2. Het vermogen om anderen te beïnvloedenHet vermogen om anderen te beïnvloeden
en daarmee doelen te bereikenen daarmee doelen te bereiken
Waar is ‘leiderschap’ te zien in eenWaar is ‘leiderschap’ te zien in een
grote organisatie?grote organisatie?
WAT IS LEIDERSCHAP?
3. Manon Bonefaas, september 2000
top
uitvoerende medewerkers
midden management
ondernemings-
raad
medezeggenschap
Raad van Commisarissen
toezichthoudend/adviserend
strategische beslissingen
organisatorische beslissingen
operationele
beslissingen
• Beslissen = leidinggeven
• Toezicht houden, medezeggenschap, invloed
‘naar boven’ hebben ook met leidinggeven te
maken
4. DOCENT = LEIDER?
•BEPAALT DE STOF
•BEPAALT HET VERLOOP VAN EEN LES
•GEEFT AANWIJZINGEN
•KAN SANCTIES OPLEGGEN
•BEPAALT DE SFEER IN DE LES
•HEEFT INVLOED OP DE MOTIVATIE
5. Verklaringen voor leiderschapVerklaringen voor leiderschap
11 persoonlijke kenmerken (en milieu)persoonlijke kenmerken (en milieu)
2 gedrag2 gedrag
3 situatie3 situatie
ZIE P. 237: COMBINATIE VAN 1, 2 EN 3
SPEELT EEN ROL BIJ HET KRIJGEN EN
HOUDEN VAN LEIDERSCHAP
6. FUNCTIES VAN EEN LEIDERFUNCTIES VAN EEN LEIDER
1 zorgen voor goede uitvoering van taken1 zorgen voor goede uitvoering van taken
taakgerichtheidtaakgerichtheid
22 onderlinge verhoudingen in team/groeponderlinge verhoudingen in team/groep
optimaliserenoptimaliseren
relatie/groepsgerichtheidrelatie/groepsgerichtheid
7. 11 aandacht voor strategieaandacht voor strategie
2 aandacht voor structuur2 aandacht voor structuur
3 aandacht voor cultuur3 aandacht voor cultuur
FUNCTIES VAN DE MANAGER IN EEN
ORGANISATIE, ZIE P. 239
10. Waarom kun je die activiteiten uitvoeren?Waarom kun je die activiteiten uitvoeren?
vijf bronnen van macht,vijf bronnen van macht, zie p. 241zie p. 241
• sanctiemachtsanctiemacht
• legitieme/formele machtlegitieme/formele macht
• referentiemachtreferentiemacht
• expertise/deskundigheidsmachtexpertise/deskundigheidsmacht
• overtuigingsmachtovertuigingsmacht
11. Vul de 5 in voor een docent!
SANCTIEM. ORDEMAATREGELEN, CIJFERS
LEGITIEME M. IS ALS DOCENT AANGESTELD
REFERENTIEM. VOORBEELD VOOR STUDENTEN,
KIJKEN TEGEN HEM/HAAR OP
EXPERTISEM. WEET ALLES
OVERTUIGINGSM. KAN GOED UITLEGGEN
12. Leiderschapsstijlen =Leiderschapsstijlen =
hoe maak je gebruikhoe maak je gebruik
van je macht?van je macht?
11 stijlen op grond van verdeling van invloed,stijlen op grond van verdeling van invloed,
zie p. 245zie p. 245
22 taakgericht versus relatie/groepsgericht,taakgericht versus relatie/groepsgericht,
zie p.247zie p.247
33 niet-functionele leiderschapsstijlen,niet-functionele leiderschapsstijlen,
zie p. 248zie p. 248
4 afhankelijk van de situatie, zie p. 2504 afhankelijk van de situatie, zie p. 250
13. LeiderschapsstijlenLeiderschapsstijlen
11 autoritair (leider = EGO)autoritair (leider = EGO)
2 autocratisch2 autocratisch
3 consulterend3 consulterend
44 laissez-fairelaissez-faire
55 taakgerichttaakgericht
66 groepsgerichtgroepsgericht
2 t/6 kunnen zichtbaar zijn2 t/6 kunnen zichtbaar zijn
in “situationeel” leiderschapin “situationeel” leiderschap
15. STIJL 3 STIJL 2
STIJL 4 STIJL 1
weinig
veel
veel
sturing
(taakgericht gedrag
(relatiegerichtgedrag)
ondersteuning
delegeren
overleggen
overtuigen
instrueren
Hersey & Blanchard: vier leiderschapsstijlenHersey & Blanchard: vier leiderschapsstijlen
WANNEER WELKE STIJL?
16. H&B NADER BEKEKEN, ZIE P. 252
• 4 LEIDERSCHAPSSTIJLEN
• 4 SITUATIES = 4 NIVEAUS VAN
TAAKVOLWASSENHEID
• ZIE P. 250: TYPERING/NIVEAUS
TAAKVOLWASSENHEID
• BIJ TAAKVOLWASSENHEID 1 PAST STIJL 1, BIJ
T2 PAST S2, ENZOVOORT DIT IS DUS
“SITUATIEBEPAALD”
17. T3 + S3 T2 + S2
T1 + S4 T1 + S1
weinig
veel
veel
sturing
(taakgericht gedrag
(relatiegerichtgedrag)
ondersteuning
delegeren
overleggen
overtuigen
instrueren
COMPLEET MODEL, P. 252:
18. ZIE ILLUSTRATIE 8.4 EN 8.5: DE BESTE STIJL
GEZIEN DE TAAKVOLWASSENHEID
OP. 254: TIEN VRAGEN
STEL DAT DE MANAGER N.A.V. ELKE
VRAAG ACTIE MOET ONDERNEMEN.
WELKE VAN DE 4 STIJLEN?
INDIEN MOGELIJK UITGAAN VAN
VOLDOENDE TAAKVOLWASSENHEID
19. 1 = INSTRUCTIE
2 = OVERTUIGEN OF COACHEN
3 = COACHEN
4 = OVERTUIGEN OF COACHEN
5 = DELEGEREN
6 = NIET AAN EEN STIJL TE VERBINDEN
7 = INSTRUCTIE
8 = NIET AAN EEN STIJL TE VERBINDEN
9 = COACHEN
10 = COACHEN, DAARNA OVERTUIGEN
Notes de l'éditeur
P.18 Weber nut van toepassing psychologische en sociologische begrippen, syllabus p. 11.