Scriptie waarin wetenschappelijke definities en definities uit de praktijk besproken worden met jongeren. Deze groep jongeren hebben zelf, op basis van de wetenschappelijke en praktijk gerichte definities, een nieuwe definitie van cyberpesten gecreëerd.
J.c van leeuwen - Jongeren en Cyberpesten: De zoektocht naar een centrale definitie.
1. Jongeren en cyberpesten:
de zoektocht naar een centrale definitie
Een kwantitatief en kwalitatief onderzoek naar hoe de definitie -in relatie tot definities uit de wetenschap en praktijk- er
volgens jongeren in de leeftijdscategorie 12 - 16 uit ziet.
Auteur:
J.C van Leeuwen
Begeleider:
Dhr. N. Baas
Onderwijsinstelling:
Universiteit Twente
Datum:
Augustus 2012
2.
3. Samenvatting
Cyberpesten is een fenomeen dat steeds meer in opkomst is, mede doordat de jongeren opgroeien met de digitale
cultuur waarbij ze 24 uur, 7 dagen per week met elkaar in contact staan. Pesten heeft een nieuwe vorm aangenomen, en
speelt zich nu ook buiten de schoolhekken af. De wetenschap heeft inmiddels al ruimschoots onderzoek gedaan naar dit
fenomeen, daar er nog geen consensus is wat betreft een centrale definitie. Veelal wordt cyberpesten ook belicht vanuit
het perspectief van de onderzoeker, dat terwijl het fenomeen echt veelal onder jongeren voorkomt. Dit onderzoek was
daarom op gericht om eens een ander daglicht te zetten op cyberpesten. Het geeft een inzicht in hoe jongeren in de
leeftijd van 12-16 denken over cyberpesten, en hoe zij dit definiëren.
Onder drie eerste en drie derde klassen van het VMBO-T t/m Gymnasium is een vragenlijst afgenomen. Vervolgens is er
een focus groep georganiseerd met een totaal van vijf participanten van uit 3-HAVO en 3-Athenteum. Het uiteindelijke
doel was om meer inzicht te verkrijgen in hoe de jongeren cyberpesten -met betrekking tot de wetenschappelijke
definities- zouden zien. Middels de vragenlijst kregen de jongeren definities uit de wetenschap en de praktijk
voorgeschoteld, waarvan zij een top-10 moesten maken van welke definitie zij het beste bij de term cyberpesten vonden
passen. Daarnaast waren er nog andere gegevens verzameld over cyberpesten, zoals welke acties er volgens de
jongeren onder cyberpesten zouden vallen. Al deze resultaten waren meegenomen in de focus groep en waren
vervolgens besproken. In de focus groep was uiteindelijk een definitie verkregen waarmee de jongeren het eens waren.
Een centrale definitie van cyberpesten, volgens jongeren in de leeftijd 12-16 jaar.
Een belangrijke uitkomst is dat de jongeren grote moeite hadden met het definiëren en begrijpen van wat er onder
cyberpesten valt. Cyberpesten, zo vermeldde ze, is voor iedereen anders. Elk individu vat een opmerking anders op. De
een kan iets zien als compliment, waarbij de ander het als een negatieve opmerking kan opvatten. Een ander belangrijk
gegeven was dat de jongeren online daden, zoals de creatie van bangalijsten, niet eens echt als cyberpesten zien. Meer
een manier om te roddelen over wat de andere jongeren doen / zijn. Het is volgens de jongeren meer een lijst met feiten.
Ze vinden het wel te ver gaan als er echt persoonlijke informatie, of schadelijke informatie op komt te staan, informatie die
anderen eigenlijk helemaal niet hoeven te weten, of zodra bepaalde negatieve opmerkingen een herhaaldelijk patroon
vertonen.
De combinatie van een vragenlijst samen met een focus groep bleek een goede manier om meer inzicht te verkrijgen van
hoe de jongeren dachten over het fenomeen cyberpesten. Zeker de focus groep was een belangrijke toevoeging,
aangezien daar duidelijke verklaringen naar voren waren gekomen met betrekking tot de resultaten van de vragenlijst. Zo
bleek dat de de definities die gingen over ‘het hoe en wat van cyberpesten’ hoog scoorden, waarbij de conclusie
getrokken werd in de focus groep, dat de jongeren die die definitie hoog plaatsten, zelf nooit echt bewust cyberpesten
hadden meegemaakt, althans, zelf nooit echt gecyberpest waren.
4.
5. Voorwoord
De afgelopen maanden zijn zeer leerzame, en vooral leuke maanden geweest. Ik heb de eer gehad om onderzoek te
doen onder jongeren in de leeftijd van 12-16. Voor u ligt dan ook het resultaat van een aantal maanden hard werken. Dit
is geschreven voor een afstudeeronderzoek van de Pre-Master Communication Studies aan de Universiteit Twente.
Het doel van dit rapport was om duidelijkheid te verkrijgen in hoe de jongeren de definitie van cyberpesten precies zien.
Mijn ervaring leert dat in de wetenschap de definities veelal gecreëerd zijn zonder enige invloed van de jongeren (de
groep waar het toch het meest bij speelt), terwijl zij juist het meest zouden moeten weten van het fenomeen. Zij staan er
direct mee in contact, en zijn opgegroeid met de ‘communicatiemiddelen van nu’. Het is zonde dat dit deel zo weinig
belicht is, en vandaar dus ook dit rapport. Om meer duidelijkheid te krijgen over hoe de jongeren precies denken over
cyberpesten. Via een focus groep is er zelfs geprobeerd om een centrale definitie te verkrijgen.
Tijdens zowel het afnemen van de vragenlijst en het houden van de focus groep, stond ik toch enigszins versteld van het
feit dat er jongeren naar mij toe kwamen met hun verhaal. Ze wisten immers zelf niet hoe ze om moesten gaan met
‘cyberpesters’. Ze vertelden dat ze het (de voorlichting) een verantwoordelijkheid van de school vonden om daar
duidelijkheid over te bieden. Tijdens deze verhalen kwamen zeer pittige details naar boven. Zo was er een leerling die
constant werd gepest (uitgescholden) via MSN. Ze wist niet wat ze er tegen moest doen, want blokkeren werkte niet. Ze
kon daardoor geen rust vinden, en werd erg onzeker, zo vertelde ze. Zo zijn er nog een aantal leerlingen die hun vehraal
kwamen doen. Dit was een ‘licht’ voorbeeld. Het is dus duidelijk dat hier iets aan moet gebeuren, want zowel de ouders,
als de scholen weten veelal niet hoe ze met de online media om moeten gaan, als het om hun kinderen gaat. Ze beide
partijen wijzen naar de ander wat betreft verantwoording, zo leert mijn ervaring. In dit onderzoek wordt cyberpesten van
een andere kant bekeken. Een kant die uiteindelijk, op de lange termijn, voor wat meer duidelijkheid moet zorgen wat
betreft vervolgonderzoek. Dat vervolg onderzoek kan dan, door een universele definitie, duidelijk een richting in gaan, en
vergeleken worden met andere onderzoeken, die dezelfde definitie gebruiken.
Het onderzoek was zonder de hulp van een aantal personen, niet tot een goed einde gekomen. Deze wil ik hierbij dan
ook graag bedanken. Allereerst wil ik mijn begeleider, Niels Baas benoemen. Mijn dank gaat vooral uit naar zijn
uitmuntende begeleiding en positieve instelling. Hij kon mij weer een nieuwe motivatie geven op momenten waarin ik
door de bomen het bos niet meer kon zien. Ook zijn enorme geduld en discipline wat betreft het lezen van het plan van
aanpak, het rapport en het begrijpen van de vragenlijst. Ik heb het, zeker na een aantal negatieve verhalen van andere
studenten die andere begeleiders hadden, maar mogen treffen met hem als mijn begeleider. Niels, bedankt! Ook wil ik
graag mijn dankwoord geven aan de twee klassenhoofden en docenten van de eerste en derde klassen van de
middelbare school in Enschede. De hulp die zij mij boden was echt geweldig. Voor de vragenlijst kreeg ik toestemming
om een heel les uur per klas te besteden aan het fenomeen cyberpesten. Dat was echt top! Graag wil ik ook een
speciaal dankwoord geven aan de jongeren die hebben geholpen, door mee te doen aan de vragenlijst en de focus
groep. Zonder al deze personen was dit rapport er niet geweest.
Bedankt.
Rico van Leeuwen
Enschede, augustus 2012
7. Inhoudsopgave
Inleiding
1
Theoretisch Kader
3
Cyberpesten, wat is het
3
Cyberpesten definiëren
3
Cyberpesten en de acties
7
Gevolgen van cyberpesten
10
Belang van een centrale definitie
10
Onderzoek
10
De vragenlijst
11
Verschillen met andere vormen van onderzoek
11
Focus groep
11
Verschillen met andere vormen van onderzoek
11
Ethische verantwoording
12
Samenvattend
13
Methode
15
Het design
15
Deelnemers & procedure
15
Toelichting op de vragenlijst
16
Toelichting op de focus groep
17
In achtname van ethische richtlijnen
18
Data analyse
18
Resultaten
21
Achtergrondgegevens van de jongeren
21
Jongeren en Cyberpesten
i
8. Algemene definitie van cyberpesten
21
Acties van cyberpesten
24
Centrale definitie van cyberpesten
25
Wat is cyberpesten?
25
Karakteristieken van cyberpesten
27
Centrale definitie
29
Aanwezigheid van cyberpesten
30
Samenvatting
32
Discussie
33
Conclusie
33
Beperkingen
35
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek
36
Bijlage
41
Jongeren en Cyberpesten
ii
9. 1. Inleiding
Ze heette Lisa. De dochter van een bezorgde moeder. Zij, de moeder, had het gevoel alsof Lisa de laatste tijd niet meer
zichzelf was, omdat ze met een groot probleem kampte. Ze werd gepest. Niet een keer, maar meerdere keren. Niet
alleen op school, maar ook via Facebook. Het werd Lisa op een gegeven moment te veel, zo veel dat ze uit het leven
stapte. (Huyberechts, 2011)
Geweld op school, en dan met name als men kijkt naar het geweld waarbij jongeren elkaar pesten, is momenteel een
serieus probleem (Li, 2006). Naast traditioneel pesten (slaan, schelden), is er een ander fenomeen, dat gaat onder de
naam cyberpesten. In de wetenschap zijn een grote hoeveelheid voorbeelden te vinden dat het fenomeen cyberpesten
beschrijft. Zo is er het voorbeeld van een jongen uit Amerika die met behulp van een foto-bewerkingsprogramma, het
hoofd van een klasgenote op een pornografische foto plakte en deze verspreidde naar al zijn email contacten, alleen
maar omdat hij een geschil met haar had (Li, 2007). Of het verhaal van een jongen uit Quebec, Canada, die van zichzelf
een filmpje maakte waarin hij een Star Wars scène naspeelde. Een aantal klasgenoten plaatste dit filmpje op internet. De
jongen schaamde zich zo erg, dat hij hulp zocht, en zijn school verliet (Li, 2007; Snider & Borel, 2004).
In de wetenschap zijn vele artikelen die het fenomeen cyberpesten onderzoeken. Deze onderzoeken variëren van de
psychische impact van cyberpesten op jongeren, tot en met het leveren van oplossingen om cyberpesten tegen te gaan.
Dit zijn allemaal handige artikelen, daar een groot aantal auteurs elkaars definities gebruiken. Wetenschappers zijn het
nog niet met elkaar eens wat betreft een uniforme definitie (Vandebosch & Van Cleemput, 2009). Door een schaars
aanbod van heldere definities, is het moeilijk om het construct volledig te begrijpen (Law, Shapka, Hymel, Olson &
Waterhouse, 2011). Dit rapport geeft duidelijkheid wat betreft het ‘aanbod’ van definities, en wat jongeren in de leeftijd 12
- 16 jaar precies onder cyberpesten verstaan. Daarnaast is er geprobeerd om een uniforme definitie te verkrijgen, over
wat jongeren onder cyberpesten verstaan.
De vraag, c.q. probleemstelling, is in hoeverre deze definities aansluiten bij de groep (jeugd) waarin cyberpesten het
meest voorkomt (Mason, 2008; Li, 2007a; Kowalski & Limber, 2008). Dit rapport onderzoekt en probeert antwoord te
geven op de volgende onderzoeksvraag:
- Hoe ziet de definitie -in de relatie tot wetenschappelijke en praktische definities- van
cyberpesten er volgens jongeren in de leeftijdscategorie 12 - 16 jaar er precies uit?
Deze vraag is vervolgens opgesplitst in verschillende delen. De centrale vraag wordt middes de volgende hap-klare
vragen beantwoord:
- Hoe definiëren de academische literatuur en praktische literatuur de term cyberpesten?
- Welke acties worden er onder cyberpesten verstaan, volgens de literatuur?
- In hoeverre zijn de jongeren in de leeftijd van 12 - 16 het met de definities uit de literatuur eens?
- Wat is volgens de jongeren in de leeftijd van 12 - 16 cyberpesten dan?
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
1
10. Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
2
11. 2. Theoretisch Kader
Dit hoofdstuk staat het fenomeen cyberpesten centraal. In de volgende paragrafen worden beschreven wat cyberpesten
is (2.1), vervolgens komen er een aantal omschrijvingen van cyberpesten aan bod (2.1.1). Daarna wordt er ingegaan op
de acties die horen bij cyberpesten (2.1.2) en staan de gevolgen van cyberpesten centraal (2.1.3). Tenslotte wordt het
belang aangegeven van het verkrijgen van een centrale definitie (2.3).
2.1. Cyberpesten, wat is het
Pesten kent hedendaags verschillende vormen. Onder het traditioneel pesten wordt volgens Olweus (1994) verstaan dat
een persoon gepest wordt wanneer hij of zij is blootgesteld aan herhaaldelijk en over een langere periode negatieve
acties veroorzaakt door een of meerdere personen (p.9). Daarbij staan drie eigenschappen centraal, dit zijn:
machtsverschil tussen pester en slachtoffer, herhaaldelijke daden, en een intentie tot pijn (Olweus, 1994; Law et al,
2011). Stephenson en Smith (1989) verkregen een soort gelijke definitie, daar zij een ander licht zette op pesten, namelijk
dat een actie pas wordt gezien als pesten als het bestaat uit een agressieve daad dat het stresslevel van het slachtoffer
verhoogd.
Naast traditioneel pesten (slaan, schelden), is er een ander fenomeen waar jongeren steeds meer mee te maken krijgen.
Dit fenomeen noemt men cyberpesten. Bij deze vorm van pesten hoeven jongeren elkaar niet meer direct face-to-face op
het schoolplein te zien, maar kunnen zij via de huidige, digitale media, elkaar 24 uur, 7 dagen per week contacten
(Juvonen & Gross, 2008). Dit heeft tot gevolg dat, in tegenstelling tot traditioneel pesten, jongeren op elk moment gepest
kunnen worden. Zo kunnen ze bijvoorbeeld midden in de nacht een sms of whatsapp bericht ontvangen waarin lelijke
dingen worden gezegd. Een ander voorbeeld is het voorbeeld dat geschetst wordt in de inleiding. Cyberpesten kan ook
andere gedaantes aannemen, waarbij een groep jongeren een Facebook-groep aanmaken over een persoon, maar
vervolgens de persoon in kwestie, niet uitnodigen voor de groep. Een ander, zeer recent voorbeeld zijn de bangalijsten.
Een bangalijst is een lijst van de top-10 banga’s (straattaal voor ‘slet’) van een school. Deze lijsten worden dan door
jongeren doorgestuurd via sociale media zoals Facebook, Hyves, of Twitter. Al deze voorbeelden geven aan dat er een
nieuwe vorm van pesten is ontstaan waar we (jongeren, scholen en ouders) mee te maken hebben, waarover nodig
nieuwe kennis gevonden moet worden, zodat er een oplossing gevonden kan worden om dit terug te dringen. Of beter
gezegd, hoe de ouders en scholen de jongeren zo ‘kunnen voorlichten en opleiden’ dat cyberpesten terug gedrongen
wordt.
2.1.1. Cyberpesten definiëren
Cyberpesten kent in tegenstelling tot traditioneel pesten velen verschillende definities. Een sterke definities staat geciteerd
in het rapport van Niels baas (2010). Hij citeert in zijn rapport dat Bill Belsey een uitspraak heeft gedaan die staat op de
website www.cyberbullying.ca. Deze uitspraak van Bill Belsey vat volgens Baas kort en krachtig samen wat er wordt
verstaan onder cyberpesten. “Bij cyberpesten wordt door een groep of individu gebruik gemaakt van informatie en
communicatie technologieën zoals e-mail, mobiele telefoon, sms, chatprogramma’s en zwartmakende polls om
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
3
12. opzettelijk en herhaaldelijk vijandig gedrag te uiten met als doel iemand pijn te doen” (p.19). Smith, Mahdavi, Carvalho,
Fisher, Russel, en Tippet (2008) spreken daarentegen over pesten via digitale middelen, zoals mobiele telefoon en
internet. De karakteristieken van cyberpesten zijn in onderstaande tabel, tabel 2.1, opgenomen. Deze tabel komt
oorspronkelijk uit het rapport van Baas (2010). De karakteristieken zijn geïdentificeerd door kinderen in de leeftijd van
11-12. Een notitie die hij hier aan toegevoegd heeft is dat dit overzicht een samenvattende weergave is van de meest
genoemde punten, maar dat er niet altijd consensus bestond.
Tabel 2.1 - Karakteristieken van cyberpesten (Baas, 2010)
Karakteristieken cyberpesten en normaal pesten
Herhaling Er mag pas worden gesproken van (cyber) pesten wanneer een gemene actie vaker
dan 1 keer voor komt. “Gewoon een keer iets gemeens zeggen” is dus ook geen
(cyber) pesten, zo stellen de kinderen.
Machtsverschil Bij (cyber) pesten is over het algemeen sprake van een machtsverschil. Meest
genoemd zijn machtsverschillen door leeftijd, of doordat het slachtoffer door
meerdere pesters wordt belaagd. Online kan volgens de kinderen ook
machtsverschil ontstaan doordat de pester zich anoniem voordoet als groter,
sterker, of gevaarlijker.
Karakteristieken enkel cyberpesten
Anonimiteit Het internet en de mobiele telefoon bieden een mogelijkheid die “real-life” pesters
niet hebben, namelijk de mogelijkheid om je identiteit geheim te houden, of je
anders voor te doen dan je werkelijk bent. Gevolg is dat steeds meer anoniem
wordt gecyberpest. Hoofdreden hiervoor is volgens kinderen dat cyberpesters vaak
laffer zijn. Online kunnen zij veilig hun gang gaan omdat ze daar immers geen
stomp in hun gezicht kunnen krijgen.
Ontbreken non-verbale feedback Online wordt grotendeels gecommuniceerd in de vorm van tekst, zonder dat daarbij
non-verbale cues zoals gezichtsuitdrukkingen worden gezien. Hierdoor kan een
cyberpester makkelijker doorgaan, zonder dat hij of zij door heeft hoeveel indruk de
pesterijen op een slachtoffer hebben, omdat hij immers niet ziet hoe deze reageert.
Onbekende slachtoffers Het internet biedt volgens de kinderen nog een belangrijke nieuwe optie, namelijk
de mogelijkheid om onbekende slachtoffers te pesten. De kinderen geloven er
echter niet in dat dit daadwerkelijk ook veel gebeurt. Hoofdreden hiervoor is dat de
pester het slachtoffer wel enigszins moet kennen om te weten waarover hij moet
pesten en of het slachtoffer vatbaar is voor pesterijen.
Vooral onder kinderen Alle kinderen waren het er over eens dat cyberpesten iets is dat vooral onder
kinderen gebeurt. Bijkomend verschijnsel is dat kinderen over het algemeen stellen
dat volwassenen incompetent zijn op het gebied van online gedrag: “Volwassenen
snappen er niks van!” van zoals een meisje het nog subtiel verwoordde.
Zoals af te leiden uit de bovenstaande tabel, is cyberpesten vaak te herkennen aan het feit dat er een machtsverschil is
tussen de pester en het slachtoffer. Ook wordt het slachtoffer meerdere malen gepest door een vaak anonieme pester.
Het feit dat jongeren via internet zich als anderen voor kunnen doen is een van de zowel voordelen als nadelen van
internet. Jongeren kunnen anoniem informatie vergaren over soms toch redelijk confronterende of beschamende vragen.
Maar zoals in de tabel hierboven ook genoemd wordt, wordt het ook gebruikt als ‘pest middel’ zodat het slachtoffer er
niet achter komt wie het is, en de pester dus niet ‘gestraft’ kan worden. Baas (2010) meld ook dat de kinderen het de
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
4
13. belangrijkste eigenschap vinden van cyberpesten. Het feit dat cyberpesten anoniem gebeurt. Bij kinderen is het gevolg
dat ze angstig worden van de pester. De pester kan immers iedereen zijn. Dit brengt de pester vervolgens in een
machtspositie ten opzichte van het slachtoffer. Hieruit is af te leiden dat cyberpesten veel verschillende, toch enigszins
overeenkomende karakteristieken heeft. Als dit vergeleken wordt met de definities, is te zien dat in de wetenschap de
zelfde wisselwerking bestaat. Zoals in tabel 2.2 is opgenomen zijn er tal van verschillende definities. Deze komen
enigszins met elkaar overeen, maar verschillen elk weer van de ander.
De definities van deze literaire werken zijn geselecteerd op basis van aantal citaties vanuit andere artikelen. De artikelen
moesten na 2002 zijn uitgegeven, aangezien toen het eerste mobiele communicatie middel in Nederland werd
geïntroduceerd met GPRS (smartphone). Vanaf die tijd kan internet dus ook inbegrepen worden onder de mobiele
communicatie middelen (Peters & Allouch, 2005). Deze criteria moesten worden gehandhaafd om zo relevant en recent
mogelijke definities te verzamelen.
Tabel 2.2 - Definities van Cyberpesten (Cyberbullying) gebruikt in de literatuur
Auteur Definitie
Belsey (2005) Het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën om bewuste,
herhaalde, en vijandige gedragingen te ondersteunen door een individu of
groep, die als doel hebben anderen te schaden.
Juvoven & Gross (2008) Het gebruiken van internet of andere digitale communicatie middelen om
iemand te beledigen of te bedreigen
Li (2008) Pesten via elektronische communicatiemiddelen zoals e-mail, mobiele
telefoon, personal digital assistant (PDA), instant messaging of het web.
Moessner (2007) Het gebruik van Internet, mobiele telefoons of andere technologie om tekst of
afbeeldingen te versturen of te plaatsen met de bedoeling de ander pijn te
doen of in verlegenheid te brengen.
Moore, Nakano, Enomoto en Cyberpesten is een nieuwe vorm van pesten die zich voor kan doen via email
Tatsuya (2012) berichten, berichten op een forum, websites, berichten via mobiele telefoon,
chat-ruimtes, hacken van een computer, en elke andere manier van elektroni-
sche communicatie.
Patchin & Hinduja (2006) Opzettelijke en herhaaldelijke pijn/schade toegebracht via een medium dat uit
elektronische tekst bestaat.
Slonje & Smith (2007) Agressie die ontstaat via moderne technische apparatuur, met name mobiele
telefoon of het internet.
Smith et al. (2008) Een agressieve opzettelijke handeling uitgevoerd door een groep of
individueel, met behulp van elektronische vormen van contact, herhaaldelijk
of na verloop van tijd tegen een slachtoffer dat zich niet gemakkelijk kan
verdedigen.
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
5
14. Auteur Definitie
Schenk & Fremouw (2012) Cyberpesten is een herhaaldelijke, opzettelijke handeling van een persoon of
groep van mensen die als doel hebben een ander te schaden via technologie
zoals e-mail, SMS, sociale netwerk sites, chatruimtes, en instant messaging
die kunnen worden gepleegd door een individu of een groep van mensen.
Tokunga (2010) Cyberpesten is elk soort gedrag geuit via elektronische of digitale media door
een individu of groep die herhaaldelijk vijandige of agressie berichten com-
municeert die bedoelt zijn om schade of ongemak toe te brengen op ande-
ren.
Vandebosch & Van Cleemput (2008) Bij cyberpesten heeft de dader de bedoeling om een ander pijn te doen, er
moet een herhaaldelijk patroon in zitten van negatieve online en offline
uitspraken, en er moet een machtsverschil zijn -zoals leeftijd en/of technische
kennis- tussen de dader en het slachtoffer.
Willard (2007) Het verzenden of plaatsen van schadelijke of wrede teksten of afbeeldingen
via het internet of andere digitale communicatie apparatuur.
Zoals Vandebosh en Van Cleemput (2009) al beschreven in hun artikel, zijn wetenschappers het er over eens dat
cyberpesten uit twee gedeeltes bestaat. Dit zijn 1) de karakteristieken van pesten, of in ieder geval een definitie van
cyberpesten, gebaseerd op traditioneel pesten, en 2) een opsomming, c.q. beschrijving van de elektronische middelen
via welk cyberpesten voorkomt. Voor het fenomeen cyberpesten worden ook verschillende benamingen gebruikt, dit zijn
onder andere online pesten, digitaal pesten, pesten via het internet of mobiele telefoon, en online pesten (Vandebosch &
Van Cleemput, 2008).
Daarnaast zijn er nog een groot aantal definities verzameld uit de praktijk, in tabel 2.3. De genoemde definities komen
rechtstreeks van de website af, en zijn niet bewerkt (alleen in sommige gevallen vertaald).
Tabel 2.3 - Definities van cyberbullying in de praktijk
Bron Definitie
Belsey (2012) Bij cyberpesten wordt door een groep of een persoon gebruik gemaakt van
Cyberbulling.ca. informatie en communicatie technologieën zoals e-mail, mobiele telefoon,
sms, chatprogramma’s en zwartmakende polls om opzettelijke en herhaalde-
lijk vijandig gedrag te uiten met als doel iemand pijn te doen.
Aftab (2012) Cyberpesten is als een kind of tiener wordt gekweld, bedreigd, lastig geval-
(Stopcyberbulling.org) len, vernederd, beschaamd of op andere wijze het doelwit is van een ander
kind of tiener, via het gebruik van internet, interactieve en digitale technolo-
gieën of mobiele telefoons.
Patchin (2008) Opzettelijke en herhaaldelijke schade die aangebracht wordt door gebruik
(cyberbulling.us) van computers, mobiele telefoons en andere elektronische apparatuur.
Childline (2012) Cyberpesten is wanneer een persoon of een groep mensen het internet,
mobiele telefoons of andere digitale media gebruiken om iemand te bedrei-
gen, plagen of mishandelen.
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
6
15. Bron Definitie
Boeke (2011) Cyberpesten, ook wel digitaal pesten (digipesten) of online pesten genoemd,
(Ouders.nl) is pesten via internet of de mobiele telefoon.
Hasselt (2012) Cyberpesten is om het even welk soort kwelling, belediging of vernedering
(cyberpesten.be) die via mobiele telefoon, SMS of via internettechnologie op één of andere
manier gebruikt wordt om een ander kind te kwetsen
Pardoen (2012) Cyberpesten is iets wat iemand als cyberpesten ervaart. Daarbij kan gezegd
(J. Pardoen, personal communica- worden dat een eenmalige streek daar niet onder valt, maar dan moet de
tion, April 3, 2012) ontvanger daar wel van op de hoogte zijn.
Niels Baas Actie via digitale media (reactie op een profiel, bericht op forum, sms) dat als
(N. Baas, personal communication, cyberpesten ontvangen wordt, maar dat door de zender (niet altijd) zo be-
April 4, 2012) doeld is.
Cyberpesten an sich kent, zoals in de bovenstaande tabellen is weergegeven, velen verschillende definities. Aangezien er
nog geen consensus bestaat wat betreft de definities gericht aan cyberpesten, leidt dit tot inconsistente resultaten en
een onmogelijkheid van kruisvergelijking (Tokunga, 2010; Vandebosch & Van Cleemput, 2008). Hier wordt verder op
ingegaan in paragraaf 2.2.
2.1.2. Cyberpesten en de acties
Als men kijkt naar de mogelijkheden van traditioneel pesten, ziet men dat traditioneel pesten voorkomt middels
verschillende vormen, zoals beledigen, schelden en belachelijk maken. Aangezien digitaal pesten velen overeenkomsten
heeft met traditioneel pesten, is er een overzicht gecreëerd, op basis van de rapporten van Baas (2010), Li (2007), en
Vandebosch (2008). De onderstaande tabel geeft een duidelijk overzicht van de verschillende manieren waarop
cyberpesten voorkomt.
Tabel 2.4 - Acties van cyberpesten
Type Beschrijving
Bedreigen Bedreigingen zoals dreigmailtjes, moordpoppetjes, om iemand bang te maken
Schelden Scheldwoorden gebruiken om iemand uit te schelden via MSN, Facebook, e.d.
Valse naam gebruiken Valse naam op Hyves, MSN, Facebook, zodat je je voordoet als iemand
anders, zodat je lelijke dingen kan zeggen over anderen
Belachelijk maken Individuen in een ander daglicht zetten door naaktfoto’s, gephotoshopte foto’s,
een online groep over een ander aanmaken waarop men kan ‘roddelen’ over
de persoon in kwestie
Pesten over uiterlijk Negatieve dingen zeggen over iemands uiterlijk, in de vormen van
discrimineren om huidskleur tot iemand pesten om wat hij/zij aan heeft.
Iemand uitlokken / uitdagen Individuen uitlokken/chanteren om, bijvoorbeeld, voor de webcam te gaan
staan.
Digitaal lastig vallen / stalken Slachtoffer veelvuldig contacten op al de online profielen en via sms.
Cyber-teasen Pesten van vrienden via digitale middelen. De pester heeft meer de bedoeling
om te plagen, niet te pesten.
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
7
16. Type Beschrijving
Vernederen (Schaamvolle) afbeeldingen plaatsen van anderen, anderen in een slecht
daglicht zetten door een blog, buitensluiten van een online groep.
Buiten sluiten van digitale groepen Een online groep over een ander aanmaken waarop men kan ‘roddelen’ over
de persoon in kwestie, en vervolgens de persoon waarvoor de groep is
gemaakt, niet uitnodigen, buitensluiten.
Flamen Het plaatsen van berichten op een forum/sociale media die met opzet
aanvallend of beledigend zijn
Hacken Iemands account hacken van MSN, Hyves, Facebook, Games, of het hacken
van een webcam om naaktfoto’s te maken.
Zwartmaken Een negatieve blog over iemand schrijven, om deze persoon zo in een slecht
daglicht te zetten.
Seksueel getinte opmerkingen maken Individuen ongemakkelijk maken door seksueel getinte opmerkingen te maken
via internet (blog, forum, sociale media) of sms.
Het versturen van virussen Iemand pesten door een virus te sturen dat zijn of haar computer aantast.
Baas (2010) heeft in zijn onderzoek bij kinderen in de leeftijd van 11 en 12 jaar, gevraagd of zij een woordspin konden
maken, met betrekking tot cyberpesten. Alles waarbij zij dachten aan cyberpesten werd genoteerd. Baas maakte hiervan
vervolgens een overzicht. Het overzicht is overgenomen uit zijn rapport, en is vervolgens uitgebreid met hedendaagse
technologische middelen. Sommige dingen, zoals hacken, zijn uit de tabel gelaten, omdat deze meer onder ‘acties’
verstaan worden. Deze tabel is opgenomen, zodat getest kan worden onder de jongeren in de leeftijd van 12 - 16 wat zij
als middelen gebruiken, en wat zij zien als passend bij de definitie van cyberpesten.
Tabel 2.5 - Middelen gebruikt bij cyberpesten (Baas, 2010)
Middel Beschrijving
Computer Een computer is, in velen gevallen, nodig om te kunnen cyberpesten.
Internet Het internet is, in velen gevallen, benodigd om te kunnen cyberpesten.
Mobiele telefoon Bellen, SMS, MMS, BBM, iMessage, Whatsapp
Instant Messaging Berichtenprogramma’s zoals Google, MSN, Yahoo Messenger.
Sociale netwerksites Netwerksites zoals Facebook, Twitter, Google+, Hyves, Youtube.
Webcam Video’s opnemen van anderen via webcam, print-screens maken van de
ander wanneer hij of zij schaars gekleed is.
E-mail Privé gegevens van een individu, of lelijke dingen delen per mail.
Games Schelden of irriteren van spelers tijdens het spelen van games.
Moordpoppetjes Het sturen van grovere emoticons naar anderen.
Websites Een website over een persoon aanmaken
Forums Personen op een forum stalken, foto’s plaatsen van vrienden.
Zoals men kan zien zijn er volgens kinderen meerdere mogelijkheden dan alleen de mogelijkheden die genoteerd staan in
de wetenschap. Naast de acties geïdentificeerd door Baas (2010), schrijft Li (2007) dat Nancy Willard (2004) zeven
verschillende categorieën heeft geïdentificeerd die de acties die samengaan met cyberpesten indeelt. De indeling staat
weergegeven in tabel 1.1.
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
8
17. Tabel 2.6 - Geïdentificeerde categorieën die samengaan met cyberpesten (Li, 2007)
Categorie Betekenis
Flaming Het versturen van boze, grove of vulgaire berichten over een persoon, aan
een online groep of aan de persoon zelf via e-mail of andere manieren van
tekstuele berichtgeving.
Online harassment Het herhaaldelijk versturen van aanvallende berichten naar een persoon, via
email of andere tekstuele berichtgeving.
Cyberstalking Online harassment dat samen gaat met bedreigingen of het aanbrengen van
schade of intimidatie.
Denigrations/put downs Het naar andere mensen versturen of online posten van schadelijke, onware
of wrede uitlatingen over een persoon.
Masquerade Het jezelf voordoen als iemand anders om vervolgens materiaal te versturen
dat een ander zwart maakt.
Outing Het sturen of posten van materiaal over een persoon, waarbij het materiaal
gevoelige, gênante of privé informatie bevat dat wordt vrijgegeven en wordt
doorgestuurd. Hieronder verstaat men ook het doorsturen van privé berich-
ten of foto’s.
Exclusion Op een wrede manier iemand buitensluiten van een online groep.
In tegenstelling tot Li (2007), maken Vandebosch en Van Cleemput (2009) een onderscheid in deze acties. Ze delen ze in
in ‘direct’ en ‘indirect’. Deze informatie is opgenomen in tabel 2.7. Vandebosch en Van Cleemput (2009) voegen aan de
tabel toe dat de eerste categorie (direct) refereert aan het type cyberpesten waarbij het slachtoffer direct betrokken is. De
tweede categorie gebeurt over het algemeen zonder (direct) bijzijn van het slachtoffer.
Tabel 2.7 - Acties traditioneel pesten versus cyberpesten (Vandebosh & Van Cleemput, 2009)
Traditioneel Pesten Cyberpesten
Direct Direct
Fysiek (slaan, etc): Fysiek:
- Eigendom (bijv. Iemands spullen kapot maken) - Eigendom (expres een bestand sturen met een virus er in)
- Verbaal (schelden) - Verbaal (internet of mobiele telefoon gebruiken om te
beledigen of bedreigen)
- Non-verbaal (het maken van schunnige gebaren) - Non-verbaal (versturen van schunnige afbeeldingen
- Sociaal (buitensluiten van een groep) - Sociaal (buitensluiten van een online groep)
Indirect Indirect
- Bijv. valse geruchten verspreiden - Rondsturen van privé informatie van iemand
- Masquerading, bijvoorbeeld jezelf voordoen als iemand
anders
- Roddelen via mobiele telefoon, email of chat.
- Deelnemen aan een zwartmakende pol
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
9
18. 2.1.3. Gevolgen van cyberpesten
Een belangrijk gevolg van cyberpesten is dat het op een negatieve manier inspeelt op de emotie van het slachtoffer. Bij
traditioneel pesten ziet men dat een individu onzeker, eenzaam en verdrietig wordt. Daarnaast ontwikkelt hij of zij meer
sociale angst, of wordt over-compatibel (Hawker & Boulton, 2000). Onderzoek doet vermoeden dat de gevolgen te
vergelijken zijn met cyberpesten (Beran & Li, 2007). Patchin en Hinduja (2006) vermelden in hun studie dat slachtoffers
vaak op een bepaalde manier negatief worden beïnvloed. Soort gelijke bevindingen zijn gerapporteerd door Ybarra,
Mitchell, Wolak en Fikelhor (2006). Zij suggereren dat de slachtoffers een beduidend hoger niveau van depressie hebben,
wat resulteert in een lager gevoel van eigenwaarde. Heel kort gezegd, is dat slachtoffers terecht komen in een negatieve
spiraal van emoties. Om te voorkomen dat slachtoffers in zo’n negatieve spiraal komen, is, zoals in de volgende
paragraaf verder belicht wordt, een centrale definitie van groot belang.
2.2. Belang van een centrale definitie
Zoals in de voorgaande paragrafen te lezen is, is er een groot aanbod van verschillende definities wat betreft het
fenomeen cyberpesten. Al deze definities zijn gecreëerd door wetenschappers, onderzoekers en individuen uit de
praktijk. Het grootste probleem is dat er nog geen consensus is wat betreft een centrale definitie. Het belang van het
verkrijgen van een centrale definitie, zo schrijft Tokunga (2010), is om de volgende redenen zeer groot. Elke onderzoeker
belicht het fenomeen elke keer net iets anders, doordat er verschillende definities gebruikt worden. Ze focussen dus niet
allemaal op precies het zelfde, wat leidt tot inconsistente en onvergelijkbare resultaten. Law, Shapka, Hymel, Olson en
Waterhouse (2011) suggereren ongeveer het zelfde “Het ontbreken van een duidelijke definitie voorkomt een volledig
begrip van het construct” (p.226). Daarnaast voegt Bauman (2010) er aan toe dat er nog geen overeenstemming is wat
betreft of de gedragingen die nu genoemd zijn door de onderzoekers, wel echt pesten zijn.
Zoals eerder al genoemd is, is er een lichtelijke vooruitgang wat betreft de definitie. Zo zijn wetenschappers het er over
eens dat cyberpesten uit twee gedeeltes bestaat. Dit zijn 1) de karakteristieken van pesten, of in ieder geval een definitie
van cyberpesten, gebaseerd op traditioneel pesten, en 2) een opsomming, c.q. beschrijving van de elektronische
middelen via welk cyberpesten voorkomt (Vandebosh & Van Cleemput, 2009).
Door een centrale definitie kan onderzoek in een richting gaan, en zal er kwalitatief beter onderzoek naar voren komen.
Daarnaast zullen de onderzoeken met succes met elkaar vergeleken kunnen worden. Het grote voordeel van dit alles is
dat er dan naar een uniforme en passende oplossing gezocht kan worden voor het fenomeen cyberpesten.
Het praktische belang van een centrale definitie is dat onderzoek gericht kan werken naar passende oplossingen. Zoals
aan het begin van het theoretische kader al geschetst is, zijn er hedendaags jongeren die te maken hebben met
cyberpesten. Soms gaat het zelfs zo ver dat jongeren psychisch zo beschadigd zijn, dat functioneren moeilijk wordt, om
maar een voorbeeld te noemen. Het uiteindelijke resultaat dat, naar verwachting, zal volgen is dat cyberpesten terug
gedrongen kan worden. Of beter gezegd, men weet hoe ze er met de jongeren mee om moeten gaan. Daardoor kan er
op tijd worden in gespeeld op ‘schadelijke pesterijen’ en weten zowel ouders als scholen hoe ze er mee om moeten
gaan. Beide partijen weten dan hoe zij de jongeren moeten ‘scholen’ met betrekking tot het fenomeen ‘nieuwe media’.
2.3. Onderzoek
In de onderstaande paragraaf worden de twee onderzoeksmethoden die gebruikt worden tijdens het onderzoek, verder
uiteengezet. Voor dit onderzoek is gebruikt gemaakt van een vragenlijst en een focus groep. Om een algemeen beeld te
verkrijgen van wat elke methode precies inhoud en waarom beide methoden worden gehandhaafd volgt hierna een
uitleg.
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
10
19. 2.3.1. De vragenlijst
Tijdens een vragenlijst heeft de onderzoeker een relatief passieve rol. Hij legt het doel van de vragenlijst uit en deelt deze
vervolges uit aan de respondenten. Een vragenlijst staat het toe, mits deze groot genoeg en representatief is, om een
algemeen oordeel te vestigen van een bepaalde groep individuen.
2.3.1.1. Verschillen met andere vormen van onderzoek
Het voordeel van een vragenlijst is dat deze een grote steekproef toelaat, het efficiënt is, het goedkoop is, anonimiteit
verzekert, je meerdere onderzoeksonderwerpen tegelijkertijd kan aanspreken en dat je van elke respondent een originele
kopie van de ingevulde resultaten hebt (Downs & Adrian, 2004). Het nadeel is dat een vragenlijst maar een beperkt beeld
geeft van wat de groep denkt. Het is ook een moment opname, en is dus gevoelig voor verandering. Daarnaast is
intensieve begeleiding van een individu niet mogelijk. Een ander belangrijk gegeven is dat wanneer de vragenlijst relatief
lang is, dat de respondenten geen serieuze antwoorden invullen. Dit kan ook zijn als de respondent ‘helemaal geen zin
heeft om een vragenlijst in te vullen’. Een laatste nadeel is dat wanneer de vragenlijst groot is, en het steekproef aantal
dat ook is, het lang kan duren om de gegevens te verwerken.
Wat betreft de steekproef, daarbij is het belangrijk dat de groep aselect gekozen is. Dat betekent dus dat ieder individu
een gelijke kans heeft om deel te nemen aan het onderzoek. Daarnaast is het belangrijk dat meetfouten zoals de invloed
van toevallige factoren gelimiteerd worden, en de interne en externe validiteit hoog is.
2.3.2. Focus groep
Een focus groep is een verzameling van individuen, die geleid worden door een gesprekleider. Deze individuen,
deelnemers, krijgen een aantal vragen voor om zo een duidelijk beeld te schetsen van de mening van de deelnemers. Het
grote verschil met een interview is dat een focus groep bestaat uit meerdere personen. Het grote verschil van een focus
groep met een vragenlijst is dat het kwantitatieve data verzameld. Het voordeel van zo’n focus groep is dat de
onderzoeker verder in kan gaan op bepaalde onderwerpen, en dus secundair materiaal kan vinden. Ook kunnen
onderliggende gedachtes bloot worden gelegd. Om de resultaten uit de vragenlijst verder onder de loep te nemen, is
deze focus groep daarom ook toegevoegd.
2.3.2.1. Verschillen met andere vormen van onderzoek
Een focus groep kent, net zoals alle andere vormen van onderzoek zijn voor- en nadelen. Een focus groep staat
bijvoorbeeld vrije associatie toe, wat voor unieke en onverwachte resultaten en een dieper inzicht kan zorgen (Baas,
2010). Resultaten die met, bijvoorbeeld, een vragenlijst, nooit naar boven zouden zijn gekomen. Daarnaast is het
efficiënt, je ondervraagt immers meerdere personen tegelijkertijd en vergaar je veel informatie in relatief weinig tijd.
Daarnaast gaan de participanten veelal ook met een voldaan gevoel naar huis. Ze hebben immers hun ‘steentje kunnen
bijdragen’ aan een onderzoek en leren van elkaar, doordat ieder persoon weer andere kennis heeft op een bepaald
gebied.
Een beperking van een focus groep is dat het een kleine steekproef omvat. Doordat er weinig personen aan deelnemen,
is het moeilijk om de resultaten te kunnen generaliseren. De focus groep dient eigenlijk ook niet als generaliserend
element, maar meer om een inzicht te verkrijgen in een bepaalde situatie. Een andere beperking is de limitatie van diepte.
De onderzoeker is niet in staat om van elk individu een volledige doorvraag te houden over een bepaald vraagstuk. Hij
kan dus niet tot in de detail gaan wat betreft een bepaald probleem bij een individu. Daarbij is dat een focus groep maar
een beperkt aantal onderwerpen kan aanspreken gedurende het ‘interview’. Ook is de privacy enigszins een probleem,
aangezien de participanten vanuit de onderzoeker wel anonimiteit gegarandeerd kan worden, maar elke deelnemer kent
de andere deelnemer. Onderling is er dus geen privacy mogelijk. Als laatste is de interpretatie van het gesprek een
limitatie, beter gezegd een uitdaging. Aangezien er verschillen van meningen zijn, en personen niet altijd hun mening
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
11
20. duidelijk uit kunnen spreken, is het soms moeilijk de antwoorden op een juiste manier te interpreteren (Downs & Adrian,
2004).
Deze limitaties kunnen verkleind worden door de focus groep goed te plannen, te leiden en door rekening te houden met
de limitaties. Ondanks dit, en kijkent naar de voordelen van de focus groep is dit het juiste instrument om meer inzicht in
de resultaten uit de vragenlijst te verkrijgen.
Gedurende dit onderzoek moeten de in de literatuur gestelde richtlijnen in acht genomen worden. Deze richtlijnen staan
in §2.4 Ethische verantwoording.
2.4. Ethische verantwoording
Bij het onderzoeken van personen, dient men als onderzoeker rekening te houden met ethische richtlijnen. Tijdens het
maken en afleggen van de vragenlijst en ook tijdens het houden van de focus groep moeten deze richtlijnen nagestreefd
worden. Jongeren hebben, in vergelijking tot volwassenen, andere ethische richtlijnen. Een overzicht volgt hieronder.
Deelname is vrijwillig
Jongeren moeten er van op de hoogte zijn dat deelname aan de vragenlijst en focus groep volledig vrijwillig is, en dat ze
op elk moment kunnen en mogen stoppen (Lansdown, 2001).
Privacy bescherming
De gegevens van de deelnemers moeten anoniem blijven. Al het materiaal dat de onderzoeker verkregen, ontvangen en /
of opgenomen heeft dient ten alle tijden niet ongevraagd openbaar gemaakt te worden (Thomas & O’Kane, 1998)
Bescherming van persoonlijke verhalen en deelnemer
Jongeren kunnen de onderzoeker als vertrouwenspersoon gaan zien, en hem persoonlijke verhalen gaan vertellen. Dit an
sich is een ethisch dilemma waar de literatuur de onderzoeker voor waarschuwt. Deze persoonlijke verhalen kunnen
leiden dat de onderzoeker informatie verkrijgt van het individueel waaruit blijkt dat hij of zij overduidelijk hulp nodig heeft.
Zeker tijdens de focus groep kan de onderzoeker hier tegen aan lopen. De brandende vraag is dan ook wat hij of zij met
deze informatie moet doen. Aangezien de gegevens van de participant volledig anoniem dienen te blijven, wordt dit niet
besproken met externe partijen, tenzij het individu hiervan op de hoogte is gesteld, en toestemming verleend.
Openheid en transparantie
Voordat de jongeren überhaupt deelnemen aan het onderzoek dienen zij duidelijke informatie te krijgen over welke rol zij
in het onderzoek hebben, welke beslissingen zij (mogen) nemen en welke impact dat heeft, de regels van het onderzoek,
en waarvoor het onderzoek gedaan wordt tezamen met het doel (Thomas & O’Kane, 1998; Morrow & Richards, 1996).
Daarnaast, door open te staan, heeft de onderzoeker geen over-beschermende houding ten opzichten van de jongeren.
Morrow en Richards (1996) schrijven dat wanneer een over-beschermende houding in wordt genomen naar de jongeren
toe, dat dit de mogelijkheid en motivatie om goed deel te kunnen nemen aan het onderzoek, beïnvloed. Door openheid
en transparantie wordt dit vermeden.
Gelijkheid
Jongeren dienen onderling gelijk behandeld te worden. Elk individueel is even waardevol. Iedereen moet ook gelijke
kansen krijgen om deel te nemen aan het onderzoek (vragenlijst en focus groep). Het is belangrijk dat er geen
onderscheid gemaakt wordt tussen variabelen zoals leeftijd, geslacht en andere. Elk individu moet ook genoeg (een gelijk
aantal) mogelijkheden krijgen om zijn mening te delen (Lansdown, 2001). Daarnaast moet er voor gezorgd worden dat er
geen machtsrelatie is tussen onderzoeker en de jongeren. Om hun persoonlijkheid volledig naar voren te laten komen,
dienen zij zich als gelijke te voelen. Daarnaast moeten zij ook weten dat ze vrij zijn, en hun uitspraken geen invloed en / of
consequenties hebben (Thomas & O’Kane, 1998)
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
12
21. Toegevoegde waarde
Waar voldoende rekening mee gehouden moet worden is het feit dat jongeren meestal alleen indirect te bereiken zijn, via
“gatekeepers” (Morrow & Richards, 1996; Thomas & O’Kane, 1998). In dit geval zijn dat de school en de ouders. Omdat
de literatuur ook nog niet helemaal duidelijk is of kinderen / jongeren wel echt doordachte keuzes kunnen maken, dienen
in ieder geval de ouders op de hoogte te worden gesteld dat ze worden ondervraagd door middel van een focus groep
en / of vragenlijst (Abramovitch, Freedman, Thoden & Nikolich, 1991). De jongeren worden uitgesloten van het
onderzoek, als de ouders het hier niet met deelname eens zijn.
Verder is het ook van belang dat jongeren serieus genomen worden. Zij hebben recht op hun eigen mening en visie.
Lansdown (2001) vermeld in zijn artikel, en is van mening dat het geen sympathieke vorm van communicatie is, maar een
recht waarop elk persoon (kind, jongere) recht heeft en verdient.
2.5. Samenvattend
Dit hoofdstuk geeft een beeld wat betreft de theorie over het bestaan van cyberpesten in de wetenschap en de praktijk.
Cyberpesten kent over het algemeen nog geen generale definitie, dit in tegenstelling tot traditioneel pesten. Daarnaast
bestaat pesten uit een aantal acties waaronder vernederen, buiten sluiten van digitale groepen, stalken en het versturen
van schaamtevolle afbeeldingen. De definities zijn gecreëerd door wetenschappers en personen uit de praktijk. Hierbij is
veelal weinig inspraak geweest van de jongeren zelf, dat terwijl zij juist de doelgroep zijn waarin cyberpesten veel
voorkomt. Om deze redenen is dit onderzoek ingesteld, en is de volgende vraag opgesteld:
“Hoe ziet de definitie -in de relatie tot wetenschappelijke en praktische definities- van cyberpesten er
volgens jongeren in de leeftijdscategorie 12 - 16 jaar er precies uit?”
Subvragen:
- Hoe definiëren de academische literatuur en praktische literatuur de term cyberpesten?
- Welke acties worden er onder cyberpesten verstaan, volgens de literatuur?
- In hoeverre zijn de jongeren in de leeftijd van 12 - 16 het met de definities uit de literatuur eens?
- Wat is volgens de jongeren in de leeftijd van 12 - 16 cyberpesten dan?
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
13
22. Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
14
23. 3. Methode
Dit hoofdstuk gaat in op de methodes die gehanteerd zijn tijdens het onderzoek. Het woord ‘methode’ is in het
meervoud, omdat het onderzoek bestaat uit twee soorten metingen. Aan de ene kant een vragenlijst en aan de andere
kant een focus groep. De vragenlijst geeft inzicht in wat jongeren ‘algemeen’ als wel en niet definiëren onder
cyberpesten. De focus groep gaat verder in op de redenen van de jongeren, waarom zij deze keuzes gemaakt hebben.
Daarnaast is er bij de focus groep een definitie gevormd van cyberpesten.
Eerst wordt het algemene design besproken, dat gehanteerd is tijdens de dataverzameling, c.q. de toepassing voor
beide methoden. Daarna worden beide methoden verder uitgediept en uitgelegd. In deze uitleg komt naar boven hoe er
te werk is gegaan, welke vragen er aan de orde kwamen en hoe de focus groep is gebruikt ter versterking en
verduidelijking van de vragenlijst, c.q. de bijdrage van de focus groep aan de data.
3.1. Het design
Het onderzoek is, zoals in de introductie hierboven al genoemd is, opgedeeld in twee delen. Omdat het onderzoek in
gaat op hoe jongeren de definitie van cyberpesten zien, is het onderzoek opgedeeld in een vragenlijst en een focus
groep. Om een duidelijker beeld te krijgen van de jongeren, wat zij precies onder cyberpesten verstaan, en met welke
definities uit de literatuur en praktijk zij het eens zijn, wordt de vragenlijst gebruikt. De vragenlijst is opgedeeld in zes delen
(A, B, C, D, E, en F). In deze onderdelen worden gegevens verzameld zoals demografie, voorkeur voor definities uit
praktijk / wetenschappelijke artikelen, en wat jongeren onder cyberpesten zien. Voor een duidelijke invulling van de
vragenlijst, zie paragraaf 3.2.1.
Om een beter beeld te kunnen krijgen van de jongeren en hun mening wat betreft de vorming van een definitie richting
cyberpesten, is er gekozen, naast de vragenlijst, voor een focus groep. In de focus groep is de data van vragenlijst als
hoofdlijn gebruikt. Via deze methode is een beter inzicht verkregen in de keuzes die gemaakt zijn in de vragenlijst.
Daarnaast is er gekeken naar de definities uit de wetenschap en de praktijk, en is er op basis van deze definities, een
definitie gecreëerd. Deze definitie is verkregen door een brainstorm sessie waaruit een definitie vloeide.
3.2. Deelnemers & procedure
Het onderzoek vond plaats op een openbare middelbare school in Enschede. Vanwege privacy redenen wordt de naam
van de school niet genoemd. De scholen waren allereerst per email benaderd. Na een positief email verkeer, vloeide er
een gesprek uit voort, waarin aangegeven werd wat precies de bedoeling was van het onderzoek. Na dit gesprek ging
de school akkoord met het onderzoek. Zij hadden van het eerste en derde leerjaar een klas per niveau (van VMBO-T t/m
Gymnasium) ter beschikking. In totaal zijn zes klassen (op non-selectieve basis) ondervraagd, wat een respondenten
aantal opleverden van 141 leerlingen.
Aan het begin, voordat de vragenlijst werd uitgedeeld, kregen de jongeren een korte introductie over het feit waarom dit
onderzoek gedaan werd. In deze introductie werd ook nadrukkelijk verteld dat de jongeren vrijwillig aan het onderzoek
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
15
24. meededen, de vragenlijst geen toets was, dat er geen foute antwoorden waren, en mochten stoppen op elk moment.
Daarnaast kwam ook aan de orde dat alle data die verzameld werd volledig anoniem was. Na de introductie hadden de
jongeren de mogelijkheid om vragen te stellen. Vervolgens werd de vragenlijst uitgedeeld in de klas. Gedurende de
periode waarin de jongeren de vragenlijst invulden, hadden zij, wederom, de mogelijkheid om vragen stellen.
Aan het einde, nadat alle vragenlijsten waren opgehaald, kregen de jongeren de mogelijkheid om een kleine discussie op
te starten. Dit naar wens van de school. Er werd gevraagd hoe zij cyberpesten definieerden, wat zij er wel en niet onder
verstonden, en hoe actief cyberpesten bij hun op school was. Daarna werd er gevraagd of er een aantal leerlingen
vrijwillig wilde deelnemen aan een focus groep (die op een later moment plaats zou vinden), waarin de resultaten van de
vragenlijst besproken zouden worden en dat ze tijdens de focus groep ook de mogelijkheid hadden om een definitie te
creëren. Al deze namen, inclusief e-mail adressen werden genoteerd op een apart blaadje. Een week voor aanvang van
de focus groep, kregen de studenten een mail, met uitleg over het doel van de focus groep, en wanneer deze zou
plaatsvinden. Ook bevatte de email een brief voor de ouder(s) / verzorger(s), zodat die van deelname af wisten, en
eventueel deelname kon weigeren. Deze brief is te vinden in bijlage 2.
Nadat alle data van de vragenlijst verzameld en verwerkt was, werd er een uitdraai gemaakt van de gemiddelden. De
antwoorden (en gemiddelden) werden meegenomen naar de focus groep (die plaats vond op 3 juli, 2012). De rode draad
in dit gesprek was dat de jongeren de kans kregen om de resultaten te verdedigen, en een definitie te maken van wat zij
onder cyberpesten zouden verstaan. Verder werd er in het gesprek verdieping gezocht in wat nou wel en wat niet onder
cyberpesten valt. Nadat ieder een definitie had gecreëerd, werden deze besproken, en werd er gestreefd naar een
universele definitie. Uiteindelijk zijn ook een aantal van de resultaten van de vragenlijst besproken, met de vraag waarom
bepaalde gemiddelden zo hoog/laag scoorden. Het draaiboek van het groepsgesprek is te vinden in bijlage 4.
Tabel 3.1 - Demografische gegevens van de deelnemers aan het participatief onderzoek
Geslacht Leeftijd Opleiding
Vrouw 14 3 Atheneum / Gymnasium
Vrouw 14 3 Atheneum / Gymnasium
Vrouw 15 3 Atheneum / Gymnasium
Vrouw 15 3 HAVO
Vrouw 15 3 Atheneum / Gymnasium
Tijdens de aanmeldingsprocedure waren er, helaas, geen mannen die zich aan hadden gemeld voor deelname aan de
focus groep. Naast deze lijst, was er nog een lijst met deelnemers van de eerste klas. Deze leerlingen kwamen, helaas,
niet opdagen op de dag van de focus groep.
3.2.1. Toelichting op de vragenlijst
Zoals al beschreven was in de paragraaf 3.1, is de vragenlijst opgedeeld in zes onderdelen. Elk onderdeel is volgens de
criteria uit het boek van Downs en Adrian (2004), nagelopen. In het eerste onderdeel zijn algemene gegevens van de
jongeren verzameld, zoals leeftijd, opleidingsniveau, prestatie op school en geslacht. Vervolgens is er in deel B gevraagd
naar het gebruik van jongeren van digitale media. In dit onderdeel stonden items centraal die gingen over het bezit van
digitale media (computer en mobiele telefoon), het gebruik van sociale media en via welk(e) medium/media de jongeren
deze bezochten.
In onderdeel C zijn 10 definities geselecteerd uit de definities opgenomen in de tabellen 2.2 en 2.3. De jongeren moesten
per definitie aangeven wat ze het meest vonden passen bij het begrip ‘cyberpesten’. Op 10 stond de definitie die zij het
minst vonden passen, en op 1 de definitie die zij het beste vonden passen. De 10 definities die zijn gebruikt in de
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
16
25. vragenlijst, zijn geselecteerd op basis van de onderstaande categorieën:
1. Focus op pijn / schade
2. Focus op intentie
3. Focus op herhaling
4. Focus op interpretatie
De selectie heeft plaatsgevonden, aangezien de vragenlijst anders te lang werd wanneer alle definities uit de tabel werden
toegevoegd. Doordat een vragenlijst te lang zou worden, zou er een bias in komen, aangezien de jongeren mogelijkerwijs
verveeld en ongemotiveerd de vragenlijst zouden invullen (Dooley, 2000). Door de selectieprocedure is er wel een andere
bias ontstaan. Dat is namelijk dat de onderzoeker van te voren heeft moeten bepalen welke definities wel en welke niet in
de vragenlijst zouden komen. De jongeren weten dus niet van het bestaan af van de andere definities. Maar doordat de
weggelaten definities, al volgens de onderzoeker, relatief gezien gelijk waren, is deze bias enigszins te verwaarlozen,
althans in ieder geval te accepteren. Vervolgens moesten de jongeren per definitie aangeven of ze deze vonden kloppen,
en of deze volledig was. Ook was er een ruimte over gelaten zodat de jongeren aan konden geven waarom een definitie
wel / niet klopte / volledig was.
Onderdeel D was het onderdeel waarbij de jongeren een top-16 moesten maken van welke acties (schelden, bedreigen
e.d.) zij het meeste onder cyberpesten vonden vallen. Het tweede onderdeel van onderdeel D bestond wederom uit een
selectieprocedure, alleen werd hier gevraagd naar de manieren van communicatie die cyberpesters het meest zouden
gebruiken (zoals SMS, MSN, sociale media, e.d.). Vervolgens was er onderdeel E, waarin de jongeren aan konden geven
welke van de daden (die al eerder voorkwamen in onderdeel D) ze zelf online hebben meegemaakt. Op 1 stond de daad
die ze het meest hadden meegemaakt.
Als laatste onderdeel, was er onderdeel F. Op basis van een 5-point Likert-scale gaven de jongeren per woord aan of ze
het er mee eens waren of niet. Er werd hierbij gevraagd of cyberpesten voldeed aan de categorieën genoemd uit de
wetenschap (gebeurt met een intentie, herhaaldelijk e.d.). Ook hadden de leerlingen de mogelijkheid om extra informatie
achter te laten in een ‘wil je verder nog iets kwijt’ box.
De uiteindelijke vragenlijst die de jongeren voor zich kregen is te vinden in bijlage 3.
3.2.2. Toelichting op de focus groep
Ter aanvulling op het onderzoek, zodat de resultaten door triangulatie versterkt konden worden, is, zoals beschreven in
voorgaande paragrafen, de focus groep toegevoegd. In deze paragraaf wordt besproken hoe het participatief onderzoek
is opgezet. Daarbij wordt er gekeken naar het draaiboek. Vervolgens word er besproken hoe de richtlijnen die in de
literatuur zijn opgesteld (genoemd in paragraaf 2.4) en zijn geïmplementeerd.
Opzet van de bijeenkomst
Voor de focus groep was een door de docent van te voren gereserveerde klaslokaal, beschikbaar gesteld. In dit lokaal
werd het groepsgesprek gehouden. Een zestal tafels waren tegen elkaar aangezet, in een rechthoek, zodat de leerlingen
in een “cirkel” konden discussiëren. Gedurende het gehele gesprek was de onderzoeker de gesprekleider. Hij hanteerde
een vragenlijst, die enigszins zorgde voor een rode draad in het gesprek. Voornamelijk hield de onderzoeker zich bezig
met het introduceren van nieuwe onderwerpen, doorvragen over bepaalde items, het voorkomen van conflicten, en het
hanteren van de vragenlijst. Naast al deze vast liggende onderwerpen was er ruimte voor vrije invulling. Zo kon er dieper
in gegaan worden op bepaalde zaken, en konden de jongeren uitgebreid zaken bespreken waarover zij vragen hadden.
Andere deelnemers zagen het dan ook, aangezien zij de experts waren, het als ‘taak’ om de problemen op te lossen, of
in ieder geval te luisteren of helpen. Veelal was er te merken dat de leerlingen het over een aantal aspecten niet over een
waren. Opvallend was dat ze direct wilden zoeken naar een manier waarop ze het met elkaar eens waren. Een goed
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
17
26. voorbeeld hiervan is het definiëren van cyberpesten. Het was duidelijk te merken dat de jongeren allemaal een ander idee
hadden over cyberpesten, en dat ze het moeilijk vonden om een uniforme definitie te creëren. Door belangrijke
onderdelen te noemen van wat zij onder pesten verstonden, kwamen ze zelf met een uniforme definitie.
Instrumenten
Gedurende het groepsgesprek mochten de jongeren pen en papier gebruiken om notities te maken. Ook waren ze vrij
om wat te eten of drinken. Van deze laatste twee mogelijkheden werd geen gebruik gemaakt. De pen en het papier
werden gebruikt ter notitie van de persoonlijke definitie voor cyberpesten. Ook noteerde ze belangrijke steekwoorden die
gedurende het gesprek naar boven kwamen.
3.3. In achtname van ethische richtlijnen
Tijdens de afname van de vragenlijst en het houden van de focus groep was het belangrijk dat beide momenten op een
ethische manier plaatsvonden. Zo was elke proefpersoon volledig vrij om op elk moment te stoppen met het onderzoek.
De participanten konden op elk moment aangeven of hij of zij wilde dat zijn of haar data niet werd gebruikt in het
onderzoek. Hiervoor hoefde geen reden te worden gegeven. Op de deelnemende respondenten en participanten mocht
geen groepsdruk worden uitgeoefend, om ze over te halen om toch mee te doen aan het onderzoek. Wat betreft de
vragenlijst hebben alle leerlingen deze ingevuld. Bij de focus groep heeft de eerste klas er voor gekozen om niet deel te
nemen aan het onderzoek. Van de derde klas hebben vijf van de zeven participanten deelgenomen aan het onderzoek.
Vooraf aan het participatief onderzoek, diende zowel de school, als de ouders van de participanten toestemming te
verlenen aan het onderzoek. Dit moest gebeuren alvorens het onderzoek startte. Bij toestemming van de ouders,
dienden ook de jongeren toestemming te verlenen van deelname. Ter voorbereiding aan de focus groep is erg veel
vooronderzoek geweest. Er is verdieping gezocht in de ethische richtlijnen, en hoe deze te implementeren. Daarnaast is
er een gesprek geweest met en leerkracht over de juiste houding gericht naar de jongeren, en is het boek “Pesten is Laf!
Cyberpesten is laffer” (Delver & Hop, 2007) gelezen ter voorbereiding om nog meer te leren over de omgang met
jongeren in een participatief onderzoek.
Een belangrijk gegeven was dat de meningen van de deelnemende jongeren serieus werden genomen, en dat ze ook
echt het gevoel kregen dat hun deelname gewaardeerd werd. Dit werd bereikt door tussentijds een samenvatting van de
punten te geven die de participant(en) noemde. Wat betreft de resultaten was er een ethisch dilemma waar de
onderzoeker mogelijkerwijs tegen aan zou lopen. Hij dient namelijk nooit te praten over der resultaten van het onderzoek.
Zeker wanneer een van de jongeren iets in vertrouwelijkheid vertelt aan de onderzoeker. In geval dat deze informatie een
bedreigend of schadelijk gevolg heeft voor het kind, waar hij of zij zelf niks aan kan doen, dient de onderzoeker de
informatie, in overleg met de jongere, te delen met andere partijen. Tijdens dit onderzoek is dit niet van toepassing
geweest.
3.4. Data analyse
Ter voorbereiding van de vragenlijst is het theoretisch kader opgesteld om duidelijkheid te krijgen wat er momenteel on-
der cyberpesten verstaan werd. De gewenste informatie die aan de jongeren gevraagd moest worden, werd vervolgens
geselecteerd en opgenomen in een vragenlijst. Deze vragenlijst is middels intensief overleg met de begeleider samenge-
steld. Na de afname van de vragenlijst zijn de gegevens handmatig ingevoerd in SPSS.18. Deze resultaten zijn vervol-
gens middels frequentie-tabellen geanalyseerd. De antwoorden zijn meegenomen naar de focus groep.
Aan het begin van de focus groep is toestemming gevraagd tot audio opname. Alle deelnemers stemde in tot audio op-
name. Het hele gesprek met de jongeren is opgenomen met een voicerecorder. Het geluidsfragment is alleen voor eigen
analyse gebruikt geweest, en is niet aan derden verstrekt. Van het gehele gesprek is vervolgens een transcript gemaakt.
Daarna is er een codeboek gemaakt om de antwoorden van de jongeren te kunnen groeperen. Dit codeboek is eerst
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
18
27. door de onderzoeker samengesteld, en vervolgens door een tweede codeur gecontroleerd met dezelfde stukken tekst.
Zij had deze individueel gecodeerd middels het codeboek van de onderzoeker. Hieruit vloeide een Cohens Kappa van
0.71. Met deze code kan men spreken van een valide onderzoek (Dooley, 2000; Van Dijk, 2012). Met behulp van het
programma Atlas.ti zijn alle uitspraken gecodeerd.
De data die uit het onderzoek zijn gekomen, zijn volledig geanonimiseerd. Dit in bescherming van de participanten. De
personen die de anonieme data beschikken zijn de onderzoeker, een aantal collega’s op de universiteit. Dit is alleen voor
de bewijslasting, om aan te tonen dat het onderzoek daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De data zal niet, als ongeano-
nimiseerde data, gedeeld worden met de school of andere partijen.
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
19
28. Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
20
29. 4. Resultaten
In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op cyberpesten en hoe jongeren cyberpesten precies zien. Centraal staat de
vraag van hoe de definitie -in de relatie tot wetenschappelijke en praktische definities- van cyberpesten er volgens
jongeren in de leeftijdscategorie 12 - 16 jaar er precies uit ziet.
Allereerst wordt er een beeld gegeven van de ondervraagde jongeren (geslacht, leeftijd, opleiding) en hoe zij hun sociale
media benaderen. Vervolgens wordt er besproken wat de jongeren over het algemeen als ‘de definitie van cyberpesten’
zien, waarna er dieper op ingegaan wordt welke acties de jongeren onder cyberpesten vinden vallen en welke manieren
van communicatie pesters volgens hen gebruiken. Uiteindelijk wordt, in paragraaf 4.4.3, de centrale definitie besproken,
de definitie die verkregen is uit de focus groep. Hierbij wordt ook dieper in gegaan op wat de jongeren hebben
aangegeven belangrijk te vinden in een definitie van cyberpesten. Ter aanvulling is er een gedeelte toegevoegd waarin
een beeld is geschetst van in hoeverre de jongeren bewust zijn van de aanwezigheid van cyberpesten.
4.1. Achtergrondgegevens van de jongeren
Honderdeenenveertig jongeren hebben deelgenomen aan de vragenlijst, en vijf jongeren aan de focus groep1. Daarvan
waren 44 (31,2%) jongens en 96 (68,1%) meisjes (1 missende waarde). De gemiddelde leeftijd was 13.81 jaar (jongste
was 12, oudste was 16), met een standaard deviatie van 1.099. De opleiding van de respondenten varieerde van VMBO-
T/HAVO (atheneum) tot Gymnasium. Van de respondenten hebben 108 jongeren (76.6%) toegang tot internet via hun
telefoon. Dit tegenover 124 (87.9%) via de computer. Hierbij moet wel gezegd worden dat in beide gevallen 10 missende
waardes waren. Van alle ondervraagde jongeren hebben 91 een Facebook profiel, 109 een Hyves profiel en 98 een
Twitter profiel. Interessant gegeven is dat de jongeren de sociale media voornamelijk bekijken via telefoon (72.3%).
Helemaal in vergelijking tot de computer (62.8%). Aangezien zo’n groot gedeelte van de jongeren toegang tot het internet
heeft via mobiele telefoon, en dat ze ook via hun telefoon voornamelijk op sociale media zitten, staat dit snelle
verspreiding van foto’s, acties, en privé gegevens toe.
4.2. Algemene definitie van cyberpesten
Om verder in te gaan op hoe jongeren in de leeftijd van 12 - 16 het met de definities uit de literatuur eens zijn, hebben de
jongeren in de vragenlijst de mogelijkheid gehad om per definitie aan te geven of ze deze vonden kloppen of niet. Ook is
er gevraagd welke van de 10 aangeboden definities zij het beste vonden, en welke zij het slechtste vonden. Op basis van
de analyse van 10 frequentietabellen, is een top 10 verkregen van de definities die het meest op 1 tot en met 10 staan.
Deze frequentietabellen zijn opgenomen in de bijlage 6. Tabel 4.1 geeft weer welke van de zes wetenschappelijke en vier
praktijk gerelateerde definities zij onder cyberpesten verstaan, waarbij 1 het hoogst is (beste definitie) en 10 het laagst
(slechtste definitie).
1 Voor de basisgegevens van de focus groep, zie paragraaf 3.2.
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
21
30. Tabel 4.1 - Top 10 van de definities uit de wetenschap en praktijk, volgens jongeren
Positie Letter Beschrijving
1 I Cyberpesten is wanneer een persoon of een groep mensen het internet, mobiele telefoons of
andere digitale media gebruiken om iemand te bedreigen, plagen of mishandelen.
2 B Cyberpesten is een nieuwe vorm van pesten die zich voor kan doen via email berichten,
berichten op een forum, websites, berichten via mobiele telefoon, chat-ruimtes, hacken van
een computer, en elke andere manier van elektronische communicatie.
3 A Het gebruik van Internet, mobiele telefoons of andere technologie om tekst of afbeeldingen te
versturen of te plaatsen met de bedoeling de ander pijn te doen of in verlegenheid te brengen.
4 G Bij cyberpesten wordt door een groep of een persoon gebruik gemaakt van informatie en
communicatie technologieën zoals e-mail, mobiele telefoon, sms, chatprogramma’s en
zwartmakende polls om opzettelijke en herhaaldelijk vijandig gedrag te uiten met als doel
iemand pijn te doen.
5 D Cyberpesten is een herhaaldelijke, opzettelijke handeling van een persoon of groep van
mensen die als doel hebben een ander te schaden via technologie zoals e-mail, SMS, sociale
netwerk sites, chatruimtes, en instant messaging (msn).
6 F Het verzenden of plaatsen van schadelijke of wrede teksten of afbeeldingen via het internet of
andere digitale communicatie apparatuur.
7 E Bij cyberpesten heeft de dader de bedoeling om een ander pijn te doen, er moet een
herhaaldelijk patroon in zitten van negatieve online en offline uitspraken, en er moet een
machtsverschil zijn -zoals leeftijd en/of technische kennis- tussen de dader en het slachtoffer.
8 H Cyberpesten is iets wat iemand als cyberpesten ervaart. Daarbij kan gezegd worden dat een
eenmalige streek daar niet onder valt, maar dan moet de ontvanger daar wel van op de
hoogte zijn.
9 C Agressie die ontstaat via moderne technische apparatuur, met name mobiele telefoon of het
internet.
10 J Actie via digitale media (reactie op een profiel, bericht op forum, sms) dat als cyberpesten
ontvangen wordt, maar dat door de zender (niet altijd) zo bedoeld is.
Uit de tabel is af te lezen dat de jongeren de definitie van Childline.org.uk op één zetten, terwijl de definities gericht zijn op
het gevoel, of hoe iemand cyberpesten ervaart, op een lagere plaats staan. De oorzaak hiervoor kwam duidelijk naar
voren toen dit resultaat ter spraken kwam in de focus groep. Daar gaf een van de jongeren een reden op, waarmee de
rest het mee eens was.
“ik denk dat er vrij veel mensen zijn die nooit echt gepest zijn, dan denk je dat, het is pas pesten, of cyberpesten
als het dus via die digitale middelen gaat. En dan kun je het wel ervaren als pesten, maar misschien is het dan
gewoon plagen. Dat zijn ook gewoon dingen.. He, je weet pas echt goed wat pesten is als je het zelf hebt mee
gemaakt. Ik denk niet dat je kan zeggen van “dit en dit is pesten” als je nooit ben gepest. Ik denk dat het heel
lastig wordt. Ik denk dat kinderen die nooit gepest zijn, dat die het heel laag zetten.”
De verklaring waarom de definitie van Childline zo hoog scoort zit hem dus in aller waarschijnlijkheid in het feit dat velen
jongeren niet echt zijn gecyberpest, of in ieder geval niet bewust zijn van het feit dat ze (misschien) gepest zijn via inter-
net. Ze zullen dit eerder als plagen opvatten. Zeker als er gekeken wordt naar waar de definitie H en J veelal zijn ge-
plaatst, zoals is weergegeven in figuur 1.
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
22
31. In beide grafieken, figuur 1, (en ook uit tabel 4.1) is duidelijk te zien dat de definitie H en J voornamelijk op de lagere posi-
ties staan. De jongeren konden per definitie ook aangeven of ze deze vonden kloppen of niet. Als er nu gekeken wordt
Figuur 1 - Plaatsen definitie H en J
naar de definitie I en J (#1 en #10), dan is er in figuur 2 te zien dat de jongeren de definitie J ook niet vinden kloppen. Wat
dat betreft is er overeenstemming.
Figuur 2 - Volledigheid definitie H en J
Er kan dus gezegd worden, op basis van de vragenlijst en reacties uit de focus groep, dat de definities verkregen zijn die
focussen op ‘hoe het gebeurt’ eerder gecreëerd zijn door observators. Zij zien wat er gebeurt en maken daar een defini-
tie van. De bewuste slachtoffers zullen dus meer een definitie creëren op basis van gevoelens. Deze theorie heeft nog
verder onderzoek nodig.
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
23
32. Wat betreft de vraag ‘In hoeverre zijn de jongeren in de leeftijd van 12 - 16 het met de definities uit de literatuur eens?’ is
er dus een duidelijke lijn dat de jongeren een definitie verkiezen die ingaat op ‘hoe cyberpesten gebeurt’. De definities van
Childline, Moore, en Moesner staan in de top-3 van definities verkozen door de jongeren, mede doordat jongeren cyber-
pesten niet ‘bewust zelf, persoonlijk’ hebben meegemaakt. Ze maken het mee vanaf de zijlijn.
4.3. Acties van cyberpesten
In het Theoretisch kader, paragraaf 2.1.2. zijn een aantal acties aan bod gekomen. Middels de vragenlijst is een duidelij-
ker beeld verkregen welke acties de jongeren precies onder cyberpesten vinden vallen. Zoals in hoofdstuk 3 is beschre-
ven, konden de jongeren in de vragenlijst aangeven welke van de acties zij het meest onder cyberpesten vonden vallen.
Na analyse van tien frequentietabellen is de onderstaande top-16 gecreëerd.
Tabel 4.2 - Top-10 van acties van cyberpesten
Positie Letter Beschrijving
1 D Bedreigen
2 M Onwaarheden en valse dingen zeggen onder een andere naam op sociale media, fora, msn,
e.d.
3 H (Schaamtevolle) afbeeldingen versturen / plaatsen van anderen
4 A Plaatsen van berichten op een forum die met opzet aanvallend of beledigend zijn naar de
ander
5 J Belachelijk maken
6 N Vernederen
7 B Schelden
8 L Negatieve blog schrijven over iemand
9 O Lelijke dingen zeggen over iemands uiterlijk
10 I Seksueel getinte opmerkingen maken
11 E Hacken
12 F Stalken
13 K Iemand uitlokken
14 C Het versturen van virussen
15 G Buiten sluiten van digitale groepen (op Hyves, Facebook)
16 P Anders, namelijk....
Uit tabel 4.2 is duidelijk te zien dat ‘bedreigen’ en ‘onwaarheden vertellen’ het hoogst scoren. Ook is er te zien dat ‘lelijke
dingen zeggen over iemands uiterlijk’ laag staat. Enigszins begrijpelijk, mede begrijpelijk gemaakt door de focus groep.
De jongeren gaven duidelijk aan dat iets zeggen over iemand z’n uiterlijk, niet altijd pesten hoeft te zijn. Soms geef je ge-
woon je mening over de ander. Opvallend is wel dat, uit de vragenlijst geen enkel persoon onder nummer 16, de banga-
lijsten heeft genoemd. De verklaring hiervoor kwam, enigszins, ook uit de focus groep. Daar vertelde de jongeren dat
bangalijsten niet altijd onder pesten vallen, soms geven ze gewoon een beeld van wat bepaalde jongeren doen. Meer
informatie over bangalijsten is te vinden in paragraaf 4.4.1 Kortom, volgens de jongeren vallen de daden ‘Bedreigen’,
‘Onwaarheden en valse dingen zeggen onder een andere naam op sociale media, fora, msn, e.d.’ en ‘(Schaamtevolle)
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
24
33. afbeeldingen versturen / plaatsen van anderen’ het meest onder cyberpesten. Om een te kijken of deze daden daadwer-
kelijk op de middelbare school voor kwamen, is een beeld geschetst in paragraaf 4.5.
Manieren van communiceren
De acties genoemd in paragraaf 4.3 zijn onderdeel van het fenomeen waarop cyberpesten gebeurt. Naast deze acties
wordt cyberpesten via bepaalde digitale middelen gecommuniceerd, c.q. doorgegeven/gedaan. De jongeren gaven, via
de vragenlijst, aan dat cyberpesten voornamelijk via sociale media (Facebook, Hyves, Twitter) en messengers (MSN,
Google, Yahoo) gebeurt. Voor meer informatie, zie bijlage 5.
4.4. Centrale definitie van cyberpesten
Op de vraag wat de jongeren precies onder cyberpesten verstaan, kwamen zeer verschillende antwoorden. Op het mo-
ment waarop elke participant zijn definitie vertelde, kwamen de jongeren er ook snel achter dat er toch nog iets miste.
Veelal vonden ze het moeilijk om een centraal idee te verkrijgen bij het fenomeen cyberpesten. Het kon volgens hen op
zo veel verschillende manieren gebeuren, maar ook op zo veel verschillende manieren geïnterpreteerd worden. Onder-
staande tabel geeft een overzicht van de definities die de jongeren, individueel, aan het begin van het gesprek gecreëerd
hebben.
Tabel 4.3 - Individuele definities van de respondenten
Respondent 1 Cyberpesten gaat gepaard met pesten, je kan het alleen bepalen voor jezelf wanneer het cyberpesten
is. Het is niet altijd bedoeld. Het ligt er aan naar wie en op elke manier.
Respondent 2 Ik denk dat cyberpesten lijkt op gewoon pesten. Dus gewoon heel gemeen doen en naar doen tegen
iemand. En dan niet per se de bedoeling om diegene te... Hoe zeg je dat, gemeen tegen te doen.
Maar in elk geval wel met de bedoeling wat je doet. Dus dat je wel gemeen wil doen, maar dat je het
niet gemeen bedoeld. Maar bijvoorbeeld omdat je daarbij denkt dat je zelf beter door bent of zo. Dus
dat je het wel bewust doet.
Zolang het maar niet face-to-face wordt. En ik denk dat je ook, als je zelf gepest wordt, wel erger
vinden dan ‘gewoon plagen, flauw doen tegen iemand.’ Of iemand die je niet mag. Ik denk dat je
daar wel onderscheid tussen moet maken.
Respondent 3 Ik had; pesten via internet dat bewust gedaan wordt door degene die pest. Want ja, als het niet
bewust gedaan wordt, dan is het meer een soort van onbenulligheid. Dat je gewoon, sociaal niet
helemaal ... Dus dat je allemaal rare dingen zegt, en dat je helemaal niet door hebt dat het pesten is,
laten we maar zeggen.
Respondent 4 Cyberpesten is pesten via online netwerken, mobiele berichten, dus whatsapp, sms en zo, en gericht
op zelfvermaak, door het leed/pijn van de ander. Dus dat mensen er ook wel op kicken als ze weten
dat een ander het helemaal niet leuk vind.
Respondent 5 Ik had het “via internet mensen ongelukkig maken”. Dus zegmaar, uitschelden, buitensluiten,
ongelukkig maken
4.4.1. Wat is cyberpesten?
Tijdens het groepsgesprek, na het verkrijgen van de individuele definities, werd er verder op ingegaan wat de jongeren
precies onder cyberpesten vonden vallen. Daarbij kwamen ook de karakteristieken aan bod. Deze zullen verder bespro-
ken worden in paragraaf 4.4.2 Ook op de vraag ‘wat is cyberpesten volgens jullie’ werd door de jongeren op verschillen-
de manieren geantwoord. Daarbij kwam ook naar voren dat sommige acties/daden volgens sommigen niet onder cyber-
pesten vallen, terwijl anderen duidelijk van mening waren dat die juist wel onder cyberpesten vallen. Een voorbeeld is de
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
25
34. bangalijst. In de media staan deze lijsten zeer hoog wat betreft cyberpesten. De ‘oudere generatie’, om het zo te noe-
men, ziet dit als cyberpesten, mede doordat juist de ernstige lijsten worden belicht. De jongeren hebben hier een ander
beeld van. Ook hier waren de meningen weer verdeeld. Zo vertelde een van de respondenten dat de bangalijst, in som-
mige gevallen niet echt als cyberpesten gezien kan worden. Want sommige jongeren doen het er er om, om op zo’n lijst
te komen.
“er zijn ook mensen die zo iets hebben van “oh yes ik sta er op, dan zal ik waarschijnlijk alleen maar meer
aandacht krijgen”. Die zouden het helemaal geweldig vinden.”
De jongeren gaven aan dat ze een bangalijst meer zien als roddelen. Een lijst met feiten van wat personen doen, gemaakt
door jongens die zich verveelden.
“Nou er staan gewoon heel veel meisjes op die lijst, en wat achter hun naam staat, klopt gewoon. Dat is het
zelfde als die [persoon X], die houd van aandacht. Ik ken nog een meisje, die gaat makkelijk met iemand mee,
en dat stond ook op die lijst. Dat doet ze ook. Maar het is het zelfde als ik een groene trui zou dragen, en je
maakt een lijst van mensen die en groene trui dragen, en je zet die online. Het is niet eens zo, de lijst zet ze niet
voor schut, het zegt gewoon wat ze doen.”
De bangalijsten komen op het punt van cyberpesten zodra het over zeer persoonlijke informatie gaat, zoals het ‘naar bed
gaan met iemand’. Deze informatie is volgens hen schadelijk, en persoonlijk. Dat is niet informatie die iedereen hoeft te
weten. Bangalijsten vallen niet onder cyberpesten zodra het volgens hen feiten opsomt, of gewoon ‘roddelt’. Ook hier
kwam weer naar voren dat ieder persoon de informatie uit een bangalijst anders kan opvatten, en dat cyberpesten dus
voor elk individu anders is. Cyberpesten heeft volgens hen ook te maken met hoe iemand een opmerking opvat, hoe
sociaal sterk de persoon is, en of hij of zij al gepest wordt.
“Maar ik denk ook dat je met cyberpesten heb je pas effect, zodra je weet dat iemand dat.. zwaarder opvat. Dat
ie opmerkingen zwaarder opvat. Ik denk gewoon dat, dat ie dan, ook wel zwakker zou zijn. Sociaal gezien. Want
cyberpesten, als je dat zwaar op gaat vatten, dan .. of je moet gewoon al gepest worden.. Dan vat je het op
internet ook heel zwaar op.”
De jongeren kwamen uiteindelijk tot de gedeelde mening dat cyberpesten pas cyberpesten is als je het als ‘cyberpesten’
ervaart. Daarbij volgden, naast de bangalijsten, ook nog andere voorbeelden. Dit waren voorbeelden van momenten
waarop zij zelf gecyberpest waren, of wanneer een vriend(in) gecyberpest was. Veelal was dit doordat andere personen
zich als iemand anders voordeden. Een overzicht van de reacties die deze statement ondersteunen:
• “Ik denk dat het voor iedereen anders is, op een ander punt cyberpesten.”
• “Het is, ik bedoel, sommige mensen hebben gewoon een hele dikke huid en die kunnen heel veel hebben. Maar er zijn
ook mensen die vrij snel op de tenen getrapt zijn. En bij die mensen zal het eerder als pesten ervaren worden. En dan
kunnen die mensen met een dikke huid wel zeggen tegen diegene met lange tenen van “goh, stel je niet aan het is
helemaal geen pesten”.
• “Ik denk dat je echt cyberpesten kan beschrijven voor jezelf. Je kan voor jezelf zeggen nu is het cyberpesten, en nu
niet. En je kan het niet bepalen voor een ander.“
• “Ik denk dat je het pas kan bepalen of iets cyberpesten is of pesten is, op het moment dat het bij jezelf gebeurt. Als het
bij jezelf gebeurt, ervaar je het zelf op het moment als cyberpesten of niet.”
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
26
35. 4.4.2. Karakteristieken van cyberpesten
Uit onderzoek blijkt, zoals aangegeven in het Theoretisch kader, gaat het bij (cyber) pesten om anonimiteit, herhaling, en
machtsverschil. Ook kent cyberpesten onbekende slachtoffers. Uit de focus groep kwam naar voren dat de jongeren, als
ze gepest werden, ze soms slachtoffer waren van een anonieme pester. Een belangrijke bevinding, zeker als er gekeken
wordt naar de opbouw van de vragenlijst. In de vragenlijst kwam dit punt namelijk niet aan de orde, simpelweg doordat
dit niet was toegevoegd. Tijdens de vragenlijst kregen de jongeren een negental van de karakteristieken die bij cyberpes-
ten vallen. Daarbij konden ze aangeven of deze behoren bij cyberpesten. Tijdens de focus groep sessie kwamen deze
karakteristieken -onbedoeld- weer naar boven. De volgende karakteristieken stonden tijdens de vragenlijst centraal:
• Intentie (expres, om stoer te doen, iemand pijn doen)
• Frequentie (herhaaldelijk, soms 1 keer)
• Machtsverschil
• Soort cyberpester (altijd door dezelfde persoon)
Als er gekeken wordt naar de intentie, is er te zien dat het percentage dat het er mee eens was, aan de lage kant is
(40.4%). In vergelijking tot het gedeelte dat het er niet mee eens was (30.8%), is er toch te zeggen dat een intentie
enigszins meespeelt in cyberpesten, daar het niet met een ‘overtuigend’ percentage is.
Tabel 4.4 - Mening van jongeren dat cyberpesten met een intentie is
Uit de focus groep blijkt, daarentegen, dat de intentie wel degelijk een belangrijke functie heeft in cyberpesten. De
jongeren gaven, onder andere, aan dat “Het ligt er dus heel erg aan wat voor informatie je stuurt.” en “Wat je stuurt en op
welke manier. En met welke bedoeling.”. Als er gekeken wordt naar de intentie met betrekking tot ‘stoer doen’ en
‘expres’ (zie Bijlage 7 ), dan kan men concluderen dat de jongeren denken dat cyberpesters pesten om anderen
(psychisch) pijn te doen (71.7%), en dat het de pesters het express doen (73.8%) om stoer te doen (65.3%).
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
27
36. Tabel 4.5 - Mening van jongeren dat cyberpesten herhaaldelijk is
Wat betreft de frequentie zijn zowel de respondenten uit de vragenlijst, als de jongeren uit de focus groep het er mee
eens dat cyberpesten vaker herhaaldelijk is / meerdere keren gebeurt bij een zelfde persoon.
Zoals in de tabel “Herhaaldelijk” te zien is, is ruim 63% het er mee eens dat cyberpesten herhaaldelijk gebeurt. Het zelfde
geldt voor het percentage dat het vind dat cyberpesten niet eenmalig gebeurt (53%), of dat het meerdere malen
voorkomt (52.2%). Dit gegeven, gecombineerd met de antwoorden van de jongeren uit de focus groep, geeft weer dat
cyberpesten herhaaldelijk bij een en dezelfde persoon gebeurt. Een participant uit de focus groep gaf het volgende aan:
“Ik vind dat het pas pesten word als het echt regelmatig gebeurt, dus als het vaker gebeurt, dan een of drie
keer. En je moet voor jezelf ook wel een grens hebben tussen plagen en het pesten. Want plagen moet
kunnen, want ik bedoel, niemand is altijd even aardig tegen de ander. En je hebt ook mensen die elkaar
helemaal niet mogen. Die niet aardig tegen elkaar doen. Maar dat hoeft niet per se pesten te zijn. Ik vind pesten
wordt het pas als het regelmatig gebeurt, en als het echt... Het hoeft niet eens expres te zijn.”
Als er gekeken wordt naar het derde criterium dat getest is in de vragenlijst, is te zien dat de jongeren het er ruimschoots
mee eens zijn dat cyberpesten altijd bij een ‘zwakker’ persoon gebeurt. Iemand die sociaal minder sterk is, of minder
sterk in z’n vel zit. Uit de vragenlijst blijkt dat 64,5% het er mee eens is dat een zwakker persoon altijd het slachtoffer is
van cyberpesten.
Tabel 4.6 - Mening van jongeren dat cyberpesten gebeurt bij een zwakker persoon
Tijdens de focus groep sessie kwam het niet echt naar boven of cyberpesten bij zwakkere personen gebeurt of niet. De
participanten waren het er wel mee eens dat cyberpesten hand in hand gaat met gewoon pesten. Zo antwoordde een
respondent met:
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
28
37. “Ja, want gewoon pesten en cyberpesten gaan volgens mij best wel samen. Want ik kan me niet voorstellen dat
als ik bijvoorbeeld, ik zou jou pesten. En ik zou je op school tegen komen, en ik zou dan zeggen van ’Heeyy!!
Hoe is het?”.”
Als beide gegevens worden vergeleken, hoewel dat in deze situatie niet helemaal overeenkomt, kan er wel gezegd
worden dat er een niveau verschil zit tussen de pester en het slachtoffer. Dit hoeft geen niveau te zijn wat betreft
opleiding, maar dit kan variëren van technologische kennis, tot sociale vaardigheden (Slonje & Smith, 2008)
4.4.3. Centrale definitie
In de laatste 10-20 minuten van het gesprek werd er naar een centrale definitie van cyberpesten gevraagd. Over hoe de
jongeren cyberpesten zouden definiëren in een zin. Eerder hadden de jongeren al een aantal definities uit de wetenschap
en praktijk besproken. Tijdens het definiëren kwam naar voren dat de participanten het moeilijk vonden om ergens te
beginnen, om de volgende reden:
Ik denk dat je het pas kan bepalen of iets cyberpesten is of pesten is, op het moment dat het bij jezelf gebeurt.
Als het bij jezelf gebeurt, ervaar je het zelf op het moment als cyberpesten of niet.
Dat was het moment waarop de onderzoeker een begin maakte met “Cyberpesten is pesten ...”. Daarbij is niet verder op
het feit ingegaan van wat de participanten precies onder cyberpesten vonden vallen, aangezien dat al aan de orde was
gekomen, en het niet zou passen in de definitie. De participanten gaven aan dat de volgende details belangrijk waren om
mee te nemen in de definitie:
• Internet en andere middelen
• Niet face-to-face
• Bellen, SMS, MMS (“De communicatiemiddelen van nu”)
• Met een bedoeling
• “het pesten is zodra je het zelf ervaart als pesten. Zodra het voor jezelf echt erg wordt”
• Herhaaldelijk
• Verhouding tussen personen (“Het ligt er ook echt aan van wie je het krijgt”)
Ook kwam de vraag naar voren of ‘een brief sturen’ geen cyberpesten is. Een andere participant reageerde direct met
een tegen argument dat dat geen cyberpesten was. Volgens haar was cyberpesten namelijk “met de middelen van nu”.
Ook een belangrijk gegeven was dat de jongeren duidelijk aangaven dat cyberpesten écht herhaaldelijk is, aangezien als
iets eenmalig gebeurt, dan is het een “onbenulligheid”. Uiteindelijk kwam er een overeenkomst, en volgde de volgende
definitie:
“Cyberpesten is pesten dat herhaaldelijk gebeurt met een bedoeling door middel van de communicatiemiddelen
van nu, maar het ligt aan hoe de personen het opvatten en hoe de verhouding tussen de personen is, het ligt
immers aan de persoon zelf.”
Aan het einde van het gesprek, na de definitie voerden de participanten argumenten op, waarmee de rest van de groep
het grotendeels mee eens was. Zo vertelden ze dat cyberpesten haast niet te definiëren is, omdat “je kan niet met een
concreet begrip komen”, je kan het namelijk “niet bepalen voor iemand”. Uiteindelijk trok een respondent de volgende
conclusie:
“Je kunt wel omschrijven wanneer het verschil tussen cyberpesten en gewoon pesten is, dat wel, maar ik denk
niet dat je kunt omschrijven wanneer het pesten is.”
Daarop antwoordde een andere respondent met:
Van Leeuwen, J.C. - 2012 - Jongeren en Cyberpesten: de zoektocht naar een centrale definitie
29