17. 1 In de hemel is het schoon,
waar men zingt op blijde toon,
met een altoos vrolijk harte,
vrij van alle zorg en smarte;
waar men juicht voor 's Heren troon,
in de hemel is het schoon.
18. Lieve Jezus! Gij alleen
brengt ons naar de hemel heen;
want vergiffenis van zonden
wordt slechts in Uw bloed gevonden;
ware vreugde en zaligheên
schenkt Gij, Heer, en Gij alleen.
19. Lieve Heiland! Zie ons aan,
doe ons naar de hemel gaan,
leer ons naar Uw stem te horen,
anders gaan wij wis verloren.
Leid ons op de rechte baan,
dat wij naar de hemel gaan.
21. 1. De lofzang klimt uit Sions zalen
tot U met stil ontzag.
Daar zal men U, o God, betalen
geloften, dag bij dag.
Gij hoort hen, die Uw heil verwachten,
o Hoorder der gebeên.
Dies zullen allerlei geslachten
ootmoedig tot U treén.
22. 2. Een stroom van ongerechtigheden
had d' overhand op mij,
maar ons weerspannig overtreden
verzoent en zuivert Gij.
Welzalig, die Gij hebt verkoren,
die G' uit al 't aards gedruis
doet naad'ren en Uw heilstem horen,
ja, wonen in Uw huis.
23. 3. O onze God, o vast vertrouwen
van 't allerverste land,
op wie al 's aardrijks einden bouwen
en 't wijdstgelegen strand!
Gij, die de hemelhoge bergen
doet pal staan door Uw kracht,
zodat zij vloed en stormen tergen,
Gij zijt omgord met macht!
24. 4. 't Gebruis der zee doet Gij bedaren,
daar Gij haar golven stilt.
't Rumoer der volken als der baren
betoomt Gij, waar Gij wilt.
Wie d' einden dezer aard' bewonen,
aanschouwen dag aan dag de teek'nen,
die Uw almacht tonen,
met vrees en diep ontzag.
26. 4 En als Hij met hen vergaderd was, beval
Hij hun, dat zij van Jeruzalem niet
scheiden zouden, maar verwachten de
belofte des Vaders, die gij, zeide Hij, van
Mij gehoord hebt.
5 Want Johannes doopte wel met water,
maar gij zult met den Heiligen Geest
gedoopt worden, niet lang na deze dagen.
6 Zij dan, die samengekomen waren,
27. vraagden Hem, zeggende: Heere, zult Gij
in dezen tijd aan Israël het Koninkrijk
wederoprichten?
7 En Hij zeide tot hen: Het komt u niet toe,
te weten de tijden of gelegenheden, die
de Vader in Zijn eigen macht gesteld
heeft;
8 Maar gij zult ontvangen de kracht des
Heiligen Geestes, Die over u komen zal;
28. en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te
Jeruzalem, als in geheel Judéa en Samaria,
en tot aan het uiterste der aarde.
9 En als Hij dit gezegd had, werd Hij
opgenomen, daar zij het zagen, en een
wolk nam Hem weg van hun ogen.
10 En alzo zij hun ogen naar den hemel
hielden, terwijl Hij heenvoer, ziet, twee
mannen stonden bij hen in witte kleding;
29. 11 Welke ook zeiden: Gij Galilése mannen,
wat staat gij en ziet op naar den hemel?
Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den
hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem
naar den hemel hebt zien heenvaren.
12 Toen keerden zij wederom naar
Jeruzalem, van den berg, die genaamd
wordt de Olijfberg, welke is nabij
Jeruzalem, liggende van daar een
sabbatsreize.
30. 13 En als zij ingekomen waren, gingen zij
op in de opperzaal, waar zij bleven, name-
lijk Petrus en Jakobus, en Johannes en
Andréas, Filippus en Thomas, Bartholo-
méüs en Matthéüs, Jakobus, de zoon van
Alféüs, en Simon Zelótes, en Judas, de
broeder van Jakobus. 14 Deze allen waren
eendrachtelijk volhardende in het bidden
en smeken, met de vrouwen, en Maria, de
moeder van Jezus, en met Zijn broederen.
43. O, denk aan het huis bij de Heer,
aan het oord, waar geen nacht is of
leed,
waar Gods heil'gen hun Koning ter eer
in het smetteloos wit zijn gekleed.
44. KOOR:
Bij de Heer, bij de Heer,
O denk aan het huis bij de Heer,
Bij de Heer, bij de Heer, bij de Heer,
O denk aan het huis bij de Heer,
45. O loof nu uw Heiland en Heer,
die ons voor is gegaan tot Gods troon,
waar nu 't loflied de Koning ter eer,
Jezus dank zegt op juub'lende troon.
46. KOOR:
Bij de Heer, bij de Heer,
O denk aan het huis bij de Heer,
Bij de Heer, bij de Heer, bij de Heer,
O denk aan het huis bij de Heer,
47. In 't land onzer rust wacht de Heer,
wachten eng'len en Serafs ook mij,
ja, ook ik zing mijn Koning ter eer,
eerlang in de zalige rei.
48. KOOR:
Bij de Heer, bij de Heer,
O denk aan het huis bij de Heer,
Bij de Heer, bij de Heer, bij de Heer,
O denk aan het huis bij de Heer,
49. Hoe goed, o hoe zalig, mijn hart,
dat de tijdstroom ten einde haast
spoedt
dat 'k onsterf'lijk, ontworsteld aan
smart,
U dan heilig en zalig ontmoet.
50. KOOR:
Bij de Heer, bij de Heer,
O denk aan het huis bij de Heer,
Bij de Heer, bij de Heer, bij de Heer,
O denk aan het huis bij de Heer,
54. 1 Halleluja! Lof zij het Lam!
Die onze zonden op zich nam!
Wiens bloed ons heeft geheiligd!
Die dood geweest is, en Hij leeft!
Die 't volk, dat Hij ontzondigd heeft,
in eeuwigheid beveiligt!
55. 2 Den Koning, op des Vaders troon,
den Eerstgeboren' uit de doôn,
den Bloed- en Heilgetuige!
Der vorsten Vorst, der heren Heer,
zij heerschappij en dank en eer!
Dat alle knie Hem buige!
56. 3 Lof zij het Lam, Gods Metgezel,
uit Davids zaad, d' Immanuël!
God, in het vlees verschenen!
In Hem, die wederkomen zal,
in Hem aanbidde 't gans heelal
Jehova den Drieënen!
57. 4 Aanbidt den Vader in het Woord!
Aanbidt den Zoon, aan 't kruis
doorboord!
Aanbidt den Geest uit beiden!
Van zijn gemeenschap, zijn genâ,
zijn liefd' en trouw, Halleluja!
Zal ons geen schepsel scheiden.