1. VERTALEN
Begin met het doorlezen van de hele zin
Kijk naar de structuur van de zin (hoofd- en bijzinnen)
Zoek de persoonsvorm
Zoek een subject (en eventueel object en indirect object) bij de persoonsvorm
Kijk of er andere werkwoordsvormen in de zin staan
Probeer de rest van de zin te vertalen en in verband te brengen met de delen
die je al vertaald hebt
Oefening baart kunst!!
10. STIJLFIGUREN
• Alliteratie
Gelijkheid van de beginmedeklinkers van twee of meer woorden
o utinam possim populos reparare paternis
artibus................
(Ovidius, Metamorphoses 1, 363-364)
• Anafoor
Het herhalen van hetzelfde tekstelement aan het begin van opeenvolgende (delen van)
zinnen of versregels
Ille mi par esse deo videtur
Ille si fas est superare divos
(Catullus, carmen 51)
11. • Antithese
Het naast elkaar plaatsen van tegengestelde begrippen
Alieni adpetens, sui profusus
(Sallustius, De coniuratione Catilinae 5)
• Apostrofe
De auteur richt zich direct tot de personages of levenloze dingen in het verhaal
• Assonantie
Het herhalen van dezelfde beklemtoonde klinkers
spumigeroque tuum fonti, qua plurimus exit,
subde caput corpusque simul, simul elue crimen
(Ovidius, Metamorphoses 11, 140-141)
12. • Asyndeton
Het opsommen van opeenvolgende tekstelementen zonder voegwoord
ornat quoque vestibus artus,
dat digitis gemmas, dat longa monilia collo,
aure leves bacae, redimicula pectore pendent.
(Ovidius, Metamorphoses 10, 263-265)
• Chiasme
Het kruiselings plaatsen van (grammaticaal) gelijkwaardige tekstelementen binnen een zin of binnen
opeenvolgende zinnen
fundantem arces ac tecta novantem
(Vergilius, Aeneis 4, 260)
• Climax
Een reeks tekstelementen waarvan de inhoud een stijgende lijn in betekenis en/of
lengte vertoont.
audat digitosque manusque
bracchiaque et nudos media plus parte lacertos;
(Ovidius, Metamorphoses 1, 500-501)
13. • Dramatische ironie
De toeschouwer of lezer heeft meer informatie over de uitgebeelde situatie dan de
personages in die situatie
• Ellips
Het weglaten van één of meer tekstelementen die in de context gemakkelijk
aangevuld kunnen worden
“Icare”, ait, “moneo, ne, si dimissior ibis,
unda gravet pennas, si celsior (ibis), ignis adurat .. »
(Ovidius, Metamorphoses 8, 204-205)
• Eufemisme
Het in verzachtende taal weergeven van een negatief beladen begrip
civitates, quas .. pacaverat (hij had tot vrede gebracht = hij had onderworpen)
(Caesar, De Bello Gallico 7, 65.4)
14. • Hyperbaton
Het van elkaar scheiden van twee tekstelementen die een grammaticale eenheid
vormen.
In nova fert animus mutatas dicere formas
corpora
(Ovidius, Metamorphoses 1, 1-2)
• Hyperbool
Een sterke overdrijving
• Ironie
Opmerking waarbij spottend het tegendeel naar voren wordt gebracht van wat
eigenlijk wordt bedoeld.
15. • Litotes
Het ontkennen van een begrip met als doel het tegendeel te benadrukken.
..................'ego te, quae plurima fando
enumerare vales, numquam, regina, negabo
promeritam, nec me meminisse pigebit Elissae
(Vergilius, Aeneis 4, 333-335)
• Metafoor
Vorm van beeldspraak waarbij alleen het beeld (= persoon/zaak waarmee vergeleken wordt)
wordt genoemd (dus zonder als, zoals, gelijk aan etc.)
• Parallellie
Identieke opbouw van tekstelementen in opeenvolgende (delen van) zinnen
• Pars pro toto
Het noemen van een deel in plaats van een geheel
quaerenti et tectis urbis sine fine furenti
tectis i.p.v. domibus
(Vergilius, Aeneis 2, 771)
16. • Pathos
Het opwekken van betrokkenheid bij of medelijden met het personage bij de
toehoorder of lezer.
• Polysyndeton
Het opsommen van minstens drie tekstelementen met voegwoorden.
....laudat digitosque manusque
bracchiaque et nudos media plus parte lacertos;
(Ovidius, Metamorphoses 1, 500-501)
• Retorische vraag
Een vraag waarbij het niet de bedoeling van de vragensteller is dat er een antwoord
gegeven wordt, maar waarbij een sterke bewering of aansporing tot uiting komt.
• Sententia
Een kernachtige uitspraak met een boodschap.
homines, dum docent, discunt
(Seneca, ad Lucilium epistula 7, 8)
17. • Trikolon
Opbouw van een zin in drie elementen met een vrijwel identieke zinsstructuur.
nec mora; quod pontus, quod terra, quod educat aer.
(Ovidius, Metamorphoses 8, 830)
• Vergelijking
Vorm van beeldspraak waarbij afgebeelde en beeld beide worden genoemd (dus met
als, zoals, gelijk aan etc.) aan de hand van:
1.afgebeelde (= persoon/zaak die vergeleken wordt);
2.beeld (= persoon/zaak waarmee vergeleken wordt);
3.punt van overeenkomst (= het aspect waarin afgebeelde en beeld overeenkomen).
18. OVERIGE STIJLFIGUREN
• Metonymie
Een ander woord gebruiken i.p.v. het bedoelde woord op basis van een logische relatie
tussen beide woorden
• Personificatie
Een abstract begrip krijgt eigenschappen toebedeeld van een levend wezen
• Oxymoron
Samenbrengen van tegenstrijdige begrippen (bijv: veelzeggend zwijgen)
• Polyptoton
Herhaling binnen dezelfde zin van een zelfde woord, maar in een andere vorm
19. • Onomatopee
Klanknabootsing
• Homoioteleuton
Twee of meer opeenvolgende woorden, zinsdelen of zinnen met dezelfde
eindlettergreep
• Epifoor
Hetzelfde woord wordt aan het einde van opeenvolgende zinsdelen herhaald
• Enjambement
Het laatste stuk van een zin laten doorlopen in het volgende vers.
• Pleonasme
Een overbodig betekeniselement toevoegen
• Parenthese
Een losse gedachte invoegen in een zin
20. • Anakoloet
Breuk in de constructie van de zin
• Inversie
Plaatsing van de persoonsvorm aan het begin van een zin
• Hyppallage
Een bepaling die in grammaticaal opzicht bij een bepaald woord staat, maar naar
betekenis bij een ander (bijv: een luie stoel)
• Hendiadys
Twee nevengeschikte substantieven (of adjectiva) in de plaats van een combinatie van
substantief en adjectief (bijv: de maan goot licht en zilver)