2. Waarom moeten we
blijven leren?
Toenemende dynamiek in de vraag
op de arbeidsmarkt
Competentieveroudering
Later met pensioen
3. Dynamiek in de vraag op de
arbeidsmarkt
1. Verschuivingen in de sectorstructuur
2. Verschuivingen in de functiestructuur
3. Toename opleidingseisen
4. Toenemende vraag naar
key-skills
4. 1. Verschuivingen werkgelegenheid
tussen sectoren
Groei
zorgsector en
commerciële dienstverlening
Krimp
agrarische sector en industrie
5. 2. Verschuivingen in de
functiestructuur
Krimpende werkgelegenheid
Productiefuncties
Lagere administratieve functies
Agrarische beroepen
6. 2. Verschuivingen in de
functiestructuur
Groeiende werkgelegenheid
Managementfuncties
Staffuncties
ICT- functies
Marketingfuncties
Verkoopfuncties
16. Oorzaken van
Competentieveroudering
Technische veroudering:
Atrofie.
Slijtage door belastende arbeidsomstandigheden.
Economische veroudering:
Verschuivingen in de werkgelegenheid.
Technologische en organisatorische
vernieuwingen.
19. Waardering productiviteit en loonkosten
(op schaal van 1 tot 10) naar leeftijd
8
7.5
Cijfer
7
6.5
35-44 jaar 45-54 jaar 55-64 jaar
Leeftijd
productiviteit loonkosten
20. Waarom moeten we
blijven leren?
Inspelen op toenemende dynamiek in de
vraag op de arbeidsmarkt
Bestrijden competentieveroudering
Later met pensioen
- opscholing
- omscholing
- bijscholing
22. Duurzame inzetbaarheid vereist dat
mensen blijven leren om:
hun competenties op peil te houden.
uit te kunnen wijken naar ander werk
wanneer dat nodig is.
23. Hoe blijft iemand duurzaam
inzetbaar?
Bijscholen en/of omscholen
Leren op het werk
24. Deelname aan cursussen
en trainingen (in 2 jaar tijd)
Lager opgeleiden 18%
MBO 39%
HBO 48%
WO 51%
Bron: OSA Aanbodpanel
25. Deelname aan cursussen
en trainingen (in 2 jaar tijd)
25-34 jaar 56%
35-44 jaar 48%
45-54 jaar 43%
55-64 jaar 20%
Bron: OSA Aanbodpanel
26. Waarom moeten we blijven leren?
Het bedrijfsperspectief
Kenniseconomie
De kwaliteit van het personeel
bepaalt de concurrentiekracht
van het bedrijf.
27. Investeren in personeel
vergroot concurrentiekracht
op afzetmarkt en arbeidsmarkt
Personeel met up-to-date competenties
Personeel met meer commitment
Minder personeelsuitstroom
Beter Imago op arbeidsmarkt
29. Mogelijke overschatting
rendement:
Training wordt vaak gevolgd
door medewerkers die het sowieso
al beter doen
30. Onderzoek naar rendement van
training in call center
Aanpak:
Randomisering: geloot in welke volgorde
de teams worden getraind.
Zuiver onderscheid tussen “treatment” en
controle groep maakt het mogelijk het
causale effect van training vast te stellen.
31. Uitkomsten van het onderzoek
5-daagse training leidt tot
productiviteitsstijging van circa 10%.
Spill-over effect: wanneer
medewerkers worden getraind, stijgt ook
de productiviteit van de andere
medewerkers in hun team.
32. Wie is verantwoordelijk voor de
scholing van werkenden?
• Functiegerichte scholing:
Werkgever
• Ontwikkelingsgerichte scholing:
Werknemer
33. Hoe bevorder je de scholing van
werkenden?
Leg verantwoordelijkheid bij de
werknemer,
maar wees een aantrekkelijke
werkgever die zijn personeel hierbij
faciliteert.
34. “Ik ben zelf verantwoordelijk voor
mijn verdere ontwikkeling”
36. Leerpunten van eerdere
“scholingscheque” projecten
• Financieel bezit stimuleert scholingsdeelname
(het is vervelend om iets te verliezen).
• Het beschikbare budget moet voldoende groot
zijn.
• Beperkte geldigheidsduur vergroot het
gebruik.
37. Meerwaarde scholingsscheque
• Activeert zelfregie werknemers
• Goede aanvulling op functiegerichte scholing
• Loopbaanoriëntatie en -coaching
• Loopbaangerichte scholing: bij- en omscholing
Versterking employability