3. 1
Vaste Rots van mijn behoud,
als de zonde mij benauwt,
laat mij steunen op Uw trouw,
laat mij rusten in Uw schaûw,
waar het bloed door U gestort,
mij de bron des levens wordt.
4. 2
Jezus, niet mijn eigen kracht,
niet het werk door mij volbracht,
niet het offer dat ik breng,
niet de tranen die ik pleng,
schoon ik ganse nachten
ween, kunnen redden, Gij alleen.
5. 3
Zie, ik breng voor mijn behoud
U geen wierook mirr' of goud;
moede kom ik, arm en naakt,
tot de God die zalig maakt,
die de arme kleedt en voedt,
die de zondaar leven doet.
6. 4
Eenmaal als de stonde slaat,
dat dit lichaam sterven gaat,
als mijn ziel uit d'aardse woon
opklimt tot des rechters troon,
Rots der eeuwen, in Uw schoot
berg mijn ziele voor de dood.
7. Jeremia 31:31-34 en Romeinen
7:1-12 + nabespreking
Voorganger: ds. Den Admirant
Organist: Johannes de Vries
22. 31 Zie, er komen dagen, spreekt de
HEERE, dat Ik met het huis van Israël en
met het huis van Juda een nieuw verbond
zal sluiten,
32 niet zoals het verbond dat Ik met hun
vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun
hand vastgreep om hen uit het land Egypte
te leiden – Mijn verbond, dat zij verbroken
hebben, hoewel Ík hen getrouwd
had, spreekt de HEERE.
23. 33 Voorzeker, dit is het verbond dat Ik
na die dagen met het huis van Israël
sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal
Mijn wet in hun binnenste geven en zal
die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot
een God zijn en zíj zullen Mij tot een
volk zijn.
24. 34 Dan zullen zij niet meer eenieder
zijn naaste en eenieder zijn broeder
onderwijzen door te zeggen: Ken de
HEERE, want zij zullen Mij allen
kennen, vanaf hun kleinste tot hun
grootste toe, spreekt de HEERE. Want
Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en
aan hun zonde niet meer denken.
28. Vrij van de wet
1 Of, broeders, weet u niet – ik spreek
immers tot mensen die de wet kennen –
dat de wet over de mens heerst zolang hij
leeft?
2 Want de gehuwde vrouw is door de wet
gebonden aan de man zolang hij leeft. Als
de man echter gestorven is, is zij ontslagen
van de wet die haar aan de man bond.
29. 3 Daarom dan, als zij de vrouw van een
andere man wordt terwijl haar man
leeft, zal zij een overspelige genoemd
worden. Als haar man echter gestorven
is, is zij vrij van de wet, zodat zij geen
overspelige is als zij de vrouw van een
andere man wordt.
4 Zo, mijn broeders, bent u ook door het
lichaam van Christus gedood met
betrekking tot de wet,
30. opdat u aan een Ander zou
toebehoren, namelijk aan Hem Die uit de
doden opgewekt is, opdat wij vrucht
zouden dragen voor God.
5 Want toen wij in het vlees waren, waren
de hartstochten van de zonden, die
geprikkeld worden door de wet, in onze
leden werkzaam om vrucht te dragen voor
de dood.
31. 6 Maar nu zijn wij ontslagen van de
wet, gestorven aan dat waaraan wij
vastgebonden zaten, zodat wij in
nieuwheid van Geest dienen, en niet in
oudheid van letter.
De wet leert de zonde kennen
32. 7 Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet
zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde
niet hebben leren kennen dan door de wet.
Ik zou immers ook niet geweten hebben
dat begeerte zonde was, als de wet niet
zei: U zult niet begeren.
8 Maar de zonde heeft door het gebod
een aanleiding gevonden en in mij allerlei
begeerte teweeggebracht, want zonder de
wet is de zonde dood.
33. 9 Ik nu leefde voorheen zonder wet, maar
toen het gebod kwam, is de zonde weer
levend geworden. Ik echter ben gestorven.
10 En het gebod, dat tot leven had moeten
leiden, bleek voor mij de dood te
betekenen.
11 Want de zonde heeft door het gebod
een aanleiding gevonden en mij misleid en
daardoor gedood.
34. 12 Zo is dan de wet heilig, en het gebod is
heilig en rechtvaardig en goed.
44. 1
De Heer is mijn licht en zijn liefde is mijn
steun.
Zijn eeuwige armen waar 'k veilig op
leun.
Hij trok m' uit het duister,
zi jn bloed kocht mij vrij.
Mijn ziel rust in Jezus, mijn Redder is Hij.
Mijn Redder is Hij, mijn Redder is Hij,
Mijn ziel rust in Jezus, mijn Redder is Hij.
45. 2
Mijn zonde was groot, maar nog groter zijn
gena.
Hij troostte mijn ziel, bracht de hemel mij
na.
Zijn bloed schonk verzoening,
mijn schuld betaalde Hij.
Hij brak al mijn banden, Hij maakte mij vrij.
Hij maakte mij vrij, Hij maakte mij vrij.
Hij brak al mijn banden, Hij maakte mij vrij.