SlideShare une entreprise Scribd logo
1  sur  23
Télécharger pour lire hors ligne
1
De Vlaamse kwestie
Danny Vandenbroucke en Mohammed Ali Hassan
Marxistische Studies – Nr 49 2 - 2000
Dit artikel pretendeert niet van een volledige analyse te geven van de geschiedenis van de
Vlaamse beweging. We hebben ook niet de bedoeling om alle actuele gebeurtenissen en feiten
van de nationalistische hetze te ontleden. We willen wel ingaan op drie cruciale vragen.
Vooreerst. Wat zijn de kenmerken van de Vlaamse kwestie? Gaat het wel om een nationale
kwestie vanuit marxistisch oogpunt? Twee. Was de Vlaamse beweging een ‘progressieve
beweging’? Hoe was de situatie in het begin van deze eeuw? Ging het om een
ontvoogdingsstrijd zoals sommigen beweren? Wie had de leiding ervan? Drie. Is de Vlaamse
kwestie nu nog aan de orde? Hoe komt het dat na het verdwijnen van de discriminaties tegen
de Vlamingen en hun taal het Vlaams nationalisme niet is uitgedoofd? Waaraan kunnen we
ons de komende jaren verwachten?
1. De Vlaamse kwestie: nationale kwestie of taalkwestie?
Stelt de Vlaamse kwestie zich als een nationale kwestie of gaat het om een gewone
democratische taalkwestie? Deze vraag is belangrijk omdat ze de beoordeling bepaalt die we
maken van de geschiedenis van de Vlaamse beweging en van de houding die sociaal-
democraten* moesten aannemen. Het is ook van belang om de evolutie beter te begrijpen en
om een antwoord te formuleren op de Vlaamse kwestie vandaag.
1.1. Het ontstaan van België: een progressieve stap in de geschiedenis
In 1830 ontstaat België door zich af te scheuren van de Nederlanden. De oprichting van
België was een stap vooruit in de overgang van feodalisme naar kapitalisme. De afrekening
met het feodalisme was er reeds ingezet op het einde van de 18e eeuw en zou zich ook na
1830 nog verder zetten. In de loop van de 19e eeuw ontwikkelde zich in België een moderne
industrie, voornamelijk in het Zuiden van het land. Vlaanderen was in hoofdzaak nog
agrarisch. De textielindustrie was er nog ambachtelijk en zou zich slechts op het einde van de
eeuw in snel tempo moderniseren.
Wat moest de fundamentele houding van de sociaal-democratische beweging zijn? De kwestie
was niet om zich af te vragen of het ontstaan van België een ‘ongelukje’ uit de geschiedenis
of een ‘beslissing’ van de grootmachten was. In het artikel "Natie en nationalisme" van
Thomas Gounet en Mohammed Ali Hassan in dit nummer van Marxistische Studies wordt
uitvoerig aangetoond dat naties nooit ‘natuurlijke’ producten zijn, maar worden gemaakt door
bepaalde mensen op precieze momenten in de geschiedenis. Daarom vinden vandaag
communisten het ook niet belangrijk of deze of gene grens ‘juist’ of ‘natuurlijk’ is. Lenin
stelde in het begin van de 20e eeuw dat de belangrijkste Westerse staten reeds lang gevormd
waren en dat de nationale kwestie voor deze landen daarmee dan ook tot het verleden
behoorde.
Toch dient hier gezegd te worden dat België, samen met Zwitserland, onder de moderne
West-Europese staten een beetje een speciaal geval was. België bestond immers uit een
Nederlandstalige en Franstalige bevolking. In Zwitserland waren er zelfs drie nationaliteiten:
2
Fransen, Duitsers en Italianen. België en Zwitserland waren (en zijn) de enige multinationale
West-Europese staten. Lenin onderscheidt in zijn analyse van de nationaliteiten in West-
Europa drie soorten staten: 1. Staten die voor de nationale kwestie ‘zuivere’ staten zijn, de
staat en de natie vallen samen. 2. Staten waar relatief belangrijke minderheden wonen. 3.
Echte multinationale staten waarvan er dus maar twee zijn in West-Europa.
Dat brengt ons bij de volgende vraag. Werd Vlaanderen en de Nederlandstalige bevolking
‘onderdrukt’? Werden zij tegen hun wil in ‘ingelijfd’ of leefden zij ‘onder de knoet’ van
Franstalig België of van buitenlandse mogendheden? Dit is van belang om te weten of we
over een Vlaamse nationale kwestie kunnen spreken. Roosens, één van de progressieve
intellectuelen die de Vlaamse beweging heeft geanalyseerd, zegt daarover: "Economisch, en
dus ook sociaal en politiek, was het gewicht van de Waalse bourgeoisie heel wat groter dan
dat van de Vlaamse. Doch er bestond geen relatie van het koloniale type tussen Vlaanderen en
Wallonië. De Vlaamse industrie was zwakker en minder ontwikkeld dan deze van Wallonië.
Maar zij was financieel en technisch niet afhankelijk van Wallonië. Het was pas vanaf 1870
dat de Vlaamse economie, zoals trouwens ook de Waalse, onder de controle zou komen van
het Brussels financieel kapitaal."1 Hieruit kunnen we concluderen dat er noch economisch,
noch politiek sprake was van onderdrukking van Vlaanderen door Wallonië. Er was wel
sprake van een ongelijke ontwikkeling van de beide regio’s. Dit is een fenomeen dat we in
alle kapitalistische landen terugvinden. De situatie in België was perfect verklaarbaar. De
allereerste zware industrie had zich in het Zuiden van het land ontwikkeld rond de
steenkoolgebieden en dichtbij belangrijke rivieren die zorgden voor de aan- en afvoer van
producten via binnenschepen.
Er was evenmin sprake van ‘buitenlandse overheersing’. Roosens schrijft hierover:
"Vlaanderen was sinds 1815 niet meer gedomineerd geweest door de heersende klasse van
een vreemde natie."2 Ook andere auteurs die de geschiedenis van de Vlaamse beweging
bestudeerd hebben, zoals Els Witte in haar boek "Politieke geschiedenis van België",
bevestigen deze feiten.
Lenin schreef in 1912 een interessante bijdrage over nationaliteitenkwestie in West-Europa.
Over de situatie in België zegt hij: "Men dient erop te wijzen dat niettegenstaande de
diversiteit van de nationale samenstelling van deze staten (België en Zwitserland, nvdr) er
geen sprake is van onderdrukking van naties. Volgens de grondwet van deze twee staten
hebben de nationaliteiten dezelfde rechten. In België bestaat de ongelijkheid van rechten wat
betreft de Vlamingen, die nochtans de meerderheid van de bevolking uitmaken, maar zij is
onbeduidend in vergelijking met hetgeen de Polen in Duitsland hebben moeten ondergaan of
de Ieren in Engeland."3 Lenin maakt dus een duidelijk onderscheid. Er is geen sprake van
onderdrukking, maar in België, in tegenstelling met Zwitserland, is de gelijkheid tussen
Vlamingen en Walen nog geen feit. Er bestaat ongelijkheid en discriminatie.
De Vlaamse kwestie gaat dus niet om een nationale kwestie, maar wel om een democratische
kwestie, namelijk het recht om de eigen taal te mogen spreken, onderwijs in de eigen taal te
krijgen, enz. Dit betekent dat we deze kwestie historisch, maar ook vandaag, zoals elke ander
democratische kwestie moeten behandelen. De democratische kwestie zoals alle andere
democratische kwesties kon (en kan) perfect opgelost worden binnen het kader van België.
Het voorbeeld van Zwitserland toont dit trouwens aan.
1.2. De houding van de Vlaamse bourgeoisie in de Vlaamse kwestie
3
Hoe komt het dat er dan toch een Vlaamse beweging ontstaan is? Het antwoord ligt in de
eerste plaats bij de houding van de Vlaamse bourgeoisie. Vlaanderen was economisch veel
minder snel ontwikkeld dan Wallonië. We hadden dan ook te maken met een veel zwakkere
Vlaamse bourgeoisie. Om zich als sociale elite te doen erkennen en snel een deel van de
kapitalistische taart te kunnen opeisen, zijn zij bewust de Franse taal gaan ‘lenen’. We zien dit
fenomeen ook in de koloniale geschiedenis. In India bijvoorbeeld bestond reeds lang de
Bengaalse taal en schrift. Ruim 200 miljoen Indiërs hebben de Bengaalse nationaliteit. Maar
een deel van de Bengaalse bourgeoisie heeft zich snel het Engels van de kolonisator eigen
gemaakt om zich te kunnen onderscheiden als klasse en een rol van betekenis te kunnen
spelen. Het gebruik van het Frans was een bewuste en vrije keuze van de Vlaamse
bourgeoisie. Roosens schrijft hierover: "Voor de Vlaamse burgerij was de Franstaligheid van
de staat daarom een bewust nagestreefd politiek doel. Zij wou haar politieke functie in het
Frans uitoefenen, omdat zij zich aldus kon onderscheiden van de onderliggende politieke
sociale klassen."4
Maar de Vlaamse bourgeoisie speelde een belangrijke bijkomende rol. Zij was ook een
‘administratieve bourgeoisie’. Zij zorgde voor de administratieve band met de bevolking.
Door haar kennis van de beide talen (en de verschillende Vlaamse dialecten) was ze de enige
die deze functie voor haar rekening kon nemen. Dit was één van haar voorrechten. Uiteraard
wilde zij deze positie vrijwaren. Om dit te bereiken moest de Vlaamse burgerij het
democratiseringsproces blokkeren. Zij weigerde niet alleen dat de bevolking de eigen taal
gebruikte, maar zij remde ook de ontwikkeling van de democratische rechten af. Het recht op
onderwijs in de eigen taal, maar ook de invoering van het stemrecht, heeft in België
bijvoorbeeld veel langer geduurd dan in andere kapitalistische landen.
In de loop van de tweede helft van de 19e eeuw komt een steeds groter deel van de
kleinburgerij op de arbeidsmarkt. Zij kennen de Franse taal, maar zij vinden geen job, ook
niet in de administratie. De Franssprekende Vlaamse burgerij blokkeert hen immers de
toegang. Verschillende intellectuelen uit deze nieuwe kleinburgerlijke elite zullen actief
worden in de Vlaamse beweging. Eén van de meest gekende voorbeelden is Albrecht
Rodenbach. Op het moment dat hij aan het Klein Seminarie van Roeselare gaat studeren kent
hij nauwelijks Nederlands. Hij zal in die periode de Vlaamse beweging leren kennen en er een
belangrijke voortrekker van worden.
De Vlaamse beweging was tijdens gans de 19e eeuw echter nog relatief zwak. Tot 1870 kon
men zelfs niet spreken van een noemenswaardige beweging.5 Wel waren voor 1850 vooral
letterkundigen, schrijvers, dichters en filologen actief tegen de ‘verfransing’. Deze periode is
gekend als de periode van het ‘taalflamingantisme’ en wordt het zogenaamde
‘cultuurflamingantisme’ als de beweging zich verder ontwikkeld. De kleinburgerij begint zich
te identificeren met ‘het volk’ en de ‘cultuur van het volk’. Van een strijd voor het recht op
het gebruik van de eigen taal, wordt de Vlaamse beweging een strijd voor ‘het volk’ en ‘haar
cultuur’. De klassentegenstellingen worden dus niet of amper gezien. Roosens wijt dit aan het
feit dat de Vlaamse beweging zich niet interesseerde voor de sociale miserie van de werkers.
Daarnaast was er de sociaal-democratische beweging van de tweede helft van de 19e eeuw
waarin dat aspect centraal stond in de debatten en de activiteiten. Onder leiding van Marx en
Engels streed zij tegen het kapitalisme dat deze miserie voortbracht en voor een nieuwe
maatschappij. Het recht op goed onderwijs in de eigen taal kon daarvan een deelstrijd zijn.
Het moet trouwens opgemerkt dat in die periode nog helemaal geen goed basisonderwijs voor
de bevolking bestond!
4
1.3. Van taalflamingantisme naar cultuurflamingantisme
Naar het einde van de 19e eeuw wordt de Vlaamse beweging meer en meer een strijd voor het
recht op de ‘eigen cultuur’, veel ruimer dan het ‘recht op het gebruik van de eigen taal’. Het
wordt een reactionaire strijd. Waarom? Volgens het marxisme is in een natie geen sprake van
één volkscultuur, ook niet in het geval van Vlaanderen. In elke natie zijn er niet één, maar
twee culturen zeggen de marxisten. Een cultuur van de werkende klasse en één van de
bezittende klasse. Het recht op het gebruik van de eigen taal is daarentegen een essentiële
kwestie, ook voor het proletariaat. Zo kan het proletariaat beter zijn rechten verdedigen.
Indien de werkers in België de kans gekregen had de twee landstalen te leren, dan was dat
vooral voordelig geweest voor het proletariaat. De Belgische bourgeoisie heeft dat precies
willen beletten.
De houding van de Vlaamse beweging voor een eigen ‘Vlaamse cultuur’ is te vergelijken met
wat binnen sociaal democratische beweging door de Oostenrijkers Bauer en Springer6 als
‘culturele autonomie’ werd verdedigd. Bauer schrijft: "Een natie is een groep van mensen die
verbonden zijn in een karaktergemeenschap en delen in een gemeenschappelijk lot."7 Bauer
dicht de natie nationale karaktertrekken toe en maakt ze volledig los van de plaats waar de
mensen wonen. Hij vormt de natie om tot een onzichtbare, op zichzelf staande kracht met
mystieke, onveranderlijke en bovennatuurlijke eigenschappen. Hij verwart de natie met de
stam, met iets etnografisch. Marxisten denken nu net niet in termen van ‘stam’ of ‘ras’.
Bauer werkte voor Oostenrijk het model van de nationale culturele autonomie uit. Vertrekpunt
zijn de naties binnen de staat en het inbouwen van een samenwerkingsmodel die de relaties
tussen de naties binnen deze staat regelt. Bauers theorie is zeer vergelijkbaar met wat we vaak
in België horen: "De staat kan zich niet veroorloven tot stilstand gebracht te worden door het
vervelende vraagstuk van de taal, of door eender welke schermutseling tussen geëxciteerde
mensen over een taalgrens, of over elke nieuwe school die opgericht wordt."8 En hoe wil
Bauer deze vervelende situatie dan wel vermijden? Daarvoor lanceert Bauer het ordewoord
van de nationale culturele autonomie. Wat houdt dit ordewoord in?
Springer en Bauer willen de mensen organiseren op basis van nationaliteit. Maar hoe zal de
natie dan georganiseerd zijn? Hoe kan men bepalen tot welke natie een individu behoort?
Springer: "Nationaliteit zal bepaald worden dor middel van certificaten, elk individu dat in
een regio woont moet zijn aanhankelijkheid tot één of andere nationaliteit verklaren."9 "Op
basis hiervan moeten nationale registers aangelegd worden." Bauer wil de mensen organiseren
volgens de nationale cultuur over de klassen heen om zo alle mensen van eenzelfde
nationaliteit één te maken en te verenigen in een "nationaal-culturele gemeenschap".10 Zien
we hier niet het principe dat reeds van toepassing is in Brussel, een multinationale stad van 1
miljoen mensen waar men zijn aanhankelijkheid moet uitdrukken aan de Franse of Vlaamse
Gemeenschap? Bauer projecteert dit principe op het toekomstige socialisme. "Het socialisme
zal de mensen indelen in nationale gemeenschappen."11
De hele idee van de nationale autonomie is tegengesteld aan de geschiedenis van de naties! In
de realiteit zien we dat in de huidige fase van het kapitalisme, zich een proces inzet van
verspreiding van naties en nationaliteiten. Hele groepen mensen maken zich los van naties, ze
gaan om economische of politieke redenen op zoek naar andere regio’s om er zich te vestigen.
In de loop van dit proces verliezen zij hun oude banden en zij smeden nieuwe banden in hun
5
nieuwe omgeving. Zij kweken van generatie tot generatie nieuwe gewoonten, nieuwe smaken
en zij gaan zelfs een nieuwe taal leren.
"Maar de eenheid van de oude naties vermindert niet alleen door de migratie. Ze vermindert
ook door interne oorzaken. In de vroege stadia van het kapitalisme kan men nog spreken van
een ‘gemeenschappelijke cultuur’ van het proletariaat en de bourgeoisie. Maar door de
ontwikkeling van de grootschalige industrie en door de klassenstrijd, begint deze
‘gemeenschappelijke cultuur’ weg te smelten en kunnen we hiervan niet meer spreken."12
We hebben dus nu in de eerste plaats te maken met een proletarische cultuur en geen
‘nationale cultuur’. Wat wil trouwens "het behoud van de specifieke eigenschappen van de
mensen, de nationaliteiten", van hun nationale cultuur en gewoonten zeggen? "Betekent dit
het behoud van de waarden en de gewoonten zoals de zelfgeseling bij de Tataren?", vraagt
Stalin zich af.
We kunnen dus stellen dat Bauer en Springer de natie boven de sociale klassen plaatsen. Zij
maken er iets onveranderbaar, onwrikbaar van. De naties worden eens en voor altijd
gedefinieerd en blijven ook onder het socialisme bestaan. Het historisch karakter van de natie
verdwijnt. De natie is niet meer verbonden met het kapitalisme. Het nationalisme wordt een
‘eeuwige’ ideologie waarmee dient rekening gehouden te worden en is niet langer een
burgerlijke ideologie zoals in het artikel "Natie en nationalisme" aangetoond werd. Tegenover
deze ‘eigen cultuur’ van de natie, verdedigen de communisten de vorming van één
proletarische cultuur die een internationale cultuur is. Een cultuur die van elke cultuur leent
wat vooruitstrevend is en die alle reactionaire elementen ervan verwerpt. Op deze manier
ontstaat een vermenging van culturen zoals we dat trouwens vandaag meer dan ooit zien
gebeuren.
Het is deze idee van de culturele autonomie die de basis zal vormen van de Vlaamse
beweging. Het is deze idee die vanaf de jaren zestig in het federaal staatsmodel zal worden
gegoten.
1.4. Conclusie
Wat moeten we als marxisten besluiten? Ten eerste is het ontstaan van België een historisch
feit. Het gebeurde in de ontwikkelingsperiode van het kapitalisme die leidde tot het ontstaan
van verschillende moderne kapitalistische staten in West-Europa. De creatie van België was
een stap vooruit in de overgang van feodalisme naar kapitalisme. Ten tweede moeten we de
Vlaamse kwestie niet als een nationale kwestie, maar als een democratische kwestie
beschouwen. Vlaanderen werd niet onderdrukt door Wallonië, of tegen haar wil ingelijfd door
een vreemde mogendheid. Ten derde volgt uit deze feiten ook dat het principe van ‘het
zelfbeschikkingsrecht der naties’ niet van toepassing was en is. De Vlaamse kwestie stelt zich
wel als een democratisch recht, met name het recht op het gebruik van de eigen taal, het
krijgen van onderwijs in de eigen taal, enz. Tenslotte, dat de Vlaamse beweging, nog relatief
zwak op het einde van de 19e eeuw, zich van een kleinburgerlijke beweging ontwikkelt tot
een beweging voor een in wezen reactionair cultuurnationalisme dat het Vlaamse volk en de
Vlaamse cultuur boven de klassen stelt.
2. De Vlaamse beweging bij het begin van de eeuw en tijdens de Eerste en de Tweede
Wereldoorlog
6
De Vlaamse beweging van het begin van deze eeuw wordt dikwijls voorgesteld als een
antwoord van de gewone soldaten, boeren en arbeiderszonen, die tijdens de Eerste
Wereldoorlog aan de IJzer, aangevoerd door Franstalige officieren (die zij nauwelijks konden
verstaan) naar de slachtbank werden geleid. De Vlaamse strijd was dan een strijd voor de
vrede en het recht op een eigen taal. Ook vele progressieven in Vlaanderen zeggen dat de
socialistische beweging de Vlaamse beweging tot de hare had moeten maken. Hoe moest de
socialistische beweging reageren en hoe moeten we die periode nu beoordelen? Deze
verwarring heeft veel te maken met het feit dat de Vlaamse beweging geen monolithisch blok
was. Verschillende militanten van de socialistische partij rekenden zich tot de Vlaamse
beweging. Zij bevonden zich er in het gezelschap van anarchisten, pacifisten en… extreem-
rechtse krachten. Deze laatsten hadden echter wel duidelijk de leiding vanaf het begin van
deze eeuw en tijdens de twee Wereldoorlogen.
2.1. Het reactionair nationalisme van de leiding van de activisten
Bij het begin van deze eeuw leeft de Vlaamse beweging op. Wat waren de ideeën van de
leiding van deze beweging? Wat waren de programmapunten? "Op dat moment is er in
Vlaanderen een reactionaire opkomende burgerij" zegt Ludo Martens in zijn artikel over de
Eerste Wereldoorlog en de Belgische Werkliedenpartij. "Reactionair wil zeggen: meer semi-
feodaal dan modern, liberaal en democratisch. De clerus in Vlaanderen is traditioneel
extreem-rechts. Hij streed tegen de Franse Revolutie van 1789. Vlaanderen heeft in die tijd al
een ontwikkelde burgerij die Frans spreekt om zich van ‘haar’ arbeiders te onderscheiden.
Maar er is ook een opkomende kleine burgerij die qua denkbeelden eerder reactionair is dan
progressief en die hoopt een grote Vlaamse burgerij te worden die kan concurreren met de
Franstalige burgerij."13 Het is een burgerij, dat wil zeggen dat de strijd voor het socialisme
niet op haar agenda staat, noch de concrete strijd tegen de schrijnende miserie van de
arbeiders en de boeren.
De Vlaamse beweging wordt van voor de oorlog voorbereid. Het is de Friese dominee Jan
Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard, de neef van de beroemde socialist, die reeds in 1903
naar Gent was gekomen op vraag van hoogleraar geschiedenis Paul Frederick, die de kar zal
trekken. Nieuwenhuis wierp zich op als woordvoerder van de pan-Germaanse liga. De Duitse
groot-industrieel Krupp leidt deze liga. Krupp en een aantal andere grote kapitalisten zoals
Thyssen willen de annexatie van wat zij ‘traditioneel Germaanse gebieden’ noemen. Het gaat
om Nederland, de Vogezen, Noord-Frankrijk tot aan Normandië en… uiteraard België. In
september 1914 wordt in deze kringen beslist België tot militair protectoraat van het Duitse
Rijk te maken. België moet een zogenaamde ‘zelfbesturende kolonie’ worden en strikt
volgens de taalgrens gescheiden worden. Nieuwenhuis komt dus in naam van deze pan-
Germaanse liga naar België en zal er de Vlaamse beweging in zijn beginperiode leiden. Onder
zijn impuls wordt ‘Vrij Vlaanderen’ gesticht met een aantal jonge, reactionaire, meestal
katholieke Vlamingen. Zij zullen de geschiedenis ingaan als de ‘activisten’ die van de
bezetting – en met steun van de bezetter – gebruik zullen maken om te ijveren voor een
‘onafhankelijk Vlaanderen’.14
Waarvoor stonden deze jonge leiders van de activisten? Wat is er meer over te zeggen dan de
retoriek over de Vlaamse taal en de romantiek van het Vlaamse land? Ten eerste, – en dit is
slechts door weinigen geweten – waren zij voorstander van het ‘zuiveren’ van het Vlaamse
grondgebied. In een rapport van de activist Lode Maesfranckx lezen we: "De gemeenten
moesten verplicht worden lijsten aan te leggen van wie in Wallonië was geboren en
7
gerangschikt met het oog op de gebeurlijke verplaatsing van deze personen naar Waals
grondgebied."15 Ook de in Brussel recent ingeweken Walen moesten binnen de termijn van 2
maanden een uitwijzingsbevel krijgen. De terugwijzing zelf moest door de bezetter gebeuren.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zullen de collaborateurs in samenwerking met de nazi’s
duizenden Joden, communisten, enz. op dezelfde wijze ‘in kaart brengen’ en afvoeren naar de
concentratiekampen. August Borms, één van de vele figuren waarmee het Vlaams Blok ook
vandaag nog dweept, schrijft in 1917: "We eisen dat de macht die in onze handen berust,
aangewend wordt voor het verwijderen van elementen die op Vlaamsgezind gebied
ongewenst zijn en op algemeen zedelijk terrein daardoor niet anders dan ongezond kunnen
zijn."16 Marcel Van de Velde, een andere activist zegt het nog duidelijker: "Iedereen die ons
nu nog weerstreeft: de grens over. Wallonië zij zijn woonst! Weg met alle franskiljons. Weg
met allen die ons weerstaan. Wij moeten meten met de christelijke Vlaamse maat: die niet met
ons is tegen ons! De grote zuiveringsdag breekt aan in al zijn wrede rechtvaardigheid."17 We
kunnen dus zonder meer stellen dat belangrijke leiders van de activisten voor een zuiver,
elitair Vlaanderen ijverden. In nazi-Duitsland zullen we gelijkaardige zaken horen tegen de
joden, zigeuners, communisten en homo’s in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog.
Ten tweede was de Vlaamse beweging in woorden wel voor ‘onafhankelijkheid’, maar in de
realiteit voor aansluiting bij Duitsland. De groep ‘Vrij Vlaanderen’ zal in januari 1917 de
‘Raad van Vlaanderen’ oprichten. Op 4 februari houden zij te Brussel hun eerste Vlaams
Nationale Landdag met 200 medestanders. Zij eisen dat Vlaanderen zich zelfstandig mag
ontwikkelen, en dat deze ontwikkeling kan gebeuren in de eigen taal. De ‘Raad van
Vlaanderen’ wordt beschouwd als de Vlaamse regering in wording. Zij willen de Vlaamse
onafhankelijkheid uitroepen en gaan daarvoor steun zoeken bij de Duitse bezetter. Daarvoor
trekt een delegatie onder leiding van Tack en Borms naar Berlijn. Zij houden er een toespraak
voor de Duitse kanselier: "De Vlamingen in België eisen de onafhankelijkheid en de volledige
en totale autonomie. Wij vragen dat men deze wensen zo vlug mogelijk zou realiseren, want
het is slechts onder de bezetting dat wij erin zullen slagen de overheersing van de Waalse
cultuur en van het Waalse kapitalisme te breken."18 Tack en Borms komen dus openlijk uit
voor collaboratie met de Duitsers. De formele "onafhankelijkheid" wordt zo tot een feitelijke
aanhechting bij Duitsland. De Duitsers zullen het bezoek aangrijpen om te "bewijzen" dat de
Vlamingen zelf hun bescherming hebben gevraagd. De zaken volgen elkaar dan snel op. Op
21 maart wordt de bestuurlijke scheiding van Vlaanderen en Wallonië voltrokken. Namen
wordt tot hoofdstad van Wallonië uitgeroepen, Brussel tot die van Vlaanderen. In de maanden
die daarop volgen zullen alle centrale ministeries één voor één opgesplitst worden. Op 22
december stemt de "Raad van Vlaanderen" een motie voor de ‘politieke zelfstandigheid van
Vlaanderen. En reeds op 19 januari 1918 krijgen ze van de Duitse Zivilverwaltung de
bevestiging dat ze tot de proclamatie van een zelfstandig Vlaanderen kunnen overgaan.
Hiervoor zullen volksraadplegingen georganiseerd worden. De leiders van de Vlaamse
beweging, die zich zo graag voor democraten uitgeven en waarvan vele progressieven dat nu
nog denken, zullen een zorgvuldige selectie maken van zij die mogen deelnemen aan deze
raadplegingen. Vlaanderen is volgens hen immers een "ziek land" dat eerst moet genezen
alvorens de bevolking het recht tot deelname aan de wetgeving toe te vertrouwen. Vanaf dat
ogenblik zal de "Raad van Vlaanderen" grote ‘volksfeesten’ opzetten. Maar er is zoveel
tegenreactie van de bevolking dat sommige evenementen in mineur moeten doorgaan. In
Antwerpen zal op 3 februari een "volksacclamatie" plaats vinden in de vorm van een grote
optocht. Maar zelfs daar wordt het een debacle niettegenstaande er enkele duizenden
marcheerders opdagen. Zelfs de activist Ger Schmook moest toegeven dat het net was of heel
Antwerpen was uitgelopen om tegen te betogen.
8
In juni 1918 stelt de "Raad van Vlaanderen" een proclamatie op die zeer expliciet zijn
gehechtheid aan Duitsland weergeeft. "Overgeleverd aan Frankrijk, aan Engeland en aan de
VS geraakt ons volk in verval, zijn karakter wordt verbasterd". Neen aan de grootmachten
Frankrijk, Engeland en de VS, maar ja … aan de grootmacht Duitsland. "Economisch,
politiek en strategisch ligt Vlaanderen aan de poorten van Duitsland. Het weet dat zijn
autonomie een garantie vormt voor Duitsland, maar ook dat zijn autonomie maar kan
verwezenlijkt worden dankzij Duitse hulp."19 De belangrijkste leiders van de Vlaamse
beweging zijn dus in de realiteit niets anders dan waterdragers van het Duits imperialisme.
Onder het mom van autonomie geven zij Vlaanderen in handen van Duitsland. Het
‘autonome’ Vlaanderen vormt zelfs een garantie voor Duitsland. Want aan de zijde van
Duitsland willen zij dat Vlaanderen vecht tegen de ‘onnatuurlijke’, de ‘vijandelijke’
imperialistische mogendheden. Er moet onderstreept worden dat dit alles gebeurde onder de
noemer van ‘het zelfbeschikkingsrecht der volkeren’. Duitsland gebruikt deze tactiek om
relatief kleine nationaliteiten los te scheuren van hun land en om ze vervolgens onder Duitse
heerschappij te brengen, zogezegd om hen te beschermen. Dit gebeurde in de Oekraïne, in de
Balkan en bij ons. Dit zou ook later, voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog gebeuren. In
juli 1918 zal Duitsland echter zijn handen aftrekken van de Vlaamse beweging. Niet omdat ze
die politiek niet meer wilden volgen. Zij zien dat de nederlaag en de definitieve overgave er
aankomt en trekken zich daarom tactisch terug.
Ten derde. De Vlaamse beweging was in het geheel niet progressief want zij waren niet enkel
voor een ‘zuivere’, ‘autonome’ staat onder leiding van Duitsland, maar zij hadden zelf
imperialistische ambities. Reeds in 1917 zegt Tack, de voorzitter van de ‘Raad van
Vlaanderen’: "Zijn grote vruchtbaarheid geeft aan het Vlaamse volk het recht op kolonisering.
Het grondgebied voor die kolonisering moet gevonden worden in Congo, in Wallonië en in
het noorden van Frankrijk."20 Dat sommige van de Vlaamse activisten ijverden voor het recht
op kolonisering mag dan op zich misschien niet zoveel verwondering opwekken, maar de
Waalse activisten – die waren er ook, maar veel minder – deden daar niet voor onder. Zij
debatteerden tijdens de oorlog in de Vlaamse pers over het ‘overwicht’ dat de Vlamingen
hadden in Congo. Dit was dus niets meer dan een discussie onder nationalisten over de
verdeling van de koloniale taart! En in maart 1918 geeft het ‘Comité de Défense de la
Wallonie’ een manifest uit tot de verdediging van het Waalse ras (!) tegen de Vlaamse
dominantie. Ook later zal, in de aanloop naar en tijdens de Tweede Wereldoorlog het recht op
kolonisering terugkomen. Verschillende andere ‘helden’ van het Vlaams Blok waren daarin
heel duidelijk. Staf Declerck, de leider van het VNV, stelt reeds in 1940 een memorandum op
voor de Duitse bezettingsadministratie: "Wallonië leegmaken, zodat huizen en boerderijen
aan de koloniserende Vlamingen kunnen geschonken worden. De uitgedreven Walen kunnen
verplaatst worden naar de dunbevolkte zuidelijke departementen in Frankrijk."21 En de
‘sociaal bewogen’ priester dichter Cyriel Verschaeve is nog duidelijker: "…dat in Vlaanderen
geen zuiver volk meer woonde omdat het besmet was met vreemd bloed, namelijk de
ontelbare vreemde cellen der verfranste huisgezinnen" en "dat was de schuld van België, een
onnatuurlijk gevormde staatsmacht die onder de ‘Vlaamse bloedmacht’ opnieuw ademruimte
kan krijgen door meer lebensraum te scheppen in Frans Vlaanderen."22 Ook hij ijvert voor
het leegmaken van Wallonië en de deportatie van de bevolking naar Frankrijk. "Dat de Walen
er heen gaan. Er is plaats te over en voor ons komt hun plaats open volgens de simpele wetten
van leven en dood."23 Wie zei er iets over het recht op zelfbeschikking? Het recht om zich los
te scheuren, zich aan te sluiten bij Duitsland en andere naties te koloniseren, delen van naties
op hun beurt los scheuren en in te lijven bij een pan-Germaans Rijk, dit alles onder het mom
van ‘het zelfbeschikkingsrecht der volkeren’!
9
2.2. De Vlaamse beweging was niet volledig extreem-rechts en pro-Duits
Niet alle Vlaamse nationalisten waren voorstander van de aanhechting bij Duitsland of voor
de verdrijving van Franstaligen of de inlijving van Wallonië. Maar deze Vlaams nationalisten
hadden niet de leiding in de beweging. Sommigen, zoals Van Cauwelaert en Cyriel Buysse
hadden hun toevlucht gezocht in Nederland. Zij publiceerden een manifest om de
onafhankelijkheid te eisen van de Vlaamse beweging tegenover Duitsland. Het zou de
ondergang betekenen van de Nederlandse taal en van de Vlaamse beschaving! Ook anderen
die wel in België verbleven, waaronder Vermeylen, Huysmans, Van den Woestijne,…
protesteerden bij de Duitse bezetter en wezen de ‘Duitse gunsten’ af. Sommigen onder hen
waren pacifisten, anderen waren lid van de liberale of de socialistische partij. De
socialistische partij, noch de andere traditionele partijen hadden zich tegen de oorlog verzet in
tegenstelling tot de bolsjewieken van Lenin in Rusland. Integendeel, het was mede dankzij de
steun van de BWP dat de oorlogskredieten werden goedgekeurd. Hetzelfde gebeurde
trouwens in Duitsland, Frankrijk, enz.
Sommigen onder hen, zoals de katholiek Van Cauwelaert, waren pro-Engels. Hij probeerde
steun te vinden bij Engeland door hen ervan te overtuigen (hetgeen niet echt moeilijk was) dat
het absoluut noodzakelijk was dat de Noordzee-kust in handen was van pro-Engelse Vlaams-
nationale krachten. Hij vraagt Engeland steun voor zijn fractie van de Vlaams nationale
beweging en krijgt die ook. Het is het vermelden waard dat het Vlaams Blok in haar
programmadocumenten Van Cauwelaert met een dubbel gevoel bekijkt. Enerzijds vinden ze
hem niet radicaal genoeg en noemen ze hem de ‘zoetwaterflamingant’. Anderzijds
bewonderen ze hem en zijn gelijkgezinden omdat ze ‘toch nog Brussel opeisten als Vlaamse
grond’.
Nog anderen staan met één been in de Vlaamse beweging. Meestal ging het om intellectuelen
die ijverden voor de gelijkberechtiging van de Vlaamse taal. Zij uitten hun afkeer voor de
Belgische staat die in naam van het ‘zelfbeschikkingsrecht’ de oorlog was ingegaan. Eén van
de bekendste is wel Paul Van Ostayen. We kunnen hem zeker niet rekenen tot de harde kern
van de Vlaams nationale beweging en hij deelde evenmin de extreme ideeën van de leiding
van de activisten. Toch liet hij zich gedurende een periode op sleeptouw nemen door hen. Zo
is van hem geweten dat op het moment dat Staf De Clerck wegens ‘onvaderlandse
activiteiten’ in oktober 1915 als leraar wordt ontslagen, hij een protestmotie ondertekent.
Waarom hij dit deed is niet geweten. Waarschijnlijk was het ook een reactie tegen de
reactionaire Belgische staat. Van Ostayen was er ook bij tijdens de volksacclamatie van 3
februari 1918, en niet langs de kant van de tegenbetogers. Hij zou later samen met de
activisten nog deelnemen aan verschillende acties tegen symbolen van de Belgische staat. Bij
de capitulatie van Duitsland zal hij in het kielzog van zo’n 200 ‘harde’ activisten België
verlaten en zich evenals hen in Duitsland gaan vestigen. Hij zou, voor zover bekend, echter
niet meer deelnemen aan hun activiteiten en zelfs aansluiting zoeken bij de Spartakisten.24
Knack-redacteur Reynebeau haalt als één van de redenen van de betrokkenheid van heel wat
progressieven bij de activisten aan dat toen heel wat jongeren hun afkeer voor het bestaande
systeem zagen in termen van generatieconflicten dat burgerlijk, ouderwets, corrupt,
oorlogszuchtig,… was en waardoor zij bijna als vanzelf bij de anti-Belgicistische krachten
kwamen. Maar daar de Vlaamse beweging in handen van reactionaire krachten was,
verbonden zij zich met wat in de feiten een uiterst reactionaire strijd was.
2.3. Wat moest de houding van de revolutionairen in die periode zijn?
10
Men kan zich dan de vraag stellen. Was de Belgische Franstalige burgerij dan geen vijand?
Was er misschien geen reden om de discriminatie van de taal aan te klagen? Toch wel. Maar
communisten moeten dit altijd in perspectief plaatsen van de strijd voor het socialisme. Zij
moesten gebruik maken van de oorlog en de crisis om zich te keren, niet alleen tegen de
oorlog zelf, maar ook tegen ‘hun’ bourgeoisie. Deze strijd kon zeer concreet gemaakt worden.
Er waren twee zaken prioritair aan de orde. Ten eerste de strijd tegen de voorbereiding van de
Eerste Wereldoorlog en tegen deze barbaarse oorlog zelf. In de periode voor de Eerste
Wereldoorlog en tijdens de oorlog waren verschillende imperialistische grootmachten in strijd
voor het veroveren of behouden van strategische posities in de wereld en vooral voor het
behouden of veroveren van kolonies. De Eerste Wereldoorlog was dan ook in de eerste plaats
een oorlog voor de herverdeling van de wereld. Communisten en progressieven mogen zich
nooit voor de kar laten spannen van welk imperialistisch land dan ook. Daarom alleen al
mochten zij zich niet laten leiden door de reactionaire Vlaamse kleinburgerij die zich wilde
verbinden met Duitsland. Maar tegelijkertijd moesten zij zich ook afbakenen en afzetten tegen
de politiek van Engeland, Frankrijk of de VS. Daarom ook mochten zij niet kiezen voor ‘hun’
bourgeoisie in haar strijd met Duitsland.
Ten tweede moesten de revolutionairen en progressieven opkomen tegen de miserie die overal
heerste in Europa, ook in België. Er waren 700.000 werklozen, meer dan 3,5 miljoen mensen
leefden van de openbare onderstand. De werk- en leefomstandigheden waren verschrikkelijk.
Dit was zo voor de werkers uit Vlaanderen, Brussel en Wallonië! In Rusland heeft Lenin de
arbeiders gemobiliseerd tegen dit kapitalisme dat oorlog en honger veroorzaakt met twee
ordewoorden: ‘Brood’ en ‘Vrede’. De socialisten in België hadden hiervoor ook moeten
vechten samen met alle progressieven. De kwestie van de verdrukking van de eigen taal was
inderdaad ook een probleem. Iedereen moest het recht hebben om zijn taal te kunnen spreken,
maar deze eis kwam maar na de hierboven beschreven centrale eisen. De vraag naar onderwijs
aan de universiteiten of in de scholen in de eigen taal bijvoorbeeld was correct. Maar de eis
om tijdens de oorlog geleid te worden door Nederlandstalige officieren gaf reeds toe aan de
gruwel van de oorlog zelf en was dus fout. De socialistische beweging had de arbeiders
moeten mobiliseren om niet meer naar het front te gaan en hun woede moeten keren tegen
hun bourgeoisie die mee aan de basis van deze oorlog lag.
Het recht op het gebruik van de eigen taal is zoals we gezien hebben een louter democratische
eis, zoals het stemrecht. Elke revolutionair moest het geheel van democratische rechten
verdedigen, maar steeds binnen het kader van de strijd voor een andere maatschappij.
2.4. Besluiten
Voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog en tijdens de periode tot en met de Tweede
Wereldoorlog was de Vlaamse beweging duidelijk in handen van reactionaire krachten. De
gerechtvaardigde democratische eisen voor de gelijkberechtiging van de Nederlandse taal
stonden niet langer centraal. De Vlaamse beweging schreef zich meer en meer in in de
geopolitieke strategie van de grootmachten. Van de eis voor een autonoom Vlaanderen
belandden we bij de verdediging van de aanhechting bij imperialistisch Duitsland. De harde
kern van de activisten verdedigden bovendien het recht op het koloniseren van Wallonië,
Congo en Noord-Frankrijk. Hier stelde zich dan wél de nationale kwestie!
Er waren ook niet pro-Duitse krachten actief. Maar die waren zwak in het geheel van de
Vlaamse beweging. Bovendien reikten zij de progressieve krachten geen alternatief aan zoals
11
Lenin en zijn bolsjewieken in Rusland dat wel hadden gedaan door de woede van de werkers
te richten tegen de smerige oorlog en de miserie die mee door ‘hun’ bourgeoisie was
veroorzaakt. Eén van de hoofdredenen hiervoor was dat de BWP door de oorlogskredieten
goed te keuren de keuze voor het kapitalisme bevestigde en volledig meeging in de
oorlogslogica in naam van ‘het zelfbeschikkingsrecht der volkeren’.
3. Waarom leefde het nationalisme terug op vanaf de jaren zestig?
Na de Tweede Wereldoorlog krijgt de nationalistische beweging in Vlaanderen een flinke
klap. De Vlaams-nationalisten hebben gecollaboreerd met Duitsland. De Vlaamse beweging
wordt daardoor gebrandmerkt zodat ook diegenen die niet gecollaboreerd hebben, zich
moeten koest houden. Daarbij komt dat de partizanen – onder leiding van de KPB – die een
belangrijk aandeel hadden in de bevrijding, een enorme steun genoten onder bevolking. Het
communisme in het algemeen had in aanzien gewonnen doordat de Sovjet-Unie nazi-
Duitsland beslissende slagen had toegebracht. In die omstandigheden is het niet moeilijk te
begrijpen dat de Vlaamse beweging het zeer moeilijk heeft.
Hoe is de Vlaamse beweging dan terug opgekomen? Hoe is het te verklaren dat – ondanks de
gebeurtenissen tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog en naarmate er meer en meer
rechten werden toegekend aan de Nederlandstaligen en Vlaanderen zijn achterstand ook
economisch ingehaald had –, het nationalisme niet afnam, maar eerder toenam en tot op de
dag van vandaag crescendo gaat?
Wij zien hiervoor vier redenen.
1. Het Vlaams nationalisme ging hand in hand met de eis voor een economisch sterker
Vlaanderen. De Vlaamse bourgeoisie eist haar plaats op de wereldmarkt op.
2. Het nationalisme, - en het federalisme is één van zijn mogelijke staatsvormen-, dient
daarbij in de eerste plaats om de arbeidersklasse te verdelen.
3. Het nationalisme past binnen het kader van Europa: omdat het steunt op de noden van de
multinationals die de regio’s tegen elkaar willen uitspelen om de meest gunstige voorwaarden
te scheppen voor investeringen in die regio’s.
4. Het nationalisme dient tenslotte om terug te kunnen vallen op de fascisten als laatste
reddingsmiddel voor het kapitalisme in tijden van verscherpte crisis.
3.1. De Vlaamse beweging eist een economisch sterk Vlaanderen
De Tweede Wereldoorlog had enorme gevolgen voor de werkers: miljoenen doden, er heerste
miserie, Europa was een puinhoop. Maar snel na de oorlog wordt dankzij de enorme offers
van de werkers en met de hulp van de VS ook België weer opgebouwd. Een deel van het
productieapparaat was echter nog intact gebleven (bv. de haven van Antwerpen was min of
meer ongeschonden). Een deel van de zware industrie in Wallonië is nog steeds relatief sterk,
maar begint toch al serieuze moeilijkheden te krijgen. Vooral de steenkoolmijnen waarvan er
reeds eind van de jaren vijftig verschillende zullen sluiten. Ook de staalsector krijgt het
moeilijk op een zeer concurrentiële markt. Maar alles samen genomen gaat het nog relatief
12
goed. De Waalse industrie blijft vragende partij voor extra Vlaamse arbeiderskrachten. Heel
wat boeren en arbeiders vertrekken dan ook om zich in Wallonië te vestigen.
In de nasleep van de staking van 1960-61, waar door Renard25 het federalisme op de
politieke agenda geplaatst wordt, begint de Vlaamse beweging zich te roeren. Zij herneemt de
oude eisen rond het wegwerken van de discriminatie van de Nederlandse taal maar voegen
daar een aantal economische eisen aan toe. Die zullen dan ook centraal staan op de twee
marsen op Brussel in oktober 1961 en oktober 1962. Op de eerste mars, op 29 oktober 1961
was de centrale slogan "Tegen verfransing en broodroof". Tijdens de tweede mars op Brussel,
op 14 oktober 1962 wordt de slogan gelanceerd: "Vlamingen baas in Vlaamse fabrieken". Eén
van de concrete eisen is een staalfabriek in Zelzate, wat later Sidmar zal worden. De opleving
van de Vlaamse beweging gaat dus hand in hand met de opgang van de Vlaamse burgerij. De
ontwikkeling van de economie zal inderdaad een economisch weefsel scheppen dat voordien
in Vlaanderen nauwelijks bestond. Naast enkele grote fabrieken (zoals Sidmar, later ook
Ford-Genk en de petrochemie in de Antwerpse haven als antwoord op de sluiting van een deel
van de mijnen en de economische expansie), zal vooral het havenpatronaat profiteren van de
kapitaalsinjecties in Vlaanderen en zal de befaamde KMO-structuur verder ontwikkeld
worden.
Het zijn enkele jonge politieke krachten die in de jaren zestig de beweging domineren en zij
zullen later tot de leidende elite van het land behoren. Wilfried Martens, later CVP-voorzitter
en premier van België leidt op dat ogenblik de Vlaamse Volksbeweging (VVB). Naar
aanleiding van de eerste mars op Brussel schrijft hij een brief naar de BSP: "Hebt gij de
polsslag van uw volk gevoeld? Gij kunt ervoor zorgen, samen met de christelijke
arbeidersorganisaties, dat Vlaanderen op elk ogenblik de beslissende mars op Brussel inzet.
Hoe lang gaat gij de Vlaamse arbeiders het juk van vernedering, verachting en broodroof nog
laten dragen? Aan welke zijde staat gij: aan de zijde der conservatieve franskiljons of aan de
zijde der flaminganten die iedere dag vechten voor werk en welvaart in Vlaanderen?"26 De
oproep was gericht aan de BSP omdat deze had geweigerd deel te nemen aan de mars op
Brussel. Martens wilde een duidelijk front over de partijgrenzen heen voor de belangen van
het Vlaams (en Belgisch) patronaat. Hierbij schuwt hij de demagogische tactiek niet. De strijd
is een goede - want progressieve strijd - tegen het (Franstalig) establishment dat de arbeiders
hun job niet gunt. Het zou echter maar 15 jaar duren of Martens maakte zelf deel uit van het
‘establishment’ en hij zou samen met hen in de achtereenvolgende regeringen meer dan
duizenden jobs doen sneuvelen en de arbeiders zware besparingen opleggen. Een pamflet dat
mobiliseert voor de betoging is nog duidelijker: "Zij zullen niet ophouden vooraleer zij de
scholen, de gemeenten en de steden verfranst hebben om baas te kunnen blijven en te heersen
over de Vlaamse mensen zoals in de 19e eeuw. Deze Brusselaars, Walen en franskiljons
moeten overal thuis zijn, onthaal genieten, de baas spelen. Zij kopen gronden op om villa’s te
bouwen, zij dwingen onze buitenmensen, onze gemeentebesturen, onze scholen en onze
kerken. Zij zullen de Vlaamse burgemeesters uit hun gemeentehuizen verjagen, het brood van
onze gemeentelieden ontstelen, de toekomst van de Vlaamse kinderen kapot maken…"27 Alle
Walen en Brusselaars worden de wreedste dingen toegedicht, dé Vlamingen zijn de grote
sukkelaars (ook de Vlaamse patroons?). De Franstaligen heersen over Vlaanderen, zijn rijk en
maken de eenvoudige Vlamingen kapot.
Het is ook in deze periode dat de VU haar rol ten volle zal beginnen spelen. De VU werd
opgericht door een aantal flaminganten die uit de CVP stapten. In 1954 haalden zij hun eerste
verkozenen. In 1961 zetelt zij reeds met 7 vertegenwoordigers in het Belgisch Parlement met
13
als hoofddoel de Vlaamse beweging op de politieke agenda te plaatsen. En wat belangrijk is,
de VU zal dienen als toevluchtshuis voor de oude fascisten die tijdens de Tweede
Wereldoorlog collaboreerden en die toen al voor de ‘Vlaamse zaak’ vochten. Voordien zaten
deze als duikboten in de CVP zelf.
In de ‘gouden’ jaren zestig haalt de economie van Vlaanderen al snel die van Wallonië in. Het
Belgisch én internationaal kapitaal wil een deel van haar productieapparaat naar het Noorden
van het land verhuizen of daar nieuwe dingen opstarten. Dit heeft onder meer te maken met
het toenemend belang van de havens waardoor grote bedrijven goedkoper kunnen exporteren.
In een economie die zich steeds meer internationaliseert en die handel drijft met steeds verder
afgelegen landen winnen de havens steeds meer aan belang. Daardoor is het ook te verklaren
dat bijvoorbeeld de Antwerpse haven stap voor stap de grootste industriële zone is geworden.
Het heeft ook te maken met de traditie van strijd in de zware industrie van Wallonië die door
het patronaat als blok aan het been wordt ervaren. Zij hopen dat de ‘simpele’ Vlaamse
werkers kneedbaarder zullen zijn. In Vlaanderen zijn de grote bedrijven er ondertussen
gekomen en het beschikt dan ook over een moderner productieapparaat. De bourgeoisie zal
vanaf dan de weg van het federalisme bewandelen. De bourgeoisie ervaarde de steeds
terugkerende ‘stammentwisten’ rond bijvoorbeeld de taalkwesties als hinderlijk. Het
federalisme bood de mogelijkheid om deze twisten zonder veel nadelen voor de bourgeoisie
‘te regelen’, zonder ze in de feiten op te lossen. In 1968 was met de beweging ‘Leuven
Vlaams’ nog een regering gevallen.
In 1970 begint de eerste fase in de staatshervorming. Vanaf dan zal België jaar na jaar
hervormd worden tot het federale model dat we nu kennen. (Zie tabel 2) Het zijn de
traditionele partijen, inclusief de socialistische en later de groene partijen die dit federalistisch
staatsmodel zullen uitwerken en/of ondersteunen. Ondertussen slaat in 1974 de kapitalistische
crisis hard toe. Vanaf dan krijgt de zware industrie, ook de staalindustrie het harder en harder
te verduren in Wallonië. Ook de Vlaamse werkers worden getroffen, onder meer door de
herstructurering van de scheepsbouw, de textiel- en de mijnsector. Vanaf de tweede helft van
de jaren zeventig komen terug de sociale problemen aan de orde (voordien waren reeds de
eerste mijnen gesloten, onder meer die van Zwartberg wegens ‘niet rendabel’). Toch zal het
vooral de zware industrie zijn die in het Zuiden van het land lijdt onder de herstructureringen.
Meer dan 200.000 jobs zullen verloren gaan in Wallonië over een periode van ongeveer 20
jaar. Voor de extreem-rechtse krachten lijkt het moment gekomen om terug boven water te
komen. Eerst nog via mantelorganisaties zoals TAK en Voorpost (dat steeds een
onafhankelijk Vlaanderen als centraal ordewoord in haar acties naar voren zal schuiven) en
vanaf 1979 met de oprichting van het Vlaams Blok. Vanaf dan zal het Vlaams Blok, het
voortouw nemen in de Vlaamse beweging. Zij zullen voor een groot stuk de nationalistische
politieke agenda bepalen.
3.2. Het Vlaams nationalisme om de Vlaamse en Waalse werkers tegen elkaar op te
zetten en het Europa van het kapitaal te realiseren
Komen we terug op de vraag die we stelden in het begin van het hoofdstuk. Waarom wordt
het nationalisme steeds verder aangewakkerd? Er is geen discriminatie meer van de taal in
België. Er zijn Nederlandse onderwijsinstellingen – universitaire en niet-universitaire,
middelbare. De Nederlandse en de Franse taal worden op gelijke voet behandeld in de
administratie (op enkele incidenten na – maar die bestaan ook in omgekeerde richting). De
Vlaamse werkers worden al lang niet meer achteruit gesteld. Toch wordt de roep harder om
14
meer dingen apart te doen, om zelfs elk een eigen weg te gaan. Waarom zal de Belgische
burgerij en vooral haar Vlaamse fractie aansturen op nationalistische maatregelen met het
gevaar dat dit tenslotte leidt tot het uiteenspatten van het land. Heeft de bourgeoisie daar wel
belang bij?
Een eerste deel van het antwoord heeft zoals we in de voorgaande paragraaf zagen, te maken
met de economische situatie. Vlaanderen is Wallonië economisch voorbijgestoken. Wallonië
zelf heeft het zeer moeilijk. Om de herstructureringen in haar eigen industrie op te vangen en
een groter deel van de koek binnen te halen zal de Vlaamse bourgeoisie meer en meer gebruik
maken van het nationalisme om de Vlaamse werkers op te zetten tegen de Waalse en
buitenlandse werkers. Denken we maar aan de hetze die alle traditionele partijen en het
Vlaams patronaat maakten over de bodemloze Waalse (staal)putten waarin al het
zuurverdiende ‘Vlaamse’ geld verdween. Dat dit geld in de zakken van kapitalist Albert Frère
terechtkwam die zo zijn internationaal imperium kon opbouwen, zegden ze er niet bij. De
demagogie van de ‘bodemloze putten’ zouden ze trouwens later tegen de ‘Limburgse’
mijnwerkers gebruiken om zo te proberen de solidariteit te breken tussen alle werkers in
Vlaanderen en Wallonië!
De Vlaamse bourgeoisie wil van Vlaanderen één van de economisch meest welvarende
regio’s maken. Zij zal alles in het werk stellen om de voorwaarden te scheppen die het
mogelijk maken investeringen aan te trekken en eigen initiatieven uit de grond te stampen.
Het nationalistische discours zal daartoe, ingebakken in de Europese logica, het ideale middel
blijken.
Vanaf de jaren ’80 en ook nog in de jaren ’90 zit Vlaanderen economisch inderdaad nog
steeds in de lift, in tegenstelling tot Wallonië. Het Vlaams bruto binnenlands product (BBP)
stijgt spectaculair. Vlaanderen en zijn leiders voelen zich sterk. Maar zij willen meer. Een
deel van de burgerij wil van het feit dat zij in Vlaanderen werkzaam is gebruik maken om nog
een groter deel van de markt in handen te krijgen. Het gaat zowel om multinationale
bedrijven, als om kleinere bedrijven en KMO’s. Het kapitaal in het noorden van het land wil
groeien en daarvoor is Wallonië een blok aan het been. Laat ons dit duidelijk maken met
enkele voorbeelden. Raf Vermeire is voorzitter van de CVP-jongeren en bedrijfsleider van de
transportonderneming Stokata in Lokeren. Het bedrijf heeft een omzet van 500 miljoen,
waarvan 30% in Wallonië. Hij bepleit het beruchte Belfort-model dat door alle traditionele
partijen wordt aangehangen. Volgens hem maakt de Economische en Monetaire Unie een
nieuwe staatshervorming noodzakelijk. "De Europese Commissie beveelt België aan om meer
regionale accenten te leggen in het arbeidsvoorwaardenbeleid, meer concreet de lonen. De
commissie pleit – en dat is een trendbreuk – voor meer regionale verschillen in het
arbeidsvoorwaardenbeleid." En: "De centralistische instelling van die vier landen (Duitsland,
Italië, Spanje en België nvdr) belet, zegt de Commissie, dat de economische schokken –
sluitingen van fabrieken, ontslagen, verval van de infrastructuur, achterstand van de scholing
– optimaal worden opgevangen." Het probleem van België is dat Wallonië niet past in de
dynamiek die het Vlaams patronaat aan de dag wil leggen. "De Waalse economie kan of wil
minder soepel reageren door de ‘Belgische’ omkadering van haar loon- en
arbeidsvoorwaardenbeleid. Zij zou beter af zijn met een beleid dat haar werkelijkheid
weerspiegelt. Dus, lagere lonen en soepelere voorwaarden, wat automatisch zal leiden tot
meer banen, eventueel, en misschien zelfs in de eerste plaats vanuit Vlaanderen. Pas op, ik
pleit als Vlaming niet voor een goedkoop arbeidsreservoir in Wallonië. (…) Wij willen sneller
en efficiënt vooruitgaan in Vlaanderen. Wij hebben keihard gepleit voor
15
werknemersparticipatie. (…) De mensen zijn vandaag medewerker en willen op een
verantwoordelijke, persoonlijke manier samenwerken en overeenkomstig, volgens hun inzet,
vergoed worden.28 Hier spreekt uiteraard meer de patroon dan de politicus. Ten eerste wordt
de Europese Unie precies gebruikt waarvoor zij bestemd is, namelijk om een kader te creëren
voor het patronaat om meer flexibiliteit in te voeren, de loonkost omlaag te halen, enz. Het
gezag van de EU wordt gebruikt om de politiek die men in Vlaanderen (en eigenlijk ook in
Wallonië) wil voeren, erdoor te krijgen. Ten tweede. Vlaanderen wil sneller gaan. Lees:
sneller naar lagere of variabele lonen, sneller naar verdoorgedreven flexibiliteit, enz.
Daarvoor is er nu al een goede relatie met de werknemers aldus Vermeire. Het zijn geen
arbeiders of bedienden meer maar ‘medewerkers’ die ‘op een verantwoordelijke wijze’ willen
meewerken aan het project van het patronaat. Ten derde. Als Vlaanderen en Wallonië meer
regionale accenten gaan leggen, dan betekent dit voor de Waalse werkers extra inlevering.
Interessant voor Vermeire, want hij heeft ook activiteiten in Wallonië. Niemand die hem
natuurlijk gelooft dat hij niet wil profiteren van het ‘goedkope arbeidsreservoir’ in Wallonië.
Met deze ‘bekentenis’ vatten we perfect de strategie van de burgerij in het Noorden van het
land samen. De gevolgen voor de werkers in Vlaanderen en Wallonië zijn wel dezelfde!
Ook andere partijen denken en werken in dezelfde richting. We zullen verder zien dat ook in
het Zuidelijke landsgedeelte dergelijke strategie zal gevolgd worden ‘om de achterstand in te
halen’. Het nationalisme is dan ook niet alleen een ideologisch wapen van de burgerij om de
arbeidersklasse te verdelen, maar biedt haar ook een aantal objectieve voordelen, om
afhankelijk van de situatie en van het verzet, er maatregelen door te krijgen, eerst in
Vlaanderen, dan in Wallonië, of omgekeerd.
Ook Karel Vinck, patroon van de Union Minière en voorzitter van het Vlaams Economisch
Verbond (VEV), ontwikkelde deze ideeën reeds enkele jaren geleden. "Als de politici de staat
niet verder hervormen, dan zal de economische diversiteit van de regio’s, bedrijfstakken en
ondernemingen in Europa hen daar wel toe verplichten. Waarom kan Vlaanderen zijn
bedrijfsvriendelijk klimaat niet beter als een troef uitspelen?"29 Meer Vlaanderen dus, want
dan winnen we van onze concurrenten. Zo komen we echter in een helse spiraal waarvan de
werkende bevolking het slachtoffer is. Twee jaar voordien had de VEV-topman gedreigd
CAO’s af te sluiten op het niveau van Vlaanderen alleen, omdat volgens hem niet genoeg
schot in de zaak kwam op federaal niveau: "Op federaal vlak als het kan, met Vlaanderen
alleen als het moet." En Vinck vervolgt: "We moeten afstappen van het conflictmodel. Bij de
top van de vakbond is dat al gebeurd, bij het middenveld nog niet."30 In Vlaanderen hoopt het
patronaat op snelle doorbraken en vooral op weinig verzet. Uiteraard wil Vinck die als
internationaal kapitalist denkt en handelt hetzelfde resultaat in Wallonië! Inlevering met
medewerking van de vakbonden.
3.3. Het Vlaams nationalisme en de fascisering gaan hand in hand
Naast de economische redenen voor de verdere opgang van het nationalisme is er ook een
politieke. Het kapitaal houdt de fascistische krachten ‘in reserve’ om als de crisis scherper
wordt en de nood het hoogst is, het wapen van het nationalisme verder uit te spelen. Daartoe
kan het Vlaams Blok als joker ingezet worden. Het is trouwens zeer opvallend hoe in de
Vlaamse kwestie de reactionaire krachten die eerst nog verdoken in de CVP, later in de VU en
nog later vanuit het Vlaams Blok, de Vlaams nationale dans leiden.
16
Sinds het einde van de jaren ’70 is het Blok op het politieke toneel verschenen. Zij zijn een
echte gangmaker voor de burgerij in heel wat moeilijke dossiers. Vanaf hun ontstaan hebben
zij de onafhankelijkheid van Vlaanderen geëist als enige consequente politiek. De traditionele
partijen zitten met een probleem. Gans hun redenering verschilt in het niets van die van het
Vlaams Blok. En we moeten constateren dat het Vlaams Blok in zijn voortrekkersrol slaagt.
De traditionele partijen voeren eigenlijk stap voor stap delen van het nationalistisch
programma uit. Het optreden van Van Den Brande op de televisie waarbij zijn hond een
Waalse haan in de muil neemt zou 15 jaar geleden niet mogelijk geweest zijn. Het
nationalisme is dan ook één van de inrijpoorten naar het fascisme.
Ook de patroons erkennen de voortrekkersrol van het Vlaams Blok. Dezelfde Karel Vinck
zegt in mei 1999, net voor de verkiezingen van 13 juni: "Ja, het Vlaams Blok zal
waarschijnlijk enkele procenten winnen, maar daarom gaat de hele democratie nog niet door
de knieën. De huidige coalitiepartners boeren inderdaad achteruit, maar het zou best kunnen
dat de verkiezingsuitslag de politici tot wat meer krachtdadigheid zal aanzetten."31 Het
patronaat erkent dus openlijk de positieve rol van het Vlaams Blok om de traditionele partijen
wat achter de veren te zitten en te komen tot waar het patronaat wil komen. Hiermee is nog
niet gezegd dat het VEV voor een scheiding van de Belgische staat is, maar een stap is gauw
gezet.
Maar wat is nu het programma van het Vlaams Blok? Hoe zien we concreet dat zij de
politieke agenda bepalen? Het Vlaams Blok heeft een heel duidelijk project, namelijk het
laten uiteen spatten van de Belgische staat. Als we hun programma bekijken valt op hoe rond
verschillende deelaspecten de traditionele partijen, of het nu gaat om de SP, de CVP, de
liberalen of de VU, hen voor wat betreft de basisideeën beetje bij beetje achternalopen (Zie
kader).
Vlaams Blok als wegbereider voor een splitsing van België
De basisfilosofie van het Blok
Vlaanderen vormt één volk, één cultuur en dus één natie. Er moet dus een aparte staat
gevormd worden. De staatsgrenzen zijn etnisch bepaald, door het ‘anders zijn’ van de
bevolking, door een ‘homogeen aangevoelde etnie’. In haar fundamenteel programma zegt het
Blok: "In het onderscheid dat wordt gemaakt tussen een harde en een zachte interpretatie van
een natie-staat verhouding staat het Vlaams Blok dus aan de kant van de harde interpretatie,
namelijk aan de kant van de staat die een sterke etnische samenhang vertoont en waarin één
etnie op een optimale wijze haar belangen kan beneerstigen."32 Zij benadrukken dat het
federalisme nooit kan lukken: want in België zijn centrifugale krachten werkzaam. De
‘volkeren’ groeien uiteen.
Is dat niet één van de centrale thema’s van zowel de CVP, de VU, de SP, de VLD en zelfs
Agalev? We worden (zijn) te verschillend. We hebben een eigen cultuur, een eigen realiteit.
Het Vlaams Blok steunt de idee van Lode Claes die dan de volgende stap zet: "Waarom
zouden we moeten vasthouden aan dit federalisme, dat ons geen macht geeft en onze
machteloosheid bestendigt."33 Als we toch nog weinig gemeen hebben, waarom gaan we dan
niet elk onze eigen weg, en dit kan alleen maar consequent in een eigen staat waar ‘we’ zelf
de macht hebben. Gerolf Annemans constateert echter met voldoening dat de stap in de
staatshervorming die het Vlaams Parlement oprichtte goed was want "het kan de
17
separatistische dynamiek alleen maar versnellen"34. De nieuwe situatie laat toe, aldus het
Vlaams Blok, een politiek van de voldongen feiten voeren, net zoals gebeurde in Litouwen.
Daarom, zeggen zij zeer demagogisch, zal de afscheiding niet per definitie bloedig moeten
verlopen! Het Blok wil een voldongen-feiten-politiek voeren. Juist de laatste fase van de
staatshervorming liet dit toe. En dezelfde voldongen-feiten-politiek werd toegepast door Van
Den Brande en De Batselier, onder meer door de volgende stap in de staatshervorming – die
zij gewild hadden vanaf 1999 – zelf in gang te zetten, zonder overleg met de Waalse partijen!
Ook op het vlak van Europa en de vrije markt verdedigt het Blok exact hetzelfde als de
traditionele partijen en kunnen zij er hun bondgenoot in vinden: "Ieder volk heeft zijn
culturele eigenheid. Een Europees Cultureel Handvest moet volgens het Vlaams Blok bepalen
wat precies deze culturele eigenheid is. (…) Op die manier komen wij tot een volkeren-
Europa, een Europa met een gemeenschappelijke beschaving. Een Europa waarin de staten
wegebben. Deze nationalistische visie (...) wijst ieder gelijkstellend denken af dat overigens
één van de wortels is van het marxisme. Het Vlaams Blok (…) bestrijdt de idee van het
marxisme als zou er slechts één basisstructuur zijn, namelijk die van de economische
uitbuiters en de economisch uitgebuiten."35 Op economisch vlak gaat het Blok uit "van de
vrije markteconomie als economisch model. De wetten en reglementen waarbinnen het
economisch gebeuren zich zal afspelen dienen zo Europees mogelijk te zijn." En: "Het Blok is
een solidaristische partij. Het uitgangspunt is de wederzijdse solidariteit van het individu met
zijn eigen volksgemeenschap." Ook hier geen verschil met de traditionele partijen, voor
Europa en haar ‘vrije markt’, en tegen het marxistisch gelijkheidsdenken.
Maar het Blok wil inderdaad nog verder gaan. Wat bij een scheiding? Vraag is of zij er zullen
in slagen de traditionele partijen mee te krijgen op deze weg van de nationalistische waanzin.
Over een aantal zaken wordt blijkbaar wel al gediscuteerd en ‘nagedacht’ in de
hoofdkwartieren van de traditionele partijen en in die van het patronaat. Vooreerst enkele van
de ideeën van het Blok. 1. Bij een scheiding zullen de activa van de Nationale Bank verdeeld
worden volgens de verdeling van het BBP van de laatste 10 jaar. 2. Naar solidaristisch model
heeft Vlaanderen recht op een volksgebonden stelsel van sociale zekerheid. (3) De luchthaven
van Brussel-nationaal ligt op Vlaams grondgebied en dus is er ‘geen enkele reden om Waalse
zeggenschap te dulden’. 4. Gemengde overheidsbedrijven zoals Sabena waarvan de
activiteiten uitsluitend lokaliseerbaar zijn in één landsdeel worden integraal toegewezen aan
dat landsdeel. 5. Gemengde overheidsbedrijven zoals Cockerill Sambre, maar niet
lokaliseerbaar in één landsgedeelte worden verdeeld in de mate van het mogelijke volgens de
plaats van realisatie van de meerwaarde. 6. Overheidsschulden worden toegewezen aan
diegene die ze heeft veroorzaakt. 7. Wallonië moet de transferten van de Belgische
‘oversolidariteit’ terugstorten aan Vlaanderen. Dit is maar een greep uit wat het Blok wil. Het
is duidelijk dat het Blok een deel van de nationale rijkdom wil inpikken en de Waalse werkers
nog meer wil doen bloeden.
Het lijkt ver weg en overdreven, maar sommige burgerlijke politici hebben al openlijk
sommige van deze programmapunten bespreekbaar gemaakt. Zo is onze ‘progressieve’ jonge
en dynamische SP’er Stevaert er al in geslaagd twee ervan ter sprake te brengen in de pers.
Een eerste maal toen hij op het TV1-journaal zei dat de nationale luchthaven in feite een zaak
van de Vlamingen was, want gelegen op Vlaams grondgebied! Een tweede maal toen hij zich
als minister van transport en mobiliteit in de Vlaamse regering bekloeg over het gebrek aan
dynamiek van de nationale NMBS. Hij dreigde er zelfs even mee de busmaatschappij De Lijn,
waarvoor hij bevoegd is, een deel van de regionale spooractiviteiten te laten overnemen. Uit
18
deze voorbeelden kunnen we dus zien dat sommige ideeën van het Vlaams Blok die op het
eerste zicht ‘niet zoveel kans maken’ zoals sommige progressieven zeggen, toch bespreekbaar
zijn. Hetzelfde is trouwens het geval voor de sociale zekerheid, althans voor sommige
partijen.
De kwestie Brussel. Eén van de principes die met de staatshervorming vastgelegd zijn in de
grondwet is het territorialiteitsprincipe. Dit houdt in dat de gewesten bevoegd zijn voor wat er
op hun grondgebied gebeurt. Daar zijn bijvoorbeeld de taalwetten aan verbonden, enz. Het
Blok past dit principe ruimer toe, ook in de kwestie Brussel. Vandaar hun hevig verzet tegen –
en het niet erkennen van Brussel – als derde gewest.
Maar de meeste Vlaamse partijen waren eigenlijk ook tegen de erkenning van Brussel als
derde gewest en zij hebben enkel een toegeving gedaan op dit punt in ruil voor andere
voordelen voor Vlaanderen. De redenering van het Vlaams Blok is simpel. Brussel ligt op
Vlaams grondgebied en is dus integraal Vlaams. "Dat betekent dat Wallonië inzake Brussel
geen enkel recht van spreken heeft."36 En Wim Jorissen geeft aan hoe belangrijk Brussel wel
is voor de Vlaamse beweging: "… te Brussel zal de laatste strijd van de Vlaamse Beweging
uitgevochten worden. Die strijd zal hard zijn, maar te Brussel zal de Vlaamse Beweging haar
strijd winnen of verliezen. Brussel is het sluitstuk van onze strijd."37 De toekomst voor de
migranten en de Franstaligen ziet er echter niet rooskleurig uit: "In een onafhankelijk
Vlaanderen zijn alle Brusselaars, uiteraard de vreemdelingen uitgezonderd, Vlaamse
staatsburgers, en bijgevolg ook onderworpen aan de Vlaamse wetten. (…) Men kan
onmogelijk van de ene op de andere dag het Nederlands als enige taal opleggen. Het
uiteindelijke doel moet echter zijn van Brussel opnieuw een Nederlandse stad te maken:
Nederlands naar wezen, taal, cultuur en inzicht. Wat het onderwijs betreft zullen Franstalige
scholen voorlopig blijven bestaan."38 Verschillende van deze programmapunten worden nu
door de Vlaamse regering in praktijk gebracht. Er bestaat een volledig programma voor de
‘Vervlaamsing van Brussel’. Er worden subsidies gegeven om in Brussel te gaan wonen,
evenals speciale geboortepremies. In de Brusselse rand voert de provincie Vlaams-Brabant
een etnische politiek om ‘het eigen volk’ prioriteit van wonen te geven. Enz.
Kunnen we aan de hand van al deze voorbeelden niet stellen dat de traditionele partijen geen
fundamenteel andere politieke lijn hebben? Dat inzake de nationale kwestie het Blok hen op
sleeptouw neemt en zij zich maar al te gemakkelijk laten voorttrekken? Kunnen we ook niet
zeggen dat hiermee het objectieve gevaar voor splitsing toeneemt, zelfs als in woorden de
traditionele partijen zich daar (soms) nog tegen afzetten? Wij denken van wel!
3.4. Welke strategieën onderkennen in de Vlaamse beweging?
Dit betekent echter niet dat alle burgerlijke krachten er een zelfde strategie op na houden. Ook
een aantal progressieve krachten die in de Vlaamse beweging werkzaam zijn proberen, in
specifieke organisaties of in bestaande partijen, een deel van de politieke agenda te bepalen.
Maar één ding wordt duidelijk: allen (her)nemen de basisredenering over twee ‘volkeren’,
twee ‘karakters’, de ‘juistheid’ van de Vlaamse beweging, … en nemen dit als uitgangspunt
voor hun handelen. Allen ijveren zij voor het federale staatsmodel dat ons land de laatste 30
jaar stapje voor stapje dichter bij een opsplitsing heeft gebracht.
De eerste strategie is de strategie die het federale staatsmodel wil ‘verfijnen’. Deze strategie
schrijft zich nogal expliciet in in het kader van de Belgische staat. Belangrijke
19
vertegenwoordigers van deze stroming zijn de groep B-plus waarin ook een aantal
Franstaligen zitten en die zichzelf als progressief bestempelen. Eén van de belangrijke
voortrekkers ervan is ex-Agalev’er Ludo Dierickx. Hij is zonder twijfel één van de bezielers
van de beweging tegen het separatisme, maar tegelijkertijd gelooft hij met hart en ziel in het
federale model. De groep verzamelt eigenlijk drie organisaties: de voormalige groep
Coudenberg, een soort denktank van de traditionele Belgicistische burgerij rond de
staatshervormingen; het front voor Unionistisch federalisme en de vzw Tegen het
Separatisme. Zij nemen afstand van het ‘confederale en unionistische België’ en noemen zich
de ‘beweging voor een federaal en vernieuwd België’, vandaar de naam B-plus. "Enkel de
federale staat, die de regionale identiteiten en culturele verscheidenheid eerbiedigt, kan de
werking van de instellingen duurzaam verbeteren."39 Ook zij onderschrijven dus de stelling
dat federalisme meer democratie betekent (Zie kader). In hun programma komen zij op voor
het "verstevigen van de banden tussen de Vlamingen, Walen, Brusselaars, Duitstaligen en
vreemdelingen in België", voor "sociale solidariteit", "het verbeteren van het Belgisch
institutioneel systeem", "het scheppen van een positief imago van België en haar gewesten",
enz. Er is een voorzichtige kritiek op het federalisme onder het motto "Niet alles wat we zelf
doen, doen we beter." Deze idee is vooral ontwikkeld door Freddy Willockx van de SP die
dezelfde basisideeën heeft. Willockx stelt in zijn politiek antwoord op het Sienjaal van De
Batselier en Coppieters dat we moeten herevalueren wat op federaal en op gewestelijk niveau
moet gebeuren. Maar Willockx is ook heel duidelijk over wat onder solidariteit moet verstaan
worden. Het is een solidariteit met grenzen. "In iedere federale staat bestaan
solidariteitsmechanismen, afgestemd op de regio’s met de laagste fiscale capaciteit. Deze
solidariteitsvormen moeten doorzichtig, objectief, omkeerbaar en redelijk zijn. Ze mogen niet
dienen om de regio’s te bevorderen die slordig omspringen met de toepassing van de
regelgeving of die weigeren zich te integreren in de federale budgettaire discipline.’40 Een
solidariteit met grenzen dus. De gewesten moeten zelf besparen, geen steun meer geven aan
bedrijven, zich inpassen in het budgettaire keurslijf van de federale regering, kortom de
politiek van Europa ten voordele van het kapitaal uitvoeren. Binnen deze groep, ook binnen
B-plus zijn de meeste fracties het met deze redenering eens. Ook bepaalde liberalen lijken
binnen de huidige regering de verdere staatshervorming op een lager pitje te willen zetten.
De tweede strategie heeft de voorbije tien jaar gedomineerd: de staatshervorming steeds
verder ontwikkelen en een volledige bevoegdheidsverdeling tussen de gewesten realiseren.
Het is de strategie van Van Den Brande, de VU en De Batselier, maar ook van de nieuwe
Vlaamse president, Dewael van de VLD. De meest logische weg die zou kunnen bewandeld
worden is de stap naar een confederale staat. Hierin zou Vlaanderen loskomen van Wallonië
(maar onder de formele Belgische paraplu blijven) met doorgedreven eigen bevoegdheden –
naast de reeds bestaande – fiscale autonomie, zeggingschap over de gemeentewetten, splitsing
van de gezondheidszorg en de kinderbijslag, toekenning van de buitenlandse handel, enz.
Daarnaast zouden heel wat bevoegdheden naar Europa moeten verhuizen, of in ieder geval
zou Europa er een belangrijkere verantwoordelijkheid in moeten nemen: een eigen Europees
leger, politie en justitie, financiële politiek, enz. Bij deze strategie is terecht de vraag of dit
uiteindelijk niet leidt tot een ophouden van het bestaan van de Belgische staat. In woorden
zijn zij tegen het separatisme, maar de stap naar de scheiding is gauw gezet.
De derde strategie streeft naar een volledig onafhankelijk Vlaanderen en naar de oprichting
van een confederatie met Nederland. Uiteraard is hiervan het Vlaams Blok de grote
woordvoerder. Maar ook binnen de niet-georganiseerde rechtervleugel van de Vlaamse
20
beweging zijn er voorstanders van te vinden (onder meer het IJzerbedevaartcomité) en binnen
de VU. Wat deze politiek precies inhoudt hebben we in het vorige hoofdstuk beschreven.
In ieder geval is duidelijk dat geen enkele van de strategieën zich tegen het federale model
verzet. Ze nemen het ‘verschil’ tussen de Vlamingen en de Walen als vertrekpunt en sturen
aan op de logische doortrekking van het federale model wat tot een reële scheiding kan leiden.
Uit voorgaande analyse zou men kunnen concluderen dat het nationalisme wel zal moeten
leiden tot het uiteenspatten van België en dat weer een deel van het Blok-programma zal
uitgevoerd worden. De traditionele partijen, inclusief Agalev, gaan immers mee in de
nationalistische logica. Allen steunen het federale staatsmodel.
Alhoewel de Vlaamse kwestie door de Vlaamse politieke elite van dit land steeds opnieuw op
de politieke agenda wordt geplaatst en zij steeds verder werken in de richting van meer
autonomie en zo een reële bedreiging vormen voor het verder bestaan van België, kunnen we
vaststellen dat dit niet is wat overwegend leeft onder de bevolking.
De Vlaamse beweging heeft vandaag zeker geen massabasis meer. Integendeel ze gaat er
eerder op achteruit. De IJzerbedevaart trekt niet meer het volk van bijvoorbeeld 30 jaar
geleden. Er zijn geen massamanifestaties zoals de grote marsen op Brussel waar tussen de
50.000 en 100.000 Vlamingen kwamen manifesteren. Ook opiniepeilingen wijzen uit dat men
België wil behouden en het Vlaams-nationalistisch circus beu is. De belangrijkste bewegingen
van de laatste jaren waren nationale bewegingen. De beweging van de verdwenen kinderen
bracht honderdduizenden Vlaamse, Waalse en buitenlandse mensen op de been. De strijd voor
werk in Clabecq en Renault werd gedragen door duizenden strijdsyndicalisten vanuit heel het
land die de gemeenschappelijke taal van de klassenstrijd perfect verstonden, ook al sprak de
ene Nederlands en de andere Frans. Een belangrijk element om dit te verklaren is de
‘Beweging van Mei ’68’ geweest. Daar ontstond niet alleen de eerste kern van een nieuwe
marxistisch-leninistische partij, later de PVDA, maar werd de ‘Vlaamse beweging’
omgevormd in een progressieve beweging tegen het bestaande systeem. Na 1968 heeft de
nationalistische beweging voor een deel haar greep verloren op de jongeren, de studenten, de
jeugdbewegingen en jeugdclubs,… De jeugd werd meer gegrepen door wat er in de derde
wereld gebeurde waar echte nationale bevrijdingsbewegingen aan de gang waren, maar ook
door ecologische problemen, de wapenwedloop, enz. De militante Vlaamse beweging werd
op de achtergrond gedrongen.
Dit toont dat onder leiding van een progressieve, revolutionaire kern – toen de SVB, later
AMADA – het tij gekeerd kan worden. Het toont ook dat er alleszins tegen het separatisme
een massabasis bestaat. Zelfs als dit niet steeds op dezelfde basis is als de marxistische ideeën
– denken we maar aan de opleving van populariteit van het koningshuis – dan nog biedt het
een uitstekend vertrekpunt voor de strijd tegen het eng Vlaams nationalisme.
Maar het feit dat het Vlaams nationalisme nu geen massabasis heeft wil niet zeggen dat er
geen gevaar schuilt. Vooral indien de traditionele partijen delen van het nationalistisch
programma van het Vlaams Blok, verder in de praktijk kan brengen, kunnen we snel in
gevaarlijke situaties terechtkomen. Daarom is een alternatief noodzakelijk dat de mensen kan
mobiliseren op een positieve manier. Dit is en blijft België – niet het België van het
koningshuis, maar het multinationale België waar de werkende bevolking, Walen en
Vlamingen, Belgen en migranten, samen strijden voor een andere maatschappij. Een
21
maatschappij waar geen vreemdelingenhaat of eng nationalisme heerst, waar iedereen een
volwaardige job heeft en waar elke werknemer van een rijk multicultureel en sociaal leven
kan genieten. Het socialisme is zo’n maatschappij. In het artikel van Perchik dat ook in dit
nummer van Marxistische Studies staat, wordt aangetoond hoe met het nationalisme en haar
negatieve gevolgen voor de werkende bevolking in de Sovjet-Unie van de jaren twintig en
dertig werd komaf gemaakt.
4. Conclusies
Welke politieke conclusies kunnen we trekken uit de analyse van de Vlaamse kwestie?
1. De Vlaamse kwestie was geen nationale kwestie, maar een doodgewone democratische
kwestie van het recht op het gebruik en de gelijkheid van de taal. Het was geen nationale
kwestie omdat er nooit sprake is geweest van onderdrukking van Vlaanderen door Wallonië
of een buitenlandse macht. De nationale kwestie behoort voor België tot het verleden.
Pogingen doen om de Vlaamse kwestie te doen herleven is reactionair.
2. Het Vlaams nationalisme is zeker niet in het belang van de werkers, onder welke vorm dan
ook. Het zet de Vlaamse werkers tegen de Waalse werkers op en breekt zo de eenheid van de
arbeidersklasse. De werkers, Vlamingen en Walen, Belgen en migranten hebben belang bij
een zo groot mogelijke eenheid.
3. Het Vlaams nationalisme bereidt sociale achteruitgang voor. Het zet de ene regio tegen de
andere op om grotere delen van de markt binnen te halen (investeringen, bestellingen, enz).
Het nationalisme maakt het mogelijk er makkelijker patronale maatregelen door te krijgen
zoals belastingsvermindering voor de bedrijven, doorgedreven flexibiliteit, lagere lonen, enz.
4. Op sommige ogenblikken in de geschiedenis heeft het Vlaams nationalisme de superioriteit
tegenover andere regio’s en tegenover de kolonies in haar programma gevoerd. Het Vlaams
nationalisme in zijn doorgedreven vorm wil de landkaarten hertekenen en zich het recht toe-
eigenen andere gebieden te annexeren of in te lijven.
5. Het Vlaams nationalisme dat vandaag de dag meer dan ooit een relikwie van het verleden
zou moeten zijn, spreidt het bedje van het fascisme. Het Vlaams Blok speelt hierbij een
sleutelrol. De burgerlijke partijen voeren delen van het nationalistische programma uit zoals
ze dat deden en doen voor hun racistisch programma. Er komt weinig verzet van de
progressieve intellectuelen en van de georganiseerde arbeidersklasse. Meer en meer wordt de
basisredenering van de ‘twee volkeren’ aanvaard. Als deze logica wordt doorgezet moet dat
wel leiden tot separatisme.
Noten
* De sociaal-democratische beweging bestond tot het begin van de 20e eeuw uit marxisten, socialisten, enz.
waartussen een hevige politiek-ideologische strijd bestond omtrent de te volgen strategie: revolutie of
hervorming. Daaruit ontstonden de communistische en socialistische partijen. In Rusland werden deze de
mensjewieken en de bolsjewieken (de partij van Lenin), genoemd. De socialistische partijen willen enkel het
kapitalisme ‘hervormen’. De communisten leggen de oorzaken van de miserie bij het systeem zelf dat moet
omver geworpen worden. In de plaats moet een socialistische maatschappij komen, een maatschappij zonder
uitbuiting en oorlog.
22
 1. Antoon Roosens, De Vlaamse kwestie. ‘Pamflet’ over een onbegrepen probleem, 1981, p.17.
 2. Ibidem, p.17.
 3. V.I.Lenin, "Statistique et Sociologie", in Oeuvres complètes, 1912, Deel 23, p.301-302.
 4. Antoon Roosens, De Vlaamse kwestie. ‘Pamflet’ over een onbegrepen probleem, 1981, p.17.
 5. Ibidem, p. 15.
 6. Otto Bauer en R. Springer waren leidende figuren van de Oostenrijkse sociaal-democratie. Bauer en
Springer schreven verschillende werken over de nationale kwestie. Er dient op gewezen worden dat in
Oostenrijk-Hongarije wel nationale onderdrukking bestond en de situatie dus verschillend was van de
Belgische situatie.
 7. Otto Bauer, The National Question and Social Democraty, Serp Publishing House, 1909, p.139.
 8. Ibidem, p.401.
 9. Ibidem, p.226.
 10. Ibidem, p.368.
 11. Ibidem, p.555.
 12. J.V. Stalin, Marxism and the National Question, 1913, Proletarian Publishers, San Fransisco,
gepubliceerd in 1975, p.54.
 13. Ludo Martens. "De Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en de Belgische socialisten"
in Marxistische Studies nr. 30, 1996, p.28.
 14. De term ‘activisten’ is oorspronkelijk van Zweedse afkomst. De Zweedse oorlogspartij die Zweden
aan de zijde van Duitsland in de oorlog wilde brengen noemde zich ‘activistisch’. ‘Passivisme’ werd de
neerbuigende term voor de ‘neutrale’ houding van de tegenpartij.
 15. Ludo Maesfranckx, in een rapport over de situatie in Vlaanderen, geciteerd in De Morgen van 17
mei 1999.
 16. August Borms, in een toespraak in 1917, geciteerd in De Morgen van 17 mei 1999.
 17. Marcel Van de Velde, geciteerd in De Morgen van 17 mei 1999.
 18. Borms, in een toespraak tot de Duitse Rijkskanselier te Berlijn, februari 1917, geciteerd in "De
Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en de Belgische socialisten" in Marxistische Studies nr. 30,
1996, p.29.
 19. Proclamatie van de ‘Raad van Vlaanderen’, geciteerd in "De Eerste Wereldoorlog, de
Oktoberrevolutie en de Belgische socialisten" in Marxistische Studiesnr. 30, 1996, p.29.
 20. Borms, geciteerd in "De Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en de Belgische socialisten"
in Marxistische Studies nr. 30, 1996, p.30.
 21. Staf Declerck, in zijn collaboratieprogramma voor de Duitse bezetter, geciteerd in De Morgen van
17 mei 1999.
 22. Cyriel Verschaeve, geciteerd in De Morgen van 17 mei 1999.
 23. Ibidem.
 24. De Spartakisten waren revolutionairen in Duitsland die onder leiding van Rosa Luxemburg en Karl
Liebknecht tegen het Duits imperialisme en tegen de oorlog opkwamen. In 1918 en 1919 leidden zij de
Duitse revolutionaire opstanden die bloedig werden neergeslagen door het Duitse Keizerlijke leger. Het
is de Socialistische Partij van Duitsland onder leiding van Noske en Ebert (begin 1919 Rijkskanselier)
die de leiding over de Keizerlijke troepen zullen voeren. Er vallen duizenden doden waaronder Rosa
Luxemburg en Karl Liebknecht.
 25. Zie artikel over het Waals nationalisme in dit nummer van Marxistische Studies.
 26. Wilfried Martens, in het blad van de Vlaamse Volksbeweging, oktober 1961.
 27. Pamflet uitgedeeld voor de mobilisatie voor de betoging van oktober 1961, geciteerd in Knack, nr.
16, p.66, 21 april 1999.
 28. Raf Vermeire in een interview in Knack, 22 mei 1999, p.5.
 29. Karel Vinck en Mieke Officiers in Knack, 5 mei 1999, p.28.
 30. Ibidem, p.28.
 31. Ibidem, p.28.
 32. Gerolf Annemans en Willy Smout. Onafhankelijkheid moet en kan, Deel I, 1990, p.10.
 33. Ibidem, p.18.
 34. Ibidem, p.23.
 35. Ibidem, p.33.
 36. Joris Van Hauthem en Wim Verreycken. Onafhankelijkheid kan en moet, Deel II, 1990, p.6.
 37. Ibidem, p.6.
 38. Ibidem, p.35.
23
 39. B-plus. Uit het document "Beweging voor een federaal, multicultureel pluralistisch en vernieuwd
België", maart 1998.
 40. Freddy Willockx in een interne discussie nota, "Neen aan het separatisme", 1997.

Contenu connexe

Similaire à De Vlaamse kwestie

Parlement wil wantoestanden koloniale periode onderzoeken
Parlement wil wantoestanden koloniale periode onderzoekenParlement wil wantoestanden koloniale periode onderzoeken
Parlement wil wantoestanden koloniale periode onderzoekenThierry Debels
 
Sonderweg en Historikerstreit
Sonderweg en HistorikerstreitSonderweg en Historikerstreit
Sonderweg en HistorikerstreitJos Meuwissen
 
FT 9 zo klein maar toch zo verdeeld
FT 9 zo klein maar toch zo verdeeldFT 9 zo klein maar toch zo verdeeld
FT 9 zo klein maar toch zo verdeeldjufIsabelle
 
De Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardag
De Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardagDe Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardag
De Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardagPersoonlijke studie teksten
 
PVDA Conferentie Nationalisme 2010
PVDA Conferentie Nationalisme 2010PVDA Conferentie Nationalisme 2010
PVDA Conferentie Nationalisme 2010pvdabelgie
 
Had koningshuis verborgen agenda bij onafhankelijkheid van Congo?
Had koningshuis verborgen agenda bij onafhankelijkheid van Congo?Had koningshuis verborgen agenda bij onafhankelijkheid van Congo?
Had koningshuis verborgen agenda bij onafhankelijkheid van Congo?Thierry Debels
 
Special Europe and Roma JV 1405: all articles, in Dutch
Special Europe and Roma JV 1405: all articles, in DutchSpecial Europe and Roma JV 1405: all articles, in Dutch
Special Europe and Roma JV 1405: all articles, in DutchConsultancy Social Inclusion
 
De socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar later
De socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar laterDe socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar later
De socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar laterPersoonlijke studie teksten
 
seminarie staatsrecht Nicolas Goethals
seminarie staatsrecht Nicolas Goethalsseminarie staatsrecht Nicolas Goethals
seminarie staatsrecht Nicolas GoethalsKlaas Goethals
 
Drie prangende vragen over de Bende
Drie prangende vragen over de BendeDrie prangende vragen over de Bende
Drie prangende vragen over de BendeThierry Debels
 
3 prangende vragen over de Bende van Nijvel
3 prangende vragen over de Bende van Nijvel3 prangende vragen over de Bende van Nijvel
3 prangende vragen over de Bende van NijvelThierry Debels
 
Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de h...
Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de h...Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de h...
Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de h...Mattias De Vuyst
 
Logboek geschiedenis hst2
Logboek geschiedenis hst2Logboek geschiedenis hst2
Logboek geschiedenis hst2xCharlotte
 
Het geheugen: noodzakelijke schakel voor een duurzame toekomst
Het geheugen: noodzakelijke schakel voor een duurzame toekomstHet geheugen: noodzakelijke schakel voor een duurzame toekomst
Het geheugen: noodzakelijke schakel voor een duurzame toekomstpulsenetwerk
 

Similaire à De Vlaamse kwestie (20)

Vlamigrant In 9 Verhalen (Ingekort)
Vlamigrant In 9 Verhalen (Ingekort)Vlamigrant In 9 Verhalen (Ingekort)
Vlamigrant In 9 Verhalen (Ingekort)
 
Parlement wil wantoestanden koloniale periode onderzoeken
Parlement wil wantoestanden koloniale periode onderzoekenParlement wil wantoestanden koloniale periode onderzoeken
Parlement wil wantoestanden koloniale periode onderzoeken
 
Sonderweg en Historikerstreit
Sonderweg en HistorikerstreitSonderweg en Historikerstreit
Sonderweg en Historikerstreit
 
FT 9 zo klein maar toch zo verdeeld
FT 9 zo klein maar toch zo verdeeldFT 9 zo klein maar toch zo verdeeld
FT 9 zo klein maar toch zo verdeeld
 
De Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardag
De Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardagDe Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardag
De Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardag
 
PVDA Conferentie Nationalisme 2010
PVDA Conferentie Nationalisme 2010PVDA Conferentie Nationalisme 2010
PVDA Conferentie Nationalisme 2010
 
Had koningshuis verborgen agenda bij onafhankelijkheid van Congo?
Had koningshuis verborgen agenda bij onafhankelijkheid van Congo?Had koningshuis verborgen agenda bij onafhankelijkheid van Congo?
Had koningshuis verborgen agenda bij onafhankelijkheid van Congo?
 
Special Europe and Roma JV 1405: all articles, in Dutch
Special Europe and Roma JV 1405: all articles, in DutchSpecial Europe and Roma JV 1405: all articles, in Dutch
Special Europe and Roma JV 1405: all articles, in Dutch
 
Kroongeheimen
KroongeheimenKroongeheimen
Kroongeheimen
 
Kapitalisme en immigratie
Kapitalisme en immigratieKapitalisme en immigratie
Kapitalisme en immigratie
 
Kan men Napoleon met Hitler vergelijken?
Kan men Napoleon met Hitler vergelijken?Kan men Napoleon met Hitler vergelijken?
Kan men Napoleon met Hitler vergelijken?
 
De socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar later
De socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar laterDe socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar later
De socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar later
 
seminarie staatsrecht Nicolas Goethals
seminarie staatsrecht Nicolas Goethalsseminarie staatsrecht Nicolas Goethals
seminarie staatsrecht Nicolas Goethals
 
Drie prangende vragen over de Bende
Drie prangende vragen over de BendeDrie prangende vragen over de Bende
Drie prangende vragen over de Bende
 
3 prangende vragen over de Bende van Nijvel
3 prangende vragen over de Bende van Nijvel3 prangende vragen over de Bende van Nijvel
3 prangende vragen over de Bende van Nijvel
 
Wo I 2012 slideshare
Wo I 2012 slideshareWo I 2012 slideshare
Wo I 2012 slideshare
 
Brussel, stad van de toekomst
Brussel, stad van de toekomstBrussel, stad van de toekomst
Brussel, stad van de toekomst
 
Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de h...
Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de h...Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de h...
Een prognose en kritische reflectie over de toekomst van burgerschap aan de h...
 
Logboek geschiedenis hst2
Logboek geschiedenis hst2Logboek geschiedenis hst2
Logboek geschiedenis hst2
 
Het geheugen: noodzakelijke schakel voor een duurzame toekomst
Het geheugen: noodzakelijke schakel voor een duurzame toekomstHet geheugen: noodzakelijke schakel voor een duurzame toekomst
Het geheugen: noodzakelijke schakel voor een duurzame toekomst
 

De Vlaamse kwestie

  • 1. 1 De Vlaamse kwestie Danny Vandenbroucke en Mohammed Ali Hassan Marxistische Studies – Nr 49 2 - 2000 Dit artikel pretendeert niet van een volledige analyse te geven van de geschiedenis van de Vlaamse beweging. We hebben ook niet de bedoeling om alle actuele gebeurtenissen en feiten van de nationalistische hetze te ontleden. We willen wel ingaan op drie cruciale vragen. Vooreerst. Wat zijn de kenmerken van de Vlaamse kwestie? Gaat het wel om een nationale kwestie vanuit marxistisch oogpunt? Twee. Was de Vlaamse beweging een ‘progressieve beweging’? Hoe was de situatie in het begin van deze eeuw? Ging het om een ontvoogdingsstrijd zoals sommigen beweren? Wie had de leiding ervan? Drie. Is de Vlaamse kwestie nu nog aan de orde? Hoe komt het dat na het verdwijnen van de discriminaties tegen de Vlamingen en hun taal het Vlaams nationalisme niet is uitgedoofd? Waaraan kunnen we ons de komende jaren verwachten? 1. De Vlaamse kwestie: nationale kwestie of taalkwestie? Stelt de Vlaamse kwestie zich als een nationale kwestie of gaat het om een gewone democratische taalkwestie? Deze vraag is belangrijk omdat ze de beoordeling bepaalt die we maken van de geschiedenis van de Vlaamse beweging en van de houding die sociaal- democraten* moesten aannemen. Het is ook van belang om de evolutie beter te begrijpen en om een antwoord te formuleren op de Vlaamse kwestie vandaag. 1.1. Het ontstaan van België: een progressieve stap in de geschiedenis In 1830 ontstaat België door zich af te scheuren van de Nederlanden. De oprichting van België was een stap vooruit in de overgang van feodalisme naar kapitalisme. De afrekening met het feodalisme was er reeds ingezet op het einde van de 18e eeuw en zou zich ook na 1830 nog verder zetten. In de loop van de 19e eeuw ontwikkelde zich in België een moderne industrie, voornamelijk in het Zuiden van het land. Vlaanderen was in hoofdzaak nog agrarisch. De textielindustrie was er nog ambachtelijk en zou zich slechts op het einde van de eeuw in snel tempo moderniseren. Wat moest de fundamentele houding van de sociaal-democratische beweging zijn? De kwestie was niet om zich af te vragen of het ontstaan van België een ‘ongelukje’ uit de geschiedenis of een ‘beslissing’ van de grootmachten was. In het artikel "Natie en nationalisme" van Thomas Gounet en Mohammed Ali Hassan in dit nummer van Marxistische Studies wordt uitvoerig aangetoond dat naties nooit ‘natuurlijke’ producten zijn, maar worden gemaakt door bepaalde mensen op precieze momenten in de geschiedenis. Daarom vinden vandaag communisten het ook niet belangrijk of deze of gene grens ‘juist’ of ‘natuurlijk’ is. Lenin stelde in het begin van de 20e eeuw dat de belangrijkste Westerse staten reeds lang gevormd waren en dat de nationale kwestie voor deze landen daarmee dan ook tot het verleden behoorde. Toch dient hier gezegd te worden dat België, samen met Zwitserland, onder de moderne West-Europese staten een beetje een speciaal geval was. België bestond immers uit een Nederlandstalige en Franstalige bevolking. In Zwitserland waren er zelfs drie nationaliteiten:
  • 2. 2 Fransen, Duitsers en Italianen. België en Zwitserland waren (en zijn) de enige multinationale West-Europese staten. Lenin onderscheidt in zijn analyse van de nationaliteiten in West- Europa drie soorten staten: 1. Staten die voor de nationale kwestie ‘zuivere’ staten zijn, de staat en de natie vallen samen. 2. Staten waar relatief belangrijke minderheden wonen. 3. Echte multinationale staten waarvan er dus maar twee zijn in West-Europa. Dat brengt ons bij de volgende vraag. Werd Vlaanderen en de Nederlandstalige bevolking ‘onderdrukt’? Werden zij tegen hun wil in ‘ingelijfd’ of leefden zij ‘onder de knoet’ van Franstalig België of van buitenlandse mogendheden? Dit is van belang om te weten of we over een Vlaamse nationale kwestie kunnen spreken. Roosens, één van de progressieve intellectuelen die de Vlaamse beweging heeft geanalyseerd, zegt daarover: "Economisch, en dus ook sociaal en politiek, was het gewicht van de Waalse bourgeoisie heel wat groter dan dat van de Vlaamse. Doch er bestond geen relatie van het koloniale type tussen Vlaanderen en Wallonië. De Vlaamse industrie was zwakker en minder ontwikkeld dan deze van Wallonië. Maar zij was financieel en technisch niet afhankelijk van Wallonië. Het was pas vanaf 1870 dat de Vlaamse economie, zoals trouwens ook de Waalse, onder de controle zou komen van het Brussels financieel kapitaal."1 Hieruit kunnen we concluderen dat er noch economisch, noch politiek sprake was van onderdrukking van Vlaanderen door Wallonië. Er was wel sprake van een ongelijke ontwikkeling van de beide regio’s. Dit is een fenomeen dat we in alle kapitalistische landen terugvinden. De situatie in België was perfect verklaarbaar. De allereerste zware industrie had zich in het Zuiden van het land ontwikkeld rond de steenkoolgebieden en dichtbij belangrijke rivieren die zorgden voor de aan- en afvoer van producten via binnenschepen. Er was evenmin sprake van ‘buitenlandse overheersing’. Roosens schrijft hierover: "Vlaanderen was sinds 1815 niet meer gedomineerd geweest door de heersende klasse van een vreemde natie."2 Ook andere auteurs die de geschiedenis van de Vlaamse beweging bestudeerd hebben, zoals Els Witte in haar boek "Politieke geschiedenis van België", bevestigen deze feiten. Lenin schreef in 1912 een interessante bijdrage over nationaliteitenkwestie in West-Europa. Over de situatie in België zegt hij: "Men dient erop te wijzen dat niettegenstaande de diversiteit van de nationale samenstelling van deze staten (België en Zwitserland, nvdr) er geen sprake is van onderdrukking van naties. Volgens de grondwet van deze twee staten hebben de nationaliteiten dezelfde rechten. In België bestaat de ongelijkheid van rechten wat betreft de Vlamingen, die nochtans de meerderheid van de bevolking uitmaken, maar zij is onbeduidend in vergelijking met hetgeen de Polen in Duitsland hebben moeten ondergaan of de Ieren in Engeland."3 Lenin maakt dus een duidelijk onderscheid. Er is geen sprake van onderdrukking, maar in België, in tegenstelling met Zwitserland, is de gelijkheid tussen Vlamingen en Walen nog geen feit. Er bestaat ongelijkheid en discriminatie. De Vlaamse kwestie gaat dus niet om een nationale kwestie, maar wel om een democratische kwestie, namelijk het recht om de eigen taal te mogen spreken, onderwijs in de eigen taal te krijgen, enz. Dit betekent dat we deze kwestie historisch, maar ook vandaag, zoals elke ander democratische kwestie moeten behandelen. De democratische kwestie zoals alle andere democratische kwesties kon (en kan) perfect opgelost worden binnen het kader van België. Het voorbeeld van Zwitserland toont dit trouwens aan. 1.2. De houding van de Vlaamse bourgeoisie in de Vlaamse kwestie
  • 3. 3 Hoe komt het dat er dan toch een Vlaamse beweging ontstaan is? Het antwoord ligt in de eerste plaats bij de houding van de Vlaamse bourgeoisie. Vlaanderen was economisch veel minder snel ontwikkeld dan Wallonië. We hadden dan ook te maken met een veel zwakkere Vlaamse bourgeoisie. Om zich als sociale elite te doen erkennen en snel een deel van de kapitalistische taart te kunnen opeisen, zijn zij bewust de Franse taal gaan ‘lenen’. We zien dit fenomeen ook in de koloniale geschiedenis. In India bijvoorbeeld bestond reeds lang de Bengaalse taal en schrift. Ruim 200 miljoen Indiërs hebben de Bengaalse nationaliteit. Maar een deel van de Bengaalse bourgeoisie heeft zich snel het Engels van de kolonisator eigen gemaakt om zich te kunnen onderscheiden als klasse en een rol van betekenis te kunnen spelen. Het gebruik van het Frans was een bewuste en vrije keuze van de Vlaamse bourgeoisie. Roosens schrijft hierover: "Voor de Vlaamse burgerij was de Franstaligheid van de staat daarom een bewust nagestreefd politiek doel. Zij wou haar politieke functie in het Frans uitoefenen, omdat zij zich aldus kon onderscheiden van de onderliggende politieke sociale klassen."4 Maar de Vlaamse bourgeoisie speelde een belangrijke bijkomende rol. Zij was ook een ‘administratieve bourgeoisie’. Zij zorgde voor de administratieve band met de bevolking. Door haar kennis van de beide talen (en de verschillende Vlaamse dialecten) was ze de enige die deze functie voor haar rekening kon nemen. Dit was één van haar voorrechten. Uiteraard wilde zij deze positie vrijwaren. Om dit te bereiken moest de Vlaamse burgerij het democratiseringsproces blokkeren. Zij weigerde niet alleen dat de bevolking de eigen taal gebruikte, maar zij remde ook de ontwikkeling van de democratische rechten af. Het recht op onderwijs in de eigen taal, maar ook de invoering van het stemrecht, heeft in België bijvoorbeeld veel langer geduurd dan in andere kapitalistische landen. In de loop van de tweede helft van de 19e eeuw komt een steeds groter deel van de kleinburgerij op de arbeidsmarkt. Zij kennen de Franse taal, maar zij vinden geen job, ook niet in de administratie. De Franssprekende Vlaamse burgerij blokkeert hen immers de toegang. Verschillende intellectuelen uit deze nieuwe kleinburgerlijke elite zullen actief worden in de Vlaamse beweging. Eén van de meest gekende voorbeelden is Albrecht Rodenbach. Op het moment dat hij aan het Klein Seminarie van Roeselare gaat studeren kent hij nauwelijks Nederlands. Hij zal in die periode de Vlaamse beweging leren kennen en er een belangrijke voortrekker van worden. De Vlaamse beweging was tijdens gans de 19e eeuw echter nog relatief zwak. Tot 1870 kon men zelfs niet spreken van een noemenswaardige beweging.5 Wel waren voor 1850 vooral letterkundigen, schrijvers, dichters en filologen actief tegen de ‘verfransing’. Deze periode is gekend als de periode van het ‘taalflamingantisme’ en wordt het zogenaamde ‘cultuurflamingantisme’ als de beweging zich verder ontwikkeld. De kleinburgerij begint zich te identificeren met ‘het volk’ en de ‘cultuur van het volk’. Van een strijd voor het recht op het gebruik van de eigen taal, wordt de Vlaamse beweging een strijd voor ‘het volk’ en ‘haar cultuur’. De klassentegenstellingen worden dus niet of amper gezien. Roosens wijt dit aan het feit dat de Vlaamse beweging zich niet interesseerde voor de sociale miserie van de werkers. Daarnaast was er de sociaal-democratische beweging van de tweede helft van de 19e eeuw waarin dat aspect centraal stond in de debatten en de activiteiten. Onder leiding van Marx en Engels streed zij tegen het kapitalisme dat deze miserie voortbracht en voor een nieuwe maatschappij. Het recht op goed onderwijs in de eigen taal kon daarvan een deelstrijd zijn. Het moet trouwens opgemerkt dat in die periode nog helemaal geen goed basisonderwijs voor de bevolking bestond!
  • 4. 4 1.3. Van taalflamingantisme naar cultuurflamingantisme Naar het einde van de 19e eeuw wordt de Vlaamse beweging meer en meer een strijd voor het recht op de ‘eigen cultuur’, veel ruimer dan het ‘recht op het gebruik van de eigen taal’. Het wordt een reactionaire strijd. Waarom? Volgens het marxisme is in een natie geen sprake van één volkscultuur, ook niet in het geval van Vlaanderen. In elke natie zijn er niet één, maar twee culturen zeggen de marxisten. Een cultuur van de werkende klasse en één van de bezittende klasse. Het recht op het gebruik van de eigen taal is daarentegen een essentiële kwestie, ook voor het proletariaat. Zo kan het proletariaat beter zijn rechten verdedigen. Indien de werkers in België de kans gekregen had de twee landstalen te leren, dan was dat vooral voordelig geweest voor het proletariaat. De Belgische bourgeoisie heeft dat precies willen beletten. De houding van de Vlaamse beweging voor een eigen ‘Vlaamse cultuur’ is te vergelijken met wat binnen sociaal democratische beweging door de Oostenrijkers Bauer en Springer6 als ‘culturele autonomie’ werd verdedigd. Bauer schrijft: "Een natie is een groep van mensen die verbonden zijn in een karaktergemeenschap en delen in een gemeenschappelijk lot."7 Bauer dicht de natie nationale karaktertrekken toe en maakt ze volledig los van de plaats waar de mensen wonen. Hij vormt de natie om tot een onzichtbare, op zichzelf staande kracht met mystieke, onveranderlijke en bovennatuurlijke eigenschappen. Hij verwart de natie met de stam, met iets etnografisch. Marxisten denken nu net niet in termen van ‘stam’ of ‘ras’. Bauer werkte voor Oostenrijk het model van de nationale culturele autonomie uit. Vertrekpunt zijn de naties binnen de staat en het inbouwen van een samenwerkingsmodel die de relaties tussen de naties binnen deze staat regelt. Bauers theorie is zeer vergelijkbaar met wat we vaak in België horen: "De staat kan zich niet veroorloven tot stilstand gebracht te worden door het vervelende vraagstuk van de taal, of door eender welke schermutseling tussen geëxciteerde mensen over een taalgrens, of over elke nieuwe school die opgericht wordt."8 En hoe wil Bauer deze vervelende situatie dan wel vermijden? Daarvoor lanceert Bauer het ordewoord van de nationale culturele autonomie. Wat houdt dit ordewoord in? Springer en Bauer willen de mensen organiseren op basis van nationaliteit. Maar hoe zal de natie dan georganiseerd zijn? Hoe kan men bepalen tot welke natie een individu behoort? Springer: "Nationaliteit zal bepaald worden dor middel van certificaten, elk individu dat in een regio woont moet zijn aanhankelijkheid tot één of andere nationaliteit verklaren."9 "Op basis hiervan moeten nationale registers aangelegd worden." Bauer wil de mensen organiseren volgens de nationale cultuur over de klassen heen om zo alle mensen van eenzelfde nationaliteit één te maken en te verenigen in een "nationaal-culturele gemeenschap".10 Zien we hier niet het principe dat reeds van toepassing is in Brussel, een multinationale stad van 1 miljoen mensen waar men zijn aanhankelijkheid moet uitdrukken aan de Franse of Vlaamse Gemeenschap? Bauer projecteert dit principe op het toekomstige socialisme. "Het socialisme zal de mensen indelen in nationale gemeenschappen."11 De hele idee van de nationale autonomie is tegengesteld aan de geschiedenis van de naties! In de realiteit zien we dat in de huidige fase van het kapitalisme, zich een proces inzet van verspreiding van naties en nationaliteiten. Hele groepen mensen maken zich los van naties, ze gaan om economische of politieke redenen op zoek naar andere regio’s om er zich te vestigen. In de loop van dit proces verliezen zij hun oude banden en zij smeden nieuwe banden in hun
  • 5. 5 nieuwe omgeving. Zij kweken van generatie tot generatie nieuwe gewoonten, nieuwe smaken en zij gaan zelfs een nieuwe taal leren. "Maar de eenheid van de oude naties vermindert niet alleen door de migratie. Ze vermindert ook door interne oorzaken. In de vroege stadia van het kapitalisme kan men nog spreken van een ‘gemeenschappelijke cultuur’ van het proletariaat en de bourgeoisie. Maar door de ontwikkeling van de grootschalige industrie en door de klassenstrijd, begint deze ‘gemeenschappelijke cultuur’ weg te smelten en kunnen we hiervan niet meer spreken."12 We hebben dus nu in de eerste plaats te maken met een proletarische cultuur en geen ‘nationale cultuur’. Wat wil trouwens "het behoud van de specifieke eigenschappen van de mensen, de nationaliteiten", van hun nationale cultuur en gewoonten zeggen? "Betekent dit het behoud van de waarden en de gewoonten zoals de zelfgeseling bij de Tataren?", vraagt Stalin zich af. We kunnen dus stellen dat Bauer en Springer de natie boven de sociale klassen plaatsen. Zij maken er iets onveranderbaar, onwrikbaar van. De naties worden eens en voor altijd gedefinieerd en blijven ook onder het socialisme bestaan. Het historisch karakter van de natie verdwijnt. De natie is niet meer verbonden met het kapitalisme. Het nationalisme wordt een ‘eeuwige’ ideologie waarmee dient rekening gehouden te worden en is niet langer een burgerlijke ideologie zoals in het artikel "Natie en nationalisme" aangetoond werd. Tegenover deze ‘eigen cultuur’ van de natie, verdedigen de communisten de vorming van één proletarische cultuur die een internationale cultuur is. Een cultuur die van elke cultuur leent wat vooruitstrevend is en die alle reactionaire elementen ervan verwerpt. Op deze manier ontstaat een vermenging van culturen zoals we dat trouwens vandaag meer dan ooit zien gebeuren. Het is deze idee van de culturele autonomie die de basis zal vormen van de Vlaamse beweging. Het is deze idee die vanaf de jaren zestig in het federaal staatsmodel zal worden gegoten. 1.4. Conclusie Wat moeten we als marxisten besluiten? Ten eerste is het ontstaan van België een historisch feit. Het gebeurde in de ontwikkelingsperiode van het kapitalisme die leidde tot het ontstaan van verschillende moderne kapitalistische staten in West-Europa. De creatie van België was een stap vooruit in de overgang van feodalisme naar kapitalisme. Ten tweede moeten we de Vlaamse kwestie niet als een nationale kwestie, maar als een democratische kwestie beschouwen. Vlaanderen werd niet onderdrukt door Wallonië, of tegen haar wil ingelijfd door een vreemde mogendheid. Ten derde volgt uit deze feiten ook dat het principe van ‘het zelfbeschikkingsrecht der naties’ niet van toepassing was en is. De Vlaamse kwestie stelt zich wel als een democratisch recht, met name het recht op het gebruik van de eigen taal, het krijgen van onderwijs in de eigen taal, enz. Tenslotte, dat de Vlaamse beweging, nog relatief zwak op het einde van de 19e eeuw, zich van een kleinburgerlijke beweging ontwikkelt tot een beweging voor een in wezen reactionair cultuurnationalisme dat het Vlaamse volk en de Vlaamse cultuur boven de klassen stelt. 2. De Vlaamse beweging bij het begin van de eeuw en tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog
  • 6. 6 De Vlaamse beweging van het begin van deze eeuw wordt dikwijls voorgesteld als een antwoord van de gewone soldaten, boeren en arbeiderszonen, die tijdens de Eerste Wereldoorlog aan de IJzer, aangevoerd door Franstalige officieren (die zij nauwelijks konden verstaan) naar de slachtbank werden geleid. De Vlaamse strijd was dan een strijd voor de vrede en het recht op een eigen taal. Ook vele progressieven in Vlaanderen zeggen dat de socialistische beweging de Vlaamse beweging tot de hare had moeten maken. Hoe moest de socialistische beweging reageren en hoe moeten we die periode nu beoordelen? Deze verwarring heeft veel te maken met het feit dat de Vlaamse beweging geen monolithisch blok was. Verschillende militanten van de socialistische partij rekenden zich tot de Vlaamse beweging. Zij bevonden zich er in het gezelschap van anarchisten, pacifisten en… extreem- rechtse krachten. Deze laatsten hadden echter wel duidelijk de leiding vanaf het begin van deze eeuw en tijdens de twee Wereldoorlogen. 2.1. Het reactionair nationalisme van de leiding van de activisten Bij het begin van deze eeuw leeft de Vlaamse beweging op. Wat waren de ideeën van de leiding van deze beweging? Wat waren de programmapunten? "Op dat moment is er in Vlaanderen een reactionaire opkomende burgerij" zegt Ludo Martens in zijn artikel over de Eerste Wereldoorlog en de Belgische Werkliedenpartij. "Reactionair wil zeggen: meer semi- feodaal dan modern, liberaal en democratisch. De clerus in Vlaanderen is traditioneel extreem-rechts. Hij streed tegen de Franse Revolutie van 1789. Vlaanderen heeft in die tijd al een ontwikkelde burgerij die Frans spreekt om zich van ‘haar’ arbeiders te onderscheiden. Maar er is ook een opkomende kleine burgerij die qua denkbeelden eerder reactionair is dan progressief en die hoopt een grote Vlaamse burgerij te worden die kan concurreren met de Franstalige burgerij."13 Het is een burgerij, dat wil zeggen dat de strijd voor het socialisme niet op haar agenda staat, noch de concrete strijd tegen de schrijnende miserie van de arbeiders en de boeren. De Vlaamse beweging wordt van voor de oorlog voorbereid. Het is de Friese dominee Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard, de neef van de beroemde socialist, die reeds in 1903 naar Gent was gekomen op vraag van hoogleraar geschiedenis Paul Frederick, die de kar zal trekken. Nieuwenhuis wierp zich op als woordvoerder van de pan-Germaanse liga. De Duitse groot-industrieel Krupp leidt deze liga. Krupp en een aantal andere grote kapitalisten zoals Thyssen willen de annexatie van wat zij ‘traditioneel Germaanse gebieden’ noemen. Het gaat om Nederland, de Vogezen, Noord-Frankrijk tot aan Normandië en… uiteraard België. In september 1914 wordt in deze kringen beslist België tot militair protectoraat van het Duitse Rijk te maken. België moet een zogenaamde ‘zelfbesturende kolonie’ worden en strikt volgens de taalgrens gescheiden worden. Nieuwenhuis komt dus in naam van deze pan- Germaanse liga naar België en zal er de Vlaamse beweging in zijn beginperiode leiden. Onder zijn impuls wordt ‘Vrij Vlaanderen’ gesticht met een aantal jonge, reactionaire, meestal katholieke Vlamingen. Zij zullen de geschiedenis ingaan als de ‘activisten’ die van de bezetting – en met steun van de bezetter – gebruik zullen maken om te ijveren voor een ‘onafhankelijk Vlaanderen’.14 Waarvoor stonden deze jonge leiders van de activisten? Wat is er meer over te zeggen dan de retoriek over de Vlaamse taal en de romantiek van het Vlaamse land? Ten eerste, – en dit is slechts door weinigen geweten – waren zij voorstander van het ‘zuiveren’ van het Vlaamse grondgebied. In een rapport van de activist Lode Maesfranckx lezen we: "De gemeenten moesten verplicht worden lijsten aan te leggen van wie in Wallonië was geboren en
  • 7. 7 gerangschikt met het oog op de gebeurlijke verplaatsing van deze personen naar Waals grondgebied."15 Ook de in Brussel recent ingeweken Walen moesten binnen de termijn van 2 maanden een uitwijzingsbevel krijgen. De terugwijzing zelf moest door de bezetter gebeuren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zullen de collaborateurs in samenwerking met de nazi’s duizenden Joden, communisten, enz. op dezelfde wijze ‘in kaart brengen’ en afvoeren naar de concentratiekampen. August Borms, één van de vele figuren waarmee het Vlaams Blok ook vandaag nog dweept, schrijft in 1917: "We eisen dat de macht die in onze handen berust, aangewend wordt voor het verwijderen van elementen die op Vlaamsgezind gebied ongewenst zijn en op algemeen zedelijk terrein daardoor niet anders dan ongezond kunnen zijn."16 Marcel Van de Velde, een andere activist zegt het nog duidelijker: "Iedereen die ons nu nog weerstreeft: de grens over. Wallonië zij zijn woonst! Weg met alle franskiljons. Weg met allen die ons weerstaan. Wij moeten meten met de christelijke Vlaamse maat: die niet met ons is tegen ons! De grote zuiveringsdag breekt aan in al zijn wrede rechtvaardigheid."17 We kunnen dus zonder meer stellen dat belangrijke leiders van de activisten voor een zuiver, elitair Vlaanderen ijverden. In nazi-Duitsland zullen we gelijkaardige zaken horen tegen de joden, zigeuners, communisten en homo’s in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Ten tweede was de Vlaamse beweging in woorden wel voor ‘onafhankelijkheid’, maar in de realiteit voor aansluiting bij Duitsland. De groep ‘Vrij Vlaanderen’ zal in januari 1917 de ‘Raad van Vlaanderen’ oprichten. Op 4 februari houden zij te Brussel hun eerste Vlaams Nationale Landdag met 200 medestanders. Zij eisen dat Vlaanderen zich zelfstandig mag ontwikkelen, en dat deze ontwikkeling kan gebeuren in de eigen taal. De ‘Raad van Vlaanderen’ wordt beschouwd als de Vlaamse regering in wording. Zij willen de Vlaamse onafhankelijkheid uitroepen en gaan daarvoor steun zoeken bij de Duitse bezetter. Daarvoor trekt een delegatie onder leiding van Tack en Borms naar Berlijn. Zij houden er een toespraak voor de Duitse kanselier: "De Vlamingen in België eisen de onafhankelijkheid en de volledige en totale autonomie. Wij vragen dat men deze wensen zo vlug mogelijk zou realiseren, want het is slechts onder de bezetting dat wij erin zullen slagen de overheersing van de Waalse cultuur en van het Waalse kapitalisme te breken."18 Tack en Borms komen dus openlijk uit voor collaboratie met de Duitsers. De formele "onafhankelijkheid" wordt zo tot een feitelijke aanhechting bij Duitsland. De Duitsers zullen het bezoek aangrijpen om te "bewijzen" dat de Vlamingen zelf hun bescherming hebben gevraagd. De zaken volgen elkaar dan snel op. Op 21 maart wordt de bestuurlijke scheiding van Vlaanderen en Wallonië voltrokken. Namen wordt tot hoofdstad van Wallonië uitgeroepen, Brussel tot die van Vlaanderen. In de maanden die daarop volgen zullen alle centrale ministeries één voor één opgesplitst worden. Op 22 december stemt de "Raad van Vlaanderen" een motie voor de ‘politieke zelfstandigheid van Vlaanderen. En reeds op 19 januari 1918 krijgen ze van de Duitse Zivilverwaltung de bevestiging dat ze tot de proclamatie van een zelfstandig Vlaanderen kunnen overgaan. Hiervoor zullen volksraadplegingen georganiseerd worden. De leiders van de Vlaamse beweging, die zich zo graag voor democraten uitgeven en waarvan vele progressieven dat nu nog denken, zullen een zorgvuldige selectie maken van zij die mogen deelnemen aan deze raadplegingen. Vlaanderen is volgens hen immers een "ziek land" dat eerst moet genezen alvorens de bevolking het recht tot deelname aan de wetgeving toe te vertrouwen. Vanaf dat ogenblik zal de "Raad van Vlaanderen" grote ‘volksfeesten’ opzetten. Maar er is zoveel tegenreactie van de bevolking dat sommige evenementen in mineur moeten doorgaan. In Antwerpen zal op 3 februari een "volksacclamatie" plaats vinden in de vorm van een grote optocht. Maar zelfs daar wordt het een debacle niettegenstaande er enkele duizenden marcheerders opdagen. Zelfs de activist Ger Schmook moest toegeven dat het net was of heel Antwerpen was uitgelopen om tegen te betogen.
  • 8. 8 In juni 1918 stelt de "Raad van Vlaanderen" een proclamatie op die zeer expliciet zijn gehechtheid aan Duitsland weergeeft. "Overgeleverd aan Frankrijk, aan Engeland en aan de VS geraakt ons volk in verval, zijn karakter wordt verbasterd". Neen aan de grootmachten Frankrijk, Engeland en de VS, maar ja … aan de grootmacht Duitsland. "Economisch, politiek en strategisch ligt Vlaanderen aan de poorten van Duitsland. Het weet dat zijn autonomie een garantie vormt voor Duitsland, maar ook dat zijn autonomie maar kan verwezenlijkt worden dankzij Duitse hulp."19 De belangrijkste leiders van de Vlaamse beweging zijn dus in de realiteit niets anders dan waterdragers van het Duits imperialisme. Onder het mom van autonomie geven zij Vlaanderen in handen van Duitsland. Het ‘autonome’ Vlaanderen vormt zelfs een garantie voor Duitsland. Want aan de zijde van Duitsland willen zij dat Vlaanderen vecht tegen de ‘onnatuurlijke’, de ‘vijandelijke’ imperialistische mogendheden. Er moet onderstreept worden dat dit alles gebeurde onder de noemer van ‘het zelfbeschikkingsrecht der volkeren’. Duitsland gebruikt deze tactiek om relatief kleine nationaliteiten los te scheuren van hun land en om ze vervolgens onder Duitse heerschappij te brengen, zogezegd om hen te beschermen. Dit gebeurde in de Oekraïne, in de Balkan en bij ons. Dit zou ook later, voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog gebeuren. In juli 1918 zal Duitsland echter zijn handen aftrekken van de Vlaamse beweging. Niet omdat ze die politiek niet meer wilden volgen. Zij zien dat de nederlaag en de definitieve overgave er aankomt en trekken zich daarom tactisch terug. Ten derde. De Vlaamse beweging was in het geheel niet progressief want zij waren niet enkel voor een ‘zuivere’, ‘autonome’ staat onder leiding van Duitsland, maar zij hadden zelf imperialistische ambities. Reeds in 1917 zegt Tack, de voorzitter van de ‘Raad van Vlaanderen’: "Zijn grote vruchtbaarheid geeft aan het Vlaamse volk het recht op kolonisering. Het grondgebied voor die kolonisering moet gevonden worden in Congo, in Wallonië en in het noorden van Frankrijk."20 Dat sommige van de Vlaamse activisten ijverden voor het recht op kolonisering mag dan op zich misschien niet zoveel verwondering opwekken, maar de Waalse activisten – die waren er ook, maar veel minder – deden daar niet voor onder. Zij debatteerden tijdens de oorlog in de Vlaamse pers over het ‘overwicht’ dat de Vlamingen hadden in Congo. Dit was dus niets meer dan een discussie onder nationalisten over de verdeling van de koloniale taart! En in maart 1918 geeft het ‘Comité de Défense de la Wallonie’ een manifest uit tot de verdediging van het Waalse ras (!) tegen de Vlaamse dominantie. Ook later zal, in de aanloop naar en tijdens de Tweede Wereldoorlog het recht op kolonisering terugkomen. Verschillende andere ‘helden’ van het Vlaams Blok waren daarin heel duidelijk. Staf Declerck, de leider van het VNV, stelt reeds in 1940 een memorandum op voor de Duitse bezettingsadministratie: "Wallonië leegmaken, zodat huizen en boerderijen aan de koloniserende Vlamingen kunnen geschonken worden. De uitgedreven Walen kunnen verplaatst worden naar de dunbevolkte zuidelijke departementen in Frankrijk."21 En de ‘sociaal bewogen’ priester dichter Cyriel Verschaeve is nog duidelijker: "…dat in Vlaanderen geen zuiver volk meer woonde omdat het besmet was met vreemd bloed, namelijk de ontelbare vreemde cellen der verfranste huisgezinnen" en "dat was de schuld van België, een onnatuurlijk gevormde staatsmacht die onder de ‘Vlaamse bloedmacht’ opnieuw ademruimte kan krijgen door meer lebensraum te scheppen in Frans Vlaanderen."22 Ook hij ijvert voor het leegmaken van Wallonië en de deportatie van de bevolking naar Frankrijk. "Dat de Walen er heen gaan. Er is plaats te over en voor ons komt hun plaats open volgens de simpele wetten van leven en dood."23 Wie zei er iets over het recht op zelfbeschikking? Het recht om zich los te scheuren, zich aan te sluiten bij Duitsland en andere naties te koloniseren, delen van naties op hun beurt los scheuren en in te lijven bij een pan-Germaans Rijk, dit alles onder het mom van ‘het zelfbeschikkingsrecht der volkeren’!
  • 9. 9 2.2. De Vlaamse beweging was niet volledig extreem-rechts en pro-Duits Niet alle Vlaamse nationalisten waren voorstander van de aanhechting bij Duitsland of voor de verdrijving van Franstaligen of de inlijving van Wallonië. Maar deze Vlaams nationalisten hadden niet de leiding in de beweging. Sommigen, zoals Van Cauwelaert en Cyriel Buysse hadden hun toevlucht gezocht in Nederland. Zij publiceerden een manifest om de onafhankelijkheid te eisen van de Vlaamse beweging tegenover Duitsland. Het zou de ondergang betekenen van de Nederlandse taal en van de Vlaamse beschaving! Ook anderen die wel in België verbleven, waaronder Vermeylen, Huysmans, Van den Woestijne,… protesteerden bij de Duitse bezetter en wezen de ‘Duitse gunsten’ af. Sommigen onder hen waren pacifisten, anderen waren lid van de liberale of de socialistische partij. De socialistische partij, noch de andere traditionele partijen hadden zich tegen de oorlog verzet in tegenstelling tot de bolsjewieken van Lenin in Rusland. Integendeel, het was mede dankzij de steun van de BWP dat de oorlogskredieten werden goedgekeurd. Hetzelfde gebeurde trouwens in Duitsland, Frankrijk, enz. Sommigen onder hen, zoals de katholiek Van Cauwelaert, waren pro-Engels. Hij probeerde steun te vinden bij Engeland door hen ervan te overtuigen (hetgeen niet echt moeilijk was) dat het absoluut noodzakelijk was dat de Noordzee-kust in handen was van pro-Engelse Vlaams- nationale krachten. Hij vraagt Engeland steun voor zijn fractie van de Vlaams nationale beweging en krijgt die ook. Het is het vermelden waard dat het Vlaams Blok in haar programmadocumenten Van Cauwelaert met een dubbel gevoel bekijkt. Enerzijds vinden ze hem niet radicaal genoeg en noemen ze hem de ‘zoetwaterflamingant’. Anderzijds bewonderen ze hem en zijn gelijkgezinden omdat ze ‘toch nog Brussel opeisten als Vlaamse grond’. Nog anderen staan met één been in de Vlaamse beweging. Meestal ging het om intellectuelen die ijverden voor de gelijkberechtiging van de Vlaamse taal. Zij uitten hun afkeer voor de Belgische staat die in naam van het ‘zelfbeschikkingsrecht’ de oorlog was ingegaan. Eén van de bekendste is wel Paul Van Ostayen. We kunnen hem zeker niet rekenen tot de harde kern van de Vlaams nationale beweging en hij deelde evenmin de extreme ideeën van de leiding van de activisten. Toch liet hij zich gedurende een periode op sleeptouw nemen door hen. Zo is van hem geweten dat op het moment dat Staf De Clerck wegens ‘onvaderlandse activiteiten’ in oktober 1915 als leraar wordt ontslagen, hij een protestmotie ondertekent. Waarom hij dit deed is niet geweten. Waarschijnlijk was het ook een reactie tegen de reactionaire Belgische staat. Van Ostayen was er ook bij tijdens de volksacclamatie van 3 februari 1918, en niet langs de kant van de tegenbetogers. Hij zou later samen met de activisten nog deelnemen aan verschillende acties tegen symbolen van de Belgische staat. Bij de capitulatie van Duitsland zal hij in het kielzog van zo’n 200 ‘harde’ activisten België verlaten en zich evenals hen in Duitsland gaan vestigen. Hij zou, voor zover bekend, echter niet meer deelnemen aan hun activiteiten en zelfs aansluiting zoeken bij de Spartakisten.24 Knack-redacteur Reynebeau haalt als één van de redenen van de betrokkenheid van heel wat progressieven bij de activisten aan dat toen heel wat jongeren hun afkeer voor het bestaande systeem zagen in termen van generatieconflicten dat burgerlijk, ouderwets, corrupt, oorlogszuchtig,… was en waardoor zij bijna als vanzelf bij de anti-Belgicistische krachten kwamen. Maar daar de Vlaamse beweging in handen van reactionaire krachten was, verbonden zij zich met wat in de feiten een uiterst reactionaire strijd was. 2.3. Wat moest de houding van de revolutionairen in die periode zijn?
  • 10. 10 Men kan zich dan de vraag stellen. Was de Belgische Franstalige burgerij dan geen vijand? Was er misschien geen reden om de discriminatie van de taal aan te klagen? Toch wel. Maar communisten moeten dit altijd in perspectief plaatsen van de strijd voor het socialisme. Zij moesten gebruik maken van de oorlog en de crisis om zich te keren, niet alleen tegen de oorlog zelf, maar ook tegen ‘hun’ bourgeoisie. Deze strijd kon zeer concreet gemaakt worden. Er waren twee zaken prioritair aan de orde. Ten eerste de strijd tegen de voorbereiding van de Eerste Wereldoorlog en tegen deze barbaarse oorlog zelf. In de periode voor de Eerste Wereldoorlog en tijdens de oorlog waren verschillende imperialistische grootmachten in strijd voor het veroveren of behouden van strategische posities in de wereld en vooral voor het behouden of veroveren van kolonies. De Eerste Wereldoorlog was dan ook in de eerste plaats een oorlog voor de herverdeling van de wereld. Communisten en progressieven mogen zich nooit voor de kar laten spannen van welk imperialistisch land dan ook. Daarom alleen al mochten zij zich niet laten leiden door de reactionaire Vlaamse kleinburgerij die zich wilde verbinden met Duitsland. Maar tegelijkertijd moesten zij zich ook afbakenen en afzetten tegen de politiek van Engeland, Frankrijk of de VS. Daarom ook mochten zij niet kiezen voor ‘hun’ bourgeoisie in haar strijd met Duitsland. Ten tweede moesten de revolutionairen en progressieven opkomen tegen de miserie die overal heerste in Europa, ook in België. Er waren 700.000 werklozen, meer dan 3,5 miljoen mensen leefden van de openbare onderstand. De werk- en leefomstandigheden waren verschrikkelijk. Dit was zo voor de werkers uit Vlaanderen, Brussel en Wallonië! In Rusland heeft Lenin de arbeiders gemobiliseerd tegen dit kapitalisme dat oorlog en honger veroorzaakt met twee ordewoorden: ‘Brood’ en ‘Vrede’. De socialisten in België hadden hiervoor ook moeten vechten samen met alle progressieven. De kwestie van de verdrukking van de eigen taal was inderdaad ook een probleem. Iedereen moest het recht hebben om zijn taal te kunnen spreken, maar deze eis kwam maar na de hierboven beschreven centrale eisen. De vraag naar onderwijs aan de universiteiten of in de scholen in de eigen taal bijvoorbeeld was correct. Maar de eis om tijdens de oorlog geleid te worden door Nederlandstalige officieren gaf reeds toe aan de gruwel van de oorlog zelf en was dus fout. De socialistische beweging had de arbeiders moeten mobiliseren om niet meer naar het front te gaan en hun woede moeten keren tegen hun bourgeoisie die mee aan de basis van deze oorlog lag. Het recht op het gebruik van de eigen taal is zoals we gezien hebben een louter democratische eis, zoals het stemrecht. Elke revolutionair moest het geheel van democratische rechten verdedigen, maar steeds binnen het kader van de strijd voor een andere maatschappij. 2.4. Besluiten Voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog en tijdens de periode tot en met de Tweede Wereldoorlog was de Vlaamse beweging duidelijk in handen van reactionaire krachten. De gerechtvaardigde democratische eisen voor de gelijkberechtiging van de Nederlandse taal stonden niet langer centraal. De Vlaamse beweging schreef zich meer en meer in in de geopolitieke strategie van de grootmachten. Van de eis voor een autonoom Vlaanderen belandden we bij de verdediging van de aanhechting bij imperialistisch Duitsland. De harde kern van de activisten verdedigden bovendien het recht op het koloniseren van Wallonië, Congo en Noord-Frankrijk. Hier stelde zich dan wél de nationale kwestie! Er waren ook niet pro-Duitse krachten actief. Maar die waren zwak in het geheel van de Vlaamse beweging. Bovendien reikten zij de progressieve krachten geen alternatief aan zoals
  • 11. 11 Lenin en zijn bolsjewieken in Rusland dat wel hadden gedaan door de woede van de werkers te richten tegen de smerige oorlog en de miserie die mee door ‘hun’ bourgeoisie was veroorzaakt. Eén van de hoofdredenen hiervoor was dat de BWP door de oorlogskredieten goed te keuren de keuze voor het kapitalisme bevestigde en volledig meeging in de oorlogslogica in naam van ‘het zelfbeschikkingsrecht der volkeren’. 3. Waarom leefde het nationalisme terug op vanaf de jaren zestig? Na de Tweede Wereldoorlog krijgt de nationalistische beweging in Vlaanderen een flinke klap. De Vlaams-nationalisten hebben gecollaboreerd met Duitsland. De Vlaamse beweging wordt daardoor gebrandmerkt zodat ook diegenen die niet gecollaboreerd hebben, zich moeten koest houden. Daarbij komt dat de partizanen – onder leiding van de KPB – die een belangrijk aandeel hadden in de bevrijding, een enorme steun genoten onder bevolking. Het communisme in het algemeen had in aanzien gewonnen doordat de Sovjet-Unie nazi- Duitsland beslissende slagen had toegebracht. In die omstandigheden is het niet moeilijk te begrijpen dat de Vlaamse beweging het zeer moeilijk heeft. Hoe is de Vlaamse beweging dan terug opgekomen? Hoe is het te verklaren dat – ondanks de gebeurtenissen tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog en naarmate er meer en meer rechten werden toegekend aan de Nederlandstaligen en Vlaanderen zijn achterstand ook economisch ingehaald had –, het nationalisme niet afnam, maar eerder toenam en tot op de dag van vandaag crescendo gaat? Wij zien hiervoor vier redenen. 1. Het Vlaams nationalisme ging hand in hand met de eis voor een economisch sterker Vlaanderen. De Vlaamse bourgeoisie eist haar plaats op de wereldmarkt op. 2. Het nationalisme, - en het federalisme is één van zijn mogelijke staatsvormen-, dient daarbij in de eerste plaats om de arbeidersklasse te verdelen. 3. Het nationalisme past binnen het kader van Europa: omdat het steunt op de noden van de multinationals die de regio’s tegen elkaar willen uitspelen om de meest gunstige voorwaarden te scheppen voor investeringen in die regio’s. 4. Het nationalisme dient tenslotte om terug te kunnen vallen op de fascisten als laatste reddingsmiddel voor het kapitalisme in tijden van verscherpte crisis. 3.1. De Vlaamse beweging eist een economisch sterk Vlaanderen De Tweede Wereldoorlog had enorme gevolgen voor de werkers: miljoenen doden, er heerste miserie, Europa was een puinhoop. Maar snel na de oorlog wordt dankzij de enorme offers van de werkers en met de hulp van de VS ook België weer opgebouwd. Een deel van het productieapparaat was echter nog intact gebleven (bv. de haven van Antwerpen was min of meer ongeschonden). Een deel van de zware industrie in Wallonië is nog steeds relatief sterk, maar begint toch al serieuze moeilijkheden te krijgen. Vooral de steenkoolmijnen waarvan er reeds eind van de jaren vijftig verschillende zullen sluiten. Ook de staalsector krijgt het moeilijk op een zeer concurrentiële markt. Maar alles samen genomen gaat het nog relatief
  • 12. 12 goed. De Waalse industrie blijft vragende partij voor extra Vlaamse arbeiderskrachten. Heel wat boeren en arbeiders vertrekken dan ook om zich in Wallonië te vestigen. In de nasleep van de staking van 1960-61, waar door Renard25 het federalisme op de politieke agenda geplaatst wordt, begint de Vlaamse beweging zich te roeren. Zij herneemt de oude eisen rond het wegwerken van de discriminatie van de Nederlandse taal maar voegen daar een aantal economische eisen aan toe. Die zullen dan ook centraal staan op de twee marsen op Brussel in oktober 1961 en oktober 1962. Op de eerste mars, op 29 oktober 1961 was de centrale slogan "Tegen verfransing en broodroof". Tijdens de tweede mars op Brussel, op 14 oktober 1962 wordt de slogan gelanceerd: "Vlamingen baas in Vlaamse fabrieken". Eén van de concrete eisen is een staalfabriek in Zelzate, wat later Sidmar zal worden. De opleving van de Vlaamse beweging gaat dus hand in hand met de opgang van de Vlaamse burgerij. De ontwikkeling van de economie zal inderdaad een economisch weefsel scheppen dat voordien in Vlaanderen nauwelijks bestond. Naast enkele grote fabrieken (zoals Sidmar, later ook Ford-Genk en de petrochemie in de Antwerpse haven als antwoord op de sluiting van een deel van de mijnen en de economische expansie), zal vooral het havenpatronaat profiteren van de kapitaalsinjecties in Vlaanderen en zal de befaamde KMO-structuur verder ontwikkeld worden. Het zijn enkele jonge politieke krachten die in de jaren zestig de beweging domineren en zij zullen later tot de leidende elite van het land behoren. Wilfried Martens, later CVP-voorzitter en premier van België leidt op dat ogenblik de Vlaamse Volksbeweging (VVB). Naar aanleiding van de eerste mars op Brussel schrijft hij een brief naar de BSP: "Hebt gij de polsslag van uw volk gevoeld? Gij kunt ervoor zorgen, samen met de christelijke arbeidersorganisaties, dat Vlaanderen op elk ogenblik de beslissende mars op Brussel inzet. Hoe lang gaat gij de Vlaamse arbeiders het juk van vernedering, verachting en broodroof nog laten dragen? Aan welke zijde staat gij: aan de zijde der conservatieve franskiljons of aan de zijde der flaminganten die iedere dag vechten voor werk en welvaart in Vlaanderen?"26 De oproep was gericht aan de BSP omdat deze had geweigerd deel te nemen aan de mars op Brussel. Martens wilde een duidelijk front over de partijgrenzen heen voor de belangen van het Vlaams (en Belgisch) patronaat. Hierbij schuwt hij de demagogische tactiek niet. De strijd is een goede - want progressieve strijd - tegen het (Franstalig) establishment dat de arbeiders hun job niet gunt. Het zou echter maar 15 jaar duren of Martens maakte zelf deel uit van het ‘establishment’ en hij zou samen met hen in de achtereenvolgende regeringen meer dan duizenden jobs doen sneuvelen en de arbeiders zware besparingen opleggen. Een pamflet dat mobiliseert voor de betoging is nog duidelijker: "Zij zullen niet ophouden vooraleer zij de scholen, de gemeenten en de steden verfranst hebben om baas te kunnen blijven en te heersen over de Vlaamse mensen zoals in de 19e eeuw. Deze Brusselaars, Walen en franskiljons moeten overal thuis zijn, onthaal genieten, de baas spelen. Zij kopen gronden op om villa’s te bouwen, zij dwingen onze buitenmensen, onze gemeentebesturen, onze scholen en onze kerken. Zij zullen de Vlaamse burgemeesters uit hun gemeentehuizen verjagen, het brood van onze gemeentelieden ontstelen, de toekomst van de Vlaamse kinderen kapot maken…"27 Alle Walen en Brusselaars worden de wreedste dingen toegedicht, dé Vlamingen zijn de grote sukkelaars (ook de Vlaamse patroons?). De Franstaligen heersen over Vlaanderen, zijn rijk en maken de eenvoudige Vlamingen kapot. Het is ook in deze periode dat de VU haar rol ten volle zal beginnen spelen. De VU werd opgericht door een aantal flaminganten die uit de CVP stapten. In 1954 haalden zij hun eerste verkozenen. In 1961 zetelt zij reeds met 7 vertegenwoordigers in het Belgisch Parlement met
  • 13. 13 als hoofddoel de Vlaamse beweging op de politieke agenda te plaatsen. En wat belangrijk is, de VU zal dienen als toevluchtshuis voor de oude fascisten die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerden en die toen al voor de ‘Vlaamse zaak’ vochten. Voordien zaten deze als duikboten in de CVP zelf. In de ‘gouden’ jaren zestig haalt de economie van Vlaanderen al snel die van Wallonië in. Het Belgisch én internationaal kapitaal wil een deel van haar productieapparaat naar het Noorden van het land verhuizen of daar nieuwe dingen opstarten. Dit heeft onder meer te maken met het toenemend belang van de havens waardoor grote bedrijven goedkoper kunnen exporteren. In een economie die zich steeds meer internationaliseert en die handel drijft met steeds verder afgelegen landen winnen de havens steeds meer aan belang. Daardoor is het ook te verklaren dat bijvoorbeeld de Antwerpse haven stap voor stap de grootste industriële zone is geworden. Het heeft ook te maken met de traditie van strijd in de zware industrie van Wallonië die door het patronaat als blok aan het been wordt ervaren. Zij hopen dat de ‘simpele’ Vlaamse werkers kneedbaarder zullen zijn. In Vlaanderen zijn de grote bedrijven er ondertussen gekomen en het beschikt dan ook over een moderner productieapparaat. De bourgeoisie zal vanaf dan de weg van het federalisme bewandelen. De bourgeoisie ervaarde de steeds terugkerende ‘stammentwisten’ rond bijvoorbeeld de taalkwesties als hinderlijk. Het federalisme bood de mogelijkheid om deze twisten zonder veel nadelen voor de bourgeoisie ‘te regelen’, zonder ze in de feiten op te lossen. In 1968 was met de beweging ‘Leuven Vlaams’ nog een regering gevallen. In 1970 begint de eerste fase in de staatshervorming. Vanaf dan zal België jaar na jaar hervormd worden tot het federale model dat we nu kennen. (Zie tabel 2) Het zijn de traditionele partijen, inclusief de socialistische en later de groene partijen die dit federalistisch staatsmodel zullen uitwerken en/of ondersteunen. Ondertussen slaat in 1974 de kapitalistische crisis hard toe. Vanaf dan krijgt de zware industrie, ook de staalindustrie het harder en harder te verduren in Wallonië. Ook de Vlaamse werkers worden getroffen, onder meer door de herstructurering van de scheepsbouw, de textiel- en de mijnsector. Vanaf de tweede helft van de jaren zeventig komen terug de sociale problemen aan de orde (voordien waren reeds de eerste mijnen gesloten, onder meer die van Zwartberg wegens ‘niet rendabel’). Toch zal het vooral de zware industrie zijn die in het Zuiden van het land lijdt onder de herstructureringen. Meer dan 200.000 jobs zullen verloren gaan in Wallonië over een periode van ongeveer 20 jaar. Voor de extreem-rechtse krachten lijkt het moment gekomen om terug boven water te komen. Eerst nog via mantelorganisaties zoals TAK en Voorpost (dat steeds een onafhankelijk Vlaanderen als centraal ordewoord in haar acties naar voren zal schuiven) en vanaf 1979 met de oprichting van het Vlaams Blok. Vanaf dan zal het Vlaams Blok, het voortouw nemen in de Vlaamse beweging. Zij zullen voor een groot stuk de nationalistische politieke agenda bepalen. 3.2. Het Vlaams nationalisme om de Vlaamse en Waalse werkers tegen elkaar op te zetten en het Europa van het kapitaal te realiseren Komen we terug op de vraag die we stelden in het begin van het hoofdstuk. Waarom wordt het nationalisme steeds verder aangewakkerd? Er is geen discriminatie meer van de taal in België. Er zijn Nederlandse onderwijsinstellingen – universitaire en niet-universitaire, middelbare. De Nederlandse en de Franse taal worden op gelijke voet behandeld in de administratie (op enkele incidenten na – maar die bestaan ook in omgekeerde richting). De Vlaamse werkers worden al lang niet meer achteruit gesteld. Toch wordt de roep harder om
  • 14. 14 meer dingen apart te doen, om zelfs elk een eigen weg te gaan. Waarom zal de Belgische burgerij en vooral haar Vlaamse fractie aansturen op nationalistische maatregelen met het gevaar dat dit tenslotte leidt tot het uiteenspatten van het land. Heeft de bourgeoisie daar wel belang bij? Een eerste deel van het antwoord heeft zoals we in de voorgaande paragraaf zagen, te maken met de economische situatie. Vlaanderen is Wallonië economisch voorbijgestoken. Wallonië zelf heeft het zeer moeilijk. Om de herstructureringen in haar eigen industrie op te vangen en een groter deel van de koek binnen te halen zal de Vlaamse bourgeoisie meer en meer gebruik maken van het nationalisme om de Vlaamse werkers op te zetten tegen de Waalse en buitenlandse werkers. Denken we maar aan de hetze die alle traditionele partijen en het Vlaams patronaat maakten over de bodemloze Waalse (staal)putten waarin al het zuurverdiende ‘Vlaamse’ geld verdween. Dat dit geld in de zakken van kapitalist Albert Frère terechtkwam die zo zijn internationaal imperium kon opbouwen, zegden ze er niet bij. De demagogie van de ‘bodemloze putten’ zouden ze trouwens later tegen de ‘Limburgse’ mijnwerkers gebruiken om zo te proberen de solidariteit te breken tussen alle werkers in Vlaanderen en Wallonië! De Vlaamse bourgeoisie wil van Vlaanderen één van de economisch meest welvarende regio’s maken. Zij zal alles in het werk stellen om de voorwaarden te scheppen die het mogelijk maken investeringen aan te trekken en eigen initiatieven uit de grond te stampen. Het nationalistische discours zal daartoe, ingebakken in de Europese logica, het ideale middel blijken. Vanaf de jaren ’80 en ook nog in de jaren ’90 zit Vlaanderen economisch inderdaad nog steeds in de lift, in tegenstelling tot Wallonië. Het Vlaams bruto binnenlands product (BBP) stijgt spectaculair. Vlaanderen en zijn leiders voelen zich sterk. Maar zij willen meer. Een deel van de burgerij wil van het feit dat zij in Vlaanderen werkzaam is gebruik maken om nog een groter deel van de markt in handen te krijgen. Het gaat zowel om multinationale bedrijven, als om kleinere bedrijven en KMO’s. Het kapitaal in het noorden van het land wil groeien en daarvoor is Wallonië een blok aan het been. Laat ons dit duidelijk maken met enkele voorbeelden. Raf Vermeire is voorzitter van de CVP-jongeren en bedrijfsleider van de transportonderneming Stokata in Lokeren. Het bedrijf heeft een omzet van 500 miljoen, waarvan 30% in Wallonië. Hij bepleit het beruchte Belfort-model dat door alle traditionele partijen wordt aangehangen. Volgens hem maakt de Economische en Monetaire Unie een nieuwe staatshervorming noodzakelijk. "De Europese Commissie beveelt België aan om meer regionale accenten te leggen in het arbeidsvoorwaardenbeleid, meer concreet de lonen. De commissie pleit – en dat is een trendbreuk – voor meer regionale verschillen in het arbeidsvoorwaardenbeleid." En: "De centralistische instelling van die vier landen (Duitsland, Italië, Spanje en België nvdr) belet, zegt de Commissie, dat de economische schokken – sluitingen van fabrieken, ontslagen, verval van de infrastructuur, achterstand van de scholing – optimaal worden opgevangen." Het probleem van België is dat Wallonië niet past in de dynamiek die het Vlaams patronaat aan de dag wil leggen. "De Waalse economie kan of wil minder soepel reageren door de ‘Belgische’ omkadering van haar loon- en arbeidsvoorwaardenbeleid. Zij zou beter af zijn met een beleid dat haar werkelijkheid weerspiegelt. Dus, lagere lonen en soepelere voorwaarden, wat automatisch zal leiden tot meer banen, eventueel, en misschien zelfs in de eerste plaats vanuit Vlaanderen. Pas op, ik pleit als Vlaming niet voor een goedkoop arbeidsreservoir in Wallonië. (…) Wij willen sneller en efficiënt vooruitgaan in Vlaanderen. Wij hebben keihard gepleit voor
  • 15. 15 werknemersparticipatie. (…) De mensen zijn vandaag medewerker en willen op een verantwoordelijke, persoonlijke manier samenwerken en overeenkomstig, volgens hun inzet, vergoed worden.28 Hier spreekt uiteraard meer de patroon dan de politicus. Ten eerste wordt de Europese Unie precies gebruikt waarvoor zij bestemd is, namelijk om een kader te creëren voor het patronaat om meer flexibiliteit in te voeren, de loonkost omlaag te halen, enz. Het gezag van de EU wordt gebruikt om de politiek die men in Vlaanderen (en eigenlijk ook in Wallonië) wil voeren, erdoor te krijgen. Ten tweede. Vlaanderen wil sneller gaan. Lees: sneller naar lagere of variabele lonen, sneller naar verdoorgedreven flexibiliteit, enz. Daarvoor is er nu al een goede relatie met de werknemers aldus Vermeire. Het zijn geen arbeiders of bedienden meer maar ‘medewerkers’ die ‘op een verantwoordelijke wijze’ willen meewerken aan het project van het patronaat. Ten derde. Als Vlaanderen en Wallonië meer regionale accenten gaan leggen, dan betekent dit voor de Waalse werkers extra inlevering. Interessant voor Vermeire, want hij heeft ook activiteiten in Wallonië. Niemand die hem natuurlijk gelooft dat hij niet wil profiteren van het ‘goedkope arbeidsreservoir’ in Wallonië. Met deze ‘bekentenis’ vatten we perfect de strategie van de burgerij in het Noorden van het land samen. De gevolgen voor de werkers in Vlaanderen en Wallonië zijn wel dezelfde! Ook andere partijen denken en werken in dezelfde richting. We zullen verder zien dat ook in het Zuidelijke landsgedeelte dergelijke strategie zal gevolgd worden ‘om de achterstand in te halen’. Het nationalisme is dan ook niet alleen een ideologisch wapen van de burgerij om de arbeidersklasse te verdelen, maar biedt haar ook een aantal objectieve voordelen, om afhankelijk van de situatie en van het verzet, er maatregelen door te krijgen, eerst in Vlaanderen, dan in Wallonië, of omgekeerd. Ook Karel Vinck, patroon van de Union Minière en voorzitter van het Vlaams Economisch Verbond (VEV), ontwikkelde deze ideeën reeds enkele jaren geleden. "Als de politici de staat niet verder hervormen, dan zal de economische diversiteit van de regio’s, bedrijfstakken en ondernemingen in Europa hen daar wel toe verplichten. Waarom kan Vlaanderen zijn bedrijfsvriendelijk klimaat niet beter als een troef uitspelen?"29 Meer Vlaanderen dus, want dan winnen we van onze concurrenten. Zo komen we echter in een helse spiraal waarvan de werkende bevolking het slachtoffer is. Twee jaar voordien had de VEV-topman gedreigd CAO’s af te sluiten op het niveau van Vlaanderen alleen, omdat volgens hem niet genoeg schot in de zaak kwam op federaal niveau: "Op federaal vlak als het kan, met Vlaanderen alleen als het moet." En Vinck vervolgt: "We moeten afstappen van het conflictmodel. Bij de top van de vakbond is dat al gebeurd, bij het middenveld nog niet."30 In Vlaanderen hoopt het patronaat op snelle doorbraken en vooral op weinig verzet. Uiteraard wil Vinck die als internationaal kapitalist denkt en handelt hetzelfde resultaat in Wallonië! Inlevering met medewerking van de vakbonden. 3.3. Het Vlaams nationalisme en de fascisering gaan hand in hand Naast de economische redenen voor de verdere opgang van het nationalisme is er ook een politieke. Het kapitaal houdt de fascistische krachten ‘in reserve’ om als de crisis scherper wordt en de nood het hoogst is, het wapen van het nationalisme verder uit te spelen. Daartoe kan het Vlaams Blok als joker ingezet worden. Het is trouwens zeer opvallend hoe in de Vlaamse kwestie de reactionaire krachten die eerst nog verdoken in de CVP, later in de VU en nog later vanuit het Vlaams Blok, de Vlaams nationale dans leiden.
  • 16. 16 Sinds het einde van de jaren ’70 is het Blok op het politieke toneel verschenen. Zij zijn een echte gangmaker voor de burgerij in heel wat moeilijke dossiers. Vanaf hun ontstaan hebben zij de onafhankelijkheid van Vlaanderen geëist als enige consequente politiek. De traditionele partijen zitten met een probleem. Gans hun redenering verschilt in het niets van die van het Vlaams Blok. En we moeten constateren dat het Vlaams Blok in zijn voortrekkersrol slaagt. De traditionele partijen voeren eigenlijk stap voor stap delen van het nationalistisch programma uit. Het optreden van Van Den Brande op de televisie waarbij zijn hond een Waalse haan in de muil neemt zou 15 jaar geleden niet mogelijk geweest zijn. Het nationalisme is dan ook één van de inrijpoorten naar het fascisme. Ook de patroons erkennen de voortrekkersrol van het Vlaams Blok. Dezelfde Karel Vinck zegt in mei 1999, net voor de verkiezingen van 13 juni: "Ja, het Vlaams Blok zal waarschijnlijk enkele procenten winnen, maar daarom gaat de hele democratie nog niet door de knieën. De huidige coalitiepartners boeren inderdaad achteruit, maar het zou best kunnen dat de verkiezingsuitslag de politici tot wat meer krachtdadigheid zal aanzetten."31 Het patronaat erkent dus openlijk de positieve rol van het Vlaams Blok om de traditionele partijen wat achter de veren te zitten en te komen tot waar het patronaat wil komen. Hiermee is nog niet gezegd dat het VEV voor een scheiding van de Belgische staat is, maar een stap is gauw gezet. Maar wat is nu het programma van het Vlaams Blok? Hoe zien we concreet dat zij de politieke agenda bepalen? Het Vlaams Blok heeft een heel duidelijk project, namelijk het laten uiteen spatten van de Belgische staat. Als we hun programma bekijken valt op hoe rond verschillende deelaspecten de traditionele partijen, of het nu gaat om de SP, de CVP, de liberalen of de VU, hen voor wat betreft de basisideeën beetje bij beetje achternalopen (Zie kader). Vlaams Blok als wegbereider voor een splitsing van België De basisfilosofie van het Blok Vlaanderen vormt één volk, één cultuur en dus één natie. Er moet dus een aparte staat gevormd worden. De staatsgrenzen zijn etnisch bepaald, door het ‘anders zijn’ van de bevolking, door een ‘homogeen aangevoelde etnie’. In haar fundamenteel programma zegt het Blok: "In het onderscheid dat wordt gemaakt tussen een harde en een zachte interpretatie van een natie-staat verhouding staat het Vlaams Blok dus aan de kant van de harde interpretatie, namelijk aan de kant van de staat die een sterke etnische samenhang vertoont en waarin één etnie op een optimale wijze haar belangen kan beneerstigen."32 Zij benadrukken dat het federalisme nooit kan lukken: want in België zijn centrifugale krachten werkzaam. De ‘volkeren’ groeien uiteen. Is dat niet één van de centrale thema’s van zowel de CVP, de VU, de SP, de VLD en zelfs Agalev? We worden (zijn) te verschillend. We hebben een eigen cultuur, een eigen realiteit. Het Vlaams Blok steunt de idee van Lode Claes die dan de volgende stap zet: "Waarom zouden we moeten vasthouden aan dit federalisme, dat ons geen macht geeft en onze machteloosheid bestendigt."33 Als we toch nog weinig gemeen hebben, waarom gaan we dan niet elk onze eigen weg, en dit kan alleen maar consequent in een eigen staat waar ‘we’ zelf de macht hebben. Gerolf Annemans constateert echter met voldoening dat de stap in de staatshervorming die het Vlaams Parlement oprichtte goed was want "het kan de
  • 17. 17 separatistische dynamiek alleen maar versnellen"34. De nieuwe situatie laat toe, aldus het Vlaams Blok, een politiek van de voldongen feiten voeren, net zoals gebeurde in Litouwen. Daarom, zeggen zij zeer demagogisch, zal de afscheiding niet per definitie bloedig moeten verlopen! Het Blok wil een voldongen-feiten-politiek voeren. Juist de laatste fase van de staatshervorming liet dit toe. En dezelfde voldongen-feiten-politiek werd toegepast door Van Den Brande en De Batselier, onder meer door de volgende stap in de staatshervorming – die zij gewild hadden vanaf 1999 – zelf in gang te zetten, zonder overleg met de Waalse partijen! Ook op het vlak van Europa en de vrije markt verdedigt het Blok exact hetzelfde als de traditionele partijen en kunnen zij er hun bondgenoot in vinden: "Ieder volk heeft zijn culturele eigenheid. Een Europees Cultureel Handvest moet volgens het Vlaams Blok bepalen wat precies deze culturele eigenheid is. (…) Op die manier komen wij tot een volkeren- Europa, een Europa met een gemeenschappelijke beschaving. Een Europa waarin de staten wegebben. Deze nationalistische visie (...) wijst ieder gelijkstellend denken af dat overigens één van de wortels is van het marxisme. Het Vlaams Blok (…) bestrijdt de idee van het marxisme als zou er slechts één basisstructuur zijn, namelijk die van de economische uitbuiters en de economisch uitgebuiten."35 Op economisch vlak gaat het Blok uit "van de vrije markteconomie als economisch model. De wetten en reglementen waarbinnen het economisch gebeuren zich zal afspelen dienen zo Europees mogelijk te zijn." En: "Het Blok is een solidaristische partij. Het uitgangspunt is de wederzijdse solidariteit van het individu met zijn eigen volksgemeenschap." Ook hier geen verschil met de traditionele partijen, voor Europa en haar ‘vrije markt’, en tegen het marxistisch gelijkheidsdenken. Maar het Blok wil inderdaad nog verder gaan. Wat bij een scheiding? Vraag is of zij er zullen in slagen de traditionele partijen mee te krijgen op deze weg van de nationalistische waanzin. Over een aantal zaken wordt blijkbaar wel al gediscuteerd en ‘nagedacht’ in de hoofdkwartieren van de traditionele partijen en in die van het patronaat. Vooreerst enkele van de ideeën van het Blok. 1. Bij een scheiding zullen de activa van de Nationale Bank verdeeld worden volgens de verdeling van het BBP van de laatste 10 jaar. 2. Naar solidaristisch model heeft Vlaanderen recht op een volksgebonden stelsel van sociale zekerheid. (3) De luchthaven van Brussel-nationaal ligt op Vlaams grondgebied en dus is er ‘geen enkele reden om Waalse zeggenschap te dulden’. 4. Gemengde overheidsbedrijven zoals Sabena waarvan de activiteiten uitsluitend lokaliseerbaar zijn in één landsdeel worden integraal toegewezen aan dat landsdeel. 5. Gemengde overheidsbedrijven zoals Cockerill Sambre, maar niet lokaliseerbaar in één landsgedeelte worden verdeeld in de mate van het mogelijke volgens de plaats van realisatie van de meerwaarde. 6. Overheidsschulden worden toegewezen aan diegene die ze heeft veroorzaakt. 7. Wallonië moet de transferten van de Belgische ‘oversolidariteit’ terugstorten aan Vlaanderen. Dit is maar een greep uit wat het Blok wil. Het is duidelijk dat het Blok een deel van de nationale rijkdom wil inpikken en de Waalse werkers nog meer wil doen bloeden. Het lijkt ver weg en overdreven, maar sommige burgerlijke politici hebben al openlijk sommige van deze programmapunten bespreekbaar gemaakt. Zo is onze ‘progressieve’ jonge en dynamische SP’er Stevaert er al in geslaagd twee ervan ter sprake te brengen in de pers. Een eerste maal toen hij op het TV1-journaal zei dat de nationale luchthaven in feite een zaak van de Vlamingen was, want gelegen op Vlaams grondgebied! Een tweede maal toen hij zich als minister van transport en mobiliteit in de Vlaamse regering bekloeg over het gebrek aan dynamiek van de nationale NMBS. Hij dreigde er zelfs even mee de busmaatschappij De Lijn, waarvoor hij bevoegd is, een deel van de regionale spooractiviteiten te laten overnemen. Uit
  • 18. 18 deze voorbeelden kunnen we dus zien dat sommige ideeën van het Vlaams Blok die op het eerste zicht ‘niet zoveel kans maken’ zoals sommige progressieven zeggen, toch bespreekbaar zijn. Hetzelfde is trouwens het geval voor de sociale zekerheid, althans voor sommige partijen. De kwestie Brussel. Eén van de principes die met de staatshervorming vastgelegd zijn in de grondwet is het territorialiteitsprincipe. Dit houdt in dat de gewesten bevoegd zijn voor wat er op hun grondgebied gebeurt. Daar zijn bijvoorbeeld de taalwetten aan verbonden, enz. Het Blok past dit principe ruimer toe, ook in de kwestie Brussel. Vandaar hun hevig verzet tegen – en het niet erkennen van Brussel – als derde gewest. Maar de meeste Vlaamse partijen waren eigenlijk ook tegen de erkenning van Brussel als derde gewest en zij hebben enkel een toegeving gedaan op dit punt in ruil voor andere voordelen voor Vlaanderen. De redenering van het Vlaams Blok is simpel. Brussel ligt op Vlaams grondgebied en is dus integraal Vlaams. "Dat betekent dat Wallonië inzake Brussel geen enkel recht van spreken heeft."36 En Wim Jorissen geeft aan hoe belangrijk Brussel wel is voor de Vlaamse beweging: "… te Brussel zal de laatste strijd van de Vlaamse Beweging uitgevochten worden. Die strijd zal hard zijn, maar te Brussel zal de Vlaamse Beweging haar strijd winnen of verliezen. Brussel is het sluitstuk van onze strijd."37 De toekomst voor de migranten en de Franstaligen ziet er echter niet rooskleurig uit: "In een onafhankelijk Vlaanderen zijn alle Brusselaars, uiteraard de vreemdelingen uitgezonderd, Vlaamse staatsburgers, en bijgevolg ook onderworpen aan de Vlaamse wetten. (…) Men kan onmogelijk van de ene op de andere dag het Nederlands als enige taal opleggen. Het uiteindelijke doel moet echter zijn van Brussel opnieuw een Nederlandse stad te maken: Nederlands naar wezen, taal, cultuur en inzicht. Wat het onderwijs betreft zullen Franstalige scholen voorlopig blijven bestaan."38 Verschillende van deze programmapunten worden nu door de Vlaamse regering in praktijk gebracht. Er bestaat een volledig programma voor de ‘Vervlaamsing van Brussel’. Er worden subsidies gegeven om in Brussel te gaan wonen, evenals speciale geboortepremies. In de Brusselse rand voert de provincie Vlaams-Brabant een etnische politiek om ‘het eigen volk’ prioriteit van wonen te geven. Enz. Kunnen we aan de hand van al deze voorbeelden niet stellen dat de traditionele partijen geen fundamenteel andere politieke lijn hebben? Dat inzake de nationale kwestie het Blok hen op sleeptouw neemt en zij zich maar al te gemakkelijk laten voorttrekken? Kunnen we ook niet zeggen dat hiermee het objectieve gevaar voor splitsing toeneemt, zelfs als in woorden de traditionele partijen zich daar (soms) nog tegen afzetten? Wij denken van wel! 3.4. Welke strategieën onderkennen in de Vlaamse beweging? Dit betekent echter niet dat alle burgerlijke krachten er een zelfde strategie op na houden. Ook een aantal progressieve krachten die in de Vlaamse beweging werkzaam zijn proberen, in specifieke organisaties of in bestaande partijen, een deel van de politieke agenda te bepalen. Maar één ding wordt duidelijk: allen (her)nemen de basisredenering over twee ‘volkeren’, twee ‘karakters’, de ‘juistheid’ van de Vlaamse beweging, … en nemen dit als uitgangspunt voor hun handelen. Allen ijveren zij voor het federale staatsmodel dat ons land de laatste 30 jaar stapje voor stapje dichter bij een opsplitsing heeft gebracht. De eerste strategie is de strategie die het federale staatsmodel wil ‘verfijnen’. Deze strategie schrijft zich nogal expliciet in in het kader van de Belgische staat. Belangrijke
  • 19. 19 vertegenwoordigers van deze stroming zijn de groep B-plus waarin ook een aantal Franstaligen zitten en die zichzelf als progressief bestempelen. Eén van de belangrijke voortrekkers ervan is ex-Agalev’er Ludo Dierickx. Hij is zonder twijfel één van de bezielers van de beweging tegen het separatisme, maar tegelijkertijd gelooft hij met hart en ziel in het federale model. De groep verzamelt eigenlijk drie organisaties: de voormalige groep Coudenberg, een soort denktank van de traditionele Belgicistische burgerij rond de staatshervormingen; het front voor Unionistisch federalisme en de vzw Tegen het Separatisme. Zij nemen afstand van het ‘confederale en unionistische België’ en noemen zich de ‘beweging voor een federaal en vernieuwd België’, vandaar de naam B-plus. "Enkel de federale staat, die de regionale identiteiten en culturele verscheidenheid eerbiedigt, kan de werking van de instellingen duurzaam verbeteren."39 Ook zij onderschrijven dus de stelling dat federalisme meer democratie betekent (Zie kader). In hun programma komen zij op voor het "verstevigen van de banden tussen de Vlamingen, Walen, Brusselaars, Duitstaligen en vreemdelingen in België", voor "sociale solidariteit", "het verbeteren van het Belgisch institutioneel systeem", "het scheppen van een positief imago van België en haar gewesten", enz. Er is een voorzichtige kritiek op het federalisme onder het motto "Niet alles wat we zelf doen, doen we beter." Deze idee is vooral ontwikkeld door Freddy Willockx van de SP die dezelfde basisideeën heeft. Willockx stelt in zijn politiek antwoord op het Sienjaal van De Batselier en Coppieters dat we moeten herevalueren wat op federaal en op gewestelijk niveau moet gebeuren. Maar Willockx is ook heel duidelijk over wat onder solidariteit moet verstaan worden. Het is een solidariteit met grenzen. "In iedere federale staat bestaan solidariteitsmechanismen, afgestemd op de regio’s met de laagste fiscale capaciteit. Deze solidariteitsvormen moeten doorzichtig, objectief, omkeerbaar en redelijk zijn. Ze mogen niet dienen om de regio’s te bevorderen die slordig omspringen met de toepassing van de regelgeving of die weigeren zich te integreren in de federale budgettaire discipline.’40 Een solidariteit met grenzen dus. De gewesten moeten zelf besparen, geen steun meer geven aan bedrijven, zich inpassen in het budgettaire keurslijf van de federale regering, kortom de politiek van Europa ten voordele van het kapitaal uitvoeren. Binnen deze groep, ook binnen B-plus zijn de meeste fracties het met deze redenering eens. Ook bepaalde liberalen lijken binnen de huidige regering de verdere staatshervorming op een lager pitje te willen zetten. De tweede strategie heeft de voorbije tien jaar gedomineerd: de staatshervorming steeds verder ontwikkelen en een volledige bevoegdheidsverdeling tussen de gewesten realiseren. Het is de strategie van Van Den Brande, de VU en De Batselier, maar ook van de nieuwe Vlaamse president, Dewael van de VLD. De meest logische weg die zou kunnen bewandeld worden is de stap naar een confederale staat. Hierin zou Vlaanderen loskomen van Wallonië (maar onder de formele Belgische paraplu blijven) met doorgedreven eigen bevoegdheden – naast de reeds bestaande – fiscale autonomie, zeggingschap over de gemeentewetten, splitsing van de gezondheidszorg en de kinderbijslag, toekenning van de buitenlandse handel, enz. Daarnaast zouden heel wat bevoegdheden naar Europa moeten verhuizen, of in ieder geval zou Europa er een belangrijkere verantwoordelijkheid in moeten nemen: een eigen Europees leger, politie en justitie, financiële politiek, enz. Bij deze strategie is terecht de vraag of dit uiteindelijk niet leidt tot een ophouden van het bestaan van de Belgische staat. In woorden zijn zij tegen het separatisme, maar de stap naar de scheiding is gauw gezet. De derde strategie streeft naar een volledig onafhankelijk Vlaanderen en naar de oprichting van een confederatie met Nederland. Uiteraard is hiervan het Vlaams Blok de grote woordvoerder. Maar ook binnen de niet-georganiseerde rechtervleugel van de Vlaamse
  • 20. 20 beweging zijn er voorstanders van te vinden (onder meer het IJzerbedevaartcomité) en binnen de VU. Wat deze politiek precies inhoudt hebben we in het vorige hoofdstuk beschreven. In ieder geval is duidelijk dat geen enkele van de strategieën zich tegen het federale model verzet. Ze nemen het ‘verschil’ tussen de Vlamingen en de Walen als vertrekpunt en sturen aan op de logische doortrekking van het federale model wat tot een reële scheiding kan leiden. Uit voorgaande analyse zou men kunnen concluderen dat het nationalisme wel zal moeten leiden tot het uiteenspatten van België en dat weer een deel van het Blok-programma zal uitgevoerd worden. De traditionele partijen, inclusief Agalev, gaan immers mee in de nationalistische logica. Allen steunen het federale staatsmodel. Alhoewel de Vlaamse kwestie door de Vlaamse politieke elite van dit land steeds opnieuw op de politieke agenda wordt geplaatst en zij steeds verder werken in de richting van meer autonomie en zo een reële bedreiging vormen voor het verder bestaan van België, kunnen we vaststellen dat dit niet is wat overwegend leeft onder de bevolking. De Vlaamse beweging heeft vandaag zeker geen massabasis meer. Integendeel ze gaat er eerder op achteruit. De IJzerbedevaart trekt niet meer het volk van bijvoorbeeld 30 jaar geleden. Er zijn geen massamanifestaties zoals de grote marsen op Brussel waar tussen de 50.000 en 100.000 Vlamingen kwamen manifesteren. Ook opiniepeilingen wijzen uit dat men België wil behouden en het Vlaams-nationalistisch circus beu is. De belangrijkste bewegingen van de laatste jaren waren nationale bewegingen. De beweging van de verdwenen kinderen bracht honderdduizenden Vlaamse, Waalse en buitenlandse mensen op de been. De strijd voor werk in Clabecq en Renault werd gedragen door duizenden strijdsyndicalisten vanuit heel het land die de gemeenschappelijke taal van de klassenstrijd perfect verstonden, ook al sprak de ene Nederlands en de andere Frans. Een belangrijk element om dit te verklaren is de ‘Beweging van Mei ’68’ geweest. Daar ontstond niet alleen de eerste kern van een nieuwe marxistisch-leninistische partij, later de PVDA, maar werd de ‘Vlaamse beweging’ omgevormd in een progressieve beweging tegen het bestaande systeem. Na 1968 heeft de nationalistische beweging voor een deel haar greep verloren op de jongeren, de studenten, de jeugdbewegingen en jeugdclubs,… De jeugd werd meer gegrepen door wat er in de derde wereld gebeurde waar echte nationale bevrijdingsbewegingen aan de gang waren, maar ook door ecologische problemen, de wapenwedloop, enz. De militante Vlaamse beweging werd op de achtergrond gedrongen. Dit toont dat onder leiding van een progressieve, revolutionaire kern – toen de SVB, later AMADA – het tij gekeerd kan worden. Het toont ook dat er alleszins tegen het separatisme een massabasis bestaat. Zelfs als dit niet steeds op dezelfde basis is als de marxistische ideeën – denken we maar aan de opleving van populariteit van het koningshuis – dan nog biedt het een uitstekend vertrekpunt voor de strijd tegen het eng Vlaams nationalisme. Maar het feit dat het Vlaams nationalisme nu geen massabasis heeft wil niet zeggen dat er geen gevaar schuilt. Vooral indien de traditionele partijen delen van het nationalistisch programma van het Vlaams Blok, verder in de praktijk kan brengen, kunnen we snel in gevaarlijke situaties terechtkomen. Daarom is een alternatief noodzakelijk dat de mensen kan mobiliseren op een positieve manier. Dit is en blijft België – niet het België van het koningshuis, maar het multinationale België waar de werkende bevolking, Walen en Vlamingen, Belgen en migranten, samen strijden voor een andere maatschappij. Een
  • 21. 21 maatschappij waar geen vreemdelingenhaat of eng nationalisme heerst, waar iedereen een volwaardige job heeft en waar elke werknemer van een rijk multicultureel en sociaal leven kan genieten. Het socialisme is zo’n maatschappij. In het artikel van Perchik dat ook in dit nummer van Marxistische Studies staat, wordt aangetoond hoe met het nationalisme en haar negatieve gevolgen voor de werkende bevolking in de Sovjet-Unie van de jaren twintig en dertig werd komaf gemaakt. 4. Conclusies Welke politieke conclusies kunnen we trekken uit de analyse van de Vlaamse kwestie? 1. De Vlaamse kwestie was geen nationale kwestie, maar een doodgewone democratische kwestie van het recht op het gebruik en de gelijkheid van de taal. Het was geen nationale kwestie omdat er nooit sprake is geweest van onderdrukking van Vlaanderen door Wallonië of een buitenlandse macht. De nationale kwestie behoort voor België tot het verleden. Pogingen doen om de Vlaamse kwestie te doen herleven is reactionair. 2. Het Vlaams nationalisme is zeker niet in het belang van de werkers, onder welke vorm dan ook. Het zet de Vlaamse werkers tegen de Waalse werkers op en breekt zo de eenheid van de arbeidersklasse. De werkers, Vlamingen en Walen, Belgen en migranten hebben belang bij een zo groot mogelijke eenheid. 3. Het Vlaams nationalisme bereidt sociale achteruitgang voor. Het zet de ene regio tegen de andere op om grotere delen van de markt binnen te halen (investeringen, bestellingen, enz). Het nationalisme maakt het mogelijk er makkelijker patronale maatregelen door te krijgen zoals belastingsvermindering voor de bedrijven, doorgedreven flexibiliteit, lagere lonen, enz. 4. Op sommige ogenblikken in de geschiedenis heeft het Vlaams nationalisme de superioriteit tegenover andere regio’s en tegenover de kolonies in haar programma gevoerd. Het Vlaams nationalisme in zijn doorgedreven vorm wil de landkaarten hertekenen en zich het recht toe- eigenen andere gebieden te annexeren of in te lijven. 5. Het Vlaams nationalisme dat vandaag de dag meer dan ooit een relikwie van het verleden zou moeten zijn, spreidt het bedje van het fascisme. Het Vlaams Blok speelt hierbij een sleutelrol. De burgerlijke partijen voeren delen van het nationalistische programma uit zoals ze dat deden en doen voor hun racistisch programma. Er komt weinig verzet van de progressieve intellectuelen en van de georganiseerde arbeidersklasse. Meer en meer wordt de basisredenering van de ‘twee volkeren’ aanvaard. Als deze logica wordt doorgezet moet dat wel leiden tot separatisme. Noten * De sociaal-democratische beweging bestond tot het begin van de 20e eeuw uit marxisten, socialisten, enz. waartussen een hevige politiek-ideologische strijd bestond omtrent de te volgen strategie: revolutie of hervorming. Daaruit ontstonden de communistische en socialistische partijen. In Rusland werden deze de mensjewieken en de bolsjewieken (de partij van Lenin), genoemd. De socialistische partijen willen enkel het kapitalisme ‘hervormen’. De communisten leggen de oorzaken van de miserie bij het systeem zelf dat moet omver geworpen worden. In de plaats moet een socialistische maatschappij komen, een maatschappij zonder uitbuiting en oorlog.
  • 22. 22  1. Antoon Roosens, De Vlaamse kwestie. ‘Pamflet’ over een onbegrepen probleem, 1981, p.17.  2. Ibidem, p.17.  3. V.I.Lenin, "Statistique et Sociologie", in Oeuvres complètes, 1912, Deel 23, p.301-302.  4. Antoon Roosens, De Vlaamse kwestie. ‘Pamflet’ over een onbegrepen probleem, 1981, p.17.  5. Ibidem, p. 15.  6. Otto Bauer en R. Springer waren leidende figuren van de Oostenrijkse sociaal-democratie. Bauer en Springer schreven verschillende werken over de nationale kwestie. Er dient op gewezen worden dat in Oostenrijk-Hongarije wel nationale onderdrukking bestond en de situatie dus verschillend was van de Belgische situatie.  7. Otto Bauer, The National Question and Social Democraty, Serp Publishing House, 1909, p.139.  8. Ibidem, p.401.  9. Ibidem, p.226.  10. Ibidem, p.368.  11. Ibidem, p.555.  12. J.V. Stalin, Marxism and the National Question, 1913, Proletarian Publishers, San Fransisco, gepubliceerd in 1975, p.54.  13. Ludo Martens. "De Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en de Belgische socialisten" in Marxistische Studies nr. 30, 1996, p.28.  14. De term ‘activisten’ is oorspronkelijk van Zweedse afkomst. De Zweedse oorlogspartij die Zweden aan de zijde van Duitsland in de oorlog wilde brengen noemde zich ‘activistisch’. ‘Passivisme’ werd de neerbuigende term voor de ‘neutrale’ houding van de tegenpartij.  15. Ludo Maesfranckx, in een rapport over de situatie in Vlaanderen, geciteerd in De Morgen van 17 mei 1999.  16. August Borms, in een toespraak in 1917, geciteerd in De Morgen van 17 mei 1999.  17. Marcel Van de Velde, geciteerd in De Morgen van 17 mei 1999.  18. Borms, in een toespraak tot de Duitse Rijkskanselier te Berlijn, februari 1917, geciteerd in "De Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en de Belgische socialisten" in Marxistische Studies nr. 30, 1996, p.29.  19. Proclamatie van de ‘Raad van Vlaanderen’, geciteerd in "De Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en de Belgische socialisten" in Marxistische Studiesnr. 30, 1996, p.29.  20. Borms, geciteerd in "De Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en de Belgische socialisten" in Marxistische Studies nr. 30, 1996, p.30.  21. Staf Declerck, in zijn collaboratieprogramma voor de Duitse bezetter, geciteerd in De Morgen van 17 mei 1999.  22. Cyriel Verschaeve, geciteerd in De Morgen van 17 mei 1999.  23. Ibidem.  24. De Spartakisten waren revolutionairen in Duitsland die onder leiding van Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht tegen het Duits imperialisme en tegen de oorlog opkwamen. In 1918 en 1919 leidden zij de Duitse revolutionaire opstanden die bloedig werden neergeslagen door het Duitse Keizerlijke leger. Het is de Socialistische Partij van Duitsland onder leiding van Noske en Ebert (begin 1919 Rijkskanselier) die de leiding over de Keizerlijke troepen zullen voeren. Er vallen duizenden doden waaronder Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht.  25. Zie artikel over het Waals nationalisme in dit nummer van Marxistische Studies.  26. Wilfried Martens, in het blad van de Vlaamse Volksbeweging, oktober 1961.  27. Pamflet uitgedeeld voor de mobilisatie voor de betoging van oktober 1961, geciteerd in Knack, nr. 16, p.66, 21 april 1999.  28. Raf Vermeire in een interview in Knack, 22 mei 1999, p.5.  29. Karel Vinck en Mieke Officiers in Knack, 5 mei 1999, p.28.  30. Ibidem, p.28.  31. Ibidem, p.28.  32. Gerolf Annemans en Willy Smout. Onafhankelijkheid moet en kan, Deel I, 1990, p.10.  33. Ibidem, p.18.  34. Ibidem, p.23.  35. Ibidem, p.33.  36. Joris Van Hauthem en Wim Verreycken. Onafhankelijkheid kan en moet, Deel II, 1990, p.6.  37. Ibidem, p.6.  38. Ibidem, p.35.
  • 23. 23  39. B-plus. Uit het document "Beweging voor een federaal, multicultureel pluralistisch en vernieuwd België", maart 1998.  40. Freddy Willockx in een interne discussie nota, "Neen aan het separatisme", 1997.