2024 jan 21 - Dhr Pasterkamp (Thema: Hij deed het niet)
Judas’ verraad. Gods Wil? Of zijn eigen keus?
1. Judas’ verraad. Gods Wil? Of zijn eigen keus? Voorganger: Dhr. De Lange Organist: Johannes de Vries
2. Jezus leeft en ik met Hem! Lied voor de dienst: Gezang 217
3. 1Jezus leeft en ik met Hem!Dood, waar is uw schrik gebleven?Hem behoor ik en zijn stemroept ook mij straks tot het leven,opdat ik zijn licht aanschouw, -dit is al waar ik op bouw.
4. 2Jezus leeft! Hem is het rijkover al wat is gegeven.En ik zal, aan Hem gelijk,eeuwig heersen, eeuwig leven.God blijft zijn beloften trouw, -dit is al waar ik op bouw.
5. 3Jezus leeft! Hem is de macht.Niets kan mij van Jezus scheiden.Hij zal, als de vorst der nachtmij tenakomt, voor mij strijden.Drijft de vijand mij in 't nauw, -dit is al waar ik op bouw.
6. 4Jezus leeft! Nu is de doodmij de toegang tot het leven.Troost en kracht in stervensnoodzal de Levende mij geven,als ik stil Hem toevertrouw:`Gij zijt al waar ik op bouw!'
7. Judas’ verraad. Gods Wil? Of zijn eigen keus? Voorganger: Dhr. De Lange Organist: Johannes de Vries
8. HEER, die mij ziet zoals ik ben Intochtslied: Psalm 139: 1 en 8
9. 1HEER, die mij ziet zoals ik ben,dieper dan ik mijzelf ooit ken,kent Gij mij, Gij weet waar ik ga,Gij volgt mij waar ik zit of sta.Wat mij ten diepste houdt bewogen,'t ligt alles open voor uw ogen.
10. 8Ik loof U die mijn schepper zijt,die met uw liefde mij geleidt,Gij hebt mijn oerbegin aanschouwd,in 't diepst der aarde opgebouwd.Niets blijft er voor uw oog verborgen.Ja, Gij omringt mij met uw zorgen.
11. Votum en groetKlein GloriaEre zij de Vader en de ZoonEn de Heilige Geest,Als in den beginne, nu en immer,En van eeuwigheid tot eeuwigheid.Amen
14. 1Geprezen zij de Heer die eeuwig leeft,die vol ontferming ieder troosten alle schuld vergeeft,die al het aards gebeuren vast in handen heeft.
15. Hem zij de glorie, want Hij die overwonzal nooit verlaten wat zijn hand begon.Halleluja, geprezen zij het Lam,dat de schuld der wereld op zich nam.
16. 2Verdreven is de schaduw van de nacht,en wie Hem wil aanvaarden wordteens veilig thuisgebracht.Voor hem geldt ook dit wonder: alles is volbracht.
17. Hem zij de glorie, want Hij die overwonzal nooit verlaten wat zijn hand begon.Halleluja, geprezen zij het Lam,dat de schuld der wereld op zich nam.
20. 1 Wil je wel geloven dat het groeien gaat, klein en ongeloof'1ijk als een mosterdzaad, dat je had verborgen in de zwarte grond, en waaruit een grote boom ontstond.
21. 2 Wil je wel geloven het begin is klein, maar het zal een wonder boven wonder zijn als je het gaat wagen met Gods woord alleen; dan gebeuren wonderen om je heen.
22. 3 Wil je wel geloven dat je vrede wint, als je vol vertrouwen leeft, zoals een kind. Als je een geloof hebt als een mosterdzaad, groeit de liefde uit boven de haat.
24. Jesaja 53 vers 1 t/m 12. Jesaja’s profetie over het lijden v/d Messias. Bijbellezing
25. 1 Wie kan geloven wat wij hebben gehoord? Aan wie is de macht van de HEER geopenbaard? 2 Als een loot schoot hij op onder Gods ogen, als een wortel die uitloopt in dorre grond. Onopvallend was zijn uiterlijk, hij miste iedere schoonheid, zijn aanblik kon ons niet bekoren.
26. 3 Hij werd veracht, door mensen gemeden, hij was een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was, een man die zijn gelaat voor ons verborg, veracht, door ons verguisd en geminacht. 4 Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam. Wij echter zagen hem als een verstoteling, door God geslagen en vernederd.
27. 5 Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor ons welzijn werd hij getuchtigd, zijn striemen brachten ons genezing. 6 Wij dwaalden rond als schapen, ieder zocht zijn eigen weg; maar de wandaden van ons allen liet de HEER op hem neerkomen.
28. 7 Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet en deed zijn mond niet open. Als een schaap dat naar de slacht wordt geleid, als een ooi die stil is bij haar scheerders deed hij zijn mond niet open. 8 Door een onrechtvaardig vonnis werd hij weggenomen. Wie van zijn tijdgenoten heeft er oog voor gehad? Hij werd verbannen uit het land der levenden, om de zonden van mijn volk werd hij geslagen.
29. 9 Hij kreeg een graf bij misdadigers, zijn laatste rustplaats was bij de rijken; toch had hij nooit enig onrecht begaan, nooit bedrieglijke taal gesproken. 10 Maar de HEER wilde hem breken, hij maakte hem ziek. Hij offerde zijn leven voor hun schuld, om zijn nageslacht te zien en lang te leven. En door zijn toedoen slaagde wat de HEER wilde.
30. 11 Na het lijden dat hij moest doorstaan, zag hij het licht en werd met kennis verzadigd. Mijn rechtvaardige dienaar verschaft velen recht, hij neemt hun wandaden op zich.
31. 12 Daarom ken ik hem een plaats toe onder velen en zal hij met machtigen delen in de buit, omdat hij zijn leven prijsgaf aan de dood en zich tot de zondaars liet rekenen. Hij droeg echter de schuld van velen en nam het voor zondaars op.
32. Mattheüs 26 vs 14 t/m 16. Judas’ besluitomJezusteverraden. Bijbellezing
33. 14 Daarop ging een van de twaalf, die met de naam Judas Iskariot, naar de hogepriesters 15 en zei: ‘Wat krijg ik van u als ik hem aan u uitlever?’ Ze betaalden hem dertig zilverstukken. 16 Vanaf dat moment zocht hij een gunstige gelegenheid om hem uit te leveren.
34. Matth. 26 vs 20 t/m 25. Jezus voorzegt dat een leerling Hem zal verraden. Bijbellezing
35. 20 Toen de avond was gevallen, lag hij samen met de twaalf aan voor de maaltijd. 21 Onder het eten zei hij tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: een van jullie zal mij uitleveren.’ 22 Dit bedroefde hen zeer, en de een na de ander vroegen ze hem: ‘Ik toch niet, Heer?’ 23 Hij antwoordde: ‘Hij die samen met mij zijn brood in de kom doopte, die zal mij uitleveren.
36. 24 De Mensenzoon zal heengaan zoals over hem geschreven staat, maar wee de mens door wie de Mensenzoon uitgeleverd wordt: het zou beter voor hem zijn als hij nooit geboren was.’ 25 Toen zei Judas, die hem zou uitleveren: ‘Ik ben het toch niet, rabbi?’ Jezus antwoordde: ‘Jij zegt het.’
37. Matth. 26 vs 46 t/m 50. Het verraad en de gevangenneming van Jezus. Bijbellezing
38. 46 Sta op, laten we gaan; kijk, hij die mij uitlevert, is al vlakbij.’ 47 Nog voor hij uitgesproken was, kwam Judas eraan, een van de twaalf, in gezelschap van een grote, met zwaarden en knuppels bewapende bende, die door de hogepriesters en de oudsten van het volk was gestuurd. 48 Met hen had zijn verrader een teken afgesproken. ‘Degene die ik kus,’ had hij gezegd, ‘die is het, die moet je gevangennemen.’
39. 49 Hij liep recht op Jezus af, zei: ‘Gegroet, rabbi!’ en kuste hem. 50 Jezus zei tegen hem: ‘Vriend, ben je daarvoor gekomen?’ Daarop kwam de bende naderbij, ze grepen Jezus vast en namen hem gevangen.
40. Matth. 27 vs 1 t/m 10. Jezus voor Pilatus en Judas’ dood. Bijbellezing
41. 1 De volgende ochtend vroeg namen alle hogepriesters met de oudsten van het volk het besluit Jezus ter dood te brengen. 2 Nadat ze hem geboeid hadden, leidden ze hem weg en leverden hem over aan Pilatus, de prefect. 3 Toen Judas, die hem had uitgeleverd, zag dat Jezus ter dood veroordeeld was, kreeg hij berouw. Hij bracht de dertig zilverstukken naar de hogepriesters en oudsten terug
42. 4 en zei: ‘Ik heb een zonde begaan door een onschuldige uit te leveren.’ Maar zij zeiden: ‘Wat gaat ons dat aan? Zie dat zelf maar op te lossen!’ 5 Toen smeet hij de zilverstukken de tempel in, vluchtte weg en verhing zich. 6 De hogepriesters verzamelden de zilverstukken en zeiden tegen elkaar: ‘We mogen ze niet bij de tempelschat voegen, aangezien het bloedgeld is.’
43. 7 Na ampel beraad kochten ze er de akker van de pottenbakker mee, die dan als begraafplaats voor vreemdelingen kon dienen. 8 Daarom heet die akker tot op de dag van vandaag de Bloedakker.
44. 9 Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jeremia: ‘En ze verzamelden de dertig zilverstukken, het bedrag waarop hij geschat was en dat ze hadden bepaald met de zonen van Israël, 10 en ze betaalden er de akker van de pottenbakker mee, zoals de Heer mij had opgedragen.’
45. Handelingen 1 vers 15 t/m 20. Petrus’ toespraak en Judas vervangen. Bijbellezing
46. 15 In die dagen stond Petrus op te midden van de leerlingen – er was een groep van ongeveer honderdtwintig mensen bijeen – en zei: 16 ‘Broeders en zusters, het schriftwoord waarin de heilige Geest bij monde van David heeft gesproken over Judas, de gids van hen die Jezus gevangen hebben genomen, moest in vervulling gaan.
47. 17 Judas was een van ons en had deel aan onze dienende taak. 18 Van de beloning voor zijn schanddaad kocht hij een stuk grond, maar bij een val werd zijn buik opengereten, zodat zijn ingewanden naar buiten kwamen. 19 Alle inwoners van Jeruzalem hebben van deze gebeurtenis gehoord, en daarom noemen ze dat stuk grond in hun eigen taal Akeldama, wat ‘bloedgrond’ betekent.
48. 20 In het boek van de Psalmen staat namelijk geschreven: “Laat zijn woonplaats een woestenij worden en laat niemand daar meer verblijven.” En ook: “Laat een ander zijn taak overnemen.”
50. 1Gij die gelooft, verheugt u samen,'t is God, die trouw zijn kerk bewaart!Die hoop zal nimmer ons beschamen:de Heer is God en zijns is de aard.Zijn woord heeft vrede, heil bereidvan eeuwigheid tot eeuwigheid!
51. 3Nabij of ver, wij zijn verbonden:één Heer en één geloof, één doop,één Geest is tot ons neergezonden,en één is aller liefd' en hoop.Wij bidden en wij danken saâm,wij roemen in één Vadernaam
54. 1.Op die heuvel daar ginds stond een ruw-houten kruis,Het symbool van vervloeking en schuldMaar dat kruis werd de mens tot het kostbaarst kleinood,Daar Gods wet aan dat hout werd vervuld.
55. 'k Klem mij daarom aan Golgotha's kruis,Tot de Heer komt en met Hem het loon;Als die grote dag aanbreekt en Hij ons dat kruisDan verwisselt voor d'eeuwigheidskroon
56. 4.Help mij Heer aan dat kruis. trouw te zijn tot de dood.Ook als hier smaad en spot is mijn loon.Want dat kruis droeg mijn straf, nam de schuld van mij af;'t Werd de toegang voor mij tot Gods troon.
57. 'k Klem mij daarom aan Golgotha's kruis,Tot de Heer komt en met Hem het loon;Als die grote dag aanbreekt en Hij ons dat kruisDan verwisselt voor d'eeuwigheidskroon
61. 1Heer, wat een voorrecht om in liefde te gaan,schouder aan schouder in uw wijngaard te staan;samen te dienen, te zien wie U bent,want uw woord maakt uw wegen bekend.
62. Samen op weg gaan, dat is ons gebed,als een volk dat juist daarvoordoor U apart is gezet.Vol van uw liefde, genade en kracht,als een lamp die nog schijnt in de nacht.
63. 2Samen te strijden in woord en in werk.Een zijn in U,dat alleen maakt ons sterk,delen in vreugde, in zorgen, in pijn,als uw kerk, die waarachtig wil zijn.
64. Samen op weg gaan, dat is ons gebed,als een volk dat juist daarvoordoor U apart is gezet.Vol van uw liefde, genade en kracht,als een lamp die nog schijnt in de nacht.