De zeer zwakke scholen willen zich verbeteren en zijn daar ook hard mee bezig. Daarin leggen ze de focus op het verbeteren
van de opbrengsten. De onvoldoende opbrengsten zijn immers de reden waarom scholen zeer zwak zijn geworden. Er zijn
inmiddels voorbeelden van scholen die zich in relatief korte tijd voldoende hebben verbeterd en van de lijst af zijn.
Hoe de opbrengstencijfers van de inspectie tot stand komen, is voor veel scholen ondoorzichtig. En daarmee al helemaal
hoe je daar op zou moeten sturen. Bruno Vreeburg en Louis Jongejans benaderen rendementen en opbrengsten vanuit twee
invalshoeken. Bruno licht als inspecteur toe hoe de getallen tot stand komen en Louis licht het traject van zijn school toe. Hij laat zien hoe zijn school in dat traject ‘van zeer zwak naar ruim voldoende’ gebruik heeft gemaakt van de inspectiegetallen om
rendementen te verbeteren. De vraag ‘hoe wordt een school zeer zwak en hoe kun je dat voorkomen?’ staat daarin centraal.
Een interessante workshop voor deelnemers die zelf ook aan de slag willen met opbrengsten en rendementen.
3. Algemene benadering
We berekenen een score en bepalen een bolletje
volgens de verdeling 10, 15, 50, 15, 10 (die
bolletjes leveren 1, 2, 3, 4 of 5 punten)
Bij verschil SE - CE gaat het iets anders.
We kijken naar drie opbrengstenkaarten en
schatten een gemiddelde over drie jaar.
Onvoldoende is een gemiddelde kleiner of gelijk
aan 2.
Daarna mag maar één van de indicatoren
onvoldoende zijn.
Voor praktijkonderwijs: Aparte regeling
4. Algemene benadering: Vervolg
Het is een balansmodel.
D.w.z.: het zijn contrair op elkaar
inwerkende indicatoren.
Het is moeilijk om alle elementen tegelijk
zeer goed te krijgen.
5. Onderbouw
Verschil basisschooladvies en positie derde
leerjaar. Onderscheiden worden: B, K, T (vmbo
basis, kader en theoretische leerweg), H (havo)
en V (vwo). Scoretoekenning: 1 punt per verschil.
Bijv. H/V -> V geeft 0,5 punt; K ->B geeft –1 punt.
Zittenblijven geeft –1 punt.
Lwoo geeft + 0,25 punt.
Dit leidt tot een score.
6. Bijzonderheden onderbouw
Advies niet breder dan drie schoolsoorten.
Alleen de leerlingen die in leerjaar 1 en 2 op de
school zitten, tellen mee.
Kengetal in leerjaar 3 zonder zittenblijven moet
berekend kunnen worden.
M.u.v. van havo-vwo geldt dat leerlingen in
leerjaar 3 eenduidig geplaatst moeten zijn,
anders tellen ze niet mee.
Scholen hebben heel verschillende
mogelijkheden om stijging te realiseren. Dit geeft
plafond- en bodemeffecten. Daarom wordt er
alleen binnen scholengroepen vergeleken.
8. Bovenbouwrendement
Van het eerste bovenbouwjaar (3 vmbo of
3 havo/vwo) zonder zittenblijven naar het
eind.
Score komt tot stand door te schatten
hoeveel % van de leerlingen het diploma
zonder te blijven zitten, haalt. In zekere
zin is het een slaagpercentage, maar het
neemt ook de voorafgaande jaren in de
bovenbouw mee.
9. Kenmerken
bovenbouwrendement
Correctie voor
• Armoedeprobleem-cumulatiegebied
• Lwoo
• Tussentijdse instroom.
Leerwerktraject en assistentenopleiding: geen
negatief effect tenminste als de leerling niet blijft
zitten in leerjaar 3.
Vavo-(‘Rutte’-)route wordt niet meegenomen.
Relatief genormeerd (de laagste 25% is
onvoldoende).
10. Centraal examen
De gemiddelde score voor het centraal examen.
Correctie voor
• Armoedeprobleem-cumulatiegebied
• Lwoo
• tussentijdse instroom
Vavo-(‘Rutte’-)route wordt niet meegenomen.
Relatief genormeerd (de laagste 25% is
onvoldoende)
11. Correctie opbrengsten voor
achtergrondfactoren
Opbrengsten
Oa
A
B
Ob
% APCG,
tussentijdse
instroom,
LWOO (enz.)
12. Gevolgen van de correctie
Door de rekenmethode worden scholen
met veel APCG-leerlingen in positieve zin
gecorrigeerd.
Die correctie is zodanig dat landelijk
gezien er geen effect van APCG meer
over is.
Hetzelfde geldt voor de andere
variabelen.
13. Verschil schoolexamen -
centraal examen
Bij alle vakken waarvoor een schoolexamen en
een centraal examen bestaat, wordt de
verschilscore genomen.
Het gewogen gemiddelde over drie jaar wordt
berekend.
Geen correctie.
Absolute norm als SE > CE: Bij vmbo-basis: 0,25
punt; bij alle andere opleidingen: 0,5 punt. Groot
verschil wordt als onvoldoende beschouwd. We
kennen ook nog een zeer groot verschil (resp.
0,5 en 0,75 punt).
14. Praktijkonderwijs: 3 indicatoren
Er zijn nu drie indicatoren in gebruik:
11.1 Hoe ontwikkelen de leerlingen zich?
11.6 Hoe worden de leerlingen geplaatst
na de praktijkschool?
11.12 Hoe doen de leerlingen het na één
jaar?
15. 11.1. Leerlingen behalen het
opleidingsniveau dat mag
worden verwacht
Vraag: Wat hebben ze nu geleerd?
Alleen beoordeeld tijdens schoolbezoek.
Dossiers van 5 leerlingen in het vierde
jaar worden geraadpleegd.
Zijn de uitstroomprofielen op het niveau
dat werd verwacht bij de start.
Norm is 80%.
Deze indicator veronderstelt dat het
volgsysteem goed op orde is.
16. 11.6. De leerlingen
ontwikkelen zich volgens
individuele leerroute
De indicator is geoperationaliseerd naar goede
uitstroomplaatsing.
Uitstroomgegevens van alle leerlingen op
individueel niveau over een reeks van twee jaren
worden opgevraagd. Ten minste 90% is geplaatst
in opleiding, arbeidsplaats, dagopvang,
verschermde werkomgeving.
Negatief tellen bijv.: in behandeling, werkloos.
Bij schoolbezoek: Check op het
uitstroomprofiel/individueel ontwikkelingsplan.
17. 11.12 leerlingen functioneren
naar verwachting
De indicator meet de bestendigheid van de
plaatsing (omdat er geen diploma is).
Zelfde gegevens als bij 11.6, maar dan na een
jaar.
Hoe doen de leerlingen het op de betreffende
plek een jaar later.
Norm: 75% functioneert nog steeds op de
betreffende opleiding, werkplek of andere
omgeving of is succesvol herplaatst.
18. Beoordeling praktijkonderwijs
Ten minste twee van de drie indicatoren
moeten voldoende zijn.
Bij risico-analyse zonder schoolbezoek
worden alleen de indicatoren 11.6 en
11.12 onderzocht. Zij moeten beide
voldoende zijn, anders vindt er verder
onderzoek plaats.
19. Toekomst: Ontwikkelingen
opbrengstbeoordeling
Mogelijke ontwikkelingen zijn:
Absolute normen.
Presentatie van zowel reële als gecorrigeerde
scores.
Verdere ontwikkeling van de statistische
rekenmethodes.
Verbeterde grafische presentatie.
Nieuwe of additionele kengetallen.
Beleidswijzigingen leiden mogelijk tot andere
normen.