2. VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
De regering bestuurd ons land maar alles wat zij
willen doen moet eerst worden goedgekeurd door
het parlement.
In het parlement zitten vertegenwoordigers van
het volk. Ze zijn door de burgers gekozen.
3. PARLEMENT
Het parlement bestaat uit:
Eerste Kamer (= minder belangrijk):
75 leden die indirect zijn gekozen.
Mogen wetten alleen goed of afkeuren.
Tweede Kamer (=belangrijkste):
150 leden die direct zijn gekozen.
Mogen zelf wetten maken.
Mogen wetten goedkeuren, afkeuren en aanpassen.
Hier vinden veel debatten met de ministers plaats.
4. WAT DOET HET PARLEMENT?
Het parlement heeft twee taken:
1. (mede)Wetgeving.
Ministers maken plannen en parlement moet deze
goedkeuren.
1. Controle van Ministers.
Ze controleren of de minister zijn / haar werk goed doet.
5. RECHTEN VAN KAMERLEDEN:
1. Vraagrecht. De kamer stelt de minister
vragen. Een spoeddebat = interpellatie.
2. Stemrecht over wetsvoorstellen.
3. Recht van amendement = het
veranderen van het wetsvoorstel.
4. Recht van initiatief = ze mogen zelf ook
een nieuwe wet maken.
5. Motierecht = het aannemen van een
motie (Dit is een mening over iets).
6. COALITIE EN OPPOSITIE
De Coalitie zijn de partijen die samen de regering
vormen.
Zij hebben een meerderheid in de 2de kamer.
De oppositie zijn alle overige partijen.
Stemmen vaak tegen de plannen van de regering.
7. WAT MAG JIJ?
Stemmen. Vanaf je 18 mag je stemmen of je
verkiesbaar stellen.
Pressiegroepen. Dit zijn groepen die
opkomen voor een bepaald belang.
Greenpeace, scholierenbond etc.
Politieke partijen. Je kunt ook lid worden
van een partij. Zij komen op voor het
algemene belang.