SlideShare une entreprise Scribd logo
1  sur  220
Télécharger pour lire hors ligne
i
Bachelor of Social Work
ii
IN HET KORT
Zuid Limburg kampt evenals andere perifere gebieden met de gevolgen van economische teruggang en
demografische vergrijzing, welke onder meer resulteren in toenemende werkloosheid en een minder
aantrekkelijk sociaal-cultureel klimaat. Deze ontwikkeling komt tot uiting in een toename van het aantal
geregistreerde werkzoekenden, vertrek van bedrijven en ondernemers, en weinig perspectief voor recent
afgestudeerde studenten, die veelal naar economisch meer actieve regio's vertrekken.
Om deze sociale, economische en culturele achteruitgang tegen te gaan wil Maastricht het verblijfsklimaat
verbeteren, onder meer door de culturele aantrekkelijkheid van de stad te verhogen. In dit verband heeft de
stad zich kandidaat gesteld om in 2018 Culturele Hoofdstad van Europa te worden, een evenement dat in
omvang vergelijkbaar is met de Olympische spelen of het wereldkampioenschap voetbal. In andere steden die
dit evenement hebben georganiseerd is gebleken dat het een aanzienlijke sociale en economische spin off kan
hebben, en ook Maastricht hoopt langs deze weg middelen aan te trekken om de leefbaarheid van de stad te
verbeteren.
Sinds de kandidaatstelling is er hard gewerkt aan de formulering van een programma. Een belangrijke
voorwaarde voor het slagen van deze onderneming is dat er zoveel mogelijk verschillende vormen van cultuur
bij worden betrokken. De alternatieve culturele scene blijkt tot dusver zwak vertegenwoordigd en de huidige
studie werd opgezet om problemen te documenteren en suggesties voor verbetering aan te dragen. Problemen
worden veroorzaakt door het volatiele karakter van de fringe groepen, de zwakke interne organisatie, de
gebrekkige communicatie met overheidsinstanties, het tijdelijk karakter van de onderkomens, en incidentele
conflicten met de handhaving van de openbare orde.
Ontevredenheid over de marginale positie van deze culturele subgroep is herhaaldelijk geuit door deelnemers
en sympathisanten. Met het oog op de nadruk die vanuit de jury van Culturele Hoofdstad gelegd wordt op het
stimuleren en integreren van burgerparticipatie, zijn de ogen van de stad geopend voor het belang van de
fringe groepen.
Vanuit de literatuur zijn enkele leidinggevende thema’s gedestilleerd, zoals alternatief gebruik van openbare
ruimte, omgaan met tegenculturen, leefbaarheid en burgerparticipatie. Vanuit deze kaders is gesproken met
vertegenwoordigers van diverse alternatieve collectieven en met betrokken beleidsmedewerkers en
wethouders, om een beeld te krijgen van de redenen waarom de gewenste integratie niet echt tot stand komt.
Respondenten gaven onder andere aan dat de formele, bureaucratische werkwijze van de gemeente en
Stichting Culturele Hoofdstad 2018 niet aansluit bij het informele karakter van de alternatieve groepen. Ook
werd door vertegenwoordigers van de fringe collectieven gewezen op het gebrek aan ruimte voor
burgerinitiatief in de stad en het tekort aan transparantie met betrekking tot plannen en werkwijze vanuit
stichting culturele hoofdstad 2018. Anderzijds noemden beleidsmakers de beperkte zichtbaarheid van de
alternatieve scene als probleem. Als initiatieven niet zichtbaar zijn, is het lastig om daar beleidsmatig mee aan
de slag te gaan.
Gemeente Maastricht en Stichting Culturele Hoofdstad 2018 hebben het laatste half jaar stappen ondernomen
om de integratie te verbeteren. Er is toenadering gezocht met de grotere alternatieve initiatieven, waaruit een
overkoepelend collectief is opgezet met de naam: Cultural Freezone Collective. Deze moet een aanspreekpunt
vormen, zodat de alternatieve scene een duidelijke partner KAN gaan worden in het Maastrichtse culturele
veld.
Bachelor of Social Work
iii
Verder heeft de gemeente haar vergunningsbeleid rondom straatartiesten versoepeld, waardoor er alleen
registratie nodig is. Hiermee hoopt ze een externe stimulans te geven aan het verbeteren van de zichtbaarheid
van de initiatieven.
De stad zou baat hebben bij een duidelijke visie over haar alternatieve culturele groepen en transparantie over
hoe zij deze wil betrekken en integreren.
Tenslotte moeten zowel de gemeente als Stichting Culturele Hoofdstad 2018 de krachten van deze
gemeenschap inzette in hun eigen ambitie om cultuurstad te worden. Het brede internationale netwerk dat de
diverse collectieven typeert, is een uitstekende mogelijkheid om een internationaal draagvlak te creëren.
Eveneens biedt het grote experimentele en creatieve vermogen dat inherent is aan de subcultuur,
mogelijkheden voor de stedelijke ontwikkeling. Door ze bijvoorbeeld in te schakelen bij de vraag hoe om te
gaan met de toenemende leegstand in de stad, kan er tot oplossingen gekomen worden die binnen
geïnstitutionaliseerde kaders doorgaans niet bedacht worden.
De integratie kan leiden tot meer tevredenheid over de positie van alternatieve cultuur in de stad en een grote
stap voorwaarts om de ambitie van de gemeente Maastricht en de Stichting Culturele Hoofdstad 2018 om
cultuurstad te worden te verwezenlijken;
Bachelor of Social Work
iv
VOORWOORD
Deze scriptie is geschreven voor de afronding van mijn Bachelor Social Work aan de Hogeschool Zuyd te Sittard.
Gedurende mijn studie heb ik gekozen voor de richting Sociale Agogiek. Deze specialisatie richt zich op de
beleidsmatige aspecten van zorg en welzijn. Hierbij gaat het vooral om het signaleren van maatschappelijke
veranderingen die invloed kunnen hebben op de manier waarop beleid geformuleerd is en wordt toegepast
door instellingen. Deze signalen omzetten in een goed gefundeerde en concrete suggestie voor
beleidsverandering, is de kerntaak van een sociaal agoog.
Gedurende mijn studententijd heb ik actief geparticipeerd in geïnstitutionaliseerde en alternatieve culturele
organisaties binnen Maastricht. Hierbij signaleerde ik dat het Maastrichtse culturele veld weinig ruimte biedt
voor nieuwe en alternatieve initiatieven om zich tentoon te stellen en te ontwikkelen. In mijn ogen leek dit juist
noodzakelijk voor het verbeteren van de stedelijke leefbaarheid. Om de redenen en oorzaken hierachter te
begrijpen, heb ik gekozen voor een afstudeeropdracht waarin ik me bezig kan houden met de beleidsmatige
kant van kunst en cultuur. Enerzijds hoop ik de visies en belangen van deelnemers, organisatoren en
beleidsmedewerkers ten gehore te brengen en anderzijds wil ik bijdragen aan de ontwikkeling van het
Maastrichtse culturele veld. Ook met het besef dat de stad ambieert om in 2018 Culturele Hoofdstad van
Europa te worden.
Het schrijven van deze scriptie was alleszins een confronterend proces. Het kaderen en helder formuleren van
mijn gedachten bleek geen vanzelfsprekendheid. Daarom wil ik graag de mensen bedanken die me hierbij
geholpen hebben, beginnende bij mijn vader, vriendin en beste vriendin. Zonder hun ervaring, advies en
eeuwig geduld was dit niet gelukt. Daarnaast mijn vrienden en familie die mijn geklaag met liefde hebben
aangehoord en mevrouw Linssen en mevrouw van Lieshout voor de begeleiding vanuit school. Ook wil ik dhr.
Paul Lambrechts bedanken om mij de kans te geven deze afstudeeropdracht uit te voeren voor de gemeente
Maastricht.
Een speciaal bedankje gaat uit naar mijn initiële afstudeerpartner Malú Magnée, die het traject wegens
omstandigheden niet kon voortzetten. Zonder haar was het afnemen van de interviews in zo een kort
tijdsbestek niet gelukt.
Verder bedank ik Virginie Moerenhout en haar creatieve onderneming Swampwood Design voor de prachtige
cover.
Maastricht, augustus 2013
Belinda Bantje
Bachelor of Social Work
v
INHOUDSOPGAVE
In het kort.................................................................................................................................................................ii
Voorwoord ..............................................................................................................................................................iv
INHOUDSOPGAVE ....................................................................................................................................................v
Inleiding..................................................................................................................................................................vii
Demografische ontwikkelingen in Zuid-Limburg...............................................................................................viii
De culturele grondslag van Maastricht ...............................................................................................................ix
Cultuurbeleid Rijksoverheid.................................................................................................................................x
Culturele Hoofdstad van Europa..........................................................................................................................x
Cultuurbeleid gemeente Maastricht...................................................................................................................xi
Betrokken partijen .............................................................................................................................................xii
Hoofdstuk 1 – Aanleiding & doelstelling................................................................................................................. 1
1.1 Aanleiding.............................................................................................................................................. 2
1.2 Doelstelling............................................................................................................................................ 2
1.3 Onderzoeksvragen................................................................................................................................. 3
Hoofdstuk 2 – Analytisch kader .............................................................................................................................. 4
2.1 Alternatief gebruik van ruimte .............................................................................................................. 5
2.2 Omgaan met tegenculturen .................................................................................................................. 6
2.3 Leefbaarheid.......................................................................................................................................... 7
2.4 Burgerparticipatie.................................................................................................................................. 7
Hoofdstuk 3 – Dataverzameling en dataverwerking............................................................................................... 9
3.1 Kwalitatief onderzoek.......................................................................................................................... 10
3.2 Interview.............................................................................................................................................. 10
3.3 Registratie en verwerking gegevens.................................................................................................... 11
Hoofdstuk 4 – Resultaten & analyse ..................................................................................................................... 12
4.1 Beschrijving Fringe scene .................................................................................................................... 13
4.1.1 Algemeen ........................................................................................................................................ 13
4.1.2 Organisatie ...................................................................................................................................... 16
4.1.3 Locaties............................................................................................................................................ 17
4.2 Relatie tussen fringe en gemeente...................................................................................................... 18
4.3 Programmering Culturele Hoofdstad 2018 ......................................................................................... 21
Hoofdstuk 5 – Conclusie, discussie & aanbevelingen ........................................................................................... 24
5.1 Organisatie........................................................................................................................................... 25
Bachelor of Social Work
vi
5.2 Gemeentebeleid.................................................................................................................................. 26
5.3 Maastricht Culturele Hoofdstad 2018 ................................................................................................. 28
Suggesties voor verder onderzoek.................................................................................................................... 29
Literatuurlijst......................................................................................................................................................... 30
Interviews.......................................................................................................................................................... 32
Bijlagen..................................................................................................................................................................... I
Bijlage 1 – Interviewvragen.................................................................................................................................. I
Bijlage 2 – Sensitizing concepts.......................................................................................................................... III
Bijlage 3 – Respondentenlijst.............................................................................................................................. V
Bijlage 4 –Overzicht fringe collectieven ............................................................................................................. VI
Bijlage 5 – Interviews uitgewerkt....................................................................................................................... IX
Bachelor of Social Work
vii
INLEIDING
“The Mad Trist op bezoek bij de levensgrote boekenkast van Nightscapes Productions op
het crowdsourced cultuurfestival ScenesConnected (Lemlijn, 2013).”
Bachelor of Social Work
viii
DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN IN ZUID-LIMBURG
Tot na de Tweede Wereldoorlog was Limburg binnen Nederland de hoofdleverancier van steenkool, waardoor
de provincie een grote aantrekkingskracht had op werkzoekenden. Met het sluiten van de mijnen in de jaren
’60-‘70, resulterend in een verlies van 75.000 arbeidsplaatsen, verdween de industriële waarde van deze regio.
Door de ongunstige geografische ligging t.o.v. de rest van Nederland raakte Limburg steeds meer geïsoleerd en
werd de sociaaleconomische achterstand versterkt.
Dankzij politieke tussenkomst kon een belangrijk deel van de inwoners een andere baan vinden (Limburgs
Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, 2011-2013;VVV Maastricht, 2013). Zo werd nieuwe industrie
aangetrokken in de vorm van de Van Doorne's Automobielfabriek N.V. (DAF, 1967) en werden de Dutch State
Mines N.V. (DSM) hervormd. Eveneens vestigden overheidsorganen, zoals het Algemeen Burgerlijk
Pensioenfonds (ABP, 1969) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS, 1972), zich in toenemende mate in
het zuiden van het land. Sinds het Verdrag van Maastricht in 1992, dat de basis vormt van de oprichting van de
Europese Unie, huist Maastricht ook een groot aantal Europees gerichte politieke en economische organisaties.
Daarnaast werd in de jaren ’70-’80 sterk geïnvesteerd in het onderwijs. Maastricht introduceerde de Limburgse
Rijksuniversiteit (nu Maastricht University), Heerlen kreeg een Open Universiteit en Sittard heette de Katholieke
Leergangen (nu Fontys Hogeschool) welkom. Dit resulteerde in een explosieve groei van de Limburgse
dienstensector, in het bijzonder in Maastricht (Provincie Limburg, 2011; VVV Maastricht, 2013).
De Limburgse Rijksuniversiteit heeft de situatie aangegrepen om Europees gerichte opleidingen zoals
Internationale Bedrijfskunde, European Law en European Public Health in hun pakket aan te bieden, waardoor
de universiteit aantrekkelijk werd voor internationale studenten en medewerkers. Inmiddels is deze jonge
universiteit uitgegroeid tot een instelling met 16.000 studenten en 4.000 medewerkers, waarvan 45% van de
studenten en bijna een kwart van de stafleden een niet-Nederlandse nationaliteit hebben (Maastricht
University, 2013). Mede door deze ontwikkelingen is de stad geïnternationaliseerd, maakt de
studentenpopulatie (hoger beroepsonderwijs en universiteit) ca. 20% van de totale Maastrichtse bevolking uit
(Damsma, 2013) en weten ook studenten uit noordelijk gelegen delen van het land hun weg naar het zuiden te
vinden.
Anno 2013 kampt Limburg echter opnieuw met sociaaleconomische problemen door een vicieuze cirkel van
verminderde werkgelegenheid en uittocht van (hoog)opgeleide werknemers. Onder de achterblijvende
bevolking ontstaat zowel vergrijzing als toename van het aantal geregistreerde werkzoekenden
(Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, 2012). Sinds 1997 is de Zuid-Limburgse populatie met 4,9%
afgenomen ten opzichte van een daling van 1,9% in heel Limburg (Kenniscentrum voor Bevolkingsdaling en
Beleid, 2013). Ook kent Maastricht momenteel het hoogst percentage structurele werklozen in Nederland,
waarbij 27,3% van de 4255 geregistreerde werklozen reeds langer dan vijf jaar zonder baan zit (Gemeente.nu,
2012). Mede door dit slechte banenperspectief verlaten recent afgestudeerden de regio om elders opzoek te
gaan naar betere arbeidskansen en –voorwaarden, waarbij de ongunstige geografische ligging van Limburg
wederom een belangrijke rol speelt. Deze situatie werd duidelijk verwoord door Robin Kloor in het cultureel
maandblad Zuiderlucht.
“Waar vestigen zich afgestudeerden, werkzoekenden, ondernemers en bedrijven? Gaan ze naar
Eindhoven, dan liggen ze op een uur afstand van Utrecht en krijgen ze Maastricht en omstreken er
gratis bij als zoekgebied voor een baan of als afzetgebied voor producten en diensten. Daar kan
Maastricht niet tegenop. De stad mag zich dan presenteren als het ‘balkon van Europa’, de rest van
Nederland ziet vooral een uithoek (Kloor, 2012).”
Bachelor of Social Work
ix
De stad zou baat hebben bij het behouden van wat Gert-Jan Hospers, hoogleraar citymarketing, de vier B’s
noemt: bewoners, bedrijven, bezoekers en bollebozen (jonge academici). Om de aantrekkingskracht voor deze
zogenaamde vier B’s te verhogen, dient de regio te voorzien in de behoeften en verwachtingen van de
doelgroepen, in het bijzonder de bollebozen (Hospers, 2009). Het opkrikken van de werkgelegenheid is
hiervoor een absolute must, maar ook sociale en culturele voorzieningen moeten hierop aansluiten.
Maastricht hoopt het bovenstaande te bereiken door de stad en regio een culturele en economische impuls te
geven. Ze heeft zich daarom kandidaat gesteld voor de titel Culturele Hoofdstad van Europa2018 (vanaf nu te
noemen Culturele Hoofdstad 2018). Hiermee hoopt Maastricht zich te herpositioneren van een sociale en
economische uithoek t.o.v. Nederland naar een cultureel en economisch centrum voor de Euregio Maas-Rijn.
Men hoopt dat Culturele Hoofdstad 2018 een instrument zal vormen voor het versoepelen van de
internationale wetgeving en fiscale regelingen die deze demografische ontwikkelingen in de weg staan
(Stichting Maastricht Culturele Hoofdstad van Europa 2018, 2012).
Naast het nastreven van bovenbeschreven effecten op de sociaaleconomische sectoren binnen de stad, hoopt
Maastricht met het binnenhalen van de titel van Culturele Hoofdstad 2018, eveneens ruimte te creëren voor
bewustwording m.b.t. de culturele diversiteit van de lokale bevolking. Om die reden wordt gestreefd naar het
betrekken van alle subgroepen en vormen van cultuur in de programmering.
DE CULTURELE GRONDSLAG VAN MAASTRICHT
Tot het begin van de twintigste eeuw verwees de term cultuur vooral naar de schone kunsten, ook wel ‘cultuur
in enge zin’ genoemd. Het was bedoeld voor de maatschappelijke elite die streefde naar cultivering en
verheffing boven de ‘gewone mens’. De brede opvatting van het woord ontwikkelde zich pas na de Tweede
Wereldoorlog, toen de massa-industrie en –media een grote diversiteit aan producten en ideeën voor het
brede publiek toegankelijk maakten. De daaraan verbonden vrijheid in het inrichten van een eigen leefstijl
bracht meer aandacht voor de zogenaamde populaire cultuur, wat verwijst naar verschillende manieren van
leven en de gedeelde ideeën en opvattingen die daaraan ten grondslag liggen. Uitgaande van deze definitie
ontstaan culturen dus overal waar mensen samenleven (Autonoom Centrum, n.d.). In het huidige onderzoek
zal deze definitie gehanteerd worden.
Ook in Maastricht is deze ontwikkeling zichtbaar. Maastricht is van oudsher een christelijke stad, wat zijn
weerslag heeft (gehad) op het cultuuraanbod. De stad staat bekend om haar schone kunsten en preservatie
van historische erfgoederen. Daarnaast hebben de vele parochies in de regio grondslag gegeven aan een grote
hoeveelheid amateurverenigingen, in de vorm van harmonieën, schutterijen en zangverenigingen, waar van
generatie op generatie actief in geparticipeerd wordt. Dit heeft gezorgd voor een sterke ontwikkeling van
lokale culturele evenementen die verbonden zijn aan de volkscultuur, streektaal (Mestreechs dialect) en
amateurkunsten. Denk hierbij aan het Preuveniment en MusicaSacra. Maar ook de typische viering van het
Limburgse carnaval is een uiting van lokale (christelijke) gewoonten en tradities, die vaak al met de paplepel
zijn ingegoten. De traditionele aspecten in combinatie met het veelvuldig gebruik van het Maastrichtse dialect,
maken dat sommige culturele evenementen slecht toegankelijk zijn voor bewoners en bezoekers die het dialect
of zelfs de Nederlandse taal niet beheersen.
Daarnaast zijn de lokale uitgaansgelegenheden vooral gericht op studenten die zich aansluiten bij traditionele
studentenverenigingen. Verenigingen zoals Tragos en Circumflex, die door taal- en financiële barrières niet
toegankelijk zijn voor internationale studenten en/of studenten met een laag inkomen (Laarhoven, 2012).
Bachelor of Social Work
x
Om hier een brug te slaan, heeft de gemeente Maastricht in de aanloop naar de kandidatuur voor Culturele
Hoofdstad 2018, een onafhankelijk onderzoek naar het sociale en culturele klimaat van de stad laten uitvoeren
(Berenschot, 2010). Hieruit bleek dat autochtone Maastrichtse bewoners een sterk gevoel voor traditie en een
duidelijk besef van eigen identiteit kennen. Eveneens gaven zij veelal aan dat er ruimte mag zijn voor
verschillen in levensinvulling en gewoonten, maar dat de eigenheid van de stad hierdoor niet in het gedrang
moet komen.
CULTUURBELEID RIJKSOVERHEID
In 2011 presenteerde Halbe Zijlstra, toenmalig staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het
rapport Meer dan kwaliteit: een nieuwe visie op cultuurbeleid. Hierin kondigde hij een bezuinigingsmaatregel
van € 200 miljoen aan. Daarvan is € 125 miljoen bezuinigd op culturele instellingen en fondsen die direct
subsidie ontvangen van het Rijk. Daarnaast leidde dit rapport tot het verschuiven van een belangrijk deel van
de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van cultuurbeleid, van Rijk naar provinciaal en gemeentelijk niveau
(Grodach & Silver, 2012). Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Sport, wil zo de (financiële) middelen
dichter bij de burgers brengen. Met deze maatregels hoopt ze culturele instellingen en kunstenaars minder
afhankelijk te maken van overheden en flexibeler, krachtiger en ondernemender te maken in het zelf
verwerven van hun inkomsten (Zijlstra, 2011).
Wieke Vrijhoef beschrijft in haar masterthesis hoe deze bezuinigingsmaatregel een beeld schetst, van hoe er
vandaag de dag naar kunst en cultuur wordt gekeken in Nederland. Het gaat niet langer om het benaderen van
kunst en cultuur vanuit “ideologische motieven als vorming, verheffing en schoonheid”, maar vanuit een
toenemend economisch en instrumenteel perspectief (Vrijhoef, 2012).
CULTURELE HOOFDSTAD VAN EUROPA
In 1985 kwam het concept Europese Culturele Hoofdstad tot stand, vanuit een overtuiging van de toenmalige
Griekse minister van Cultuur, Melina Mercouri. Volgens haar zou het festival dé ideale manier zijn om aandacht
te schenken aan de culturele diversiteit en rijkdommen binnen Europa. Zij hoopte dat dit zou resulteren in het
samenkomen van de verschillende Europese entiteiten en het vergroten van het bewustzijn rondom de
gedeelde oorsprong, normen en waarden. Sindsdien word er elk jaar een Europese Culturele Hoofdstad
uitgeroepen door de Raad van de Europese Unie. In 2011 is hier verandering in gekomen. Door de toename van
het aantal EU-landen, is gekozen voor het uitroepen van twee steden per jaar, bestaande uit een oud en een
nieuw lidstaat van de EU. In 2018 krijgt Nederland daarom gezelschap van Malta.
Met de jaren, genereerde Culturele Hoofdstad van Europa steeds meer media aandacht. Het nam niet alleen
toe in omvang, maar het werd ook sociaaleconomische waardevol voor steden. Gemeenten en regio’s zagen
hun toerisme oplopen, het economische en sociale klimaat verbeteren en stedelijke infrastructuur opknappen
(European Commission, 2013). Zoals in het geval van European Capital of Culture Liverpool 2008, waar het
project de mogelijkheid gaf om fondsen aan te trekken voor het verbeteren van de fysieke infrastructuur van
de stad.
“The transformation of Liverpool city centre over the past decade has been one of the largest ever
regenerations in Europe (Garcia, 2012).”
Bachelor of Social Work
xi
CULTUURBELEID GEMEENTE MAASTRICHT
Ook de meest recente cultuurnota van Maastricht (Cultuuragenda 2009-2012: Maastricht stad van Culturele
carrières), besteedt aandacht aan de relatie tussen cultuur en economie voor stadsontwikkeling, wat een
voorbeeld is van de hierboven genoemde instrumentele benadering van kunst en cultuur. Het inzetten van
cultuur om stedelijke ontwikkeling te stimuleren werd vanaf 2009 centraal gesteld binnen het beleid van de
stad. Uit veelvuldige onderzoeken bleek deze beleidsstrategie, ook wel cultural-led regeneration genoemd, een
belangrijke meerwaarde te hebben voor het sociaal kapitaal en vestigingsklimaat van steden en regio’s. In het
bijzonder lijkt het waardevol voor gebieden die net als Maastricht hun industriële basis verloren zijn en zichzelf
economisch en/of sociaal moeten herpositioneren (Garcia, 2012). Na deze constatering heeft de stad flink
geïnvesteerd in cultuurproductie –en bereik.
“De rol van kunst en cultuur in een stad heeft, ook in Maastricht, de laatste jaren fors aan belang
gewonnen. Waar vroeger de ‘intrinsieke waarde’ van de kunsten werd gepromoot of met specifieke
doelgroepen werd gewerkt ter bevordering van cultuurparticipatie, wordt inmiddels de rol van kunst en
cultuur veel breder opgevat. Er worden actieve verbanden ontdekt met economie, sociale samenhang,
stedelijke ontwikkeling en imago van de stad. Het idee van kunst en cultuur als relatief zelfstandig
beleidsterrein wordt langzaam maar zeker vervangen door een samenhangend concept: stedelijke
ontwikkelingen worden bepaald door een in elkaar grijpen van kunst, cultuur, economie,
gebiedsontwikkeling, onderwijs, sociale innovatie (Gemeente Maastricht, 2008).”
Ten tweede richt het cultuurbeleid zich op het maken van zogenaamde culturele carrière. Het idee hierachter is
dat Maastricht alle juiste cultuurinstellingen bezit om mensen op amateur of professioneel niveau op te leiden
in de kunsten. Er is kunstvakonderwijs in alle soorten en een grote hoeveelheid aan culturele instellingen die
een platform bieden aan professionele -en amateurkunstenaars om zich verder te ontwikkelen (Gemeente
Maastricht, 2008). Bijgevolg zou dit moeten zorgen voor een groter en breder cultuuraanbod.
Maastricht spreekt in de cultuurnota daarom van een dubbele strategie. Met Culturele Hoofdstad 2018,
probeert Maastricht deze strategie constructief in te zetten voor:
1. Het verhogen van creatieve productiekwaliteit en verhoging van de productie op zichzelf.
2. De versterking van de rol die kunst en cultuur in de lokale samenleving kan spelen. Dit raakt het
vraagstuk van identiteit, participatie, educatie en de maatschappelijke functie van kunst en cultuur.
(Gemeente Maastricht, 2008)
Hoewel er de laatste jaren flink geïnvesteerd is in de lokale culturele infrastructuur, vinden vooral jongeren en
jong volwassenen Maastricht nog onvoldoende aantrekkelijk om te (blijven) wonen (Gemeente Maastricht,
2008). De stad hoopt met Culturele Hoofdstad 2018 het cultuuraanbod zodanig te beïnvloeden, dat het
aantrekkelijker wordt voor jonge mensen om cultureel te participeren.
Logischerwijs is het Maastrichts cultuurbeleid momenteel verbonden aan de kandidatuur en haar
voorbereidingen hierop. Het culturele veld wordt daarom opnieuw in kaart gebracht, gereorganiseerd en er
wordt gekeken naar hoe de verschillende partijen willen en kunnen bijdragen aan Culturele Hoofdstad 2018 en
de structurele ontwikkeling van het Maastrichtse culturele veld. Het stimuleren van burgerparticipatie,
enthousiasme en talentontwikkeling is hierbij het uitgangspunt, want:
“Alle mensen van de regio die zich als amateur of professional bezighouden met cultuur, zijn ook
partner in het project (Stichting Maastricht Culturele Hoofdstad van Europa 2018, 2012).”
Bachelor of Social Work
xii
BETROKKEN PARTIJEN
Ondanks deze verbondenheid is het niet de gemeente die verantwoordelijk is voor het formuleren van de
programmering en het binnenhalen van de titel. Hiervoor is de Stichting Maastricht Culturele Hoofdstad van
Europa 2018 opgezet en verantwoordelijk gesteld. Dit om politieke bemoeienis te minimaliseren. De persoon
die opdracht heeft gegeven voor deze afstudeeropdracht, Dhr. Paul Lambrechts, speelt een verbindende rol
tussen beide organisaties. Als Senior Projectmanager Maastricht European Capital Of Culture, coördineert en
adviseert hij de gemeente bij het maken van besluiten rondom de kandidatuur.
Daarnaast voorziet hij Stichting Maastricht Culturele Hoofdstad van Europa 2018 van informatie over wat er
leeft in de Maastrichtse samenleving, met betrekking tot de kandidatuur. Hierbij wordt hij ondersteund door
VIA2018, een onderdeel van de stichting. Dit bureau speelt net zoals Dhr. Lambrechts, een belangrijke
verbindende rol. Binnen verschillende steden en provincies informeren zij naar de culturele activiteiten en de
initiatiefnemers die erachter zitten. Ze brengen dit in kaart en wijzen de stichting op zogenaamde missing links
en vergeten of minder opvallende groepen. Dit zodat het primaire doel om alle subgroepen en vormen van
cultuur te betrekken in de programmering, ook behaald wordt.
De voorlopige richtlijnen en programmering zijn vooral gericht op professionele –en amateurkunsten, maar
zoals reeds gezegd, streeft het project naar betrekking van alle cultuurvormen die in de stad aanwezig zijn. Dat
betekent ook culturele initiatieven die zich buiten het geïnstitutionaliseerde kader afspelen. De zogenaamde
rafelranden van het cultureel aanbod, dat zich afspeelt rondom een aantal los gestructureerde groepen van
amateurs, semiprofessionele artiesten en mensen die - meestal om ideële redenen - er de voorkeur aan geven
in de marge van de maatschappij te leven. Zij ervaren dat het traditionele cultuuraanbod van de stad niet
aansluit bij hun behoefte aan onafhankelijkheid en creativiteit. In verschillende kraak –en slooppanden in de
stad hebben veelal jonge mensen daarom een plaats gevonden waar ze kunnen experimenteren op het gebied
van kunst en organisatie. Zogenaamde culturele vrijplaatsen, die de ruggengraat vormen van de Maastrichtse
alternatieve subcultuur.
Alternatief, underground, marginaal… gedurende dit onderzoek zijn er verschillende termen gebruikt voor het
benoemen van deze subgroep. In de scriptie zal doorgaans gebruik worden gemaakt van de term fringe cultuur
–of scene. Kijkende naar de onderstaande definitie van fringe cultuur, kan vastgesteld worden dat de
doelgroep aan deze omschrijving voldoet.
“Fringe culture: The term is often used interchangeably with the more widely used term
"counterculture." Counterculture refers to a group or sub-culture that actively promotes values which
oppose those of mainstream society (Renata, 2004)”.
Centraal in deze scriptie staat het beter integreren van de fringe scene in het structureel cultuuraanbod van de
stad, alsook de programmering van de kandidatuur voor Culturele Hoofdstad 2018.
Bachelor of Social Work
1
HOOFDSTUK 1 – AANLEIDING & DOELSTELLING
“Moderne dans in Hotel de Ossekop op het Open Your Mind Festival van 2in1 (Strasser,
2013).”
2
1.1 AANLEIDING
Gedurende 2012 zijn verscheidene culturele vrijplaatsen geconfronteerd met aanhoudende stilleggingen en
ontruimingen door politie en team handhaving
1
. Dit heeft geleid tot ontevredenheid over de positie die deze
collectieven innemen binnen het stedelijk cultuuraanbod, bij zowel de fringe gemeenschap als
sympathiserende bewoners. Zij zien het alternatieve aanbod als een essentieel en gelijkwaardig onderdeel van
de stad en stellen de gemeente verantwoordelijk voor een betere integratie. (Laarhoven, 2012; Eijsden, 2012;
Maastricht Aktueel, 2012). De gemeente erkent de noodzaak om in te spelen op de behoeften van haar
inwoners en een betere integratie en samenwerking tot stand te brengen. Ze heeft echter een beperkte kennis
over deze culturele scene, waardoor dit in de praktijk lastig blijkt.
Eveneens pleiten de collectieven voor meer betrokkenheid van alternatieve cultuurvormen in de
programmering voor Culturele Hoofdstad 2018. Kandidaten voor Culturele Hoofdstad moeten voldoen aan
criteria die opgesteld zijn door de Europese Unie. Allereerst moet het evenement niet alleen zichtbaar zijn voor
de stad, maar moeten burgers uit regio en stad actief deelnemen. Deze burgerparticipatie dient door de
organisatie gestimuleerd te worden. Eveneens moet het evenement aanzetten tot de structurele ontwikkeling
van het culturele leven in de stad (Berenschot, 2010). Dit gegeven werd nogmaals benadrukt tijdens het
tussentijds bezoek van de jury in januari 2013. Hoewel Maastricht door mocht naar de finaleronde, werd
gesteld dat er nog te weinig sprake was van Europese samenwerking en het betrekken van burgerinitiatieven in
de programmering (Kamer van Koophandel, 2013). Voor het binnenhalen van de titel heeft Stichting Maastricht
Culturele Hoofdstad 2018 en derhalve gemeente Maastricht, baat bij het integreren van bovenstaande
alternatieve scene.
De aanleiding is tweeledig, maar de doelstelling is voor beide gevallen hetzelfde: het meer betrekken van
alternatieve vormen van cultuur in het aanbod van de stad.
1.2 DOELSTELLING
Het doel van dit onderzoek is dan ook om te komen tot een betere integratie van de fringe scene in het
structureel cultuuraanbod en de programmering van de kandidatuur voor Culturele Hoofdstad 2018.
1
Het ‘gemeentelijk blauw’ dat verantwoordelijk is voor toezicht en handhaving van de openbare ruimten.
Bachelor of Social Work
3
1.3 ONDERZOEKSVRAGEN
Bovenstaande doelstelling heeft geresulteerd in de volgende hoofdvraag en bijbehorende deelvragen:
Hoofdvraag – Hoe kan de integratie van de fringe scene verbeterd worden in het Maastrichtse cultuuraanbod
en de programmering van de kandidatuur voor Culturele Hoofdstad 2018?
Deelvraag 1– Wat is de fringe scene, hoe is deze ontstaan, wie zijn de initiatiefnemers en hoe wordt
deze georganiseerd?
Deelvraag 2 – Welke fysieke en beleidsmatige ruimte neemt de fringe scene in binnen het
Maastrichtse culturele veld?
Deelvraag 3 – Welke beleidsmatige ruimte/plek heeft de fringe scene in de programmering voor de
kandidatuur van Culturele Hoofdstad 2018 en hoe verloopt deze?
De deelvragen worden beantwoord in hoofdstuk 4 (Resultaten & analyse) en hoofdstuk 5 (Conclusie, discussie
& aanbevelingen). Dit resulteert in beantwoording van de hoofdvraag en de formulering van
beleidsaanbevelingen voor de gemeente Maastricht, alsook eventuele suggesties voor verder onderzoek.
Bachelor of Social Work
4
HOOFDSTUK 2 – ANALYTISCH KADER
“De Russische band Messer Cups zorgt voor een goede sfeer in de grote hal van het
Landbouwbelang (Strasser, 2012)”
Bachelor of Social Work
5
In dit hoofdstuk volgt een weergave van de belangrijkste thema’s die rondom maatschappelijke integratie van
alternatieve cultuur zijn aangetroffen in de literatuur. Deze zijn meegenomen in het beantwoorden van de
onderzoeksvragen, door ze als basis te gebruiken voor de interviewvragen (Bijlage 1 - Interviewvragen).
Zoals in de inleiding beschreven, bestaat de fringe scene uit personen die op creatieve en alternatieve wijze
vorm geven aan hun leven. Gezien overheden over het algemeen de dominante normen en waarden binnen
een samenleving vertegenwoordigen (Cunningham & Cunningham, 2008), kunnen alternatieve leefwijzen
binnen samenlevingen leiden tot vormen van conflict. Deze conflictsituaties kunnen in de weg staan van een
betere integratie.
Om de onderzoeksvragen goed te kunnen beantwoorden is daarom aandacht besteed aan de sociologische
achtergrond van deze casus. De bevindingen kunnen niet als universele waarheid worden gepresenteerd,
omdat ze gezien moeten worden in relatie tot hun eigen maatschappelijke context, zijnde het culturele veld
van Maastricht. Sociologie biedt de mogelijkheid om een probleem in de relevante maatschappelijke kaders te
plaatsen en te analyseren (Cunningham & Cunningham, 2008). De stroming binnen de sociologie van waaruit
deze casus geanalyseerd zal worden, is het interactionisme. Volgens het interactionisme wordt het sociaal
handelen bepaald door de interpretaties die mensen aan elkaars handelen geven (Visser, 2000). Ter illustratie
een korte casus:
Een jonge man kraakt een huis in een nette buurt en neemt dit in gebruik als atelier. Hij wordt lange
tijd door buurtbewoners gezien als vies, lui en gevaarlijk. Niemand lijkt echter met hem gesproken
te hebben en het sentiment lijkt een direct gevolg van de negatieve publiciteit rondom een
krakersinitiatief in Rotterdam. Wanneer een van de buurvrouwen haar boodschappen op straat laat
vallen, wordt ze geholpen door wat zij een attente jonge man beschouwd. Achteraf blijkt hij de
kraker te zijn. Zij gaat bij zichzelf te rade en stelt haar negatieve beeld van de jonge man bij. Als
dankbetuiging brengt zij hem een gebakje, waarnaar ze zijn kunstwerken aantreft. Haar eigen
interesse in kunst wordt weer aangewakkerd en ze vraagt of hij haar wat basistechnieken schilderen
kan leren.
De sociale omgeving en persoonlijke ervaringen van de vrouw bepalen haar beeldvorming en handelen.
Ondanks het heersende negatieve sentiment, besluit zij na het incident de jonge man te bedanken. Volgens het
interactionisme zijn mensen door hun vermogen om keuzes te maken, geen passieve ontvangers, maar
ontwerpers van hun eigen leven (Cunningham & Cunningham, 2008). Daarom leent de stroming zich goed voor
het analyseren en begrijpen van de wijze waarop individuen hun leven inrichten en de manier waarop de
sociale omgeving hierop reageert.
2.1 ALTERNATIEF GEBRUIK VAN RUIMTE
Fringe initiatieven maken op onconventionele wijze gebruik van ruimten. In onze samenleving is het gebruik
van ruimte sterk onderhevig aan wet –en regelgeving, waardoor dit in een aantal gevallen heeft geleid tot
handhavingmaatregelen.
Onder publieke of openbare ruimten, worden fysieke ruimten bedoeld die voor iedereen toegankelijk zijn.
Veelal bevinden ze zich in de openlucht, zoals straten, pleinen en parken. Dit open karakter maakt dat een
groot deel van het publieke leven zich op deze plaatsen afspeelt, waardoor er mogelijkheid is voor ontmoeting
en sociale interactie (Ensie, 2013). Openbare ruimten hebben daarom een belangrijke functie in het sociale
leven.
Bachelor of Social Work
6
Beheer van de openbare ruimte ligt in de handen van rijk, provincie en gemeente. Zij dienen rekening te
houden met de diverse eisen die door verschillende gebruikers gesteld worden. Hierin moet gebalanceerd
worden. Dit kan zijn omdat regels rondom inrichting en gebruik doorgaans opgesteld worden naar de
dominante ideeën van wat wenselijk is of niet. Het vermogen om regels te implementeren geeft overheden
tevens de mogelijkheid om indirect het gedrag en de beleving van gebruikers te bepalen (Brok, 2010). Groepen
die politiek weinig invloed kunnen uitoefenen, zien hun belangen minder vaak behartigd. Bijvoorbeeld pubers
die door het gebrek aan passende voorzieningen, in de woonomgeving rondhangen en overlast bezorgen.
(Karsten, Kuiper, & Reubsaet, 2001). Maar ook groepen zoals de fringe scene, die openbare ruimte willen
gebruiken als een culturele oefenruimte en podium. Maastricht kent een relatief streng handhavingsbeleid
voor bijvoorbeeld straatartiesten, wat de positie en zichtbaarheid van de fringe scene zeker beïnvloedt.
In onze samenleving geldt eveneens meer reglementering en disciplinering in de privé ruimte. Woon –en
veiligheidseisen worden steeds strenger, waardoor de vrijheid om de woon- en werkomgeving naar eigen wens
in te richten en te gebruiken steeds meer in het geding komt (Autonoom Centrum, n.d.). Voor fringe
collectieven is dit lastig omdat zij ook privé ruimte op alternatieve wijze willen gebruiken. Vaak betekent dit dat
subgroepen zich deels of volledig moeten conformeren aan de opgestelde wetten en regels of naar gebieden
moeten trekken waar reglementering minder of geen rol speelt. Denk aan panden aan de rand van de stad, die
uit het publieke oog vallen (Autonoom Centrum, n.d.).
2.2 OMGAAN MET TEGENCULTUREN
Wanneer tegenculturen uiting geven aan hun ongenoegen, kan dit leiden tot verdeeldheid binnen
gemeenschappen. Als het thema een belangrijke politieke en sociale lading heeft, zal het deel gaan uitmaken
van het maatschappelijk debat. Nu Maastricht kandidaat is voor Culturele Hoofdstad 2018, lijken vraagstukken
rondom cultuurparticipatie in politieke, beleidsmatige en sociale waarde te zijn gestegen. Dit geldt ook voor
het betrekken van alternatieve vormen van cultuur in het cultuuraanbod. De gemeente en andere betrokken
partijen dienen hier op een adequate manier op te reageren, anders kan de situatie escaleren (Visser, 2000). In
het ergste geval kan de alternatieve scene dit onvrede publiekelijk uitdragen, waardoor de kandidatuur in
gevaar kan komen.
Grofweg zijn er twee hoofdstromingen te onderscheiden hoe met maatschappelijke conflicten om te gaan.
Ten eerste de traditionele wijze, waarbij de nadruk wordt gelegd op handhaving van de bestaande orde. Hierbij
is het streven sociale controle en naleving van de ingeburgerde normen en waarden. Volgens Gerard Nijhoff,
medisch socioloog aan de Universiteit van Amsterdam, zijn er bepaalde maatschappelijke situaties die het voor
overheden makkelijker maken om op deze manier te handelen. Wanneer de subgroep niet goed georganiseerd
is bijvoorbeeld of wanneer ze ideeën heeft die haaks staan op de dominante cultuur. Ook noemt hij de sterke
verankering van macht of het ontbreken van sociaalstructurele mogelijkheden om alternatief te leven (Visser,
2000).
Of de progressieve methode, hierbij gaat een gemeente opzoek naar nieuw evenwicht bij moderne
ontwikkelingen en conflicten. Het uitgangspunt is hierbij dat conflicten en verandering inherent zijn aan
ontwikkeling en vooruitgang. Daarom zal men zich moeten richten op dialoog, socialisatie en onderwijs van alle
betrokken partijen (Visser, 2000).
Over het algemeen wordt gebruik gemaakt van een combinatie van beiden. De keuzes hierin zijn afhankelijk
van de achtergrond van een stad. Voor Maastricht geldt dat het een stad is gebouwd op elite. Het sjiek&sjoen
imago zit daarom diepgeworteld in de sociale structuur en beleidsvorming van de stad en lijkt haaks te staan op
Bachelor of Social Work
7
de ideeën die heersen in het alternatieve circuit. Daarnaast zijn wet –en regelgeving veelal gericht op het in
stand houden van de heersende normen en waarden en dat zijn de kaders waaraan beleidsambtenaren en
justitie gebonden zijn. De gemeente kan wel opzoek gaan naar een andere positie voor de fringe scene, maar is
het eveneens verschuldigd aan de dominante groep om te handhaven wanneer er overlast ervaren wordt.
2.3 LEEFBAARHEID
Leefbaarheid wijst op de mogelijkheden die een omgeving biedt om naar de eigen wensen en behoeften
richting te geven aan het leven en zo lang en goed mogelijk zelfredzaam te blijven (Bouwenaanleefbaarheid.nl,
2009). Deze factoren zijn persoonsgebonden en afhankelijk van tijd en plaats. Leefbaarheid wordt daarom
gezien als een (container)begrip zonder scherp afgebakende betekenis, waaraan de taalgebruiker zelf invulling
kan geven. Gemeenten stellen kaders waarin groepen en individuen zelf aan deze zogenaamde
randvoorwaarden kunnen werken, om zo collectieve leefbaarheid te garanderen. Ook hier geldt weer dat de
randvoorwaarden vooral ruimte bieden voor het inrichten van het leven naar gangbare levenswijzen en niet de
alternatieve vormen die fringe collectieven tentoonstellen.
Het bouwen aan leefbaarheid betekent het scheppen van deze zogenaamde randvoorwaarden in de directe
leefomgeving; straat, wijk en/of gemeente (Bouwenaanleefbaarheid.nl, 2009). Men heeft het dan doorgaans
over werkgelegenheid, voorzieningen zoals scholen en winkels, maar ook sociale ontmoetingsplekken en
culturele (ontwikkelings)mogelijkheden (Bouwenaanleefbaarheid.nl, 2009).
Met name de laatste twee factoren zijn in dit onderzoek van toepassing. In de inleiding kwam naar voren dat er
een gebrek lijkt te zijn aan sociale ontmoetingsplekken voor mensen die zoeken naar een alternatief op de
bruine kroegen en lokale sociale verenigingen. Eveneens ziet de fringe gemeenschap culturele
(ontwikkelings)mogelijkheden als ruimtes waar in extenso geëxperimenteerd kan worden met woon –en
werkvormen. Iets wat in Maastricht mede door het cultureel beleid en de grondslag, maar ook wet –en
regelgeving rondom handhaving, niet altijd haalbaar is.
2.4 BURGERPARTICIPATIE
De Wet Maatschappelijk Ondersteuning (WMO), geïntroduceerd in 2007, richt zich op het verhogen van
burgerparticipatie. Het ontbreekt overheden aan financiële middelen op het gebied van voorzieningen alles te
regelen voor burgers en daarom moet er teruggegrepen worden op de individuele capaciteiten en
zelfstandigheid van burgers. De WMO stelt zichzelf dan ook als doel: ‘ervoor zorgen dat mensen zo lang
mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en kunnen meedoen in de samenleving.’ Hiervoor zijn door het rijk
een aantal prestatievelden geformuleerd, waar gemeenten zelf invulling aan mogen geven afhankelijk van de
bevolkingssamenstelling en lokale tradities en gewoonten.
Een prestatieveld richt zich specifiek op leefbaarheid en sociale samenhang. Hierin wordt de nadruk gelegd op
burgerparticipatie om leefbaarheid te verhogen (Rijksoverheid, n.d.).
‘*…+ met name gaat het om de inzet van de bewoners zelf. Een leefbare woonomgeving heeft immers
geen vast formaat, maar wordt bepaald door de bewoners zelf. Het ligt dan ook voor de hand dat de
gemeente bij de uitwerking van dit beleidsterrein aansluit bij initiatieven van de bewoners, of dergelijke
initiatieven stimuleert, om ervoor te zorgen dat de voorzieningen in de wijk en gemeente optimaal
aansluiten bij de wensen en behoeften van de bewoners (Rijksoverheid, n.d.).’
Bachelor of Social Work
8
De fringe scene kwalificeert zich als een burgerinitiatief omdat ze hun krachten gebruiken om te voorzien in
een gemis in het lokale cultuuraanbod. Zo proberen ze aan te sluiten op de wensen en behoeften van
bewoners in de wijk en/of gemeente. Deze alternatieve subgroep kenmerkt zichzelf ook door een Do-it-
Yourself (DIY) instelling. Zowel inrichting en onderhoud van woon –en werkruimte als interne en externe
activiteiten en evenementen, worden zelf opgezet en vormgegeven.
Het moge duidelijk zijn dat integratie van een sociale subgroep niet vanzelfsprekend is. Enerzijds omdat het om
behoeften gaat die door de dominante sociale groep niet vertegenwoordigd worden en anderzijds omdat
beleidsmakers moeten werken in de kaders die door wet –en regelgeving gesteld zijn. Waarbij wet –en
regelgeving juist gericht is op het in stand houden van de dominante normen en waarden.
Bachelor of Social Work
9
HOOFDSTUK 3 – DATAVERZAMELING EN
DATAVERWERKING
“March through city for Arab Solidarity (Strasser, Arab Bridge of Solidarity, 2011).”
Bachelor of Social Work
10
In dit hoofdstuk staat de methodologie van dit onderzoek centraal. Toegepaste onderzoeksmethoden met
betrekking tot zowel de dataverzameling als dataverwerking worden beschreven en gemotiveerd.
3.1 KWALITATIEF ONDERZOEK
Kwalitatief onderzoek richt zich op complexe sociale vraagstukken, met meerdere factoren en invloeden van
buitenaf. Hierbij is het uitgangspunt dat werkelijkheid geconstrueerd wordt door de verschillende betekenissen
die mensen aan verschijnselen om zich heen toekennen. Zo kunnen de redenen waarom de integratie van
fringe cultuur moeizaam verloopt, anders zijn voor de verschillende partijen. Het een behoort dan niet minder
waar te zijn dan het ander en daarom is het de taak van de onderzoeker om een beeld te schetsen van wat de
verschillende partijen zien als de werkelijkheid (Kisteman, 2011). Het zijn de verbanden tussen deze
verschillende voorstellingen, die de kern vormen van dit onderzoek.
Bij het geven van richting aan het onderzoek is gebruik gemaakt van de persoonlijke ervaring van de
onderzoeker, die nu vijf jaar actief is in het Maastrichtse culturele veld. Dit zowel bij geïnstitutionaliseerde
culturele instellingen, kleine creatieve ondernemingen en fringe collectieven. Daarnaast zijn de uit de literatuur
gelichte thema’s gebruikt, die in het voorgaande hoofdstuk uiteengezet zijn. Hieruit zijn sensitizing concepts
gedestilleerd. Dit zijn terugkerende thema’s die algemene inzichten verschaffen en ervoor zorgen dat de
interviewvragen in de richting van de doelstelling gestuurd worden (Rol en Samenleving vzw, 2008). Gedurende
het afnemen van de interviews zijn nieuwe substantiële concepten toegevoegd en minder relevante geschrapt.
Een volledig overzicht van de sensitizing concepts is te vinden in de bijlage (Bijlage 2 – Sensitizing concepts).
Het onderzoek is descriptief en explorerend. Met andere woorden, er is niet alleen een beschrijving gemaakt
van organisatorische en gedragsmatige aspecten van de verschillende betrokken, maar voor het beantwoorden
van de deelvragen is ook gekeken naar verbanden en interacties tussen de diverse partijen (Universiteit Leiden,
n.d.).
3.2 INTERVIEW
Om te onderzoeken waarom de integratie van de fringe scene lastig is en eventueel verbeterd kan worden, is
gekozen voor interviews. Het blijft een doelgerichte methode om meningen te achterhalen. In dit onderzoek is
gebruik gemaakt van halfgestructureerde interviews, waarbij de sensitizing concepts de basis vormen. Rondom
deze onderwerpen zijn richtinggevende vragen opgesteld (Bijlage 1 – Interviewvragen), maar afhankelijk van de
respondent kunnen de vragen inhoudelijk en qua volgorde zijn bijgesteld (de Goede & Baarda, 2007).
Om de deelvragen te beantwoorden, is gesproken met initiatiefnemers uit diverse fringe collectieven (groep 1)
en beleidsmedewerkers en wethouders op het gebied van kunst –en cultuurbeleid en burgerparticipatie (groep
2). Een aantal van deze ambtenaren spelen eveneens een rol binnen Stichting Maastricht Culturele Hoofdstad
van Europa 2018 en zijn benaderd m.b.t. de vragen rondom de programmering van de kandidatuur van
Culturele Hoofdstad 2018. Ook is hiervoor gesproken met een organisator en vrijwilliger binnen de stichting
(groep 2).
Verder is er gesproken met zogenaamde derden. Dit zijn partijen die direct of indirect invloed uitoefenen op de
positie van de fringe gemeenschap. Denk hierbij aan de stedelijke vergunningverstrekker voor evenementen en
de kritische journalist van een cultureel maandblad (groep 3).
Bachelor of Social Work
11
Bij het selecteren van de respondenten is gebruik gemaakt van de sneeuwbalsteekproef. Soms is er vooraf
geen steekproefkader beschikbaar en wordt er gebruik gemaakt van persoonlijke en professionele netwerken
om aan respondenten voor het onderzoek te komen. Bij het samenstellen van de respondentenlijst voor dit
onderzoek, hebben zowel de opdrachtgever als onderzoeker gebruik gemaakt van deze aanpak. Op aanraden
van respondenten, zijn er gedurende het onderzoek meer potentiële partijen aan de lijst toegevoegd. In het
totaal zijn 48 relevante partijen geselecteerd en aangeschreven met de vraag of ze interesse hadden om in de
maanden april en mei deel te nemen aan dit onderzoek. Ondanks de tijdsdruk en moeilijke beschikbaarheid van
respondenten gedurende deze periode, zijn uiteindelijk 17 interviews afgenomen, met in het totaal 19
respondenten (Bijlage 3 – Respondentenlijst).
3.3 REGISTRATIE EN VERWERKING GEGEVENS
Alle interviews zijn opgenomen met een stemrecorder en duren minimaal 45 minuten en maximaal 90
minuten. Bij de uitwerking is elk interview voorzien van een datum, naam en functie
2
.
Relevante fragmenten in de interviews zijn direct gekoppeld aan de sensitizing concepts. Men noemt dit proces
ook wel labelen. In sommige gevallen zijn meerdere labels bij een fragment geplaatst, omdat een fragment
antwoord gaf op meerdere vragen (Bijlage 5 – Interviews uitgewerkt).
Vervolgens is een analyse gemaakt van de fragmenten aan de hand van de opgestelde onderzoeksvragen. Bij
de beschrijvende vragen is gezocht naar onderlinge verwantschap of opmerkelijke afwijkingen en voor de
explorerende vragen is gezocht naar mogelijke verbanden tussen de fragmenten en de bestudeerde literatuur.
2
Interview van Rachel Solomon (medeorganisator 2 in 1) is niet opgenomen. Het is niet uitgewerkt in de
bijlage. Schriftelijke aantekeningen zijn wel gebruikt bij het beantwoorden van de onderzoeksvragen
Bachelor of Social Work
12
HOOFDSTUK 4 – RESULTATEN & ANALYSE
“Modellen op het jaarlijks Fashionclash event, (Fashionclash Maastricht, 2013).”
Bachelor of Social Work
13
4.1 BESCHRIJVING FRINGE SCENE
4.1.1 ALGEMEEN
“Fringe culture: The term is often used interchangeably with the more widely used term
"counterculture." Counterculture refers to a group or sub-culture that actively promotes values which
oppose those of mainstream society (Renata, 2004)”.
Het alternatieve cultuurgebeuren in Maastricht speelt zich voor een groot deel af rondom culturele
vrijplaatsen, verschillende (anti-)kraak –en slooppanden in de stad, waar veelal jonge mensen een plaats
hebben gevonden om te experimenteren op het gebied van kunst en organisatie van (culturele) activiteiten. De
stad kent acht
3
bekende vrijplaatsen. De rest van het alternatieve cultuurgebeuren speelt zich af rond
individuen en groepen die voor hun eigen doeleinden gebruikmaken van deze ruimtes. Hier valt moeilijk een
getal op te plakken.
De fringe gemeenschap ontwikkelt activiteiten op het gebied van beeldende kunst, toneel, muziek,
modeontwerp en acrobatiek, evenals educatieve activiteiten rondom verschillende maatschappelijke
vraagstukken. Elk collectief heeft haar eigen inslag en nadruk, waarbij er vaak ruimte is om interdisciplinair en
multifunctioneel te werken. Voorbeelden zijn een rockband met een graffiti act, een modeshow gecombineerd
met beeldende kunst, een dancefeest met grafisch design geprojecteerd op een grote verzameling oude
televisieschermen of brainstormen over maatschappelijke vraagstukken aan de hand van schilderkunst.
Evenementen en vormen van creativiteit die elders in de stad amper mogelijk zijn, hetzij vanwege de kosten of
doordat de aard van het project niet aansluit bij het gevestigde cultuuraanbod.
Buiten deze culturele vrijplaatsen zijn er ook individuen en groepen die periodiek gebruik maken van privé -en
publieke ruimte om plekken te creëren waarin geëxperimenteerd kan worden. Zij hanteren een soort pop-up
concept.
Vooralsnog is in de regel gesproken over jonge mensen, maar de subcultuur kent ook oudere leden. Oud-
kunstenaars en ondernemers die in Maastricht een plek en ruimte hebben gevonden om te experimenteren
met hun vak. Of mensen die vanuit hun eigen progressieve denkkaders sympathiseren met het karakter van de
collectieven. Bart Dekker, initiatiefnemer van het Landhuis Maastricht en bewoner van het Landbouwbelang,
benadrukt ook dat niet alle jonge mensen vertrekken na hun studie. Mensen blijven en worden ouder, maar
houden zich nog steeds op in alternatieve kringen, omdat ze daar affiniteit mee hebben.
De fringe scene stelt het non-commerciële en experimentele aspect als een centraal thema. Door zich
onafhankelijk op te stellen van sponsoren en overheid, behouden de deelnemers zeggenschap over hun
werkwijze en activiteiten. Tevens geeft de laagdrempeligheid artiesten de mogelijkheid om zich vrijblijvend te
ontwikkelen. Zo biedt de fringe scene ook een belangrijk oefenpodium voor de studenten aan de verschillende
kunstopleidingen. Mandril Cultural Centre en Ossekop bijvoorbeeld, vormen met hun wekelijkse jamsessies een
belangrijke oefenomgeving voor conservatoriumstudenten. Verder geven meerdere respondenten aan dat het
3
Mandril Cultural Centre, Artspace Rondeel, Gallery OHP9, KunstFront, Het Landhuis, Het Landbouwbelang,
Hotel de Ossekop en B32
Bachelor of Social Work
14
juist culturele vrijplaatsen zijn, die personen de mogelijkheid en vrijblijvendheid geven om te oefenen met het
opzetten en organiseren van (culturele) activiteiten.
Vrijplaatsen zoals de Mandril, Ossekop en het Landbouwbelang zijn uitgegroeid tot een combinatie van werk,
woon –en publieksruimten die herinnert aan de communes uit de jaren ‘60. Anders dan de andere initiatieven,
experimenteren zij ook met alternatieve vormen van samenleven. De nadruk ligt daarbij op duurzaamheid en
collectiviteit. Er wordt gestreefd naar minimalistisch en duurzaam leven door hergebruik en zelfvoorziening.
Bijvoorbeeld op het gebied van etenswaren als alternatief voor de excessen van de huidige
consumptiemaatschappij. Het opzetten van dit soort collectieven wordt door de meeste respondenten dan ook
gezien als het opzetten van een platform voor politieke uiting. De meeste collectieven zijn begonnen als
kraakpanden om aandacht te vestigen op het probleem van toenemende leegstand en gebrek aan
laagdrempelige ruimtes voor creatief experiment. Door daarnaast als ontmoetingsruimte te dienen voor
studenten en intellectuelen om te debatteren en ideeën uit te wisselen, biedt de fringe gemeenschap ruimte
voor maatschappelijke en politieke vraagstukken.
“Het creëren van tegenculturen is per definitie een politieke uiting. Zo oefen je ook politieke invloed uit
op je omgeving en in dit geval creëer je een platform of medium om hier ook uiting aan te geven. Je
ziet daarom dat er in alternatieve autonome cultuur ook ruimte wordt geboden aan het aandacht
creëren voor politieke vraagstukken (Jongen, 2013).”
Met de geboden platforms en activiteiten hopen alle respondenten een bijdrage te leveren aan de stad, door in
te spelen op het zichtbaar gemis in het Maastrichts cultuuraanbod. Het Landbouwbelang kent duizenden
bezoekers per jaar en ook Ossekop en Mandril Cultural Centre kunnen bij grote evenementen een
tweehonderdtal mensen over de vloer krijgen. Bij feesten die in het verleden gehouden zijn, kon dit aantal
oplopen tot 600 mensen. Respondenten geven aan dat de activiteiten altijd goed bezocht worden, ongeacht of
ze recreatief of educatief van aard zijn.
Het Landhuis en Artspace Ronddeel zetten tevens projecten op voor en met mensen uit de wijk. Het Landhuis
wil zich op deze manier presenteren als open woonkamer voor ontmoeting en initiatief voor de hele stad.
Mensen kunnen samen en op een duurzame wijze dingen doen die thuis ook gebeuren, zoals koken, bakken of
samenkomen voor een gesprek en een goedkoop drankje. Ook wordt in het kader van duurzaamheid en
collectiviteit maandelijks een Repair Café georganiseerd, waar huishoudelijke spullen gerepareerd kunnen
worden met behulp van getrainde elektriciens, naaisters en fietsenmakers.
Tevens leggen de respondenten de nadruk op het belang van hun internationale contacten. Fashionclash
werkte dit jaar bijvoorbeeld met modeontwerpers uit 20 verschillende landen. Beelden op het Vrijthof werkt
eveneens samen met Euregionale partners op het gebied van beeldende kunst, zoals Z33, Flaksiep en het
Ludwig Forum. Ook het Landbouwbelang, Mandril Cultural Centre en Artspace Ronddeel huizen regelmatig
artiesten uit het buitenland.
“Er komen steeds meer bands van andere landen. Die vertellen hun vrienden dat als ze in Maastricht
zijn met hun tour, ze langs de Mandril/Ossekop moeten gaan. En dat is heel leuk dat je die bekendheid
krijgt en een netwerk krijgt door Europa. Het internationale karakter van studenten, maakt ook dat er
een internationale bekendheid ontstaat.” (in ’t Veld, 2013)
Ook lijken fringe collectieven een voedingsbodem te zijn voor creatieve industrie. De bewoners van het
Landbouwbelang hebben o.a. creatieve ondernemingen opgebouwd rondom hun individuele passies.
Nightscapes Productions, een evenement en productiehuis en Swampwood Design, grafisch vormgever, zijn
hier slechts enkele voorbeelden van. Voor een volledig overzicht zie bijlage (Bijlage 4 – Overzicht fringe
collectieven).
Bachelor of Social Work
15
Om een beter beeld te krijgen van de achterliggende visie en activiteiten binnen een culturele vrijplaats, zal het
Landbouwbelang worden uitgelicht. Hun visie is de volgende:
‘Autonome broedplaats voor muziek en kunst. Collectief van initiatieven, ondernemingen en personen,
met ruimte voor experiment, uitwisseling en ontwikkeling van duurzame en creatieve leefstijl (Het
Landbouwbelang, n.d.).’
Het Landbouwbelang is een oud graanpakhuis met enorme vertrekken. Kunstenaars, muzikanten,
modeontwerpers, cultuurmakers en programmeurs hebben allen hun weg gevonden naar deze broedplaats.
Op het gebied van muziek wordt er veel gedaan. Maandelijks worden er drie grote feesten georganiseerd in de
grootste hal. Met een zelf gebouwde bar en een grote voorraad biologisch bier en sapjes, blijven dit
drukbezochte evenementen, met soms 800 bezoekers op een avond. Er zijn dansavonden met gerenomeerde
elektro DJ’s of concerten met (inter)nationale bands die een diversiteit aan muziek spelen. Daarnaast zijn er
wekelijks jamsessies met een open podium in het keldertje van het gebouw. Iedereen kan hier zijn kunsten
tentoonstellen. Instrumenten en apparatuur zijn reeds aanwezig. Ook is er een zelfgebouwde opname studio in
het pand aanwezig, onder de naam Studio Magnethophone. Op het gebied van kunst worden de ruimtes vooral
als werk –en expositieruimte gebruikt. Zowel beeldende kunstenaars als meubelmakers zijn in het pand te
vinden. Naast de modeontwerpster Davina Versteeg, die met organische, fairtrade of gerecyclede materialen
kledingstukken maak en grafisch vormgever Virginie Moerenhout, ontwerpster van deze cover. Beiden maken
ze al 11 jaar deel uit van deze gemeenschap. Met een wekelijkse veganistisch volkskeuken, probeert het
Landbouwbelang ook te voorzien in een goedkope (5 € voor een driegangen menu) en duurzame maaltijd.
Daarnaast wordt vormgegeven aan een duurzame en collectieve leefstijl in de vorm van de Weggeefwinkel. In
een wegwerpmaatschappij met overproductie, blijven er altijd genoeg dingen over. Bij de Weggeefwinkel kan
je ze kwijt en kan iemand anders die wat minder heeft, er gebruik van maken. Bewoners laten deze
duurzaamheid ook zien in hun manier van leven. Het hele pand wordt gestookt met houtresten en doorgaans
wordt alleen gebruik gemaakt van organisch voedsel en huishoudmiddelen.
De evenementen worden draaiende gehouden door een grote hoeveelheid vrijwilligers. Meerdere
respondenten van fringe groepen geven aan dat deze mogelijkheid om vrijwillig mee te doen,
cultuurparticipatie stimuleert. Voor meer informatie over de andere culturele vrijplaatsen in Maastricht en
initiatieven die in het kader van dit onderzoek zijn gesproken, zie bijlage (Bijlage 4 –Overzicht fringe
collectieven).
De respondenten uit de categorie beleidsmedewerkers, wethouders en Stichting Culturele Hoofdstad 2018,
hebben een beperkt zicht op de fringe gemeenschap. Hierdoor werd er vaak in algemeenheden gesproken
t.a.v. subculturen. Dit leidde echter tot treffende beschrijvingen van de scene, waardoor de algemene visie
veelal overeenkwam met de beschrijving van de fringe vertegenwoordigers zelf.
De respondenten zijn het dan ook unaniem eens over het belang van fringe collectieven voor het beschikbaar
stellen van ruimtes om te experimenteren in kunstvormen en organisatie van (culturele) activiteiten.
Ook zijn ze onverdeeld over de meerwaarde van deze subgroep bij het verbeteren van het verblijfsklimaat van
de stad. Ze draagt bij aan een frisser en dynamischer imago en zet activiteiten op die toegankelijk zijn voor
studenten, creatief ondernemers en kunstenaars.
“Ik vind dat de alternatieve culturele scene erg belangrijk is voor het imago van de stad, maar ook voor
de kunst –en cultuurbeleving. Zeker als je het hebt over jongeren en het verblijfsklimaat. De
alternatieve scene kan het woonplezier van mensen verbeteren, het verblijfklimaat verbeteren en de
imago van de stad verbeteren… (Meisen, 2013).”
Bachelor of Social Work
16
De visie en beleving van de respondenten uit de groep derden is hetzelfde. Theo Ploeg, socioloog en journalist
bij het cultureel maandblad Zuiderlucht, voegt hieraan toe dat de fringe scene van tegenwoordig zich niet meer
richten op het afzetten tegen de gevestigde orde, zoals dat in eerdere decennia wel het geval was. Het gaat om
het nadenken over de toekomst en het ontwikkelen van een nieuw systeem in een veranderende
maatschappij. Iets wat door vertegenwoordigers van de Mandril en Landbouwbelang beaamd wordt:
“Verder proberen we duurzame alternatieve leefstijlen te exploreren en presenteren, die in tijden van
economische, politieke en ecologische crises waardevol kunnen zijn. Het brengt dynamiek en
vernieuwing met zich mee, maar ook mogelijkheden voor de toekomst(in ‘t Veld & in ‘t Veld, 2013).”
Kortom, er lijkt geen verdeeldheid te zijn over de positieve invloed die de scene heeft op de stad.
4.1.2 ORGANISATIE
Respondenten geven aan dat de organisatorische verschillen tussen de fringe organisaties en formele
instellingen, conventionele samenwerkingsverbanden moeilijk lijken te maken.
Vertegenwoordigers van de grote culturele vrijplaatsen zeggen te maken te hebben met een trage en complexe
besluitvorming, omdat er geen hiërarchische structuur is. Bewoners en betrokkenen krijgen een gelijke stem bij
het maken van besluiten en in de meeste gevallen moet consensus bereikt worden. Het voordeel hiervan, is dat
afspraken en beslissingen collectief gedragen worden, maar in samenwerkingsverbanden met formele
instellingen kan de omslachtigheid van het proces lastig zijn voor het komen tot duidelijke afspraken.
Respondenten uit alle categorieën geven aan dat het vrijblijvende karakter hier ook een rol bij speelt. Er moet
naar buiten toe zelden verantwoording worden afgelegd, waardoor mensen minder geneigd zijn om zorgvuldig
te handelen. Dit kan resulteren in het slecht nakomen van afspraken.
Beleidsmedewerkers geven dan ook aan moeite te hebben met de organisatie van de collectieven. De
gemeente is een instantie die met lange processen werkt en bij samenwerking moet er een mate van
verantwoording en controle mogelijk zijn. De bureaucratie achter een gemeente maakt het noodzakelijk om
duidelijke aanspreekpunten te hebben, concrete afspraken te maken en met partijen te werken die niet van de
een op de andere dag anders of weg zijn.
Hetzelfde geldt voor geïnstitutionaliseerde culturele instellingen zoals Bureau Europa. In het kader van het
elektronisch muziekevenement Piqenique Elektronique, hebben ze samengewerkt met een fringe collectief. De
afspraken werden echter niet nageleefd waardoor er extra klachten binnenkwamen.
“In het geval van Piqenique, is het dan weer jammer dat het weer zo rolbevestigend en stigmatiserend
is. Dat is een evenement dat zich uiteindelijk niet aan de afspraken hield. Hierdoor kregen we extra
boze mensen aan de lijn (van Loon, 2013).”
Hoewel het lastig is bij het maken van beleid en afspraken, zien beide partijen het als inherent aan de
subcultuur. De vrijblijvendheid houdt de experimentele ruimte juist in stand en verantwoording en controle
kan dit beperken.
Ondanks dat de respondenten van de grote vrijplaatsen zich bewust zijn van dit gegeven, lijkt een belangrijk
deel van hen open te staan voor meer samenwerking met de gemeente, om een betere positie te krijgen en
garanderen.
Bachelor of Social Work
17
Kleinere collectieven die naar buiten willen treden lijken vooral last te hebben van het gebrek aan informatie,
mensen of fondsen om ondersteuning te bieden bij promotie en/of fondsenwerving. Ze bestaan namelijk
doorgaans uit artiesten die vooral bezig (willen) zijn met hun vakgebied. Volgens bestuurslid Juul Kuntzelaers is
Code043 de ideale organisatie om hier steun in te bieden. Het is een organisatie dat zich richt op het
stimuleren van cultuurparticipatie van jongeren tot 25 jaar d.m.v. faciliterende ondersteuning op financieel en
organisatorisch gebied. Voor mensen buiten deze leeftijdsgrens, is de gemeente het aanspreekpunt.
Beleidsmedewerkers beschrijven de scene ook als niet erg zichtbaar, naar binnengericht en te weinig
schoppend tegen de gevestigde orde. Wellicht is dit niet opzettelijk, maar een resultaat van het
voorgenoemde.
“Ze mogen best iets meer op de trom slaan, door bijvoorbeeld hun zichtbaarheid te vergroten. Ze zijn
vaak onzichtbaar. Je moet je ook durven manifesteren in een stad zoals Maastricht. ‘We zijn er… lach
ons maar uit en verklaar ons maar voor gek, maar wij doen ons ding!’ (Bessems, 2013).”
Toch is het opmerkelijk dat de scene als weinig zichtbaar wordt beschreven, ondanks dat ze in en om het
stadscentrum gelokaliseerd zijn. Maar net zoals met elke subcultuur, lijkt ze met name onzichtbaar voor
respondenten die er geen deel van uitmaken. Vertegenwoordigers geven veelal aan dat de positie en het
aantal fringe initiatieven, de laatste twee jaar opmerkelijk is toegenomen.
4.1.3 LOCATIES
De grote culturele vrijplaatsen, het Landbouwbelang, Mandril Cultural Centre en Ossekop, zitten in oude
kraakpanden. Het basisonderhoud wordt door de bewoners zelf gepleegd, maar grote onderhoudswerken zijn
al jaren niet uitgevoerd door de hoge kosten en weinige financiële middelen die de bewoners ter beschikking
hebben. Dit kan in de toekomst een serieus veiligheidsrisico gaan vormen.
“De fysieke staat van het gebouw is een bedreiging. Als we hier nog 10 jaar leven zonder onderhoud,
dan krijg je problemen zoals betonrot en lekken… gevaar van instorting etc. (Kees, 2013).”
Dit is de cruciale reden voor de ontruimingen en stilleggingen waar de Mandril en Ossekop herhaaldelijk mee
geconfronteerd zijn. Marc Geuskens, coördinator evenementen bij de Politie Maastricht, benadrukt dat
iedereen zich aan de veiligheidseisen dient te houden. Vooral slecht onderhouden panden met weinig
vluchtroutes en veel mensen zijn een gevaar voor bezoekers en eventuele hulpverleners. Politioneel gezien
moet er ingegrepen worden.
“We plakken geen stigma op de vorm van cultuuruiting wel op de ruimtes waar ze plaatsvinden. In
sommige situaties is het gewoon niet wenselijk, omdat de ruimte bij brand en paniek, niet geschikt is
om zoveel mensen te herbergen (Geuskens, 2013).”
Tussen politie en gemeente ontstaan hier soms conflicten over. De gemeente wil als beheerder van de panden
losser met de regels omgaan om de fringe scene ook de nodige ruimte te geven.
Collectieven die minder of geen last hebben van politionele tussenkomst, zitten voor weinig geld in
antikraakpanden of ontvangen structureel subsidie van de gemeente om huur op te brengen voor goed
onderhouden huurpanden. Doorgaans organiseren ze geen grote feesten of concerten, waardoor er zelden
sprake is van echte veiligheidsrisico’s. In deze gevallen is er niet vaak de mogelijkheid om het pand te gebruiken
als woon –en werkruimte, maar door veelgebruikers wordt dit gecompenseerd door in de buurt van het pand
te wonen.
Bachelor of Social Work
18
Respondenten uit de grote vrijplaatsen geven aan woon –en werkcombinatie juist als essentieel onderdeel te
zien van de alternatieve cultuur die zij uitdragen. Het collectief leven creëert betrokkenheid en zorgt voor een
goed fundament om op reguliere basis activiteiten neer te zetten. Het zorgt voor duurzame projecten en is
bovendien erg praktisch doordat er tussen het studeren en uitvoeren van huishoudelijke taken, snel en
efficiënt aan projecten wordt gewerkt.
De meeste collectieven die in dit onderzoek gesproken zijn, zitten al meer dan 3 jaar in hetzelfde pand, maar
voor alle groepen geldt dat zij eruit kunnen worden gezet als er een nieuwe bestemming wordt gevonden. De
Mandril en Ossekop moeten volgend jaar bijvoorbeeld ruimte maken voor de doorontwikkeling van het
Frontenpark.
Respondenten in de categorieën beleidsmedewerkers en derden zien deze tijdelijkheid juist als een
meerwaarde. Volgens hen zetten nieuwe omgevingen juist aan tot creativiteit.
“Wanneer een kunstenaar na lange tijd toch zijn tijdelijke atelier moet verlaten moet hij oppassen dat
hij niet terugkijkt en ziet dat hij niet zozeer kunstenaar meer is, maar onderdeel geworden is van het
hele geïnstitutionaliseerde. Je reageert dan net zoals die conservatieveiling die met veranderingen
moet omgaan. Je moet je eigen kracht blijven zien, want je bent er ooit gekomen omdat je een visie
had en energie had om die plek te gaan bespelen (van Loon, 2013).”
Doordat fringe collectieven geen winstoogmerk hebben, zullen er nooit genoeg financiële middelen
gegenereerd kunnen worden om panden te huren of kopen. Ze zullen daarom erg afhankelijk blijven van
tijdelijke woon –en werkruimten die beheerd worden door woningcorporaties of gemeente. Hun zoektocht
naar een vaste locatie wordt hierdoor bemoeilijkt. Gezien voorgenoemde partijen ook de kosten dragen in de
vorm van rente en (eventuele) onderhoudskosten, zijn er concrete afspraken nodig tussen alle betrokken
partijen.
4.2 RELATIE TUSSEN FRINGE EN GEMEENTE
Respondenten uit alle categorieën geven aan dat Maastricht een behoudende omgeving is. De Maastrichtenaar
is over het algemeen niet progressief en ziet verandering snel als een bedreiging in plaats van een kans
(Boonen, 2013). Dat maakt dat de stad in zijn kunst –en cultuuraanbod traditioneel blijft en de scene moet
blijven opboksen tegen de gevestigde orde. Eveneens zijn alle respondenten het erover eens, dat dit de
gemeente niet moet weerhouden om te investeren in een subgroep die voor jongeren en studenten belangrijk
is. Vooral als ze een groot deel van je populatie opmaken.
“Voor een bepaalde groep is er te weinig. En dat is met name voor de jongeren die hier studeren, los
van die bij een studentenvereniging zitten. En dat is heel breed wat ik nu zeg, maar er blijven grote
groepen over waarvoor deze scene mogelijkheden biedt (Janssen, 2013).”
De gemeente probeert de ruimte te creëren door een soort gedoogbeleid te hanteren t.a.v. de fringe
gemeenschap. Soms neemt het ook een faciliterende rol. Zo wordt er minder streng gekeken naar
veiligheidseisen van de grote kraakpanden, ondanks dat de gemeente daar wel de verantwoordelijkheid en
kosten voor draagt. Daarnaast wordt makkelijker omgesprongen met vergunningen. Hier lijkt soms wrijving te
ontstaan, net zoals het eerdere conflict tussen gemeente en politie. Enerzijds wordt er geprobeerd om
vertrouwen en ruimte te gegeven aan burgers, anderzijds is een gemeentebestuur verantwoordelijk voor
handhaving van de regels als andere bewoners hinder ondervinden.
Bachelor of Social Work
19
Volgens wethouder Mieke Damsma blijft dit een ingewikkelde relatie. Wel voegt ze toe dat ze denkt dat de
gemeente nog te snel in haar conservatieve rol duikt. Overmatig controleren en verantwoorden is een tendens
waar we als land voor gekozen hebben, maar er mag meer losgelaten worden en het vertrouwen mag meer bij
de burgers worden gelegd.
Jacques Costongs, wethouder cultuur, vindt echter dat culturele initiatieven pas interessant worden voor de
stad als ze ook naar buiten toe ambitie tonen.
“Maastricht heeft die ambitie om cultuurstad te worden. Er zijn mensen die zeggen dat je het al leuk
moet vinden dat die initiatieven er zijn. Maar dat is geen ambitie. Het moet ook iets voorstellen. Als je
je vriend uit New York meeneemt bij wijze van, zijn die dan ook onder de indruk van wat ze hier
meemaken… (Costongs, 2013).”
Socioloog en cultuurjournalist Theo Ploeg, heeft een heel ander beeld bij het beleid dat Maastricht voert. Hij
spreekt van restrictieve maatregelen tegen alternatieve cultuur in een stad waar sjiek&sjoen het ideaalbeeld is.
Hij geeft het voorbeeld van Duitse steden waar underground cultuur gedoogd wordt, posities gewaarborgd en
verder wordt er weinig contact onderhouden tussen gemeente en scene.
“Hier in Maastricht zie je dat de gemeente alleen maar contraproductieve regels produceert, zoals
geen zogenaamde “aanstootgevende” dingen in het straatbeeld. Geen graffiti, kraakpanden en geen
straatkunst, omdat het niet past in het schone imago van de stad. Het past niet bij het esthetische
beeld van de stad. Cultuur is André Rieu en het is onmogelijk om een underground festival te houden op
het Vrijthof… want dat past niet(Ploeg, 2013).”
Vertegenwoordigers van de fringe collectieven lijken verschillende ervaringen en ideeën te hebben bij het
beleid dat Maastricht voert.
De organisatie van Beelden op het Vrijthof, geeft aan dat ze een verschil bemerken tussen het cultuurbeleid
van een aantal jaren terug en het beleid nu. Vanuit hun ervaring was er vroeger veel meer mogelijk, maar is nu
alles dichtgetimmerd. Er zijn geen kleine potjes meer waar door middel van kleine bedragen ondersteuning
geboden kan worden aan nieuwe initiatieven. Ook is er geen erkenning of herkenning voor initiatieven die het
met veel minder (moeten) doen. In hun ogen word ook niet gekeken naar de effectiviteit van het beleid.
“Wat je ziet bij de gemeente, is dat ze denken dat je alles van tevoren kan verzinnen, geld geven en dan
komt het wel goed. Als je kijkt naar de Cultuurbrouwerij in Aken. Er is daar over dertig jaar voorzien in
de basisbehoeften van de vrijruimte. Daaruit kon het groeien. Het heeft geen nut om in een keer veel
geld te geven en dan te denken dan ben ik ervan af (Krell & Brekel, 2013).”
Het Landbouwbelang krijgt geen geld, maar heeft nu 4 jaar een overeenkomst met de gemeente staan.
Hiervoor is een convenant opgesteld waarbij een aantal vaste eisen met betrekking tot veiligheid en
geluidsnormen zijn vastgelegd. Zo heeft de gemeente een aantal stewards van de lokale voetbalclub
voorgedragen die helpen bij beveiliging van grote feesten. Verder wordt in het convenant gesteld dat het
Landbouwbelang 3 keer per maand een groot feest mag organiseren. Dit hoeft slechts doorgegeven te worden
aan de gemeente en verder ontbreekt het aan contact en bemoeienis. Het convenant is tot dusver geen
belemmering geweest voor het onafhankelijk en duurzaam functioneren van de culturele vrijplaats.
Kees, oud-bewoner van het Landbouwbelang en verantwoordelijke voor het contact met de gemeente, is
echter van mening dat het essentieel is om te professionaliseren willen ze een echte vaste plek krijgen.
Professionaliseren betekent een toekomstvisie formuleren, beleid opstellen, subsidie ontvangen en
samenwerken met overheid en verschillende geïnstitutionaliseerde culturele instellingen. Bart Dekker, initiator
Bachelor of Social Work
20
van het Landhuis sluit zich hierbij aan. Hij pleit voor een betere organisatie van de fringe gemeenschap, om de
voorgenoemde stappen te bewerkstelligen.
Deze visie wordt niet door alle bewoners gedeeld. Sommigen halen hun motivatie juist uit de non-
commerciële, los georganiseerde ideologie: duurzaam, geen winstoogmerk en ruimte om te experimenteren
met alle vormen van kunst, leven en organisatie.
De Mandril en Ossekop proberen dezelfde ideologie na te streven, maar hebben zoals eerder gezegd,
herhaaldelijk te maken gekregen met stilleggingen en evacuaties. Dit wegens de te grote aantallen mensen,
wat resulteerde in geluidsoverlast en veiligheidsrisico’s. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een overeenkomst met
gemeente en politie. Er mogen geen grote feesten meer georganiseerd worden en alles moet om 00.00
afgelopen zijn. Na deze gebeurtenissen, hebben de Mandril en Ossekop geprobeerd om contact te leggen met
de gemeente. Ze wilden opzoek gaan naar een manier om de situatie werkbaar te maken. Er heeft toen een
gesprek plaatsgevonden met wethouders Jacques Costongs en Albert Nuss. Hier is aangeven dat de drukte en
het succes te wijten zijn aan het gebrek aan alternatieven voor met name buitenlandse studenten. Om dit hard
te maken is er ter voorbereiding een petitie rondgegaan. In drie dagen zijn meer dan duizend handtekeningen
opgehaald van studenten en andere betrokkenen die het behoud van de culturele vrijplaatsen belangrijk
vinden. Daarnaast is aan diverse organisaties in Maastricht gevraagd om een brief te schrijven om steun te
betuiging. Jekerjazz Maastricht, Universiteit Maastricht, het buurtplatform en het Landbouwbelang hebben
hier o.a. bijgedragen. Alles is gepresenteerd aan de wethouders met de vraag of ook voor hen een convenant
zou kunnen worden opgesteld. Tevens werd beloofd met eigen financiering te werken aan de veiligheid van het
pand.
“We hebben herhaaldelijk benadrukt dat het doel van de presentatie was om verder met hun in
contact te komen en het proces te starten ten aanzien van zo een convenant. Zodat wij meer zekerheid
hebben en zij meer controle als ze dat willen. En dat is gewoon heel erg jammer dat daar niets uit is
gekomen. Jacques Costongs heeft toen beloofd dat hij met politie en handhaving in overleg zou gaan,
zodat niet elk evenement hier zou worden stilgelegd. Hij ging ons de week daarop mailen. Toen hebben
wij hem de week erna gemaild en nog is en nog is… en we hebben niets meer van hem gehoord. We
wisten toen ook echt niet meer wat we moesten doen. Toen hebben we het op de lange baan
geschoven en nu is er dus geen contact meer (in ’t Veld & in ’t Veld, 2013).”
Dit incident heeft geleid tot argwaan t.a.v. de gemeente en een demonstratie tegen het niet betrekken en
integreren van alternatieve vormen van cultuur (Maastricht Aktueel, 2012). Recent stond er ook een artikel in
de Limburger over een nieuw bestemmingsplan voor het Landbouwbelang. Het moet een prachtig glazen
jazzachtig poppodium worden, met een brug die alles verbindt. In het artikel werd niet gesproken over het feit
dat daar al jaren kunstenaars en artiesten wonen en werken of dat er een grote diversiteit culturele activiteiten
plaatsvinden. Respondenten van de fringe gemeenschap voelen zich door dit soort boodschappen gepasseerd
en niet serieus genomen.
Dit ongenoegen lijkt alleen maar te zijn toegenomen sinds de kandidatuur voor Culturele Hoofdstad 2018 meer
is gaan leven in de stad.
Bachelor of Social Work
21
4.3 PROGRAMMERING CULTURELE HOOFDSTAD 2018
Bij de vertegenwoordigers van de fringe scene lijkt ontevredenheid te heersen over de algemene aanpak van
het programma. Verder lijken ze sceptisch te zijn over de intentie die Stichting Culturele Hoofdstad 2018 heeft
om ze te betrekken in de programmering. Geen enkele respondent heeft een concreet beeld bij de mate
waarin de fringe scene is betrokken in de kandidatuur. Ook weten ze niet hoe en of hier verandering in zal
komen.
Bart Dekker, coördinator van het Landhuis, vindt het lastig om een samenwerking met Culturele Hoofdstad
voor zich te zien. Als zichtbaar gesprekspartner, wordt hij regelmatig uitgenodigd bij vergaderingen en
bijeenkomsten. Hoewel Culturele Hoofdstad probeert om alternatieve vormen te betrekken, is het volgens
hem lastig om aansluiting te vinden. Dit lijkt te komen door een verschil in werkwijze. Voor het opstellen van de
programmering lijkt de stichting veelal top-down te werken. Dat betekent dat projecten van tevoren bedacht
worden en er dan pas gekeken wordt naar de partijen die dit zouden kunnen uitvoeren. De fringe
gemeenschap werkt juist vanuit een community driven, Do-it-Yourself attitude oftewel bottom-up. Dit is een
cruciaal verschil, wat het lastig maakt om de alternatieve scene te betrekken.
Ilona van den Brekel, medeorganisator van Beelden op het Vrijthof en actief vrijwilliger bij VIA2018 (onderdeel
Stichting Maastricht Culturele Hoofdstad), heeft eveneens ervaring met het bovenstaande.
Beelden op het Vrijthof is een jaarlijks beeldende kunst evenement tijdens het Parcours, de opening van het
cultureel seizoen. Ze werken met Euregionale culturele instellingen en kunstenaars. Doordat er problemen
waren bij de organisatie van het Parcours om dit jaar een Euregionaal evenement op te zetten, gaf Stichting
Culturele Hoofdstad aan dit te willen overnemen. Toen ze dit te horen kregen hebben ze de stichting meteen
gebeld om te zeggen dat ze dit al een aantal jaren succesvol aan het doen zijn en het graag op zich willen
nemen. Ze zijn toen toegevoegd aan de mailconversatie van de projectgroep die hierover ging en kregen te
horen dat ze gecontacteerd zouden worden als de plannen concreet waren.
“En dan denk ik, maar we hebben al een plan! Geef ons dan die middelen in plaats van het te steken in
een projectgroep met allemaal dezelfde soort mensen, want ze moeten natuurlijk allemaal betaald
kunnen worden…. Dan denk je… ja, waar zijn jullie mee bezig? En zeker omdat ik daar al een tijd
rondloop. Ze weten wat ik doe en ze weten wat ik kan. Waarom moet daar dan weer een projectgroep
voor opgezet worden? Waarom krijgen wij niet de kans om dit voor hen te doen (Krell & Brekel, 2013)?”
Het lijkt hun vertrouwen in het project te hebben aangetast. Zo ook de opmerking die Huub Smeets, voorzitter
van Stichting Maastricht Culturele Hoofdstad vorig jaar maakte. Bij een bijeenkomst in het Jekerkwartier zei hij
het Landbouwbelang een hermetisch afgesloten geheel te vinden, waar op cultureel gebeid niet veel
significants gebeurt. Bij vertegenwoordigers van de fringe gemeenschap wekt dit de vraag of ze ooit als
volwaardig gezien zullen worden door de stichting en derhalve gemeente.
Mieke Boonen, beleidsmedewerker jeugd & onderwijs, wil ook meer ruimte zien voor initiatief van onderop.
“Wat betreft Tout Maastricht, de culturele programmering voor de kandidatuur in Maastricht, denk ik
dat er nog meer ruimte zou moet zijn om initiatieven van burgers in te plaatsen. Dus dat mensen
voelen dat hun initiatief ze ook ergens brengt in de programmering. Niet dat ze geweigerd worden,
omdat het niet “past”. Het moet nog meer van onderop komen (Boonen, 2013).”
Respondenten uit de alternatieve scene, zijn het er wel over eens dat de titel kansen met zich meebrengt. Voor
sommige in de vorm van financiële ondersteuning en voor anderen in het ontwikkelen van en investeren in de
Bachelor of Social Work
22
culturele aantrekkelijkheid van de stad voor jonge mensen en creatievelingen. Met een eventuele uitbreiding
van de universiteit, zal de (internationale) studentenpopulatie alleen maar toenemen. Wil Maastricht deze
mensen vasthouden na de studie zal er wat moeten veranderen, weten de respondenten van de Mandril te
zeggen.
Ook de categorie beleidsmedewerkers is onverdeeld over de kansen die de titel voor de scene kan brengen.
Sybrand van der Werf, regisseur van het Euregionaal Feest van de Amateurkunsten, geeft aan dat er nog het
een en ander moet veranderen wil dit gebeuren.
Hij vergelijkt Maastricht met de stad Groningen waar studenten al honderden jaren deel uitmaken van de stad.
Studenten zijn daar onderdeel van de stad en hebben zelfs een aandeel in de gemeentelijke politiek.
Maastricht bestaat slechts enkele decennia en studenten lijken nog steeds slecht geïntegreerd. Dit heeft ook
zijn weerslag op de integratie van fringe initiatieven in de programmering van Culturele Hoofdstad 2018.
“Ik vind op dit moment het aandeel van de studenten in Culturele Hoofdstad, representatief voor het
aandeel van de studenten in de stad (van der Werf, 2013).”
Ook wijst hij op de slechte communicatie die er is tussen gemeente, politie (of handhaving) en culturele
instellingen. Hierdoor worden culturele collectieven niet aangemoedigd om te participeren in het Maastrichts
cultureel veld. Zo geeft hij het voorbeeld van theatergroep de Bus. Vier meiden die vanuit een oude stadsbus
theaterstukken maakten en opvoerden. Tijdens een festival op de St. Pietersberg waar ze moesten optreden,
kregen ze een parkeerboete waarnaar het volgende gebeurde:
“Dan denk ik oh ja… Ik snap de parkeerwachter, want die ziet een gekke bus en die staat verkeerd
dus…bon. Ik snap het toneelgezelschap want die staan daar en die denken hier moeten we toch staan
want we hebben zo meteen een voorstelling. Maar ik vind het een metafoor van hoe slecht de
contacten hier zijn. Je zou toch denken dat iemand komt en zegt die parkeerboete, dat is een foutje.
Maar de boete moest uiteindelijk wel degelijk door ze betaald worden(van der Werf, 2013).”
Hij geeft eveneens aan dat mensen in zijn directe omgeving anders naar hem kijken, omdat Culturele
Hoofdstad gezien wordt als een elitaire aangelegenheid waar veel geld gaat naar het betalen van de
verschillende stafleden. Onder hen blijft de vraag in hoeverre geïnvesteerd wordt in cultuur.
Net als meerdere bewoners en respondenten denkt Theo Ploeg dan ook dat het programma een afspiegeling
dreigt te worden van de Maastrichtse traditionele cultuur. Of er zal geprijkt worden met vals alternatief, door
een paar lokale rappers bij André Rieu te zetten. Volgens hem gaat het uiteindelijk allemaal om geld.
Projectleiders willen het liefst een zak geld kunnen geven, daar eisen aan stellen en weten dat het gebeurt.
Initiatieven die niet om geld vragen, zijn in de formele structuur daarom lastig om mee om te gaan. Want hoe
kun je zonder geld garanderen dat iets wel gebeurt?
“Ik heb me enorm geërgerd aan de cultureel debat in Heerlen, waar Guido Wevers dat gewoon letterlijk
zei. Met grote gebaren zei hij: Ik kom hier naar Heerlen met een zak geld van 16 miljoen. Dat weiger je
toch niet? Al die creatieve Heerlenaren: ‘Nee, nee… kom hier met dat geld.’ Terwijl ik dat zou weigeren
natuurlijk. Waarom zou je dat doen? Creativiteit wordt juist geprikkeld naarmate er minder financiële
middelen zijn. We leven in een wereld die erg snel aan het veranderen is (Ploeg, 2013).”
Hij wijst tevens op het belang van marginale cultuur voor Culturele Hoofdstad. Maastricht wil veranderen,
Euregionaal worden en dynamiek creëren als cultuurstad. Dat begint bij flexibiliteit. Alternatieve initiatieven
staan bij uitstek los van de rigide werking die formele instellingen typeert en volgens hem is dit wat de scene
het creatieve vermogen geeft om de stad te vormen naar de veranderende maatschappij zoals Maastricht dit
Bachelor of Social Work
23
beoogt. De scene kan volgens hem alleen betrokken worden als er gepaste voorwaarden geschept worden
waarin fringe cultuur ook fringe kan blijven.
Daarbij benadrukt de journalist de belangrijke rol die lokale media kan spelen in de integratie van fringe cultuur.
Lokale media heeft een grote reikwijdte, waardoor het invloed kan uitoefenen op beeldvorming en publieke
opinie. Volgens hem lopen de lokale kranten teveel achter Stichting Culturele Hoofdstad 2018 aan, waardoor
alleen gesproken wordt over gevestigde cultuur en weinig aandacht besteed wordt aan alternatieve vormen.
“Media lopen hier heel erg achter VIA2018 aan. Dus media zijn niet erg leidend en vooruitstrevend,
maar eigenlijk de versterkers van de gevestigde orde.” (Ploeg, 2013)
Bachelor of Social Work
24
HOOFDSTUK 5 – CONCLUSIE, DISCUSSIE &
AANBEVELINGEN
“Installatie Beelden op het Vrijthof 2012, (Beelden op het Vrijthof, 2012).”
Bachelor of Social Work
25
In dit laatste hoofdstuk zal antwoord gegeven worden op de vraag: Hoe kan de integratie van de fringe scene
verbeterd worden in het Maastrichtse cultuuraanbod en de programmering van de kandidatuur voor Culturele
Hoofdstad 2018?
4
Wat opvalt uit de visies en ervaringen die in het vorige hoofdstuk zijn beschreven, is dat alle partijen het belang
van deze subgroep voor de stad onderkennen. Beleidsmedewerkers zeggen de scene meer te willen betrekken
en de fringe scene zegt meer betrokken te willen zijn. De vraag is waarom de integratie moeilijk tot stand komt
en hoe hier verandering in gebracht kan worden.
5.1 ORGANISATIE
Ten eerste lijkt de samenwerking met geïnstitutionaliseerde instellingen moeizaam te zijn door de informele
organisatie die kenmerkend is voor fringe collectieven. De bureaucratie en lange processen vragen om vaste
aanspreekpunten waarmee concrete afspraken gemaakt kunnen worden. Tevens moet er een bepaalde vorm
van controle en verantwoording mogelijk zijn.
Toen dit ter sprake kwam bij de interviews met fringe vertegenwoordigers, had ik verwacht een huiverige
reactie te krijgen. Het tegendeel is waar. De fringe gemeenschap lijkt zich heel bewust van het voergenoemde
en eventuele gevolgen die samenwerking met formele instellingen kan hebben op de creatieve en
experimentele ruimte die ze kennen. Ze zijn bereid hieraan te werken en hebben daarom recent een
overkoepelende organisatie opgezet voor culturele vrijplaatsen: Cultural Freezone Collective. Dit collectief
vertegenwoordigt momenteel zeven culturele vrijplaatsen
5
. Het inrichten en formaliseren van de organisatie
zal vanaf september in gang worden gezet. Er zal een vast aanspreekpunt komen, die de belangen en
behoeften van de verschillende vrijplaatsen zal vertegenwoordigen en uitdragen. Deze belangen en wensen
kunnen dan via een kanaal gecommuniceerd worden naar de gemeente. Gezien de beperkte kennis van
beleidsmakers over de alternatieve cultuur, zal er een persoon of partij verantwoordelijk gesteld moeten
worden om de belangen en wensen om te zetten in beleid voor zowel gemeente als Culturele Hoofdstad mocht
de titel worden binnengehaald. Een klankbord lijkt mij daarom een gepaste oplossing. Het zou een persoon of
groep moeten zijn die verstand heeft van de werking en praktische kwesties van de alternatieve cultuur, maar
ook op de hoogte is van wetten –en regelgeving die op deze groepen toepasbaar zijn. Mijn aanbeveling is om
de Jongerenraad Maastricht hiervoor verantwoordelijk te stellen.
Kleinere fringe organisaties geven veelal aan opzoek te zijn naar laagdrempelige ondersteuning op het gebied
van promotie, fondswerving en bedrijfsvoering. Vaak zijn dit initiatieven die een stap willen maken naar
(creatief) ondernemerschap, maar over weinig of geen middelen beschikken om dit ook te doen.
4
Op het moment van het schrijven van deze scriptie, is de uitslag over het binnenhalen van de titel van
Culturele Hoofdstad bijna bekend. Er zal weinig tijd zijn voor verbeteringen in de programmering van de
kandidatuur, maar aanbevelingen m.b.t. Culturele Hoofdstad kunnen meegenomen worden naar de
programmering van het daadwerkelijke evenement, indien de titel wordt binnengehaald.
5
Mandril Cultural Centre, Gallery OHP9, KunstFront, Het Landhuis, Het Landbouwbelang, Hotel de Ossekop
en B32
Bachelor of Social Work
26
Om hier een oplossing voor te bieden kan gewerkt worden met maatjesprojecten met geïnstitutionaliseerde
culturele instellingen. Een voorbeeld is de fringe organisatie 2in1. Elke 21
ste
van de maand zetten zij
interdisciplinaire kunstavonden op. Verschillende soorten muziek komen in een serene sfeer samen met dans,
beeldende kunst, toneel en poëzie. Het jonge organiserende duo wordt hierbij ondersteund door Jekerjazz
Maastricht. Ze maken gebruik van het netwerk en middelen van Jekerjazz en krijgen kennis aangereikt rondom
het genereren van fondsen en het formeel opzetten van culturele evenementen. Naarmate ze hier
zelfstandiger in worden, worden ze meer losgelaten. Vooralsnog lijkt dit goed te werken en worden er
indrukwekkende en goedbezochte avonden neergezet.
Verder kunnen er voor zowel culturele vrijplaatsen als creatieve ondernemers informatieavonden worden
georganiseerd, rondom thema’s waarmee zij worstelen. Denk hierbij aan vergunningen, promotie en social
media training, maar ook bedrijfsvoering in (kleine) culturele organisaties. Hier hoeven geen nieuwe projecten
voor opgezet te worden. Code043 biedt deze mogelijkheden al aan voor jongeren tot 25 jaar.
Hier blijft het een belangrijk gegeven dat de fringe scene ook bestaat uit mensen die buiten deze
leeftijdscategorie vallen. Voor deze mensen moet er gezocht worden naar andere opties, omdat deze
informatie bij de gemeente niet voorhanden ligt. Zo biedt de creatieve onderneming Nightscapes Productions
bijvoorbeeld promotie en social media trainingen aan. De mogelijkheden zijn in het culturele veld aanwezig, er
moet alleen adequaat gebruik van worden gemaakt.
5.2 GEMEENTEBELEID
Het Maastrichtse cultuurbeleid is gericht op het behouden en stimuleren van de culturele erfgoederen die het
al honderden jaar ontwikkeld en kent. Voor moderne begrippen lijkt het beleid soms traditioneel en rigide,
maar er dient rekening gehouden te worden met het feit dat dit momenteel de kaders zijn waaruit beleid
gevoerd wordt. Desondanks is geprobeerd om door middel van gedoogbeleid ruimte te maken voor
vrijplaatsen om alsnog te functioneren zonder teveel bewoners tegen het hoofd te stoten. In die zin is
gemeente Maastricht medeverantwoordelijk voor het gedijen van de alternatieve scene. Als de gemeente de
verschillende culturele vrijplaatsen niet gedoogd of financieel ondersteund, zouden er weinig of geen
experimentele vrijruimtes zijn.
Maastricht heeft zichzelf echter als ambitie gesteld om alle vormen van cultuur actief te betrekken in de
culturele infrastructuur en de culturele aantrekkelijkheid voor jonge mensen te verhogen. Vanuit deze visie is
het gedoogbeleid dat de stad momenteel hanteert niet genoeg. Om het voorgenoemde te bereiken, denk ik
dat er een omslag moet plaatsvinden in de mentale ruimte van de stad. Maastricht is (nog) niet erg
veranderingsgezind. Maastrichtenaren zijn erg gehecht aan hun tradities en zien dit niet graag bedreigd
worden door nieuwe gewoontes van buitenaf. Hierbij is het belangrijk om te beseffen dat migranten al dan niet
in de vorm van studenten, slechts 40 jaar deel uitmaken van de stad. Daarvoor was Maastricht een afgelegen
en afgesloten gemeenschap. Ze wil graag een stad blijven die schoon en rustig is, maar 40 jaar geleden is de
keuze gemaakt om studentenstad te worden. Met de extra culturele dynamiek die ze willen creëren, lijkt dit
streven haaks te staan op de eerdergenoemde ambitie om schoon en rustig te blijven. Dit maakt het des te
belangrijker dat Maastricht aan bewoners laat zien serieus te zijn over haar ambitie, zowel in woorden als in
daden. Dat begint met een duidelijk standpunt in te nemen over de recente demografische ontwikkelingen en
bijbehorende verandering in bevolkingssamenstelling. Want om als stad te overleven zal Maastricht deze
internationale koers (toch) moeten blijven varen. Dit betekent dat voorzieningen, wetten en regels ook
aangepast moeten worden aan de behoeften van de intussen 26,5% aan internationale inwoners (Centraal
Bureau voor Statistiek, 2013). Met het jury bezoek in het vooruitzicht, lijkt het me bijvoorbeeld een ideaal
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen
Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen

Contenu connexe

Similaire à Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen

Veranderstad: Stedelijke gebiedsontwikkeling in transitie
Veranderstad: Stedelijke gebiedsontwikkeling in transitieVeranderstad: Stedelijke gebiedsontwikkeling in transitie
Veranderstad: Stedelijke gebiedsontwikkeling in transitieGert-Joost Peek
 
Impressie netwerkbijeenkomst raadscommunicatie 22 juni 2017
Impressie netwerkbijeenkomst raadscommunicatie 22 juni 2017Impressie netwerkbijeenkomst raadscommunicatie 22 juni 2017
Impressie netwerkbijeenkomst raadscommunicatie 22 juni 2017David Kok
 
Uitnodiging RA/boost 22 juni 2018
Uitnodiging RA/boost 22 juni 2018Uitnodiging RA/boost 22 juni 2018
Uitnodiging RA/boost 22 juni 2018Elena Ponzoni
 
Broedplaatsen in de Binckhorst; Een onderzoek naar het ontstaan van kruisbest...
Broedplaatsen in de Binckhorst; Een onderzoek naar het ontstaan van kruisbest...Broedplaatsen in de Binckhorst; Een onderzoek naar het ontstaan van kruisbest...
Broedplaatsen in de Binckhorst; Een onderzoek naar het ontstaan van kruisbest...Ben Endstra
 
130618 Resultaten bevraging Turnhout aan 't Woord
130618 Resultaten bevraging Turnhout aan 't Woord130618 Resultaten bevraging Turnhout aan 't Woord
130618 Resultaten bevraging Turnhout aan 't WoordGazet van Turnhout
 
Werkboek help-een-burgerinitiatief
Werkboek help-een-burgerinitiatiefWerkboek help-een-burgerinitiatief
Werkboek help-een-burgerinitiatiefTwittercrisis
 
De uitdagingen van het lokaal cultuurbeleid in een veranderende samenleving
De uitdagingen van het lokaal cultuurbeleid in een veranderende samenlevingDe uitdagingen van het lokaal cultuurbeleid in een veranderende samenleving
De uitdagingen van het lokaal cultuurbeleid in een veranderende samenlevingAvansa Kempen
 
0905 de betekenis van het project weven aan samenleven voor het hedendaagse o...
0905 de betekenis van het project weven aan samenleven voor het hedendaagse o...0905 de betekenis van het project weven aan samenleven voor het hedendaagse o...
0905 de betekenis van het project weven aan samenleven voor het hedendaagse o...Kiemkracht (Self-employed)
 
De kracht van een alternatief verhaal: De complementaire bijdrage van burgeri...
De kracht van een alternatief verhaal: De complementaire bijdrage van burgeri...De kracht van een alternatief verhaal: De complementaire bijdrage van burgeri...
De kracht van een alternatief verhaal: De complementaire bijdrage van burgeri...Kay Mars
 
2013 rotterdam-talentontwikkeling-gedachten
2013 rotterdam-talentontwikkeling-gedachten2013 rotterdam-talentontwikkeling-gedachten
2013 rotterdam-talentontwikkeling-gedachtenChris Noordam
 
jaarbericht 2016 Frits van Aggelen en Agnes en Partners
jaarbericht 2016 Frits van Aggelen  en Agnes en Partnersjaarbericht 2016 Frits van Aggelen  en Agnes en Partners
jaarbericht 2016 Frits van Aggelen en Agnes en PartnersFrits van Aggelen
 
Samen de toekomst van de stad creëren
Samen de toekomst van de stad creëren Samen de toekomst van de stad creëren
Samen de toekomst van de stad creëren Marcel Kesselring
 
Lokaal cultuurbeleid LOCUS Miek
Lokaal cultuurbeleid LOCUS MiekLokaal cultuurbeleid LOCUS Miek
Lokaal cultuurbeleid LOCUS MiekLOCUS vzw
 

Similaire à Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen (20)

Transitiestussenhoopenvrees
TransitiestussenhoopenvreesTransitiestussenhoopenvrees
Transitiestussenhoopenvrees
 
Veranderstad: Stedelijke gebiedsontwikkeling in transitie
Veranderstad: Stedelijke gebiedsontwikkeling in transitieVeranderstad: Stedelijke gebiedsontwikkeling in transitie
Veranderstad: Stedelijke gebiedsontwikkeling in transitie
 
Sessie Cultuurbeleid Trefdag
Sessie Cultuurbeleid TrefdagSessie Cultuurbeleid Trefdag
Sessie Cultuurbeleid Trefdag
 
Impressie netwerkbijeenkomst raadscommunicatie 22 juni 2017
Impressie netwerkbijeenkomst raadscommunicatie 22 juni 2017Impressie netwerkbijeenkomst raadscommunicatie 22 juni 2017
Impressie netwerkbijeenkomst raadscommunicatie 22 juni 2017
 
Uitnodiging RA/boost 22 juni 2018
Uitnodiging RA/boost 22 juni 2018Uitnodiging RA/boost 22 juni 2018
Uitnodiging RA/boost 22 juni 2018
 
Infosessie rollen en functies beoordelaars - Socius (Gie Van den Eeckhaut)
Infosessie rollen en functies beoordelaars - Socius (Gie Van den Eeckhaut)Infosessie rollen en functies beoordelaars - Socius (Gie Van den Eeckhaut)
Infosessie rollen en functies beoordelaars - Socius (Gie Van den Eeckhaut)
 
Buurtbox
BuurtboxBuurtbox
Buurtbox
 
Broedplaatsen in de Binckhorst; Een onderzoek naar het ontstaan van kruisbest...
Broedplaatsen in de Binckhorst; Een onderzoek naar het ontstaan van kruisbest...Broedplaatsen in de Binckhorst; Een onderzoek naar het ontstaan van kruisbest...
Broedplaatsen in de Binckhorst; Een onderzoek naar het ontstaan van kruisbest...
 
130618 Resultaten bevraging Turnhout aan 't Woord
130618 Resultaten bevraging Turnhout aan 't Woord130618 Resultaten bevraging Turnhout aan 't Woord
130618 Resultaten bevraging Turnhout aan 't Woord
 
Werkboek help-een-burgerinitiatief
Werkboek help-een-burgerinitiatiefWerkboek help-een-burgerinitiatief
Werkboek help-een-burgerinitiatief
 
De uitdagingen van het lokaal cultuurbeleid in een veranderende samenleving
De uitdagingen van het lokaal cultuurbeleid in een veranderende samenlevingDe uitdagingen van het lokaal cultuurbeleid in een veranderende samenleving
De uitdagingen van het lokaal cultuurbeleid in een veranderende samenleving
 
2015 betoog kadernota
2015 betoog kadernota2015 betoog kadernota
2015 betoog kadernota
 
0905 de betekenis van het project weven aan samenleven voor het hedendaagse o...
0905 de betekenis van het project weven aan samenleven voor het hedendaagse o...0905 de betekenis van het project weven aan samenleven voor het hedendaagse o...
0905 de betekenis van het project weven aan samenleven voor het hedendaagse o...
 
Sessie 50 Kerntakendebat - wat is jeugdbeleid anno 2015?
Sessie 50 Kerntakendebat  - wat is jeugdbeleid anno 2015?Sessie 50 Kerntakendebat  - wat is jeugdbeleid anno 2015?
Sessie 50 Kerntakendebat - wat is jeugdbeleid anno 2015?
 
De kracht van een alternatief verhaal: De complementaire bijdrage van burgeri...
De kracht van een alternatief verhaal: De complementaire bijdrage van burgeri...De kracht van een alternatief verhaal: De complementaire bijdrage van burgeri...
De kracht van een alternatief verhaal: De complementaire bijdrage van burgeri...
 
2013 rotterdam-talentontwikkeling-gedachten
2013 rotterdam-talentontwikkeling-gedachten2013 rotterdam-talentontwikkeling-gedachten
2013 rotterdam-talentontwikkeling-gedachten
 
Handleiding voor een optimale gegevensverzameling
Handleiding voor een optimale gegevensverzamelingHandleiding voor een optimale gegevensverzameling
Handleiding voor een optimale gegevensverzameling
 
jaarbericht 2016 Frits van Aggelen en Agnes en Partners
jaarbericht 2016 Frits van Aggelen  en Agnes en Partnersjaarbericht 2016 Frits van Aggelen  en Agnes en Partners
jaarbericht 2016 Frits van Aggelen en Agnes en Partners
 
Samen de toekomst van de stad creëren
Samen de toekomst van de stad creëren Samen de toekomst van de stad creëren
Samen de toekomst van de stad creëren
 
Lokaal cultuurbeleid LOCUS Miek
Lokaal cultuurbeleid LOCUS MiekLokaal cultuurbeleid LOCUS Miek
Lokaal cultuurbeleid LOCUS Miek
 

Culturele hoofdstad 2018 opent de ogen

  • 1. i
  • 2. Bachelor of Social Work ii IN HET KORT Zuid Limburg kampt evenals andere perifere gebieden met de gevolgen van economische teruggang en demografische vergrijzing, welke onder meer resulteren in toenemende werkloosheid en een minder aantrekkelijk sociaal-cultureel klimaat. Deze ontwikkeling komt tot uiting in een toename van het aantal geregistreerde werkzoekenden, vertrek van bedrijven en ondernemers, en weinig perspectief voor recent afgestudeerde studenten, die veelal naar economisch meer actieve regio's vertrekken. Om deze sociale, economische en culturele achteruitgang tegen te gaan wil Maastricht het verblijfsklimaat verbeteren, onder meer door de culturele aantrekkelijkheid van de stad te verhogen. In dit verband heeft de stad zich kandidaat gesteld om in 2018 Culturele Hoofdstad van Europa te worden, een evenement dat in omvang vergelijkbaar is met de Olympische spelen of het wereldkampioenschap voetbal. In andere steden die dit evenement hebben georganiseerd is gebleken dat het een aanzienlijke sociale en economische spin off kan hebben, en ook Maastricht hoopt langs deze weg middelen aan te trekken om de leefbaarheid van de stad te verbeteren. Sinds de kandidaatstelling is er hard gewerkt aan de formulering van een programma. Een belangrijke voorwaarde voor het slagen van deze onderneming is dat er zoveel mogelijk verschillende vormen van cultuur bij worden betrokken. De alternatieve culturele scene blijkt tot dusver zwak vertegenwoordigd en de huidige studie werd opgezet om problemen te documenteren en suggesties voor verbetering aan te dragen. Problemen worden veroorzaakt door het volatiele karakter van de fringe groepen, de zwakke interne organisatie, de gebrekkige communicatie met overheidsinstanties, het tijdelijk karakter van de onderkomens, en incidentele conflicten met de handhaving van de openbare orde. Ontevredenheid over de marginale positie van deze culturele subgroep is herhaaldelijk geuit door deelnemers en sympathisanten. Met het oog op de nadruk die vanuit de jury van Culturele Hoofdstad gelegd wordt op het stimuleren en integreren van burgerparticipatie, zijn de ogen van de stad geopend voor het belang van de fringe groepen. Vanuit de literatuur zijn enkele leidinggevende thema’s gedestilleerd, zoals alternatief gebruik van openbare ruimte, omgaan met tegenculturen, leefbaarheid en burgerparticipatie. Vanuit deze kaders is gesproken met vertegenwoordigers van diverse alternatieve collectieven en met betrokken beleidsmedewerkers en wethouders, om een beeld te krijgen van de redenen waarom de gewenste integratie niet echt tot stand komt. Respondenten gaven onder andere aan dat de formele, bureaucratische werkwijze van de gemeente en Stichting Culturele Hoofdstad 2018 niet aansluit bij het informele karakter van de alternatieve groepen. Ook werd door vertegenwoordigers van de fringe collectieven gewezen op het gebrek aan ruimte voor burgerinitiatief in de stad en het tekort aan transparantie met betrekking tot plannen en werkwijze vanuit stichting culturele hoofdstad 2018. Anderzijds noemden beleidsmakers de beperkte zichtbaarheid van de alternatieve scene als probleem. Als initiatieven niet zichtbaar zijn, is het lastig om daar beleidsmatig mee aan de slag te gaan. Gemeente Maastricht en Stichting Culturele Hoofdstad 2018 hebben het laatste half jaar stappen ondernomen om de integratie te verbeteren. Er is toenadering gezocht met de grotere alternatieve initiatieven, waaruit een overkoepelend collectief is opgezet met de naam: Cultural Freezone Collective. Deze moet een aanspreekpunt vormen, zodat de alternatieve scene een duidelijke partner KAN gaan worden in het Maastrichtse culturele veld.
  • 3. Bachelor of Social Work iii Verder heeft de gemeente haar vergunningsbeleid rondom straatartiesten versoepeld, waardoor er alleen registratie nodig is. Hiermee hoopt ze een externe stimulans te geven aan het verbeteren van de zichtbaarheid van de initiatieven. De stad zou baat hebben bij een duidelijke visie over haar alternatieve culturele groepen en transparantie over hoe zij deze wil betrekken en integreren. Tenslotte moeten zowel de gemeente als Stichting Culturele Hoofdstad 2018 de krachten van deze gemeenschap inzette in hun eigen ambitie om cultuurstad te worden. Het brede internationale netwerk dat de diverse collectieven typeert, is een uitstekende mogelijkheid om een internationaal draagvlak te creëren. Eveneens biedt het grote experimentele en creatieve vermogen dat inherent is aan de subcultuur, mogelijkheden voor de stedelijke ontwikkeling. Door ze bijvoorbeeld in te schakelen bij de vraag hoe om te gaan met de toenemende leegstand in de stad, kan er tot oplossingen gekomen worden die binnen geïnstitutionaliseerde kaders doorgaans niet bedacht worden. De integratie kan leiden tot meer tevredenheid over de positie van alternatieve cultuur in de stad en een grote stap voorwaarts om de ambitie van de gemeente Maastricht en de Stichting Culturele Hoofdstad 2018 om cultuurstad te worden te verwezenlijken;
  • 4. Bachelor of Social Work iv VOORWOORD Deze scriptie is geschreven voor de afronding van mijn Bachelor Social Work aan de Hogeschool Zuyd te Sittard. Gedurende mijn studie heb ik gekozen voor de richting Sociale Agogiek. Deze specialisatie richt zich op de beleidsmatige aspecten van zorg en welzijn. Hierbij gaat het vooral om het signaleren van maatschappelijke veranderingen die invloed kunnen hebben op de manier waarop beleid geformuleerd is en wordt toegepast door instellingen. Deze signalen omzetten in een goed gefundeerde en concrete suggestie voor beleidsverandering, is de kerntaak van een sociaal agoog. Gedurende mijn studententijd heb ik actief geparticipeerd in geïnstitutionaliseerde en alternatieve culturele organisaties binnen Maastricht. Hierbij signaleerde ik dat het Maastrichtse culturele veld weinig ruimte biedt voor nieuwe en alternatieve initiatieven om zich tentoon te stellen en te ontwikkelen. In mijn ogen leek dit juist noodzakelijk voor het verbeteren van de stedelijke leefbaarheid. Om de redenen en oorzaken hierachter te begrijpen, heb ik gekozen voor een afstudeeropdracht waarin ik me bezig kan houden met de beleidsmatige kant van kunst en cultuur. Enerzijds hoop ik de visies en belangen van deelnemers, organisatoren en beleidsmedewerkers ten gehore te brengen en anderzijds wil ik bijdragen aan de ontwikkeling van het Maastrichtse culturele veld. Ook met het besef dat de stad ambieert om in 2018 Culturele Hoofdstad van Europa te worden. Het schrijven van deze scriptie was alleszins een confronterend proces. Het kaderen en helder formuleren van mijn gedachten bleek geen vanzelfsprekendheid. Daarom wil ik graag de mensen bedanken die me hierbij geholpen hebben, beginnende bij mijn vader, vriendin en beste vriendin. Zonder hun ervaring, advies en eeuwig geduld was dit niet gelukt. Daarnaast mijn vrienden en familie die mijn geklaag met liefde hebben aangehoord en mevrouw Linssen en mevrouw van Lieshout voor de begeleiding vanuit school. Ook wil ik dhr. Paul Lambrechts bedanken om mij de kans te geven deze afstudeeropdracht uit te voeren voor de gemeente Maastricht. Een speciaal bedankje gaat uit naar mijn initiële afstudeerpartner Malú Magnée, die het traject wegens omstandigheden niet kon voortzetten. Zonder haar was het afnemen van de interviews in zo een kort tijdsbestek niet gelukt. Verder bedank ik Virginie Moerenhout en haar creatieve onderneming Swampwood Design voor de prachtige cover. Maastricht, augustus 2013 Belinda Bantje
  • 5. Bachelor of Social Work v INHOUDSOPGAVE In het kort.................................................................................................................................................................ii Voorwoord ..............................................................................................................................................................iv INHOUDSOPGAVE ....................................................................................................................................................v Inleiding..................................................................................................................................................................vii Demografische ontwikkelingen in Zuid-Limburg...............................................................................................viii De culturele grondslag van Maastricht ...............................................................................................................ix Cultuurbeleid Rijksoverheid.................................................................................................................................x Culturele Hoofdstad van Europa..........................................................................................................................x Cultuurbeleid gemeente Maastricht...................................................................................................................xi Betrokken partijen .............................................................................................................................................xii Hoofdstuk 1 – Aanleiding & doelstelling................................................................................................................. 1 1.1 Aanleiding.............................................................................................................................................. 2 1.2 Doelstelling............................................................................................................................................ 2 1.3 Onderzoeksvragen................................................................................................................................. 3 Hoofdstuk 2 – Analytisch kader .............................................................................................................................. 4 2.1 Alternatief gebruik van ruimte .............................................................................................................. 5 2.2 Omgaan met tegenculturen .................................................................................................................. 6 2.3 Leefbaarheid.......................................................................................................................................... 7 2.4 Burgerparticipatie.................................................................................................................................. 7 Hoofdstuk 3 – Dataverzameling en dataverwerking............................................................................................... 9 3.1 Kwalitatief onderzoek.......................................................................................................................... 10 3.2 Interview.............................................................................................................................................. 10 3.3 Registratie en verwerking gegevens.................................................................................................... 11 Hoofdstuk 4 – Resultaten & analyse ..................................................................................................................... 12 4.1 Beschrijving Fringe scene .................................................................................................................... 13 4.1.1 Algemeen ........................................................................................................................................ 13 4.1.2 Organisatie ...................................................................................................................................... 16 4.1.3 Locaties............................................................................................................................................ 17 4.2 Relatie tussen fringe en gemeente...................................................................................................... 18 4.3 Programmering Culturele Hoofdstad 2018 ......................................................................................... 21 Hoofdstuk 5 – Conclusie, discussie & aanbevelingen ........................................................................................... 24 5.1 Organisatie........................................................................................................................................... 25
  • 6. Bachelor of Social Work vi 5.2 Gemeentebeleid.................................................................................................................................. 26 5.3 Maastricht Culturele Hoofdstad 2018 ................................................................................................. 28 Suggesties voor verder onderzoek.................................................................................................................... 29 Literatuurlijst......................................................................................................................................................... 30 Interviews.......................................................................................................................................................... 32 Bijlagen..................................................................................................................................................................... I Bijlage 1 – Interviewvragen.................................................................................................................................. I Bijlage 2 – Sensitizing concepts.......................................................................................................................... III Bijlage 3 – Respondentenlijst.............................................................................................................................. V Bijlage 4 –Overzicht fringe collectieven ............................................................................................................. VI Bijlage 5 – Interviews uitgewerkt....................................................................................................................... IX
  • 7. Bachelor of Social Work vii INLEIDING “The Mad Trist op bezoek bij de levensgrote boekenkast van Nightscapes Productions op het crowdsourced cultuurfestival ScenesConnected (Lemlijn, 2013).”
  • 8. Bachelor of Social Work viii DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN IN ZUID-LIMBURG Tot na de Tweede Wereldoorlog was Limburg binnen Nederland de hoofdleverancier van steenkool, waardoor de provincie een grote aantrekkingskracht had op werkzoekenden. Met het sluiten van de mijnen in de jaren ’60-‘70, resulterend in een verlies van 75.000 arbeidsplaatsen, verdween de industriële waarde van deze regio. Door de ongunstige geografische ligging t.o.v. de rest van Nederland raakte Limburg steeds meer geïsoleerd en werd de sociaaleconomische achterstand versterkt. Dankzij politieke tussenkomst kon een belangrijk deel van de inwoners een andere baan vinden (Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, 2011-2013;VVV Maastricht, 2013). Zo werd nieuwe industrie aangetrokken in de vorm van de Van Doorne's Automobielfabriek N.V. (DAF, 1967) en werden de Dutch State Mines N.V. (DSM) hervormd. Eveneens vestigden overheidsorganen, zoals het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP, 1969) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS, 1972), zich in toenemende mate in het zuiden van het land. Sinds het Verdrag van Maastricht in 1992, dat de basis vormt van de oprichting van de Europese Unie, huist Maastricht ook een groot aantal Europees gerichte politieke en economische organisaties. Daarnaast werd in de jaren ’70-’80 sterk geïnvesteerd in het onderwijs. Maastricht introduceerde de Limburgse Rijksuniversiteit (nu Maastricht University), Heerlen kreeg een Open Universiteit en Sittard heette de Katholieke Leergangen (nu Fontys Hogeschool) welkom. Dit resulteerde in een explosieve groei van de Limburgse dienstensector, in het bijzonder in Maastricht (Provincie Limburg, 2011; VVV Maastricht, 2013). De Limburgse Rijksuniversiteit heeft de situatie aangegrepen om Europees gerichte opleidingen zoals Internationale Bedrijfskunde, European Law en European Public Health in hun pakket aan te bieden, waardoor de universiteit aantrekkelijk werd voor internationale studenten en medewerkers. Inmiddels is deze jonge universiteit uitgegroeid tot een instelling met 16.000 studenten en 4.000 medewerkers, waarvan 45% van de studenten en bijna een kwart van de stafleden een niet-Nederlandse nationaliteit hebben (Maastricht University, 2013). Mede door deze ontwikkelingen is de stad geïnternationaliseerd, maakt de studentenpopulatie (hoger beroepsonderwijs en universiteit) ca. 20% van de totale Maastrichtse bevolking uit (Damsma, 2013) en weten ook studenten uit noordelijk gelegen delen van het land hun weg naar het zuiden te vinden. Anno 2013 kampt Limburg echter opnieuw met sociaaleconomische problemen door een vicieuze cirkel van verminderde werkgelegenheid en uittocht van (hoog)opgeleide werknemers. Onder de achterblijvende bevolking ontstaat zowel vergrijzing als toename van het aantal geregistreerde werkzoekenden (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, 2012). Sinds 1997 is de Zuid-Limburgse populatie met 4,9% afgenomen ten opzichte van een daling van 1,9% in heel Limburg (Kenniscentrum voor Bevolkingsdaling en Beleid, 2013). Ook kent Maastricht momenteel het hoogst percentage structurele werklozen in Nederland, waarbij 27,3% van de 4255 geregistreerde werklozen reeds langer dan vijf jaar zonder baan zit (Gemeente.nu, 2012). Mede door dit slechte banenperspectief verlaten recent afgestudeerden de regio om elders opzoek te gaan naar betere arbeidskansen en –voorwaarden, waarbij de ongunstige geografische ligging van Limburg wederom een belangrijke rol speelt. Deze situatie werd duidelijk verwoord door Robin Kloor in het cultureel maandblad Zuiderlucht. “Waar vestigen zich afgestudeerden, werkzoekenden, ondernemers en bedrijven? Gaan ze naar Eindhoven, dan liggen ze op een uur afstand van Utrecht en krijgen ze Maastricht en omstreken er gratis bij als zoekgebied voor een baan of als afzetgebied voor producten en diensten. Daar kan Maastricht niet tegenop. De stad mag zich dan presenteren als het ‘balkon van Europa’, de rest van Nederland ziet vooral een uithoek (Kloor, 2012).”
  • 9. Bachelor of Social Work ix De stad zou baat hebben bij het behouden van wat Gert-Jan Hospers, hoogleraar citymarketing, de vier B’s noemt: bewoners, bedrijven, bezoekers en bollebozen (jonge academici). Om de aantrekkingskracht voor deze zogenaamde vier B’s te verhogen, dient de regio te voorzien in de behoeften en verwachtingen van de doelgroepen, in het bijzonder de bollebozen (Hospers, 2009). Het opkrikken van de werkgelegenheid is hiervoor een absolute must, maar ook sociale en culturele voorzieningen moeten hierop aansluiten. Maastricht hoopt het bovenstaande te bereiken door de stad en regio een culturele en economische impuls te geven. Ze heeft zich daarom kandidaat gesteld voor de titel Culturele Hoofdstad van Europa2018 (vanaf nu te noemen Culturele Hoofdstad 2018). Hiermee hoopt Maastricht zich te herpositioneren van een sociale en economische uithoek t.o.v. Nederland naar een cultureel en economisch centrum voor de Euregio Maas-Rijn. Men hoopt dat Culturele Hoofdstad 2018 een instrument zal vormen voor het versoepelen van de internationale wetgeving en fiscale regelingen die deze demografische ontwikkelingen in de weg staan (Stichting Maastricht Culturele Hoofdstad van Europa 2018, 2012). Naast het nastreven van bovenbeschreven effecten op de sociaaleconomische sectoren binnen de stad, hoopt Maastricht met het binnenhalen van de titel van Culturele Hoofdstad 2018, eveneens ruimte te creëren voor bewustwording m.b.t. de culturele diversiteit van de lokale bevolking. Om die reden wordt gestreefd naar het betrekken van alle subgroepen en vormen van cultuur in de programmering. DE CULTURELE GRONDSLAG VAN MAASTRICHT Tot het begin van de twintigste eeuw verwees de term cultuur vooral naar de schone kunsten, ook wel ‘cultuur in enge zin’ genoemd. Het was bedoeld voor de maatschappelijke elite die streefde naar cultivering en verheffing boven de ‘gewone mens’. De brede opvatting van het woord ontwikkelde zich pas na de Tweede Wereldoorlog, toen de massa-industrie en –media een grote diversiteit aan producten en ideeën voor het brede publiek toegankelijk maakten. De daaraan verbonden vrijheid in het inrichten van een eigen leefstijl bracht meer aandacht voor de zogenaamde populaire cultuur, wat verwijst naar verschillende manieren van leven en de gedeelde ideeën en opvattingen die daaraan ten grondslag liggen. Uitgaande van deze definitie ontstaan culturen dus overal waar mensen samenleven (Autonoom Centrum, n.d.). In het huidige onderzoek zal deze definitie gehanteerd worden. Ook in Maastricht is deze ontwikkeling zichtbaar. Maastricht is van oudsher een christelijke stad, wat zijn weerslag heeft (gehad) op het cultuuraanbod. De stad staat bekend om haar schone kunsten en preservatie van historische erfgoederen. Daarnaast hebben de vele parochies in de regio grondslag gegeven aan een grote hoeveelheid amateurverenigingen, in de vorm van harmonieën, schutterijen en zangverenigingen, waar van generatie op generatie actief in geparticipeerd wordt. Dit heeft gezorgd voor een sterke ontwikkeling van lokale culturele evenementen die verbonden zijn aan de volkscultuur, streektaal (Mestreechs dialect) en amateurkunsten. Denk hierbij aan het Preuveniment en MusicaSacra. Maar ook de typische viering van het Limburgse carnaval is een uiting van lokale (christelijke) gewoonten en tradities, die vaak al met de paplepel zijn ingegoten. De traditionele aspecten in combinatie met het veelvuldig gebruik van het Maastrichtse dialect, maken dat sommige culturele evenementen slecht toegankelijk zijn voor bewoners en bezoekers die het dialect of zelfs de Nederlandse taal niet beheersen. Daarnaast zijn de lokale uitgaansgelegenheden vooral gericht op studenten die zich aansluiten bij traditionele studentenverenigingen. Verenigingen zoals Tragos en Circumflex, die door taal- en financiële barrières niet toegankelijk zijn voor internationale studenten en/of studenten met een laag inkomen (Laarhoven, 2012).
  • 10. Bachelor of Social Work x Om hier een brug te slaan, heeft de gemeente Maastricht in de aanloop naar de kandidatuur voor Culturele Hoofdstad 2018, een onafhankelijk onderzoek naar het sociale en culturele klimaat van de stad laten uitvoeren (Berenschot, 2010). Hieruit bleek dat autochtone Maastrichtse bewoners een sterk gevoel voor traditie en een duidelijk besef van eigen identiteit kennen. Eveneens gaven zij veelal aan dat er ruimte mag zijn voor verschillen in levensinvulling en gewoonten, maar dat de eigenheid van de stad hierdoor niet in het gedrang moet komen. CULTUURBELEID RIJKSOVERHEID In 2011 presenteerde Halbe Zijlstra, toenmalig staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het rapport Meer dan kwaliteit: een nieuwe visie op cultuurbeleid. Hierin kondigde hij een bezuinigingsmaatregel van € 200 miljoen aan. Daarvan is € 125 miljoen bezuinigd op culturele instellingen en fondsen die direct subsidie ontvangen van het Rijk. Daarnaast leidde dit rapport tot het verschuiven van een belangrijk deel van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van cultuurbeleid, van Rijk naar provinciaal en gemeentelijk niveau (Grodach & Silver, 2012). Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Sport, wil zo de (financiële) middelen dichter bij de burgers brengen. Met deze maatregels hoopt ze culturele instellingen en kunstenaars minder afhankelijk te maken van overheden en flexibeler, krachtiger en ondernemender te maken in het zelf verwerven van hun inkomsten (Zijlstra, 2011). Wieke Vrijhoef beschrijft in haar masterthesis hoe deze bezuinigingsmaatregel een beeld schetst, van hoe er vandaag de dag naar kunst en cultuur wordt gekeken in Nederland. Het gaat niet langer om het benaderen van kunst en cultuur vanuit “ideologische motieven als vorming, verheffing en schoonheid”, maar vanuit een toenemend economisch en instrumenteel perspectief (Vrijhoef, 2012). CULTURELE HOOFDSTAD VAN EUROPA In 1985 kwam het concept Europese Culturele Hoofdstad tot stand, vanuit een overtuiging van de toenmalige Griekse minister van Cultuur, Melina Mercouri. Volgens haar zou het festival dé ideale manier zijn om aandacht te schenken aan de culturele diversiteit en rijkdommen binnen Europa. Zij hoopte dat dit zou resulteren in het samenkomen van de verschillende Europese entiteiten en het vergroten van het bewustzijn rondom de gedeelde oorsprong, normen en waarden. Sindsdien word er elk jaar een Europese Culturele Hoofdstad uitgeroepen door de Raad van de Europese Unie. In 2011 is hier verandering in gekomen. Door de toename van het aantal EU-landen, is gekozen voor het uitroepen van twee steden per jaar, bestaande uit een oud en een nieuw lidstaat van de EU. In 2018 krijgt Nederland daarom gezelschap van Malta. Met de jaren, genereerde Culturele Hoofdstad van Europa steeds meer media aandacht. Het nam niet alleen toe in omvang, maar het werd ook sociaaleconomische waardevol voor steden. Gemeenten en regio’s zagen hun toerisme oplopen, het economische en sociale klimaat verbeteren en stedelijke infrastructuur opknappen (European Commission, 2013). Zoals in het geval van European Capital of Culture Liverpool 2008, waar het project de mogelijkheid gaf om fondsen aan te trekken voor het verbeteren van de fysieke infrastructuur van de stad. “The transformation of Liverpool city centre over the past decade has been one of the largest ever regenerations in Europe (Garcia, 2012).”
  • 11. Bachelor of Social Work xi CULTUURBELEID GEMEENTE MAASTRICHT Ook de meest recente cultuurnota van Maastricht (Cultuuragenda 2009-2012: Maastricht stad van Culturele carrières), besteedt aandacht aan de relatie tussen cultuur en economie voor stadsontwikkeling, wat een voorbeeld is van de hierboven genoemde instrumentele benadering van kunst en cultuur. Het inzetten van cultuur om stedelijke ontwikkeling te stimuleren werd vanaf 2009 centraal gesteld binnen het beleid van de stad. Uit veelvuldige onderzoeken bleek deze beleidsstrategie, ook wel cultural-led regeneration genoemd, een belangrijke meerwaarde te hebben voor het sociaal kapitaal en vestigingsklimaat van steden en regio’s. In het bijzonder lijkt het waardevol voor gebieden die net als Maastricht hun industriële basis verloren zijn en zichzelf economisch en/of sociaal moeten herpositioneren (Garcia, 2012). Na deze constatering heeft de stad flink geïnvesteerd in cultuurproductie –en bereik. “De rol van kunst en cultuur in een stad heeft, ook in Maastricht, de laatste jaren fors aan belang gewonnen. Waar vroeger de ‘intrinsieke waarde’ van de kunsten werd gepromoot of met specifieke doelgroepen werd gewerkt ter bevordering van cultuurparticipatie, wordt inmiddels de rol van kunst en cultuur veel breder opgevat. Er worden actieve verbanden ontdekt met economie, sociale samenhang, stedelijke ontwikkeling en imago van de stad. Het idee van kunst en cultuur als relatief zelfstandig beleidsterrein wordt langzaam maar zeker vervangen door een samenhangend concept: stedelijke ontwikkelingen worden bepaald door een in elkaar grijpen van kunst, cultuur, economie, gebiedsontwikkeling, onderwijs, sociale innovatie (Gemeente Maastricht, 2008).” Ten tweede richt het cultuurbeleid zich op het maken van zogenaamde culturele carrière. Het idee hierachter is dat Maastricht alle juiste cultuurinstellingen bezit om mensen op amateur of professioneel niveau op te leiden in de kunsten. Er is kunstvakonderwijs in alle soorten en een grote hoeveelheid aan culturele instellingen die een platform bieden aan professionele -en amateurkunstenaars om zich verder te ontwikkelen (Gemeente Maastricht, 2008). Bijgevolg zou dit moeten zorgen voor een groter en breder cultuuraanbod. Maastricht spreekt in de cultuurnota daarom van een dubbele strategie. Met Culturele Hoofdstad 2018, probeert Maastricht deze strategie constructief in te zetten voor: 1. Het verhogen van creatieve productiekwaliteit en verhoging van de productie op zichzelf. 2. De versterking van de rol die kunst en cultuur in de lokale samenleving kan spelen. Dit raakt het vraagstuk van identiteit, participatie, educatie en de maatschappelijke functie van kunst en cultuur. (Gemeente Maastricht, 2008) Hoewel er de laatste jaren flink geïnvesteerd is in de lokale culturele infrastructuur, vinden vooral jongeren en jong volwassenen Maastricht nog onvoldoende aantrekkelijk om te (blijven) wonen (Gemeente Maastricht, 2008). De stad hoopt met Culturele Hoofdstad 2018 het cultuuraanbod zodanig te beïnvloeden, dat het aantrekkelijker wordt voor jonge mensen om cultureel te participeren. Logischerwijs is het Maastrichts cultuurbeleid momenteel verbonden aan de kandidatuur en haar voorbereidingen hierop. Het culturele veld wordt daarom opnieuw in kaart gebracht, gereorganiseerd en er wordt gekeken naar hoe de verschillende partijen willen en kunnen bijdragen aan Culturele Hoofdstad 2018 en de structurele ontwikkeling van het Maastrichtse culturele veld. Het stimuleren van burgerparticipatie, enthousiasme en talentontwikkeling is hierbij het uitgangspunt, want: “Alle mensen van de regio die zich als amateur of professional bezighouden met cultuur, zijn ook partner in het project (Stichting Maastricht Culturele Hoofdstad van Europa 2018, 2012).”
  • 12. Bachelor of Social Work xii BETROKKEN PARTIJEN Ondanks deze verbondenheid is het niet de gemeente die verantwoordelijk is voor het formuleren van de programmering en het binnenhalen van de titel. Hiervoor is de Stichting Maastricht Culturele Hoofdstad van Europa 2018 opgezet en verantwoordelijk gesteld. Dit om politieke bemoeienis te minimaliseren. De persoon die opdracht heeft gegeven voor deze afstudeeropdracht, Dhr. Paul Lambrechts, speelt een verbindende rol tussen beide organisaties. Als Senior Projectmanager Maastricht European Capital Of Culture, coördineert en adviseert hij de gemeente bij het maken van besluiten rondom de kandidatuur. Daarnaast voorziet hij Stichting Maastricht Culturele Hoofdstad van Europa 2018 van informatie over wat er leeft in de Maastrichtse samenleving, met betrekking tot de kandidatuur. Hierbij wordt hij ondersteund door VIA2018, een onderdeel van de stichting. Dit bureau speelt net zoals Dhr. Lambrechts, een belangrijke verbindende rol. Binnen verschillende steden en provincies informeren zij naar de culturele activiteiten en de initiatiefnemers die erachter zitten. Ze brengen dit in kaart en wijzen de stichting op zogenaamde missing links en vergeten of minder opvallende groepen. Dit zodat het primaire doel om alle subgroepen en vormen van cultuur te betrekken in de programmering, ook behaald wordt. De voorlopige richtlijnen en programmering zijn vooral gericht op professionele –en amateurkunsten, maar zoals reeds gezegd, streeft het project naar betrekking van alle cultuurvormen die in de stad aanwezig zijn. Dat betekent ook culturele initiatieven die zich buiten het geïnstitutionaliseerde kader afspelen. De zogenaamde rafelranden van het cultureel aanbod, dat zich afspeelt rondom een aantal los gestructureerde groepen van amateurs, semiprofessionele artiesten en mensen die - meestal om ideële redenen - er de voorkeur aan geven in de marge van de maatschappij te leven. Zij ervaren dat het traditionele cultuuraanbod van de stad niet aansluit bij hun behoefte aan onafhankelijkheid en creativiteit. In verschillende kraak –en slooppanden in de stad hebben veelal jonge mensen daarom een plaats gevonden waar ze kunnen experimenteren op het gebied van kunst en organisatie. Zogenaamde culturele vrijplaatsen, die de ruggengraat vormen van de Maastrichtse alternatieve subcultuur. Alternatief, underground, marginaal… gedurende dit onderzoek zijn er verschillende termen gebruikt voor het benoemen van deze subgroep. In de scriptie zal doorgaans gebruik worden gemaakt van de term fringe cultuur –of scene. Kijkende naar de onderstaande definitie van fringe cultuur, kan vastgesteld worden dat de doelgroep aan deze omschrijving voldoet. “Fringe culture: The term is often used interchangeably with the more widely used term "counterculture." Counterculture refers to a group or sub-culture that actively promotes values which oppose those of mainstream society (Renata, 2004)”. Centraal in deze scriptie staat het beter integreren van de fringe scene in het structureel cultuuraanbod van de stad, alsook de programmering van de kandidatuur voor Culturele Hoofdstad 2018.
  • 13. Bachelor of Social Work 1 HOOFDSTUK 1 – AANLEIDING & DOELSTELLING “Moderne dans in Hotel de Ossekop op het Open Your Mind Festival van 2in1 (Strasser, 2013).”
  • 14. 2 1.1 AANLEIDING Gedurende 2012 zijn verscheidene culturele vrijplaatsen geconfronteerd met aanhoudende stilleggingen en ontruimingen door politie en team handhaving 1 . Dit heeft geleid tot ontevredenheid over de positie die deze collectieven innemen binnen het stedelijk cultuuraanbod, bij zowel de fringe gemeenschap als sympathiserende bewoners. Zij zien het alternatieve aanbod als een essentieel en gelijkwaardig onderdeel van de stad en stellen de gemeente verantwoordelijk voor een betere integratie. (Laarhoven, 2012; Eijsden, 2012; Maastricht Aktueel, 2012). De gemeente erkent de noodzaak om in te spelen op de behoeften van haar inwoners en een betere integratie en samenwerking tot stand te brengen. Ze heeft echter een beperkte kennis over deze culturele scene, waardoor dit in de praktijk lastig blijkt. Eveneens pleiten de collectieven voor meer betrokkenheid van alternatieve cultuurvormen in de programmering voor Culturele Hoofdstad 2018. Kandidaten voor Culturele Hoofdstad moeten voldoen aan criteria die opgesteld zijn door de Europese Unie. Allereerst moet het evenement niet alleen zichtbaar zijn voor de stad, maar moeten burgers uit regio en stad actief deelnemen. Deze burgerparticipatie dient door de organisatie gestimuleerd te worden. Eveneens moet het evenement aanzetten tot de structurele ontwikkeling van het culturele leven in de stad (Berenschot, 2010). Dit gegeven werd nogmaals benadrukt tijdens het tussentijds bezoek van de jury in januari 2013. Hoewel Maastricht door mocht naar de finaleronde, werd gesteld dat er nog te weinig sprake was van Europese samenwerking en het betrekken van burgerinitiatieven in de programmering (Kamer van Koophandel, 2013). Voor het binnenhalen van de titel heeft Stichting Maastricht Culturele Hoofdstad 2018 en derhalve gemeente Maastricht, baat bij het integreren van bovenstaande alternatieve scene. De aanleiding is tweeledig, maar de doelstelling is voor beide gevallen hetzelfde: het meer betrekken van alternatieve vormen van cultuur in het aanbod van de stad. 1.2 DOELSTELLING Het doel van dit onderzoek is dan ook om te komen tot een betere integratie van de fringe scene in het structureel cultuuraanbod en de programmering van de kandidatuur voor Culturele Hoofdstad 2018. 1 Het ‘gemeentelijk blauw’ dat verantwoordelijk is voor toezicht en handhaving van de openbare ruimten.
  • 15. Bachelor of Social Work 3 1.3 ONDERZOEKSVRAGEN Bovenstaande doelstelling heeft geresulteerd in de volgende hoofdvraag en bijbehorende deelvragen: Hoofdvraag – Hoe kan de integratie van de fringe scene verbeterd worden in het Maastrichtse cultuuraanbod en de programmering van de kandidatuur voor Culturele Hoofdstad 2018? Deelvraag 1– Wat is de fringe scene, hoe is deze ontstaan, wie zijn de initiatiefnemers en hoe wordt deze georganiseerd? Deelvraag 2 – Welke fysieke en beleidsmatige ruimte neemt de fringe scene in binnen het Maastrichtse culturele veld? Deelvraag 3 – Welke beleidsmatige ruimte/plek heeft de fringe scene in de programmering voor de kandidatuur van Culturele Hoofdstad 2018 en hoe verloopt deze? De deelvragen worden beantwoord in hoofdstuk 4 (Resultaten & analyse) en hoofdstuk 5 (Conclusie, discussie & aanbevelingen). Dit resulteert in beantwoording van de hoofdvraag en de formulering van beleidsaanbevelingen voor de gemeente Maastricht, alsook eventuele suggesties voor verder onderzoek.
  • 16. Bachelor of Social Work 4 HOOFDSTUK 2 – ANALYTISCH KADER “De Russische band Messer Cups zorgt voor een goede sfeer in de grote hal van het Landbouwbelang (Strasser, 2012)”
  • 17. Bachelor of Social Work 5 In dit hoofdstuk volgt een weergave van de belangrijkste thema’s die rondom maatschappelijke integratie van alternatieve cultuur zijn aangetroffen in de literatuur. Deze zijn meegenomen in het beantwoorden van de onderzoeksvragen, door ze als basis te gebruiken voor de interviewvragen (Bijlage 1 - Interviewvragen). Zoals in de inleiding beschreven, bestaat de fringe scene uit personen die op creatieve en alternatieve wijze vorm geven aan hun leven. Gezien overheden over het algemeen de dominante normen en waarden binnen een samenleving vertegenwoordigen (Cunningham & Cunningham, 2008), kunnen alternatieve leefwijzen binnen samenlevingen leiden tot vormen van conflict. Deze conflictsituaties kunnen in de weg staan van een betere integratie. Om de onderzoeksvragen goed te kunnen beantwoorden is daarom aandacht besteed aan de sociologische achtergrond van deze casus. De bevindingen kunnen niet als universele waarheid worden gepresenteerd, omdat ze gezien moeten worden in relatie tot hun eigen maatschappelijke context, zijnde het culturele veld van Maastricht. Sociologie biedt de mogelijkheid om een probleem in de relevante maatschappelijke kaders te plaatsen en te analyseren (Cunningham & Cunningham, 2008). De stroming binnen de sociologie van waaruit deze casus geanalyseerd zal worden, is het interactionisme. Volgens het interactionisme wordt het sociaal handelen bepaald door de interpretaties die mensen aan elkaars handelen geven (Visser, 2000). Ter illustratie een korte casus: Een jonge man kraakt een huis in een nette buurt en neemt dit in gebruik als atelier. Hij wordt lange tijd door buurtbewoners gezien als vies, lui en gevaarlijk. Niemand lijkt echter met hem gesproken te hebben en het sentiment lijkt een direct gevolg van de negatieve publiciteit rondom een krakersinitiatief in Rotterdam. Wanneer een van de buurvrouwen haar boodschappen op straat laat vallen, wordt ze geholpen door wat zij een attente jonge man beschouwd. Achteraf blijkt hij de kraker te zijn. Zij gaat bij zichzelf te rade en stelt haar negatieve beeld van de jonge man bij. Als dankbetuiging brengt zij hem een gebakje, waarnaar ze zijn kunstwerken aantreft. Haar eigen interesse in kunst wordt weer aangewakkerd en ze vraagt of hij haar wat basistechnieken schilderen kan leren. De sociale omgeving en persoonlijke ervaringen van de vrouw bepalen haar beeldvorming en handelen. Ondanks het heersende negatieve sentiment, besluit zij na het incident de jonge man te bedanken. Volgens het interactionisme zijn mensen door hun vermogen om keuzes te maken, geen passieve ontvangers, maar ontwerpers van hun eigen leven (Cunningham & Cunningham, 2008). Daarom leent de stroming zich goed voor het analyseren en begrijpen van de wijze waarop individuen hun leven inrichten en de manier waarop de sociale omgeving hierop reageert. 2.1 ALTERNATIEF GEBRUIK VAN RUIMTE Fringe initiatieven maken op onconventionele wijze gebruik van ruimten. In onze samenleving is het gebruik van ruimte sterk onderhevig aan wet –en regelgeving, waardoor dit in een aantal gevallen heeft geleid tot handhavingmaatregelen. Onder publieke of openbare ruimten, worden fysieke ruimten bedoeld die voor iedereen toegankelijk zijn. Veelal bevinden ze zich in de openlucht, zoals straten, pleinen en parken. Dit open karakter maakt dat een groot deel van het publieke leven zich op deze plaatsen afspeelt, waardoor er mogelijkheid is voor ontmoeting en sociale interactie (Ensie, 2013). Openbare ruimten hebben daarom een belangrijke functie in het sociale leven.
  • 18. Bachelor of Social Work 6 Beheer van de openbare ruimte ligt in de handen van rijk, provincie en gemeente. Zij dienen rekening te houden met de diverse eisen die door verschillende gebruikers gesteld worden. Hierin moet gebalanceerd worden. Dit kan zijn omdat regels rondom inrichting en gebruik doorgaans opgesteld worden naar de dominante ideeën van wat wenselijk is of niet. Het vermogen om regels te implementeren geeft overheden tevens de mogelijkheid om indirect het gedrag en de beleving van gebruikers te bepalen (Brok, 2010). Groepen die politiek weinig invloed kunnen uitoefenen, zien hun belangen minder vaak behartigd. Bijvoorbeeld pubers die door het gebrek aan passende voorzieningen, in de woonomgeving rondhangen en overlast bezorgen. (Karsten, Kuiper, & Reubsaet, 2001). Maar ook groepen zoals de fringe scene, die openbare ruimte willen gebruiken als een culturele oefenruimte en podium. Maastricht kent een relatief streng handhavingsbeleid voor bijvoorbeeld straatartiesten, wat de positie en zichtbaarheid van de fringe scene zeker beïnvloedt. In onze samenleving geldt eveneens meer reglementering en disciplinering in de privé ruimte. Woon –en veiligheidseisen worden steeds strenger, waardoor de vrijheid om de woon- en werkomgeving naar eigen wens in te richten en te gebruiken steeds meer in het geding komt (Autonoom Centrum, n.d.). Voor fringe collectieven is dit lastig omdat zij ook privé ruimte op alternatieve wijze willen gebruiken. Vaak betekent dit dat subgroepen zich deels of volledig moeten conformeren aan de opgestelde wetten en regels of naar gebieden moeten trekken waar reglementering minder of geen rol speelt. Denk aan panden aan de rand van de stad, die uit het publieke oog vallen (Autonoom Centrum, n.d.). 2.2 OMGAAN MET TEGENCULTUREN Wanneer tegenculturen uiting geven aan hun ongenoegen, kan dit leiden tot verdeeldheid binnen gemeenschappen. Als het thema een belangrijke politieke en sociale lading heeft, zal het deel gaan uitmaken van het maatschappelijk debat. Nu Maastricht kandidaat is voor Culturele Hoofdstad 2018, lijken vraagstukken rondom cultuurparticipatie in politieke, beleidsmatige en sociale waarde te zijn gestegen. Dit geldt ook voor het betrekken van alternatieve vormen van cultuur in het cultuuraanbod. De gemeente en andere betrokken partijen dienen hier op een adequate manier op te reageren, anders kan de situatie escaleren (Visser, 2000). In het ergste geval kan de alternatieve scene dit onvrede publiekelijk uitdragen, waardoor de kandidatuur in gevaar kan komen. Grofweg zijn er twee hoofdstromingen te onderscheiden hoe met maatschappelijke conflicten om te gaan. Ten eerste de traditionele wijze, waarbij de nadruk wordt gelegd op handhaving van de bestaande orde. Hierbij is het streven sociale controle en naleving van de ingeburgerde normen en waarden. Volgens Gerard Nijhoff, medisch socioloog aan de Universiteit van Amsterdam, zijn er bepaalde maatschappelijke situaties die het voor overheden makkelijker maken om op deze manier te handelen. Wanneer de subgroep niet goed georganiseerd is bijvoorbeeld of wanneer ze ideeën heeft die haaks staan op de dominante cultuur. Ook noemt hij de sterke verankering van macht of het ontbreken van sociaalstructurele mogelijkheden om alternatief te leven (Visser, 2000). Of de progressieve methode, hierbij gaat een gemeente opzoek naar nieuw evenwicht bij moderne ontwikkelingen en conflicten. Het uitgangspunt is hierbij dat conflicten en verandering inherent zijn aan ontwikkeling en vooruitgang. Daarom zal men zich moeten richten op dialoog, socialisatie en onderwijs van alle betrokken partijen (Visser, 2000). Over het algemeen wordt gebruik gemaakt van een combinatie van beiden. De keuzes hierin zijn afhankelijk van de achtergrond van een stad. Voor Maastricht geldt dat het een stad is gebouwd op elite. Het sjiek&sjoen imago zit daarom diepgeworteld in de sociale structuur en beleidsvorming van de stad en lijkt haaks te staan op
  • 19. Bachelor of Social Work 7 de ideeën die heersen in het alternatieve circuit. Daarnaast zijn wet –en regelgeving veelal gericht op het in stand houden van de heersende normen en waarden en dat zijn de kaders waaraan beleidsambtenaren en justitie gebonden zijn. De gemeente kan wel opzoek gaan naar een andere positie voor de fringe scene, maar is het eveneens verschuldigd aan de dominante groep om te handhaven wanneer er overlast ervaren wordt. 2.3 LEEFBAARHEID Leefbaarheid wijst op de mogelijkheden die een omgeving biedt om naar de eigen wensen en behoeften richting te geven aan het leven en zo lang en goed mogelijk zelfredzaam te blijven (Bouwenaanleefbaarheid.nl, 2009). Deze factoren zijn persoonsgebonden en afhankelijk van tijd en plaats. Leefbaarheid wordt daarom gezien als een (container)begrip zonder scherp afgebakende betekenis, waaraan de taalgebruiker zelf invulling kan geven. Gemeenten stellen kaders waarin groepen en individuen zelf aan deze zogenaamde randvoorwaarden kunnen werken, om zo collectieve leefbaarheid te garanderen. Ook hier geldt weer dat de randvoorwaarden vooral ruimte bieden voor het inrichten van het leven naar gangbare levenswijzen en niet de alternatieve vormen die fringe collectieven tentoonstellen. Het bouwen aan leefbaarheid betekent het scheppen van deze zogenaamde randvoorwaarden in de directe leefomgeving; straat, wijk en/of gemeente (Bouwenaanleefbaarheid.nl, 2009). Men heeft het dan doorgaans over werkgelegenheid, voorzieningen zoals scholen en winkels, maar ook sociale ontmoetingsplekken en culturele (ontwikkelings)mogelijkheden (Bouwenaanleefbaarheid.nl, 2009). Met name de laatste twee factoren zijn in dit onderzoek van toepassing. In de inleiding kwam naar voren dat er een gebrek lijkt te zijn aan sociale ontmoetingsplekken voor mensen die zoeken naar een alternatief op de bruine kroegen en lokale sociale verenigingen. Eveneens ziet de fringe gemeenschap culturele (ontwikkelings)mogelijkheden als ruimtes waar in extenso geëxperimenteerd kan worden met woon –en werkvormen. Iets wat in Maastricht mede door het cultureel beleid en de grondslag, maar ook wet –en regelgeving rondom handhaving, niet altijd haalbaar is. 2.4 BURGERPARTICIPATIE De Wet Maatschappelijk Ondersteuning (WMO), geïntroduceerd in 2007, richt zich op het verhogen van burgerparticipatie. Het ontbreekt overheden aan financiële middelen op het gebied van voorzieningen alles te regelen voor burgers en daarom moet er teruggegrepen worden op de individuele capaciteiten en zelfstandigheid van burgers. De WMO stelt zichzelf dan ook als doel: ‘ervoor zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en kunnen meedoen in de samenleving.’ Hiervoor zijn door het rijk een aantal prestatievelden geformuleerd, waar gemeenten zelf invulling aan mogen geven afhankelijk van de bevolkingssamenstelling en lokale tradities en gewoonten. Een prestatieveld richt zich specifiek op leefbaarheid en sociale samenhang. Hierin wordt de nadruk gelegd op burgerparticipatie om leefbaarheid te verhogen (Rijksoverheid, n.d.). ‘*…+ met name gaat het om de inzet van de bewoners zelf. Een leefbare woonomgeving heeft immers geen vast formaat, maar wordt bepaald door de bewoners zelf. Het ligt dan ook voor de hand dat de gemeente bij de uitwerking van dit beleidsterrein aansluit bij initiatieven van de bewoners, of dergelijke initiatieven stimuleert, om ervoor te zorgen dat de voorzieningen in de wijk en gemeente optimaal aansluiten bij de wensen en behoeften van de bewoners (Rijksoverheid, n.d.).’
  • 20. Bachelor of Social Work 8 De fringe scene kwalificeert zich als een burgerinitiatief omdat ze hun krachten gebruiken om te voorzien in een gemis in het lokale cultuuraanbod. Zo proberen ze aan te sluiten op de wensen en behoeften van bewoners in de wijk en/of gemeente. Deze alternatieve subgroep kenmerkt zichzelf ook door een Do-it- Yourself (DIY) instelling. Zowel inrichting en onderhoud van woon –en werkruimte als interne en externe activiteiten en evenementen, worden zelf opgezet en vormgegeven. Het moge duidelijk zijn dat integratie van een sociale subgroep niet vanzelfsprekend is. Enerzijds omdat het om behoeften gaat die door de dominante sociale groep niet vertegenwoordigd worden en anderzijds omdat beleidsmakers moeten werken in de kaders die door wet –en regelgeving gesteld zijn. Waarbij wet –en regelgeving juist gericht is op het in stand houden van de dominante normen en waarden.
  • 21. Bachelor of Social Work 9 HOOFDSTUK 3 – DATAVERZAMELING EN DATAVERWERKING “March through city for Arab Solidarity (Strasser, Arab Bridge of Solidarity, 2011).”
  • 22. Bachelor of Social Work 10 In dit hoofdstuk staat de methodologie van dit onderzoek centraal. Toegepaste onderzoeksmethoden met betrekking tot zowel de dataverzameling als dataverwerking worden beschreven en gemotiveerd. 3.1 KWALITATIEF ONDERZOEK Kwalitatief onderzoek richt zich op complexe sociale vraagstukken, met meerdere factoren en invloeden van buitenaf. Hierbij is het uitgangspunt dat werkelijkheid geconstrueerd wordt door de verschillende betekenissen die mensen aan verschijnselen om zich heen toekennen. Zo kunnen de redenen waarom de integratie van fringe cultuur moeizaam verloopt, anders zijn voor de verschillende partijen. Het een behoort dan niet minder waar te zijn dan het ander en daarom is het de taak van de onderzoeker om een beeld te schetsen van wat de verschillende partijen zien als de werkelijkheid (Kisteman, 2011). Het zijn de verbanden tussen deze verschillende voorstellingen, die de kern vormen van dit onderzoek. Bij het geven van richting aan het onderzoek is gebruik gemaakt van de persoonlijke ervaring van de onderzoeker, die nu vijf jaar actief is in het Maastrichtse culturele veld. Dit zowel bij geïnstitutionaliseerde culturele instellingen, kleine creatieve ondernemingen en fringe collectieven. Daarnaast zijn de uit de literatuur gelichte thema’s gebruikt, die in het voorgaande hoofdstuk uiteengezet zijn. Hieruit zijn sensitizing concepts gedestilleerd. Dit zijn terugkerende thema’s die algemene inzichten verschaffen en ervoor zorgen dat de interviewvragen in de richting van de doelstelling gestuurd worden (Rol en Samenleving vzw, 2008). Gedurende het afnemen van de interviews zijn nieuwe substantiële concepten toegevoegd en minder relevante geschrapt. Een volledig overzicht van de sensitizing concepts is te vinden in de bijlage (Bijlage 2 – Sensitizing concepts). Het onderzoek is descriptief en explorerend. Met andere woorden, er is niet alleen een beschrijving gemaakt van organisatorische en gedragsmatige aspecten van de verschillende betrokken, maar voor het beantwoorden van de deelvragen is ook gekeken naar verbanden en interacties tussen de diverse partijen (Universiteit Leiden, n.d.). 3.2 INTERVIEW Om te onderzoeken waarom de integratie van de fringe scene lastig is en eventueel verbeterd kan worden, is gekozen voor interviews. Het blijft een doelgerichte methode om meningen te achterhalen. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van halfgestructureerde interviews, waarbij de sensitizing concepts de basis vormen. Rondom deze onderwerpen zijn richtinggevende vragen opgesteld (Bijlage 1 – Interviewvragen), maar afhankelijk van de respondent kunnen de vragen inhoudelijk en qua volgorde zijn bijgesteld (de Goede & Baarda, 2007). Om de deelvragen te beantwoorden, is gesproken met initiatiefnemers uit diverse fringe collectieven (groep 1) en beleidsmedewerkers en wethouders op het gebied van kunst –en cultuurbeleid en burgerparticipatie (groep 2). Een aantal van deze ambtenaren spelen eveneens een rol binnen Stichting Maastricht Culturele Hoofdstad van Europa 2018 en zijn benaderd m.b.t. de vragen rondom de programmering van de kandidatuur van Culturele Hoofdstad 2018. Ook is hiervoor gesproken met een organisator en vrijwilliger binnen de stichting (groep 2). Verder is er gesproken met zogenaamde derden. Dit zijn partijen die direct of indirect invloed uitoefenen op de positie van de fringe gemeenschap. Denk hierbij aan de stedelijke vergunningverstrekker voor evenementen en de kritische journalist van een cultureel maandblad (groep 3).
  • 23. Bachelor of Social Work 11 Bij het selecteren van de respondenten is gebruik gemaakt van de sneeuwbalsteekproef. Soms is er vooraf geen steekproefkader beschikbaar en wordt er gebruik gemaakt van persoonlijke en professionele netwerken om aan respondenten voor het onderzoek te komen. Bij het samenstellen van de respondentenlijst voor dit onderzoek, hebben zowel de opdrachtgever als onderzoeker gebruik gemaakt van deze aanpak. Op aanraden van respondenten, zijn er gedurende het onderzoek meer potentiële partijen aan de lijst toegevoegd. In het totaal zijn 48 relevante partijen geselecteerd en aangeschreven met de vraag of ze interesse hadden om in de maanden april en mei deel te nemen aan dit onderzoek. Ondanks de tijdsdruk en moeilijke beschikbaarheid van respondenten gedurende deze periode, zijn uiteindelijk 17 interviews afgenomen, met in het totaal 19 respondenten (Bijlage 3 – Respondentenlijst). 3.3 REGISTRATIE EN VERWERKING GEGEVENS Alle interviews zijn opgenomen met een stemrecorder en duren minimaal 45 minuten en maximaal 90 minuten. Bij de uitwerking is elk interview voorzien van een datum, naam en functie 2 . Relevante fragmenten in de interviews zijn direct gekoppeld aan de sensitizing concepts. Men noemt dit proces ook wel labelen. In sommige gevallen zijn meerdere labels bij een fragment geplaatst, omdat een fragment antwoord gaf op meerdere vragen (Bijlage 5 – Interviews uitgewerkt). Vervolgens is een analyse gemaakt van de fragmenten aan de hand van de opgestelde onderzoeksvragen. Bij de beschrijvende vragen is gezocht naar onderlinge verwantschap of opmerkelijke afwijkingen en voor de explorerende vragen is gezocht naar mogelijke verbanden tussen de fragmenten en de bestudeerde literatuur. 2 Interview van Rachel Solomon (medeorganisator 2 in 1) is niet opgenomen. Het is niet uitgewerkt in de bijlage. Schriftelijke aantekeningen zijn wel gebruikt bij het beantwoorden van de onderzoeksvragen
  • 24. Bachelor of Social Work 12 HOOFDSTUK 4 – RESULTATEN & ANALYSE “Modellen op het jaarlijks Fashionclash event, (Fashionclash Maastricht, 2013).”
  • 25. Bachelor of Social Work 13 4.1 BESCHRIJVING FRINGE SCENE 4.1.1 ALGEMEEN “Fringe culture: The term is often used interchangeably with the more widely used term "counterculture." Counterculture refers to a group or sub-culture that actively promotes values which oppose those of mainstream society (Renata, 2004)”. Het alternatieve cultuurgebeuren in Maastricht speelt zich voor een groot deel af rondom culturele vrijplaatsen, verschillende (anti-)kraak –en slooppanden in de stad, waar veelal jonge mensen een plaats hebben gevonden om te experimenteren op het gebied van kunst en organisatie van (culturele) activiteiten. De stad kent acht 3 bekende vrijplaatsen. De rest van het alternatieve cultuurgebeuren speelt zich af rond individuen en groepen die voor hun eigen doeleinden gebruikmaken van deze ruimtes. Hier valt moeilijk een getal op te plakken. De fringe gemeenschap ontwikkelt activiteiten op het gebied van beeldende kunst, toneel, muziek, modeontwerp en acrobatiek, evenals educatieve activiteiten rondom verschillende maatschappelijke vraagstukken. Elk collectief heeft haar eigen inslag en nadruk, waarbij er vaak ruimte is om interdisciplinair en multifunctioneel te werken. Voorbeelden zijn een rockband met een graffiti act, een modeshow gecombineerd met beeldende kunst, een dancefeest met grafisch design geprojecteerd op een grote verzameling oude televisieschermen of brainstormen over maatschappelijke vraagstukken aan de hand van schilderkunst. Evenementen en vormen van creativiteit die elders in de stad amper mogelijk zijn, hetzij vanwege de kosten of doordat de aard van het project niet aansluit bij het gevestigde cultuuraanbod. Buiten deze culturele vrijplaatsen zijn er ook individuen en groepen die periodiek gebruik maken van privé -en publieke ruimte om plekken te creëren waarin geëxperimenteerd kan worden. Zij hanteren een soort pop-up concept. Vooralsnog is in de regel gesproken over jonge mensen, maar de subcultuur kent ook oudere leden. Oud- kunstenaars en ondernemers die in Maastricht een plek en ruimte hebben gevonden om te experimenteren met hun vak. Of mensen die vanuit hun eigen progressieve denkkaders sympathiseren met het karakter van de collectieven. Bart Dekker, initiatiefnemer van het Landhuis Maastricht en bewoner van het Landbouwbelang, benadrukt ook dat niet alle jonge mensen vertrekken na hun studie. Mensen blijven en worden ouder, maar houden zich nog steeds op in alternatieve kringen, omdat ze daar affiniteit mee hebben. De fringe scene stelt het non-commerciële en experimentele aspect als een centraal thema. Door zich onafhankelijk op te stellen van sponsoren en overheid, behouden de deelnemers zeggenschap over hun werkwijze en activiteiten. Tevens geeft de laagdrempeligheid artiesten de mogelijkheid om zich vrijblijvend te ontwikkelen. Zo biedt de fringe scene ook een belangrijk oefenpodium voor de studenten aan de verschillende kunstopleidingen. Mandril Cultural Centre en Ossekop bijvoorbeeld, vormen met hun wekelijkse jamsessies een belangrijke oefenomgeving voor conservatoriumstudenten. Verder geven meerdere respondenten aan dat het 3 Mandril Cultural Centre, Artspace Rondeel, Gallery OHP9, KunstFront, Het Landhuis, Het Landbouwbelang, Hotel de Ossekop en B32
  • 26. Bachelor of Social Work 14 juist culturele vrijplaatsen zijn, die personen de mogelijkheid en vrijblijvendheid geven om te oefenen met het opzetten en organiseren van (culturele) activiteiten. Vrijplaatsen zoals de Mandril, Ossekop en het Landbouwbelang zijn uitgegroeid tot een combinatie van werk, woon –en publieksruimten die herinnert aan de communes uit de jaren ‘60. Anders dan de andere initiatieven, experimenteren zij ook met alternatieve vormen van samenleven. De nadruk ligt daarbij op duurzaamheid en collectiviteit. Er wordt gestreefd naar minimalistisch en duurzaam leven door hergebruik en zelfvoorziening. Bijvoorbeeld op het gebied van etenswaren als alternatief voor de excessen van de huidige consumptiemaatschappij. Het opzetten van dit soort collectieven wordt door de meeste respondenten dan ook gezien als het opzetten van een platform voor politieke uiting. De meeste collectieven zijn begonnen als kraakpanden om aandacht te vestigen op het probleem van toenemende leegstand en gebrek aan laagdrempelige ruimtes voor creatief experiment. Door daarnaast als ontmoetingsruimte te dienen voor studenten en intellectuelen om te debatteren en ideeën uit te wisselen, biedt de fringe gemeenschap ruimte voor maatschappelijke en politieke vraagstukken. “Het creëren van tegenculturen is per definitie een politieke uiting. Zo oefen je ook politieke invloed uit op je omgeving en in dit geval creëer je een platform of medium om hier ook uiting aan te geven. Je ziet daarom dat er in alternatieve autonome cultuur ook ruimte wordt geboden aan het aandacht creëren voor politieke vraagstukken (Jongen, 2013).” Met de geboden platforms en activiteiten hopen alle respondenten een bijdrage te leveren aan de stad, door in te spelen op het zichtbaar gemis in het Maastrichts cultuuraanbod. Het Landbouwbelang kent duizenden bezoekers per jaar en ook Ossekop en Mandril Cultural Centre kunnen bij grote evenementen een tweehonderdtal mensen over de vloer krijgen. Bij feesten die in het verleden gehouden zijn, kon dit aantal oplopen tot 600 mensen. Respondenten geven aan dat de activiteiten altijd goed bezocht worden, ongeacht of ze recreatief of educatief van aard zijn. Het Landhuis en Artspace Ronddeel zetten tevens projecten op voor en met mensen uit de wijk. Het Landhuis wil zich op deze manier presenteren als open woonkamer voor ontmoeting en initiatief voor de hele stad. Mensen kunnen samen en op een duurzame wijze dingen doen die thuis ook gebeuren, zoals koken, bakken of samenkomen voor een gesprek en een goedkoop drankje. Ook wordt in het kader van duurzaamheid en collectiviteit maandelijks een Repair Café georganiseerd, waar huishoudelijke spullen gerepareerd kunnen worden met behulp van getrainde elektriciens, naaisters en fietsenmakers. Tevens leggen de respondenten de nadruk op het belang van hun internationale contacten. Fashionclash werkte dit jaar bijvoorbeeld met modeontwerpers uit 20 verschillende landen. Beelden op het Vrijthof werkt eveneens samen met Euregionale partners op het gebied van beeldende kunst, zoals Z33, Flaksiep en het Ludwig Forum. Ook het Landbouwbelang, Mandril Cultural Centre en Artspace Ronddeel huizen regelmatig artiesten uit het buitenland. “Er komen steeds meer bands van andere landen. Die vertellen hun vrienden dat als ze in Maastricht zijn met hun tour, ze langs de Mandril/Ossekop moeten gaan. En dat is heel leuk dat je die bekendheid krijgt en een netwerk krijgt door Europa. Het internationale karakter van studenten, maakt ook dat er een internationale bekendheid ontstaat.” (in ’t Veld, 2013) Ook lijken fringe collectieven een voedingsbodem te zijn voor creatieve industrie. De bewoners van het Landbouwbelang hebben o.a. creatieve ondernemingen opgebouwd rondom hun individuele passies. Nightscapes Productions, een evenement en productiehuis en Swampwood Design, grafisch vormgever, zijn hier slechts enkele voorbeelden van. Voor een volledig overzicht zie bijlage (Bijlage 4 – Overzicht fringe collectieven).
  • 27. Bachelor of Social Work 15 Om een beter beeld te krijgen van de achterliggende visie en activiteiten binnen een culturele vrijplaats, zal het Landbouwbelang worden uitgelicht. Hun visie is de volgende: ‘Autonome broedplaats voor muziek en kunst. Collectief van initiatieven, ondernemingen en personen, met ruimte voor experiment, uitwisseling en ontwikkeling van duurzame en creatieve leefstijl (Het Landbouwbelang, n.d.).’ Het Landbouwbelang is een oud graanpakhuis met enorme vertrekken. Kunstenaars, muzikanten, modeontwerpers, cultuurmakers en programmeurs hebben allen hun weg gevonden naar deze broedplaats. Op het gebied van muziek wordt er veel gedaan. Maandelijks worden er drie grote feesten georganiseerd in de grootste hal. Met een zelf gebouwde bar en een grote voorraad biologisch bier en sapjes, blijven dit drukbezochte evenementen, met soms 800 bezoekers op een avond. Er zijn dansavonden met gerenomeerde elektro DJ’s of concerten met (inter)nationale bands die een diversiteit aan muziek spelen. Daarnaast zijn er wekelijks jamsessies met een open podium in het keldertje van het gebouw. Iedereen kan hier zijn kunsten tentoonstellen. Instrumenten en apparatuur zijn reeds aanwezig. Ook is er een zelfgebouwde opname studio in het pand aanwezig, onder de naam Studio Magnethophone. Op het gebied van kunst worden de ruimtes vooral als werk –en expositieruimte gebruikt. Zowel beeldende kunstenaars als meubelmakers zijn in het pand te vinden. Naast de modeontwerpster Davina Versteeg, die met organische, fairtrade of gerecyclede materialen kledingstukken maak en grafisch vormgever Virginie Moerenhout, ontwerpster van deze cover. Beiden maken ze al 11 jaar deel uit van deze gemeenschap. Met een wekelijkse veganistisch volkskeuken, probeert het Landbouwbelang ook te voorzien in een goedkope (5 € voor een driegangen menu) en duurzame maaltijd. Daarnaast wordt vormgegeven aan een duurzame en collectieve leefstijl in de vorm van de Weggeefwinkel. In een wegwerpmaatschappij met overproductie, blijven er altijd genoeg dingen over. Bij de Weggeefwinkel kan je ze kwijt en kan iemand anders die wat minder heeft, er gebruik van maken. Bewoners laten deze duurzaamheid ook zien in hun manier van leven. Het hele pand wordt gestookt met houtresten en doorgaans wordt alleen gebruik gemaakt van organisch voedsel en huishoudmiddelen. De evenementen worden draaiende gehouden door een grote hoeveelheid vrijwilligers. Meerdere respondenten van fringe groepen geven aan dat deze mogelijkheid om vrijwillig mee te doen, cultuurparticipatie stimuleert. Voor meer informatie over de andere culturele vrijplaatsen in Maastricht en initiatieven die in het kader van dit onderzoek zijn gesproken, zie bijlage (Bijlage 4 –Overzicht fringe collectieven). De respondenten uit de categorie beleidsmedewerkers, wethouders en Stichting Culturele Hoofdstad 2018, hebben een beperkt zicht op de fringe gemeenschap. Hierdoor werd er vaak in algemeenheden gesproken t.a.v. subculturen. Dit leidde echter tot treffende beschrijvingen van de scene, waardoor de algemene visie veelal overeenkwam met de beschrijving van de fringe vertegenwoordigers zelf. De respondenten zijn het dan ook unaniem eens over het belang van fringe collectieven voor het beschikbaar stellen van ruimtes om te experimenteren in kunstvormen en organisatie van (culturele) activiteiten. Ook zijn ze onverdeeld over de meerwaarde van deze subgroep bij het verbeteren van het verblijfsklimaat van de stad. Ze draagt bij aan een frisser en dynamischer imago en zet activiteiten op die toegankelijk zijn voor studenten, creatief ondernemers en kunstenaars. “Ik vind dat de alternatieve culturele scene erg belangrijk is voor het imago van de stad, maar ook voor de kunst –en cultuurbeleving. Zeker als je het hebt over jongeren en het verblijfsklimaat. De alternatieve scene kan het woonplezier van mensen verbeteren, het verblijfklimaat verbeteren en de imago van de stad verbeteren… (Meisen, 2013).”
  • 28. Bachelor of Social Work 16 De visie en beleving van de respondenten uit de groep derden is hetzelfde. Theo Ploeg, socioloog en journalist bij het cultureel maandblad Zuiderlucht, voegt hieraan toe dat de fringe scene van tegenwoordig zich niet meer richten op het afzetten tegen de gevestigde orde, zoals dat in eerdere decennia wel het geval was. Het gaat om het nadenken over de toekomst en het ontwikkelen van een nieuw systeem in een veranderende maatschappij. Iets wat door vertegenwoordigers van de Mandril en Landbouwbelang beaamd wordt: “Verder proberen we duurzame alternatieve leefstijlen te exploreren en presenteren, die in tijden van economische, politieke en ecologische crises waardevol kunnen zijn. Het brengt dynamiek en vernieuwing met zich mee, maar ook mogelijkheden voor de toekomst(in ‘t Veld & in ‘t Veld, 2013).” Kortom, er lijkt geen verdeeldheid te zijn over de positieve invloed die de scene heeft op de stad. 4.1.2 ORGANISATIE Respondenten geven aan dat de organisatorische verschillen tussen de fringe organisaties en formele instellingen, conventionele samenwerkingsverbanden moeilijk lijken te maken. Vertegenwoordigers van de grote culturele vrijplaatsen zeggen te maken te hebben met een trage en complexe besluitvorming, omdat er geen hiërarchische structuur is. Bewoners en betrokkenen krijgen een gelijke stem bij het maken van besluiten en in de meeste gevallen moet consensus bereikt worden. Het voordeel hiervan, is dat afspraken en beslissingen collectief gedragen worden, maar in samenwerkingsverbanden met formele instellingen kan de omslachtigheid van het proces lastig zijn voor het komen tot duidelijke afspraken. Respondenten uit alle categorieën geven aan dat het vrijblijvende karakter hier ook een rol bij speelt. Er moet naar buiten toe zelden verantwoording worden afgelegd, waardoor mensen minder geneigd zijn om zorgvuldig te handelen. Dit kan resulteren in het slecht nakomen van afspraken. Beleidsmedewerkers geven dan ook aan moeite te hebben met de organisatie van de collectieven. De gemeente is een instantie die met lange processen werkt en bij samenwerking moet er een mate van verantwoording en controle mogelijk zijn. De bureaucratie achter een gemeente maakt het noodzakelijk om duidelijke aanspreekpunten te hebben, concrete afspraken te maken en met partijen te werken die niet van de een op de andere dag anders of weg zijn. Hetzelfde geldt voor geïnstitutionaliseerde culturele instellingen zoals Bureau Europa. In het kader van het elektronisch muziekevenement Piqenique Elektronique, hebben ze samengewerkt met een fringe collectief. De afspraken werden echter niet nageleefd waardoor er extra klachten binnenkwamen. “In het geval van Piqenique, is het dan weer jammer dat het weer zo rolbevestigend en stigmatiserend is. Dat is een evenement dat zich uiteindelijk niet aan de afspraken hield. Hierdoor kregen we extra boze mensen aan de lijn (van Loon, 2013).” Hoewel het lastig is bij het maken van beleid en afspraken, zien beide partijen het als inherent aan de subcultuur. De vrijblijvendheid houdt de experimentele ruimte juist in stand en verantwoording en controle kan dit beperken. Ondanks dat de respondenten van de grote vrijplaatsen zich bewust zijn van dit gegeven, lijkt een belangrijk deel van hen open te staan voor meer samenwerking met de gemeente, om een betere positie te krijgen en garanderen.
  • 29. Bachelor of Social Work 17 Kleinere collectieven die naar buiten willen treden lijken vooral last te hebben van het gebrek aan informatie, mensen of fondsen om ondersteuning te bieden bij promotie en/of fondsenwerving. Ze bestaan namelijk doorgaans uit artiesten die vooral bezig (willen) zijn met hun vakgebied. Volgens bestuurslid Juul Kuntzelaers is Code043 de ideale organisatie om hier steun in te bieden. Het is een organisatie dat zich richt op het stimuleren van cultuurparticipatie van jongeren tot 25 jaar d.m.v. faciliterende ondersteuning op financieel en organisatorisch gebied. Voor mensen buiten deze leeftijdsgrens, is de gemeente het aanspreekpunt. Beleidsmedewerkers beschrijven de scene ook als niet erg zichtbaar, naar binnengericht en te weinig schoppend tegen de gevestigde orde. Wellicht is dit niet opzettelijk, maar een resultaat van het voorgenoemde. “Ze mogen best iets meer op de trom slaan, door bijvoorbeeld hun zichtbaarheid te vergroten. Ze zijn vaak onzichtbaar. Je moet je ook durven manifesteren in een stad zoals Maastricht. ‘We zijn er… lach ons maar uit en verklaar ons maar voor gek, maar wij doen ons ding!’ (Bessems, 2013).” Toch is het opmerkelijk dat de scene als weinig zichtbaar wordt beschreven, ondanks dat ze in en om het stadscentrum gelokaliseerd zijn. Maar net zoals met elke subcultuur, lijkt ze met name onzichtbaar voor respondenten die er geen deel van uitmaken. Vertegenwoordigers geven veelal aan dat de positie en het aantal fringe initiatieven, de laatste twee jaar opmerkelijk is toegenomen. 4.1.3 LOCATIES De grote culturele vrijplaatsen, het Landbouwbelang, Mandril Cultural Centre en Ossekop, zitten in oude kraakpanden. Het basisonderhoud wordt door de bewoners zelf gepleegd, maar grote onderhoudswerken zijn al jaren niet uitgevoerd door de hoge kosten en weinige financiële middelen die de bewoners ter beschikking hebben. Dit kan in de toekomst een serieus veiligheidsrisico gaan vormen. “De fysieke staat van het gebouw is een bedreiging. Als we hier nog 10 jaar leven zonder onderhoud, dan krijg je problemen zoals betonrot en lekken… gevaar van instorting etc. (Kees, 2013).” Dit is de cruciale reden voor de ontruimingen en stilleggingen waar de Mandril en Ossekop herhaaldelijk mee geconfronteerd zijn. Marc Geuskens, coördinator evenementen bij de Politie Maastricht, benadrukt dat iedereen zich aan de veiligheidseisen dient te houden. Vooral slecht onderhouden panden met weinig vluchtroutes en veel mensen zijn een gevaar voor bezoekers en eventuele hulpverleners. Politioneel gezien moet er ingegrepen worden. “We plakken geen stigma op de vorm van cultuuruiting wel op de ruimtes waar ze plaatsvinden. In sommige situaties is het gewoon niet wenselijk, omdat de ruimte bij brand en paniek, niet geschikt is om zoveel mensen te herbergen (Geuskens, 2013).” Tussen politie en gemeente ontstaan hier soms conflicten over. De gemeente wil als beheerder van de panden losser met de regels omgaan om de fringe scene ook de nodige ruimte te geven. Collectieven die minder of geen last hebben van politionele tussenkomst, zitten voor weinig geld in antikraakpanden of ontvangen structureel subsidie van de gemeente om huur op te brengen voor goed onderhouden huurpanden. Doorgaans organiseren ze geen grote feesten of concerten, waardoor er zelden sprake is van echte veiligheidsrisico’s. In deze gevallen is er niet vaak de mogelijkheid om het pand te gebruiken als woon –en werkruimte, maar door veelgebruikers wordt dit gecompenseerd door in de buurt van het pand te wonen.
  • 30. Bachelor of Social Work 18 Respondenten uit de grote vrijplaatsen geven aan woon –en werkcombinatie juist als essentieel onderdeel te zien van de alternatieve cultuur die zij uitdragen. Het collectief leven creëert betrokkenheid en zorgt voor een goed fundament om op reguliere basis activiteiten neer te zetten. Het zorgt voor duurzame projecten en is bovendien erg praktisch doordat er tussen het studeren en uitvoeren van huishoudelijke taken, snel en efficiënt aan projecten wordt gewerkt. De meeste collectieven die in dit onderzoek gesproken zijn, zitten al meer dan 3 jaar in hetzelfde pand, maar voor alle groepen geldt dat zij eruit kunnen worden gezet als er een nieuwe bestemming wordt gevonden. De Mandril en Ossekop moeten volgend jaar bijvoorbeeld ruimte maken voor de doorontwikkeling van het Frontenpark. Respondenten in de categorieën beleidsmedewerkers en derden zien deze tijdelijkheid juist als een meerwaarde. Volgens hen zetten nieuwe omgevingen juist aan tot creativiteit. “Wanneer een kunstenaar na lange tijd toch zijn tijdelijke atelier moet verlaten moet hij oppassen dat hij niet terugkijkt en ziet dat hij niet zozeer kunstenaar meer is, maar onderdeel geworden is van het hele geïnstitutionaliseerde. Je reageert dan net zoals die conservatieveiling die met veranderingen moet omgaan. Je moet je eigen kracht blijven zien, want je bent er ooit gekomen omdat je een visie had en energie had om die plek te gaan bespelen (van Loon, 2013).” Doordat fringe collectieven geen winstoogmerk hebben, zullen er nooit genoeg financiële middelen gegenereerd kunnen worden om panden te huren of kopen. Ze zullen daarom erg afhankelijk blijven van tijdelijke woon –en werkruimten die beheerd worden door woningcorporaties of gemeente. Hun zoektocht naar een vaste locatie wordt hierdoor bemoeilijkt. Gezien voorgenoemde partijen ook de kosten dragen in de vorm van rente en (eventuele) onderhoudskosten, zijn er concrete afspraken nodig tussen alle betrokken partijen. 4.2 RELATIE TUSSEN FRINGE EN GEMEENTE Respondenten uit alle categorieën geven aan dat Maastricht een behoudende omgeving is. De Maastrichtenaar is over het algemeen niet progressief en ziet verandering snel als een bedreiging in plaats van een kans (Boonen, 2013). Dat maakt dat de stad in zijn kunst –en cultuuraanbod traditioneel blijft en de scene moet blijven opboksen tegen de gevestigde orde. Eveneens zijn alle respondenten het erover eens, dat dit de gemeente niet moet weerhouden om te investeren in een subgroep die voor jongeren en studenten belangrijk is. Vooral als ze een groot deel van je populatie opmaken. “Voor een bepaalde groep is er te weinig. En dat is met name voor de jongeren die hier studeren, los van die bij een studentenvereniging zitten. En dat is heel breed wat ik nu zeg, maar er blijven grote groepen over waarvoor deze scene mogelijkheden biedt (Janssen, 2013).” De gemeente probeert de ruimte te creëren door een soort gedoogbeleid te hanteren t.a.v. de fringe gemeenschap. Soms neemt het ook een faciliterende rol. Zo wordt er minder streng gekeken naar veiligheidseisen van de grote kraakpanden, ondanks dat de gemeente daar wel de verantwoordelijkheid en kosten voor draagt. Daarnaast wordt makkelijker omgesprongen met vergunningen. Hier lijkt soms wrijving te ontstaan, net zoals het eerdere conflict tussen gemeente en politie. Enerzijds wordt er geprobeerd om vertrouwen en ruimte te gegeven aan burgers, anderzijds is een gemeentebestuur verantwoordelijk voor handhaving van de regels als andere bewoners hinder ondervinden.
  • 31. Bachelor of Social Work 19 Volgens wethouder Mieke Damsma blijft dit een ingewikkelde relatie. Wel voegt ze toe dat ze denkt dat de gemeente nog te snel in haar conservatieve rol duikt. Overmatig controleren en verantwoorden is een tendens waar we als land voor gekozen hebben, maar er mag meer losgelaten worden en het vertrouwen mag meer bij de burgers worden gelegd. Jacques Costongs, wethouder cultuur, vindt echter dat culturele initiatieven pas interessant worden voor de stad als ze ook naar buiten toe ambitie tonen. “Maastricht heeft die ambitie om cultuurstad te worden. Er zijn mensen die zeggen dat je het al leuk moet vinden dat die initiatieven er zijn. Maar dat is geen ambitie. Het moet ook iets voorstellen. Als je je vriend uit New York meeneemt bij wijze van, zijn die dan ook onder de indruk van wat ze hier meemaken… (Costongs, 2013).” Socioloog en cultuurjournalist Theo Ploeg, heeft een heel ander beeld bij het beleid dat Maastricht voert. Hij spreekt van restrictieve maatregelen tegen alternatieve cultuur in een stad waar sjiek&sjoen het ideaalbeeld is. Hij geeft het voorbeeld van Duitse steden waar underground cultuur gedoogd wordt, posities gewaarborgd en verder wordt er weinig contact onderhouden tussen gemeente en scene. “Hier in Maastricht zie je dat de gemeente alleen maar contraproductieve regels produceert, zoals geen zogenaamde “aanstootgevende” dingen in het straatbeeld. Geen graffiti, kraakpanden en geen straatkunst, omdat het niet past in het schone imago van de stad. Het past niet bij het esthetische beeld van de stad. Cultuur is André Rieu en het is onmogelijk om een underground festival te houden op het Vrijthof… want dat past niet(Ploeg, 2013).” Vertegenwoordigers van de fringe collectieven lijken verschillende ervaringen en ideeën te hebben bij het beleid dat Maastricht voert. De organisatie van Beelden op het Vrijthof, geeft aan dat ze een verschil bemerken tussen het cultuurbeleid van een aantal jaren terug en het beleid nu. Vanuit hun ervaring was er vroeger veel meer mogelijk, maar is nu alles dichtgetimmerd. Er zijn geen kleine potjes meer waar door middel van kleine bedragen ondersteuning geboden kan worden aan nieuwe initiatieven. Ook is er geen erkenning of herkenning voor initiatieven die het met veel minder (moeten) doen. In hun ogen word ook niet gekeken naar de effectiviteit van het beleid. “Wat je ziet bij de gemeente, is dat ze denken dat je alles van tevoren kan verzinnen, geld geven en dan komt het wel goed. Als je kijkt naar de Cultuurbrouwerij in Aken. Er is daar over dertig jaar voorzien in de basisbehoeften van de vrijruimte. Daaruit kon het groeien. Het heeft geen nut om in een keer veel geld te geven en dan te denken dan ben ik ervan af (Krell & Brekel, 2013).” Het Landbouwbelang krijgt geen geld, maar heeft nu 4 jaar een overeenkomst met de gemeente staan. Hiervoor is een convenant opgesteld waarbij een aantal vaste eisen met betrekking tot veiligheid en geluidsnormen zijn vastgelegd. Zo heeft de gemeente een aantal stewards van de lokale voetbalclub voorgedragen die helpen bij beveiliging van grote feesten. Verder wordt in het convenant gesteld dat het Landbouwbelang 3 keer per maand een groot feest mag organiseren. Dit hoeft slechts doorgegeven te worden aan de gemeente en verder ontbreekt het aan contact en bemoeienis. Het convenant is tot dusver geen belemmering geweest voor het onafhankelijk en duurzaam functioneren van de culturele vrijplaats. Kees, oud-bewoner van het Landbouwbelang en verantwoordelijke voor het contact met de gemeente, is echter van mening dat het essentieel is om te professionaliseren willen ze een echte vaste plek krijgen. Professionaliseren betekent een toekomstvisie formuleren, beleid opstellen, subsidie ontvangen en samenwerken met overheid en verschillende geïnstitutionaliseerde culturele instellingen. Bart Dekker, initiator
  • 32. Bachelor of Social Work 20 van het Landhuis sluit zich hierbij aan. Hij pleit voor een betere organisatie van de fringe gemeenschap, om de voorgenoemde stappen te bewerkstelligen. Deze visie wordt niet door alle bewoners gedeeld. Sommigen halen hun motivatie juist uit de non- commerciële, los georganiseerde ideologie: duurzaam, geen winstoogmerk en ruimte om te experimenteren met alle vormen van kunst, leven en organisatie. De Mandril en Ossekop proberen dezelfde ideologie na te streven, maar hebben zoals eerder gezegd, herhaaldelijk te maken gekregen met stilleggingen en evacuaties. Dit wegens de te grote aantallen mensen, wat resulteerde in geluidsoverlast en veiligheidsrisico’s. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een overeenkomst met gemeente en politie. Er mogen geen grote feesten meer georganiseerd worden en alles moet om 00.00 afgelopen zijn. Na deze gebeurtenissen, hebben de Mandril en Ossekop geprobeerd om contact te leggen met de gemeente. Ze wilden opzoek gaan naar een manier om de situatie werkbaar te maken. Er heeft toen een gesprek plaatsgevonden met wethouders Jacques Costongs en Albert Nuss. Hier is aangeven dat de drukte en het succes te wijten zijn aan het gebrek aan alternatieven voor met name buitenlandse studenten. Om dit hard te maken is er ter voorbereiding een petitie rondgegaan. In drie dagen zijn meer dan duizend handtekeningen opgehaald van studenten en andere betrokkenen die het behoud van de culturele vrijplaatsen belangrijk vinden. Daarnaast is aan diverse organisaties in Maastricht gevraagd om een brief te schrijven om steun te betuiging. Jekerjazz Maastricht, Universiteit Maastricht, het buurtplatform en het Landbouwbelang hebben hier o.a. bijgedragen. Alles is gepresenteerd aan de wethouders met de vraag of ook voor hen een convenant zou kunnen worden opgesteld. Tevens werd beloofd met eigen financiering te werken aan de veiligheid van het pand. “We hebben herhaaldelijk benadrukt dat het doel van de presentatie was om verder met hun in contact te komen en het proces te starten ten aanzien van zo een convenant. Zodat wij meer zekerheid hebben en zij meer controle als ze dat willen. En dat is gewoon heel erg jammer dat daar niets uit is gekomen. Jacques Costongs heeft toen beloofd dat hij met politie en handhaving in overleg zou gaan, zodat niet elk evenement hier zou worden stilgelegd. Hij ging ons de week daarop mailen. Toen hebben wij hem de week erna gemaild en nog is en nog is… en we hebben niets meer van hem gehoord. We wisten toen ook echt niet meer wat we moesten doen. Toen hebben we het op de lange baan geschoven en nu is er dus geen contact meer (in ’t Veld & in ’t Veld, 2013).” Dit incident heeft geleid tot argwaan t.a.v. de gemeente en een demonstratie tegen het niet betrekken en integreren van alternatieve vormen van cultuur (Maastricht Aktueel, 2012). Recent stond er ook een artikel in de Limburger over een nieuw bestemmingsplan voor het Landbouwbelang. Het moet een prachtig glazen jazzachtig poppodium worden, met een brug die alles verbindt. In het artikel werd niet gesproken over het feit dat daar al jaren kunstenaars en artiesten wonen en werken of dat er een grote diversiteit culturele activiteiten plaatsvinden. Respondenten van de fringe gemeenschap voelen zich door dit soort boodschappen gepasseerd en niet serieus genomen. Dit ongenoegen lijkt alleen maar te zijn toegenomen sinds de kandidatuur voor Culturele Hoofdstad 2018 meer is gaan leven in de stad.
  • 33. Bachelor of Social Work 21 4.3 PROGRAMMERING CULTURELE HOOFDSTAD 2018 Bij de vertegenwoordigers van de fringe scene lijkt ontevredenheid te heersen over de algemene aanpak van het programma. Verder lijken ze sceptisch te zijn over de intentie die Stichting Culturele Hoofdstad 2018 heeft om ze te betrekken in de programmering. Geen enkele respondent heeft een concreet beeld bij de mate waarin de fringe scene is betrokken in de kandidatuur. Ook weten ze niet hoe en of hier verandering in zal komen. Bart Dekker, coördinator van het Landhuis, vindt het lastig om een samenwerking met Culturele Hoofdstad voor zich te zien. Als zichtbaar gesprekspartner, wordt hij regelmatig uitgenodigd bij vergaderingen en bijeenkomsten. Hoewel Culturele Hoofdstad probeert om alternatieve vormen te betrekken, is het volgens hem lastig om aansluiting te vinden. Dit lijkt te komen door een verschil in werkwijze. Voor het opstellen van de programmering lijkt de stichting veelal top-down te werken. Dat betekent dat projecten van tevoren bedacht worden en er dan pas gekeken wordt naar de partijen die dit zouden kunnen uitvoeren. De fringe gemeenschap werkt juist vanuit een community driven, Do-it-Yourself attitude oftewel bottom-up. Dit is een cruciaal verschil, wat het lastig maakt om de alternatieve scene te betrekken. Ilona van den Brekel, medeorganisator van Beelden op het Vrijthof en actief vrijwilliger bij VIA2018 (onderdeel Stichting Maastricht Culturele Hoofdstad), heeft eveneens ervaring met het bovenstaande. Beelden op het Vrijthof is een jaarlijks beeldende kunst evenement tijdens het Parcours, de opening van het cultureel seizoen. Ze werken met Euregionale culturele instellingen en kunstenaars. Doordat er problemen waren bij de organisatie van het Parcours om dit jaar een Euregionaal evenement op te zetten, gaf Stichting Culturele Hoofdstad aan dit te willen overnemen. Toen ze dit te horen kregen hebben ze de stichting meteen gebeld om te zeggen dat ze dit al een aantal jaren succesvol aan het doen zijn en het graag op zich willen nemen. Ze zijn toen toegevoegd aan de mailconversatie van de projectgroep die hierover ging en kregen te horen dat ze gecontacteerd zouden worden als de plannen concreet waren. “En dan denk ik, maar we hebben al een plan! Geef ons dan die middelen in plaats van het te steken in een projectgroep met allemaal dezelfde soort mensen, want ze moeten natuurlijk allemaal betaald kunnen worden…. Dan denk je… ja, waar zijn jullie mee bezig? En zeker omdat ik daar al een tijd rondloop. Ze weten wat ik doe en ze weten wat ik kan. Waarom moet daar dan weer een projectgroep voor opgezet worden? Waarom krijgen wij niet de kans om dit voor hen te doen (Krell & Brekel, 2013)?” Het lijkt hun vertrouwen in het project te hebben aangetast. Zo ook de opmerking die Huub Smeets, voorzitter van Stichting Maastricht Culturele Hoofdstad vorig jaar maakte. Bij een bijeenkomst in het Jekerkwartier zei hij het Landbouwbelang een hermetisch afgesloten geheel te vinden, waar op cultureel gebeid niet veel significants gebeurt. Bij vertegenwoordigers van de fringe gemeenschap wekt dit de vraag of ze ooit als volwaardig gezien zullen worden door de stichting en derhalve gemeente. Mieke Boonen, beleidsmedewerker jeugd & onderwijs, wil ook meer ruimte zien voor initiatief van onderop. “Wat betreft Tout Maastricht, de culturele programmering voor de kandidatuur in Maastricht, denk ik dat er nog meer ruimte zou moet zijn om initiatieven van burgers in te plaatsen. Dus dat mensen voelen dat hun initiatief ze ook ergens brengt in de programmering. Niet dat ze geweigerd worden, omdat het niet “past”. Het moet nog meer van onderop komen (Boonen, 2013).” Respondenten uit de alternatieve scene, zijn het er wel over eens dat de titel kansen met zich meebrengt. Voor sommige in de vorm van financiële ondersteuning en voor anderen in het ontwikkelen van en investeren in de
  • 34. Bachelor of Social Work 22 culturele aantrekkelijkheid van de stad voor jonge mensen en creatievelingen. Met een eventuele uitbreiding van de universiteit, zal de (internationale) studentenpopulatie alleen maar toenemen. Wil Maastricht deze mensen vasthouden na de studie zal er wat moeten veranderen, weten de respondenten van de Mandril te zeggen. Ook de categorie beleidsmedewerkers is onverdeeld over de kansen die de titel voor de scene kan brengen. Sybrand van der Werf, regisseur van het Euregionaal Feest van de Amateurkunsten, geeft aan dat er nog het een en ander moet veranderen wil dit gebeuren. Hij vergelijkt Maastricht met de stad Groningen waar studenten al honderden jaren deel uitmaken van de stad. Studenten zijn daar onderdeel van de stad en hebben zelfs een aandeel in de gemeentelijke politiek. Maastricht bestaat slechts enkele decennia en studenten lijken nog steeds slecht geïntegreerd. Dit heeft ook zijn weerslag op de integratie van fringe initiatieven in de programmering van Culturele Hoofdstad 2018. “Ik vind op dit moment het aandeel van de studenten in Culturele Hoofdstad, representatief voor het aandeel van de studenten in de stad (van der Werf, 2013).” Ook wijst hij op de slechte communicatie die er is tussen gemeente, politie (of handhaving) en culturele instellingen. Hierdoor worden culturele collectieven niet aangemoedigd om te participeren in het Maastrichts cultureel veld. Zo geeft hij het voorbeeld van theatergroep de Bus. Vier meiden die vanuit een oude stadsbus theaterstukken maakten en opvoerden. Tijdens een festival op de St. Pietersberg waar ze moesten optreden, kregen ze een parkeerboete waarnaar het volgende gebeurde: “Dan denk ik oh ja… Ik snap de parkeerwachter, want die ziet een gekke bus en die staat verkeerd dus…bon. Ik snap het toneelgezelschap want die staan daar en die denken hier moeten we toch staan want we hebben zo meteen een voorstelling. Maar ik vind het een metafoor van hoe slecht de contacten hier zijn. Je zou toch denken dat iemand komt en zegt die parkeerboete, dat is een foutje. Maar de boete moest uiteindelijk wel degelijk door ze betaald worden(van der Werf, 2013).” Hij geeft eveneens aan dat mensen in zijn directe omgeving anders naar hem kijken, omdat Culturele Hoofdstad gezien wordt als een elitaire aangelegenheid waar veel geld gaat naar het betalen van de verschillende stafleden. Onder hen blijft de vraag in hoeverre geïnvesteerd wordt in cultuur. Net als meerdere bewoners en respondenten denkt Theo Ploeg dan ook dat het programma een afspiegeling dreigt te worden van de Maastrichtse traditionele cultuur. Of er zal geprijkt worden met vals alternatief, door een paar lokale rappers bij André Rieu te zetten. Volgens hem gaat het uiteindelijk allemaal om geld. Projectleiders willen het liefst een zak geld kunnen geven, daar eisen aan stellen en weten dat het gebeurt. Initiatieven die niet om geld vragen, zijn in de formele structuur daarom lastig om mee om te gaan. Want hoe kun je zonder geld garanderen dat iets wel gebeurt? “Ik heb me enorm geërgerd aan de cultureel debat in Heerlen, waar Guido Wevers dat gewoon letterlijk zei. Met grote gebaren zei hij: Ik kom hier naar Heerlen met een zak geld van 16 miljoen. Dat weiger je toch niet? Al die creatieve Heerlenaren: ‘Nee, nee… kom hier met dat geld.’ Terwijl ik dat zou weigeren natuurlijk. Waarom zou je dat doen? Creativiteit wordt juist geprikkeld naarmate er minder financiële middelen zijn. We leven in een wereld die erg snel aan het veranderen is (Ploeg, 2013).” Hij wijst tevens op het belang van marginale cultuur voor Culturele Hoofdstad. Maastricht wil veranderen, Euregionaal worden en dynamiek creëren als cultuurstad. Dat begint bij flexibiliteit. Alternatieve initiatieven staan bij uitstek los van de rigide werking die formele instellingen typeert en volgens hem is dit wat de scene het creatieve vermogen geeft om de stad te vormen naar de veranderende maatschappij zoals Maastricht dit
  • 35. Bachelor of Social Work 23 beoogt. De scene kan volgens hem alleen betrokken worden als er gepaste voorwaarden geschept worden waarin fringe cultuur ook fringe kan blijven. Daarbij benadrukt de journalist de belangrijke rol die lokale media kan spelen in de integratie van fringe cultuur. Lokale media heeft een grote reikwijdte, waardoor het invloed kan uitoefenen op beeldvorming en publieke opinie. Volgens hem lopen de lokale kranten teveel achter Stichting Culturele Hoofdstad 2018 aan, waardoor alleen gesproken wordt over gevestigde cultuur en weinig aandacht besteed wordt aan alternatieve vormen. “Media lopen hier heel erg achter VIA2018 aan. Dus media zijn niet erg leidend en vooruitstrevend, maar eigenlijk de versterkers van de gevestigde orde.” (Ploeg, 2013)
  • 36. Bachelor of Social Work 24 HOOFDSTUK 5 – CONCLUSIE, DISCUSSIE & AANBEVELINGEN “Installatie Beelden op het Vrijthof 2012, (Beelden op het Vrijthof, 2012).”
  • 37. Bachelor of Social Work 25 In dit laatste hoofdstuk zal antwoord gegeven worden op de vraag: Hoe kan de integratie van de fringe scene verbeterd worden in het Maastrichtse cultuuraanbod en de programmering van de kandidatuur voor Culturele Hoofdstad 2018? 4 Wat opvalt uit de visies en ervaringen die in het vorige hoofdstuk zijn beschreven, is dat alle partijen het belang van deze subgroep voor de stad onderkennen. Beleidsmedewerkers zeggen de scene meer te willen betrekken en de fringe scene zegt meer betrokken te willen zijn. De vraag is waarom de integratie moeilijk tot stand komt en hoe hier verandering in gebracht kan worden. 5.1 ORGANISATIE Ten eerste lijkt de samenwerking met geïnstitutionaliseerde instellingen moeizaam te zijn door de informele organisatie die kenmerkend is voor fringe collectieven. De bureaucratie en lange processen vragen om vaste aanspreekpunten waarmee concrete afspraken gemaakt kunnen worden. Tevens moet er een bepaalde vorm van controle en verantwoording mogelijk zijn. Toen dit ter sprake kwam bij de interviews met fringe vertegenwoordigers, had ik verwacht een huiverige reactie te krijgen. Het tegendeel is waar. De fringe gemeenschap lijkt zich heel bewust van het voergenoemde en eventuele gevolgen die samenwerking met formele instellingen kan hebben op de creatieve en experimentele ruimte die ze kennen. Ze zijn bereid hieraan te werken en hebben daarom recent een overkoepelende organisatie opgezet voor culturele vrijplaatsen: Cultural Freezone Collective. Dit collectief vertegenwoordigt momenteel zeven culturele vrijplaatsen 5 . Het inrichten en formaliseren van de organisatie zal vanaf september in gang worden gezet. Er zal een vast aanspreekpunt komen, die de belangen en behoeften van de verschillende vrijplaatsen zal vertegenwoordigen en uitdragen. Deze belangen en wensen kunnen dan via een kanaal gecommuniceerd worden naar de gemeente. Gezien de beperkte kennis van beleidsmakers over de alternatieve cultuur, zal er een persoon of partij verantwoordelijk gesteld moeten worden om de belangen en wensen om te zetten in beleid voor zowel gemeente als Culturele Hoofdstad mocht de titel worden binnengehaald. Een klankbord lijkt mij daarom een gepaste oplossing. Het zou een persoon of groep moeten zijn die verstand heeft van de werking en praktische kwesties van de alternatieve cultuur, maar ook op de hoogte is van wetten –en regelgeving die op deze groepen toepasbaar zijn. Mijn aanbeveling is om de Jongerenraad Maastricht hiervoor verantwoordelijk te stellen. Kleinere fringe organisaties geven veelal aan opzoek te zijn naar laagdrempelige ondersteuning op het gebied van promotie, fondswerving en bedrijfsvoering. Vaak zijn dit initiatieven die een stap willen maken naar (creatief) ondernemerschap, maar over weinig of geen middelen beschikken om dit ook te doen. 4 Op het moment van het schrijven van deze scriptie, is de uitslag over het binnenhalen van de titel van Culturele Hoofdstad bijna bekend. Er zal weinig tijd zijn voor verbeteringen in de programmering van de kandidatuur, maar aanbevelingen m.b.t. Culturele Hoofdstad kunnen meegenomen worden naar de programmering van het daadwerkelijke evenement, indien de titel wordt binnengehaald. 5 Mandril Cultural Centre, Gallery OHP9, KunstFront, Het Landhuis, Het Landbouwbelang, Hotel de Ossekop en B32
  • 38. Bachelor of Social Work 26 Om hier een oplossing voor te bieden kan gewerkt worden met maatjesprojecten met geïnstitutionaliseerde culturele instellingen. Een voorbeeld is de fringe organisatie 2in1. Elke 21 ste van de maand zetten zij interdisciplinaire kunstavonden op. Verschillende soorten muziek komen in een serene sfeer samen met dans, beeldende kunst, toneel en poëzie. Het jonge organiserende duo wordt hierbij ondersteund door Jekerjazz Maastricht. Ze maken gebruik van het netwerk en middelen van Jekerjazz en krijgen kennis aangereikt rondom het genereren van fondsen en het formeel opzetten van culturele evenementen. Naarmate ze hier zelfstandiger in worden, worden ze meer losgelaten. Vooralsnog lijkt dit goed te werken en worden er indrukwekkende en goedbezochte avonden neergezet. Verder kunnen er voor zowel culturele vrijplaatsen als creatieve ondernemers informatieavonden worden georganiseerd, rondom thema’s waarmee zij worstelen. Denk hierbij aan vergunningen, promotie en social media training, maar ook bedrijfsvoering in (kleine) culturele organisaties. Hier hoeven geen nieuwe projecten voor opgezet te worden. Code043 biedt deze mogelijkheden al aan voor jongeren tot 25 jaar. Hier blijft het een belangrijk gegeven dat de fringe scene ook bestaat uit mensen die buiten deze leeftijdscategorie vallen. Voor deze mensen moet er gezocht worden naar andere opties, omdat deze informatie bij de gemeente niet voorhanden ligt. Zo biedt de creatieve onderneming Nightscapes Productions bijvoorbeeld promotie en social media trainingen aan. De mogelijkheden zijn in het culturele veld aanwezig, er moet alleen adequaat gebruik van worden gemaakt. 5.2 GEMEENTEBELEID Het Maastrichtse cultuurbeleid is gericht op het behouden en stimuleren van de culturele erfgoederen die het al honderden jaar ontwikkeld en kent. Voor moderne begrippen lijkt het beleid soms traditioneel en rigide, maar er dient rekening gehouden te worden met het feit dat dit momenteel de kaders zijn waaruit beleid gevoerd wordt. Desondanks is geprobeerd om door middel van gedoogbeleid ruimte te maken voor vrijplaatsen om alsnog te functioneren zonder teveel bewoners tegen het hoofd te stoten. In die zin is gemeente Maastricht medeverantwoordelijk voor het gedijen van de alternatieve scene. Als de gemeente de verschillende culturele vrijplaatsen niet gedoogd of financieel ondersteund, zouden er weinig of geen experimentele vrijruimtes zijn. Maastricht heeft zichzelf echter als ambitie gesteld om alle vormen van cultuur actief te betrekken in de culturele infrastructuur en de culturele aantrekkelijkheid voor jonge mensen te verhogen. Vanuit deze visie is het gedoogbeleid dat de stad momenteel hanteert niet genoeg. Om het voorgenoemde te bereiken, denk ik dat er een omslag moet plaatsvinden in de mentale ruimte van de stad. Maastricht is (nog) niet erg veranderingsgezind. Maastrichtenaren zijn erg gehecht aan hun tradities en zien dit niet graag bedreigd worden door nieuwe gewoontes van buitenaf. Hierbij is het belangrijk om te beseffen dat migranten al dan niet in de vorm van studenten, slechts 40 jaar deel uitmaken van de stad. Daarvoor was Maastricht een afgelegen en afgesloten gemeenschap. Ze wil graag een stad blijven die schoon en rustig is, maar 40 jaar geleden is de keuze gemaakt om studentenstad te worden. Met de extra culturele dynamiek die ze willen creëren, lijkt dit streven haaks te staan op de eerdergenoemde ambitie om schoon en rustig te blijven. Dit maakt het des te belangrijker dat Maastricht aan bewoners laat zien serieus te zijn over haar ambitie, zowel in woorden als in daden. Dat begint met een duidelijk standpunt in te nemen over de recente demografische ontwikkelingen en bijbehorende verandering in bevolkingssamenstelling. Want om als stad te overleven zal Maastricht deze internationale koers (toch) moeten blijven varen. Dit betekent dat voorzieningen, wetten en regels ook aangepast moeten worden aan de behoeften van de intussen 26,5% aan internationale inwoners (Centraal Bureau voor Statistiek, 2013). Met het jury bezoek in het vooruitzicht, lijkt het me bijvoorbeeld een ideaal