SlideShare une entreprise Scribd logo
1  sur  22
Télécharger pour lire hors ligne
1
De Duitse arbeidersbeweging en de strijd voor een neutraal,
democratisch Duitsland
21 april 2022
Matthew Read
“Dag van de Eenheid”: 1 mei demonstratie in Berlijn, 1946
De Socialistische Eenheidspartij (SED), die de Duitse Democratische Republiek
leidde van 1949 tot 1989, werd opgericht in april 1946, iets meer dan driekwart eeuw
geleden. Het gangbare verhaal gaat tegenwoordig over: “een groep door Moskou
gecontroleerde communisten die in 1945 naar Berlijn terugkeerden om de sociaal-
democraten uit te roeien, een separatistische staat af te pellen en in “Oost-Duitsland”
een regime in Sovjetstijl op te zetten”.
Het bewijsmateriaal laat echter een heel ander verhaal zien: na de bevrijding van het
fascisme in mei 1945 wilden de Duitse socialisten en communisten een neutrale,
parlementaire republiek oprichten waarin een alliantie van antifascistische partijen -
een divers Volksfront - de toekomst van het land zou vormgeven. Het was de wens
van veel leden van de Duitse arbeidersbeweging dat de verenigde arbeidersklasse
binnen dit nieuwe parlementaire kader de vrijheid zou hebben om het volk voor de
socialistische zaak te winnen. Deze strategie van een geleidelijke en relatief
vreedzame weg naar het socialisme werd ontwikkeld voor de specifieke
omstandigheden in het naoorlogse Duitsland.
De historische ontwikkeling van het land werd echter gekenmerkt door een scherpe
scheiding tussen het kapitalistische westen en het socialistische oosten. Door de
gebeurtenissen te schetsen die tot deze scheiding hebben geleid en door aspecten
te belichten die in de gangbare verslagen vandaag vaak over het hoofd worden
gezien, probeert dit artikel de ontwikkeling van socialistische strategieën in hun
historische context te onderzoeken en lessen te trekken met betrekking tot de
2
algemene tegenstellingen die latent aanwezig zijn in maatschappelijke
transformaties.
De belangrijkste periode waarop dit artikel zich richt (1945-1952) markeert ook de
vormende jaren van het trans-Atlanticisme en het ontstaan van de zogenaamde
“veiligheidsarchitectuur” die de betrekkingen in Europa nog lang na het einde van de
Koude Oorlog vorm heeft gegeven. Erkenning van de oorsprong en het doel van
deze architectuur is essentieel om de huidige ontwikkelingen in Europa te begrijpen.
De fatale verdeling van de Duitse arbeidersklasse
De naoorlogse strategieën van Duitse socialisten en communisten waren grotendeels
een reactie op de splitsing in de arbeidersbeweging aan het begin van de 20e eeuw.
In 1912 had de Sociaal-Democratische Partij van Duitsland (SPD) zich gevestigd als
de sterkste partij van de arbeidersklasse in Europa, met meer dan een derde van de
stemmen en de grootste fractie in het Duitse parlement. Interne verdeeldheid begon
de partij echter al te verscheuren, vooral tussen reformistische en revolutionaire
tendensen. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 scheurde de partij
langs deze reeds bestaande scheidslijnen. Rechtse sociaal-democraten steunden
Kaiser Wilhelm's oproep tot een wapenstilstand tussen de klassen (“Ik zie geen
politieke partijen meer, ik zie alleen Duitsers!”) en stemden voor kredieten om de
oorlog te financieren. Anti-oorlogsleden van de SPD hekelden de partijleiding en
vormden in de jaren daarna hun eigen organisaties. Er waren pogingen om zowel
reformistische als revolutionaire anti-oorlogstendensen te verenigen onder de vlag
van de Onafhankelijke Sociaal-Democratische Partij van Duitsland (USPD), maar
deze bleken niet efficiënt te zijn om de oorlog te stoppen.
Tegen 1918 was het duidelijk dat de oorlogsinspanningen op hun einde liepen. Na
sporadische stakingen gedurende dat jaar brak in november een wijdverbreide
opstand uit onder Duitse soldaten en arbeiders. In het machtsvacuüm dat volgde op
de troonsafstand van de keizer, splitsten revolutionairen binnen de USPD zich af in
de Communistische Partij van Duitsland (KPD) en probeerden de ontstane soldaten-
en arbeidersraden aan de macht te krijgen. Rechtse sociaal-democratische leiders
probeerden een sociale revolutie zoals in Rusland een jaar eerder te voorkomen.
Friedrich Ebert, de leider van de SPD, verzekerde de militaristische Junker-klasse
(de landadel) dat zijn partij slechts een nieuwe republikeinse façade voor de oude
sociale orde zou oprichten.[1] In ruil daarvoor zouden de Junkers de onder hun bevel
staande troepen - het zogenaamde Freikorps - aan Eberts regering verbinden, zodat
de communistische opstanden in heel Duitsland de kop konden worden ingedrukt.
Duizenden revolutionairen, waaronder Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, werden
in de daaropvolgende maanden gedood.
De SPD stelde daarmee haar positie binnen de nieuwe Duitse staat (de
“Weimarrepubliek”) veilig en de breuk in de arbeidersbeweging was een feit. De KPD
herstelde zich van de golf van repressie en bleef ijveren voor een proletarische
revolutie. In december 1920 fuseerden 400.000 leden van de USPD met de KPD,
waarna de USPD van het politieke toneel verdween. De SPD behield haar
bondgenootschap met de bezittende klasse en mobiliseerde herhaaldelijk de
3
krachten van de staat om een reeks revolutionaire opstanden in de jaren twintig de
kop in te drukken.
Met het instorten van de kapitalistische wereldeconomie in het begin van de jaren
dertig en de toenemende onrust onder werklozen en arme arbeiders, begon de
bezittende klasse extremere vormen van heerschappij te overwegen om hun
winstmarge veilig te stellen en de bestaande economische orde te ondersteunen.
Kolen- en staalmagnaten als Emil Kirdorf, Fritz Thyssen en Albert Vögler begonnen
de reactionaire krachten rond Hitler te subsidiëren.[2] Het fascisme verwierp het idee
van klassenstrijd en hield in plaats daarvan vast aan monistische idealen: “Eine
Volksgemeinschaft ohne Klassen”[3] (één volk zonder klassen). Rijk of arm, alle
“echte” Duitsers zouden deel uitmaken van een harmonieus geheel. Bedrijven als
I.G. Farben en Krupp, naast bankiers en verzekeringsmaatschappijen, sloten zich al
snel aan bij deze ultranationalistische band en stortten aanzienlijke bedragen in de
kas van Hitlers partij.
De diepe verdeeldheid in de arbeidersbeweging bleek fataal in de strijd tegen het
opkomende fascistische tij. De SPD stelde communisten gelijk aan de fascisten en
weigerde bij elke stap met de KPD samen te werken. In plaats daarvan behielden zij
hun bondgenootschap met de conservatieve krachten die uiteindelijk in 1933 de
macht aan Hitler zouden overdragen.[4] De KPD van haar kant worstelde met een
duidelijke analyse van het fascisme en beschouwde de sociaal-democratie als een
vorm van “sociaal fascisme”. De communisten ondernamen uiteindelijk initiatieven
om de arbeidersklasse te verenigen in een “proletarisch eenheidsfront” tegen het
nazisme, maar het was te laat. In november 1932, aan de vooravond van de
fascistische machtsovername, kregen de twee arbeiderspartijen 13 miljoen stemmen,
maar ze waren verdeeld: de SPD kreeg 7,2 miljoen en de KPD 5,98 miljoen. De
nazi's kregen 11,7 miljoen stemmen.
Verkiezingsaffiches. Links: SPD (1932). Rechts: KPD (1928), op het bord staat “Door
coalitie naar socialisme”.
In 1933 door de monopolisten aan de macht gebracht, decimeerden de fascisten de
arbeidersbeweging. Vakbonden werden vernietigd, arbeidersverenigingen verboden
en de meeste SPD- en KPD-functionarissen ontvluchtten het land of werden
opgesloten in concentratiekampen. Minimumlonen, overuren en veiligheidswetten op
4
de werkplek werden daarna afgeschaft. Delen van de voorheen georganiseerde
arbeidersklasse bleven zich vanuit Duitsland verzetten tegen de fascistische
overheersing, maar ze bleven verspreid en afgesneden van hun kameraden in het
buitenland.
De ontwikkeling van een nieuwe strategie: een antifascistisch-democratische
Duitse republiek
In januari 1935 kwamen communistische en arbeiderspartijen bijeen in Moskou voor
het 7e Wereldcongres van de Communistische Internationale (Comintern).
Nadenkend over het falen om de opkomst van het fascisme te voorkomen,
concludeerden de afgevaardigden dat de tactiek van het “proletarische
eenheidsfront” ontoereikend was geweest en er werd een nieuwe aanpak
geformuleerd rond een “antifascistisch volksfront”. De nieuwe tactiek was erop
gericht de breedste lagen van de samenleving - zelfs onder de bourgeoisie - te
mobiliseren om zich tegen het fascisme en de oorlogsdreiging te verzetten. Het
arbeidersfront moest fungeren als de kern van het bredere, klassenpluralistische
volksfront. De tactiek werd vervolgens in verschillende landen toegepast, vooral in
Spanje en Frankrijk.
Na het Comintern-congres hielden verbannen KPD-leiders twee conferenties waarin
een volksfronttactiek werd ontwikkeld en toegepast op de nationale omstandigheden
in Duitsland. Op de “Conferentie van Brussel”[5] in 1935 bekritiseerde de KPD haar
eerdere betrekkingen met de SPD en haar houding tegenover de burgerlijke
democratie tegenover het fascisme. “Eenzijdige, sektarische en achterhaalde”
opvattingen of oriëntaties moesten worden gecorrigeerd.[6] “Alle delen van de
arbeidersklasse en haar organisaties, de boerenstand, de intelligentsia, de kleine
ondernemers en alle andere tegenstanders van het Hitler-regime - tot in de
bourgeoisie toe” moesten worden verenigd in de antifascistische strijd. Het
onmiddellijke doel was de omverwerping van het Hitler-regime en de vestiging van
een “vrije, antifascistische Duitse staat”.
De volgende KPD-conferentie werd gehouden in Frankrijk[7] in 1939. Hier werd de
tactiek van het volksfront ontwikkeld tot een bredere strategie voor een post-
fascistisch Duitsland. In een resolutie getiteld “De weg naar de omverwerping van
Hitler en de strijd voor de nieuwe, democratische republiek” verklaarde de partij:
“De nieuwe democratische republiek zal echter, in tegenstelling tot de
Weimarrepubliek, het fascisme met wortel en tak uitroeien, het van zijn materiële
basis beroven door de onteigening van het fascistische trustkapitaal en, opnieuw in
tegenstelling tot de Weimarrepubliek, onder het personeel van leger, politie en
overheid fervente verdedigers van de democratische vrijheden en rechten creëren. In
de nieuwe democratische republiek zal, in tegenstelling tot Weimar, de hogere
bourgeoisie haar economische en politieke aanvallen niet op het volk kunnen richten
onder het mom van een coalitie met een arbeiderspartij, maar in plaats daarvan zal
de verenigde arbeidersklasse, samen met de boeren, de middenklasse en de
intelligentsia in het Volksfront, het lot van het land bepalen.”[8]
5
Zo werd de tactiek van het Volksfront uitgebreid tot een strategie, niet alleen om het
Hitler-regime omver te werpen, maar ook om een rigoureuze “antifascistisch-
democratische transformatie” door te voeren en een fundamenteel nieuwe staat in
Duitsland op te bouwen. Deze nieuwe republiek zou voltooien wat de
Novemberrevolutie van 1918/19 niet had opgeleverd, namelijk een grondige
burgerlijke revolutie. Maar zij moest niet worden geleid door de bourgeoisie, maar
door de verenigde arbeidersklasse in een Volksfront met de andere antifascistische
krachten in de samenleving.
Volgens de resolutie was de nieuwe strategie geen “opgeven door de
arbeidersklasse van de strijd voor het socialisme”, maar eerder de erkenning dat het
fascistische bewind in nazi-Duitsland - waar anticommunisme een staatsdoctrine was
- de socialistische zaak drastisch zou vertragen. Onder deze omstandigheden zou
alleen een geleidelijke overgang naar het socialisme mogelijk zijn: “Met een
Duitsland geleid door het Volksfront zullen de socialistische en communistische
arbeiders en organisaties de volledige vrijheid hebben om de meerderheid van het
volk te winnen voor het socialistische doel.” De antifascistisch-democratische
republiek zou zo “de weg naar het socialisme effenen”.
Deze strategie was ook in overeenstemming met de geopolitieke belangen van de
Sovjetregering, die bovenal streefde naar de neutralisatie van het Duitse
imperialisme, dat in de eerste helft van de 20e eeuw twee wereldoorlogen had
ontketend.[9] Duitsland was niet alleen een grote Midden-Europese staat op de
grens tussen Oost en West, maar ook een van de meest geïndustrialiseerde landen
ter wereld met een numeriek sterke arbeidersklasse en een uitzonderlijke
arbeidsproductiviteit. Een krachtige arbeidersbeweging die vrij opereerde binnen een
parlementair kader zou een waarborg kunnen zijn tegen een verzoening tussen de
Duitse bourgeoisie en het Westen op anticommunistische basis.[10] Bij de
onderhandelingen over de toekomst van Duitsland met haar bondgenoten in de anti-
Hitler coalitie streefde de Sovjetregering dan ook naar zo gunstig mogelijke
voorwaarden voor de vestiging van een neutraal, parlementair Duitsland.
Een herenigde arbeidersklasse en een machteloze bourgeoisie
Na de onvoorwaardelijke overgave van de Wehrmacht aan de anti-Hitler coalitie op 8
mei 1945, werd Duitsland verdeeld in bezettingszones, zoals vastgesteld op de
Conferentie van Jalta in februari 1945. De geallieerden waren het erover eens dat
voorkomen moest worden dat Duitsland nog een oorlog zou beginnen, maar er was
geen consensus over de manier waarop dit bereikt moest worden. Het Verenigd
Koninkrijk had sinds 1941 en de VS sinds 1943 aangedrongen op een verdeling van
Duitsland.[11] De Sovjets daarentegen hadden zich van een dergelijke verdeling
onthouden. Een neutraal, gedemilitariseerd Duitsland dat noch met Oost noch met
West was verbonden, bleef de oplossing die de Sovjets verkozen, maar hun
voornaamste zorg tijdens de oorlogsjaren was het behoud van de samenhang in de
anti-Hitler coalitie.
Op een volgende conferentie in Potsdam in augustus 1945 ondertekenden de
geallieerde leiders een overeenkomst waarin stond dat Duitsland aanvankelijk door
vier militaire administraties zou worden bestuurd, maar “als één economische entiteit
6
zou worden beschouwd”. Het Akkoord van Potsdam bepaalde ook de politieke
basisrichtlijnen die de VS, de Britten, de Fransen en de Sovjets in hun zones
moesten uitvoeren. Dit waren de “vier D's”: denazificatie om alle fascisten uit
relevante posities te verwijderen en oorlogsmisdadigers te straffen; demilitarisatie om
de Duitse wapenindustrie volledig te ontwapenen en te vernietigen; democratisering
om het openbare leven te herstructureren; en decentralisatie om “de bestaande
buitensporige concentratie van economische macht, die vooral tot uiting komt in de
vorm van kartels, syndicaten, trusts en andere monopolieverenigingen” te
vernietigen. De “vier D's” betekenden niets minder dan de ontworteling van het
Duitse imperialisme en de totstandbrenging van een gedemilitariseerd,
gemonopoliseerd Duitsland.
De vier bezettingszones in Duitsland na de Tweede Wereldoorlog
Op 10 juni 1945 gaf het militair bestuur van de Sovjet-Unie toestemming voor de
oprichting van democratische politieke partijen in de door de Sovjet-Unie bezette
zone (SOZ). Antifascisten kwamen terug uit ballingschap, ondergrondse netwerken
en concentratiekampen om de eerste partijen te organiseren: de KPD, SPD,
Christendemocraten (CDU) en Liberaal-Democraten (LDPD). In overeenstemming
met de in ballingschap ontwikkelde strategie publiceerde de KPD op 11 juni 1945 een
oproep:
“Samen met de vernietiging van het Hitler-regime is het noodzakelijk de
democratisering van Duitsland, de in 1848 begonnen burgerlijk-democratische
transformatie, te voltooien. Het is noodzakelijk de feodale overblijfselen volledig te
elimineren en het reactionaire Pruisische militarisme met al zijn economische en
politieke uitlopers te vernietigen.
7
Wij zijn van mening dat het opleggen van het Sovjetsysteem aan Duitsland verkeerd
zou zijn, omdat dit niet beantwoordt aan de huidige ontwikkelingsvoorwaarden in
Duitsland.
Integendeel, wij zijn van mening dat de beslissende belangen van het Duitse volk in
de huidige situatie een andere weg voor Duitsland voorschrijven, namelijk de weg
van de vestiging van een antifascistisch, democratisch regime, een parlementair-
democratische republiek met alle democratische rechten en vrijheden voor het volk.”
Met de vernietiging van het Derde Rijk zagen de leiders van de KPD in dat de Duitse
bourgeoisie politiek en militair was uitgeschakeld. Met andere woorden, voor het
eerst in de moderne geschiedenis van Duitsland was de kapitalistische klasse niet in
staat de staatsmacht te gebruiken om de proletarisch-socialistische beweging te
onderdrukken. De “vier D's” zouden dit feit bovendien consolideren en voorkomen
dat de hogere bourgeoisie de controle zou heroveren door de democratie uit te
breiden naar de economische sfeer. Volgens de vooraanstaande KPD-functionaris en
-theoreticus Anton Ackermann zouden deze omstandigheden een vreedzame
parlementaire weg naar het socialisme in Duitsland kunnen openen:
“Het is onze pech dat het Hitler-regime niet ten val is gebracht door een
revolutionaire, antifascistisch-democratische omwenteling van binnenuit. Maar
volgens de besluiten van de conferentie van Potsdam moet het reactionaire
Pruisisch-Duitse militarisme tot op het laatste restje worden geliquideerd. ... Het
Duitse volk is verzekerd van de mogelijkheid een nieuw democratisch Duitsland op te
bouwen. Bijgevolg lost de vraag naar de toekomst zich op in de volgende vraag: Als
de nieuwe democratische staat zich ontwikkelt tot een nieuw gewelddadig instrument
in handen van de reactionaire krachten, dan is de vreedzame overgang naar een
socialistische transformatie onmogelijk. Ontwikkelt de antifascistisch-democratische
republiek zich echter als een staat van alle werkers onder leiding van de
arbeidersklasse, dan is de vreedzame weg naar het socialisme heel goed mogelijk,
voor zover het gebruik van geweld tegen de (overigens volkomen legale, volkomen
rechtmatige) aanspraak van de arbeidersklasse op de macht is uitgesloten.”[12]
Als zodanig zou de nieuwe antifascistisch-democratische republiek een ander
klassenkarakter bezitten:
“Het zou natuurlijk kinderachtig zijn om te spreken alsof deze democratie met
meerdere partijen, met een grondwet, alsof deze democratische republiek ook maar
iets zou lijken op een republiek van het oude, burgerlijk-kapitalistische type. Nee, dit
is een soort democratie, een democratische republiek, zoals Lenin die in 1905 voor
ogen had, als een staat die ook een klassenstaat is, maar dan een klassenstaat in
handen van de arbeiders en de boeren.”[13]
Zoals de leiding van de KPD het opvatte, was dit het bijzondere historische kruispunt
waarop de progressieve krachten van Duitsland zich in de onmiddellijke nasleep van
de oorlog bevonden. Om deze parlementair-democratische weg naar het socialisme
te laten slagen, moest de georganiseerde arbeidersklasse zich herenigen:
“Alleen de vereniging van de KPD en de SPD, en daarmee de groei van de
socialistische krachten tot een miljoen actieve kameraden, kan garanderen dat niet
8
de reactionaire hogere bourgeoisie, maar de arbeidersklasse en het werkende volk
de koers van de verdere ontwikkeling bepalen....”.
Indien Duitsland er vóór de overwinning van de arbeiders op de bourgeoisie in slaagt
de politieke en organisatorische eenheid van de arbeidersbeweging op basis van
consequent marxisme tot stand te brengen, zal deze omstandigheid ook de verdere
politieke ontwikkeling wezenlijk anders vormgeven dan na de overwinning van de
Oktoberrevolutie in Rusland, waarbij de bolsjewistische partij zegevierde en de
mensjewieken (die een contrarevolutionaire partij waren geworden) werden
verslagen en uiteindelijk verpletterd. In dit geval kan een bijzonderheid van de Duitse
ontwikkeling zijn dat een sterkere (en dus scherpere) interne strijd in de
arbeidersklasse en het arbeidersvolk niet hoeft uit te breken na hun
klassenoverwinning op de bourgeoisie. Een dergelijk feit zou ook moeten leiden tot
een snelle ontplooiing van een consequente socialistische democratie.”[14]
Verbannen sociaal-democraten als Max Fechner hadden al in de laatste dagen van
de oorlog gepleit voor de oprichting van “een verenigd orgaan van de Duitse
arbeidersklasse”.[15] Op 11 juni 1945 werd in Berlijn een Uitvoerend Comité van de
SPD gekozen. De oprichtingsverklaring daarvan riep op tot de “organisatorische
eenheid van de Duitse arbeidersklasse” en het comité koos daarna voor aansluiting
bij een vierpartijencoalitie in de SOZ met de KPD, CDU en LDPD tot “het
antifascistisch-democratische blok” in augustus 1945.
In april 1946 fuseerden de SPD en de KPD tot de Socialistische Eenheidspartij (SED)
in de SOZ. Deze eenwording vond plaats na maanden van controversiële debatten
waarin tientallen jaren van onderlinge verschillen tussen de klassen werden
uitgevochten. Binnen beide partijen bestond onenigheid - de wederzijdse afkeer uit
de Weimar-jaren was niet verdwenen. Toch was er, na 12 jaar fascistisch bewind,
brede steun onder de aanhangers van beide partijen om fouten uit het verleden recht
te zetten en de rangen van de arbeidersklasse te sluiten.[16] De sociaal-democraten
bleven bijzonder verdeeld over de eenwordingskwestie, maar de stelling van de KPD
over een parlementair-democratische weg naar het socialisme hielp de kloof te
overbruggen voor veel linkse leden.
9
1 mei demonstratie in Berlijn, een week na de oprichting van de SED in 1946
Uit de teksten bij de oprichting van de SED blijkt duidelijk dat de partij niet streefde
naar de oprichting van een “communistische dictatuur” of het instellen van een Oost-
Duitse separatistische staat, maar dat zij “met al haar energie tegen afscheiding
tendensen wilde werken aan de economische, culturele en politieke eenheid van
Duitsland”. De “strijd voor het socialisme” moest plaatsvinden binnen een
parlementair-democratische republiek van waaruit de SED de vrijheid zou hebben
om het volk voor zich te winnen. Maar als de kapitalistische klasse in Duitsland zou
proberen de antifascistisch-democratische transformatie te verhinderen of terug te
draaien, zou de georganiseerde arbeidersklasse niet aarzelen om opnieuw een open
klassenstrijd te voeren:
“De fundamentele voorwaarde voor de vestiging van de socialistische sociale orde is
de verovering van de politieke macht door de arbeidersklasse. Daarbij sluit zij zich
aan bij de rest van het werkende volk. De Socialistische Eenheidspartij van Duitsland
strijdt voor deze nieuwe staat op de bodem van de democratische republiek. De
huidige bijzondere situatie in Duitsland, die is ontstaan door het uiteenvallen van het
reactionaire geweldsapparaat en de opbouw van een democratische staat op een
nieuwe economische basis, omvat de mogelijkheid om te voorkomen dat de
reactionaire krachten de definitieve bevrijding van de arbeidersklasse met geweld en
burgeroorlog in de weg staan. De Socialistische Eenheidspartij van Duitsland streeft
naar de democratische weg naar het socialisme; maar zij zal haar toevlucht nemen
tot revolutionaire middelen als de kapitalistische klasse de bodem van de democratie
verlaat.”[17]
In het “Manifest aan het Duitse volk”[18], dat diezelfde maand werd gepubliceerd,
verwelkomde de SED uitdrukkelijk de particuliere klein-kapitalistische actoren en
verkondigde “Geen één-partij-systeem”. Maar om de parlementair-democratische
weg te doen slagen, was het noodzakelijk de “vier D's” uit te voeren en te voorkomen
dat het monopoliekapitaal de controle over de staat zou heroveren. Het militaire
10
Sovjetbestuur (SMAD) voerde daarom samen met het antifascistisch-democratische
blok een uitgebreide landhervorming door om grote Junker-landgoederen te
ontmantelen en land te herverdelen onder meer dan een half miljoen landloze
boeren. Er werd een brede industriële hervorming in gang gezet om
“oorlogsmisdadigers en in oorlog geïnteresseerden” van hun economische macht te
ontdoen. Monopolistische ondernemingen werden onteigend en omgezet in
“volkseigendom”. De genationaliseerde industriële sector moest functioneren naast
kleinere particuliere kapitalistische ondernemingen.[19] De leden van de voormalige
Nazipartij, die geen berouw toonden, werden verwijderd uit alle sectoren van de
samenleving, inclusief de staat, politie, geneeskunde, recht en cultuur. Uitgebreide
sociale verzekeringen en gezondheidszorgstelsels werden opgezet naast arbeiders-
en boerencolleges om de klassenbarrières op te heffen. De vaste ambtenarenkaste
werd afgeschaft en de sociale polarisatie werd grotendeels opgeheven. Door deze
maatregelen kreeg het antifascistisch-democratische blok in deze jaren brede steun
onder de werkende massa's.[20]
De Overeenkomst van Potsdam werd dus rigoureus en snel uitgevoerd in de SOZ -
de materiële basis van het Duitse imperialisme was eind 1946 uitgeroeid.
Herstel in het Westen
De ontwikkeling in de westelijke bezettingszones verliep heel anders. Net als in de
SOZ bestond er in West-Duitsland een brede consensus onder diverse groepen en
partijen dat de kapitalistische economische orde haar geloofwaardigheid had
verloren. Meer dan tien jaar fascistisch bewind en de door de oorlog achtergelaten
verwoestingen hadden dit duidelijk gemaakt. Niet alleen de communisten, sociaal-
democraten en vakbonden riepen op tot socialisatie van de belangrijkste industrieën
en tot afschaffing van het monopoliekapitaal - zelfs de conservatieve CDU-partij
wees het kapitalisme af in haar “Ahlener”-programma van 1947 en propageerde het
“christelijk socialisme”. Maar ondanks deze overtuigingen begonnen de westerse
militaire overheden al snel socialisatie-initiatieven van het volk en landhervormingen
tegen te houden, die in het Potsdam-akkoord waren toegestaan (en zelfs
voorgeschreven).[21] Pogingen om een verenigde bedrijfstak overkoepelende
vakbond op te richten werden ook door de autoriteiten belemmerd. Alleen
gedecentraliseerde vakbonden zouden worden toegestaan in de westelijke
zones.[22] Pogingen om de SPD en de KPD te laten fuseren werden eveneens
belemmerd, aangezien bijeenkomsten en demonstraties ter bevordering van de fusie
werden verboden. Rechtse krachten binnen de SPD werden door de Britse regering
geholpen bij de oprichting van een apart West-Duits partijorgaan om
fusievoorstanders uit te sluiten en te wedijveren met het uitvoerend comité van de
SPD in Berlijn. De deelstaatregeringen in de westelijke zones, die door Volksfronten
(coalities tussen partijen, variërend van de CDU tot de KPD) werden geleid,
bezweken eind 1947 ook onder de groeiende Red Scare.[23]
Staatsverkiezingsposter in de Britse zone (1947) - “Twee derde van de kiezers in
Hessen stemde voor socialisatie [van belangrijke industrieën]. Wees zoals zij, stem
SPD.” Het socialisatiebeleid werd nooit uitgevoerd in de West-Duitse deelstaat
Hessen.
11
Deze ontwikkelingen laten zien dat de naoorlogse beoordeling van Duitsland door de
KPD in één opzicht juist was: brede lagen van de Duitse bevolking riepen inderdaad
om een antifascistische en anti-monopolie transformatie van het land. Maar wat hun
beoordeling had onderschat was de haast en samenhang waarmee de kapitalistische
machten volksinitiatieven zouden verbieden en het Akkoord van Potsdam zouden
negeren. Door de arbeidersbeweging (zowel de vakbeweging als de fusie SPD-KPD)
te verstikken, zorgden de westerse regeringen er ook voor dat deze initiatieven
ongecoördineerd en diffuus bleven. De monopolistische industrieën en Junker-
landgoederen werden daardoor in de westelijke zones ongemoeid gelaten, en dit
ondermijnde de basis zelf van de antifascistische, democratische strategie. De
arbeidersklasse bleef verdeeld en zwak, terwijl de hogere bourgeoisie haar greep op
de economie behield.
Achteraf gezien is het duidelijk dat belangrijke spelers binnen de westerse
mogendheden nooit serieus van plan waren met de Sovjets samen te werken: De VS
en het VK waren er tot eind 1944 van uitgegaan dat hun troepen alleen Duitsland
zouden bezetten na de capitulatie van de nazi's.[24] Maar met de snelle opmars van
het Rode Leger door Oost-Europa begonnen de westerse leiders in het geheim
manieren te onderzoeken om de invloed van de Sovjet-Unie “in te dammen”. Twee
van de nu bekende voorbeelden waren “Operatie Sunrise” (februari-mei 1945) en
“Operatie Unthinkable” (mei 1945), waarbij Westerse inlichtingendiensten de
mogelijkheid onderzochten om zich te verenigen met divisies van de Wehrmacht om
de opmars van de Sovjet-Unie te belemmeren.[25]
Deze operaties werden uiteindelijk te riskant geacht en de Westerse leiders gaven
toe dat de Sovjetinvloed zich binnen Duitsland zou uitbreiden.[26] Zij kozen daarna
voor een strategie van “insluiting”. Zoals de Amerikaanse topdiplomaat George
Kennan in de zomer van 1945 in een intern document schreef: “Beter een verdeeld
Duitsland, waarvan tenminste het westelijke deel als buffer voor de krachten van het
totalitarisme fungeert, dan een verenigd Duitsland dat deze krachten opnieuw de
Noordzee laat bereiken. “[27] Een West-Duitse separatistische staat moest dus
fungeren als een bolwerk tegen de socialistische opmars en het was vermoedelijk om
die reden dat de Westerse leiders het Sovjetvoorstel van 30 juli 1945 voor de
vorming van een unitair Duits centraal bestuur met quasi-regeringsfuncties, dat naast
de militaire administraties van de Geallieerden zou werken, afwezen.
Deze beheersingsstrategie kon niet riskeren dat zich in Duitsland een anti-monopolie,
parlementaire republiek zou ontwikkelen, want dat zou waarschijnlijk de weg
vrijmaken voor een socialistische ontwikkeling. Zoals Erich Köhler, de eerste
voorzitter van het West-Duitse parlement, later zei: “Wij verwerpen de eenheid van
Duitsland als daardoor de socialistische krachten over het hele land kunnen
heersen.” Dus, ongeacht de wensen van de bevolking, gingen de westerse militaire
administraties erop uit om de monopolieverhoudingen te herstellen, zodat de
burgerlijke heerschappij kon worden hersteld. In maart 1946, een maand voordat de
SED in de SOZ werd opgericht, hield Churchill zijn “Iron Curtain”-toespraak waarin hij
“de vrijheden die individuele burgers in het hele Britse Rijk genieten” afzette tegen de
“totalitaire controle” in Oost-Europa en waarschuwde dat “communistische vijfde
colonnes” in het Westen een “gevaar voor de christelijke beschaving” vormden.
12
Toen zij werden aangesproken op hun onwil om de “vier D's” uit te voeren, voerden
westerse functionarissen aan dat het Potsdam-akkoord slechts een
conferentiecommuniqué was en geen juridisch bindend verdrag. Hoewel zij waren
overeengekomen dat “gedurende de bezettingsperiode Duitsland als één
economische eenheid moest worden beschouwd”, smolten het VK en de VS in
januari 1947 hun zones samen tot een “geïntegreerde economische ruimte” (de
“Bizone”), waardoor in West-Duitsland proto-staatsorganen ontstonden. De Franse
zone werd in april 1948 toegevoegd om de “Trizone” te creëren.
De conservatieve partijen in West-Duitsland begonnen hun gelederen te zuiveren
van anti-monopolie stemmen. Profiterend van de ongeorganiseerde en verdeelde
arbeidersbeweging in hun zones, trachtten deze partijen de door de VS, Groot-
Brittannië en Frankrijk beoogde West-Duitse separatistische staat op te richten. Het
boegbeeld van dit streven, Konrad Adenauer herhaalde Kennan toen hij zei: “Beter
de helft van Duitsland heel dan heel Duitsland half.”[28] Fascisten en leden van de
kapitalistische klasse begonnen in deze jaren de SOZ te verlaten, in het besef dat
hen in het Westen lucratievere vooruitzichten en soepelere wetten te wachten
stonden. Veel voormalige nazi-kaderleden vonden inderdaad hoge posities in de
opkomende West-Duitse staat.
In maart 1947 kondigden de VS de “Truman doctrine” aan, waardoor hun
“containment” strategie het officiële beleid van het Westen werd. Het “Marshallplan”
werd ontwikkeld als de economische tak van deze doctrine. Het plan, dat in juni 1947
werd gepresenteerd, voorzag in massale Amerikaanse investeringen in West-Europa.
Het zou niet alleen een afzetmogelijkheid bieden voor overtollig Amerikaans kapitaal
na de overgang van het land van oorlogs- naar vredestijd- produktie, maar het zou
ook de bevolking van West-Europa economisch, politiek en ideologisch aan de VS
binden.[29] Een economische boom in de Tri-zone zou ook kunnen helpen om de
vrije markt in de ogen van veel West-Duitsers te herstellen. Tegelijkertijd probeerden
de westerse regeringen de druk op de verwoeste Sovjeteconomie op te voeren door
de handel te beperken en de SOZ af te snijden van de kolen, ijzer en staal die in het
zwaar geïndustrialiseerde Ruhrgebied in West-Duitsland werden geproduceerd. De
VS hadden in mei 1946 ook de herstelbetalingen uit hun zone aan de Sovjets
opgeschort, opnieuw in strijd met de Overeenkomst van Potsdam. De SOZ moest
deze last voortaan alleen dragen.
Om het Marshallplan en de stroom Amerikaans kapitaal naar Duitsland te
vergemakkelijken, planden de Westerse mogendheden in het geheim een
reorganisatie van het economisch verkeer in de Tri-zone. In juni 1948 voerden zij een
nieuwe munt in (de “Deutsche Mark”) die gekoppeld was aan de Amerikaanse dollar.
Deze valutahervorming schokte aanvankelijk de economie omdat de prijscontroles
werden afgeschaft, maar de lonen werden bevroren. Maanden van sociale onrust
volgden. In oktober gingen stakende arbeiders in Stuttgart de straat op om de
nationalisatie van de basisindustrieën en de invoering van een planeconomie te
eisen. Als reactie daarop zette het Amerikaanse leger tanks en traangas in. Een
maand later, op 12 november 1948, verlamde een massale algemene staking met
ongeveer 9 miljoen arbeiders (72% van de beroepsbevolking) de Amerikaanse en
Britse zones en eiste opnieuw de socialisatie van grote industrieën.[30] De
13
autoriteiten van de drie zones konden de situatie verlichten door concessies aan te
bieden, zoals soepele maatregelen voor prijscontrole en pariteitsfinanciering van de
ziekteverzekering.
“Voor de eenheid van Duitsland” & “Een economisch beleid voor werkenden en hun
gezinnen”: Protesten tegen hoge prijzen in München na de munthervorming van
1948 (augustus 1948)
Door deze valutahervorming was in de Tri-zone een exclusieve West-Duitse
economische sfeer gecreëerd. In dezelfde periode hadden de ministers van
Buitenlandse Zaken van de westerse mogendheden ook officiële plannen opgesteld
voor de oprichting van een West-Duitse separatistische staat. De orders werden op 1
juli 1948 doorgegeven aan de ambtenaren van de Tri-zone.[31]
In september van dat jaar traden ook Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de
Benelux-staten toe tot de Brusselse Verdragsorganisatie, een militair
bondgenootschap gericht tegen de Sovjet-Unie. Zeven maanden later werd de
Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) opgericht.
Een keerpunt voor de SED
De SED en de Sovjetautoriteiten werden dus geconfronteerd met een dilemma. De
hoop op een massale nationale beweging voor een neutraal, democratisch Duitsland
viel snel uiteen tegenover de hardhandige westerse militaire overheden. Ondanks
intensieve campagnes was de eenwording van de arbeidersbeweging in het westen
gedwarsboomd en waren anti-monopolistische volksinitiatieven de kop ingedrukt. De
bourgeoisie in de Tri-zone kreeg opnieuw de overhand. Tegelijkertijd moest de SOZ
gelijke tred houden met de economische ontwikkeling in West-Duitsland - de grenzen
bleven open en een te grote ongelijkheid zou tot economische ineenstorting leiden.
Met herstelbetalingen en een historisch minder geïndustrialiseerd gebied dan West-
Duitsland stond de SOZ voor een immense taak.
Eind 1947 en de eerste helft van 1948 markeerden een keerpunt. In reactie op de
verslechterende internationale situatie richtte de Communistische Partij van de
Sovjet-Unie in oktober 1947 de Cominform op als officieuze Europese opvolger van
de Comintern, die in 1943 was ontbonden om de cohesie in de anti-Hitler coalitie te
behouden. Meer politieke eenheid tussen de Europese communistische partijen
moest het antwoord zijn op de Truman Doctrine. De SED, hoewel geen lid van de
Cominform, nam de aanwijzingen over en begon zich in 1948 te heroriënteren op
Leninistische organisatieprincipes - zij moest een “Partij van een Nieuw Type”
worden naar het voorbeeld van de Bolsjewieken. De nadruk werd gelegd op
ideologische helderheid (scholing van kaderleden) en partijdiscipline. Als onderdeel
van dit “bolsjewistische” proces werden onwillige of apathische leden uit de partij
gezet en werd het pariteitsbeginsel in leiderschap tussen SPD en KPD losgelaten.
De SED moest daardoor efficiënter worden en beter uitgerust voor de intensivering
van de internationale klassenstrijd.[32]
14
In juni 1948 werd ook een tweejarig economisch plan (1949-1950) opgesteld om het
economisch herstel te bespoedigen en een zware industriële basis op te bouwen in
Oost-Duitsland. Dit was noodzakelijk geworden nadat de Westerse mogendheden de
export uit het industriële hart van Duitsland (het Ruhrgebied) hadden stopgezet. Het
plan leidde echter tot het eerste ernstige politieke geschil binnen het antifascistisch-
democratische blok. De LDPD en CDU wisten dat een concentratie van investeringen
in de zware industrie de investeringen in de consumptie-industrie, waar hun politieke
basis (de kleinburgerij) gevestigd was, zou verminderen. Na intensief debat kreeg de
SED de overhand met het tweejarenplan en werd het overwicht van de partij in de
SOZ gecementeerd.[33]
“Ontwikkel de SED tot een partij van een nieuw type!” - Een SED-conferentie in
januari 1949
In maart 1947, voordat er in de westelijke zones een aparte economische sfeer was
ontstaan, had de SED-theoreticus Ackermann de situatie in Duitsland beoordeeld:
“Als we in heel Duitsland dezelfde of tenminste vergelijkbare omstandigheden
zouden hebben als in de Sovjetbezettingszone, zouden we met een gerust geweten
kunnen erkennen: De democratische weg naar het socialisme is ook voor Duitsland
verzekerd. Helaas zijn de omstandigheden echter niet in heel Duitsland gelijk. Helaas
is zelfs in grotere delen van Duitsland de economische macht van de kapitalistische
reactie niet uitgeschakeld, en dit is uiteindelijk de beslissende factor voor elke
marxist. Er is geen democratische landhervorming, geen industriële hervorming, enz.
... Hoe deze strijd voor de eenheid van Duitsland en voor de reorganisatie van
Duitsland zal eindigen, kan niemand vandaag met zekerheid voorspellen.”
Toch was eind 1948 het herstel van het monopoliekapitaal in de Tri-zone
onmiskenbaar. In september 1948, nadat zijn partij was “gebolsjewiseerd”,
distantieerde Ackermann zich van de kwestie van “een bijzondere Duitse weg naar
het socialisme”, waarbij hij wees op de verslechterende nationale en internationale
omstandigheden:
“De situatie heeft sinds eind 1945, begin 1946 niet stilgestaan. Er hebben zich
nieuwe ontwikkelingen voorgedaan in de oostelijke zone. We worden geconfronteerd
met geheel nieuwe feiten in de westelijke zones, met het feit dat men daar een weg
heeft gekozen die achteruit leidt, dat er opnieuw een reactionair staatsapparaat wordt
opgezet onder de heerschappij van buitenlandse imperialistische mogendheden,
waardoor elke werkelijk democratische ontwikkeling wordt bedreigd ... De algehele
intensivering van de internationale klassenstrijd, de ervaringen die we hebben
opgedaan, stellen ons daarom in staat deze kwestie [van een bepaalde Duitse weg
naar het socialisme] veel scherper te beschouwen dan nog maar kort geleden het
geval was.”[34]
Als gevolg van het kapitalistische herstel in het Westen zou het niet lang duren
voordat de Duitse bourgeoisie daar weer politieke en militaire controle zou krijgen. In
mei 1949 werd de Tri-zone inderdaad officieel een West-Duitse separatistische staat,
de Bondsrepubliek Duitsland (BRD).[35] De nieuwe regering claimde de opvolger te
zijn van het Duitse Rijk en de enige legitieme vertegenwoordiger van het Duitse volk.
15
De weg naar een neutraal, verenigd Duitsland was zo goed als afgesloten.[36] De
SOZ reageerde in oktober van dat jaar met de oprichting van de Duitse
Democratische Republiek (DDR) als basis voor arbeiders- en boerenmacht. Het
socialisme stond niet opde onmiddellijke agenda.
De oprichting van de DDR was dan ook het resultaat van een vroege strategische
nederlaag voor de SED en de Sovjets. Het Volksfront was eenvoudigweg niet
levensvatbaar in de westelijke gebieden, waar de kapitalistische klasse - gesteund
door hun bondgenoten in de Noord-Atlantische staten - met succes een
antifascistisch-democratische transformatie had verhinderd. De monopolistische
macht was opnieuw geconsolideerd in een burgerlijk-parlementaire staat, de BRD.
De oprichting van de DDR was het noodzakelijke antwoord op deze nederlaag. Het
alternatief zou een totale capitulatie zijn geweest, waardoor alle sinds 1945 in de
SOZ geboekte vooruitgang zou zijn teruggedraaid en het nieuwe westerse Duitse
imperialisme zich tot aan de Poolse grens zou hebben kunnen uitbreiden. De DDR
zou tenminste de verworvenheden van de antifascistisch-democratische
transformatie in de SOZ kunnen behouden en, zoals de SED en de Sovjets bleven
benadrukken, een basis vormen voor de krachten die de strijd voor een verenigd,
neutraal Duitsland voortzetten. Of deze strijd nu wel of geen reële kans van slagen
had, waarschijnlijk wilden de socialistische krachten voorkomen dat reactionaire
krachten de “nationale beweging” voor hun eigen doeleinden zouden gebruiken. De
arbeidersbeweging moest dus de kampioen van de “nationale belangen” blijven.[37]
Tegen het einde van de jaren veertig vertoonde het internationale klassenconflict
geen tekenen van ontspanning. De marxistisch-leninistische krachten wonnen terrein
op verschillende fronten, vooral in Azië. De VS begonnen vervolgens met
“terugdraaimissies” die verder gingen dan louter “indamming”. In landen als Albanië
(Operatie Valuable, 1949) en Korea (1950) werden openlijke en heimelijke westerse
interventies uitgevoerd in een poging deze gebieden weer in de kapitalistische
wereld op te nemen.
In Europa werd het remilitariseren van West-Duitsland - een nieuwe schending van
de Overeenkomst van Potsdam - al snel een parool voor de leiders van de BRD en
de Noord-Atlantische landen. In oktober 1950 kreeg West-Duitsland toestemming om
een voorlopig ministerie van defensie op te richten, en de NAVO besprak plannen om
de BRD in het bondgenootschap op te nemen. Een brede beweging tegen de
remilitarisering verspreidde zich over heel West-Duitsland, zelfs in burgerlijke
kringen.[38] De vakbonden ondersteunden dit verzet en in 1951/52 kreeg een
volksraadplegingsinitiatief over deze kwestie ongeveer 9 miljoen stemmen tegen
remilitarisering, ondanks het verbod.[39] De BRD ging dergelijke initiatieven tegen
met haar nieuw opgerichte inlichtingendiensten (het “Bundesamt für
Verfassungsschutz”). Nieuwe wetten tegen “staatsgevaarlijke” personen werden
gebruikt om dissidenten de mond te snoeren. Een verbod op de KPD werd in 1951
uitgevaardigd en in 1956 uitgevoerd. De BRD kon daardoor in maart 1951 een
gespecialiseerde gewapende politiedienst oprichten (de “Bundesgrenzschutz”) als
voorloper van de toekomstige Bundeswehr.
16
Anti-bewapeningsprotest in Neurenberg, 1950 - “Liever boter dan kanonnen, liever
hogere lonen dan verdelingen”.
Leden van de SED en in het bijzonder de Sovjetleiding leken de situatie niet te
accepteren zoals ze was. Het is moeilijk te onderscheiden of dit te wijten was aan
valse hoop in de progressieve krachten in West-Duitsland of aan de eerder
genoemde strategische noodzaak om het leiderschap van de nationale beweging te
behouden. Stalin probeerde herhaaldelijk het vooruitzicht van een verenigd,
ongebonden Duitsland nieuw leven in te blazen. De laatste poging, de beroemde
“Stalin-nota” van 10 maart 1952, stelde een unitair Duitsland voor dat zijn eigen
nationale strijdkrachten voor defensie zou behouden, maar zich zou onthouden van
coalities of militaire allianties gericht tegen een staat van de anti-Hitler coalitie. De
nota werd snel door westerse leiders verworpen.[40]
Na deze afwijzing reisden SED-leiders in april 1952 naar Moskou om te overleggen
met Sovjetfunctionarissen. De Sovjets gaven toe dat de oprichting van een Oost-
Duitse defensiemacht nu een noodzaak was. Maar deze herbewapening zou de toch
al gespannen economie van de DDR nog meer onder druk zetten.[41]
Het dilemma bleef dus hetzelfde: terwijl de vooruitzichten op een verenigd, neutraal
Duitsland in 1949 in wezen waren verdwenen, bleef de Sovjetleiding vasthouden aan
de voortzetting van de strijd. Tegelijkertijd mocht dit streven niet ten koste gaan van
het economisch herstel van de DDR. Een ineenstorting van de nieuwe staat zou de
situatie nog veel erger maken dan zij al was.
De economie van de DDR bevatte tot dusver tegenstrijdige elementen. Terwijl een
aanzienlijk deel van de industriële sector van het land reeds was genationaliseerd en
sinds 1948 steeds meer in de gecentraliseerde planning was opgenomen, bleef de
landbouw na de landhervorming van de SOZ in 1945-46 versnipperd door kleine en
middelgrote bedrijven. Om de productiecapaciteit van het land uit te breiden, zouden
17
deze bedrijven moeten worden omgevormd tot grootschalige landbouwbedrijven. Dit
zou uiteindelijk een beslissing vereisen over de productieverhoudingen in de DDR:
zou de landbouw zich volgens kapitalistische lijnen ontwikkelen tot landgoederen die
geconcentreerd zijn in de handen van enkele particulieren, of volgens socialistische
lijnen tot productiecoöperaties die eigendom zijn van en beheerd worden door de
boeren zelf?[42] In april 1952 keurde de Sovjetleiding dan ook een overgang naar
coöperatieve structuren in de landbouw goed.
Drie maanden later, op het tweede partijcongres in juli 1952, verklaarde de SED dat
de DDR “zou overgaan tot de opbouw van het socialisme”.[43] Centraal in de
verklaring stond de geleidelijke vorming van landbouwcoöperaties (LPG's) op het
platteland.[44] De industriële sector, die al enkele jaren onder voorlopige
economische planning werkte, zou nu verder worden gecentraliseerd. Kleine en
middelgrote particuliere ondernemingen bleven echter gedurende de volgende twee
decennia een sleutelrol spelen in de economie van de DDR. De oprichting van een
verenigd, neutraal Duitsland bleef het strategische doel van de SED op lange termijn
tot 1971, toen de “nationale kwestie” op het 8e Partijcongres als afgesloten werd
beschouwd.
Een kunstmatig verdeelde natie
Het concept van een antifascistisch-democratische transformatie was voor het eerst
ontwikkeld in de late jaren dertig, toen de tactiek van het volksfront werd uitgebreid
tot een bredere strategie voor een post-fascistisch Duitsland. Met de
onvoorwaardelijke overgave van de Wehrmacht in mei 1945 was de Duitse
bourgeoisie inderdaad politiek en militair uitgeschakeld, zoals de KPD had voorzien.
De kwestie was echter dat niet een binnenlands volksfront, maar de legers van de
geallieerde mogendheden het land van het fascisme hadden bevrijd. Twee derde van
Duitsland werd vervolgens bezet door de legers van de kapitalistische mogendheden
en het lot van de antifascistisch-democratische transformatie lag uiteindelijk in hun
handen. Hoewel het niet te ontkennen valt dat er in de onmiddellijke naoorlogse
periode in heel Duitsland anti-monopolistische overtuigingen bestonden, konden de
kapitalistische mogendheden alle pogingen om de socialiseringseisen van het volk te
organiseren en uit te voeren, de kop indrukken.
Vervolgens kon het Duitse imperialisme in de BRD worden gereanimeerd om de
socialistische opmars “terug te draaien” of althans “in te dammen”. West-Duitsland
werd daarna nauw betrokken bij het Noord-Atlantische project, waar het zou
fungeren als de voorposten van de Amerikaanse hegemonie in Europa, net als Zuid-
Korea, Taiwan en Japan in Azië.
Deze vroege nederlaag voor de SED doet de vraag rijzen of de antifascistisch-
democratische transformatie na het einde van de oorlog nog wel een levensvatbare
strategie was. Was het idee van een neutrale, unitaire staat die uit de bezette
gebieden zou ontstaan geen illusie? Zodra de dreiging van het fascisme begin 1945
was ingedamd, hervatten de kapitalistische mogendheden immers het
anticommunistische offensief dat zij sinds 1917 voerden. De geallieerde alliantie
(1941-45) bleek niet meer te zijn dan een kort intermezzo in de confrontatie tussen
imperialisme en socialisme.
18
De naoorlogse situatie was ongetwijfeld complex, maar het lijkt duidelijk dat uiterlijk in
1947 of 1948 de vooruitzichten op een neutraal, democratisch Duitsland volledig
waren verdwenen. De leiders van de SED en vooral van de Sovjet-Unie
accepteerden dit feit maar langzaam. Zij bleven de hele late jaren veertig op de
achtergrond en reageerden eerder op de ontwikkelingen in Duitsland dan dat zij deze
bepaalden. Het is de moeite waard hier te overwegen of de ontbinding van de
Komintern in 1943 de arbeidersbeweging in het naoorlogse Europa gedesoriënteerd
had achtergelaten. Zou een eerdere strategische heroriëntatie de uitgangspositie van
de DDR voor de komende Koude Oorlog niet hebben verbeterd?
Reparatiebetalingen, hoe gerechtvaardigd ook vanuit het nationale standpunt van de
Sovjet-Unie, lieten de door de oorlog geteisterde productiecapaciteit van Oost-
Duitsland ver achter bij die van het Westen.
Het is ook twijfelachtig of de strategie van het volksfront op lange termijn een
levensvatbare weg naar het socialisme bood. In de SOZ zelf, waar een echt
volksfront in het antifascistisch-democratische blok met succes gestalte had
gekregen, duurde het niet lang voordat de belangen binnen dit brede verbond uiteen
begonnen te lopen. Zodra er beslissingen moesten worden genomen over de
economische koers van het land (bijvoorbeeld het tweejarenplan van 1948), boden
burgerlijke elementen binnen de alliantie weerstand en begon de SED de kwestie te
forceren. Het Front bleef gedurende het 40-jarige bestaan van de DDR actief, en de
geallieerde partijen slaagden erin om in de daaropvolgende decennia belangrijke
beleidsmaatregelen te beïnvloeden, maar de dominantie van de SED was na 1948
onbetwistbaar.
Hoewel deze oorspronkelijke strategieën ter discussie blijven staan, waren de
socialistische krachten in Oost-Duitsland uiteindelijk in staat zich te heroriënteren en -
onder bescherming van de Sovjet-Unie - hun antifascistisch-democratische
transformatie te behouden en te consolideren door de opbouw van een arbeiders- en
boerenstaat. De omstandigheden bij de oprichting van de DDR waren echter verre
van optimaal. De beoogde geleidelijke overgang naar het socialisme bleek
onhoudbaar en slechts zeven jaar na de bevrijding van het fascisme werd een
relatief snelle overgang naar het socialisme in gang gezet. In plaats van een neutrale
bufferzone bevond Duitsland zich nu in de frontlinie van een internationaal
klassenconflict. Het Duitse volk was bovendien kunstmatig verdeeld en bij velen was
een brandende “nationale kwestie” geopend. Het socialisme in de DDR belichaamde
dus grimmige tegenstellingen die de SED en haar bondgenoten in de
daaropvolgende decennia met moeite zouden weten te overbruggen.
[1] Dit was het zogenaamde “Ebert-Groener pact”.
[2] Zie: William L. Shirer (1960) Rise and Fall of the Third Reich, Fawcett Crest.
[3] Zie: Otto Grotewohl (1945), Woher, wohin?
[4] Zie Reichspresidentsverkiezingen 1932, waar de SPD Hindenburg steunde, die
Hitler minder dan een jaar te laat tot kanselier benoemde.
[5] De conferentie werd in feite in Moskou gehouden, maar gebruikte een verkeerde
benaming om de Gestapo af te schrikken.
19
[6] Zie: Autorenkollektiv (1978), Geschichte der SED, Dietz Verlag.
[7] De “Conferentie van Bern” - ook een verkeerde benaming.
[8] Zie: Klaus Mammach (1974), Die Berner Konferenz, Dietz Verlag.
[9] Deze doelstelling blijkt duidelijk uit de Sovjet-communicatie met de geallieerde
regeringen vanaf 1941. Zie: Wilfried Loth (1994), Stalins ungeliebtes Kind en Herbert
Graf (2011), Interessen und Intrigen: Wer spaltete Deutschland?
[10] Dit was de strategie zoals geïnterpreteerd door Kurt Gossweiler (1998),
Benjamin Baumgarten und die “Stalin-Note”.
[11] Sinds het telegram van Churchill aan Stalin van 22 november 1941 heeft het
Verenigd Koninkrijk consequent gepleit voor het isoleren van Pruisen van de rest van
Duitsland. De VS volgden dit voorbeeld, zoals blijkt uit de plannen die de
Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Cordell Hull tijdens de conferentie van
Moskou in 1943 voorstelde.
[12] Anton Ackermann (februari 1946), Gibt es einen besonderen deutschen Weg
zum Sozialismus? in Der deutsche Weg zum Sozialismus, Das Neue Berlin (2005).
Hoewel het standpunt van Ackermann tegenwoordig vaak wordt voorgesteld als een
breuk met de Sovjetlijn, is het duidelijk dat Stalin deze aanpak goedkeurde. SED-
leider Walter Ulbricht had slechts enkele dagen voor de publicatie van Ackermanns
artikel in februari 1946 een ontmoeting met Stalin en beiden waren het eens over een
democratische weg naar het socialisme waarbij de instelling van een dictatuur zou
worden vermeden. Zie Graf (2011).
[13] Anton Ackermann (maart 1947), Unser Weg zum Sozialismus in Der deutsche
Weg zum Sozialismus, Das Neue Berlin (2005).
[14] Anton Ackermann (februari 1946).
[15] Aangehaald in Graf (2011).
[16] De houding varieerde in verschillende regio's in Duitsland. In Thüringen,
bijvoorbeeld, was er algemene consensus onder SPD- en KPD-leden voor een
eenwording. In Berlijn echter, maakte de SPD een bittere interne strijd door. Toch
waren ook hier aanzienlijke delen van de partij voorstander van een alliantie met de
KPD. Hoewel moderne historiografen zich bijna volledig richten op de
dwangmaatregelen die bepaalde SMAD-functionarissen in deze periode toepasten
om de unie af te schrijven als een “gedwongen fusie”, weerleggen dergelijke
incidenten niet dat er brede steun was voor een eenheidspartij. Dit punt is naar voren
gebracht door historici als Jörg Roesler (2010), Geschichte der DDR en Herbert Graf
(2011).
[17] Zie: Grundsätze und Ziele der SED van 21 april 1946.
[18] Zie: Manifest an das deutsche Volk, Neues Deutschland van 23 april 1946.
[19] In 1948 was de bruto produktie van de SOZ voor 39% afkomstig van de
overheidssector, voor 39% van particuliere kleine en middelgrote ondernemingen en
voor 22% van maatschappijen op aandelen uit de Sovjet-Unie. Zie: Roesler (2010).
20
[20] Ibid.
[21]De eerste pogingen van partijen in de westelijke zones om wettelijke bepalingen
op te stellen voor de socialisatie van belangrijke industrieën of de hervorming van de
grondverhoudingen werden door de respectieve militaire overheden afgewezen. In
Hessen bijvoorbeeld, waar de SPD en KPD een meerderheid hadden in de
deelstaatregering, werd een grondwet opgesteld waarin artikel 41 de socialisatie van
sleutelindustrieën en het openbaar bestuur van banken voorschreef. Hoewel dit
artikel geenszins in strijd was met de beginselen van het Verdrag van Potsdam, wilde
de Amerikaanse militaire regering het uit de grondwet schrappen. Bij een openbaar
referendum over artikel 41 in december 1946 was 72% van de kiezers voor. De
Amerikaanse generaal Lucius Clay verbood niettemin de uitvoering ervan. Een
geplande landhervorming werd eveneens verhinderd in de Amerikaanse zone. In de
Britse zone werd in 1947 na veel vertraging een beperkte landhervorming in gang
gezet, maar deze liet de bestaande landbouwstructuren grotendeels ongemoeid. Zie:
Georg Fülberth (1983), Leitfaden durch die Geschichte der Bundesrepublik, Pahl-
Rugenstein Verlag.
[22]Zie Herbert Graf (2011).
[23]Bijvoorbeeld de deelstaatregeringen van Nordrhein-Westfalen (1946-48) en
Rheinland-Pfalz (1946-48).
[24]Winston Churchill vertelde deze veronderstelling in zijn serie The Second World
War, geciteerd in Graf (2011).
[25] “Operatie Sunrise” werd gestart in februari 1945, toen de VS en het VK geheime
onderhandelingen begonnen met hooggeplaatste SS generaals in Zwitserland. De
onderhandelingen vonden plaats met de zegen van Himmler en Hitler in... de villa
van de Duitse industrieel Edmund Stinnes. De Zwitserse inlichtingendiensten en de
privé-attaché van paus Pius XII speelden een bemiddelende rol. De discussie spitste
zich toe op de vraag of de Wehrmacht “een gemeenschappelijk front met de
Geallieerden kon vormen tegen de opmars van de Sovjet-Unie in Europa”. Toen de
Sovjets van deze bijeenkomsten hoorden, eisten zij een plaats aan tafel, maar dit
werd hen door de VS verboden. Deze gebeurtenis schokte het vertrouwen van de
Sovjets in de anti-Hitler coalitie. De Sovjetregering, die tot dan toe de plannen van de
VS en het VK om Duitsland te fragmenteren met de nodige terughoudendheid had
behandeld, verwierp nu openlijk de verdeling.
“Operation Unthinkable” werd door Churchill bevolen na de Duitse capitulatie in mei
1945. De operatie onderzocht de mogelijkheid van een verrassingsaanval op de
troepen van het Rode Leger in Duitsland “om Rusland de wil van de Verenigde
Staten en het Britse Rijk op te leggen”. Voor dit doel zouden Wehrmachtbataljons
opnieuw gemobiliseerd en bewapend worden. Zie: Herbert Graf (2011), Interessen
und Intrigen: Wer spaltete Deutschland?
[26]Churchill telegrafeerde op 4 juni 1945 naar de Amerikaanse president Truman: “Ik
zie met diepe bedenkingen de terugtrekking van het Amerikaanse leger naar onze
bezettingslinie in de Centrale Sector [van Duitsland], waardoor de Sovjetmacht in het
21
hart van West-Europa komt en een ijzeren gordijn tussen ons en alles naar het
oosten neerdaalt.”
[27]George Kennan (1982), Memoiren eines Diplomaten geciteerd in Herbert Graf
(2011).
[28]Adenauer had het idee van een verenigd Duitsland al in oktober 1945 verworpen.
Zie Graf (2011)
[29]Zie: Wilfried Loth (1994), Stalins ungeliebtes Kind en Zie: Georg Fülberth (1983)
[30]Dit was de grootste algemene staking sinds de Kapp Putsch in 1920. Ze is echter
in Duitsland grotendeels uit het collectieve geheugen gewist. Zie: Nelli Tügel
Interview met Uwe Fuhrmann in Neues Deutschland 09.11.2018 en Jörg Roesler in
der Freitag 07.11.2003.
[31]Deze bevelen maakten deel uit van de “Frankfurt-documenten” die begin 1948
tijdens de Londense zesmachtenconferentie werden opgesteld.
[32]Zie: Zie: Autorenkollektiv (1978), Geschichte der SED, Dietz Verlag.
[33]Zie: Roesler (2010)
[34]Anton Ackermann (september 1948), in Der deutsche Weg zum Sozialismus.
Ackermanns zelfkritiek volgde ook op de Joegoslavisch-Sovjet splitsing. Tito had
eerder het idee van een Joegoslavische weg naar het socialisme beleden.
[35]George Kennan, een architect van de Truman Doctrine, gaf 50 jaar later toe dat
het Westen tijdens de onderhandelingen met de Sovjets “eisen stelde waarvan we
wisten dat de Russen die niet zouden en konden aanvaarden - eisen die gebaseerd
waren op onze plannen voor het opzetten van een West-Duitse regering waarin zij
geen plaats zouden hebben”. Terwijl Kennan beweert te hebben gelobbyd voor
verdere onderhandelingen met de Sovjets, onthult hij dat er “geduchte” krachten
tegen hem waren “opgesteld” binnen het State Department en in het bijzonder in de
Franse en Britse regeringen die “doodsbang waren bij de gedachte dat er een
verenigd Duitsland zou kunnen zijn dat niet onder westerse, en voornamelijk
Amerikaanse, controle staat”. Overigens identificeert Kennan ook Konrad Adenauer
als een van de drijvende krachten achter een separatistische West-Duitse staat:
“Adenauer, die, machtige en indrukwekkende figuur die hij was, zag de Duitsers ten
oosten van de Elbe, vermoed ik, als zijnde (de uitdrukking was, geloof ik, van
Sigmund Freud) 'laat en zeer slecht gedoopt,' en had helemaal geen enthousiasme
om hen op te nemen in het toekomstige Duitsland.” Zie: Kennan (1998), Een brief
over Duitsland.
[36]De West-Duitse kanselier Konrad Adenauer eiste consequent dat de eerste stap
in elk herenigingsproces “vrije verkiezingen” zouden moeten zijn. Adenauer gokte
erop dat de aanzienlijk grotere West-Duitse bevolking - die nu profiteerde van de
massale investeringsprogramma's van het Marshallplan - de DDR-stemmers in de
minderheid zou brengen. Dit, zo geloofde Adenauer, zou de integratie van heel
Duitsland in het Westerse blok mogelijk maken. De SED-leiding eiste dat de eerste
stap naar hereniging een bilaterale conferentie zou zijn tussen twee Duitse
22
regeringen om te onderhandelen over de sociaal-economische grondbeginselen van
een herenigde staat. Met andere woorden, de kern van het Potsdam-akkoord - het
klassenkarakter van de naoorlogse Duitse staat - zou moeten worden geregeld
voordat er verkiezingen konden plaatsvinden. Zie: Georg Fülberth (1983)
[37]Dit is een verklaring van Gossweiler (1998).
[38]Adenauers eigen minister van Binnenlandse Zaken nam in 1950 ontslag met het
argument dat remilitarisering de hereniging van Duitsland onmogelijk maakte.
Journalisten zoals Paul Sethe van de “Frankfurter Allgemeinen Zeitung” verloren hun
positie nadat ze opriepen tot echte onderhandelingen met de Sovjets.
[39]Zie: Georg Fülberth (1983)
[40]De bedoeling achter deze nota is sterk betwist. In het Westen werd het in veel
verslagen aanvankelijk als bluf omschreven. Na 1990 betoogden sommige westerse
historici zoals Loth (1994) dat de nota echt was, en beschreven hem als Stalins
wanhopige laatste hoop die uiteindelijk werd ondermijnd door de SED in juli 1952
toen “de opbouw van het socialisme” werd aangekondigd. Gossweiler (1998) baseert
zich op vergadernotities van Wilhelm Pieck om aan te tonen dat de Sovjet- en SED-
leiding het er gedurende deze maanden in feite over eens waren dat de westerse
leiders het idee van hereniging niet serieus zouden nemen. Volgens Gossweiler
diende de maartnota dus om de machtsconstellatie in de FRG op de proef te stellen
en het Westen te dwingen zijn ware gezicht te laten zien.
[41]In juli 1952 werd de “Barokke Volkspolizei” opgericht en de defensie-uitgaven van
de DDR verviervoudigden dienovereenkomstig tot medio 1953. De daaruit
voortvloeiende bezuinigingen waren een belangrijke factor voor de protesten van 17
juni 1953. Zie Roesler (2010)
[42]Zie: Kurt Gossweiler (1998)
[43]Deze aankondiging was goedgekeurd door de Sovjetleiding en vond niet plaats
achter Stalins rug om, zoals sommige verslagen beweren - zie Loth (1994).
[44]Er waren drie soorten LPG's in de DDR met verschillende graden van
collectivisering. In tegenstelling tot de Sovjet-coöperaties (kolchozen) bleef de
landbouwgrond in de LPG's het privé-eigendom van de individuele boeren.
https://ifddr.org/en/neutral-democratic-germany/?fbclid=IwAR2YVR-bGx4J2K-
zhiJCxnRO5bmXDqkZPYOyFhRKHG3aAY-SEpxSv_izaLs

Contenu connexe

Similaire à De Duitse arbeidersbeweging en de strijd voor een neutraal, democratisch Duitsland

Geschiedenis nationaal-socialisme en fascisme
Geschiedenis   nationaal-socialisme en fascismeGeschiedenis   nationaal-socialisme en fascisme
Geschiedenis nationaal-socialisme en fascisme
Jurgen Marechal
 
Gs 4h duitsland en hitler (2)
Gs 4h duitsland en hitler (2)Gs 4h duitsland en hitler (2)
Gs 4h duitsland en hitler (2)
TomPee
 
Hc 12 - a presentatie verzet tegen dictatuur
Hc 12 - a presentatie verzet tegen dictatuurHc 12 - a presentatie verzet tegen dictatuur
Hc 12 - a presentatie verzet tegen dictatuur
Adri Martens
 

Similaire à De Duitse arbeidersbeweging en de strijd voor een neutraal, democratisch Duitsland (20)

De weg van de wereldrevolutie in de XXIe eeuw
De weg van de wereldrevolutie in de XXIe eeuwDe weg van de wereldrevolutie in de XXIe eeuw
De weg van de wereldrevolutie in de XXIe eeuw
 
De weg van de wereldrevolutie in de 21ste eeuw
De weg van de wereldrevolutie in de 21ste eeuwDe weg van de wereldrevolutie in de 21ste eeuw
De weg van de wereldrevolutie in de 21ste eeuw
 
Stalin, de grootste militaire strateeg van Wereldoorlog II (en alle tijden)
Stalin, de grootste militaire strateeg van Wereldoorlog II (en alle tijden)Stalin, de grootste militaire strateeg van Wereldoorlog II (en alle tijden)
Stalin, de grootste militaire strateeg van Wereldoorlog II (en alle tijden)
 
Programma van de Communistische Internationale - 1928
Programma van de Communistische Internationale - 1928Programma van de Communistische Internationale - 1928
Programma van de Communistische Internationale - 1928
 
De socialistische beweging en de Eerste Wereldoorlog
De socialistische beweging en de Eerste WereldoorlogDe socialistische beweging en de Eerste Wereldoorlog
De socialistische beweging en de Eerste Wereldoorlog
 
De Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardag
De Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardagDe Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardag
De Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardag
 
Inleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo Martens
Inleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo MartensInleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo Martens
Inleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo Martens
 
Welk type partij kan een antwoord geven op de uitdagingen van de 21e eeuw
Welk type partij kan een antwoord geven op de uitdagingen van de 21e eeuw Welk type partij kan een antwoord geven op de uitdagingen van de 21e eeuw
Welk type partij kan een antwoord geven op de uitdagingen van de 21e eeuw
 
De communistische beweging is in gevaar
De communistische beweging is in gevaar De communistische beweging is in gevaar
De communistische beweging is in gevaar
 
Partij van Europees Links
Partij van Europees LinksPartij van Europees Links
Partij van Europees Links
 
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienstOver de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
 
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienstOver de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
 
It fascisme slideshare
It fascisme slideshareIt fascisme slideshare
It fascisme slideshare
 
Geschiedenis nationaal-socialisme en fascisme
Geschiedenis   nationaal-socialisme en fascismeGeschiedenis   nationaal-socialisme en fascisme
Geschiedenis nationaal-socialisme en fascisme
 
Nationaal-socialisme en fascisme
Nationaal-socialisme en fascismeNationaal-socialisme en fascisme
Nationaal-socialisme en fascisme
 
Gs 4h duitsland en hitler (2)
Gs 4h duitsland en hitler (2)Gs 4h duitsland en hitler (2)
Gs 4h duitsland en hitler (2)
 
Gebeurtenis 28 April
Gebeurtenis 28 April Gebeurtenis 28 April
Gebeurtenis 28 April
 
Losurdo over stalin
Losurdo over stalinLosurdo over stalin
Losurdo over stalin
 
De Oktoberrevolutie. Verwachtingen en verwezenlijkingen
De Oktoberrevolutie. Verwachtingen en verwezenlijkingenDe Oktoberrevolutie. Verwachtingen en verwezenlijkingen
De Oktoberrevolutie. Verwachtingen en verwezenlijkingen
 
Hc 12 - a presentatie verzet tegen dictatuur
Hc 12 - a presentatie verzet tegen dictatuurHc 12 - a presentatie verzet tegen dictatuur
Hc 12 - a presentatie verzet tegen dictatuur
 

De Duitse arbeidersbeweging en de strijd voor een neutraal, democratisch Duitsland

  • 1. 1 De Duitse arbeidersbeweging en de strijd voor een neutraal, democratisch Duitsland 21 april 2022 Matthew Read “Dag van de Eenheid”: 1 mei demonstratie in Berlijn, 1946 De Socialistische Eenheidspartij (SED), die de Duitse Democratische Republiek leidde van 1949 tot 1989, werd opgericht in april 1946, iets meer dan driekwart eeuw geleden. Het gangbare verhaal gaat tegenwoordig over: “een groep door Moskou gecontroleerde communisten die in 1945 naar Berlijn terugkeerden om de sociaal- democraten uit te roeien, een separatistische staat af te pellen en in “Oost-Duitsland” een regime in Sovjetstijl op te zetten”. Het bewijsmateriaal laat echter een heel ander verhaal zien: na de bevrijding van het fascisme in mei 1945 wilden de Duitse socialisten en communisten een neutrale, parlementaire republiek oprichten waarin een alliantie van antifascistische partijen - een divers Volksfront - de toekomst van het land zou vormgeven. Het was de wens van veel leden van de Duitse arbeidersbeweging dat de verenigde arbeidersklasse binnen dit nieuwe parlementaire kader de vrijheid zou hebben om het volk voor de socialistische zaak te winnen. Deze strategie van een geleidelijke en relatief vreedzame weg naar het socialisme werd ontwikkeld voor de specifieke omstandigheden in het naoorlogse Duitsland. De historische ontwikkeling van het land werd echter gekenmerkt door een scherpe scheiding tussen het kapitalistische westen en het socialistische oosten. Door de gebeurtenissen te schetsen die tot deze scheiding hebben geleid en door aspecten te belichten die in de gangbare verslagen vandaag vaak over het hoofd worden gezien, probeert dit artikel de ontwikkeling van socialistische strategieën in hun historische context te onderzoeken en lessen te trekken met betrekking tot de
  • 2. 2 algemene tegenstellingen die latent aanwezig zijn in maatschappelijke transformaties. De belangrijkste periode waarop dit artikel zich richt (1945-1952) markeert ook de vormende jaren van het trans-Atlanticisme en het ontstaan van de zogenaamde “veiligheidsarchitectuur” die de betrekkingen in Europa nog lang na het einde van de Koude Oorlog vorm heeft gegeven. Erkenning van de oorsprong en het doel van deze architectuur is essentieel om de huidige ontwikkelingen in Europa te begrijpen. De fatale verdeling van de Duitse arbeidersklasse De naoorlogse strategieën van Duitse socialisten en communisten waren grotendeels een reactie op de splitsing in de arbeidersbeweging aan het begin van de 20e eeuw. In 1912 had de Sociaal-Democratische Partij van Duitsland (SPD) zich gevestigd als de sterkste partij van de arbeidersklasse in Europa, met meer dan een derde van de stemmen en de grootste fractie in het Duitse parlement. Interne verdeeldheid begon de partij echter al te verscheuren, vooral tussen reformistische en revolutionaire tendensen. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 scheurde de partij langs deze reeds bestaande scheidslijnen. Rechtse sociaal-democraten steunden Kaiser Wilhelm's oproep tot een wapenstilstand tussen de klassen (“Ik zie geen politieke partijen meer, ik zie alleen Duitsers!”) en stemden voor kredieten om de oorlog te financieren. Anti-oorlogsleden van de SPD hekelden de partijleiding en vormden in de jaren daarna hun eigen organisaties. Er waren pogingen om zowel reformistische als revolutionaire anti-oorlogstendensen te verenigen onder de vlag van de Onafhankelijke Sociaal-Democratische Partij van Duitsland (USPD), maar deze bleken niet efficiënt te zijn om de oorlog te stoppen. Tegen 1918 was het duidelijk dat de oorlogsinspanningen op hun einde liepen. Na sporadische stakingen gedurende dat jaar brak in november een wijdverbreide opstand uit onder Duitse soldaten en arbeiders. In het machtsvacuüm dat volgde op de troonsafstand van de keizer, splitsten revolutionairen binnen de USPD zich af in de Communistische Partij van Duitsland (KPD) en probeerden de ontstane soldaten- en arbeidersraden aan de macht te krijgen. Rechtse sociaal-democratische leiders probeerden een sociale revolutie zoals in Rusland een jaar eerder te voorkomen. Friedrich Ebert, de leider van de SPD, verzekerde de militaristische Junker-klasse (de landadel) dat zijn partij slechts een nieuwe republikeinse façade voor de oude sociale orde zou oprichten.[1] In ruil daarvoor zouden de Junkers de onder hun bevel staande troepen - het zogenaamde Freikorps - aan Eberts regering verbinden, zodat de communistische opstanden in heel Duitsland de kop konden worden ingedrukt. Duizenden revolutionairen, waaronder Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, werden in de daaropvolgende maanden gedood. De SPD stelde daarmee haar positie binnen de nieuwe Duitse staat (de “Weimarrepubliek”) veilig en de breuk in de arbeidersbeweging was een feit. De KPD herstelde zich van de golf van repressie en bleef ijveren voor een proletarische revolutie. In december 1920 fuseerden 400.000 leden van de USPD met de KPD, waarna de USPD van het politieke toneel verdween. De SPD behield haar bondgenootschap met de bezittende klasse en mobiliseerde herhaaldelijk de
  • 3. 3 krachten van de staat om een reeks revolutionaire opstanden in de jaren twintig de kop in te drukken. Met het instorten van de kapitalistische wereldeconomie in het begin van de jaren dertig en de toenemende onrust onder werklozen en arme arbeiders, begon de bezittende klasse extremere vormen van heerschappij te overwegen om hun winstmarge veilig te stellen en de bestaande economische orde te ondersteunen. Kolen- en staalmagnaten als Emil Kirdorf, Fritz Thyssen en Albert Vögler begonnen de reactionaire krachten rond Hitler te subsidiëren.[2] Het fascisme verwierp het idee van klassenstrijd en hield in plaats daarvan vast aan monistische idealen: “Eine Volksgemeinschaft ohne Klassen”[3] (één volk zonder klassen). Rijk of arm, alle “echte” Duitsers zouden deel uitmaken van een harmonieus geheel. Bedrijven als I.G. Farben en Krupp, naast bankiers en verzekeringsmaatschappijen, sloten zich al snel aan bij deze ultranationalistische band en stortten aanzienlijke bedragen in de kas van Hitlers partij. De diepe verdeeldheid in de arbeidersbeweging bleek fataal in de strijd tegen het opkomende fascistische tij. De SPD stelde communisten gelijk aan de fascisten en weigerde bij elke stap met de KPD samen te werken. In plaats daarvan behielden zij hun bondgenootschap met de conservatieve krachten die uiteindelijk in 1933 de macht aan Hitler zouden overdragen.[4] De KPD van haar kant worstelde met een duidelijke analyse van het fascisme en beschouwde de sociaal-democratie als een vorm van “sociaal fascisme”. De communisten ondernamen uiteindelijk initiatieven om de arbeidersklasse te verenigen in een “proletarisch eenheidsfront” tegen het nazisme, maar het was te laat. In november 1932, aan de vooravond van de fascistische machtsovername, kregen de twee arbeiderspartijen 13 miljoen stemmen, maar ze waren verdeeld: de SPD kreeg 7,2 miljoen en de KPD 5,98 miljoen. De nazi's kregen 11,7 miljoen stemmen. Verkiezingsaffiches. Links: SPD (1932). Rechts: KPD (1928), op het bord staat “Door coalitie naar socialisme”. In 1933 door de monopolisten aan de macht gebracht, decimeerden de fascisten de arbeidersbeweging. Vakbonden werden vernietigd, arbeidersverenigingen verboden en de meeste SPD- en KPD-functionarissen ontvluchtten het land of werden opgesloten in concentratiekampen. Minimumlonen, overuren en veiligheidswetten op
  • 4. 4 de werkplek werden daarna afgeschaft. Delen van de voorheen georganiseerde arbeidersklasse bleven zich vanuit Duitsland verzetten tegen de fascistische overheersing, maar ze bleven verspreid en afgesneden van hun kameraden in het buitenland. De ontwikkeling van een nieuwe strategie: een antifascistisch-democratische Duitse republiek In januari 1935 kwamen communistische en arbeiderspartijen bijeen in Moskou voor het 7e Wereldcongres van de Communistische Internationale (Comintern). Nadenkend over het falen om de opkomst van het fascisme te voorkomen, concludeerden de afgevaardigden dat de tactiek van het “proletarische eenheidsfront” ontoereikend was geweest en er werd een nieuwe aanpak geformuleerd rond een “antifascistisch volksfront”. De nieuwe tactiek was erop gericht de breedste lagen van de samenleving - zelfs onder de bourgeoisie - te mobiliseren om zich tegen het fascisme en de oorlogsdreiging te verzetten. Het arbeidersfront moest fungeren als de kern van het bredere, klassenpluralistische volksfront. De tactiek werd vervolgens in verschillende landen toegepast, vooral in Spanje en Frankrijk. Na het Comintern-congres hielden verbannen KPD-leiders twee conferenties waarin een volksfronttactiek werd ontwikkeld en toegepast op de nationale omstandigheden in Duitsland. Op de “Conferentie van Brussel”[5] in 1935 bekritiseerde de KPD haar eerdere betrekkingen met de SPD en haar houding tegenover de burgerlijke democratie tegenover het fascisme. “Eenzijdige, sektarische en achterhaalde” opvattingen of oriëntaties moesten worden gecorrigeerd.[6] “Alle delen van de arbeidersklasse en haar organisaties, de boerenstand, de intelligentsia, de kleine ondernemers en alle andere tegenstanders van het Hitler-regime - tot in de bourgeoisie toe” moesten worden verenigd in de antifascistische strijd. Het onmiddellijke doel was de omverwerping van het Hitler-regime en de vestiging van een “vrije, antifascistische Duitse staat”. De volgende KPD-conferentie werd gehouden in Frankrijk[7] in 1939. Hier werd de tactiek van het volksfront ontwikkeld tot een bredere strategie voor een post- fascistisch Duitsland. In een resolutie getiteld “De weg naar de omverwerping van Hitler en de strijd voor de nieuwe, democratische republiek” verklaarde de partij: “De nieuwe democratische republiek zal echter, in tegenstelling tot de Weimarrepubliek, het fascisme met wortel en tak uitroeien, het van zijn materiële basis beroven door de onteigening van het fascistische trustkapitaal en, opnieuw in tegenstelling tot de Weimarrepubliek, onder het personeel van leger, politie en overheid fervente verdedigers van de democratische vrijheden en rechten creëren. In de nieuwe democratische republiek zal, in tegenstelling tot Weimar, de hogere bourgeoisie haar economische en politieke aanvallen niet op het volk kunnen richten onder het mom van een coalitie met een arbeiderspartij, maar in plaats daarvan zal de verenigde arbeidersklasse, samen met de boeren, de middenklasse en de intelligentsia in het Volksfront, het lot van het land bepalen.”[8]
  • 5. 5 Zo werd de tactiek van het Volksfront uitgebreid tot een strategie, niet alleen om het Hitler-regime omver te werpen, maar ook om een rigoureuze “antifascistisch- democratische transformatie” door te voeren en een fundamenteel nieuwe staat in Duitsland op te bouwen. Deze nieuwe republiek zou voltooien wat de Novemberrevolutie van 1918/19 niet had opgeleverd, namelijk een grondige burgerlijke revolutie. Maar zij moest niet worden geleid door de bourgeoisie, maar door de verenigde arbeidersklasse in een Volksfront met de andere antifascistische krachten in de samenleving. Volgens de resolutie was de nieuwe strategie geen “opgeven door de arbeidersklasse van de strijd voor het socialisme”, maar eerder de erkenning dat het fascistische bewind in nazi-Duitsland - waar anticommunisme een staatsdoctrine was - de socialistische zaak drastisch zou vertragen. Onder deze omstandigheden zou alleen een geleidelijke overgang naar het socialisme mogelijk zijn: “Met een Duitsland geleid door het Volksfront zullen de socialistische en communistische arbeiders en organisaties de volledige vrijheid hebben om de meerderheid van het volk te winnen voor het socialistische doel.” De antifascistisch-democratische republiek zou zo “de weg naar het socialisme effenen”. Deze strategie was ook in overeenstemming met de geopolitieke belangen van de Sovjetregering, die bovenal streefde naar de neutralisatie van het Duitse imperialisme, dat in de eerste helft van de 20e eeuw twee wereldoorlogen had ontketend.[9] Duitsland was niet alleen een grote Midden-Europese staat op de grens tussen Oost en West, maar ook een van de meest geïndustrialiseerde landen ter wereld met een numeriek sterke arbeidersklasse en een uitzonderlijke arbeidsproductiviteit. Een krachtige arbeidersbeweging die vrij opereerde binnen een parlementair kader zou een waarborg kunnen zijn tegen een verzoening tussen de Duitse bourgeoisie en het Westen op anticommunistische basis.[10] Bij de onderhandelingen over de toekomst van Duitsland met haar bondgenoten in de anti- Hitler coalitie streefde de Sovjetregering dan ook naar zo gunstig mogelijke voorwaarden voor de vestiging van een neutraal, parlementair Duitsland. Een herenigde arbeidersklasse en een machteloze bourgeoisie Na de onvoorwaardelijke overgave van de Wehrmacht aan de anti-Hitler coalitie op 8 mei 1945, werd Duitsland verdeeld in bezettingszones, zoals vastgesteld op de Conferentie van Jalta in februari 1945. De geallieerden waren het erover eens dat voorkomen moest worden dat Duitsland nog een oorlog zou beginnen, maar er was geen consensus over de manier waarop dit bereikt moest worden. Het Verenigd Koninkrijk had sinds 1941 en de VS sinds 1943 aangedrongen op een verdeling van Duitsland.[11] De Sovjets daarentegen hadden zich van een dergelijke verdeling onthouden. Een neutraal, gedemilitariseerd Duitsland dat noch met Oost noch met West was verbonden, bleef de oplossing die de Sovjets verkozen, maar hun voornaamste zorg tijdens de oorlogsjaren was het behoud van de samenhang in de anti-Hitler coalitie. Op een volgende conferentie in Potsdam in augustus 1945 ondertekenden de geallieerde leiders een overeenkomst waarin stond dat Duitsland aanvankelijk door vier militaire administraties zou worden bestuurd, maar “als één economische entiteit
  • 6. 6 zou worden beschouwd”. Het Akkoord van Potsdam bepaalde ook de politieke basisrichtlijnen die de VS, de Britten, de Fransen en de Sovjets in hun zones moesten uitvoeren. Dit waren de “vier D's”: denazificatie om alle fascisten uit relevante posities te verwijderen en oorlogsmisdadigers te straffen; demilitarisatie om de Duitse wapenindustrie volledig te ontwapenen en te vernietigen; democratisering om het openbare leven te herstructureren; en decentralisatie om “de bestaande buitensporige concentratie van economische macht, die vooral tot uiting komt in de vorm van kartels, syndicaten, trusts en andere monopolieverenigingen” te vernietigen. De “vier D's” betekenden niets minder dan de ontworteling van het Duitse imperialisme en de totstandbrenging van een gedemilitariseerd, gemonopoliseerd Duitsland. De vier bezettingszones in Duitsland na de Tweede Wereldoorlog Op 10 juni 1945 gaf het militair bestuur van de Sovjet-Unie toestemming voor de oprichting van democratische politieke partijen in de door de Sovjet-Unie bezette zone (SOZ). Antifascisten kwamen terug uit ballingschap, ondergrondse netwerken en concentratiekampen om de eerste partijen te organiseren: de KPD, SPD, Christendemocraten (CDU) en Liberaal-Democraten (LDPD). In overeenstemming met de in ballingschap ontwikkelde strategie publiceerde de KPD op 11 juni 1945 een oproep: “Samen met de vernietiging van het Hitler-regime is het noodzakelijk de democratisering van Duitsland, de in 1848 begonnen burgerlijk-democratische transformatie, te voltooien. Het is noodzakelijk de feodale overblijfselen volledig te elimineren en het reactionaire Pruisische militarisme met al zijn economische en politieke uitlopers te vernietigen.
  • 7. 7 Wij zijn van mening dat het opleggen van het Sovjetsysteem aan Duitsland verkeerd zou zijn, omdat dit niet beantwoordt aan de huidige ontwikkelingsvoorwaarden in Duitsland. Integendeel, wij zijn van mening dat de beslissende belangen van het Duitse volk in de huidige situatie een andere weg voor Duitsland voorschrijven, namelijk de weg van de vestiging van een antifascistisch, democratisch regime, een parlementair- democratische republiek met alle democratische rechten en vrijheden voor het volk.” Met de vernietiging van het Derde Rijk zagen de leiders van de KPD in dat de Duitse bourgeoisie politiek en militair was uitgeschakeld. Met andere woorden, voor het eerst in de moderne geschiedenis van Duitsland was de kapitalistische klasse niet in staat de staatsmacht te gebruiken om de proletarisch-socialistische beweging te onderdrukken. De “vier D's” zouden dit feit bovendien consolideren en voorkomen dat de hogere bourgeoisie de controle zou heroveren door de democratie uit te breiden naar de economische sfeer. Volgens de vooraanstaande KPD-functionaris en -theoreticus Anton Ackermann zouden deze omstandigheden een vreedzame parlementaire weg naar het socialisme in Duitsland kunnen openen: “Het is onze pech dat het Hitler-regime niet ten val is gebracht door een revolutionaire, antifascistisch-democratische omwenteling van binnenuit. Maar volgens de besluiten van de conferentie van Potsdam moet het reactionaire Pruisisch-Duitse militarisme tot op het laatste restje worden geliquideerd. ... Het Duitse volk is verzekerd van de mogelijkheid een nieuw democratisch Duitsland op te bouwen. Bijgevolg lost de vraag naar de toekomst zich op in de volgende vraag: Als de nieuwe democratische staat zich ontwikkelt tot een nieuw gewelddadig instrument in handen van de reactionaire krachten, dan is de vreedzame overgang naar een socialistische transformatie onmogelijk. Ontwikkelt de antifascistisch-democratische republiek zich echter als een staat van alle werkers onder leiding van de arbeidersklasse, dan is de vreedzame weg naar het socialisme heel goed mogelijk, voor zover het gebruik van geweld tegen de (overigens volkomen legale, volkomen rechtmatige) aanspraak van de arbeidersklasse op de macht is uitgesloten.”[12] Als zodanig zou de nieuwe antifascistisch-democratische republiek een ander klassenkarakter bezitten: “Het zou natuurlijk kinderachtig zijn om te spreken alsof deze democratie met meerdere partijen, met een grondwet, alsof deze democratische republiek ook maar iets zou lijken op een republiek van het oude, burgerlijk-kapitalistische type. Nee, dit is een soort democratie, een democratische republiek, zoals Lenin die in 1905 voor ogen had, als een staat die ook een klassenstaat is, maar dan een klassenstaat in handen van de arbeiders en de boeren.”[13] Zoals de leiding van de KPD het opvatte, was dit het bijzondere historische kruispunt waarop de progressieve krachten van Duitsland zich in de onmiddellijke nasleep van de oorlog bevonden. Om deze parlementair-democratische weg naar het socialisme te laten slagen, moest de georganiseerde arbeidersklasse zich herenigen: “Alleen de vereniging van de KPD en de SPD, en daarmee de groei van de socialistische krachten tot een miljoen actieve kameraden, kan garanderen dat niet
  • 8. 8 de reactionaire hogere bourgeoisie, maar de arbeidersklasse en het werkende volk de koers van de verdere ontwikkeling bepalen....”. Indien Duitsland er vóór de overwinning van de arbeiders op de bourgeoisie in slaagt de politieke en organisatorische eenheid van de arbeidersbeweging op basis van consequent marxisme tot stand te brengen, zal deze omstandigheid ook de verdere politieke ontwikkeling wezenlijk anders vormgeven dan na de overwinning van de Oktoberrevolutie in Rusland, waarbij de bolsjewistische partij zegevierde en de mensjewieken (die een contrarevolutionaire partij waren geworden) werden verslagen en uiteindelijk verpletterd. In dit geval kan een bijzonderheid van de Duitse ontwikkeling zijn dat een sterkere (en dus scherpere) interne strijd in de arbeidersklasse en het arbeidersvolk niet hoeft uit te breken na hun klassenoverwinning op de bourgeoisie. Een dergelijk feit zou ook moeten leiden tot een snelle ontplooiing van een consequente socialistische democratie.”[14] Verbannen sociaal-democraten als Max Fechner hadden al in de laatste dagen van de oorlog gepleit voor de oprichting van “een verenigd orgaan van de Duitse arbeidersklasse”.[15] Op 11 juni 1945 werd in Berlijn een Uitvoerend Comité van de SPD gekozen. De oprichtingsverklaring daarvan riep op tot de “organisatorische eenheid van de Duitse arbeidersklasse” en het comité koos daarna voor aansluiting bij een vierpartijencoalitie in de SOZ met de KPD, CDU en LDPD tot “het antifascistisch-democratische blok” in augustus 1945. In april 1946 fuseerden de SPD en de KPD tot de Socialistische Eenheidspartij (SED) in de SOZ. Deze eenwording vond plaats na maanden van controversiële debatten waarin tientallen jaren van onderlinge verschillen tussen de klassen werden uitgevochten. Binnen beide partijen bestond onenigheid - de wederzijdse afkeer uit de Weimar-jaren was niet verdwenen. Toch was er, na 12 jaar fascistisch bewind, brede steun onder de aanhangers van beide partijen om fouten uit het verleden recht te zetten en de rangen van de arbeidersklasse te sluiten.[16] De sociaal-democraten bleven bijzonder verdeeld over de eenwordingskwestie, maar de stelling van de KPD over een parlementair-democratische weg naar het socialisme hielp de kloof te overbruggen voor veel linkse leden.
  • 9. 9 1 mei demonstratie in Berlijn, een week na de oprichting van de SED in 1946 Uit de teksten bij de oprichting van de SED blijkt duidelijk dat de partij niet streefde naar de oprichting van een “communistische dictatuur” of het instellen van een Oost- Duitse separatistische staat, maar dat zij “met al haar energie tegen afscheiding tendensen wilde werken aan de economische, culturele en politieke eenheid van Duitsland”. De “strijd voor het socialisme” moest plaatsvinden binnen een parlementair-democratische republiek van waaruit de SED de vrijheid zou hebben om het volk voor zich te winnen. Maar als de kapitalistische klasse in Duitsland zou proberen de antifascistisch-democratische transformatie te verhinderen of terug te draaien, zou de georganiseerde arbeidersklasse niet aarzelen om opnieuw een open klassenstrijd te voeren: “De fundamentele voorwaarde voor de vestiging van de socialistische sociale orde is de verovering van de politieke macht door de arbeidersklasse. Daarbij sluit zij zich aan bij de rest van het werkende volk. De Socialistische Eenheidspartij van Duitsland strijdt voor deze nieuwe staat op de bodem van de democratische republiek. De huidige bijzondere situatie in Duitsland, die is ontstaan door het uiteenvallen van het reactionaire geweldsapparaat en de opbouw van een democratische staat op een nieuwe economische basis, omvat de mogelijkheid om te voorkomen dat de reactionaire krachten de definitieve bevrijding van de arbeidersklasse met geweld en burgeroorlog in de weg staan. De Socialistische Eenheidspartij van Duitsland streeft naar de democratische weg naar het socialisme; maar zij zal haar toevlucht nemen tot revolutionaire middelen als de kapitalistische klasse de bodem van de democratie verlaat.”[17] In het “Manifest aan het Duitse volk”[18], dat diezelfde maand werd gepubliceerd, verwelkomde de SED uitdrukkelijk de particuliere klein-kapitalistische actoren en verkondigde “Geen één-partij-systeem”. Maar om de parlementair-democratische weg te doen slagen, was het noodzakelijk de “vier D's” uit te voeren en te voorkomen dat het monopoliekapitaal de controle over de staat zou heroveren. Het militaire
  • 10. 10 Sovjetbestuur (SMAD) voerde daarom samen met het antifascistisch-democratische blok een uitgebreide landhervorming door om grote Junker-landgoederen te ontmantelen en land te herverdelen onder meer dan een half miljoen landloze boeren. Er werd een brede industriële hervorming in gang gezet om “oorlogsmisdadigers en in oorlog geïnteresseerden” van hun economische macht te ontdoen. Monopolistische ondernemingen werden onteigend en omgezet in “volkseigendom”. De genationaliseerde industriële sector moest functioneren naast kleinere particuliere kapitalistische ondernemingen.[19] De leden van de voormalige Nazipartij, die geen berouw toonden, werden verwijderd uit alle sectoren van de samenleving, inclusief de staat, politie, geneeskunde, recht en cultuur. Uitgebreide sociale verzekeringen en gezondheidszorgstelsels werden opgezet naast arbeiders- en boerencolleges om de klassenbarrières op te heffen. De vaste ambtenarenkaste werd afgeschaft en de sociale polarisatie werd grotendeels opgeheven. Door deze maatregelen kreeg het antifascistisch-democratische blok in deze jaren brede steun onder de werkende massa's.[20] De Overeenkomst van Potsdam werd dus rigoureus en snel uitgevoerd in de SOZ - de materiële basis van het Duitse imperialisme was eind 1946 uitgeroeid. Herstel in het Westen De ontwikkeling in de westelijke bezettingszones verliep heel anders. Net als in de SOZ bestond er in West-Duitsland een brede consensus onder diverse groepen en partijen dat de kapitalistische economische orde haar geloofwaardigheid had verloren. Meer dan tien jaar fascistisch bewind en de door de oorlog achtergelaten verwoestingen hadden dit duidelijk gemaakt. Niet alleen de communisten, sociaal- democraten en vakbonden riepen op tot socialisatie van de belangrijkste industrieën en tot afschaffing van het monopoliekapitaal - zelfs de conservatieve CDU-partij wees het kapitalisme af in haar “Ahlener”-programma van 1947 en propageerde het “christelijk socialisme”. Maar ondanks deze overtuigingen begonnen de westerse militaire overheden al snel socialisatie-initiatieven van het volk en landhervormingen tegen te houden, die in het Potsdam-akkoord waren toegestaan (en zelfs voorgeschreven).[21] Pogingen om een verenigde bedrijfstak overkoepelende vakbond op te richten werden ook door de autoriteiten belemmerd. Alleen gedecentraliseerde vakbonden zouden worden toegestaan in de westelijke zones.[22] Pogingen om de SPD en de KPD te laten fuseren werden eveneens belemmerd, aangezien bijeenkomsten en demonstraties ter bevordering van de fusie werden verboden. Rechtse krachten binnen de SPD werden door de Britse regering geholpen bij de oprichting van een apart West-Duits partijorgaan om fusievoorstanders uit te sluiten en te wedijveren met het uitvoerend comité van de SPD in Berlijn. De deelstaatregeringen in de westelijke zones, die door Volksfronten (coalities tussen partijen, variërend van de CDU tot de KPD) werden geleid, bezweken eind 1947 ook onder de groeiende Red Scare.[23] Staatsverkiezingsposter in de Britse zone (1947) - “Twee derde van de kiezers in Hessen stemde voor socialisatie [van belangrijke industrieën]. Wees zoals zij, stem SPD.” Het socialisatiebeleid werd nooit uitgevoerd in de West-Duitse deelstaat Hessen.
  • 11. 11 Deze ontwikkelingen laten zien dat de naoorlogse beoordeling van Duitsland door de KPD in één opzicht juist was: brede lagen van de Duitse bevolking riepen inderdaad om een antifascistische en anti-monopolie transformatie van het land. Maar wat hun beoordeling had onderschat was de haast en samenhang waarmee de kapitalistische machten volksinitiatieven zouden verbieden en het Akkoord van Potsdam zouden negeren. Door de arbeidersbeweging (zowel de vakbeweging als de fusie SPD-KPD) te verstikken, zorgden de westerse regeringen er ook voor dat deze initiatieven ongecoördineerd en diffuus bleven. De monopolistische industrieën en Junker- landgoederen werden daardoor in de westelijke zones ongemoeid gelaten, en dit ondermijnde de basis zelf van de antifascistische, democratische strategie. De arbeidersklasse bleef verdeeld en zwak, terwijl de hogere bourgeoisie haar greep op de economie behield. Achteraf gezien is het duidelijk dat belangrijke spelers binnen de westerse mogendheden nooit serieus van plan waren met de Sovjets samen te werken: De VS en het VK waren er tot eind 1944 van uitgegaan dat hun troepen alleen Duitsland zouden bezetten na de capitulatie van de nazi's.[24] Maar met de snelle opmars van het Rode Leger door Oost-Europa begonnen de westerse leiders in het geheim manieren te onderzoeken om de invloed van de Sovjet-Unie “in te dammen”. Twee van de nu bekende voorbeelden waren “Operatie Sunrise” (februari-mei 1945) en “Operatie Unthinkable” (mei 1945), waarbij Westerse inlichtingendiensten de mogelijkheid onderzochten om zich te verenigen met divisies van de Wehrmacht om de opmars van de Sovjet-Unie te belemmeren.[25] Deze operaties werden uiteindelijk te riskant geacht en de Westerse leiders gaven toe dat de Sovjetinvloed zich binnen Duitsland zou uitbreiden.[26] Zij kozen daarna voor een strategie van “insluiting”. Zoals de Amerikaanse topdiplomaat George Kennan in de zomer van 1945 in een intern document schreef: “Beter een verdeeld Duitsland, waarvan tenminste het westelijke deel als buffer voor de krachten van het totalitarisme fungeert, dan een verenigd Duitsland dat deze krachten opnieuw de Noordzee laat bereiken. “[27] Een West-Duitse separatistische staat moest dus fungeren als een bolwerk tegen de socialistische opmars en het was vermoedelijk om die reden dat de Westerse leiders het Sovjetvoorstel van 30 juli 1945 voor de vorming van een unitair Duits centraal bestuur met quasi-regeringsfuncties, dat naast de militaire administraties van de Geallieerden zou werken, afwezen. Deze beheersingsstrategie kon niet riskeren dat zich in Duitsland een anti-monopolie, parlementaire republiek zou ontwikkelen, want dat zou waarschijnlijk de weg vrijmaken voor een socialistische ontwikkeling. Zoals Erich Köhler, de eerste voorzitter van het West-Duitse parlement, later zei: “Wij verwerpen de eenheid van Duitsland als daardoor de socialistische krachten over het hele land kunnen heersen.” Dus, ongeacht de wensen van de bevolking, gingen de westerse militaire administraties erop uit om de monopolieverhoudingen te herstellen, zodat de burgerlijke heerschappij kon worden hersteld. In maart 1946, een maand voordat de SED in de SOZ werd opgericht, hield Churchill zijn “Iron Curtain”-toespraak waarin hij “de vrijheden die individuele burgers in het hele Britse Rijk genieten” afzette tegen de “totalitaire controle” in Oost-Europa en waarschuwde dat “communistische vijfde colonnes” in het Westen een “gevaar voor de christelijke beschaving” vormden.
  • 12. 12 Toen zij werden aangesproken op hun onwil om de “vier D's” uit te voeren, voerden westerse functionarissen aan dat het Potsdam-akkoord slechts een conferentiecommuniqué was en geen juridisch bindend verdrag. Hoewel zij waren overeengekomen dat “gedurende de bezettingsperiode Duitsland als één economische eenheid moest worden beschouwd”, smolten het VK en de VS in januari 1947 hun zones samen tot een “geïntegreerde economische ruimte” (de “Bizone”), waardoor in West-Duitsland proto-staatsorganen ontstonden. De Franse zone werd in april 1948 toegevoegd om de “Trizone” te creëren. De conservatieve partijen in West-Duitsland begonnen hun gelederen te zuiveren van anti-monopolie stemmen. Profiterend van de ongeorganiseerde en verdeelde arbeidersbeweging in hun zones, trachtten deze partijen de door de VS, Groot- Brittannië en Frankrijk beoogde West-Duitse separatistische staat op te richten. Het boegbeeld van dit streven, Konrad Adenauer herhaalde Kennan toen hij zei: “Beter de helft van Duitsland heel dan heel Duitsland half.”[28] Fascisten en leden van de kapitalistische klasse begonnen in deze jaren de SOZ te verlaten, in het besef dat hen in het Westen lucratievere vooruitzichten en soepelere wetten te wachten stonden. Veel voormalige nazi-kaderleden vonden inderdaad hoge posities in de opkomende West-Duitse staat. In maart 1947 kondigden de VS de “Truman doctrine” aan, waardoor hun “containment” strategie het officiële beleid van het Westen werd. Het “Marshallplan” werd ontwikkeld als de economische tak van deze doctrine. Het plan, dat in juni 1947 werd gepresenteerd, voorzag in massale Amerikaanse investeringen in West-Europa. Het zou niet alleen een afzetmogelijkheid bieden voor overtollig Amerikaans kapitaal na de overgang van het land van oorlogs- naar vredestijd- produktie, maar het zou ook de bevolking van West-Europa economisch, politiek en ideologisch aan de VS binden.[29] Een economische boom in de Tri-zone zou ook kunnen helpen om de vrije markt in de ogen van veel West-Duitsers te herstellen. Tegelijkertijd probeerden de westerse regeringen de druk op de verwoeste Sovjeteconomie op te voeren door de handel te beperken en de SOZ af te snijden van de kolen, ijzer en staal die in het zwaar geïndustrialiseerde Ruhrgebied in West-Duitsland werden geproduceerd. De VS hadden in mei 1946 ook de herstelbetalingen uit hun zone aan de Sovjets opgeschort, opnieuw in strijd met de Overeenkomst van Potsdam. De SOZ moest deze last voortaan alleen dragen. Om het Marshallplan en de stroom Amerikaans kapitaal naar Duitsland te vergemakkelijken, planden de Westerse mogendheden in het geheim een reorganisatie van het economisch verkeer in de Tri-zone. In juni 1948 voerden zij een nieuwe munt in (de “Deutsche Mark”) die gekoppeld was aan de Amerikaanse dollar. Deze valutahervorming schokte aanvankelijk de economie omdat de prijscontroles werden afgeschaft, maar de lonen werden bevroren. Maanden van sociale onrust volgden. In oktober gingen stakende arbeiders in Stuttgart de straat op om de nationalisatie van de basisindustrieën en de invoering van een planeconomie te eisen. Als reactie daarop zette het Amerikaanse leger tanks en traangas in. Een maand later, op 12 november 1948, verlamde een massale algemene staking met ongeveer 9 miljoen arbeiders (72% van de beroepsbevolking) de Amerikaanse en Britse zones en eiste opnieuw de socialisatie van grote industrieën.[30] De
  • 13. 13 autoriteiten van de drie zones konden de situatie verlichten door concessies aan te bieden, zoals soepele maatregelen voor prijscontrole en pariteitsfinanciering van de ziekteverzekering. “Voor de eenheid van Duitsland” & “Een economisch beleid voor werkenden en hun gezinnen”: Protesten tegen hoge prijzen in München na de munthervorming van 1948 (augustus 1948) Door deze valutahervorming was in de Tri-zone een exclusieve West-Duitse economische sfeer gecreëerd. In dezelfde periode hadden de ministers van Buitenlandse Zaken van de westerse mogendheden ook officiële plannen opgesteld voor de oprichting van een West-Duitse separatistische staat. De orders werden op 1 juli 1948 doorgegeven aan de ambtenaren van de Tri-zone.[31] In september van dat jaar traden ook Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Benelux-staten toe tot de Brusselse Verdragsorganisatie, een militair bondgenootschap gericht tegen de Sovjet-Unie. Zeven maanden later werd de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) opgericht. Een keerpunt voor de SED De SED en de Sovjetautoriteiten werden dus geconfronteerd met een dilemma. De hoop op een massale nationale beweging voor een neutraal, democratisch Duitsland viel snel uiteen tegenover de hardhandige westerse militaire overheden. Ondanks intensieve campagnes was de eenwording van de arbeidersbeweging in het westen gedwarsboomd en waren anti-monopolistische volksinitiatieven de kop ingedrukt. De bourgeoisie in de Tri-zone kreeg opnieuw de overhand. Tegelijkertijd moest de SOZ gelijke tred houden met de economische ontwikkeling in West-Duitsland - de grenzen bleven open en een te grote ongelijkheid zou tot economische ineenstorting leiden. Met herstelbetalingen en een historisch minder geïndustrialiseerd gebied dan West- Duitsland stond de SOZ voor een immense taak. Eind 1947 en de eerste helft van 1948 markeerden een keerpunt. In reactie op de verslechterende internationale situatie richtte de Communistische Partij van de Sovjet-Unie in oktober 1947 de Cominform op als officieuze Europese opvolger van de Comintern, die in 1943 was ontbonden om de cohesie in de anti-Hitler coalitie te behouden. Meer politieke eenheid tussen de Europese communistische partijen moest het antwoord zijn op de Truman Doctrine. De SED, hoewel geen lid van de Cominform, nam de aanwijzingen over en begon zich in 1948 te heroriënteren op Leninistische organisatieprincipes - zij moest een “Partij van een Nieuw Type” worden naar het voorbeeld van de Bolsjewieken. De nadruk werd gelegd op ideologische helderheid (scholing van kaderleden) en partijdiscipline. Als onderdeel van dit “bolsjewistische” proces werden onwillige of apathische leden uit de partij gezet en werd het pariteitsbeginsel in leiderschap tussen SPD en KPD losgelaten. De SED moest daardoor efficiënter worden en beter uitgerust voor de intensivering van de internationale klassenstrijd.[32]
  • 14. 14 In juni 1948 werd ook een tweejarig economisch plan (1949-1950) opgesteld om het economisch herstel te bespoedigen en een zware industriële basis op te bouwen in Oost-Duitsland. Dit was noodzakelijk geworden nadat de Westerse mogendheden de export uit het industriële hart van Duitsland (het Ruhrgebied) hadden stopgezet. Het plan leidde echter tot het eerste ernstige politieke geschil binnen het antifascistisch- democratische blok. De LDPD en CDU wisten dat een concentratie van investeringen in de zware industrie de investeringen in de consumptie-industrie, waar hun politieke basis (de kleinburgerij) gevestigd was, zou verminderen. Na intensief debat kreeg de SED de overhand met het tweejarenplan en werd het overwicht van de partij in de SOZ gecementeerd.[33] “Ontwikkel de SED tot een partij van een nieuw type!” - Een SED-conferentie in januari 1949 In maart 1947, voordat er in de westelijke zones een aparte economische sfeer was ontstaan, had de SED-theoreticus Ackermann de situatie in Duitsland beoordeeld: “Als we in heel Duitsland dezelfde of tenminste vergelijkbare omstandigheden zouden hebben als in de Sovjetbezettingszone, zouden we met een gerust geweten kunnen erkennen: De democratische weg naar het socialisme is ook voor Duitsland verzekerd. Helaas zijn de omstandigheden echter niet in heel Duitsland gelijk. Helaas is zelfs in grotere delen van Duitsland de economische macht van de kapitalistische reactie niet uitgeschakeld, en dit is uiteindelijk de beslissende factor voor elke marxist. Er is geen democratische landhervorming, geen industriële hervorming, enz. ... Hoe deze strijd voor de eenheid van Duitsland en voor de reorganisatie van Duitsland zal eindigen, kan niemand vandaag met zekerheid voorspellen.” Toch was eind 1948 het herstel van het monopoliekapitaal in de Tri-zone onmiskenbaar. In september 1948, nadat zijn partij was “gebolsjewiseerd”, distantieerde Ackermann zich van de kwestie van “een bijzondere Duitse weg naar het socialisme”, waarbij hij wees op de verslechterende nationale en internationale omstandigheden: “De situatie heeft sinds eind 1945, begin 1946 niet stilgestaan. Er hebben zich nieuwe ontwikkelingen voorgedaan in de oostelijke zone. We worden geconfronteerd met geheel nieuwe feiten in de westelijke zones, met het feit dat men daar een weg heeft gekozen die achteruit leidt, dat er opnieuw een reactionair staatsapparaat wordt opgezet onder de heerschappij van buitenlandse imperialistische mogendheden, waardoor elke werkelijk democratische ontwikkeling wordt bedreigd ... De algehele intensivering van de internationale klassenstrijd, de ervaringen die we hebben opgedaan, stellen ons daarom in staat deze kwestie [van een bepaalde Duitse weg naar het socialisme] veel scherper te beschouwen dan nog maar kort geleden het geval was.”[34] Als gevolg van het kapitalistische herstel in het Westen zou het niet lang duren voordat de Duitse bourgeoisie daar weer politieke en militaire controle zou krijgen. In mei 1949 werd de Tri-zone inderdaad officieel een West-Duitse separatistische staat, de Bondsrepubliek Duitsland (BRD).[35] De nieuwe regering claimde de opvolger te zijn van het Duitse Rijk en de enige legitieme vertegenwoordiger van het Duitse volk.
  • 15. 15 De weg naar een neutraal, verenigd Duitsland was zo goed als afgesloten.[36] De SOZ reageerde in oktober van dat jaar met de oprichting van de Duitse Democratische Republiek (DDR) als basis voor arbeiders- en boerenmacht. Het socialisme stond niet opde onmiddellijke agenda. De oprichting van de DDR was dan ook het resultaat van een vroege strategische nederlaag voor de SED en de Sovjets. Het Volksfront was eenvoudigweg niet levensvatbaar in de westelijke gebieden, waar de kapitalistische klasse - gesteund door hun bondgenoten in de Noord-Atlantische staten - met succes een antifascistisch-democratische transformatie had verhinderd. De monopolistische macht was opnieuw geconsolideerd in een burgerlijk-parlementaire staat, de BRD. De oprichting van de DDR was het noodzakelijke antwoord op deze nederlaag. Het alternatief zou een totale capitulatie zijn geweest, waardoor alle sinds 1945 in de SOZ geboekte vooruitgang zou zijn teruggedraaid en het nieuwe westerse Duitse imperialisme zich tot aan de Poolse grens zou hebben kunnen uitbreiden. De DDR zou tenminste de verworvenheden van de antifascistisch-democratische transformatie in de SOZ kunnen behouden en, zoals de SED en de Sovjets bleven benadrukken, een basis vormen voor de krachten die de strijd voor een verenigd, neutraal Duitsland voortzetten. Of deze strijd nu wel of geen reële kans van slagen had, waarschijnlijk wilden de socialistische krachten voorkomen dat reactionaire krachten de “nationale beweging” voor hun eigen doeleinden zouden gebruiken. De arbeidersbeweging moest dus de kampioen van de “nationale belangen” blijven.[37] Tegen het einde van de jaren veertig vertoonde het internationale klassenconflict geen tekenen van ontspanning. De marxistisch-leninistische krachten wonnen terrein op verschillende fronten, vooral in Azië. De VS begonnen vervolgens met “terugdraaimissies” die verder gingen dan louter “indamming”. In landen als Albanië (Operatie Valuable, 1949) en Korea (1950) werden openlijke en heimelijke westerse interventies uitgevoerd in een poging deze gebieden weer in de kapitalistische wereld op te nemen. In Europa werd het remilitariseren van West-Duitsland - een nieuwe schending van de Overeenkomst van Potsdam - al snel een parool voor de leiders van de BRD en de Noord-Atlantische landen. In oktober 1950 kreeg West-Duitsland toestemming om een voorlopig ministerie van defensie op te richten, en de NAVO besprak plannen om de BRD in het bondgenootschap op te nemen. Een brede beweging tegen de remilitarisering verspreidde zich over heel West-Duitsland, zelfs in burgerlijke kringen.[38] De vakbonden ondersteunden dit verzet en in 1951/52 kreeg een volksraadplegingsinitiatief over deze kwestie ongeveer 9 miljoen stemmen tegen remilitarisering, ondanks het verbod.[39] De BRD ging dergelijke initiatieven tegen met haar nieuw opgerichte inlichtingendiensten (het “Bundesamt für Verfassungsschutz”). Nieuwe wetten tegen “staatsgevaarlijke” personen werden gebruikt om dissidenten de mond te snoeren. Een verbod op de KPD werd in 1951 uitgevaardigd en in 1956 uitgevoerd. De BRD kon daardoor in maart 1951 een gespecialiseerde gewapende politiedienst oprichten (de “Bundesgrenzschutz”) als voorloper van de toekomstige Bundeswehr.
  • 16. 16 Anti-bewapeningsprotest in Neurenberg, 1950 - “Liever boter dan kanonnen, liever hogere lonen dan verdelingen”. Leden van de SED en in het bijzonder de Sovjetleiding leken de situatie niet te accepteren zoals ze was. Het is moeilijk te onderscheiden of dit te wijten was aan valse hoop in de progressieve krachten in West-Duitsland of aan de eerder genoemde strategische noodzaak om het leiderschap van de nationale beweging te behouden. Stalin probeerde herhaaldelijk het vooruitzicht van een verenigd, ongebonden Duitsland nieuw leven in te blazen. De laatste poging, de beroemde “Stalin-nota” van 10 maart 1952, stelde een unitair Duitsland voor dat zijn eigen nationale strijdkrachten voor defensie zou behouden, maar zich zou onthouden van coalities of militaire allianties gericht tegen een staat van de anti-Hitler coalitie. De nota werd snel door westerse leiders verworpen.[40] Na deze afwijzing reisden SED-leiders in april 1952 naar Moskou om te overleggen met Sovjetfunctionarissen. De Sovjets gaven toe dat de oprichting van een Oost- Duitse defensiemacht nu een noodzaak was. Maar deze herbewapening zou de toch al gespannen economie van de DDR nog meer onder druk zetten.[41] Het dilemma bleef dus hetzelfde: terwijl de vooruitzichten op een verenigd, neutraal Duitsland in 1949 in wezen waren verdwenen, bleef de Sovjetleiding vasthouden aan de voortzetting van de strijd. Tegelijkertijd mocht dit streven niet ten koste gaan van het economisch herstel van de DDR. Een ineenstorting van de nieuwe staat zou de situatie nog veel erger maken dan zij al was. De economie van de DDR bevatte tot dusver tegenstrijdige elementen. Terwijl een aanzienlijk deel van de industriële sector van het land reeds was genationaliseerd en sinds 1948 steeds meer in de gecentraliseerde planning was opgenomen, bleef de landbouw na de landhervorming van de SOZ in 1945-46 versnipperd door kleine en middelgrote bedrijven. Om de productiecapaciteit van het land uit te breiden, zouden
  • 17. 17 deze bedrijven moeten worden omgevormd tot grootschalige landbouwbedrijven. Dit zou uiteindelijk een beslissing vereisen over de productieverhoudingen in de DDR: zou de landbouw zich volgens kapitalistische lijnen ontwikkelen tot landgoederen die geconcentreerd zijn in de handen van enkele particulieren, of volgens socialistische lijnen tot productiecoöperaties die eigendom zijn van en beheerd worden door de boeren zelf?[42] In april 1952 keurde de Sovjetleiding dan ook een overgang naar coöperatieve structuren in de landbouw goed. Drie maanden later, op het tweede partijcongres in juli 1952, verklaarde de SED dat de DDR “zou overgaan tot de opbouw van het socialisme”.[43] Centraal in de verklaring stond de geleidelijke vorming van landbouwcoöperaties (LPG's) op het platteland.[44] De industriële sector, die al enkele jaren onder voorlopige economische planning werkte, zou nu verder worden gecentraliseerd. Kleine en middelgrote particuliere ondernemingen bleven echter gedurende de volgende twee decennia een sleutelrol spelen in de economie van de DDR. De oprichting van een verenigd, neutraal Duitsland bleef het strategische doel van de SED op lange termijn tot 1971, toen de “nationale kwestie” op het 8e Partijcongres als afgesloten werd beschouwd. Een kunstmatig verdeelde natie Het concept van een antifascistisch-democratische transformatie was voor het eerst ontwikkeld in de late jaren dertig, toen de tactiek van het volksfront werd uitgebreid tot een bredere strategie voor een post-fascistisch Duitsland. Met de onvoorwaardelijke overgave van de Wehrmacht in mei 1945 was de Duitse bourgeoisie inderdaad politiek en militair uitgeschakeld, zoals de KPD had voorzien. De kwestie was echter dat niet een binnenlands volksfront, maar de legers van de geallieerde mogendheden het land van het fascisme hadden bevrijd. Twee derde van Duitsland werd vervolgens bezet door de legers van de kapitalistische mogendheden en het lot van de antifascistisch-democratische transformatie lag uiteindelijk in hun handen. Hoewel het niet te ontkennen valt dat er in de onmiddellijke naoorlogse periode in heel Duitsland anti-monopolistische overtuigingen bestonden, konden de kapitalistische mogendheden alle pogingen om de socialiseringseisen van het volk te organiseren en uit te voeren, de kop indrukken. Vervolgens kon het Duitse imperialisme in de BRD worden gereanimeerd om de socialistische opmars “terug te draaien” of althans “in te dammen”. West-Duitsland werd daarna nauw betrokken bij het Noord-Atlantische project, waar het zou fungeren als de voorposten van de Amerikaanse hegemonie in Europa, net als Zuid- Korea, Taiwan en Japan in Azië. Deze vroege nederlaag voor de SED doet de vraag rijzen of de antifascistisch- democratische transformatie na het einde van de oorlog nog wel een levensvatbare strategie was. Was het idee van een neutrale, unitaire staat die uit de bezette gebieden zou ontstaan geen illusie? Zodra de dreiging van het fascisme begin 1945 was ingedamd, hervatten de kapitalistische mogendheden immers het anticommunistische offensief dat zij sinds 1917 voerden. De geallieerde alliantie (1941-45) bleek niet meer te zijn dan een kort intermezzo in de confrontatie tussen imperialisme en socialisme.
  • 18. 18 De naoorlogse situatie was ongetwijfeld complex, maar het lijkt duidelijk dat uiterlijk in 1947 of 1948 de vooruitzichten op een neutraal, democratisch Duitsland volledig waren verdwenen. De leiders van de SED en vooral van de Sovjet-Unie accepteerden dit feit maar langzaam. Zij bleven de hele late jaren veertig op de achtergrond en reageerden eerder op de ontwikkelingen in Duitsland dan dat zij deze bepaalden. Het is de moeite waard hier te overwegen of de ontbinding van de Komintern in 1943 de arbeidersbeweging in het naoorlogse Europa gedesoriënteerd had achtergelaten. Zou een eerdere strategische heroriëntatie de uitgangspositie van de DDR voor de komende Koude Oorlog niet hebben verbeterd? Reparatiebetalingen, hoe gerechtvaardigd ook vanuit het nationale standpunt van de Sovjet-Unie, lieten de door de oorlog geteisterde productiecapaciteit van Oost- Duitsland ver achter bij die van het Westen. Het is ook twijfelachtig of de strategie van het volksfront op lange termijn een levensvatbare weg naar het socialisme bood. In de SOZ zelf, waar een echt volksfront in het antifascistisch-democratische blok met succes gestalte had gekregen, duurde het niet lang voordat de belangen binnen dit brede verbond uiteen begonnen te lopen. Zodra er beslissingen moesten worden genomen over de economische koers van het land (bijvoorbeeld het tweejarenplan van 1948), boden burgerlijke elementen binnen de alliantie weerstand en begon de SED de kwestie te forceren. Het Front bleef gedurende het 40-jarige bestaan van de DDR actief, en de geallieerde partijen slaagden erin om in de daaropvolgende decennia belangrijke beleidsmaatregelen te beïnvloeden, maar de dominantie van de SED was na 1948 onbetwistbaar. Hoewel deze oorspronkelijke strategieën ter discussie blijven staan, waren de socialistische krachten in Oost-Duitsland uiteindelijk in staat zich te heroriënteren en - onder bescherming van de Sovjet-Unie - hun antifascistisch-democratische transformatie te behouden en te consolideren door de opbouw van een arbeiders- en boerenstaat. De omstandigheden bij de oprichting van de DDR waren echter verre van optimaal. De beoogde geleidelijke overgang naar het socialisme bleek onhoudbaar en slechts zeven jaar na de bevrijding van het fascisme werd een relatief snelle overgang naar het socialisme in gang gezet. In plaats van een neutrale bufferzone bevond Duitsland zich nu in de frontlinie van een internationaal klassenconflict. Het Duitse volk was bovendien kunstmatig verdeeld en bij velen was een brandende “nationale kwestie” geopend. Het socialisme in de DDR belichaamde dus grimmige tegenstellingen die de SED en haar bondgenoten in de daaropvolgende decennia met moeite zouden weten te overbruggen. [1] Dit was het zogenaamde “Ebert-Groener pact”. [2] Zie: William L. Shirer (1960) Rise and Fall of the Third Reich, Fawcett Crest. [3] Zie: Otto Grotewohl (1945), Woher, wohin? [4] Zie Reichspresidentsverkiezingen 1932, waar de SPD Hindenburg steunde, die Hitler minder dan een jaar te laat tot kanselier benoemde. [5] De conferentie werd in feite in Moskou gehouden, maar gebruikte een verkeerde benaming om de Gestapo af te schrikken.
  • 19. 19 [6] Zie: Autorenkollektiv (1978), Geschichte der SED, Dietz Verlag. [7] De “Conferentie van Bern” - ook een verkeerde benaming. [8] Zie: Klaus Mammach (1974), Die Berner Konferenz, Dietz Verlag. [9] Deze doelstelling blijkt duidelijk uit de Sovjet-communicatie met de geallieerde regeringen vanaf 1941. Zie: Wilfried Loth (1994), Stalins ungeliebtes Kind en Herbert Graf (2011), Interessen und Intrigen: Wer spaltete Deutschland? [10] Dit was de strategie zoals geïnterpreteerd door Kurt Gossweiler (1998), Benjamin Baumgarten und die “Stalin-Note”. [11] Sinds het telegram van Churchill aan Stalin van 22 november 1941 heeft het Verenigd Koninkrijk consequent gepleit voor het isoleren van Pruisen van de rest van Duitsland. De VS volgden dit voorbeeld, zoals blijkt uit de plannen die de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Cordell Hull tijdens de conferentie van Moskou in 1943 voorstelde. [12] Anton Ackermann (februari 1946), Gibt es einen besonderen deutschen Weg zum Sozialismus? in Der deutsche Weg zum Sozialismus, Das Neue Berlin (2005). Hoewel het standpunt van Ackermann tegenwoordig vaak wordt voorgesteld als een breuk met de Sovjetlijn, is het duidelijk dat Stalin deze aanpak goedkeurde. SED- leider Walter Ulbricht had slechts enkele dagen voor de publicatie van Ackermanns artikel in februari 1946 een ontmoeting met Stalin en beiden waren het eens over een democratische weg naar het socialisme waarbij de instelling van een dictatuur zou worden vermeden. Zie Graf (2011). [13] Anton Ackermann (maart 1947), Unser Weg zum Sozialismus in Der deutsche Weg zum Sozialismus, Das Neue Berlin (2005). [14] Anton Ackermann (februari 1946). [15] Aangehaald in Graf (2011). [16] De houding varieerde in verschillende regio's in Duitsland. In Thüringen, bijvoorbeeld, was er algemene consensus onder SPD- en KPD-leden voor een eenwording. In Berlijn echter, maakte de SPD een bittere interne strijd door. Toch waren ook hier aanzienlijke delen van de partij voorstander van een alliantie met de KPD. Hoewel moderne historiografen zich bijna volledig richten op de dwangmaatregelen die bepaalde SMAD-functionarissen in deze periode toepasten om de unie af te schrijven als een “gedwongen fusie”, weerleggen dergelijke incidenten niet dat er brede steun was voor een eenheidspartij. Dit punt is naar voren gebracht door historici als Jörg Roesler (2010), Geschichte der DDR en Herbert Graf (2011). [17] Zie: Grundsätze und Ziele der SED van 21 april 1946. [18] Zie: Manifest an das deutsche Volk, Neues Deutschland van 23 april 1946. [19] In 1948 was de bruto produktie van de SOZ voor 39% afkomstig van de overheidssector, voor 39% van particuliere kleine en middelgrote ondernemingen en voor 22% van maatschappijen op aandelen uit de Sovjet-Unie. Zie: Roesler (2010).
  • 20. 20 [20] Ibid. [21]De eerste pogingen van partijen in de westelijke zones om wettelijke bepalingen op te stellen voor de socialisatie van belangrijke industrieën of de hervorming van de grondverhoudingen werden door de respectieve militaire overheden afgewezen. In Hessen bijvoorbeeld, waar de SPD en KPD een meerderheid hadden in de deelstaatregering, werd een grondwet opgesteld waarin artikel 41 de socialisatie van sleutelindustrieën en het openbaar bestuur van banken voorschreef. Hoewel dit artikel geenszins in strijd was met de beginselen van het Verdrag van Potsdam, wilde de Amerikaanse militaire regering het uit de grondwet schrappen. Bij een openbaar referendum over artikel 41 in december 1946 was 72% van de kiezers voor. De Amerikaanse generaal Lucius Clay verbood niettemin de uitvoering ervan. Een geplande landhervorming werd eveneens verhinderd in de Amerikaanse zone. In de Britse zone werd in 1947 na veel vertraging een beperkte landhervorming in gang gezet, maar deze liet de bestaande landbouwstructuren grotendeels ongemoeid. Zie: Georg Fülberth (1983), Leitfaden durch die Geschichte der Bundesrepublik, Pahl- Rugenstein Verlag. [22]Zie Herbert Graf (2011). [23]Bijvoorbeeld de deelstaatregeringen van Nordrhein-Westfalen (1946-48) en Rheinland-Pfalz (1946-48). [24]Winston Churchill vertelde deze veronderstelling in zijn serie The Second World War, geciteerd in Graf (2011). [25] “Operatie Sunrise” werd gestart in februari 1945, toen de VS en het VK geheime onderhandelingen begonnen met hooggeplaatste SS generaals in Zwitserland. De onderhandelingen vonden plaats met de zegen van Himmler en Hitler in... de villa van de Duitse industrieel Edmund Stinnes. De Zwitserse inlichtingendiensten en de privé-attaché van paus Pius XII speelden een bemiddelende rol. De discussie spitste zich toe op de vraag of de Wehrmacht “een gemeenschappelijk front met de Geallieerden kon vormen tegen de opmars van de Sovjet-Unie in Europa”. Toen de Sovjets van deze bijeenkomsten hoorden, eisten zij een plaats aan tafel, maar dit werd hen door de VS verboden. Deze gebeurtenis schokte het vertrouwen van de Sovjets in de anti-Hitler coalitie. De Sovjetregering, die tot dan toe de plannen van de VS en het VK om Duitsland te fragmenteren met de nodige terughoudendheid had behandeld, verwierp nu openlijk de verdeling. “Operation Unthinkable” werd door Churchill bevolen na de Duitse capitulatie in mei 1945. De operatie onderzocht de mogelijkheid van een verrassingsaanval op de troepen van het Rode Leger in Duitsland “om Rusland de wil van de Verenigde Staten en het Britse Rijk op te leggen”. Voor dit doel zouden Wehrmachtbataljons opnieuw gemobiliseerd en bewapend worden. Zie: Herbert Graf (2011), Interessen und Intrigen: Wer spaltete Deutschland? [26]Churchill telegrafeerde op 4 juni 1945 naar de Amerikaanse president Truman: “Ik zie met diepe bedenkingen de terugtrekking van het Amerikaanse leger naar onze bezettingslinie in de Centrale Sector [van Duitsland], waardoor de Sovjetmacht in het
  • 21. 21 hart van West-Europa komt en een ijzeren gordijn tussen ons en alles naar het oosten neerdaalt.” [27]George Kennan (1982), Memoiren eines Diplomaten geciteerd in Herbert Graf (2011). [28]Adenauer had het idee van een verenigd Duitsland al in oktober 1945 verworpen. Zie Graf (2011) [29]Zie: Wilfried Loth (1994), Stalins ungeliebtes Kind en Zie: Georg Fülberth (1983) [30]Dit was de grootste algemene staking sinds de Kapp Putsch in 1920. Ze is echter in Duitsland grotendeels uit het collectieve geheugen gewist. Zie: Nelli Tügel Interview met Uwe Fuhrmann in Neues Deutschland 09.11.2018 en Jörg Roesler in der Freitag 07.11.2003. [31]Deze bevelen maakten deel uit van de “Frankfurt-documenten” die begin 1948 tijdens de Londense zesmachtenconferentie werden opgesteld. [32]Zie: Zie: Autorenkollektiv (1978), Geschichte der SED, Dietz Verlag. [33]Zie: Roesler (2010) [34]Anton Ackermann (september 1948), in Der deutsche Weg zum Sozialismus. Ackermanns zelfkritiek volgde ook op de Joegoslavisch-Sovjet splitsing. Tito had eerder het idee van een Joegoslavische weg naar het socialisme beleden. [35]George Kennan, een architect van de Truman Doctrine, gaf 50 jaar later toe dat het Westen tijdens de onderhandelingen met de Sovjets “eisen stelde waarvan we wisten dat de Russen die niet zouden en konden aanvaarden - eisen die gebaseerd waren op onze plannen voor het opzetten van een West-Duitse regering waarin zij geen plaats zouden hebben”. Terwijl Kennan beweert te hebben gelobbyd voor verdere onderhandelingen met de Sovjets, onthult hij dat er “geduchte” krachten tegen hem waren “opgesteld” binnen het State Department en in het bijzonder in de Franse en Britse regeringen die “doodsbang waren bij de gedachte dat er een verenigd Duitsland zou kunnen zijn dat niet onder westerse, en voornamelijk Amerikaanse, controle staat”. Overigens identificeert Kennan ook Konrad Adenauer als een van de drijvende krachten achter een separatistische West-Duitse staat: “Adenauer, die, machtige en indrukwekkende figuur die hij was, zag de Duitsers ten oosten van de Elbe, vermoed ik, als zijnde (de uitdrukking was, geloof ik, van Sigmund Freud) 'laat en zeer slecht gedoopt,' en had helemaal geen enthousiasme om hen op te nemen in het toekomstige Duitsland.” Zie: Kennan (1998), Een brief over Duitsland. [36]De West-Duitse kanselier Konrad Adenauer eiste consequent dat de eerste stap in elk herenigingsproces “vrije verkiezingen” zouden moeten zijn. Adenauer gokte erop dat de aanzienlijk grotere West-Duitse bevolking - die nu profiteerde van de massale investeringsprogramma's van het Marshallplan - de DDR-stemmers in de minderheid zou brengen. Dit, zo geloofde Adenauer, zou de integratie van heel Duitsland in het Westerse blok mogelijk maken. De SED-leiding eiste dat de eerste stap naar hereniging een bilaterale conferentie zou zijn tussen twee Duitse
  • 22. 22 regeringen om te onderhandelen over de sociaal-economische grondbeginselen van een herenigde staat. Met andere woorden, de kern van het Potsdam-akkoord - het klassenkarakter van de naoorlogse Duitse staat - zou moeten worden geregeld voordat er verkiezingen konden plaatsvinden. Zie: Georg Fülberth (1983) [37]Dit is een verklaring van Gossweiler (1998). [38]Adenauers eigen minister van Binnenlandse Zaken nam in 1950 ontslag met het argument dat remilitarisering de hereniging van Duitsland onmogelijk maakte. Journalisten zoals Paul Sethe van de “Frankfurter Allgemeinen Zeitung” verloren hun positie nadat ze opriepen tot echte onderhandelingen met de Sovjets. [39]Zie: Georg Fülberth (1983) [40]De bedoeling achter deze nota is sterk betwist. In het Westen werd het in veel verslagen aanvankelijk als bluf omschreven. Na 1990 betoogden sommige westerse historici zoals Loth (1994) dat de nota echt was, en beschreven hem als Stalins wanhopige laatste hoop die uiteindelijk werd ondermijnd door de SED in juli 1952 toen “de opbouw van het socialisme” werd aangekondigd. Gossweiler (1998) baseert zich op vergadernotities van Wilhelm Pieck om aan te tonen dat de Sovjet- en SED- leiding het er gedurende deze maanden in feite over eens waren dat de westerse leiders het idee van hereniging niet serieus zouden nemen. Volgens Gossweiler diende de maartnota dus om de machtsconstellatie in de FRG op de proef te stellen en het Westen te dwingen zijn ware gezicht te laten zien. [41]In juli 1952 werd de “Barokke Volkspolizei” opgericht en de defensie-uitgaven van de DDR verviervoudigden dienovereenkomstig tot medio 1953. De daaruit voortvloeiende bezuinigingen waren een belangrijke factor voor de protesten van 17 juni 1953. Zie Roesler (2010) [42]Zie: Kurt Gossweiler (1998) [43]Deze aankondiging was goedgekeurd door de Sovjetleiding en vond niet plaats achter Stalins rug om, zoals sommige verslagen beweren - zie Loth (1994). [44]Er waren drie soorten LPG's in de DDR met verschillende graden van collectivisering. In tegenstelling tot de Sovjet-coöperaties (kolchozen) bleef de landbouwgrond in de LPG's het privé-eigendom van de individuele boeren. https://ifddr.org/en/neutral-democratic-germany/?fbclid=IwAR2YVR-bGx4J2K- zhiJCxnRO5bmXDqkZPYOyFhRKHG3aAY-SEpxSv_izaLs