2024 jan 21 - Dhr Pasterkamp (Thema: Hij deed het niet)
Vergeving
1. Zondag 27 maart Zangdienst thema: Vergeving Organist: Dhr. Meinema
2. Gezang 390 : 1 en 2 ‘k Wil u o God mijn dank betalen
3. 'k Wil U, o God, mijn dank betalen, U prijzen in mijn avondlied. Het zonlicht moge nederdalen, maar Gij, mijn licht, begeeft mij niet. Gij woudt mij met uw gunst omringen, meer dan een vader zorgdet Gij, Gij, milde bron van zegeningen: zulk een ontfermer waart Gij mij.
4. Uw trouwe zorg wou mij bewaren, uw hand heeft mij gevoed, geleid; Gij waart nabij in mijn bezwaren, nabij in elke moeilijkheid. Deez' avond roept mij na mijn zorgen tot rust voor lichaam en voor geest. Heb dank, reeds van de vroege morgen zijt Gij mijn heil en hulp geweest.
6. Refrein: Jezus leeft in eeuwigheid, zijn sjaloom wordt werkelijkheid. Alle dingen maakt Hij nieuw. Hij is de Heer van mijn leven.
7. Straks als er een nieuwe dag begint, en het licht het van het duister wint, mag ik bij Hem binnengaan, voor zijn troon gaan staan. Hef ik daar mijn loflied aan:
8. (refrein) Jezus leeft in eeuwigheid, zijn sjaloom wordt werkelijkheid. Alle dingen maakt Hij nieuw. Hij is de Heer van mijn leven.
9. Straks wanneer de grote dag begint, en het licht voor altijd overwint, zal de hemel opengaan, komt de Heer er aan. Heffen wij dit loflied aan:
10. Jezus komt in heerlijkheid, zijn sjaloom wordt wereldwijd. Alle dingen maakt Hij nieuw. Hij is de Heer van ons leven.
13. U bent mijn schuilplaats Heer, U vult mijn hart steeds weer met een verlossingslied. Telkens als ik angstig ben, steun ik op U. Ik vertrouw op U. Als ik zwak ben, ben ik sterk in de kracht van mijn Heer.
14. U bent mijn schuilplaats Heer, U vult mijn hart steeds weer met een verlossingslied. Telkens als ik angstig ben, steun ik op U. Ik vertrouw op U. Als ik zwak ben, ben ik sterk in de kracht van mijn Heer.
17. O hoofd vol bloed en wonden, bedekt met smaad en hoon, o hoofd zo wreed geschonden, uw kroon een doornenkroon, o hoofd eens schoon en heerlijk en stralend als de dag, hoe lijdt Gij nu zo deerlijk! Ik groet U vol ontzag.
18. O hoofd zo hoog verheven, o goddelijk gelaat, waar werelden voor beven, hoe bitter is uw smaad! Gij, eens in 't licht gedragen, door engelen omstuwd, wie heeft U zo geslagen, gelasterd en gespuwd?
26. 21 Daarop kwam Petrus bij hem staan en vroeg: ‘Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zevenmaal toe?’ 22 Jezus antwoordde: ‘Niet tot zevenmaal toe, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven. 23 Daarom is het met het koninkrijk van de hemel als met een koning die rekenschap wilde vragen van zijn dienaren.
27. 24 Toen hij daarmee begonnen was, bracht men iemand bij hem die hem tienduizend talent schuldig was. 25 Omdat hij niets kon terugbetalen, gaf zijn heer bevel dat de man samen met zijn vrouw en kinderen en alles wat hij bezat verkocht moest worden, zodat de schuld kon worden ingelost. 26 Toen wierp de dienaar zich aan de voeten van zijn heer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, ik zal u alles terugbetalen
28. 27 Zijn heer kreeg medelijden, hij liet hem vrij en schold hem de geleende som kwijt. 28 Toen deze dienaar naar buiten ging, trof hij daar een van de andere dienaren, die hem honderd denarie schuldig was. Hij nam hem in een wurggreep en beet hem toe: “Betaal me alles wat je me schuldig bent!”
29. 29 Toen wierp deze zich voor hem neer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, ik zal je betalen.” 30 Maar hij wilde daar niet van weten, integendeel, hij liet hem gevangenzetten tot hij de hele schuld zou hebben afbetaald. 31 Toen de andere dienaren begrepen wat er gebeurd was,
30. waren ze zeer ontdaan, en gingen ze naar hun heer om hem alles te vertellen. 32 Daarop liet zijn heer hem bij zich roepen en hij zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar. Heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je me erom smeekte. 33 Dan had jij toch zeker ook medelijden moeten hebben
31. met die andere dienaar, zoals ik medelijden heb gehad met jou?” 34 En zijn heer was zo kwaad dat hij hem in handen van de gerechtsbeulen gaf tot hij de hele schuld zou hebben terugbetaald. 35 Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft.’
33. Jezus, leven van ons leven, Jezus, dood van onze dood, Gij hebt U voor ons gegeven, Gij neemt op U angst en nood, Gij moet sterven aan uw lijden om ons leven te bevrijden. Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer.
34. Gij die alles hebt gedragen, al de haat en al de hoon, die beschimpt wordt en geslagen, Gij rechtvaardig, Gij Gods Zoon, als de minste mens gebonden, aangeklaagd om onze zonde. Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer.
35. Die gewillig waart ten dode, in het duister van de pijn U ten offer hebt geboden, hoe verlaten moest Gij zijn, troosteloos aan 't kruis gehangen opdat wij uw troost ontvangen. Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer.
36. Alle leed hebt Gij geleden, Gij gedragen met geduld. Als een worm zijt Gij vertreden zonder schuld, om onze schuld, opdat wij door U verheven als verlosten zouden leven. Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer.
37. Koning tot een spot getekend met een riet en doornenkroon, bij de moordenaars gerekend overstelpt met smaad en hoon, opdat naar uw welbehagen wij de kroon der ere dragen. Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer.
38. Dank zij U, o Heer des levens, die de dood zijt doorgegaan, die Uzelf ons hebt gegeven ons in alles bijgestaan, dank voor wat Gij hebt geleden, in uw kruis is onze vrede. Voor uw angst en diepe pijn wil ik eeuwig dankbaar zijn.
41. Liefde was het, onuitputt'lijk, liefd' en goedheid, eind'loos groot. Toen de Levensvorst op aarde tot ons heil zijn bloed vergoot. Komt, laat ons zijn liefde prijzen! God geeft vreugd' en dankensstof. Eenmaal zingen wij voor eeuwig in de hemel zijnen lof.
42. Rijd als Heerser door de velden, Jezus in uw grote kracht. Niets, niets kan U tegenhouden, zelfs de hel niet met haar macht. Voor uw naam, zo groot en heerlijk zinkt de vijand weg in 't niet. Heel de schepping, Heer, zal beven, als zij U, haar Koning, ziet.
44. 1 O kostbaar kruis, o wonder Gods, waaraan de Prins der glorie stierf; ik wil om U zijn zonder trots, ik acht verlies wat ik verwierf. 2 Bewaar mij dat ik roemen zou dan in mijns Heren Christi dood. Al wat ik anders noemen zou is niets bij dit mysterie groot.
45. 3 O angst en liefde, ondereen vermengd als water en als bloed, zij wijzen naar het wonder heen van Hem die op de aarde boet. 4 Het rode bloed, zijn koningskleed bedekt het schandelijke kruis, dat wordt door alles wat Hij leed de levensboom van 't paradijs.
46. 5 En door zijn dood en door zijn bloed is nu de wereld dood voor mij. Ik ben gestorven, maar voor goed van heel de dode wereld vrij. 6 De aarde zelf is veel te klein voor wie U waarlijk loven wil. Uw liefde is een groot geheim, zij vraagt geheel mijn hart en ziel.
49. 1 Als ik in gedachten sta bij het kruis van Golgotha, als ik hoor wat Jezus sprak, voor zijn oog aan ‘t kruishout brak. 2 Hoe nog stervend zijn mond troost voor vriend en moeder vond, weet ik: Hij vergeet ons niet, schoon Hij stervend ons verliet.
50. 3 Hoor ik dan, hoe Jezus bad voor wie Hem gekruisigd had, ‘k weet dan: Bij de Heiland is ook voor mij vergiffenis. 4 Zie ik, hoe genaad’ontving die met Hem aan ‘t kruishout hing, ‘k bid, mij voelend hem gelijk, “Heer, gedenk mij in uw rijk.
51. 5 Hoor ik, hoe Hij klaagde, dat Hem zijn God verlaten had, ‘k weet dan, wat mij ook ontvall”, God mij nooit verlaten zal! 6 Hoor ik, hoe Hij riep:”Mij dorst!” dan roep ik: O Levensvorst, Gij,Gij naamt de bitt’re dronk, die deez’ aard verzoening schonk.
52. 7 Op zijn kreet:”Het is volbracht”, antwoordt mijn aanbidding zacht: ‘Jezus, ook voor mij verwierft Gij verlossing, toen Gij stierft. 8 Hoor ik, hoe het laatst van al Hij zijn Geest aan God beval, weet ik ook mijn geest en lot in de handen van mijn God.
55. Doorgrond mijn hart, en ken mijn weg, o Heer. Beproef m'en zie wat niet is tot uw eer. Is soms de weg, die 'k ga niet goed voor mij? Leid m'op de eeuw'ge weg, Heer, maak mij vrij!
56. O Heer, heb dank, 'k mag toch de uwe zijn. Uw dierbaar bloed wast mij van zonden rein. Doop mij met vuur, opdat 'k mij niet meer schaam. 'k Wil leven Heer, tot eer van uwe naam.
57. Zie Heer, hier ben 'k, maak mij een vat voor U, woon in mijn hart, vernieuw het, doe het nu. Verbreek mijn wil, maak m'ook van hoogmoed vrij. 'k Wil in U blijven Heer, blijf Gij in mij.
58. O, heil'ge Geest, kom tot uw heerschappij, schenk een herleving en begin bij mij. Zegen uw volk, maak 't als een bruid bereid, wachtend op Jezus' komst in heerlijkheid .
61. Ga nu heen in vrede, ga en maak het waar. Wat wij hier beleden samen met elkaar. Aan uw daag’lijks leven, uw gezin, uw werk. Wilt u daaraan geven, daar bent u Gods kerk Ga nu heen in vrede, ga en maak het waar.
62. Ga nu heen in vrede, ga en maak het waar, wat wij hier beleden, samen met elkaar. Neem van hieruit vrede, vrede mee naar huis, dan is vanaf heden Christus bij u thuis. Ga nu heen in vrede, ga en maak het waar.