuum die Mittel, seine Anlagen nach allen Seiten hin auszubilden;
erst in die Gemeinschaft wird also die persönliche Freiheit möglich." In plaats van door toeval
verbonden maatschappelijke individuen komen verenigde individuen de vereniging van
9
mensen in handen. De eigen handeling staat dan niet langer tegenover de mens als "einer
fremden, gegenüberstehenden Macht ... die ihn unterjocht" (155); de mens beheerst nu de
eigen daad.
De produktie kan met de arbeidsdeling in conflict raken (187). In Zur Kritik zegt Marx dat
(265/266) "die materiellen Produktivkräfte der Gesellschaft in Widerspruch mit den
vorhandenen Produktionsverhältnisse ..., mit dem Eigentumsverhältnisse" raken; in die
deutsche Ideologie heet het nog dat (154) "diese drei Momente, die Produktionskraft, der ge-
sellschaftliche Zustand und das Bewußtsein" met elkaar in tegenspraak kunnen en moeten
raken. (266) "Aus Entwicklungsformen der Produktivkräfte schlagen diese Verhältnisse in
Fesseln derselben um. Es tritt dann eine Epoche sozialer Revolution ein. Mit der Veränderung
der ökonomischen Grundlage wälzt sich der ganze ungeheure Ueberbau langsamer oder
rascher um." (Zie ook 187/188, 192)
De arbeidsdeling leidt tot klassen met eigen belangen. Deze klassen bestrijden elkaar. De
leidende klasse stelt het eigen belang voor als algemeen belang. Tegenover de heersende
klasse komt bij het conflict tussen produktie en arbeidsdeling een revolutionaire klasse op die
op haar beurt (165) "ihr Interesse als das gemeinschftliche Interesse aller Mitglieder der
Gesellschaft" benoemt. Als vertegenwoordiger van de rest van de maatschappij staat zij
tegenover de zittende leidende klasse. Telkens heeft een nieuwe heersende klasse een
bredere aanhang dan de vorige (165). Maar ook de nieuwe klasse verwordt tot obstakel en
wordt vervangen (187). Pas bij het proletariaat houdt dat op (257).
De stadia van arbeidsdeling worden uitgedrukt in de vormen van 'eigendom' (144). (154)
"Uebrigens sind Teilung der Arbeit und Privateigenum identische Ausdrücke - in dem Einen
wird in Beziehung auf die Tätigkeit dasselbe ausgesagt, was in dem Andern in bezug auf das
Produkt der Tätigkeit ausgesagt wird." Er zijn vijf niveaus: stameigendom (144); antieke
communale en staatseigendom (144-145); feodale of standseigendom (145-146); kapitalisme;
communisme.
Volgens Zur Kritik (265) vormt de economische structuur de "reale Basis" van de maatschappij
waarop zich "ein juridischer und politischer Ueberbau" verheft, met de daabij behorende
"Bewußtseinsformen".
Met betrekking tot het 'bewustzijn' zijn de volgende begrippen van belang: 'vervreemding',
'theorie'.
De omgeving staat de mens als vreemde tegenover. Zowel de natuur als de maaatschappij:
(161) "[Die] Summe von Produktionskräften, Kapitalien und sozialen Verkehrsformen" vindt
elk individu en nieuwe generaties als gegeven. Deze kunnen gemodificeerd worden (of in
revoluties veranderd), maar niet genegeerd.
In de loop van de geschiedenis blijft deze 'vervreemding' bestaan, met als hoogtepunt de
vervreemding van arbeiders onder het kapitalisme (zelfs hun arbeid is hen vreemd, 196, door
de anonieme 'wereldmarkt', 159). De vervreemding kan onder twee voorwaarden worden
10
opgeheven (156/157): 1. de massa der mensheid moet tot bezitloosheid zijn gebracht en in
tegenstelling staan tot 2. bestaande rijkdom en cultuur.
Onder het communisme bestaat geen vervreemding meer. (159) De machten die de mens
beheersten "... wird durch diese kommunistische Revolution verwandelt in die Kontrolle und
bewusste Beherrschung dieser Mächte..." De mens wordt zo van doorsnee-individu (193), van
willekeurig groepslid, tot individu.
'Theorie': Als de arbeidsdeling tussen materieel en geestelijk werk zich voltrekt, dan (153) "...
kann sich das Bewustsein wirklich einbilden, etwas Andres als das Bewußtsein der
bestehenden Praxis zu sein, wirklich etwas vorzustellen ohne etwas Wirkliches vorzustellen
..." Het bewustzijn kan dan pure theorie worden.
De heersende ideeën binnen de gemeenschap zijn die van de materiële heersers (163). "Die
herrschende Ideen sind weiter Nichts als der ideelle Ausdruck der herrschenden materiellen
Verhältnisse ..." Deze theorie wordt voorgesteld als (165) "allgemein gültigen". Deze theorie
kan in tegenspraak komen met de praxis: wanneer de produktie en de arbeidsverdeling
botsen. Dan wordt de theorie steeds huichelachtiger (207).
Een tegengesteld revolutionair idee kan deze alleen vervangen als deze aansluit op de
materiële omstandigheden (161).
Tenslotte: de geschetste lijnen zijn voor Marx en Engels geen vervanging van de werkelijkheid,
geen schema's met absolute zeggingskracht. Ondanks hun soms stellige woordkeus beperken
Marx en Engels zich volgens eigen zeggen tot de positieve wetenschap omdat zij uitgaan van
(148) "die Darstellung der praktischen Betätigung, des praktischen Entwicklungsprozesses der
Menschen".
De geschetste lijnen zijn (149) "höchstens eine Zusammenfassung der allgemeinsten Resultate
... die sich aus der Betrachtung der historischen Entwicklung der Menschen abstrahieren
lassen." (149) "Diese Abstraktionen heben für sich, getrennt von der wirklichen Geschichte,
durchaus keinen Wert. Die können nur dazu dienen, die Ordnung des geschichtlichen
Materials zu erleichtern, die Reihenfolge seiner einzelnen Schichten anzudeuten. Die gebe
aber keineswegs, wie die Philosophie, ein Rezept oder Schema, wonach die geschichtlichen
Epochen zurechtgestutzt werden können."
De lijnen van Marx en Engels worden, paradoxaal genoeg, door de meeste van hun volgelingen
als hun belangrijkste prestatie gezien, niet hun concrete historische onderzoek. De schema's
werden verabsoluteerd tegen de raadgevingen van Marx en Engels in. Nog in 1877 nam Marx
afstand van een interpretatie van zijn werk als "eine geschichtsphilosophische Theorie des
allgemeinen Entwicklungsganges ... der allen Völkern schicksalmäßig vorgeschrieben ist, was
immer die geschichtlichen Umstände sein mögen, in denen sie sich befinden, um schließlich
zu jener ökonomischen Formation zu gelangen, die mit dem größten Aufschwung der
Produktivkräfte der gesellschaftlichen Arbeit die allseitigen Entwicklung des Menschen
11
sichert." [Brief an die Redaktion der >>Otetschestwennyje Sapiski<<, november 1877. In:
Marx/Engels, 1984: 52*
.]
Niet alleen de volgelingen maakten zich schuldig aan het toekennen van een absolute waarde
aan de lijnen. Ook Engels zou dat doen in zijn latere werk. Zo zei hij bijvoorbeeld in de grafrede
die hij hield bij de begrafenis van Marx in 1883: "Net als Darwin de wet van ontwikkeling van
organische natuur ontdekte, zo ontdekte Marx de wet van ontwikkeling van menselijke
geschiedeni
s ..." [In Marx-Engels reader, 1978: 681*]
* Niet opgenomen in de literatuur; ook in de tekst van de volgende bijeenkomsten geeft '*'
aan dat een verwijzing naar buiten de literatuur plaatsvindt.
12
LITERATUUR
Marx. Oekonomisch-philosophische Manuskripte. In: Marx/ Engels. Politische Oekonomie.
Studienausgabe. Band II. Fischer Bücherei. 1966. Pp. 76-87; 97-114; 115-116; 117-118; 119;
120.
Kolakowski. Karl Marx and the classical definition of truth. In: Kolakowski. Toward a Marxist
humanism. Essays on the left today. Grove Press. 1968. Pp. 42-66.
BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE
Over Oekonomisch-philosophische Manuskripte (Marx)
Marx schreef in de zomer van 1844 vier manuscripten die onderdeel uitmaakten van een
kladversie van een boek. Het boek dat op grond van deze teksten had moeten ontstaan,
verscheen nimmer, hoewel McLellan en Kolakowski menen dat dat boek uiteindelijk Das
Kapital zou worden. De manuscripten bleven liggen als schetsen en uitreksels. In 1927
verscheen in Moskou een incomplete uitgave in het Russisch onder de titel Voorbereidende
Werken tot de 'Heilige Familie'; de eerste Duitse complete uitgave volgde in 1932 in de Histo-
risch-kritische Gesamtausgabe van het werk van Marx en Engels.
De teksten werden pas geruime tijd na hun ontstaan gewaardeerd. Mehring (1975) en
Nicolajevskij (1976) noemen ze niet in hun Marx-biografiën; Berlin (1968) meldt slechts hun
bestaan. In 1954 publiceerde Herbert Marcuse een van de eerste kritieken erop. Hij zou later
een deel van zijn werk op de inhoud van de manuscripten baseren.
Kolakowski (1981, I: 132) zegt over het werk: "Although merely an outline, it has come to be
regarded as one of the most important sources for the evolution of Marx's thought. In it he
attempted to expound socialism as a general world-view and not merely a programme of
social reform, and to relate economic categories to a philosophical interpretation of man's
position in nature, which is also taken as the starting-point for the investigation of
metaphysical and epistemological problems."
Over Karl Marx and the classical definition of truth (Kolakowski)
De tekst is en uitgebreide versie van een paper van Kolakowski die hij in december 1958
voorlas aan de universiteit van Tübingen. De publicatie van de lezing in Studia filosoficzne
kostte Kolakowski het hoofdredacteurschap van het blad. Hij werd aansluitend scherp
bekritiseerd door de heersende Poolse partij-ideoloog Adam Schaff.
BIJEENKOMST TWEE
13
Een reconstructie van Marx' manuscripten
Het uitgangspunt van Marx in de tekst is de zintuiglijkheid. Deze zintuiglijkheid dient volgens
Marx de basis te vormen van wetenschap: "Die Sinnlichkeit ... muß die Basis aller Wissenschaft
sein." (106)
De zintuiglijkheid kent twee aspekten: de zintuiglijke behoefte en het zintuiglijk bewustzijn
(106).
Het eerste aspekt van de zintuiglijkheid, de zintuiglijke behoefte, leidt tot "Lebenstätigkeit"
(81), aktiviteit om de behoefte te vervullen. Deze "Lebenstätigkeit" onderscheidt mens van
dier: "In der Art der Lebenstätigkeit liegt der ganze Charakter einer species, ihr
Gattungscharakter" (81).
Marx onderscheidt twee soorten "Lebenstätigkeit":
De eerst soort komt voort uit behoeften die Marx "das Tierische" (79) noemt: "Essen, Trinken
und Zeugen etc" (79). Het dier valt daarmee samen: "Das Tier ist unmittelbar eins mit seiner
Lebenstätigkeit." (81).
De tweede soort komt voort uit behoeften die het dier niet kent; zij behoren tot "das
Gattungsleben" specifiek van de mens. Marx noemt ze dan ook "das Menschliche" (79). Deze
behoeften worden vervuld door middel van het scheppen, met het creëren, "in der
Bearbeitung der gegenständichen Welt" (82).
De mens voert de vervulling van beide behoeften bewust door. "Der Mensch macht seine
Lebenstätigkeit selbst zum Gegenstand seines Wollens und seines Bewußtseins." (81) In
tegenstelling tot het dier, valt de mens daardoor niet samen met de behoeftevervulling.
Dat betekent dat de mens "frei seinem Produkt gegenübertritt" (81), in tegenstelling tot het
dier dat slechts produceert "unter der Herrschaft des unmittelbaren physischen Bedürfnisses"
(81), en dat de mens pas werkelijk vrij produceeert als hij of zij dat los van de behoeften doet.
En het betekent dat, terwijl het dier slechts naar de eigen maat en de eigen behoeften produ-
ceert, voor de mens geldt dat "der Mensch nach dem Maß jeder species zu produzieren weiß
und überall das inhärente Maß dem Gegenstand anzulegen weiß". (81/82) De mens kan "auch
nach den Gesetzen der Schönheit" (82) produceren. Ofwel: "sein eignes Leben ist ihm
Gegenstand". (81)
Kortom: de mens onderscheidt zich als soort door de mogelijkheid uit "freie Tätigkeit" (81),
zonder noodzaak, te produceren en niet alleen eenzijdig, maar "universell" (81) te kunnen
produceren. Door deze specifiek menselijke vorm van produceren, is de mens in staat "die
ganze Natur" (81) te reproduceren en het eigen leven bewust vorm te geven.
Het produceren staat centraal in het vormgeven van het leven van de mens. De wereldge-
schiedenis is "nichts anders ... als die Erzeugung des Menschen durch die menschliche Arbeit"
(108). Het bepaalt de verhoudingen van de mens tot de natuur, het eigen produkt, het
scheppen, zichzelf en tot de soort. Al deze verhoudingen gaat Marx in het eerste manuscript
na.
TWEE
14
In het derde manuscript komt Marx echter met een aanvulling of een verduidelijking op het
beeld uit het eerste manuscript. Hij komt erin terug op de zintuigen.
Middels deze zintuigen duidt hij het tweede aspect van de zintuigijkheid naast de zintuiglijke
behoefte aan: het zintuiglijk bewustzijn. Hij vat de relatie samen met de zin: "... der Sinn eines
Gegenstandes [geht] für mich ... grade so weit ... als mein Sinn geht..." (104): de zingeving van
de wereld hangt af van de mate waarin de zintuigen zich ontwikkeld hebben.
Op het meest elementaire niveau, geeft de mens slechts zeer beperkt en direkt zin; de
verfijning tot een menselijke zin komt later: de beleving van het ruwe, bijna dierlijke zintuig is
anders dan dat van het gecultiveerde menselijke zintuig.
Derhalve stelt Marx: "Die Sinne sind ... unmittelbar in ihre Praxis theoretiker geworden." (103)
Dat geldt niet alleen voor de vijf direkte zintuigen maar ook voor de geestelijke, praktische
zintuigen als wil en liefde (104).
De zintuigen van de individuele mens staan niet op zich: "... seine eigne Sinnlichkeit ist erst
durch den andren Menschen als menschliche Sinnlichkeit für ihn selbst". (107) Hoewel deze
uitspraak specifiek betrekking heeft op het stadium van het socialisme geldt zij ook in het
algemeen volgens het principe dat de mens de maatschappij en de maatschapij de mens als
mens produceert. (101) En: "überhaupt jedes Verhältnis, in dem der Mensch zu sich selbst
steht, ist erst verwirklicht, drückt sich aus in dem Verhältnis, in welchem der Mensch zu en
andren Menschen steht." (82) De zintuigen van de individuele mens zijn dus onlosmakelijk
verbonden met de maatschappij en dus met de maatschappelijke arbeid.
Tot hoever de zintuigen gaan, en daarmee tot hoever de zingeving, is verbonden met de
maatschappelijke ontwikkeling. Marx zegt dan ook dat de zintuigen zich in de loop van de
geschiedenis ontwikkelen: "Die Bildung der fünf Sinne ist eine Arbeit der ganzen bisherigen
Weltgeschichte." (104)
Hoe de ontwikkeling van de zintuigen en die va de maatschappij zich precies verhouden bij
Marx is niet volledig duidelijk. Aan de ene kant lijkt het erop dat het stadium waarin de
maatschappij zich bevindt de stand van de zintuigen bepaalt: bijvoorbeeld (105): "so
produziert die gewordne Gesellschaft". Aan de andere kan merkt Marx op: "wie die
Gesellschaft selbst den Menschen als Menschen produziert, so ist sie durch ihn produziert"
(101).
Datgene waarop de zintuigen betrekking hebben, noemt Marx "Gegenstände" (bv. 104,
"Gegenstand des Auges"). De werkelijkheid omschrijft Marx als de "gegenständliche Wirklich-
keit".
Onder de maatschappelijke verhoudingen van het kapitalisme waarover het eerste
manuscript handelt, bevinden de zintuigen zich in een onvolkomen stadium. Zij moeten
"Gegenstände" 'hebben', 'bezitten' om ervan te kunnen genieten. "Das Privateigentum hat
uns so dumm und einseitig gemacht, daß ein Gegenstand erst der unsrige ist, wenn wir ihn
haben ... oder von uns unmittelbar besessen, gegessen, getrunken, an unsrem Leib getrage,
von uns bewohnt etc, kurz gebraucht wird." (103) De zintuigen genieten derhalve wel als men
een "Gegenstand" heeft en niet als men een "Gegensand" niet heeft.
15
Echter, het kapitalisme is niet uit op zoveel mogelijk genietingen. Op (109/110) spreekt Marx
van: "Das Bedürfnis des Geldes ist ... das wahre, von der Nationalökonomie produzierte
Bedürfnis und das einzige Bedürfnis, das sie produziert."
De zin die de zintuigen geven, lijkt derhalve de zin van het geld. "Du mußt alles, was dein ist,
feil d.h. nützlich machen." (113)
Het gevolg van deze toestand is een staat van hebzucht (112) waarin de mens zich bevindt. De
mens probeert bij de ander nieuwe behoeften te scheppen om de ander in een staat van
afhankelijkheid te brengen (109) en er zelf geld aan te verdienen: "jedes Produkt is ein Köder"
(110), "ich prelle dich, indem ich dir einen Genuß verschaffe" (110). Behoeften worden zo tot
zwakheden (110).
Om tot meer geld te komen genieten mensen niet, maar besparen ze juist. "Und nicht nur
deine unmittelbaren Sinne, wie Essen etc., mußt du abspahren; auch Teilnahme mit allgemei-
nen Interessen, Mitleiden, Vertrauen etc., das alles mußt du dir ersparen, wenn du ökono-
misch sein willst, wenn du nicht an Illusionen zu Grunde gehn willst." (113) Ascese is het ideaal
(112); behoeftebevredigingen zijn al snel luxe. Zelfs het bestaan zelf verwordt in sommige
gevallen tot luxe (114).
Maar: "Mit der Verwertung der Sachenwelt, nimmt die Entwertung der Menschenwelt in
direktem Verhältnis zu." De "Gegenstände" worden tot handelswaar. Zelfs mensen in de vorm
van arbeiders worden "eine Ware" (76).
Het proces waarin alle "Gegenstände" handelswaar wordt onder het kapitalisme vindt zijn
oorsprong in de produktie. De produkten behoren niet toe aan degene die de arbeid verricht.
De vruchten van de arbeid gaan naar anderen, naar rijken (78), terwijl de arbeider een ander
iets, geld, loon, krijgt.
De produkten van de arbeider zijn de arbeider derhalve vreemd. De arbeider verhoudt zich
"zum Produkt seiner Arbeit als einem fremden Gegenstand" (77). Het produkt is "als ein
fremdes Wesen, als eine von dem Produzent unabhängige Macht". (76) Hoe meer van
dergelijke produkten de arbeider maakt, des te machtiger wordt datgene wat hem of haar
vreemd is; des te meer versterkt hij of zij de vreemde buitenwereld. Des te minder behoort
hem of haar toe.
Dit verlies van het produkt, noemt Marx "Entfremdung" (77).
Marx stelt deze toename van de buitenwereld gelijk aan een afname van de binnenwereld:
"Was das Produkt weiner Arbeit ist, ist er nicht. Je größer also dies Produkt, je weniger ist er
selbst." (77)
De vervreemding uit zich niet alleen in het produkt van de arbeid, maar ook in de arbeid zelf.
Ook van de daad van het produceren is de abeider vervreemd.
16
De vervreemding van de arbeider tegenover de arbeid blijkt daaruit dat de arbeider "sich in
seiner Arbeit nicht bejaht, sondern verneint" (79), dat de arbeid niet vrijwillig maar
"Zwangsarbeit" (79) is.
De vervreemding en het gevolg daarvan, de vreemde buitenwereld, laat zich begrijpen door
de zintuiglijke behoefte van de soort, het produceren, welke de mens scheidt van het dier.
Terwijl de mens de mogelijkheid heeft vrij van noodzaak te produceren, en daardoor
universeel te produceren, waardoor de gehele natuur en het menselijk bestaan door de mens
zelf bewust vormgegeven wordt, is dit niet mogelijk onder het kapitalisme. De arbeider
bevredigt de soortbehoefte niet als mens: "Es kommt ... zu Resultat, daß der Mensch (der
Arbeiter) nur mehr in seinen tierische Funktionen ... sich als freitätig fühlt, und in seinen
menschlichen nur noch als Tier." (79) De behoeften van de arbeider zijn überhaupt onder het
kapitalisme gereduceerd tot "viehische Verwilderung, vollständige, rohe, abstrakte
Einfachkeit der Bedürfnisse" (110) die zelfs onder het niveau van dierlijke behoeften liggen.
(111)
De arbeider is daardoor vervreemd van de soort van de mens. De behoeften die hem of haar
tot mens maken zijn geen doel meer, maar worden gebruikt als middel tot instandhouding
van het eigen leven. De vervreemde arbeid maakt voor de arbeider "das Gattungsleben zum
Mittel des individuelen Lebens". (81) Daardoor ontstaat er "die Entfremdung des Menschen
von dem Menschen." (82)
De zintuiglijke behoefte van de soort tot produceren slaat derhalve onder het kapitalisme om
in een nadeel: in plaats van dat de arbeider alles bewust vorm geeft, wordt alles van de
arbeider vervreemd (82) en wordt de arbeider geknecht.
De arbeider staat niet los. De mens tegenover wie hij of zij vervreemd is, is zowel de arbeider
als de niet-arbeider. De arbeider verhoudt zich tot de niet-arbeider als knecht tegenover
meester: de niet-arbeider plukt de vruchten van diens arbeid en geeft hem of haar vreemde
"Gegenstände" in ruil van de arbeid. De verhouding die de arbeider met de buitenwereld
heeft, bepaalt middels het privé-eigendom ook de niet-arbeider. Het privé-eigendom is "der
materielle, resümierte Ausdruck der entäußerten Arbeit" (86).
Marx kondigt aan de verhouding tussen arbeider en niet-arbeider nader te bekijken (87), maar
doet dat helaas niet. Waarschijnlijk is dat deel van het manuscript verloren gegaan.
Duidelijk is dat terwijl voor de heersers de produktie "Wunderwerke" (78) oplevert en hun
behoeften vermeerdert (111), maakt het arbeiders tot weinig behoevende, van hun mens-zijn
vervreemde mensen.
Echter, niet alleen de arbeider is vervreemd, ook de rijke is vervreemd, door het privé-bezit
van geld.
Ook in het geval van de rijke geldt dat een toename van de buitenwereld een afname van de
binnenwereld betekent, waarin het geld de rol speelt van vijandige en onderwerpende
buitenwereld. (109). Ofwel: "Je weniger du bist, je weniger du dein Leben äußerst, um so mehr
hast du, um so größer ist dein entäußertes Leben, um so mehr speicherst du auf von deinem
entfremdeten Wesen." (112)
17
Allen zijn derhalve vervreemd onder het kapitalisme en niet in staat het eigen leven of de
natuur vorm te geven.
Niettemin is de arbeider het meest vervreemd van de burgers in de samenleving. Bovendien
treedt bij de arbeider alles op als "Tätigkeit der Entäußerung, der Entfremdung", terwijl er bij
de niet-arbeider slechts sprake is van een "Zustand der Entäußerung, der Entfremdung". (87)
De crux van de toestand ligt dus bij de arbeider.
Om de vervreemding op te heffen is derhalve "der Arbeiteremanzipation" nodig, "nicht als
wenn es sich nur um ihre Emanzipation handelte, sondern weil in ihrer Emanzipation die
allgemein menschliche erhalten ist" (85).
Het gaat om een positieve opheffing van het privé-bezit (99), dat "nur der sinnliche Ausdruck
davon ist, daß der Mensch zugleich gegenständlich für sich wird und zugleich vielmehr sich als
ein fremder und unmenschlicher Gegenstand wird" (102). En: "Dies materielle, unmittelbar
sinnliche Privateigentum ist der materielle sinnliche Ausdruck des entfremdeten
menschlichen Lebens." (100)
Het opheffen van privé-eigendom staat daarom gelijk an "die positive Aufhebung aller
Entfremdung" (100).
Andere manieren om de vervreemding tegen te gaan, wijst Marx van de hand (84; 97-99).
Want: "das Privateigentum weiß das rohe Bedürfnis nicht zum menschlichen Bedürfnis zu
machen ..." (110) Zolang het privé-eigendom bestaat, geldt dat behoeftenbevrediging door
geld vervangen kan en zal worden. (112)
Na de emancipatie van de arbeider begint het socialisme. Onder de maatschappelijke
verhoudingen van het socialisme bestaan geëmancipeerde, menselijke zintuigen die
beantwoorden aan de gehele rijkdom van het wezen van de mens (105).
Het individu is dan door de afwezigheid van het privé-bezit op geen enkele wijze vervreemd
van de natuur, het produkt, het scheppen, zichzelf of de soort.
De mens bevredigt de zintuiglijke soortbehoefte en geeft derhalve bewust vorm aan het eigen
leven en de gehele natuur: de mens 'verdubbelt' daardoor zichzelf; hij of zij ziet zichzelf terug
in de wereld (82).
De "Gegenstände" zijn dan niet langer vreemd, zoals onder het kapitalisme, maar eigen. De
"Gegenstände" zijn onder het socialisme complementair aan de mens, sluiten aan bij de mens,
bevestigen de mens: "alle Gegenstände [werden ihm] als die Vergegenständlichung seiner
selbst, als seine Individualität bestätigende und verwirklichende Gegenstände, als seine Ge-
genstände", d.h. Gegenstand wird er selbst" (104). Deze bevestiging voltrekt zich via de zintui-
gen: "mit allen Sinnen ... wird der Mensch in der gegenständlichen Welt bejaht" (104).
In plaats van dat de mensen de "Gegenstände" op hun nuttigheid, op hun waarde als
koopwaar beoordelen, worden de "Gegenstände" van de mens. "Wie sie ihm als seine werden,
das hängt von der Natur des Gegenstandes ...; denn eben die Bestimmtheit dieses
Verhältnisses bildet die besondre, wirkliche Weise der Bejahung." (104)
18
De scheiding tussen mens en buitenwereld, tussen mens en de natuur, het produkt, het
scheppen, zichzelf of de soort valt onder het socialisme derhalve weg zonder dat de
elementen hun eigen aard verliezen. Juist hun bepaaldheid uit zich ten volle en bevestigt.
Met betrekking tot de soort betekent dat dat de individuele mens "das gesellschaftliche
Wesen" "ist" (101): "Das individuelle und das Gattungsleben des Menschen sind nicht
verschieden, so sehr auch ... die Daseinsweise des individuelle Lebens eine mehr besondre
oder mehr allgemeine Weise des Gattungsleben ist, oder je mehr das Gattungsleben ein mehr
besondres oder allgemeines individuelles Leben ist." (102)
In plaats van strijd met elkaar te voeren, heeft de mens dan de behoefte aan de andere mens
(107). De bepaaldheid van het individu uit zich ten volle en bevestigt: "Der Mensch - so sehr
er daher ein besondres Individuum ist, und gerade seine Besonderheit macht ihn zu einem
Individuum und zum wirklichen individuellen Gemeinwesen - eben so sehr ist er die Totalität"
(102).
Met betrekking tot de behoeften betekent dat dat deze niet langer egoïstisch zijn (104).
Met betrekking tot het bewustzijn betekent dat dat het individuele bewustzijn niet afwijkt van
het gemeenschappelijke bewustzijn: "Mein allgemeines Bewußtsein ist nur die theoretische
Gestalt dessen, wovon das reelle Gemeinwesen, gesellschaftliche Wesen, die lebendige
Gestalt ist ..." (101)
Het socialisme is, kortom, "das aufgelöste Rätsel der Geschichte und weiß sich als diese
Lösung". (99) Deze oplossing is "auf praktische Art". (105).
Vragen die verder gaan dan de praktische, bestaande mens wijst Marx af. Hij stelt dat deze de
mens als abstrakt en dus als "nichtseiend" (108) voorstellen en dus niets kunnn zeggen over
de bestaande mens. Vragen als die over de ontstaansgeschiedenis van de eerste mens vindt
Marx daarom onbeantwoordbaar.
Kolakowski's interpretatie: Marx' kentheorie
Kolakowski's interpretatie van Marx gaat uit van een beeld van een mens bestaande uit twee
delen: dat deel van de mens dat statisch is, "a certain constant ... that corresponds to what
we can call "human nature" or else ... that totality of human properties, biologcal needs, and
social relations which can rightfully be termed immutable" (56) en dat deel van de mens dat
verandert, een deel dat afhankelijk is van historische omstandigheden (59).
Kolakowski zegt voorts dat Marx' uitgangspunt is "the conviction that the relations between
man and his environment are relations between the species and the objects of its need"
(42/43). Ofwel: "The world of things exists for man only as a totality of possible satisfactions
of his needs" (43). Bewustzijn en cognitie zijn bepaald door de behoeften: "all consciousness
is actually born of practical needs, and the act of cognition itself is a tool designed to satisfy
these needs". (44)
De mens deelt de wereld op in delen in overeenstemming met de behoeften. "The habit of
dividing the word in a definitive way, selecting the components which correspond to
19
requirements -for instance, those posed by the need for human survival- is an integral part of
the most elementary activities of the human mind. ... The qualities of things arise as human
products ..." (47) De wereld bestaat daardoor uit "things for us"; de behoeften construeren
de delen.
Buiten de "things for us" kan de cognitie niet treden. De mens kan de wereld niet "by a
disinterested cognitive effort" (44) bezien. "Only "things for us," not "things as they are in
themselves," can have conceptual counterparts." (49) De dingen zijn concreet gemaakt
bewustzijn: "things are consciousness made concrete." (55)
Omdat de mens uit twee delen bestaat, bestaat ook de cognitie uit twee delen: een de
behorend tot de mens als soort, "immutable human needs and relations" (59), en een deel
behorend tot de mens als onderverdeeld in "classes, nations, professions, sexes, generations,
personalities, particular situations in life" (63).
De tweede soort van cognitie, die Kolakowski "historical cognition" (58ff) noemt, is variabel.
De mens "sees the world in such terms and from such points of view as are necessary for him
to adapt to it and to transform it usefully." (47) Deze cognitie draagt "the imprint of the
organizational power of man". (47)
De eerste soort van cognitie is inherent aan de menselijke soort en invariabel. Zij begeleidt de
mens immer en gaat vooraf aan de tweede soort (57): "This constant, which constitutes the
primary material of our cognition" (59). Door deze cognitie lijkt de wereld gegeven. "From the
moment man ... begins to dominate the world of things intellectually ... he finds that world
already constructed and differentiated ..." (46) Het is echter de cognitie welke gegeven is.
Het schetsen van de inhoud van deze cognitie is problematisch. Om dat te doen, zou de mens
buiten zichzelf, buiten de eigen soort om moeten kunnen kijken: "... otherwise we would have
to be to be able to shed our own skin and observe ourselves from outside." (51) En dat kan
niet: "it is fundamentally futile to hope that man ... can come to know the pure self, and thus
himself as an independent consciousness". De objecten van cognitie zijn gebonden aan de
behoeften en daaruit voortkomende activiteiten mens; grootheden op zich kunnen niet
gekend worden: "existence "in itself" cannot be an object of cognition since it is not an object
of human activity." (43/44)
De invoed van de eerste soort van cognitie is niet te bepalen. De mens is gehouden tot de
tweede soort. "We cannot weigh the influence of this "absolute" on our vision of the world.
We can examine only what can undergo change." (51) In de paragraaf "cognition of values"
(62ff) werkt Kolakowski uit dat de eerste cognitie, die van de menselijke soort, zich niet
merkbaar verhoudt tot de tweede. "The values and practical preferences we have put into this
world are concealed within it; we no longer see the mark we have stamped upon the world
and upon its permanent human coefficient. This seal is born and dies with man: there is no
reason why he should retain a distinct consciousness of it." (63)
Dus: "One can investigate cognition only as history and analyze it not in its universality but in
what is accessible to us in the transformations and interdependencies we know from history,
from the social life of people and the mutable elements of their contacts with nature, and
from the social conflicts and social groupings. A general theory of knowledge could be only
the general awareness of this immutable situation". (50/51)
Niettemin neemt de mens deze beperking niet altijd voetstoots aan: "we sometimes believe
that we are capable of liberating ourselves from all the ingredients of a world-view imposed
20
by mutable historical conditions, or else that an image of the world that is absolutely objective
... is possible". (59)
Kolakowski wijst dit af: "it is an illusion to hope that some absolutely definitive interpretation
can be established once and for all". (60) Er zijn binnen de cognitie van de mens geen
onomstotelijke feiten: "The only accessible world that exists is the endless conflict between
social man's needs and the natural environment as the possible means of satisfying them. In
this process there is nothing we can interpret as fixed and elementary obvious, eluding all
further control and demanding that we accept it as a "primal fact."" (54)
Volgens Kolakowski kan men evenmin bepalen of een interpretatie juister is dan een andere.
"No division, not even the most fantastic as compared with what we are accustomed to, is
theoretically less justified or less "true" then the one we accept in actuality." (48) Er zijn
weliswaar een aantal technische criteria aan te geven om "interpretations that are fantasies
or caricatures" (60) te elimineren, maar zij "do not permit us to destroy summarily the entire
range of varied and contradictory interpretations of the same sum of total facts". (60) Kortom:
"an interpretation is false only when the technical rules of research are not observed" (61). Er
bestaat geen keuze tussen "truth" en "falsehood", slechts tussen "two values" (62).
Er kan dus niet een juiste interpretatie worden gekozen op het niveau van de tweede cognitie,
noch kan uit de tweede, "this world of values" (64), de eerste, "the world of things which is
commn to almost everyone and in which habits common to the whole species are involved"
(64), worden geconstrueerd: "A description of this first world ... cannot be deduced from the
description of the second" (64).
Ofwel, Kolakowski construeert vanuit Marx een kentheorie waarvanuit geen objectieve
waarheid te distilleren is. De enige constante, de behoeften van menselijke soort, is niet
kenbaar en niet afleidbaar. Kennis is derhalve niet meer dan een constructie van de
werkelijkheid vanuit praktische behoeften. Weliswaar lijkt de mens te stuiten op een gegeven
wereld, maar deze is afhankelijk van zichzelf.
Er zijn binnen de cognitie van de mens geen onomstotelijke feiten. Evenmin is er theoretisch
gezien 'juiste kennis', omdat de praktische behoeften de motor van kennis zijn. Elke
onderverdeling van de wereld in categorieën is even juist. Kennis bestaat uit het betreken van
een waarde-positie.
Derhalve is er niet aleen geen objectieve kennis mogelijk, maar er is ook geen juiste
subjectieve kennis mogelijk. Men kan slechts vanuit een variabele cognitie kiezen uit waarden.
21
LITERATUUR
Engels. Anti-Dühring. Dietz Verlag. 1960. Pp. 24-26; 42-43; 113-114; 138-139; 154-157; 162-
164; 165-174; 178-192; 218-223; 223-224; 225; 245-247; 329-354; 362-368; 388-389; 393-395.
Kolakowski. Karl Marx and the classical definition of truth. In: Kolakowski. Toward a Marxist
humanism. Essays on the left today. Grove Press. 1968. Pp. 38-42.
Kolakowski. Engels's early writings. In: Kolakowski. Main currents of marxism. Deel I. Oxford
University Press. 1981. Pp. 144-146.
BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE
Over Anti-Dühring (Engels)
Engels schreef de Anti-Dühring in 1877/ 1878, nog voor de dood van Marx. Marx heeft het
handschrift dat de basis vormde voor het boek gelezen, en er zelfs een hoofdstuk voor
geschreven (niet opgenomen in de fragmenten). Het boek zou het meest gelezen boek van
Engels worden, hoewel het in wezen een aanval van boeklengte is op een al snel in de
vergetelheid geraakte Duitse socialist. Engels heeft zelf voor de populariteit van het geschrift
een verklaring. In de inleiding voor de tweede druk zegt hij (9): "Het hier gekritiseerde
'systeem' van de heer Dühring strekt zich uit over een zeer uitgebreid theoretisch gebied; ik
was gedwongen hem overal te volgen en tegenover zijn opvattingen de mijne te plaatsen. De
negatieve kritiek werd daardoor positief; de polemiek sloeg om in een min of meer samenhan-
gende uiteenzetting van de door Marx en mij aangehangen dialectische methode en
communistische wereldbeschouwing, en wel op een omvangrijke reeks gebieden."
De tekst zou onder de communistische dissidenten in Oost Europa de rol van boeman gaan
vervullen. De eerste Joego-slavische partij-ideoloog onder Tito, Milovan Djilas, noemde het
boek een even grote popularisering van Marx als Stalin had gedaan ten opzichte van Lenin.
Kolakowski wijst er in zijn standaardwerk over het marxisme (1981) herhaaldelijk op dat
Engels' denkbeelden leidden tot de in zijn ogen intolerante, dogmatische en onintelligente
filosofische denksystemen van de Russische bolsjeviki en later van de communisten in Oost
Europa. Door Engels' popularisering, simplificatie en starheid zou het in Marx aanwezige
humanisme zijn verwaarloosd.
BIJEENKOMST DRIE
22
Effectiviteit en menselijke ontplooiing
Het thema dat ik vandaag wil behandelen, is de vraag hoe Engels' opvattingen van 'effecti-
viteit' zich verhouden met zijn opvattingen van de ontplooiing van de mens, het individu.
Engels gebruikt zelf de term 'effectiviteit' niet. Het dichtst bij komt hij met termen als
"Produktivität" (366).
Niettemin lijkt 'economische effectiviteit' voor Engels de gangmaker te zijn van de
geschiedenis. Produktiewijzen verdringen elkaar omdat zij effectiever zijn. Bijvoorbeeld op
(332) stelt Engels: "die planmäßige Organisation war mächtiger als die natürwuchsige
Arbeitsteilung; die gesellschaftlich arbeitenden Fabriken stellten ihre Erzeugnisse wohlfeiler
her als die vereinzelten Kleinproduzenten." Ofwel: wat goedkoper, en dus effectiever kan
produceren, vervangt wat duurder, en dus minder effectief, produceert.
De 'economische effectiviteit' als factor van belang komt bij Engels eveneens terug in zijn
kritiek op het kapitalisme.
Het kapitalisme heeft volgens Engels gezorgd voor "die gesellschaftliche Organisation der
Produktion innerhalb der Fabrik" (341). Tegelijkertijd echter zorgt het kapitalisme voor een
"neben und über ihr bestehenden Anarchie der Produktion in der Gesellschaft" (341).
Deze tegenspraak komt in de wereld door het probleem: "in der kapitalistischen Gesellschaft
können die Produktionsmittel nicht in Tätigkeit treten, es sei denn, sie hätten sich zuvor in
Kapital, in Mittel zur Ausbeutung menschlicher Arbeitskraft verwandelt" (342). Het kapita-
lisme kan de produktiemiddelen derhalve niet verder ontwikkelen vanwege de noodzaak alles
eerst in kapitaal om te zetten.
Deze rem leidt tot "die jetzt bestehende künstliche Hemmung der Produktion" en "die
positieve Vergeudung und Verheerung von Produktivkräfte und Produkten, die gegenwärtig
die unvermeidliche Begleiterin der Produktion ist und ihren Höhepunkt in den Krisen erreicht"
(350).
De kapitalistische produktiewijze legt dus de ontwikkeling van de produktiemiddelen aan
banden en is daarmee een sta in de weg naar verdere ontwikkeling. "Ihre Befreiung aus dieser
Banden ist die einzige Vorbedingung einer ununterbrochenen, stets rascher fortschreitenden
Entwicklung der Produktivkräfte und damit einer praktisch schrankenlosen Steigerung der
Produktion selbst." (350)
In de nationalisatie van grote "Produktions- und Verkehrsanstalten" (344) is reeds een begin
van de vervanging van de kapitalisten te zien. In hun plaats komen "besoldeten Angestellten".
De kapitalisten worden bijgezet in "die überflüsige Bevölkerung" (345).
Ofwel, omdat het kapitalisme de ontwikkeling van de produktemiddelen, de vergroting van
hun effectievere gebruik, tegenhoudt, zal het worden vervangen: "Die Expansionskraft der
Produktionsmittel sprengt die Bande, die ihr die kapitalistische Produktionsweise angelegt."
(350)
DRIE
23
De 'effectiviteit' bij Engels kent meer dan alleen economische aspecten. Zij komt ook terug in
zijn opvattingen over 'noodzaak' en 'vrijheid'.
Voor zijn opvattingen hieromtrent baseert Engels zich volledig op Hegel: "Hegel was der erste,
der das Verhältnis von Freiheit und Notwendigkeit darstellte. Für ihn ist die Freiheit die
Einsicht in die Notwendigkeit." (138)
De mens dient de aanwezigheid en de werking van natuurwetten, zowel die de natuur regelen
als die "das körperliche und geistige Dasein des Menschen selbst" (138) regelen te erkennen
en te leren kennen.
Door deze erkenning verwerft de mens vrijheid: "Freiheit besteht also in der, auf Erkenntnis
der Naturnotwendigkeiten gegründeten Herrschaft über uns selbst und über die äußere
Natur" (138/139).
Deze vrijheid, deze controle, stelt de mens in staat effectiever te handelen: "Nicht in der
geträumten Unabhängigkeit von den Naturgesetzen liegt die Freiheit, sondern in der
Erkenntnis dieser Gesetze und in der damit gegebenen Möglichkeit, sie planmäßig zu
bestimmten Zwecken wirken zu lassen." (138)
De toename van vrijheid, en daarmee van de controle en van de effectiviteit van handelen, is
een geschiedkundig proces: "sie ist damit notwendig ein Produkt der geschichtlichen
Entwicklung" (139).
De uitkomst van de geschiedenis, het socialisme, geeft mensen meer vrijheid en controle.
Mensen zijn dan tot effectiever handelen in staat: "die von ihnen in Bewegung gesetzten
gesellschaftlichn Ursachen [werden] vorwiegend und in stets steigendem Maße auch die von
ihnen gewollten Wirkungen haben" (351).
Het socialisme is een daarom totaal nieuw punt in de menselijke geschiedenis: "Erst von da an
werden die Menschen ihre Geschichte mit vollem Bewußtsein selbt machen ... Es ist der
Sprung der Menschkeit aus dem Reiche der Notwendigkeit in das Reich der Freiheit." (351)
'Effectiviteit' speelt bij Engels dus zowel op het niveau van de economie als op het niveau van
het menselijk handelen.
Tot zover voorlopig de 'effectiviteit' bij Engels. Behalve een grotere 'effectiviteit' komt de
geschiedenis bij Engels uit op een ander fenomeen: de grotere ontplooiing van het individu.
De twee uitkomsten van de maatschappelijke toeëigening van de produktiemiddelen worden
door Engels verbonden met het woordje "ferner" (350).
De maatschappelijke toeëigening geeft de samenleving de mogelijkheid "vermittelst der
gesellschaftlichen Produktion allen Gesellschaftsgliedern eine Existenz zu sichern, die nicht
nur materiell vollkommend ausreichend ist und von Tag zu Tag reicher wird, sondern die ihnen
auch die vollständige freie Ausbildung und Betätigung ihrer körperlichen und geistigen
Anlagen garantiert" (350).
De arbeid wordt onder het socialisme geëmancipeerd van handelswaar (245) tot "Mittel der
Befreiung der Menschen ..., indem sie jedem die Gelegenheit bietet, sein sämtliche
Fähigkeiten, körperliche wie geistige, nach alen Richtungen his auszubilden und zu betätigen"
(366).
24
De samenleving wordt dan "eine zum planmäßigen Zusammenwirken organisierte Ge-
sellschaft, um allen Gesellschaftsgliegern die Mittel zur Existenz und zu freier Entwicklung
ihrer Fähigkeiten zu sichern, und zwar in stets wachsende Maß" (183).
Hoe verhoudt zich nu de 'effectiviteit' met de ontplooiing van de mens?
Het socialisme is een economisch stadium.
Indien het socialisme nog immer dient te voldoen aan wat geldt voor de andere economische
stadia, dan is de belangrijkste economische voorwaarde van het socialisme dat de produktie-
wijze en goederenverdelingswijze niet in tegenspraak mogen raken met de produktiekrach-
ten.
Is het socialisme echter deze voorwaarde niet ontgroeid? Is zij geen nieuw punt in de
geschiedenis waarvoor andere wetten gelden?
Op (346) stelt Engels: "Die gesellschaftlich wirksamen Kräfte wirken ganz wie die Natürkräfte:
blindlings, gewaltsam, zerstörend, solange wir die nicht erkennen und nicht mit ihnen
rechnen. Haben wir sie aber einma anerkannt, ihre Tätigkeit, ihre Richtungen, ihre Wirkungen
begriffen, so hängt es nur von uns ab, sie mehr und mehr unserm Wille zu unterwerfen und
vermittelst ihrer unsre Zwecke zu erreichen. Und ganz besonders gilt dies von den heutigen
gewaltigen Produktionskräfte." (346) Die dienen begrepen te worden om ze "aus
dämonischen Herrschern in willige Diener" (346) te veranderen.
Derhalve zij de algemene economische wetten nog immer van toepassing onder het
socialisme en geldt nog immer als bestaansvoorwaarde voor het socialistische stadium (en
daarmee voor de hogere effectiviteit en de grotere menselijke ontplooiing) dat de produktie-
wijze en goederenverdelingswijze niet in tegenspraak mogen raken met de produktiekrachten
die nu in gemeenschappelijke handen zijn.
Voor de goederenverdeling betekent dat dat men niet "das ganze Produkt" (388) wat
geproduceerd is, mag verdelen. Dat zou volgens Engels betekenen: "Die wichstigste
progressive Funktion der Gesellschaft, die Akkumulation, wird die Gesellschaft entzogen und
in die Hände und die Willkür der einzelnen gelegt." De maatschappij dient niet zo arm of zo
rijk te blijven als zij was, maar steeds meer te accumuleren.
Anders zou het gebeuren dat: "Man hat also die in der Vergangenheit akkumulierten Produkti-
onsmittel nur deshalb in den Händen der Gesellschaft zentralisiert, damit alle in Zukunft
akkumulierten Produktionsmittel wieder in den Händen der einzelnen zersplittert werden."
(389) Dat is volgens Engels een "puren Absurdität" (389).
Hoe de goederenverdeling onder het socialisme zich precies voltrekt, meldt Engels niet, maar
wel dat men arbeid niet langer als 'waarde' moet zien (245) zodat men niet alle arbeid als even
veel waard gaat zien, noch naar opleiding gaat differentiëren (246-247). Engels houdt het erop
dat "die Verteilung, soweit sie durch rein ökonomische Rücksichten beherrscht wird, sich
regeln wird durch das Interesse der Produktion, und die Produktion wird gefördert am meisten
durch eine Verteilungsweise, die allen Gesellschaftsgliedern erlaubt, ihre Fähigkeiten
möglichst allseitig auszubilden, zu erhalten und auszuüben" (245/246).
25
De verdeling is derhalve gericht op het in stand houden van de effectiviteit door niet het
gehele maatschappelijke produkt te verdelen, en gericht op de volledige ontplooiing van de
mens door deze als doelstelling aan te nemen.
Met betrekking tot de produktiewijze zorgen de produktiekrachten ervoor dat men de
arbeidsdeling afschaft. Dit vereist de technische basis van de industrie om tot grotere
effectiviteit te komen (367).
Met het afschaffen van de arbeidsdeling wordt de mens bevrijd van de dwang elke dag
hetzelfde te doen. De mens is daardoor niet langer gedeeld, want: "Indem die Arbeit geteilt
wird, wird auch der Mensch geteilt." (363)
Niet langer geldt: "Der Ausbildung einer einzigen Tätigkeit werden alle übrigen körperlichen
und geistigen Fähigkeiten zum Opfer gebracht." (363) De mens is niet langer alleen nog maar
'kruier' of 'architekt' (246) maar nu eens iemand die een tijdje karren duwt en dan weer als
achitekt aanwijzingen geeft.
Het opheffen van de arbeidsdeling is goed voor de effectiviteit en voor de ontplooiing van de
mens.
Echter, neemt de opheffing van de arbeidsdeling alle hindernissen weg voor de maximale
ontplooiing van alle individuen? Is de opheffing een voldoende voorwaarde?
Het citaat van Marx' Kapital dat Engels (367/368) geeft, lijkt daarop te duiden. Daarin lijkt de
noodzaak tot opheffing van de arbeidsdeling zonder mee te leiden tot de vervanging van "das
Teilindividuum, den bloßen Träger einer geselschaftlichen Detailfunktion, durch das total
entwickelte Individuum, für welches verschiedne gesellschaftliche Funktionen einander
ablösende Betätigungsweisen sind".
Marx spreekt in hetzelfde citaat van de noodzaak "die Ungeheuerlichkeit einer elenden, für
das wechselnde Exploitationsbedürfnis des Kapitals in Reserve gehaltnen disponiblen
Arbeiterbevölkerung zu ersetzen durch die absolute Disponibilität des Menschen für
wechselnde Arbeitserfordenisse" (367).
Indien deze twee veranderingen gelijk te stellen zouden zijn, dan zou volgens Marx het
opheffen van de arbeidsdeling leiden tot 'totaal ontwikkelde individuen' die echter aan de
andere kant 'absoluut beschikbaar zijn voor de wisselende eisen die de arbeid stelt'.
De alzijdige ontwikkeling zou dan niet zo zeer een vrije keuze zijn als wel een bijprodukt van
de maatschappelijke ontwikkeling, van de ontwikkeling van de maatschappelijke noodzaak.
Deze interpretatie van het citaat van Marx, van de menselijke ontwikkeling als gevolg van de
maatschappelijke ontwikkeling meer dan als vrije keuze, lijkt niet strijdig met Engels'
opvattingen.
Om te beginnen heeft iedereen volgens Engels de plicht onder het socialisme om zich
produktief te maken. Louter luieren, "das reine Nichtstun" (364) wordt opgevat als
beroepsspecialisatie en mag niet meer. De organisatie van het socialisme is zo dat "kein
einzelner seinen Anteil an der Produktivität, dieser Naturbedingung der menschlichen
Existenz, auf andre Abwälzen kann" (366). De arbeid wordt over "alle Gesellschaftsglieder
ohne Ausnahme" (223) verdeeld. Mensen hebben dus in ieder geval niet de keuze tot niets
doen.
26
Overigens hoeven mensen aan de andere kant ook niet de gehele dag alleen maar te werken.
Er blijft ondanks de arbeid nog voldoende vrije tijd over "um sich an den allgemeinen
Angelegenheiten der Gesellschaft - theoretischen wie praktischen - zu beteiligen" (223).
Vervolgens bestaat de organisatie van Engels niet uit zelfbeschikkende producenten; die
zouden net als onder het kapitalisme voor een anarchie in de produktie zorgen en dus voor
periodieke crises en een verminderde economische effectiviteit. In het socialisme is er "eine
gesellschäftlich-planmäßige Regelung der Produktion nach den Bedürfnissen der Gesamtheit
wie jedes einzelnen" (346), "eine zum planmäßigen Zusammenwirken organisierte Ge-
sellschaft" (183).
De willen van de leden van de samenleving worden dus in het socialisme niet langer
vrijgelaten, maar dienen in een plan op elkaar te worden afgestemd, te worden gecoördin-
eerd.
Tenslotte lijkt het zo te zijn dat datgene wat niet past binnen de economische ontwikeling
volgens Engels het onderspit moet delven. Dit stelt Engels tenminste met betrekking tot "die
politische Gewalt" (223) dat zich tegenover de samenleving verzelfstandigt. Deze kan twee
kanten op werken: in de richting van de economische ontwikkeling, die dan wordt bespoedigt
en tegen de economische ontwikkeling in "und dann erliegt sie, mit wenigen Ausnahmen, der
ökonomischen Entwicklung regelmäßig" (224).
Mensen moeten dus onder het socialisme een aandeel in de produktie volbrengen en zich qua
produktie inpassen in het plan. Niettemin hoeft deze manier van produceren in het geheel
niet strijdig te zijn met de 'vrije wil' van de leden van de samenleving.
De vrijheid tot kiezen bestaat volgens Engels onder het socialisme überhaupt niet meer uit het
kunnen maken van een selectie uit allerhande keuzemogelijkheden. Het schijnbaar willekeurig
kiezen uit verschillende en tegenstrijdige mogelijkheden berust op "Unkenntnis" (138) en is
niet vrij, maar bewijst zijn onvrijheid, "ihre Beherrschtsein von dem Gegenstande, den sie
gerade beherrschen solte" (138). Engels stelt daartegenover: "Freiheit des Willens heißt daher
nichts andres als die Fähigkeit, mit Sachkenntnis entscheiden zu können. Je freier also das
Urteil eines Menschen in Beziehung auf eine Fragepunkt ist, mit desto größerer Notwendigkeit
wird der Inhalt dieses Urteils bestimmt sein" (138).
De zelfbeschikking en de vrije wil zijn onder het socialisme derhalve niet langer 'vrij' in de zin
van willekeurig te kiezen, maar voor een groot deel bepaald en daardoor effectief.
Het kader waarvanuit de mens de eigen keuzen maakt, is derhalve anders onder het
socialisme. De 'vrije keuze' van de mens komt niet langer voort uit een onwetendheid maar
uit een steeds groter besef dat alles met elkaar samenhangt, "daß die Gesammtheit der
Naturvorgänge in einem systematischen Zusammenhang steht" (42). Hoewel de mens nimmer
de perfektie benadert, vormt zich in zijn of haar hoofd een "Gedankenabbild des Weltsystems"
(43) dat steeds meer in overeenstemming is met de werkelijkheid. Op (26) spreekt Engels van
"Eine exakte Darstellung des Weltganzen, seiner Entwicklung und der der Menschheit, sowie
des Spiegelbildes dieser Entwicklung in den Köpfen der Menschen".
27
Omdat de laatste vreemde macht, de mens vreemd tegenover staande produktiemiddelen,
ontbreekt onder het socialisme, ontbreekt ook religie. Daardoor bestaat er onder het
socialisme deze specifieke groep van vertekende afspiegelingen niet langer "weil es dann
nichts mehr zu widerspiegeln gibt" (395). De afspiegeling van de werkelijkheid is derhalve
onder het socialisme zuiverder dan onder de voorafgaande stadia.
Kolakowski merkt in dit verband op: "It is obvious that ... Engels ... saw the development of
man's conceptual apparatus as an effort to copy ever more faithfully the external world, which
was regarded as a pre-existing model" (39).
De mens lijkt derhalve niet zozeer volgens een eigen, onafhankelijke wil te handelen, maar
steeds dichter een voorgegeven model te ontdekken en na te volgen. Het criterium om hun
kennis aan te meten is dan volgens Kolakowski de effectiviteit van hun daden in de
buitenwereld: "Success proves the truth of our knowledge, failure forces us to reject or modify
it". (38)
Niettemin wordt een volledig juiste afspiegeling door de mens nimmer bereikt. Op (43) zegt
Engels: "Tatsächlich ist und bleibt jedes Gedankenabbild des Weltsystems durch die
geschichtliche Lage, und subjektiv durch die Körper- und Geistesverfassungs seines Urhebers
beschränkt."
En: "... die Abfassung eines exakten Gedankenabbildes des Weltsystems, in dem wir leben,
bleibt für uns sowohl wie für alle Zeiten eine Unmöglichkeit. Würde an irgendeinem Zeitpunkt
der Menschheitsentwicklung eine solches entgültig abschließendes System der Weltzusam-
menhänge, physischer wie geistiger und geschichtlicher, fertiggebracht, so wäre damit das
Reich der menschlichen Kenntnis abgeschlossen, und die zukünftliche geschichtliche
Fortentwicklung abgeschnitten von dem Augenblick an, wo die Gesellschaft im Einklang mit
jenem System eingerichtet ist - was eine Absurdität, ein reiner Widersinn wäre." (43)
Op deze manier is er bij Engels geen tegenspraak tussen volledige menselijke ontplooiing en
effectiviteit, ook niet als de volledige ontplooiing niet meer lijkt dan een bijprodukt van de
maatschappelijke ontwikkeling.
De ontplooiing van de mens wordt niet langer geremd onder het socialisme door knechting,
of door de produktiemiddelen die hem of haar vreemd tegenover staan (395); de mens
benadert steeds meer de hoogste ontplooiing tegelijk met de hoogste effectiviteit, de hoogste
kennis, het meeste inzicht en het meeste vrijheid, hoewel een zekere speelruimte door de
noodzakelijke imperfectie van de mens blijft bestaan.
Als er al een spanning bestaat tussen de twee grootheden van een grotere effectiviteit en een
grotere ontplooiing, dan komen die voort uit een niet-socialistische manier van kijken.
De betekenis van de concepten is onder het socialisme anders dan in andere stadia. En het
oordeel, de moraal verandert met de economische ontwikkeling (113). Mensen scheppen hun
"sittliche Anschauungen in letzter Instanz aus den praktischen Verhältnissen, in denen ihre
Klassenlage begründet ist" (113).
De toorn en het onbegrip die bijvoorbeeld gevoeld worden tegenover slavernij in de antieke
oudheid zegt niet meer "als das, was jederman weiß, nähmlich daß diese antiken Einrichtun-
28
gen unsern heutigen Zuständen und unsern durch die Zustände bestimmte Gefülen nicht mehr
entsprechen" (221). Zedelijke toorn daarover noemt Engels dan ook "sehr wohlfeil" (221).
29
LITERATUUR
Plechanov. The development of the monist view of history. Foreign Languages Publishing
House. 1956. Pp. 193-195; 199-207; 210-212; 222-223; 238-242; 242-244; 245-247; 255-256;
271-277; 292; 292-293; 299-300.
Kolakowski. Plekhanov and the codification of Marxism. In: Kolakowski. Main currents of
marxism. Deel II. Oxford University Press. 1981. Pp. 329-336.
Hansen. De Russische revolutie. Lenin. In: Hansen. Daar. Deel I.
BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE
Over The development of the monist view of history. (Plechanov)
Plechanov's tekst werd in 1894 als eerste van zijn werken legaal in Rusland uitgegeven. Door
een tijdelijke toegevendheid van de tsaar verscheen het, maar dan wel onder Plechanov's
pseudoniem Beltov en onder een neutralere titel dan het oorspronkelijke In defence of
marxism. Het boek veroorzaakte een sensatie binnen de intelligentsia; de gehele oplage was
in drie weken uitverkocht.
Kolakowski (1981, II: 336) zegt over de tekst: "This ... work established Plekhanov's position as
the supreme authority on matters of Marxist doctrine, and was for years the main source from
which the faithful imbibed their knowledge of its philosophical foundations. It contains almost
everything that Plekhanov later repeated in his many works on philosophical and sociological
questions. ... In this field ["materialistic interpretation of history"] Plekhanov partly created,
and partly followed Engels in popularizing, a large number of stereotypes which became part
of the current coin of Marxism."
Schapiro (1985: 14) zegt erover: "It remains to this day unexcelled as the best exposition of
historical materialism."
De stalinistische Geschiedenis van de Communistische Partij der Sowjet-Unie (Bolsjewiki)
(1939:17) noemt het boek als een van de werken van Plechanov "aan de hand waarvan de
Marxisten in Rusland leerden en zich schoolden" en die "het terrein voor de overwinning van
het Marxisme in Rusland" zuiverden.
Wolfe (1966: 112) zegt over het oevre van Plechanov waaronder deze tekst: "The works of
Lenin prior to 1900 - so often treated by his followers as if they broke ground for these ideas
- were little more than many-sided expansions of hints, or detailed proof of generalizations,
contained in the work of this master who, in Lenin's ungrudging acknowledgement, had single-
handed served tot 'rear a whole generation of Russian Marxists'."
BIJEENKOMST VIER
30
'Effectiviteit' bij Plechanov
Het vraagstuk waar ik vandaag op in wil gaan is dat van de reikwijdte van het begrip 'effectivi-
teit' bij Plechanov. Daar Plechanov de schakel vormt tussen Engels en Lenin lijkt dit een
relevant onderwerp.
Plechanov gebruikt de term 'effectiviteit' zelf niet. Hij spreekt van "expediency" (206),
doelmatigheid.
De term "expediency" gebruikt hij op de eerste plaats om de relatie te duiden tussen de "the
psychology of society" (206) en de economie. Plechanov verstaat onder de term "psychology":
"all ... habits, manners, feelings, views, aspirations and ideals" (205) van mensen in een
samenleving, en ook: "moral, philosophical, religious or aestetic conceptions of men" (205).
De relatie tussen de begrippen "psychology" en economie omschrijft hij als: "The psychology
of society is always expedient in relation to its economy, always corresponds to it, is always
determined by it." (206) Hij stelt in dit verband: "expediency triumphs, for the reason that
which is inexpedient is by its very nature doomed to perish." (206) De te stellen vraag is in dit
verband: "Is it advantageous for society, in its struggle for existence" (206), is het "useful for
society" (206)?
Plechanov maakt daarbij de kanttekening dat het echter bij een nauwkeuriger manier van
uitdrukken niet gaat om het verband tussen de psychologie en de economie, maar om de
relatie tussen de psychologie en de produktiekrachten. De economie en de psychologie zijn
allebij gecreëerd door de produktiekrachten, beide zijn ze "something derivate", geen "prime
cause" maar "a "function"" (207).
De term "expediency" gebruikt Plechanov op de tweede plaats om de relatie te duiden tussen
het politieke systeem en de economie.
Hij stelt dat er twee manieren zijn waarop "political institutions" "economic life" (203)
beïnvloeden: "They either facilitate its development or impede it."
Het doel van het politieke systeem is het bevorderen van de produktiekrachten: "the given
political system has been created for the very purpose of promoting the further development
of the productive forces" (203).
In het geval politieke systemen niet doelmatig zijn, in het geval ze de ontwikkeling van de
produktiekrachten remmen, verdwijnen ze: "historical experience shows that once a given
political system ceases to correspond to the state of the productive forces, once it is
transformed into an obstacle to their further development, it begins to decline and finaly is
eliminated" (203).
De psychologie van de samenleving en het politieke systeem van de samenleving zijn in
principe doelmatig met betrekking tot de economie. In de gevallen dat zij dit niet zijn,
verdwijnen de niet-doelmatige vormen van de psychologie en het politieke systeem
uiteindelijk.
VIER
31
De psychologie van de samenleving en het politieke systeem worden niet gedragen door de
gehele samenleving. Er bestaat een "struggle of opposite social forces" (246).
De reden daarvoor is dat de produktiekrachten veranderen. Op (211) spreekt Plechanov van
"each new step in the development of the productive forces". Deze kwantitatieve stapjes bij
elkaar "lead in the end to changes of quality, and that these changes of qualities represent
leaps, interruptions in gradualness" (204).
De "struggle of opposite social forces" bestaat nu uit mensen die belang hebben bij de oude
orde, en die hun idealen en ideeën aan hun economische belangen hebben aangepast aan de
ene kant. Aan de andere kant staan mensen wier "needs" (223) door de ontwikkeling van de
produktiekrachten in tegenspraak zijn geraakt met de oude orde. Dat zijn mensen die geen
belang hebben bij de bestaande economische orde, voor wie deze "harmful and hateful" (204)
is, "not advantageous" (211). Hun economische interesse is tegen de oude orde gericht.
Voor beide groepen geldt: "Every class excellently, eventhough unconscious, always adapts its
"ideal" to its economic needs." (239) Deze aanpassing is overigens wat betreft de inhoud niet
volledig gedetermineerd: "this adaptation can take place in various ways" (239). De inhoud
van de aanpassing is afhankelijk van andere zaken.
De psychologie van de vertegenwoordigers van de oude orde is aangepast aan de oude orde.
De psychologie van hun tegenstanders "changes in the direction of those relations of
production which in time will replace the old economic relations" (211). Hun psychologie
"adapts to the new relations of production, constituting the germ of the future economy"
(211/2).
Tegenover elkaar staan derhalve mensen die belang hebben bij de oude orde en mensen die
belang hebben bij de komende, nieuwe orde gebaseerd op de nieuwe produktiekrachten:
"people of stagnation" (211) tegenover "reformers" (204).
Kortom: voor de menselijke psychologie en de politieke systemen geldt dat wat niet doelmatig
is met betrekking tot de produktiekrachten, verdwijnt en opgevolgd wordt door iets anders
dat, hoewel Plechanov niet uitspreekt, wel doelmatig is met betrekking tot de produktie-
krachten. Door de ontwikkeling van de produktiekrachten verandert het kader van wat
doelmatig is en wat niet.
Betekent dit echter ook dat de opeenvolgende psychologieën en politieke systemen telkens
doelmatiger zijn dan hun voorganger? Het is duidelijk dat dit geldt in relatieve zin, dat wil
zeggen met betrekking tot de bestaande produktiekrachten, maar is dat ook zo in absolute
zin?
Plechanov is erg voorzichtig met het uitspreken van een evolutie van produktiekrachten over
systemen heen van minder doelmatig naar meer doelmatig. Op (300) neemt hij afstand van
het idee van een ""formula of progress" covering the past and foretelling the future of the
economic movement of all societies". "Conformity to law of historical movement", een "path
along which mankind proceed" als "marked out beforehand" en onafhankelijk van menselijk
handelen, noemt Plechanov een "interesting psychological aberration" (299).
32
Plechanov wil geen abstracte waarheden construreren: "there is no abstract truth: truth is
always concrete: everything depends on the circumstances of time and place" (300).
Plechanov lijkt zich ertoe te willen beperken de geschiedenis te zien als een concrete
opeenvolging van economische stadia waarin een strijd heerst tussen mensen met specfieke
economische belangen.
Hij lijkt zo een neutrale beschrijving te geven van de ontwikkeling van de geschiedenis waarbij
de zich ontwikkelende produktiekrachten de motor zijn en de mensen hun ideeën aanpassen
aan hun economische belangen. Hun onderlinge concrete tegenstellingen bepalen dan mede
de inhoud van hun ideeën: de aanpassing van hun ideeën aan hun economische belangen "is
explained not by the stuation of the given class taken in isolation, but by all the particular
features of the relations between the class and its antagonist" (239). Contradicties zijn hierbij
"a formative principle" (239).
De mens lijkt in deze interpretatie bij Plechanov niet meer te zijn dan een uitvoerder van de
economische ontwikkeling. Het menselijk zijn lijkt niet meer te zijn dan een afspiegeling van
de sprongsgewijze ontwikkeling van de produktiekrachten: de behoeften en de psychologie
van sommige mensen worden bepaald door de bestaande ordening op grond van de oude
stand van de produktiekrachten, terwijl de behoeften en de psychologie van anderen bepaald
worden door de komende ordening op grond van de toekomstige stand van de
produktiekrachten.
Plechanov's beschrijving van het genie lijkt daar nog eens te meer op te wijzen: in de sfeer van
sociale ideeën onderscheidt het genie zich slechts door een vroeger begrip: "he grasps earlier
... the meaning of the new social relations which are coming into existence" (239/240) Ook
voor andere sferen geldt voor het genie dat hij of zij zich niet los kan maken van de omgeving.
Een moreel oordeel geeft Plechanov daar niet over. Het verst lijkt hij nog te gaan met zijn
uitspraak dat op een zeker moment in de ontwikkeling van de produktiekrachten een verou-
derd economisch systeem "harmful for all" (292) is.
Deze indruk van het willen geven van een beperkte, neutrale beschrijving en het beschouwen
van het menselijk zijn als afspiegeling van de ontwikkeling van de produktiekrachten wordt
versterkt door Plechanov's criterium van wat "true" en wat "mistaken" is. Hij identificeert
"true" niet met een specifieke opvatting, met datgene wat vooruitstrevend is. In tegendeel
zegt Plechanov: "Those views are true which correctly present those relations [social
relations]; those views are mistaken which distort them." (245/6) Ofwel de historicus is
objectief als hij of zij "does not only begin distorting those real economic relations on the basis
of which there grew up the struggling social forces" (246), ongeacht aan welke kant van de
strijdende partijen zijn of haar sympathieën liggen.
Voor idealen geldt een soortgelijk criterium. Op (245/6) zegt Plechanov: "That ideal is true
which corresponds to economic reality."
Objectiviteit, wat "true" is, op deze manier begrepen lijkt op het geven van een afspiegeling.
Het lijkt erom te gaan de economische werkelijkheid zo goed mogelijk te spiegelen.
33
Op (273) zegt Plechanov: The development of the social nature is subjected to its own laws."
Deze is onafhankelijk van de wil en het bewustzijn van de mens.
De mens lijkt derhalve onmachtig om iets te doen, behalve het weerspiegelen van de eigen
concrete leefsituatie.
Plechanov zelf lijkt echter de interpretatie te verwerpen dat de mens slechts kan weerspie-
gelen, slechts de drager is van economische krachten. Hij zegt: "Dialectical materialism is the
philosophy of action." (276) En citeert met instemming Goethe: "Im Anfang war die Tat!" (276)
Hoe valt de schijnbare machteloosheid van de mens tegenover de economische noodzaak en
het belang dat het dialectisch materialisme aan de daad hecht met elkaar te rijmen?
Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat Plechanov zegt dat de psychologische
veranderingen voorafgaan aan de economische bij revoluties. De mens moet dus actief
veranderen om omwentelingen te veroorzaken.
Echter, daar de psychologische veranderingen economisch bepaald zijn, kan dit het belang van
de daad aangeven.
Waarschijnlijk gaat het Plechanov om iets anders. De mens is volgens hem weliswaar bepaald
door wetten, door noodzaak, aanvankelijk een fysieke noodzaak (271) en vervolgens een
economische noodzaak (273). De onderwerping aan deze wetten is echter niet voor eeuwig
gegeven. In de noodzaak liggen de elementen gegeven om deze te onderwerpen.
De elementen die de natuur de mens gaf om haar te onderwerpen waren de grondstoffen
voor het maken van gereedschappen. Met behulp van deze gereedschappen kreeg de mens
meer vat op de natuur. De ontwikkeling van zijn of haar instrumentarium, de ontwikkeling van
de produktiekrachten, maakte dat hij of zij "necessity" onderwierp aan het eigen "conscious-
ness" (271). Ofwel: "The degree of development of the productive forces determines the
measure of authority of man over nature." (271)
Op dezelfde manier kan de mens zich ook bevrijden uit de vervolgens ontstane economische
noodzaak, diens onderwerping aan het eigen produkt: "just as the nature surrounding man
itself gave him the first opportunity to develop his productive forces and, consequently,
gradually to emancipate himself from nature's yoke - so the relation of production, social
relations, by the very logic of their development bring man to realization of the causes of his
enslavement by economic necessity" (273).
Het middel van het zich bevrijden van de economische noodzaak is het ontdekken van de
wetten die deze omvat middels de menselijke rede: "As human reason can triumph over blind
necessity only by becoming aware of the latter's peculiar inner laws, only by beating it with its
own strength, the development of knowledge, the development of human consciousness, is
the greatest and most noble task of the thinking personality." (277) Waarbij "the thinking
individual" zich niet beperkt tot de intellectueel.
34
Ofwel door kennis onderwerpt men de economische noodzaak, en daarmee alle noodzaak.
Het gevolg omschrijft Plechanov als: "I am a worm while I am ignorant ... but I am a god when
I know" (275).
De "objective truth" is derhalve niet zo maar een afspiegeling van de werkelijkheid, maar is de
ontdekking van de wetten die ten grondslag liggen aan de werkelijkheid. Deze ontdekking is
een waarheid die blijft, die nog wel kan worden aangevuld en bevestigd, maar niet meer kan
worden weggenomen. De mens heeft reeds een reeks van dergelijke waarheden ontdekt: "the
discoveries of Copernicus, ... the discovery of the transformation of energy, ... the discovery
of the mutability of species, ... the discoveries of the genius Marx" (243).
De weg die afgelegd is tot de ontdekking van de waarheid is die van de contradictie. De
werkelijkheid is ten gevolge van de contradictie van alle kanten bekeken, waardoor de
waarheid ontdekt kon worden: "Social relations change, and with them change science
theories. As a result of these changes there appears, finally, the examination of reality from
all sides, and consequently objective truth." (243)
De contradictie van de opeenvolgende economische stadia leidt er derhalve toe dat de
waarheid ontdekt kan worden. Het is echter niet zo dat de kennis steeds beter wordt: de
gedachten blijven gedurende tijdperken eenzijdig en worden ten opzichte van elkaar als
"rubbish" (243) ervaren zoals Plechanov zegt over de economische opvattingen van Xenophon
versus die van Jean Baptiste Say.
Weliswaar zegt Plechanov "thought goes forward" (242) maar men ontdekt de waarheid niet
in een rechte lijn van slechter naar beter.
Er lijkt dus volgens Plechanov geen opeenvolging te bestaan van een steeds doelmatiger
kennis, van steeds doelmatiger ideeën, van een steeds doelmatiger psychologie, maar van een
opeenvolging van verschillende varianten van knechting naar de uiteindelijke bevrijding, van
een sprong.
Het lijkt niet onredelijk te veronderstellen dat dit ook zou kunnen gelden voor zijn opvattingen
over politieke systemen.
Toegepast op Marx betekent Plechanov's analyse het volgende:
Marx loste de contradicties van de filosofie en de sociale wetenschappen op (255/6).
Hij baseerde zich daarbij op een ideaal "and a very definite ideal: the subordination of
necessity to freedom, of blind economic forces to the power of human reason" (292). Hij
richtte zij handelingen daarop in.
Indien Marx' ideaal 'juist' zou zijn, zou dit betekenen dat zijn ideaal overeenkomstig de
economische werkelijkheid is. Zijn ideaal, een onderdeel van zijn psychologie, loopt dan
vooruit op de komende economische omwentelingen (of, hypothetisch, verdedigt de huidige
economische ordening 'juist'). Marx zou dan genie zijn omdat hij de eerste was die de beteke-
nis van de komende economische verhoudingen zag.
35
'Marxisten' zijn dan, in het geval Marx' ideaal juist is, mensen die geen belang hebben bij de
bestaande orde, voor wie deze orde schadelijk en afstotelijk en niet voordelig is en die reeds
beïnvloed worden door de komende economie.
De inhoud van het ideaal is dan een voorloper van de komende economische realiteit. Indien
zij de economische verhoudingen 'juist' weerspiegelen, worden de idealen van Marx en Engels
in het volgende economische stadium, na de revolutie, werkelijkheid. Dan wordt dus
noodzaak aan vrijheid onderschikt en blinde economische krachten aan de kracht van de
menselijke rede.
Na een aantal stadia van tegenstellingen worden deze nu door het nieuwe economische
stadium opgelost. De mens maakt met de volgende revolutie de sprong van knechting naar
bevrijding.
De 'effectiviteit' is bij Plechanov kortom een concept om psychologische en politieke
configuraties te kunnen duiden binnen een stand van de produktiekrachten. Op het niveau
van de geschiedenis is er niet zozeer een verloop van minder 'effectief' naar 'effectief', maar
veeleer een sprong van knechting naar bevrijding.
Dat wil overigens niet zeggen dat het begrip 'effectiviteit' voor de geschiedenis als geheel
totaal geen betekenis zou hebben. Plechanov komt toch tot een soort van koppeling.
Hij hint erop dat de tegenstellingen die de mens in de loop van de geschiedenis dwingen in
"not at all a straight line" (242) te bewegen, niet per definitie 'ineffectief' behoeven te zijn: "in
mechanics, too, cases are known when what is lost in distance is gained in speed: a body
moving along a cycloid sometimes moves more quickly from one point to another, lying below
it, than if it had moved along a straight line" (242).
36
LITERATUUR
Lenin. Materialismus und Empiriokritizismus. Kritische Bemerkungen über eine reaktionäre
Philosophie. Dietz Verlag. 1981. Pp. 72; 99; 105; 128-129; 130-131; 138-139; 147-150; 159;
160-161; 161-163; 165-170; 176-177; 190-192; 195-196; 213-214; 228-231; 384-385; 386-387;
424.
History of the communist party of the Soviet Union. Foreign Languages Publishing House. 1960.
Pp. 149-152.
Stalin. Over dialektisch en historisch materialisme. In: Geschiedenis van de Communistische
Partij der Sowjet-Unie (Bolsjewiki). Uitgeverij Pegasus. 1939. Pp. 138-144; 147-151.
Hansen. De Russische revolutie. Lenin. In: Hansen. Daar. Deel I.
Hansen. De dictatuur. Stalin. In: Hansen. Daar. Deel I.
BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE
Over Materialismus und Empiriokritizismus (Lenin)
Lenin schreef de tekst in 1908. Het was een verlate reactie op het driedelige Empiriomonisme,
een op Mach en Avenarius geënt filosofisch werk, van de bolsjevik Bogdanov dat in 1906
verscheen en door de auteur direkt aan Lenin was laten lezen. Hoewel Lenin het onmiddelijk
al met de inhoud van het boek oneens was geweest, wachtte hij enige tijd met het schrijven
van een in zijn ogen vernietigend antwoord, aangezien hij in 1906 ten opzichte van Bogdanov
nog niet sterk genoeg om een in zijn interne strijd in zijn bolsjevistische factie te beginnen;
Bogdanov leidde een groep binnen de bolsjeviki tegen Lenin op een aantal politieke punten
en genoot daardoor veel prestige. Derhalve was Lenin met Bogdanov een soort neutraliteit op
filosofisch gebied was overeengekomen. Met zijn Materialismus beëindigde hij deze houding.
Een tweede reden voor het tijdstip van het schrijven van de tekst was dat Lenin in 1908 niet
langer geloofde in een spoedige heropleving van de revolutie van 1905. Hij voelde zich vrij om
zich in filosofische vraagstukken te verdiepen. Net als bijvoorbeeld Trotski herlas hij na 1906
Marx. Hij schreef in 1907-9 vrijwel alleen maar theoretische bespiegelingen, waaronder
Materialismus, zijn filosofische standaardwerk.
Het boek diende voor Lenin twee doelen. Het was een codificering van wat hij zag als specifiek
bolsjevistische filosofie. En het was een politieke aanval op Bogdanov. In 1909 gooide Lenin
Bogdanov met zijn groep uit de bolsjevistische factie. Het boek van Lenin verscheen net te laat
om een rechtvaardiging van zijn handelen aan andere bolsjeviki tegeven. In plaats daarvan
werd de volgende reden opgegeven: "Within a party a faction is a group of like-minded people
formed above all for the purpose of influencing the party in a definite direction, for the
purpose of introducing its principles in as clear a form as possible into the party. For this real
unity of thought is essential." (In: Daniels. 1987, I: 43)
BIJEENKOMST VIJF
37
Het boek kwam in mei 1909 uit in Moskou. "Het werd nauwelijks opgemerkt, nauwelijks
verkocht, nauwelijks gelezen." (Wolfe, 1966: 574) Dat veranderde volgens History of the
Communist Party of the Soviet Union snel (152): "The book played a tremendous part in the
ideological growth of the Bolshevik Party, the theortical tempering of its membership, and the
defence and development of its theoretical principles. It as served, and still serves, as a guide
for the training of revolutionary fighters."
Over Geschiedenis van de Communistische Partij der Sowjet-Unie (Bolsjewiki) (Stalin)
De Geschiedenis van de Communistische Partij der Sowjet-Unie (Bolsjewiki), ook wel Korte
Cursus genoemd, kwam uit in 1938. Een commissie schreef het boek in 1937-1938; Stalin nam
hoofdstuk vier, paragraaf twee voor zijn rekening. Later heette het overigens dat Stalin het
gehele boek had geschreven.
Kolakowski (1981, III: 93/94) schrijft erover onder meer: "The fortunes of the Short Course
are a remarcable episode in the history of the printed word. Published in millions of copies in
the Soviet Union, it served for fifteen years as a manul of ideology completely binding on all
its citizens. The sze of he editions could no doubt be compared only with those of the Bible in
Western countries. It was published and taught everywhere without ceasing. In the upper
forms of secondary schools, in all places of higher learning, party courses, etc., wherever
anything wa taught, the Short Course was the Soviet citizen's main pabulum. For any literate
person it would have been an unusual feat to remain ignorant of it; most people were obliged
to read it time and again, and party propagandists and lecturers knew it virtually by heart." En
(1981, III: 94/95): "The Short Course not only established a whole pattern of Bolshevik
mythology linked to the cult of Lenin and Stalin, but prescribed a detailed ritual and liturgy."
Laqueur (1990: 195) zegt dat het boek na uitgave 301 maal herzien werd. Het werd vertaald
in 67 talen. In totaal werden er 42.816 miljoen exemplaren van uitgebracht. Laqueur (1990:
195) zegt erover: "The book was neither better nor worse than other histories written in the
1930s. But it became something akin to canonic law, and it monopolized the field, virtualy
putting an end to the writing of Soviet history and philosophy. Editing the manuscript, Stalin,
to his credit, deleted some of the most ludicrous exeggerations concerning him personally.
But what remained was still a flagrant perversion of the historic truth."
Kolakowski is minder genuanceerd in zijn ordeel (1981, III: 94): "Among books with historical
pretentions there is probably none that contains so high a proportion of lies and
suppressions."
Over History of the communist party of the Soviet Union
Het boek is de Chroesjtsjov-opvolger van het beruchte boek van Stalin Geschiedenis van de
Communistische Partij der Sowjet-Unie (Bolsjewiki). Het boek kwam uit in 1960 en werd
geschreven door een groep wetenschappers.
De tekst is gezuiverd van Stalin's eigen opvattingen over filosofie, maar bespreekt op een
zelfde, geen tegenspraak duldende wijze de partijgeschiedenis. De passage over Lenin's
Materialisme en empiriocriticisme werd integraal in de vervolgedities onder Brezjnev opgeno-
men.
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf
Marxisme en Oost-Europa.pdf

Contenu connexe

Similaire à Marxisme en Oost-Europa.pdf

Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienstOver de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienstPersoonlijke studie teksten
 
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienstOver de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienstPersoonlijke studie teksten
 
Martien Schreurs over De Toverberg van Thomas Mann
Martien Schreurs over De Toverberg van Thomas MannMartien Schreurs over De Toverberg van Thomas Mann
Martien Schreurs over De Toverberg van Thomas MannHans van Duijnhoven
 
Hc 35 a presentatie thomas more -utopia
Hc 35 a presentatie  thomas more -utopiaHc 35 a presentatie  thomas more -utopia
Hc 35 a presentatie thomas more -utopiaAdri Martens
 
Bloed en inkt (Stadsgeschiedenis, 7 (2012))
Bloed en inkt (Stadsgeschiedenis, 7 (2012))Bloed en inkt (Stadsgeschiedenis, 7 (2012))
Bloed en inkt (Stadsgeschiedenis, 7 (2012))Itinera Nova
 
Inleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo Martens
Inleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo MartensInleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo Martens
Inleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo MartensPersoonlijke studie teksten
 
Hc 28 a presentatie sociale bewegingen
Hc 28 a presentatie sociale bewegingenHc 28 a presentatie sociale bewegingen
Hc 28 a presentatie sociale bewegingenAdri Martens
 
Thomas Mann en De Toverberg : een vergelijking tussen toen en nu
Thomas Mann en De Toverberg : een vergelijking tussen toen en nuThomas Mann en De Toverberg : een vergelijking tussen toen en nu
Thomas Mann en De Toverberg : een vergelijking tussen toen en nuHans van Duijnhoven
 
29 liberal humanism en de moderne literatuurwetenschap
29 liberal humanism en de moderne literatuurwetenschap29 liberal humanism en de moderne literatuurwetenschap
29 liberal humanism en de moderne literatuurwetenschapThomas Vaessens
 
Bachelor scriptie S0315524
Bachelor scriptie S0315524Bachelor scriptie S0315524
Bachelor scriptie S0315524Myrthe Chorfi
 
3 gouden tijdperk van de literatuur
3 gouden tijdperk van de literatuur3 gouden tijdperk van de literatuur
3 gouden tijdperk van de literatuurThomas Vaessens
 

Similaire à Marxisme en Oost-Europa.pdf (15)

Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienstOver de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
 
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienstOver de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
 
Kunst en communisme
Kunst en communisme Kunst en communisme
Kunst en communisme
 
Martien Schreurs over De Toverberg van Thomas Mann
Martien Schreurs over De Toverberg van Thomas MannMartien Schreurs over De Toverberg van Thomas Mann
Martien Schreurs over De Toverberg van Thomas Mann
 
Hc 35 a presentatie thomas more -utopia
Hc 35 a presentatie  thomas more -utopiaHc 35 a presentatie  thomas more -utopia
Hc 35 a presentatie thomas more -utopia
 
Bloed en inkt (Stadsgeschiedenis, 7 (2012))
Bloed en inkt (Stadsgeschiedenis, 7 (2012))Bloed en inkt (Stadsgeschiedenis, 7 (2012))
Bloed en inkt (Stadsgeschiedenis, 7 (2012))
 
Inleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo Martens
Inleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo MartensInleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo Martens
Inleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo Martens
 
Hc 28 a presentatie sociale bewegingen
Hc 28 a presentatie sociale bewegingenHc 28 a presentatie sociale bewegingen
Hc 28 a presentatie sociale bewegingen
 
8 autonomisering
8 autonomisering8 autonomisering
8 autonomisering
 
Ter nagedachtenis van Ludo Martens (1946-2011)
Ter nagedachtenis van Ludo Martens (1946-2011)Ter nagedachtenis van Ludo Martens (1946-2011)
Ter nagedachtenis van Ludo Martens (1946-2011)
 
Thomas Mann en De Toverberg : een vergelijking tussen toen en nu
Thomas Mann en De Toverberg : een vergelijking tussen toen en nuThomas Mann en De Toverberg : een vergelijking tussen toen en nu
Thomas Mann en De Toverberg : een vergelijking tussen toen en nu
 
29 liberal humanism en de moderne literatuurwetenschap
29 liberal humanism en de moderne literatuurwetenschap29 liberal humanism en de moderne literatuurwetenschap
29 liberal humanism en de moderne literatuurwetenschap
 
Bachelor scriptie S0315524
Bachelor scriptie S0315524Bachelor scriptie S0315524
Bachelor scriptie S0315524
 
33 toe eigening
33 toe eigening33 toe eigening
33 toe eigening
 
3 gouden tijdperk van de literatuur
3 gouden tijdperk van de literatuur3 gouden tijdperk van de literatuur
3 gouden tijdperk van de literatuur
 

Plus de Onno Hansen-Staszyński

A Minimum Viable Product definition for a socially relevant educational tech...
A Minimum Viable Product definition for a socially relevant educational  tech...A Minimum Viable Product definition for a socially relevant educational  tech...
A Minimum Viable Product definition for a socially relevant educational tech...Onno Hansen-Staszyński
 
Jak pracowac profilaktycznie z dzieckiem w wieku 13-15 lat (wydanie nr 2)
Jak pracowac profilaktycznie z dzieckiem w wieku 13-15 lat (wydanie nr 2)Jak pracowac profilaktycznie z dzieckiem w wieku 13-15 lat (wydanie nr 2)
Jak pracowac profilaktycznie z dzieckiem w wieku 13-15 lat (wydanie nr 2)Onno Hansen-Staszyński
 
Anemelo handbook background information v2
Anemelo handbook background information v2Anemelo handbook background information v2
Anemelo handbook background information v2Onno Hansen-Staszyński
 
Second training session 2018 athens programme
Second training session 2018 athens programmeSecond training session 2018 athens programme
Second training session 2018 athens programmeOnno Hansen-Staszyński
 

Plus de Onno Hansen-Staszyński (20)

De lege horizon.pdf
De lege horizon.pdfDe lege horizon.pdf
De lege horizon.pdf
 
CASE STUDY - MIL in wartime.pdf
CASE STUDY - MIL in wartime.pdfCASE STUDY - MIL in wartime.pdf
CASE STUDY - MIL in wartime.pdf
 
My point of view
My point of viewMy point of view
My point of view
 
How big food can nudge youngsters
How big food can nudge youngstersHow big food can nudge youngsters
How big food can nudge youngsters
 
A Minimum Viable Product definition for a socially relevant educational tech...
A Minimum Viable Product definition for a socially relevant educational  tech...A Minimum Viable Product definition for a socially relevant educational  tech...
A Minimum Viable Product definition for a socially relevant educational tech...
 
ANEMELO newsletter 3
ANEMELO newsletter 3ANEMELO newsletter 3
ANEMELO newsletter 3
 
Jak pracowac profilaktycznie z dzieckiem w wieku 13-15 lat (wydanie nr 2)
Jak pracowac profilaktycznie z dzieckiem w wieku 13-15 lat (wydanie nr 2)Jak pracowac profilaktycznie z dzieckiem w wieku 13-15 lat (wydanie nr 2)
Jak pracowac profilaktycznie z dzieckiem w wieku 13-15 lat (wydanie nr 2)
 
Anemelo handbook background information v2
Anemelo handbook background information v2Anemelo handbook background information v2
Anemelo handbook background information v2
 
Dear parent
Dear parentDear parent
Dear parent
 
Certificates
CertificatesCertificates
Certificates
 
Pu dialog - jak zaczynać
Pu dialog - jak zaczynaćPu dialog - jak zaczynać
Pu dialog - jak zaczynać
 
Second training session 2018 athens programme
Second training session 2018 athens programmeSecond training session 2018 athens programme
Second training session 2018 athens programme
 
Pilot questionnaire sup v2.1
Pilot questionnaire sup v2.1Pilot questionnaire sup v2.1
Pilot questionnaire sup v2.1
 
Pilot questionnaire fac v2.1
Pilot questionnaire fac v2.1Pilot questionnaire fac v2.1
Pilot questionnaire fac v2.1
 
Chat protocol nl dee v3.1
Chat protocol nl dee v3.1Chat protocol nl dee v3.1
Chat protocol nl dee v3.1
 
Pilot questionnaire par v2.1
Pilot questionnaire par v2.1Pilot questionnaire par v2.1
Pilot questionnaire par v2.1
 
Actieplan fac v4.1
Actieplan fac v4.1Actieplan fac v4.1
Actieplan fac v4.1
 
Actieplan sup v4.1
Actieplan sup v4.1Actieplan sup v4.1
Actieplan sup v4.1
 
Newsletter 2
Newsletter 2Newsletter 2
Newsletter 2
 
Anemelo handbook background information
Anemelo handbook background informationAnemelo handbook background information
Anemelo handbook background information
 

Marxisme en Oost-Europa.pdf

  • 2. 1 VOORWOORD Dit manuscript vormt de weerslag van de collegereeks 'Marxisme en Oost Europa', door mij gehouden tussen 20-12-1994 en 16-3-1995 aan de Universiteit van Amsterdam, Faculteit der Wijsbegeerte, Vakgroep Praktische Wijsbegeerte. In dit manuscript zijn opgenomen zowel de bibliografische gegevens van de behandelde (fragmenten van) literatuur, als de op de bijeenkomsten uitgesproken teksten. Voor de totstandkoming van deze collegereeks ben ik dank verschuldigd aan prof. dr. V. Bader die mij zonder voorwaarden te stellen goedkeuring verleende de bijeenkomsten te houden. Ik ben hem erkentelijk voor zijn vertrouwen. Daarnaast wil ik Maarten Buijs en de studenten die de bijeenkomsten volgden, danken voor hun inspanningen en aandacht. Tot slot van dit voorwoord wil ik de wens uitspreken dat voor initiatieven als deze in de toekomst vaker plaats zal worden ingeruimd. Amsterdam, 17-3-1995
  • 3. 2 INHOUD VOORWOORD 1 BIJEENKOMST EEN: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 3 EEN: EEN RECONSTRUCTIE 5 BIJEENKOMST TWEE: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 11 TWEE: EEN RECONSTRUCTIE VAN MARX' MANUSCRIPTEN 12 BIJEENKOMST DRIE: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 20 DRIE: EFFECTIVITEIT EN MENSELIJKE ONTPLOOIING 21 BIJEENKOMST VIER: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 27 VIER: 'EFFECTIVITEIT' BIJ PLECHANOV 28 BIJEENKOMST VIJF: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 34 VIJF: EEN RECONSTRUCTIE VAN LENIN'S KENTHEORIE 36 BIJEENKOMST ZES: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 43 ZES: TOEKOMSTBEELDEN VAN LENIN, BUCHARIN EN TROTSKI (1917-1921) 45 BIJEENKOMST ZEVEN: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 53 ZEVEN: KRITIEK VAN TROTSKI EN DJILAS 55 BIJEENKOMST ACHT: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 61 ACHT: ZEDELIJKHEID EN POLITIEK 62 BIJEENKOMST NEGEN: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 67 NEGEN: EVOLUTIE 69 BIJEENKOMST TIEN: LITERATUUR, BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE 75 TIEN: THEORIE EN PRAKTIJK 76 BIBLIOGRAFIE 81
  • 4. 3 LITERATUUR Marx/Engels. De duitse ideologie. Deel I. Feuerbach. SUN. 1974. Pp. 21-22. Marx/Engels. Die deutsche Ideologie. In: Marx/ Engels. Staatstheorie. Ullstein. 1979. Pp. 143- 166; 187-196; 198; 206-207; 218-220. Marx. Zur Kritik der politischen Oekonomie. Vorwort. In: Marx/ Engels. Staatstheorie. Ullstein. 1979. Pp. 265-266. Hansen. De grondleggers. Marx en Engels. In: Hansen. Daar. Deel I. BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE Over Die deutsche Ideologie (Marx/ Engels) Die deutsche Ideologie werd in 1845-1846 door Marx en Engels geschreven. Het volgt op Die heilige Familie (1844) waarin Marx en Engels afrekenden met de Jong-Hegelianen. Omdat dat boek een flop werd qua verkoop, durfde geen uitgever het aan Die deutsche Ideologie uit te brengen. Er werden van tijd tot tijd wel fragmenten en delen afgedrukt, maar het zou tot 1932 duren voordat de gehele tekst verscheen. Marx schreef er zelf laconiek over: "Wij lieten het manuscript te gereeder aan de knagende kritiek van de muizen over, daar wij ons hoofddoel hadden bereikt - zelfbewustwording." (Geciteerd in Mehring, 1975: 103) De meningen over de tekst zijn verdeeld. Mehring oordeelt vernietigend (1975: 103): "Het is een nog langdradiger hyperpolemiek, dan de Heilige Familie zelfs in haar dorste hoofdstukken heeft aan te wijzen, daarbij zijn de oasen in die woestijn dunner gezaaid, al ontbreken ze dan ook geenszins geheel. En overal waar zich maar dialectische scherpte vertoont, ontaardt ze al spoedig in haarkloverijen en woordenzifterijen van af en toe beslist kleinzieligen aard." Daartegenover staat mildere kritiek van Isaiah Berlin. Die spreekt van (1968: 103): "Dit voor het merendeel verwarde, breedsprakige, zwaarwichtige werk ... bevat in zijn uitvoerige voorwoord het hechtst gefundeerde, het meest tot de verbeelding sprekende en indruk- wekkendste exposé van Marx' geschiedtheorie. ... Het is in filosofisch opzicht veel belangwekkender dan elk ander werk van Marx en vertegenwoordigt een weliswaar onduidelijk maar toch beslissend en origineel stadium in zijn denken, dat door zijn onmidde- lijke opvolgers (de leiders van de Russische revolutie inbegrepen) niet is gekend of is verwaarloosd ..." Kolakowski geeft het werk een centrale plaats in het oevre van Marx. Hij concludeert na een bespreking van het boek (1981, I: 181): "These are the fundamental principles of Marx's theory from which he never departed. The whole of his work, down to the last page of Capital, was a confirmation and elaboration of these ideas." Over Zur Kritik der politischen Oekonomie. Vorwort. (Marx) Marx schreef het manuscript voor het boek in 1858-1859. Al in 1845 had Marx een contract gesloten voor de uitgave van een boek over de politieke economie. Het boek zelf bestond toen nog niet, hoewel Marx deed voorkomen of hij wel een boek had maar geen uitgever. In 1851 BIJEENKOMST EEN
  • 5. 4 liet Marx aan Engels weten met het schrijven te beginnen. In 1859 werd het dan eindelijk uitgegeven. Het boek was bedoeld als eerste deel van een reeks; de rest volgde niet. Wel schreef Marx Grundrisse der Kritik der politischen Oekonomie maar dat bleef een onaf manuscript. In het in 1867 gepubliceerde deel een van Das Kapital schreef Marx niettemin: "Het werk waarvan ik het eerste deel aan het publiek voorleg, vormt een voortzetting van mijn in 1859 gepubliceerde geschrift Zur Kritik der politischen Oekonomie." (Geciteerd in Raddatz, 1976: 271). Mehring (1975: 240) noemt het boek "het groene hout" van Marx' economie-opvattingen. Berlin schrijft erover (1968: 171): "een weinig gelezen boek ondanks het feit dat de inleiding de duidelijkste verklaring van zijn [Marx] geschiedenistheorie bevat". Kolakowski tenslotte merkt op (1981, I: 237): "The Preface to this work is one of Marx's most-quoted texts, as it contains the most concise and general formulation of what was later called historical materialism."
  • 6. 5 Een reconstructie In die deutsche Ideologie en Zur Kritik wordt ingegaan op de manier waarop samenlevingen zich in de loop van de geschiedenis hebben ontwikkeld. De specifieke mechanismen van wasdom en verandering (revolutie) krijgen dermate veel aandacht dat zij mijns inziens niet al te veel nadere uitwerking behoeven. In dit college wil ik met name ingaan op de verhouding tussen de elementen 'zijn' en 'bewustzijn' die Marx en Engels ten tonele voeren. Marx en Engels zetten zich af tegen de eerdere Duitse filosofie "welche vom Himmel auf die Erde herabsteigt" (148). Zij verzetten zich tegen speculatie en gaan liever uit van de empirie (146/147). In plaats van voorstellingen over de mens, zeggen zij uit te gaan van het 'zijn' van de mens. Zij stellen: "Nicht das Bewusstsein bestimmt das Leben, sondern das Leben bestimmt das Bewusstsein." (148) en in Zur Kritik (265). 'Das Leben' is dus primair. Op (149) omschrijven zij 'het leven': "Zum Leben ... gehört vor Allem Essen und Trinken, Wohnung, Kleidung und noch einiges Andere." Dat lijkt echter minder op handelingen dan op behoeften. Zelf spreken zij binnen hun uitleg van de eerste materiële veronderstelling van de geschiedenis over (21) "de menselijke konstitutie" als "het eerste konstateerbare feit". Deze (21) "menselijke konstitutie" lijkt bij Marx en Engels het centrale punt in de geschiedenis. Vanwege deze constitutie heeft de mens een aantal zaken nodig om te leven: de mens moet de eigen constitutie tevreden stellen. Derhalve ontstaat voor de mens de noodzaak tot handelen, tot het zijn van een 'werkzame mens'. Van deze mens gaan Marx en Engels in hun analyse uit: (148) "es wird von den wirklich tätigen Menschen ausgegangen". De basis van de 'werkzame mens' lijkt op het eerste gezicht niet speciaal te voeren naar een geschiedenis. Immers, geschiedenis houdt een ontwikkeling in, terwijl vanuit de aanname van de "menselijke konstitutie" eerder een stilstand lijkt voort te vloeien. De mens behoeft slechts de eigen behoeften te bevredigen en is daarmee klaar, zo lijkt het. Echter, Marx en Engels doen een toevoeging aan de eerste vooronderstelling (149) "daß die Menschen imstande sein müssen zu leben um >Geschichte machen< zu können": hun tweede vooronderstelling is dat de bevredigde behoefte tot nieuwe behoeften voert, dat (150) "das befriedigte erste Bedürfnis ... zu neue Bedürfnisse führt". Deze tweede vooronderstelling is de motor van de ontwikkeling van de mens bij Marx en Engels. De totstandbrenging van nieuwe behoeften noemen zij (150) "die erste geschichtliche Tat". Overigens hadden zij op (149) "die Erzeugung der Mittel zur Befriedigung dieser Bedürfnisse", in de zin van de oorspronkelijke behoeften ook al de "erste geschichtliche Tat" genoemd. Hun derde verondersteling, of moment, is dat de mens ook andere mensen maakt. Op (153) stellen Marx en Engels dat de daaruit voortkomende "Vermehrung der Bevölkerung" ten grondslag ligt aan "die Vermehrung der Bedürfnisse". En op (150) spreken zij van het feit dat "die vermehrte Menschenzahl neue Bedürfnisse erzeugen". Daarmee lijkt het erop dat het voortbrengen van mensen identiek is aan een vergroting van de behoeften en dat de nieuwe EEN
  • 7. 6 behoeften meer kwantitatief dan kwalitatief zijn. Niettemin maken zij deze koppeling tussen meer mensen en meer behoeften nergens exclusief; zou de behoeftevergroting slechts voortkomen uit de bevolkingstoename dan is het bovendien niet duidelijk warom Marx en Engels de nieuwe behoeften uiteengerafeld hebben in twee veronderstellingen in plaats van een. Om de behoeften te bevredigen, moet de mens middelen vinden. De mens moet een aktie ondernemen om de behoeften te bevredigen en een hulpmiddelen daarvoor ontwikkelen. Zij moeten (21) "hun bestaansmiddelen gaan produceren". En, deze produktie (het vierde moment van de oorspronkelijke historische verhoudingen, 151/152) moet telkens nieuwe behoeften bevredigen. Er is dus een noodzaak tot een hogere en betere produktie. De produktie nu is 'het leven'. (22) "Wat zij [mensen] zijn, valt ... samen met hun produktie: zowel met wat zij produceren, alsook met de wijze waarop zij produceren." De mens maakt dus het eigen leven door te handelen, zowel abstrakt (het 'bewustzijn') als concreet (het 'zijn'). Kortom: Omdat steeds meer behoeften bevredigt moeten worden, moet de mens de eigen handelingen veranderen, moet de produktie verbeterd en verhoogd worden. Daardoor verandert de mens zowel het 'leven' als het 'bewustzijn'. De mens maakt door te handelen het eigen leven elke dag opnieuw: (150) "die Menschen, die ihr eignes Leben täglich neu machen". De handelingen van de mens zijn echter niet 'vrij' hun eigen leven direkt in te richten. Het produceren betekent voor Marx en Engels de noodzaak contact te maken met de buitenwereld, een verhouding aan te gaan met de buitenwereld (219). Dat gebeurt met twee typen buitenwereld. De eerste is de stoffelijke buitenwereld, de natuur. Op (21) spreken zij van "de lichamelijke konstitutie van ... individuen en hun verhouding tot de overige natuur, die daaruit voortvloeit." De tweede is de menselijke omgeving, de anderen: (152) "dem Bedürfnis, der Notdurft des Verkehrs mit andern Menschen". In Zur Kritik heet het dat mensen (265) "bestimmte, notwendige, von ihrem Willen unabhängige Verhältnisse ..., Produktionsverhältnisse ..." aangaan. Ofwel: de mens is niet (219) "einzig". De mens verandert door verhoudingen aan te gaan zowel de buitenwereld als zichzelf. De verandering van de natuur door de mens wordt gesuggereerd in zinsneden als (153) "weil die Natur noch kaum geschichtlich modifiziert ist" en (21) "deze natuurlijke grondslagen en ... de wijzigingen die het menselijk handelen daar ... in aanbrengt". Mensen veranderen anderen, maken zelfs anderen (het derde moment van de sociale aktiviteit, 150). Hoe zij die anderen veranderen wordt uitvoerig uitgelegd, is zelfs een van de kernvragen van de tekst. Op (219) vatten Marx en Engels het proces van menselijke verandering door anderen samen: individuen moeten zich vanwege hun behoeften op elkaar richten, verhoudingen met elkaar aangaan. Die verhoudingen ("Verkehr", "Produktionsverhältnisse") worden bepaald door het niveau van behoeften van mensen (dit wordt weggelaten in Zur Kritik) en van instrumenten
  • 8. 7 om die behoeften te bevredigen ("Produktivkräfte"). Die verhouding bepaalt op haar beurt de produktie en de behoeften van de mensen. Dit geschiedkundige proces (219) "nimmt auf verschiednen Entwicklungsstufen verschiedene, immer schärfere und universellere Formen an." (219) "Kurz, es zeigt sich, daß eine Entwicklung stattfindet und die Geschichte eines Individuums keineswegs von der Geschichte der vorbeigegangenen und gleichzeitigen Individuen loszureissen ist, sondern von ihr bestimmt wird." De mensen maken dus het eigen leven via hun relatie met de buitenwereld. De relaties die zij noodgedwongen aangaan, leggen hen specifieke patronen op. Mensen veranderen de buitenwereld, maar worden door de buitenwereld op hun beurt even goed veranderd. Zij veranderen zichzelf derhalve niet direkt, maar indirekt, via hun contact met de buitenwereld. Het aangaan van verhoudingen in de buitenwereld en het veranderen van die buitenwereld gebeurt niet volledig bewust. Niettemin betekent het hebben van deze verhoudingen dat de mensen een bewustzijn hebben (152). Waar dieren slechts in contact treden met de buitenwereld zonder verhoudingen aan te gaan (152), omdat zij geen bewustzijn maar een instinkt hebben (153), kennen mensen een bewustzijn. Het bewustzijn van mensen is een bewust zijn: (147) "Das Bewusstsein kann nie etwas Anderes sein als das bewusste Sein, und das Sein der Menschen ist ihr wirklicher Lebensprozess." Zelf interpreteer ik het verschil tussen mens en dier, tussen instinkt en bewustzijn bij Marx en Engels als volgt: zowel de mens als het dier kennen behoeften en verrichten daden om die behoeften te bevredigen. Echter, de keten die leidt van de behoefte tot de daad verschilt bij mens en dier. Waar het dier via een automatisme komt van de behoefte tot de behoeftebe- vrediging, is de mens zich van de noodzaak tot handelen bewust en kan nadenken over de manier waarop de behoeftebevrediging plaats dient te vinden. De keten van stappen is bij de mens dus langer. Het bewustzijn van de mens maakt dat deze keten ook almaar langer kan worden. Het bewustzijn is niet gegeven aan mensen. Het bewustzijn ontstaat (152) "erst aus dem Bedürfnis, der Notdurft des Verkehrs mit andern Menschen". Pas als de mens de noodzaak ervaart van de omgang met anderen, krijgt hij of zij bewustzijn. Het bewustzijn is dus per definitie sociaal: het bestaat slechts door de relatie met anderen. (152) "Das Bewusstsein ist also von vornherein schon ein geselschaftliches Produkt und bleibt es, solange überhaupt Menschen existieren." Het bewustzijn begint als (152) "ein rein tierisch Bewusstsein" als (153) "blosses Herdenbewusstsein", bijna als een schaap. (152) "Das Bewusstsein ist natürlich zuerst bloss Bewusstsein über die nächste Umgebung und Bewusstsein des bornierten Zusammenhanges mit andern Personen und Dingen ausser dem sich bewusst werdenden Individuum; es ist zu gleicher Zeit Bewusstsein der Natur, die den Menschen anfangs als eine Durchaus fremde, allmächtige und ungreifbare Macht gegenübertritt, zu der sich die Menschen rein tierisch verhalten, von der sie sich imponieren lassen wie das Vieh ..."
  • 9. 8 Vanaf de periode van het kuddebewustzijn ontwikkelt het bewustzijn zich onder invloed van het zijn: (bv. 148) "die ihre materielle Produktion und ihren materiellen Verkehr entwickelden Menschen ändern mit dieser ihrer Wirklichkeit auch ihr Denken und die Produkte ihres Denkens". Met de afsplitsing van geestelijke taken van lichamelijke in de maatschappij behoeft het bewustzijn niet langer een bewust zijn, (153) "das Bewußtsein der bestehende Praxis", te zijn, maar is het in staat tot eigen aktiviteiten. Het 'zijn' bepaalt dus een groot aantal aspekten van het bewustzijn: de inhoud ervan, het ontstaan ervan, de mate ervan en de reikwijdte ervan. In de deutsche Ideologie werken Marx en Engels op grond van deze basis het verloop van de geschiedenis uit: het verloop van het 'leven' en het 'bewustzijn'. Het voert te ver hier de gehele theorie te reproduceren. Ik zal deze slechts schetsmatig duiden. Met betrekking tot het 'zijn' zijn een aantal kernbegrippen van belang: 'produktie', 'arbeidsdeling' en 'eigendom'. 'Produktie': (149) "die Erzeugung der Mittel der Befriedigung [der] Bedürfnisse". Die moet (149) "täglich und stündlich erfüllt werden". De organisatie van de produktie vindt plaats in de arbeidsdeling. De produktie wordt in de loop van de geschiedenis steeds meer opgevoerd, waardoor de behoeften steeds beter bevredigd worden. Er komen steeds betere methoden om te produceren. 'Arbeidsdeling', (164) "eine der Hauptmächte der bisherigen Geschichte". De arbeidsdeling ontstaat omdat mensen in een groep de taken verdelen. In de familie gebeurt dit reeds op het niveau van de geslachtsdaad, in de samenleving gebeurt dit aanvankelijk als (144) "eine weitere Ausdehnung der in der Familie gegebenen naturwüchsigen Teilung der Arbeit". De arbeidsdeling is natuurlijk, niet vrijwillig. Daarom staat zij tegenover mensen als een vreemde macht. Zij verandert persoonlijke verhoudingen in zakelijke (192). De aanvankelijk geringe arbeidsdeling wordt steeds groter. En: (153) "Die Teilung der Arbeit wird erst wirklich Teilung von dem Augenblicke an, wo eine Teilung der materiellen und geistigen Arbeit eintritt." Met arbeidsdeling komt ook de arbeidsverdeling: een ongelijke verdeling arbeid en produkten (154). Onder het communisme bestaat niet langer een arbeidsdeling: ieder is vrij de eigen bezigheden te kiezen (155). (192/193) "Die Verwandlung der persönlichen Mächte (Verhältnisse) durch die Teilung der Arbeit kann ... dadurch wieder aufgeheben werden ..., daß die Individuen diese sachlichen Mächte wieder unter sich subsumieren und die Teilung der Arbeit aufheben. Dies ist ohne die Gemeinschaft nicht möglich. Erst in der Gemeinschaft [mit Andern hat jedes] Individuum die Mittel, seine Anlagen nach allen Seiten hin auszubilden; erst in die Gemeinschaft wird also die persönliche Freiheit möglich." In plaats van door toeval verbonden maatschappelijke individuen komen verenigde individuen de vereniging van
  • 10. 9 mensen in handen. De eigen handeling staat dan niet langer tegenover de mens als "einer fremden, gegenüberstehenden Macht ... die ihn unterjocht" (155); de mens beheerst nu de eigen daad. De produktie kan met de arbeidsdeling in conflict raken (187). In Zur Kritik zegt Marx dat (265/266) "die materiellen Produktivkräfte der Gesellschaft in Widerspruch mit den vorhandenen Produktionsverhältnisse ..., mit dem Eigentumsverhältnisse" raken; in die deutsche Ideologie heet het nog dat (154) "diese drei Momente, die Produktionskraft, der ge- sellschaftliche Zustand und das Bewußtsein" met elkaar in tegenspraak kunnen en moeten raken. (266) "Aus Entwicklungsformen der Produktivkräfte schlagen diese Verhältnisse in Fesseln derselben um. Es tritt dann eine Epoche sozialer Revolution ein. Mit der Veränderung der ökonomischen Grundlage wälzt sich der ganze ungeheure Ueberbau langsamer oder rascher um." (Zie ook 187/188, 192) De arbeidsdeling leidt tot klassen met eigen belangen. Deze klassen bestrijden elkaar. De leidende klasse stelt het eigen belang voor als algemeen belang. Tegenover de heersende klasse komt bij het conflict tussen produktie en arbeidsdeling een revolutionaire klasse op die op haar beurt (165) "ihr Interesse als das gemeinschftliche Interesse aller Mitglieder der Gesellschaft" benoemt. Als vertegenwoordiger van de rest van de maatschappij staat zij tegenover de zittende leidende klasse. Telkens heeft een nieuwe heersende klasse een bredere aanhang dan de vorige (165). Maar ook de nieuwe klasse verwordt tot obstakel en wordt vervangen (187). Pas bij het proletariaat houdt dat op (257). De stadia van arbeidsdeling worden uitgedrukt in de vormen van 'eigendom' (144). (154) "Uebrigens sind Teilung der Arbeit und Privateigenum identische Ausdrücke - in dem Einen wird in Beziehung auf die Tätigkeit dasselbe ausgesagt, was in dem Andern in bezug auf das Produkt der Tätigkeit ausgesagt wird." Er zijn vijf niveaus: stameigendom (144); antieke communale en staatseigendom (144-145); feodale of standseigendom (145-146); kapitalisme; communisme. Volgens Zur Kritik (265) vormt de economische structuur de "reale Basis" van de maatschappij waarop zich "ein juridischer und politischer Ueberbau" verheft, met de daabij behorende "Bewußtseinsformen". Met betrekking tot het 'bewustzijn' zijn de volgende begrippen van belang: 'vervreemding', 'theorie'. De omgeving staat de mens als vreemde tegenover. Zowel de natuur als de maaatschappij: (161) "[Die] Summe von Produktionskräften, Kapitalien und sozialen Verkehrsformen" vindt elk individu en nieuwe generaties als gegeven. Deze kunnen gemodificeerd worden (of in revoluties veranderd), maar niet genegeerd. In de loop van de geschiedenis blijft deze 'vervreemding' bestaan, met als hoogtepunt de vervreemding van arbeiders onder het kapitalisme (zelfs hun arbeid is hen vreemd, 196, door de anonieme 'wereldmarkt', 159). De vervreemding kan onder twee voorwaarden worden
  • 11. 10 opgeheven (156/157): 1. de massa der mensheid moet tot bezitloosheid zijn gebracht en in tegenstelling staan tot 2. bestaande rijkdom en cultuur. Onder het communisme bestaat geen vervreemding meer. (159) De machten die de mens beheersten "... wird durch diese kommunistische Revolution verwandelt in die Kontrolle und bewusste Beherrschung dieser Mächte..." De mens wordt zo van doorsnee-individu (193), van willekeurig groepslid, tot individu. 'Theorie': Als de arbeidsdeling tussen materieel en geestelijk werk zich voltrekt, dan (153) "... kann sich das Bewustsein wirklich einbilden, etwas Andres als das Bewußtsein der bestehenden Praxis zu sein, wirklich etwas vorzustellen ohne etwas Wirkliches vorzustellen ..." Het bewustzijn kan dan pure theorie worden. De heersende ideeën binnen de gemeenschap zijn die van de materiële heersers (163). "Die herrschende Ideen sind weiter Nichts als der ideelle Ausdruck der herrschenden materiellen Verhältnisse ..." Deze theorie wordt voorgesteld als (165) "allgemein gültigen". Deze theorie kan in tegenspraak komen met de praxis: wanneer de produktie en de arbeidsverdeling botsen. Dan wordt de theorie steeds huichelachtiger (207). Een tegengesteld revolutionair idee kan deze alleen vervangen als deze aansluit op de materiële omstandigheden (161). Tenslotte: de geschetste lijnen zijn voor Marx en Engels geen vervanging van de werkelijkheid, geen schema's met absolute zeggingskracht. Ondanks hun soms stellige woordkeus beperken Marx en Engels zich volgens eigen zeggen tot de positieve wetenschap omdat zij uitgaan van (148) "die Darstellung der praktischen Betätigung, des praktischen Entwicklungsprozesses der Menschen". De geschetste lijnen zijn (149) "höchstens eine Zusammenfassung der allgemeinsten Resultate ... die sich aus der Betrachtung der historischen Entwicklung der Menschen abstrahieren lassen." (149) "Diese Abstraktionen heben für sich, getrennt von der wirklichen Geschichte, durchaus keinen Wert. Die können nur dazu dienen, die Ordnung des geschichtlichen Materials zu erleichtern, die Reihenfolge seiner einzelnen Schichten anzudeuten. Die gebe aber keineswegs, wie die Philosophie, ein Rezept oder Schema, wonach die geschichtlichen Epochen zurechtgestutzt werden können." De lijnen van Marx en Engels worden, paradoxaal genoeg, door de meeste van hun volgelingen als hun belangrijkste prestatie gezien, niet hun concrete historische onderzoek. De schema's werden verabsoluteerd tegen de raadgevingen van Marx en Engels in. Nog in 1877 nam Marx afstand van een interpretatie van zijn werk als "eine geschichtsphilosophische Theorie des allgemeinen Entwicklungsganges ... der allen Völkern schicksalmäßig vorgeschrieben ist, was immer die geschichtlichen Umstände sein mögen, in denen sie sich befinden, um schließlich zu jener ökonomischen Formation zu gelangen, die mit dem größten Aufschwung der Produktivkräfte der gesellschaftlichen Arbeit die allseitigen Entwicklung des Menschen
  • 12. 11 sichert." [Brief an die Redaktion der >>Otetschestwennyje Sapiski<<, november 1877. In: Marx/Engels, 1984: 52* .] Niet alleen de volgelingen maakten zich schuldig aan het toekennen van een absolute waarde aan de lijnen. Ook Engels zou dat doen in zijn latere werk. Zo zei hij bijvoorbeeld in de grafrede die hij hield bij de begrafenis van Marx in 1883: "Net als Darwin de wet van ontwikkeling van organische natuur ontdekte, zo ontdekte Marx de wet van ontwikkeling van menselijke geschiedeni s ..." [In Marx-Engels reader, 1978: 681*] * Niet opgenomen in de literatuur; ook in de tekst van de volgende bijeenkomsten geeft '*' aan dat een verwijzing naar buiten de literatuur plaatsvindt.
  • 13. 12 LITERATUUR Marx. Oekonomisch-philosophische Manuskripte. In: Marx/ Engels. Politische Oekonomie. Studienausgabe. Band II. Fischer Bücherei. 1966. Pp. 76-87; 97-114; 115-116; 117-118; 119; 120. Kolakowski. Karl Marx and the classical definition of truth. In: Kolakowski. Toward a Marxist humanism. Essays on the left today. Grove Press. 1968. Pp. 42-66. BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE Over Oekonomisch-philosophische Manuskripte (Marx) Marx schreef in de zomer van 1844 vier manuscripten die onderdeel uitmaakten van een kladversie van een boek. Het boek dat op grond van deze teksten had moeten ontstaan, verscheen nimmer, hoewel McLellan en Kolakowski menen dat dat boek uiteindelijk Das Kapital zou worden. De manuscripten bleven liggen als schetsen en uitreksels. In 1927 verscheen in Moskou een incomplete uitgave in het Russisch onder de titel Voorbereidende Werken tot de 'Heilige Familie'; de eerste Duitse complete uitgave volgde in 1932 in de Histo- risch-kritische Gesamtausgabe van het werk van Marx en Engels. De teksten werden pas geruime tijd na hun ontstaan gewaardeerd. Mehring (1975) en Nicolajevskij (1976) noemen ze niet in hun Marx-biografiën; Berlin (1968) meldt slechts hun bestaan. In 1954 publiceerde Herbert Marcuse een van de eerste kritieken erop. Hij zou later een deel van zijn werk op de inhoud van de manuscripten baseren. Kolakowski (1981, I: 132) zegt over het werk: "Although merely an outline, it has come to be regarded as one of the most important sources for the evolution of Marx's thought. In it he attempted to expound socialism as a general world-view and not merely a programme of social reform, and to relate economic categories to a philosophical interpretation of man's position in nature, which is also taken as the starting-point for the investigation of metaphysical and epistemological problems." Over Karl Marx and the classical definition of truth (Kolakowski) De tekst is en uitgebreide versie van een paper van Kolakowski die hij in december 1958 voorlas aan de universiteit van Tübingen. De publicatie van de lezing in Studia filosoficzne kostte Kolakowski het hoofdredacteurschap van het blad. Hij werd aansluitend scherp bekritiseerd door de heersende Poolse partij-ideoloog Adam Schaff. BIJEENKOMST TWEE
  • 14. 13 Een reconstructie van Marx' manuscripten Het uitgangspunt van Marx in de tekst is de zintuiglijkheid. Deze zintuiglijkheid dient volgens Marx de basis te vormen van wetenschap: "Die Sinnlichkeit ... muß die Basis aller Wissenschaft sein." (106) De zintuiglijkheid kent twee aspekten: de zintuiglijke behoefte en het zintuiglijk bewustzijn (106). Het eerste aspekt van de zintuiglijkheid, de zintuiglijke behoefte, leidt tot "Lebenstätigkeit" (81), aktiviteit om de behoefte te vervullen. Deze "Lebenstätigkeit" onderscheidt mens van dier: "In der Art der Lebenstätigkeit liegt der ganze Charakter einer species, ihr Gattungscharakter" (81). Marx onderscheidt twee soorten "Lebenstätigkeit": De eerst soort komt voort uit behoeften die Marx "das Tierische" (79) noemt: "Essen, Trinken und Zeugen etc" (79). Het dier valt daarmee samen: "Das Tier ist unmittelbar eins mit seiner Lebenstätigkeit." (81). De tweede soort komt voort uit behoeften die het dier niet kent; zij behoren tot "das Gattungsleben" specifiek van de mens. Marx noemt ze dan ook "das Menschliche" (79). Deze behoeften worden vervuld door middel van het scheppen, met het creëren, "in der Bearbeitung der gegenständichen Welt" (82). De mens voert de vervulling van beide behoeften bewust door. "Der Mensch macht seine Lebenstätigkeit selbst zum Gegenstand seines Wollens und seines Bewußtseins." (81) In tegenstelling tot het dier, valt de mens daardoor niet samen met de behoeftevervulling. Dat betekent dat de mens "frei seinem Produkt gegenübertritt" (81), in tegenstelling tot het dier dat slechts produceert "unter der Herrschaft des unmittelbaren physischen Bedürfnisses" (81), en dat de mens pas werkelijk vrij produceeert als hij of zij dat los van de behoeften doet. En het betekent dat, terwijl het dier slechts naar de eigen maat en de eigen behoeften produ- ceert, voor de mens geldt dat "der Mensch nach dem Maß jeder species zu produzieren weiß und überall das inhärente Maß dem Gegenstand anzulegen weiß". (81/82) De mens kan "auch nach den Gesetzen der Schönheit" (82) produceren. Ofwel: "sein eignes Leben ist ihm Gegenstand". (81) Kortom: de mens onderscheidt zich als soort door de mogelijkheid uit "freie Tätigkeit" (81), zonder noodzaak, te produceren en niet alleen eenzijdig, maar "universell" (81) te kunnen produceren. Door deze specifiek menselijke vorm van produceren, is de mens in staat "die ganze Natur" (81) te reproduceren en het eigen leven bewust vorm te geven. Het produceren staat centraal in het vormgeven van het leven van de mens. De wereldge- schiedenis is "nichts anders ... als die Erzeugung des Menschen durch die menschliche Arbeit" (108). Het bepaalt de verhoudingen van de mens tot de natuur, het eigen produkt, het scheppen, zichzelf en tot de soort. Al deze verhoudingen gaat Marx in het eerste manuscript na. TWEE
  • 15. 14 In het derde manuscript komt Marx echter met een aanvulling of een verduidelijking op het beeld uit het eerste manuscript. Hij komt erin terug op de zintuigen. Middels deze zintuigen duidt hij het tweede aspect van de zintuigijkheid naast de zintuiglijke behoefte aan: het zintuiglijk bewustzijn. Hij vat de relatie samen met de zin: "... der Sinn eines Gegenstandes [geht] für mich ... grade so weit ... als mein Sinn geht..." (104): de zingeving van de wereld hangt af van de mate waarin de zintuigen zich ontwikkeld hebben. Op het meest elementaire niveau, geeft de mens slechts zeer beperkt en direkt zin; de verfijning tot een menselijke zin komt later: de beleving van het ruwe, bijna dierlijke zintuig is anders dan dat van het gecultiveerde menselijke zintuig. Derhalve stelt Marx: "Die Sinne sind ... unmittelbar in ihre Praxis theoretiker geworden." (103) Dat geldt niet alleen voor de vijf direkte zintuigen maar ook voor de geestelijke, praktische zintuigen als wil en liefde (104). De zintuigen van de individuele mens staan niet op zich: "... seine eigne Sinnlichkeit ist erst durch den andren Menschen als menschliche Sinnlichkeit für ihn selbst". (107) Hoewel deze uitspraak specifiek betrekking heeft op het stadium van het socialisme geldt zij ook in het algemeen volgens het principe dat de mens de maatschappij en de maatschapij de mens als mens produceert. (101) En: "überhaupt jedes Verhältnis, in dem der Mensch zu sich selbst steht, ist erst verwirklicht, drückt sich aus in dem Verhältnis, in welchem der Mensch zu en andren Menschen steht." (82) De zintuigen van de individuele mens zijn dus onlosmakelijk verbonden met de maatschappij en dus met de maatschappelijke arbeid. Tot hoever de zintuigen gaan, en daarmee tot hoever de zingeving, is verbonden met de maatschappelijke ontwikkeling. Marx zegt dan ook dat de zintuigen zich in de loop van de geschiedenis ontwikkelen: "Die Bildung der fünf Sinne ist eine Arbeit der ganzen bisherigen Weltgeschichte." (104) Hoe de ontwikkeling van de zintuigen en die va de maatschappij zich precies verhouden bij Marx is niet volledig duidelijk. Aan de ene kant lijkt het erop dat het stadium waarin de maatschappij zich bevindt de stand van de zintuigen bepaalt: bijvoorbeeld (105): "so produziert die gewordne Gesellschaft". Aan de andere kan merkt Marx op: "wie die Gesellschaft selbst den Menschen als Menschen produziert, so ist sie durch ihn produziert" (101). Datgene waarop de zintuigen betrekking hebben, noemt Marx "Gegenstände" (bv. 104, "Gegenstand des Auges"). De werkelijkheid omschrijft Marx als de "gegenständliche Wirklich- keit". Onder de maatschappelijke verhoudingen van het kapitalisme waarover het eerste manuscript handelt, bevinden de zintuigen zich in een onvolkomen stadium. Zij moeten "Gegenstände" 'hebben', 'bezitten' om ervan te kunnen genieten. "Das Privateigentum hat uns so dumm und einseitig gemacht, daß ein Gegenstand erst der unsrige ist, wenn wir ihn haben ... oder von uns unmittelbar besessen, gegessen, getrunken, an unsrem Leib getrage, von uns bewohnt etc, kurz gebraucht wird." (103) De zintuigen genieten derhalve wel als men een "Gegenstand" heeft en niet als men een "Gegensand" niet heeft.
  • 16. 15 Echter, het kapitalisme is niet uit op zoveel mogelijk genietingen. Op (109/110) spreekt Marx van: "Das Bedürfnis des Geldes ist ... das wahre, von der Nationalökonomie produzierte Bedürfnis und das einzige Bedürfnis, das sie produziert." De zin die de zintuigen geven, lijkt derhalve de zin van het geld. "Du mußt alles, was dein ist, feil d.h. nützlich machen." (113) Het gevolg van deze toestand is een staat van hebzucht (112) waarin de mens zich bevindt. De mens probeert bij de ander nieuwe behoeften te scheppen om de ander in een staat van afhankelijkheid te brengen (109) en er zelf geld aan te verdienen: "jedes Produkt is ein Köder" (110), "ich prelle dich, indem ich dir einen Genuß verschaffe" (110). Behoeften worden zo tot zwakheden (110). Om tot meer geld te komen genieten mensen niet, maar besparen ze juist. "Und nicht nur deine unmittelbaren Sinne, wie Essen etc., mußt du abspahren; auch Teilnahme mit allgemei- nen Interessen, Mitleiden, Vertrauen etc., das alles mußt du dir ersparen, wenn du ökono- misch sein willst, wenn du nicht an Illusionen zu Grunde gehn willst." (113) Ascese is het ideaal (112); behoeftebevredigingen zijn al snel luxe. Zelfs het bestaan zelf verwordt in sommige gevallen tot luxe (114). Maar: "Mit der Verwertung der Sachenwelt, nimmt die Entwertung der Menschenwelt in direktem Verhältnis zu." De "Gegenstände" worden tot handelswaar. Zelfs mensen in de vorm van arbeiders worden "eine Ware" (76). Het proces waarin alle "Gegenstände" handelswaar wordt onder het kapitalisme vindt zijn oorsprong in de produktie. De produkten behoren niet toe aan degene die de arbeid verricht. De vruchten van de arbeid gaan naar anderen, naar rijken (78), terwijl de arbeider een ander iets, geld, loon, krijgt. De produkten van de arbeider zijn de arbeider derhalve vreemd. De arbeider verhoudt zich "zum Produkt seiner Arbeit als einem fremden Gegenstand" (77). Het produkt is "als ein fremdes Wesen, als eine von dem Produzent unabhängige Macht". (76) Hoe meer van dergelijke produkten de arbeider maakt, des te machtiger wordt datgene wat hem of haar vreemd is; des te meer versterkt hij of zij de vreemde buitenwereld. Des te minder behoort hem of haar toe. Dit verlies van het produkt, noemt Marx "Entfremdung" (77). Marx stelt deze toename van de buitenwereld gelijk aan een afname van de binnenwereld: "Was das Produkt weiner Arbeit ist, ist er nicht. Je größer also dies Produkt, je weniger ist er selbst." (77) De vervreemding uit zich niet alleen in het produkt van de arbeid, maar ook in de arbeid zelf. Ook van de daad van het produceren is de abeider vervreemd.
  • 17. 16 De vervreemding van de arbeider tegenover de arbeid blijkt daaruit dat de arbeider "sich in seiner Arbeit nicht bejaht, sondern verneint" (79), dat de arbeid niet vrijwillig maar "Zwangsarbeit" (79) is. De vervreemding en het gevolg daarvan, de vreemde buitenwereld, laat zich begrijpen door de zintuiglijke behoefte van de soort, het produceren, welke de mens scheidt van het dier. Terwijl de mens de mogelijkheid heeft vrij van noodzaak te produceren, en daardoor universeel te produceren, waardoor de gehele natuur en het menselijk bestaan door de mens zelf bewust vormgegeven wordt, is dit niet mogelijk onder het kapitalisme. De arbeider bevredigt de soortbehoefte niet als mens: "Es kommt ... zu Resultat, daß der Mensch (der Arbeiter) nur mehr in seinen tierische Funktionen ... sich als freitätig fühlt, und in seinen menschlichen nur noch als Tier." (79) De behoeften van de arbeider zijn überhaupt onder het kapitalisme gereduceerd tot "viehische Verwilderung, vollständige, rohe, abstrakte Einfachkeit der Bedürfnisse" (110) die zelfs onder het niveau van dierlijke behoeften liggen. (111) De arbeider is daardoor vervreemd van de soort van de mens. De behoeften die hem of haar tot mens maken zijn geen doel meer, maar worden gebruikt als middel tot instandhouding van het eigen leven. De vervreemde arbeid maakt voor de arbeider "das Gattungsleben zum Mittel des individuelen Lebens". (81) Daardoor ontstaat er "die Entfremdung des Menschen von dem Menschen." (82) De zintuiglijke behoefte van de soort tot produceren slaat derhalve onder het kapitalisme om in een nadeel: in plaats van dat de arbeider alles bewust vorm geeft, wordt alles van de arbeider vervreemd (82) en wordt de arbeider geknecht. De arbeider staat niet los. De mens tegenover wie hij of zij vervreemd is, is zowel de arbeider als de niet-arbeider. De arbeider verhoudt zich tot de niet-arbeider als knecht tegenover meester: de niet-arbeider plukt de vruchten van diens arbeid en geeft hem of haar vreemde "Gegenstände" in ruil van de arbeid. De verhouding die de arbeider met de buitenwereld heeft, bepaalt middels het privé-eigendom ook de niet-arbeider. Het privé-eigendom is "der materielle, resümierte Ausdruck der entäußerten Arbeit" (86). Marx kondigt aan de verhouding tussen arbeider en niet-arbeider nader te bekijken (87), maar doet dat helaas niet. Waarschijnlijk is dat deel van het manuscript verloren gegaan. Duidelijk is dat terwijl voor de heersers de produktie "Wunderwerke" (78) oplevert en hun behoeften vermeerdert (111), maakt het arbeiders tot weinig behoevende, van hun mens-zijn vervreemde mensen. Echter, niet alleen de arbeider is vervreemd, ook de rijke is vervreemd, door het privé-bezit van geld. Ook in het geval van de rijke geldt dat een toename van de buitenwereld een afname van de binnenwereld betekent, waarin het geld de rol speelt van vijandige en onderwerpende buitenwereld. (109). Ofwel: "Je weniger du bist, je weniger du dein Leben äußerst, um so mehr hast du, um so größer ist dein entäußertes Leben, um so mehr speicherst du auf von deinem entfremdeten Wesen." (112)
  • 18. 17 Allen zijn derhalve vervreemd onder het kapitalisme en niet in staat het eigen leven of de natuur vorm te geven. Niettemin is de arbeider het meest vervreemd van de burgers in de samenleving. Bovendien treedt bij de arbeider alles op als "Tätigkeit der Entäußerung, der Entfremdung", terwijl er bij de niet-arbeider slechts sprake is van een "Zustand der Entäußerung, der Entfremdung". (87) De crux van de toestand ligt dus bij de arbeider. Om de vervreemding op te heffen is derhalve "der Arbeiteremanzipation" nodig, "nicht als wenn es sich nur um ihre Emanzipation handelte, sondern weil in ihrer Emanzipation die allgemein menschliche erhalten ist" (85). Het gaat om een positieve opheffing van het privé-bezit (99), dat "nur der sinnliche Ausdruck davon ist, daß der Mensch zugleich gegenständlich für sich wird und zugleich vielmehr sich als ein fremder und unmenschlicher Gegenstand wird" (102). En: "Dies materielle, unmittelbar sinnliche Privateigentum ist der materielle sinnliche Ausdruck des entfremdeten menschlichen Lebens." (100) Het opheffen van privé-eigendom staat daarom gelijk an "die positive Aufhebung aller Entfremdung" (100). Andere manieren om de vervreemding tegen te gaan, wijst Marx van de hand (84; 97-99). Want: "das Privateigentum weiß das rohe Bedürfnis nicht zum menschlichen Bedürfnis zu machen ..." (110) Zolang het privé-eigendom bestaat, geldt dat behoeftenbevrediging door geld vervangen kan en zal worden. (112) Na de emancipatie van de arbeider begint het socialisme. Onder de maatschappelijke verhoudingen van het socialisme bestaan geëmancipeerde, menselijke zintuigen die beantwoorden aan de gehele rijkdom van het wezen van de mens (105). Het individu is dan door de afwezigheid van het privé-bezit op geen enkele wijze vervreemd van de natuur, het produkt, het scheppen, zichzelf of de soort. De mens bevredigt de zintuiglijke soortbehoefte en geeft derhalve bewust vorm aan het eigen leven en de gehele natuur: de mens 'verdubbelt' daardoor zichzelf; hij of zij ziet zichzelf terug in de wereld (82). De "Gegenstände" zijn dan niet langer vreemd, zoals onder het kapitalisme, maar eigen. De "Gegenstände" zijn onder het socialisme complementair aan de mens, sluiten aan bij de mens, bevestigen de mens: "alle Gegenstände [werden ihm] als die Vergegenständlichung seiner selbst, als seine Individualität bestätigende und verwirklichende Gegenstände, als seine Ge- genstände", d.h. Gegenstand wird er selbst" (104). Deze bevestiging voltrekt zich via de zintui- gen: "mit allen Sinnen ... wird der Mensch in der gegenständlichen Welt bejaht" (104). In plaats van dat de mensen de "Gegenstände" op hun nuttigheid, op hun waarde als koopwaar beoordelen, worden de "Gegenstände" van de mens. "Wie sie ihm als seine werden, das hängt von der Natur des Gegenstandes ...; denn eben die Bestimmtheit dieses Verhältnisses bildet die besondre, wirkliche Weise der Bejahung." (104)
  • 19. 18 De scheiding tussen mens en buitenwereld, tussen mens en de natuur, het produkt, het scheppen, zichzelf of de soort valt onder het socialisme derhalve weg zonder dat de elementen hun eigen aard verliezen. Juist hun bepaaldheid uit zich ten volle en bevestigt. Met betrekking tot de soort betekent dat dat de individuele mens "das gesellschaftliche Wesen" "ist" (101): "Das individuelle und das Gattungsleben des Menschen sind nicht verschieden, so sehr auch ... die Daseinsweise des individuelle Lebens eine mehr besondre oder mehr allgemeine Weise des Gattungsleben ist, oder je mehr das Gattungsleben ein mehr besondres oder allgemeines individuelles Leben ist." (102) In plaats van strijd met elkaar te voeren, heeft de mens dan de behoefte aan de andere mens (107). De bepaaldheid van het individu uit zich ten volle en bevestigt: "Der Mensch - so sehr er daher ein besondres Individuum ist, und gerade seine Besonderheit macht ihn zu einem Individuum und zum wirklichen individuellen Gemeinwesen - eben so sehr ist er die Totalität" (102). Met betrekking tot de behoeften betekent dat dat deze niet langer egoïstisch zijn (104). Met betrekking tot het bewustzijn betekent dat dat het individuele bewustzijn niet afwijkt van het gemeenschappelijke bewustzijn: "Mein allgemeines Bewußtsein ist nur die theoretische Gestalt dessen, wovon das reelle Gemeinwesen, gesellschaftliche Wesen, die lebendige Gestalt ist ..." (101) Het socialisme is, kortom, "das aufgelöste Rätsel der Geschichte und weiß sich als diese Lösung". (99) Deze oplossing is "auf praktische Art". (105). Vragen die verder gaan dan de praktische, bestaande mens wijst Marx af. Hij stelt dat deze de mens als abstrakt en dus als "nichtseiend" (108) voorstellen en dus niets kunnn zeggen over de bestaande mens. Vragen als die over de ontstaansgeschiedenis van de eerste mens vindt Marx daarom onbeantwoordbaar. Kolakowski's interpretatie: Marx' kentheorie Kolakowski's interpretatie van Marx gaat uit van een beeld van een mens bestaande uit twee delen: dat deel van de mens dat statisch is, "a certain constant ... that corresponds to what we can call "human nature" or else ... that totality of human properties, biologcal needs, and social relations which can rightfully be termed immutable" (56) en dat deel van de mens dat verandert, een deel dat afhankelijk is van historische omstandigheden (59). Kolakowski zegt voorts dat Marx' uitgangspunt is "the conviction that the relations between man and his environment are relations between the species and the objects of its need" (42/43). Ofwel: "The world of things exists for man only as a totality of possible satisfactions of his needs" (43). Bewustzijn en cognitie zijn bepaald door de behoeften: "all consciousness is actually born of practical needs, and the act of cognition itself is a tool designed to satisfy these needs". (44) De mens deelt de wereld op in delen in overeenstemming met de behoeften. "The habit of dividing the word in a definitive way, selecting the components which correspond to
  • 20. 19 requirements -for instance, those posed by the need for human survival- is an integral part of the most elementary activities of the human mind. ... The qualities of things arise as human products ..." (47) De wereld bestaat daardoor uit "things for us"; de behoeften construeren de delen. Buiten de "things for us" kan de cognitie niet treden. De mens kan de wereld niet "by a disinterested cognitive effort" (44) bezien. "Only "things for us," not "things as they are in themselves," can have conceptual counterparts." (49) De dingen zijn concreet gemaakt bewustzijn: "things are consciousness made concrete." (55) Omdat de mens uit twee delen bestaat, bestaat ook de cognitie uit twee delen: een de behorend tot de mens als soort, "immutable human needs and relations" (59), en een deel behorend tot de mens als onderverdeeld in "classes, nations, professions, sexes, generations, personalities, particular situations in life" (63). De tweede soort van cognitie, die Kolakowski "historical cognition" (58ff) noemt, is variabel. De mens "sees the world in such terms and from such points of view as are necessary for him to adapt to it and to transform it usefully." (47) Deze cognitie draagt "the imprint of the organizational power of man". (47) De eerste soort van cognitie is inherent aan de menselijke soort en invariabel. Zij begeleidt de mens immer en gaat vooraf aan de tweede soort (57): "This constant, which constitutes the primary material of our cognition" (59). Door deze cognitie lijkt de wereld gegeven. "From the moment man ... begins to dominate the world of things intellectually ... he finds that world already constructed and differentiated ..." (46) Het is echter de cognitie welke gegeven is. Het schetsen van de inhoud van deze cognitie is problematisch. Om dat te doen, zou de mens buiten zichzelf, buiten de eigen soort om moeten kunnen kijken: "... otherwise we would have to be to be able to shed our own skin and observe ourselves from outside." (51) En dat kan niet: "it is fundamentally futile to hope that man ... can come to know the pure self, and thus himself as an independent consciousness". De objecten van cognitie zijn gebonden aan de behoeften en daaruit voortkomende activiteiten mens; grootheden op zich kunnen niet gekend worden: "existence "in itself" cannot be an object of cognition since it is not an object of human activity." (43/44) De invoed van de eerste soort van cognitie is niet te bepalen. De mens is gehouden tot de tweede soort. "We cannot weigh the influence of this "absolute" on our vision of the world. We can examine only what can undergo change." (51) In de paragraaf "cognition of values" (62ff) werkt Kolakowski uit dat de eerste cognitie, die van de menselijke soort, zich niet merkbaar verhoudt tot de tweede. "The values and practical preferences we have put into this world are concealed within it; we no longer see the mark we have stamped upon the world and upon its permanent human coefficient. This seal is born and dies with man: there is no reason why he should retain a distinct consciousness of it." (63) Dus: "One can investigate cognition only as history and analyze it not in its universality but in what is accessible to us in the transformations and interdependencies we know from history, from the social life of people and the mutable elements of their contacts with nature, and from the social conflicts and social groupings. A general theory of knowledge could be only the general awareness of this immutable situation". (50/51) Niettemin neemt de mens deze beperking niet altijd voetstoots aan: "we sometimes believe that we are capable of liberating ourselves from all the ingredients of a world-view imposed
  • 21. 20 by mutable historical conditions, or else that an image of the world that is absolutely objective ... is possible". (59) Kolakowski wijst dit af: "it is an illusion to hope that some absolutely definitive interpretation can be established once and for all". (60) Er zijn binnen de cognitie van de mens geen onomstotelijke feiten: "The only accessible world that exists is the endless conflict between social man's needs and the natural environment as the possible means of satisfying them. In this process there is nothing we can interpret as fixed and elementary obvious, eluding all further control and demanding that we accept it as a "primal fact."" (54) Volgens Kolakowski kan men evenmin bepalen of een interpretatie juister is dan een andere. "No division, not even the most fantastic as compared with what we are accustomed to, is theoretically less justified or less "true" then the one we accept in actuality." (48) Er zijn weliswaar een aantal technische criteria aan te geven om "interpretations that are fantasies or caricatures" (60) te elimineren, maar zij "do not permit us to destroy summarily the entire range of varied and contradictory interpretations of the same sum of total facts". (60) Kortom: "an interpretation is false only when the technical rules of research are not observed" (61). Er bestaat geen keuze tussen "truth" en "falsehood", slechts tussen "two values" (62). Er kan dus niet een juiste interpretatie worden gekozen op het niveau van de tweede cognitie, noch kan uit de tweede, "this world of values" (64), de eerste, "the world of things which is commn to almost everyone and in which habits common to the whole species are involved" (64), worden geconstrueerd: "A description of this first world ... cannot be deduced from the description of the second" (64). Ofwel, Kolakowski construeert vanuit Marx een kentheorie waarvanuit geen objectieve waarheid te distilleren is. De enige constante, de behoeften van menselijke soort, is niet kenbaar en niet afleidbaar. Kennis is derhalve niet meer dan een constructie van de werkelijkheid vanuit praktische behoeften. Weliswaar lijkt de mens te stuiten op een gegeven wereld, maar deze is afhankelijk van zichzelf. Er zijn binnen de cognitie van de mens geen onomstotelijke feiten. Evenmin is er theoretisch gezien 'juiste kennis', omdat de praktische behoeften de motor van kennis zijn. Elke onderverdeling van de wereld in categorieën is even juist. Kennis bestaat uit het betreken van een waarde-positie. Derhalve is er niet aleen geen objectieve kennis mogelijk, maar er is ook geen juiste subjectieve kennis mogelijk. Men kan slechts vanuit een variabele cognitie kiezen uit waarden.
  • 22. 21 LITERATUUR Engels. Anti-Dühring. Dietz Verlag. 1960. Pp. 24-26; 42-43; 113-114; 138-139; 154-157; 162- 164; 165-174; 178-192; 218-223; 223-224; 225; 245-247; 329-354; 362-368; 388-389; 393-395. Kolakowski. Karl Marx and the classical definition of truth. In: Kolakowski. Toward a Marxist humanism. Essays on the left today. Grove Press. 1968. Pp. 38-42. Kolakowski. Engels's early writings. In: Kolakowski. Main currents of marxism. Deel I. Oxford University Press. 1981. Pp. 144-146. BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE Over Anti-Dühring (Engels) Engels schreef de Anti-Dühring in 1877/ 1878, nog voor de dood van Marx. Marx heeft het handschrift dat de basis vormde voor het boek gelezen, en er zelfs een hoofdstuk voor geschreven (niet opgenomen in de fragmenten). Het boek zou het meest gelezen boek van Engels worden, hoewel het in wezen een aanval van boeklengte is op een al snel in de vergetelheid geraakte Duitse socialist. Engels heeft zelf voor de populariteit van het geschrift een verklaring. In de inleiding voor de tweede druk zegt hij (9): "Het hier gekritiseerde 'systeem' van de heer Dühring strekt zich uit over een zeer uitgebreid theoretisch gebied; ik was gedwongen hem overal te volgen en tegenover zijn opvattingen de mijne te plaatsen. De negatieve kritiek werd daardoor positief; de polemiek sloeg om in een min of meer samenhan- gende uiteenzetting van de door Marx en mij aangehangen dialectische methode en communistische wereldbeschouwing, en wel op een omvangrijke reeks gebieden." De tekst zou onder de communistische dissidenten in Oost Europa de rol van boeman gaan vervullen. De eerste Joego-slavische partij-ideoloog onder Tito, Milovan Djilas, noemde het boek een even grote popularisering van Marx als Stalin had gedaan ten opzichte van Lenin. Kolakowski wijst er in zijn standaardwerk over het marxisme (1981) herhaaldelijk op dat Engels' denkbeelden leidden tot de in zijn ogen intolerante, dogmatische en onintelligente filosofische denksystemen van de Russische bolsjeviki en later van de communisten in Oost Europa. Door Engels' popularisering, simplificatie en starheid zou het in Marx aanwezige humanisme zijn verwaarloosd. BIJEENKOMST DRIE
  • 23. 22 Effectiviteit en menselijke ontplooiing Het thema dat ik vandaag wil behandelen, is de vraag hoe Engels' opvattingen van 'effecti- viteit' zich verhouden met zijn opvattingen van de ontplooiing van de mens, het individu. Engels gebruikt zelf de term 'effectiviteit' niet. Het dichtst bij komt hij met termen als "Produktivität" (366). Niettemin lijkt 'economische effectiviteit' voor Engels de gangmaker te zijn van de geschiedenis. Produktiewijzen verdringen elkaar omdat zij effectiever zijn. Bijvoorbeeld op (332) stelt Engels: "die planmäßige Organisation war mächtiger als die natürwuchsige Arbeitsteilung; die gesellschaftlich arbeitenden Fabriken stellten ihre Erzeugnisse wohlfeiler her als die vereinzelten Kleinproduzenten." Ofwel: wat goedkoper, en dus effectiever kan produceren, vervangt wat duurder, en dus minder effectief, produceert. De 'economische effectiviteit' als factor van belang komt bij Engels eveneens terug in zijn kritiek op het kapitalisme. Het kapitalisme heeft volgens Engels gezorgd voor "die gesellschaftliche Organisation der Produktion innerhalb der Fabrik" (341). Tegelijkertijd echter zorgt het kapitalisme voor een "neben und über ihr bestehenden Anarchie der Produktion in der Gesellschaft" (341). Deze tegenspraak komt in de wereld door het probleem: "in der kapitalistischen Gesellschaft können die Produktionsmittel nicht in Tätigkeit treten, es sei denn, sie hätten sich zuvor in Kapital, in Mittel zur Ausbeutung menschlicher Arbeitskraft verwandelt" (342). Het kapita- lisme kan de produktiemiddelen derhalve niet verder ontwikkelen vanwege de noodzaak alles eerst in kapitaal om te zetten. Deze rem leidt tot "die jetzt bestehende künstliche Hemmung der Produktion" en "die positieve Vergeudung und Verheerung von Produktivkräfte und Produkten, die gegenwärtig die unvermeidliche Begleiterin der Produktion ist und ihren Höhepunkt in den Krisen erreicht" (350). De kapitalistische produktiewijze legt dus de ontwikkeling van de produktiemiddelen aan banden en is daarmee een sta in de weg naar verdere ontwikkeling. "Ihre Befreiung aus dieser Banden ist die einzige Vorbedingung einer ununterbrochenen, stets rascher fortschreitenden Entwicklung der Produktivkräfte und damit einer praktisch schrankenlosen Steigerung der Produktion selbst." (350) In de nationalisatie van grote "Produktions- und Verkehrsanstalten" (344) is reeds een begin van de vervanging van de kapitalisten te zien. In hun plaats komen "besoldeten Angestellten". De kapitalisten worden bijgezet in "die überflüsige Bevölkerung" (345). Ofwel, omdat het kapitalisme de ontwikkeling van de produktemiddelen, de vergroting van hun effectievere gebruik, tegenhoudt, zal het worden vervangen: "Die Expansionskraft der Produktionsmittel sprengt die Bande, die ihr die kapitalistische Produktionsweise angelegt." (350) DRIE
  • 24. 23 De 'effectiviteit' bij Engels kent meer dan alleen economische aspecten. Zij komt ook terug in zijn opvattingen over 'noodzaak' en 'vrijheid'. Voor zijn opvattingen hieromtrent baseert Engels zich volledig op Hegel: "Hegel was der erste, der das Verhältnis von Freiheit und Notwendigkeit darstellte. Für ihn ist die Freiheit die Einsicht in die Notwendigkeit." (138) De mens dient de aanwezigheid en de werking van natuurwetten, zowel die de natuur regelen als die "das körperliche und geistige Dasein des Menschen selbst" (138) regelen te erkennen en te leren kennen. Door deze erkenning verwerft de mens vrijheid: "Freiheit besteht also in der, auf Erkenntnis der Naturnotwendigkeiten gegründeten Herrschaft über uns selbst und über die äußere Natur" (138/139). Deze vrijheid, deze controle, stelt de mens in staat effectiever te handelen: "Nicht in der geträumten Unabhängigkeit von den Naturgesetzen liegt die Freiheit, sondern in der Erkenntnis dieser Gesetze und in der damit gegebenen Möglichkeit, sie planmäßig zu bestimmten Zwecken wirken zu lassen." (138) De toename van vrijheid, en daarmee van de controle en van de effectiviteit van handelen, is een geschiedkundig proces: "sie ist damit notwendig ein Produkt der geschichtlichen Entwicklung" (139). De uitkomst van de geschiedenis, het socialisme, geeft mensen meer vrijheid en controle. Mensen zijn dan tot effectiever handelen in staat: "die von ihnen in Bewegung gesetzten gesellschaftlichn Ursachen [werden] vorwiegend und in stets steigendem Maße auch die von ihnen gewollten Wirkungen haben" (351). Het socialisme is een daarom totaal nieuw punt in de menselijke geschiedenis: "Erst von da an werden die Menschen ihre Geschichte mit vollem Bewußtsein selbt machen ... Es ist der Sprung der Menschkeit aus dem Reiche der Notwendigkeit in das Reich der Freiheit." (351) 'Effectiviteit' speelt bij Engels dus zowel op het niveau van de economie als op het niveau van het menselijk handelen. Tot zover voorlopig de 'effectiviteit' bij Engels. Behalve een grotere 'effectiviteit' komt de geschiedenis bij Engels uit op een ander fenomeen: de grotere ontplooiing van het individu. De twee uitkomsten van de maatschappelijke toeëigening van de produktiemiddelen worden door Engels verbonden met het woordje "ferner" (350). De maatschappelijke toeëigening geeft de samenleving de mogelijkheid "vermittelst der gesellschaftlichen Produktion allen Gesellschaftsgliedern eine Existenz zu sichern, die nicht nur materiell vollkommend ausreichend ist und von Tag zu Tag reicher wird, sondern die ihnen auch die vollständige freie Ausbildung und Betätigung ihrer körperlichen und geistigen Anlagen garantiert" (350). De arbeid wordt onder het socialisme geëmancipeerd van handelswaar (245) tot "Mittel der Befreiung der Menschen ..., indem sie jedem die Gelegenheit bietet, sein sämtliche Fähigkeiten, körperliche wie geistige, nach alen Richtungen his auszubilden und zu betätigen" (366).
  • 25. 24 De samenleving wordt dan "eine zum planmäßigen Zusammenwirken organisierte Ge- sellschaft, um allen Gesellschaftsgliegern die Mittel zur Existenz und zu freier Entwicklung ihrer Fähigkeiten zu sichern, und zwar in stets wachsende Maß" (183). Hoe verhoudt zich nu de 'effectiviteit' met de ontplooiing van de mens? Het socialisme is een economisch stadium. Indien het socialisme nog immer dient te voldoen aan wat geldt voor de andere economische stadia, dan is de belangrijkste economische voorwaarde van het socialisme dat de produktie- wijze en goederenverdelingswijze niet in tegenspraak mogen raken met de produktiekrach- ten. Is het socialisme echter deze voorwaarde niet ontgroeid? Is zij geen nieuw punt in de geschiedenis waarvoor andere wetten gelden? Op (346) stelt Engels: "Die gesellschaftlich wirksamen Kräfte wirken ganz wie die Natürkräfte: blindlings, gewaltsam, zerstörend, solange wir die nicht erkennen und nicht mit ihnen rechnen. Haben wir sie aber einma anerkannt, ihre Tätigkeit, ihre Richtungen, ihre Wirkungen begriffen, so hängt es nur von uns ab, sie mehr und mehr unserm Wille zu unterwerfen und vermittelst ihrer unsre Zwecke zu erreichen. Und ganz besonders gilt dies von den heutigen gewaltigen Produktionskräfte." (346) Die dienen begrepen te worden om ze "aus dämonischen Herrschern in willige Diener" (346) te veranderen. Derhalve zij de algemene economische wetten nog immer van toepassing onder het socialisme en geldt nog immer als bestaansvoorwaarde voor het socialistische stadium (en daarmee voor de hogere effectiviteit en de grotere menselijke ontplooiing) dat de produktie- wijze en goederenverdelingswijze niet in tegenspraak mogen raken met de produktiekrachten die nu in gemeenschappelijke handen zijn. Voor de goederenverdeling betekent dat dat men niet "das ganze Produkt" (388) wat geproduceerd is, mag verdelen. Dat zou volgens Engels betekenen: "Die wichstigste progressive Funktion der Gesellschaft, die Akkumulation, wird die Gesellschaft entzogen und in die Hände und die Willkür der einzelnen gelegt." De maatschappij dient niet zo arm of zo rijk te blijven als zij was, maar steeds meer te accumuleren. Anders zou het gebeuren dat: "Man hat also die in der Vergangenheit akkumulierten Produkti- onsmittel nur deshalb in den Händen der Gesellschaft zentralisiert, damit alle in Zukunft akkumulierten Produktionsmittel wieder in den Händen der einzelnen zersplittert werden." (389) Dat is volgens Engels een "puren Absurdität" (389). Hoe de goederenverdeling onder het socialisme zich precies voltrekt, meldt Engels niet, maar wel dat men arbeid niet langer als 'waarde' moet zien (245) zodat men niet alle arbeid als even veel waard gaat zien, noch naar opleiding gaat differentiëren (246-247). Engels houdt het erop dat "die Verteilung, soweit sie durch rein ökonomische Rücksichten beherrscht wird, sich regeln wird durch das Interesse der Produktion, und die Produktion wird gefördert am meisten durch eine Verteilungsweise, die allen Gesellschaftsgliedern erlaubt, ihre Fähigkeiten möglichst allseitig auszubilden, zu erhalten und auszuüben" (245/246).
  • 26. 25 De verdeling is derhalve gericht op het in stand houden van de effectiviteit door niet het gehele maatschappelijke produkt te verdelen, en gericht op de volledige ontplooiing van de mens door deze als doelstelling aan te nemen. Met betrekking tot de produktiewijze zorgen de produktiekrachten ervoor dat men de arbeidsdeling afschaft. Dit vereist de technische basis van de industrie om tot grotere effectiviteit te komen (367). Met het afschaffen van de arbeidsdeling wordt de mens bevrijd van de dwang elke dag hetzelfde te doen. De mens is daardoor niet langer gedeeld, want: "Indem die Arbeit geteilt wird, wird auch der Mensch geteilt." (363) Niet langer geldt: "Der Ausbildung einer einzigen Tätigkeit werden alle übrigen körperlichen und geistigen Fähigkeiten zum Opfer gebracht." (363) De mens is niet langer alleen nog maar 'kruier' of 'architekt' (246) maar nu eens iemand die een tijdje karren duwt en dan weer als achitekt aanwijzingen geeft. Het opheffen van de arbeidsdeling is goed voor de effectiviteit en voor de ontplooiing van de mens. Echter, neemt de opheffing van de arbeidsdeling alle hindernissen weg voor de maximale ontplooiing van alle individuen? Is de opheffing een voldoende voorwaarde? Het citaat van Marx' Kapital dat Engels (367/368) geeft, lijkt daarop te duiden. Daarin lijkt de noodzaak tot opheffing van de arbeidsdeling zonder mee te leiden tot de vervanging van "das Teilindividuum, den bloßen Träger einer geselschaftlichen Detailfunktion, durch das total entwickelte Individuum, für welches verschiedne gesellschaftliche Funktionen einander ablösende Betätigungsweisen sind". Marx spreekt in hetzelfde citaat van de noodzaak "die Ungeheuerlichkeit einer elenden, für das wechselnde Exploitationsbedürfnis des Kapitals in Reserve gehaltnen disponiblen Arbeiterbevölkerung zu ersetzen durch die absolute Disponibilität des Menschen für wechselnde Arbeitserfordenisse" (367). Indien deze twee veranderingen gelijk te stellen zouden zijn, dan zou volgens Marx het opheffen van de arbeidsdeling leiden tot 'totaal ontwikkelde individuen' die echter aan de andere kant 'absoluut beschikbaar zijn voor de wisselende eisen die de arbeid stelt'. De alzijdige ontwikkeling zou dan niet zo zeer een vrije keuze zijn als wel een bijprodukt van de maatschappelijke ontwikkeling, van de ontwikkeling van de maatschappelijke noodzaak. Deze interpretatie van het citaat van Marx, van de menselijke ontwikkeling als gevolg van de maatschappelijke ontwikkeling meer dan als vrije keuze, lijkt niet strijdig met Engels' opvattingen. Om te beginnen heeft iedereen volgens Engels de plicht onder het socialisme om zich produktief te maken. Louter luieren, "das reine Nichtstun" (364) wordt opgevat als beroepsspecialisatie en mag niet meer. De organisatie van het socialisme is zo dat "kein einzelner seinen Anteil an der Produktivität, dieser Naturbedingung der menschlichen Existenz, auf andre Abwälzen kann" (366). De arbeid wordt over "alle Gesellschaftsglieder ohne Ausnahme" (223) verdeeld. Mensen hebben dus in ieder geval niet de keuze tot niets doen.
  • 27. 26 Overigens hoeven mensen aan de andere kant ook niet de gehele dag alleen maar te werken. Er blijft ondanks de arbeid nog voldoende vrije tijd over "um sich an den allgemeinen Angelegenheiten der Gesellschaft - theoretischen wie praktischen - zu beteiligen" (223). Vervolgens bestaat de organisatie van Engels niet uit zelfbeschikkende producenten; die zouden net als onder het kapitalisme voor een anarchie in de produktie zorgen en dus voor periodieke crises en een verminderde economische effectiviteit. In het socialisme is er "eine gesellschäftlich-planmäßige Regelung der Produktion nach den Bedürfnissen der Gesamtheit wie jedes einzelnen" (346), "eine zum planmäßigen Zusammenwirken organisierte Ge- sellschaft" (183). De willen van de leden van de samenleving worden dus in het socialisme niet langer vrijgelaten, maar dienen in een plan op elkaar te worden afgestemd, te worden gecoördin- eerd. Tenslotte lijkt het zo te zijn dat datgene wat niet past binnen de economische ontwikeling volgens Engels het onderspit moet delven. Dit stelt Engels tenminste met betrekking tot "die politische Gewalt" (223) dat zich tegenover de samenleving verzelfstandigt. Deze kan twee kanten op werken: in de richting van de economische ontwikkeling, die dan wordt bespoedigt en tegen de economische ontwikkeling in "und dann erliegt sie, mit wenigen Ausnahmen, der ökonomischen Entwicklung regelmäßig" (224). Mensen moeten dus onder het socialisme een aandeel in de produktie volbrengen en zich qua produktie inpassen in het plan. Niettemin hoeft deze manier van produceren in het geheel niet strijdig te zijn met de 'vrije wil' van de leden van de samenleving. De vrijheid tot kiezen bestaat volgens Engels onder het socialisme überhaupt niet meer uit het kunnen maken van een selectie uit allerhande keuzemogelijkheden. Het schijnbaar willekeurig kiezen uit verschillende en tegenstrijdige mogelijkheden berust op "Unkenntnis" (138) en is niet vrij, maar bewijst zijn onvrijheid, "ihre Beherrschtsein von dem Gegenstande, den sie gerade beherrschen solte" (138). Engels stelt daartegenover: "Freiheit des Willens heißt daher nichts andres als die Fähigkeit, mit Sachkenntnis entscheiden zu können. Je freier also das Urteil eines Menschen in Beziehung auf eine Fragepunkt ist, mit desto größerer Notwendigkeit wird der Inhalt dieses Urteils bestimmt sein" (138). De zelfbeschikking en de vrije wil zijn onder het socialisme derhalve niet langer 'vrij' in de zin van willekeurig te kiezen, maar voor een groot deel bepaald en daardoor effectief. Het kader waarvanuit de mens de eigen keuzen maakt, is derhalve anders onder het socialisme. De 'vrije keuze' van de mens komt niet langer voort uit een onwetendheid maar uit een steeds groter besef dat alles met elkaar samenhangt, "daß die Gesammtheit der Naturvorgänge in einem systematischen Zusammenhang steht" (42). Hoewel de mens nimmer de perfektie benadert, vormt zich in zijn of haar hoofd een "Gedankenabbild des Weltsystems" (43) dat steeds meer in overeenstemming is met de werkelijkheid. Op (26) spreekt Engels van "Eine exakte Darstellung des Weltganzen, seiner Entwicklung und der der Menschheit, sowie des Spiegelbildes dieser Entwicklung in den Köpfen der Menschen".
  • 28. 27 Omdat de laatste vreemde macht, de mens vreemd tegenover staande produktiemiddelen, ontbreekt onder het socialisme, ontbreekt ook religie. Daardoor bestaat er onder het socialisme deze specifieke groep van vertekende afspiegelingen niet langer "weil es dann nichts mehr zu widerspiegeln gibt" (395). De afspiegeling van de werkelijkheid is derhalve onder het socialisme zuiverder dan onder de voorafgaande stadia. Kolakowski merkt in dit verband op: "It is obvious that ... Engels ... saw the development of man's conceptual apparatus as an effort to copy ever more faithfully the external world, which was regarded as a pre-existing model" (39). De mens lijkt derhalve niet zozeer volgens een eigen, onafhankelijke wil te handelen, maar steeds dichter een voorgegeven model te ontdekken en na te volgen. Het criterium om hun kennis aan te meten is dan volgens Kolakowski de effectiviteit van hun daden in de buitenwereld: "Success proves the truth of our knowledge, failure forces us to reject or modify it". (38) Niettemin wordt een volledig juiste afspiegeling door de mens nimmer bereikt. Op (43) zegt Engels: "Tatsächlich ist und bleibt jedes Gedankenabbild des Weltsystems durch die geschichtliche Lage, und subjektiv durch die Körper- und Geistesverfassungs seines Urhebers beschränkt." En: "... die Abfassung eines exakten Gedankenabbildes des Weltsystems, in dem wir leben, bleibt für uns sowohl wie für alle Zeiten eine Unmöglichkeit. Würde an irgendeinem Zeitpunkt der Menschheitsentwicklung eine solches entgültig abschließendes System der Weltzusam- menhänge, physischer wie geistiger und geschichtlicher, fertiggebracht, so wäre damit das Reich der menschlichen Kenntnis abgeschlossen, und die zukünftliche geschichtliche Fortentwicklung abgeschnitten von dem Augenblick an, wo die Gesellschaft im Einklang mit jenem System eingerichtet ist - was eine Absurdität, ein reiner Widersinn wäre." (43) Op deze manier is er bij Engels geen tegenspraak tussen volledige menselijke ontplooiing en effectiviteit, ook niet als de volledige ontplooiing niet meer lijkt dan een bijprodukt van de maatschappelijke ontwikkeling. De ontplooiing van de mens wordt niet langer geremd onder het socialisme door knechting, of door de produktiemiddelen die hem of haar vreemd tegenover staan (395); de mens benadert steeds meer de hoogste ontplooiing tegelijk met de hoogste effectiviteit, de hoogste kennis, het meeste inzicht en het meeste vrijheid, hoewel een zekere speelruimte door de noodzakelijke imperfectie van de mens blijft bestaan. Als er al een spanning bestaat tussen de twee grootheden van een grotere effectiviteit en een grotere ontplooiing, dan komen die voort uit een niet-socialistische manier van kijken. De betekenis van de concepten is onder het socialisme anders dan in andere stadia. En het oordeel, de moraal verandert met de economische ontwikkeling (113). Mensen scheppen hun "sittliche Anschauungen in letzter Instanz aus den praktischen Verhältnissen, in denen ihre Klassenlage begründet ist" (113). De toorn en het onbegrip die bijvoorbeeld gevoeld worden tegenover slavernij in de antieke oudheid zegt niet meer "als das, was jederman weiß, nähmlich daß diese antiken Einrichtun-
  • 29. 28 gen unsern heutigen Zuständen und unsern durch die Zustände bestimmte Gefülen nicht mehr entsprechen" (221). Zedelijke toorn daarover noemt Engels dan ook "sehr wohlfeil" (221).
  • 30. 29 LITERATUUR Plechanov. The development of the monist view of history. Foreign Languages Publishing House. 1956. Pp. 193-195; 199-207; 210-212; 222-223; 238-242; 242-244; 245-247; 255-256; 271-277; 292; 292-293; 299-300. Kolakowski. Plekhanov and the codification of Marxism. In: Kolakowski. Main currents of marxism. Deel II. Oxford University Press. 1981. Pp. 329-336. Hansen. De Russische revolutie. Lenin. In: Hansen. Daar. Deel I. BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE Over The development of the monist view of history. (Plechanov) Plechanov's tekst werd in 1894 als eerste van zijn werken legaal in Rusland uitgegeven. Door een tijdelijke toegevendheid van de tsaar verscheen het, maar dan wel onder Plechanov's pseudoniem Beltov en onder een neutralere titel dan het oorspronkelijke In defence of marxism. Het boek veroorzaakte een sensatie binnen de intelligentsia; de gehele oplage was in drie weken uitverkocht. Kolakowski (1981, II: 336) zegt over de tekst: "This ... work established Plekhanov's position as the supreme authority on matters of Marxist doctrine, and was for years the main source from which the faithful imbibed their knowledge of its philosophical foundations. It contains almost everything that Plekhanov later repeated in his many works on philosophical and sociological questions. ... In this field ["materialistic interpretation of history"] Plekhanov partly created, and partly followed Engels in popularizing, a large number of stereotypes which became part of the current coin of Marxism." Schapiro (1985: 14) zegt erover: "It remains to this day unexcelled as the best exposition of historical materialism." De stalinistische Geschiedenis van de Communistische Partij der Sowjet-Unie (Bolsjewiki) (1939:17) noemt het boek als een van de werken van Plechanov "aan de hand waarvan de Marxisten in Rusland leerden en zich schoolden" en die "het terrein voor de overwinning van het Marxisme in Rusland" zuiverden. Wolfe (1966: 112) zegt over het oevre van Plechanov waaronder deze tekst: "The works of Lenin prior to 1900 - so often treated by his followers as if they broke ground for these ideas - were little more than many-sided expansions of hints, or detailed proof of generalizations, contained in the work of this master who, in Lenin's ungrudging acknowledgement, had single- handed served tot 'rear a whole generation of Russian Marxists'." BIJEENKOMST VIER
  • 31. 30 'Effectiviteit' bij Plechanov Het vraagstuk waar ik vandaag op in wil gaan is dat van de reikwijdte van het begrip 'effectivi- teit' bij Plechanov. Daar Plechanov de schakel vormt tussen Engels en Lenin lijkt dit een relevant onderwerp. Plechanov gebruikt de term 'effectiviteit' zelf niet. Hij spreekt van "expediency" (206), doelmatigheid. De term "expediency" gebruikt hij op de eerste plaats om de relatie te duiden tussen de "the psychology of society" (206) en de economie. Plechanov verstaat onder de term "psychology": "all ... habits, manners, feelings, views, aspirations and ideals" (205) van mensen in een samenleving, en ook: "moral, philosophical, religious or aestetic conceptions of men" (205). De relatie tussen de begrippen "psychology" en economie omschrijft hij als: "The psychology of society is always expedient in relation to its economy, always corresponds to it, is always determined by it." (206) Hij stelt in dit verband: "expediency triumphs, for the reason that which is inexpedient is by its very nature doomed to perish." (206) De te stellen vraag is in dit verband: "Is it advantageous for society, in its struggle for existence" (206), is het "useful for society" (206)? Plechanov maakt daarbij de kanttekening dat het echter bij een nauwkeuriger manier van uitdrukken niet gaat om het verband tussen de psychologie en de economie, maar om de relatie tussen de psychologie en de produktiekrachten. De economie en de psychologie zijn allebij gecreëerd door de produktiekrachten, beide zijn ze "something derivate", geen "prime cause" maar "a "function"" (207). De term "expediency" gebruikt Plechanov op de tweede plaats om de relatie te duiden tussen het politieke systeem en de economie. Hij stelt dat er twee manieren zijn waarop "political institutions" "economic life" (203) beïnvloeden: "They either facilitate its development or impede it." Het doel van het politieke systeem is het bevorderen van de produktiekrachten: "the given political system has been created for the very purpose of promoting the further development of the productive forces" (203). In het geval politieke systemen niet doelmatig zijn, in het geval ze de ontwikkeling van de produktiekrachten remmen, verdwijnen ze: "historical experience shows that once a given political system ceases to correspond to the state of the productive forces, once it is transformed into an obstacle to their further development, it begins to decline and finaly is eliminated" (203). De psychologie van de samenleving en het politieke systeem van de samenleving zijn in principe doelmatig met betrekking tot de economie. In de gevallen dat zij dit niet zijn, verdwijnen de niet-doelmatige vormen van de psychologie en het politieke systeem uiteindelijk. VIER
  • 32. 31 De psychologie van de samenleving en het politieke systeem worden niet gedragen door de gehele samenleving. Er bestaat een "struggle of opposite social forces" (246). De reden daarvoor is dat de produktiekrachten veranderen. Op (211) spreekt Plechanov van "each new step in the development of the productive forces". Deze kwantitatieve stapjes bij elkaar "lead in the end to changes of quality, and that these changes of qualities represent leaps, interruptions in gradualness" (204). De "struggle of opposite social forces" bestaat nu uit mensen die belang hebben bij de oude orde, en die hun idealen en ideeën aan hun economische belangen hebben aangepast aan de ene kant. Aan de andere kant staan mensen wier "needs" (223) door de ontwikkeling van de produktiekrachten in tegenspraak zijn geraakt met de oude orde. Dat zijn mensen die geen belang hebben bij de bestaande economische orde, voor wie deze "harmful and hateful" (204) is, "not advantageous" (211). Hun economische interesse is tegen de oude orde gericht. Voor beide groepen geldt: "Every class excellently, eventhough unconscious, always adapts its "ideal" to its economic needs." (239) Deze aanpassing is overigens wat betreft de inhoud niet volledig gedetermineerd: "this adaptation can take place in various ways" (239). De inhoud van de aanpassing is afhankelijk van andere zaken. De psychologie van de vertegenwoordigers van de oude orde is aangepast aan de oude orde. De psychologie van hun tegenstanders "changes in the direction of those relations of production which in time will replace the old economic relations" (211). Hun psychologie "adapts to the new relations of production, constituting the germ of the future economy" (211/2). Tegenover elkaar staan derhalve mensen die belang hebben bij de oude orde en mensen die belang hebben bij de komende, nieuwe orde gebaseerd op de nieuwe produktiekrachten: "people of stagnation" (211) tegenover "reformers" (204). Kortom: voor de menselijke psychologie en de politieke systemen geldt dat wat niet doelmatig is met betrekking tot de produktiekrachten, verdwijnt en opgevolgd wordt door iets anders dat, hoewel Plechanov niet uitspreekt, wel doelmatig is met betrekking tot de produktie- krachten. Door de ontwikkeling van de produktiekrachten verandert het kader van wat doelmatig is en wat niet. Betekent dit echter ook dat de opeenvolgende psychologieën en politieke systemen telkens doelmatiger zijn dan hun voorganger? Het is duidelijk dat dit geldt in relatieve zin, dat wil zeggen met betrekking tot de bestaande produktiekrachten, maar is dat ook zo in absolute zin? Plechanov is erg voorzichtig met het uitspreken van een evolutie van produktiekrachten over systemen heen van minder doelmatig naar meer doelmatig. Op (300) neemt hij afstand van het idee van een ""formula of progress" covering the past and foretelling the future of the economic movement of all societies". "Conformity to law of historical movement", een "path along which mankind proceed" als "marked out beforehand" en onafhankelijk van menselijk handelen, noemt Plechanov een "interesting psychological aberration" (299).
  • 33. 32 Plechanov wil geen abstracte waarheden construreren: "there is no abstract truth: truth is always concrete: everything depends on the circumstances of time and place" (300). Plechanov lijkt zich ertoe te willen beperken de geschiedenis te zien als een concrete opeenvolging van economische stadia waarin een strijd heerst tussen mensen met specfieke economische belangen. Hij lijkt zo een neutrale beschrijving te geven van de ontwikkeling van de geschiedenis waarbij de zich ontwikkelende produktiekrachten de motor zijn en de mensen hun ideeën aanpassen aan hun economische belangen. Hun onderlinge concrete tegenstellingen bepalen dan mede de inhoud van hun ideeën: de aanpassing van hun ideeën aan hun economische belangen "is explained not by the stuation of the given class taken in isolation, but by all the particular features of the relations between the class and its antagonist" (239). Contradicties zijn hierbij "a formative principle" (239). De mens lijkt in deze interpretatie bij Plechanov niet meer te zijn dan een uitvoerder van de economische ontwikkeling. Het menselijk zijn lijkt niet meer te zijn dan een afspiegeling van de sprongsgewijze ontwikkeling van de produktiekrachten: de behoeften en de psychologie van sommige mensen worden bepaald door de bestaande ordening op grond van de oude stand van de produktiekrachten, terwijl de behoeften en de psychologie van anderen bepaald worden door de komende ordening op grond van de toekomstige stand van de produktiekrachten. Plechanov's beschrijving van het genie lijkt daar nog eens te meer op te wijzen: in de sfeer van sociale ideeën onderscheidt het genie zich slechts door een vroeger begrip: "he grasps earlier ... the meaning of the new social relations which are coming into existence" (239/240) Ook voor andere sferen geldt voor het genie dat hij of zij zich niet los kan maken van de omgeving. Een moreel oordeel geeft Plechanov daar niet over. Het verst lijkt hij nog te gaan met zijn uitspraak dat op een zeker moment in de ontwikkeling van de produktiekrachten een verou- derd economisch systeem "harmful for all" (292) is. Deze indruk van het willen geven van een beperkte, neutrale beschrijving en het beschouwen van het menselijk zijn als afspiegeling van de ontwikkeling van de produktiekrachten wordt versterkt door Plechanov's criterium van wat "true" en wat "mistaken" is. Hij identificeert "true" niet met een specifieke opvatting, met datgene wat vooruitstrevend is. In tegendeel zegt Plechanov: "Those views are true which correctly present those relations [social relations]; those views are mistaken which distort them." (245/6) Ofwel de historicus is objectief als hij of zij "does not only begin distorting those real economic relations on the basis of which there grew up the struggling social forces" (246), ongeacht aan welke kant van de strijdende partijen zijn of haar sympathieën liggen. Voor idealen geldt een soortgelijk criterium. Op (245/6) zegt Plechanov: "That ideal is true which corresponds to economic reality." Objectiviteit, wat "true" is, op deze manier begrepen lijkt op het geven van een afspiegeling. Het lijkt erom te gaan de economische werkelijkheid zo goed mogelijk te spiegelen.
  • 34. 33 Op (273) zegt Plechanov: The development of the social nature is subjected to its own laws." Deze is onafhankelijk van de wil en het bewustzijn van de mens. De mens lijkt derhalve onmachtig om iets te doen, behalve het weerspiegelen van de eigen concrete leefsituatie. Plechanov zelf lijkt echter de interpretatie te verwerpen dat de mens slechts kan weerspie- gelen, slechts de drager is van economische krachten. Hij zegt: "Dialectical materialism is the philosophy of action." (276) En citeert met instemming Goethe: "Im Anfang war die Tat!" (276) Hoe valt de schijnbare machteloosheid van de mens tegenover de economische noodzaak en het belang dat het dialectisch materialisme aan de daad hecht met elkaar te rijmen? Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat Plechanov zegt dat de psychologische veranderingen voorafgaan aan de economische bij revoluties. De mens moet dus actief veranderen om omwentelingen te veroorzaken. Echter, daar de psychologische veranderingen economisch bepaald zijn, kan dit het belang van de daad aangeven. Waarschijnlijk gaat het Plechanov om iets anders. De mens is volgens hem weliswaar bepaald door wetten, door noodzaak, aanvankelijk een fysieke noodzaak (271) en vervolgens een economische noodzaak (273). De onderwerping aan deze wetten is echter niet voor eeuwig gegeven. In de noodzaak liggen de elementen gegeven om deze te onderwerpen. De elementen die de natuur de mens gaf om haar te onderwerpen waren de grondstoffen voor het maken van gereedschappen. Met behulp van deze gereedschappen kreeg de mens meer vat op de natuur. De ontwikkeling van zijn of haar instrumentarium, de ontwikkeling van de produktiekrachten, maakte dat hij of zij "necessity" onderwierp aan het eigen "conscious- ness" (271). Ofwel: "The degree of development of the productive forces determines the measure of authority of man over nature." (271) Op dezelfde manier kan de mens zich ook bevrijden uit de vervolgens ontstane economische noodzaak, diens onderwerping aan het eigen produkt: "just as the nature surrounding man itself gave him the first opportunity to develop his productive forces and, consequently, gradually to emancipate himself from nature's yoke - so the relation of production, social relations, by the very logic of their development bring man to realization of the causes of his enslavement by economic necessity" (273). Het middel van het zich bevrijden van de economische noodzaak is het ontdekken van de wetten die deze omvat middels de menselijke rede: "As human reason can triumph over blind necessity only by becoming aware of the latter's peculiar inner laws, only by beating it with its own strength, the development of knowledge, the development of human consciousness, is the greatest and most noble task of the thinking personality." (277) Waarbij "the thinking individual" zich niet beperkt tot de intellectueel.
  • 35. 34 Ofwel door kennis onderwerpt men de economische noodzaak, en daarmee alle noodzaak. Het gevolg omschrijft Plechanov als: "I am a worm while I am ignorant ... but I am a god when I know" (275). De "objective truth" is derhalve niet zo maar een afspiegeling van de werkelijkheid, maar is de ontdekking van de wetten die ten grondslag liggen aan de werkelijkheid. Deze ontdekking is een waarheid die blijft, die nog wel kan worden aangevuld en bevestigd, maar niet meer kan worden weggenomen. De mens heeft reeds een reeks van dergelijke waarheden ontdekt: "the discoveries of Copernicus, ... the discovery of the transformation of energy, ... the discovery of the mutability of species, ... the discoveries of the genius Marx" (243). De weg die afgelegd is tot de ontdekking van de waarheid is die van de contradictie. De werkelijkheid is ten gevolge van de contradictie van alle kanten bekeken, waardoor de waarheid ontdekt kon worden: "Social relations change, and with them change science theories. As a result of these changes there appears, finally, the examination of reality from all sides, and consequently objective truth." (243) De contradictie van de opeenvolgende economische stadia leidt er derhalve toe dat de waarheid ontdekt kan worden. Het is echter niet zo dat de kennis steeds beter wordt: de gedachten blijven gedurende tijdperken eenzijdig en worden ten opzichte van elkaar als "rubbish" (243) ervaren zoals Plechanov zegt over de economische opvattingen van Xenophon versus die van Jean Baptiste Say. Weliswaar zegt Plechanov "thought goes forward" (242) maar men ontdekt de waarheid niet in een rechte lijn van slechter naar beter. Er lijkt dus volgens Plechanov geen opeenvolging te bestaan van een steeds doelmatiger kennis, van steeds doelmatiger ideeën, van een steeds doelmatiger psychologie, maar van een opeenvolging van verschillende varianten van knechting naar de uiteindelijke bevrijding, van een sprong. Het lijkt niet onredelijk te veronderstellen dat dit ook zou kunnen gelden voor zijn opvattingen over politieke systemen. Toegepast op Marx betekent Plechanov's analyse het volgende: Marx loste de contradicties van de filosofie en de sociale wetenschappen op (255/6). Hij baseerde zich daarbij op een ideaal "and a very definite ideal: the subordination of necessity to freedom, of blind economic forces to the power of human reason" (292). Hij richtte zij handelingen daarop in. Indien Marx' ideaal 'juist' zou zijn, zou dit betekenen dat zijn ideaal overeenkomstig de economische werkelijkheid is. Zijn ideaal, een onderdeel van zijn psychologie, loopt dan vooruit op de komende economische omwentelingen (of, hypothetisch, verdedigt de huidige economische ordening 'juist'). Marx zou dan genie zijn omdat hij de eerste was die de beteke- nis van de komende economische verhoudingen zag.
  • 36. 35 'Marxisten' zijn dan, in het geval Marx' ideaal juist is, mensen die geen belang hebben bij de bestaande orde, voor wie deze orde schadelijk en afstotelijk en niet voordelig is en die reeds beïnvloed worden door de komende economie. De inhoud van het ideaal is dan een voorloper van de komende economische realiteit. Indien zij de economische verhoudingen 'juist' weerspiegelen, worden de idealen van Marx en Engels in het volgende economische stadium, na de revolutie, werkelijkheid. Dan wordt dus noodzaak aan vrijheid onderschikt en blinde economische krachten aan de kracht van de menselijke rede. Na een aantal stadia van tegenstellingen worden deze nu door het nieuwe economische stadium opgelost. De mens maakt met de volgende revolutie de sprong van knechting naar bevrijding. De 'effectiviteit' is bij Plechanov kortom een concept om psychologische en politieke configuraties te kunnen duiden binnen een stand van de produktiekrachten. Op het niveau van de geschiedenis is er niet zozeer een verloop van minder 'effectief' naar 'effectief', maar veeleer een sprong van knechting naar bevrijding. Dat wil overigens niet zeggen dat het begrip 'effectiviteit' voor de geschiedenis als geheel totaal geen betekenis zou hebben. Plechanov komt toch tot een soort van koppeling. Hij hint erop dat de tegenstellingen die de mens in de loop van de geschiedenis dwingen in "not at all a straight line" (242) te bewegen, niet per definitie 'ineffectief' behoeven te zijn: "in mechanics, too, cases are known when what is lost in distance is gained in speed: a body moving along a cycloid sometimes moves more quickly from one point to another, lying below it, than if it had moved along a straight line" (242).
  • 37. 36 LITERATUUR Lenin. Materialismus und Empiriokritizismus. Kritische Bemerkungen über eine reaktionäre Philosophie. Dietz Verlag. 1981. Pp. 72; 99; 105; 128-129; 130-131; 138-139; 147-150; 159; 160-161; 161-163; 165-170; 176-177; 190-192; 195-196; 213-214; 228-231; 384-385; 386-387; 424. History of the communist party of the Soviet Union. Foreign Languages Publishing House. 1960. Pp. 149-152. Stalin. Over dialektisch en historisch materialisme. In: Geschiedenis van de Communistische Partij der Sowjet-Unie (Bolsjewiki). Uitgeverij Pegasus. 1939. Pp. 138-144; 147-151. Hansen. De Russische revolutie. Lenin. In: Hansen. Daar. Deel I. Hansen. De dictatuur. Stalin. In: Hansen. Daar. Deel I. BIBLIOGRAFISCHE INFORMATIE Over Materialismus und Empiriokritizismus (Lenin) Lenin schreef de tekst in 1908. Het was een verlate reactie op het driedelige Empiriomonisme, een op Mach en Avenarius geënt filosofisch werk, van de bolsjevik Bogdanov dat in 1906 verscheen en door de auteur direkt aan Lenin was laten lezen. Hoewel Lenin het onmiddelijk al met de inhoud van het boek oneens was geweest, wachtte hij enige tijd met het schrijven van een in zijn ogen vernietigend antwoord, aangezien hij in 1906 ten opzichte van Bogdanov nog niet sterk genoeg om een in zijn interne strijd in zijn bolsjevistische factie te beginnen; Bogdanov leidde een groep binnen de bolsjeviki tegen Lenin op een aantal politieke punten en genoot daardoor veel prestige. Derhalve was Lenin met Bogdanov een soort neutraliteit op filosofisch gebied was overeengekomen. Met zijn Materialismus beëindigde hij deze houding. Een tweede reden voor het tijdstip van het schrijven van de tekst was dat Lenin in 1908 niet langer geloofde in een spoedige heropleving van de revolutie van 1905. Hij voelde zich vrij om zich in filosofische vraagstukken te verdiepen. Net als bijvoorbeeld Trotski herlas hij na 1906 Marx. Hij schreef in 1907-9 vrijwel alleen maar theoretische bespiegelingen, waaronder Materialismus, zijn filosofische standaardwerk. Het boek diende voor Lenin twee doelen. Het was een codificering van wat hij zag als specifiek bolsjevistische filosofie. En het was een politieke aanval op Bogdanov. In 1909 gooide Lenin Bogdanov met zijn groep uit de bolsjevistische factie. Het boek van Lenin verscheen net te laat om een rechtvaardiging van zijn handelen aan andere bolsjeviki tegeven. In plaats daarvan werd de volgende reden opgegeven: "Within a party a faction is a group of like-minded people formed above all for the purpose of influencing the party in a definite direction, for the purpose of introducing its principles in as clear a form as possible into the party. For this real unity of thought is essential." (In: Daniels. 1987, I: 43) BIJEENKOMST VIJF
  • 38. 37 Het boek kwam in mei 1909 uit in Moskou. "Het werd nauwelijks opgemerkt, nauwelijks verkocht, nauwelijks gelezen." (Wolfe, 1966: 574) Dat veranderde volgens History of the Communist Party of the Soviet Union snel (152): "The book played a tremendous part in the ideological growth of the Bolshevik Party, the theortical tempering of its membership, and the defence and development of its theoretical principles. It as served, and still serves, as a guide for the training of revolutionary fighters." Over Geschiedenis van de Communistische Partij der Sowjet-Unie (Bolsjewiki) (Stalin) De Geschiedenis van de Communistische Partij der Sowjet-Unie (Bolsjewiki), ook wel Korte Cursus genoemd, kwam uit in 1938. Een commissie schreef het boek in 1937-1938; Stalin nam hoofdstuk vier, paragraaf twee voor zijn rekening. Later heette het overigens dat Stalin het gehele boek had geschreven. Kolakowski (1981, III: 93/94) schrijft erover onder meer: "The fortunes of the Short Course are a remarcable episode in the history of the printed word. Published in millions of copies in the Soviet Union, it served for fifteen years as a manul of ideology completely binding on all its citizens. The sze of he editions could no doubt be compared only with those of the Bible in Western countries. It was published and taught everywhere without ceasing. In the upper forms of secondary schools, in all places of higher learning, party courses, etc., wherever anything wa taught, the Short Course was the Soviet citizen's main pabulum. For any literate person it would have been an unusual feat to remain ignorant of it; most people were obliged to read it time and again, and party propagandists and lecturers knew it virtually by heart." En (1981, III: 94/95): "The Short Course not only established a whole pattern of Bolshevik mythology linked to the cult of Lenin and Stalin, but prescribed a detailed ritual and liturgy." Laqueur (1990: 195) zegt dat het boek na uitgave 301 maal herzien werd. Het werd vertaald in 67 talen. In totaal werden er 42.816 miljoen exemplaren van uitgebracht. Laqueur (1990: 195) zegt erover: "The book was neither better nor worse than other histories written in the 1930s. But it became something akin to canonic law, and it monopolized the field, virtualy putting an end to the writing of Soviet history and philosophy. Editing the manuscript, Stalin, to his credit, deleted some of the most ludicrous exeggerations concerning him personally. But what remained was still a flagrant perversion of the historic truth." Kolakowski is minder genuanceerd in zijn ordeel (1981, III: 94): "Among books with historical pretentions there is probably none that contains so high a proportion of lies and suppressions." Over History of the communist party of the Soviet Union Het boek is de Chroesjtsjov-opvolger van het beruchte boek van Stalin Geschiedenis van de Communistische Partij der Sowjet-Unie (Bolsjewiki). Het boek kwam uit in 1960 en werd geschreven door een groep wetenschappers. De tekst is gezuiverd van Stalin's eigen opvattingen over filosofie, maar bespreekt op een zelfde, geen tegenspraak duldende wijze de partijgeschiedenis. De passage over Lenin's Materialisme en empiriocriticisme werd integraal in de vervolgedities onder Brezjnev opgeno- men.