2. 4e tranche Awb
• Introductie strafrechtelijke begrippen en
beginselen in het bestuursrecht:
– Deelnemingsvormen, legaliteitsbeginsel,
strafuitsluitingsgronden, zwijgrecht en cautie,
ne bis in idem, una via, etc
– Wetgever: interpretatie op basis van
strafrechtelijke criteria en jurisprudentie
3. 4e tranche Awb
• Uitbreiding daderschap:
• Medeplegen
• Opdracht geven en feitelijk leiding geven
• Publiekrechtelijke rechtspersonen
• Gemeente als strafrechtspecialist
4. Overtreding (artikel 5:1 lid 1)
• Een gedraging in strijd met het bepaalde
bij of krachtens enig wettelijk voorschrift
– Geen opzet of schuld vereist
– Strafrechtelijk onderscheid misdrijf -
overtreding
5. Overtreder (artikel 5:1 lid 2)
• Plegen:
– Degene die feitelijk de handeling verricht
– Functionele dader (HR 23 februari 1954, NJ
1954, 378 (IJzerdraad-arrest) en HR 24 mei
2005, NJ 2005, 434
6. Overtreder (artikel 5:1 lid 2)
• Medeplegen:
– Twee (of meer) personen plegen gezamenlijk
een delict
– Nauwe en bewuste samenwerking gericht op
strafbare gedraging
• Opzettelijke gedraging→ dubbel opzet vereist: op delict en samenwerking
• Overtreding→ slechts opzet op de samenwerking vereist
7. Medeplegen
• Niet vereist voor medeplegen
– Bezitten van kwaliteit (bijvoorbeeld
vergunninghouder,drijver inrichting, belastingplichtige)
– Gezamenlijke uitvoering
8. Medeplegen
• Verschil met medeplichtigheid
– Geen bewuste samenwerking vereist
– Medeplichtige ondersteunt slechts de uitvoering. Medeplegers
min of meer gelijkwaardige participanten wier aandeel in
overtreding (intellectueel of materieel) van gelijke betekenis is
– Aan medeplichtige kan geen herstelsanctie of bestuurlijke boete
worden opgelegd op grond van Awb
9. Overtreder (artikel 5:1 lid 3)
• Overtredingen kunnen worden begaan door
natuurlijke personen en rechtspersonen
• Artikel 51 lid 2 en 3 Wetboek van Strafrecht is
van overeenkomstige toepassing
10. Daderschap rechtspersoon
• Leer van de redelijke toerekening (HR 21
oktober 2003, NJ 2006, 328, Drijfmest):
– Concrete omstandigheden van het geval
– Sfeer van de rechtspersoon:
• Handelen uit hoofde van dienstbetrekking of uit andere
hoofde voor rechtspersoon
• Gedraging past in normale bedrijfsuitoefening rechtspersoon
• Gedraging is rechtspersoon dienstig geweest
11. Daderschap rechtspersoon
• Rechtspersoon vermocht erover beschikken of gedraging al dan
niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd
blijkens feitelijke gang van zaken door rechtspersoon aanvaard
of placht te worden aanvaard.
Aanvaarden = het niet betrachten van de zorg die in
redelijkheid van rechtspersoon kan worden gevergd met
oog op voorkoming gedraging.
12. Feitelijk leidinggeven (artikel 5:1
lid 3)
• 2 voorwaarden (Slavenburg criteria, HR 16
november 1986, NJ 1987, 321 en 322):
– Maatregelen ter voorkoming verboden gedraging
achterwege laten, hoewel daartoe bevoegd en
redelijkerwijs gehouden;
– Voorwaardelijk opzet: bewust de aanmerkelijke
kans aanvaarden dat gedraging zich zal voordoen
en zo opzettelijk verboden gedraging bevorderen
13. Strafuitsluitingsgronden
• Strafrecht kent strafuitsluitingsgronden:
– Rechtvaardigingsgronden (feit niet strafbaar)
• Overmacht in de zin van noodtoestand
• Noodweer
• Wettelijk voorschrift
• Ambtelijk bevel
• Ontbreken materiële wederrechtelijkheid
– Schulduitsluitingsgronden (dader niet strafbaar):
• Psychische overmacht
• Noodweerexces
• Ontoerekeningsvatbaarheid
• Onbevoegd ambtelijk bevel
• AVAS
14. Strafuitsluitingsgronden (artikel
5:5 en 5:41)
• Rechtvaardigingsgronden (artikel 5:5) zijn voor
alle bestuurlijke sancties van belang
• Schulduitsluitingsgronden artikel (5:41) zijn
alleen van belang voor bestuurlijke boete. Voor
opleggen herstelsanctie verwijtbaarheid niet
vereist (ABRvS 4 juli 2001, AB 2002,6).
15. Bestuurlijke boete (de)centrale
overheden
• Verloop wetgeving:
– MvT: van toepassing verklaring artikel 51 lid 2 en 3→koppeling
met het strafrecht betekent (vergaande) immuniteit voor
overheidslichamen in het bestuurlijke boeterecht
– Derde Nota van Wijziging: verwijzing naar artikel 51 lid 2 en 3 Sr
vervallen
– Aanpassingswet 4e tranche Awb: verwijzing naar artikel 51 lid 2
en 3 hersteld
16. Strafrechtelijke immuniteit
(de)centrale overheden
• Pikmeer uitsluiting (HR 23 april 1996, NJ 1996, 513,
Pikmeer I en HR 6 januari 1998, 1998, 367, Pikmeer
II)
• Decentrale overheid alleen immuun als het gaat om gedragingen
verricht ter uitvoering van een exclusieve overheidstaak/ter
uitoefening van openbaar gezag
• Indien decentrale overheid immuun dan ook immuniteit voor
opdrachtgevers en feitelijk leidinggevers
• Geen immuniteit bij feitelijke uitvoering
overheidstaken: HR 18 september 2007, NJ 2007,
512 (gemeente Zederik)
18. Strafrechtelijke rechtspraak
immuniteit
• Gemeente Amsterdam (Probo Koala)
• Rechtbank Amsterdam 23 juli 2010 (LJN BN2052):
- OM:
Gemeente komt geen strafrechtelijke immuniteit toe, want door
niet gelegitimeerd gedogen is gemeente buiten kader van haar
handhavingstaak getreden (handelen buiten kader van
opgedragen bestuurstaak)
- Rechtbank:
OM niet-ontvankelijk: gemeente bevoegd gezag handhaving
10.37 Wm en (ten onrechte) gedogen dat een regel wordt
overtreden valt onder exclusieve bestuurstaak
20. Strafrechtelijke immuniteit
(de)centrale overheden
• Uitgangspunten:
• Gelijkheidsbeginsel
• Opportuniteit (167 Sv: algemeen belang of doelmatigheid)
• Vervolgingsbeslissing: ontvankelijkheid, bewijs,
strafbaarheid van het feit (rechtvaardigingsgrond), contra-
indicaties (effectieve politieke, bestuurlijke of
bestuursrechtelijke reactie)
• Procedure (informeren Hoofdofficier van Justitie, evt.
College van PG’s, sectorale toezichthouders en/of
toezichthoudende hogere bestuursorgaan, evt. politieke
controle-orgaan)
21. Strafrechtelijke immuniteit
(de)centrale overheden
• Wetsvoorstel 30 538 (opheffen strafrechtelijke
immuniteit publiekrechtelijke rechtspersonen)
• Wijziging artikel 51 Sr: publiekrechtelijke
rechtspersonen zijn op gelijke voet met andere
rechtspersonen vervolgbaar
• Wijziging artikel 42 Sr: niet strafbaar is de ambtenaar
of de publiekrechtelijke rechtspersoon die een feit
begaat dat redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering
van een publieke taak bij wettelijk voorschrift
opgedragen