Vera Fransen, training & learning officer bij Brussels airport company, introduceerde op deze VOV-pitstop de leerscan. Dat is een hands-on leerwijzer die deelnemers ter plaatse (online) konden invullen en daardoor naar huis gingen met een gepersonaliseerd rapport van hun eigen organisatie/team.
2. 2 sporen van leren
2
Beide vormen van leren zijn nodig en versterken elkaar
INFORMEEL LEREN = op de werkplek
- Tijdens de uitoefening van de job
- Door praktijkervaring
- In contact met collega’s, netwerk,…
FORMEEL LEREN = training en opleiding
4. Speler 1: de leidinggevende
4
Rol van Leercoach
• Observeert, vraagt en reflecteert
• Erkent de opleidingsbehoeften van zijn medewerkers
• Motiveert
• Geeft aandacht en feedback
5. Speler 2: de medewerker
5
Eigenaar van zijn eigen leerproces
• Staat open voor vernieuwing en verandering
• Toont bereidheid om zich bij te scholen
• Gaat actief met het geleerde aan de slag
• Deelt opgedane kennis met collega’s
6. Speler 3: HR – Training & Learning
6
Supervisor van het leergebeuren
• Ontwikkelt processen en structuren om het leren binnen de
organisatie te bevorderen
• Bewaakt de kwaliteit en opvolging van collectieve en individuele
leerprocessen
• Ondersteunt de leidinggevenden in hun rol als leercoach
• Geeft logistieke en administratieve ondersteuning wat betreft
opleiding
7. 5 bouwstenen als barometer
7
1. Toegankelijkheid
2. Ondersteuning
3. Autonomie
4. Verbondenheid
5. Transfer
8. 8
POSITIEFLEERKLIMAAT
Training en
opleiding
Bouwsteen 1:
Toegankelijkheid
Bouwsteen 2:
Ondersteuning
Bouwsteen 3:
Autonomie
Bouwsteen 4:
Verbondenheid
Bouwsteen 5:
Transfer
Leren op de
werkplek
Bouwsteen 1:
Toegankelijkheid
Bouwsteen 2:
Ondersteuning
Bouwsteen 3:
Autonomie
Bouwsteen 4:
Verbondenheid
Bouwsteen 5:
Transfer
Aan de slag met de leerscan: http://leerscan.vlerick.com/
9. 9
TOEGANKELIJKHEID
FL: de mate waarin training en opleiding toegankelijk zijn voor iedere medewerker
Bv. Op welke manieren krijgen zij toegang tot het opleidingsaanbod?
IL: de mate waarin de leidinggevende en zijn/haar afdeling openstaan voor leren.
Bv. Is er voldoende ruimte om te leren met ‘vallen en opstaan’?
ONDERSTEUNNING
FL: de mate waarin medewerkers zich tijdens het volgen van een training ondersteund weten door hun leidinggevende en collega’s
Bv. hoe motiveer je als LG jouw medewerkers om aan opleiding deel te nemen?
IL: de mate waarin medewerkers erkenning en waardering krijgen wanneer zij iets bijleren tijdens het werk.
Bv. Sta je als leidinggevende voldoende tussen je mensen? Ben je geregeld aanwezig op de werkvloer?
AUTONOMIE
FL: de mate waarin medewerkers hun eigen leerproces kunnen sturen en vormgeven
Bv. hebben jouw medewerkers inspraak in welke opleiding zij kunnen/willen volgen?
IL: in welke mate is er ruimte voor initiatief en creativiteit op de werkplek (zonder afbreuk aan de krijtlijnen door de organisatie en verplichte regelgeving)?
Bv. In welke mate moedig je medewerkers aan om zelf initiatief te nemen?
VERBONDENHEID
FL: de mate van afstemming tussen de inhoud en methodiek van de opleiding enerzijds en de leernoden en voorkeurleerstijl vande medewerkers anderzijds
Bv. Is er een ‘fit’ tussen de inhoud van de opleiding en de noden op de werkplek?
IL: de mate waarin medewerkers zich verbonden en gesteund voelen door hun leidinggevende en hun collega’s in de dagelijkse context
Bv. Vormt jouw team een hechte groep waarbij de leden bij elkaar te rade gaan?
TRANSFER
FL: de mate waarin de organisatie/leidinggevende medewerkers stimuleert om zaken die ze geleerd hebben tijdens de opleiding toe te passen op de werkvloer
Bv. Bespreek je vooraf met de medewerker wat hij uit de opleiding wil halen?
IL: krijgen geleerde zaken voldoende zuurstof en kracht op de werkplek om effectief in de praktijk ingebed te raken?
Bv. Deelt jouw team opgedane kennis met elkaar?
Notes de l'éditeur
Belang van een positief leerklimaat
Er is sprake van een positief leerklimaat wanneer potentieel lerenden leren als iets aantrekkelijks of plezierigs beschouwen, of anders gezegd, wanneer er een balans is tussen de leerinspanningen en wat je uit de opleiding haalt.
Een positief leerklimaat heeft een gunstige invloed op het leereffect.
70 20 10 model
Model waar we binnen BAC naartoe willen.
70% van het leren door het uitoefenen van de job (ervaringen, uitdagingen zoals opdrachten, projecten,…)
20% gebeurt via netwerking
10% via klassieke opleiding
Twee vormen van leren
Formeel leren: training en opleiding (push)
Informeel leren: leren op de werkplek (minder zichtbaar/meer eigen initiatief/pull!)
Groeien naar een positief leerklimaat is enkel mogelijk via een samenspel tussen drie spelers die elk hun eigen rol en verantwoordelijkheid opnemen binnen het leerproces:
De leidinggevende
De medewerker
HR-Training & Learning
Bv. Development programma, leren van elkaar, airport programma
Bv. Advies geven over leertraject medewerkers
Bv. Databank evaluatie opleidingen
Aan welke onderdelen kunnen we werken om het leerklimaat te verbeteren?
TOEGANKELIJKHEID
FL: de mate waarin training en opleiding toegankelijk zijn voor iedere medewerker
Bv. Op welke manieren krijgen zij toegang tot het opleidingsaanbod?
IL: de mate waarin de leidinggevende en zijn/haar afdeling openstaan voor leren.
Bv. Mogen medewerkers nieuwe dingen in hun werk uitproberen?
Bv. Is er voldoende ruimte om te leren met ‘vallen en opstaan’?
Bv. Is jouw team gemotiveerd om leerkansen te grijpen?
ONDERSTEUNNING
FL: de mate waarin medewerkers zich tijdens het volgen van een training ondersteund weten door hun leidinggevende en collega’s
Bv. hoe motiveer je als LG jouw medewerkers om aan opleiding deel te nemen?
IL: de mate waarin medewerkers erkenning en waardering krijgen wanneer zijn iets bijleren tijdens het werk.
Bv. Krijgen medewerkers taken waarin ze hun talenten en vaardigheden kunnen inzetten?
Bv. Stimuleer jij je medewerkers om hun werk te zien als leerkans?
Bv. Sta je als leidinggevende voldoende tussen je mensen? Ben je geregeld aanwezig op de werkvloer?
AUTONOMIE
FL: de mate waarin medewerkers hun eigen leerproces kunnen sturen en vormgeven
Bv. hebben jouw medewerkers inspraak in welke opleiding zij kunnen/willen volgen?
IL: in welke mate is er ruimte voor initiatief en creativiteit op de werkplek (zonder afbreuk te doen aan de krijtlijnen uitgezet door de organisatie en verplichte regelgeving)?
Bv. Kunnen medewerkers zelf bepalen hoe ze hun werk uitvoeren?
Bv. In welke mate moedig je medewerkers aan om zelf initiatief te nemen?
VERBONDENHEID
FL: de mate van afstemming tussen de inhoud en methodiek van de opleiding enerzijds en de leernoden en voorkeurleerstijl van de medewerkers anderzijds
Bv. Is er een ‘fit’ tussen de inhoud van de opleiding en de noden op de werkplek?
IL: In welke mate voelen medewerkers zich in de dagelijkse context verbonden met en gesteund door hun leidinggevende en hun collega’s?
Bv. Vormt jouw team een hechte groep waarbij de leden bij elkaar te rade gaan?
Bv. Is er ruimte voor informele momenten tijdens en na het werk?
TRANSFER
FL: de mate waarin de organisatie/de leidinggevende de eigen medewerkers stimuleert om zaken die ze geleerd hebben tijdens de opleiding toe te passen op de werkvloer
Bv. Bespreek je vooraf met de medewerker wat hij uit de opleiding wil halen?
Bv. vraag jij na de training wat jouw medewerker heeft geleerd?
IL: krijgen geleerde zaken voldoende zuurstof en kracht op de werkplek om effectief in de praktijk ingebed te raken?
Bv. Mogen medewerkers nieuwe zaken uitproberen?
Bv. Deelt jouw team opgedane kennis met elkaar?