6. Peuter – Perceptuele ontwikkeling
• Herkennen van een object met een ander zintuig
dan hij eerst waarnam (proefje)
• Globale waarneming naar steeds meer details
zien/ervaren
• Belang van het emotionele
7. Peuter – Cognitieve ontwikkeling (1)
• Pre-operationeel stadium
• Verworven denkcapaciteiten
• Geïnterioriseerd experimenteren (moet het niet meer
lichamelijk ervaren)
• Modellen (uitgestelde imitatie)
• beginnend symbolische denken, fantasie
•Belang van stimuleren
• Anticiperen
• ook voorstelling van het zelf
• al deze dingen wijzen op ontwikkelen van geheugen
8. Peuter – Cognitieve ontwikkeling (2)
• Preconceptueel denken als deel van pre-
operationeel
• Tussen 2 en 4
• Geen abstraheringsproces
• Verwijzen naar concrete dingen, niet naar mentale
concepten
• over-discrimineren en over-generaliseren
9. Peuter – cognitieve ontwikkeling (3)
• Wordt vooral beschreven ivm concreet
operationele stadium < wat kan het kind nog niet
• Denkfouten: conservatie vloeistof (hoeveelheid, vloeistof),
conservatie massa
• Verklaringsmodellen:
• zich vastpinnen op een kenmerk, centratie van het denken
• Geen reversibel denken
• statisch gericht, geen aandacht voor proces (vb.Nina)
• Drie-bergen-experimenten
• Egocentrisch denken
• Klasse-inclusie-experiment
10. Peuter – cognitieve ontwikkeling
• Verwarring tussen fantasie en werkelijkheid
• Antropomorfisme of animisme
• Fysiognomische waarnemen
• Artificialisme
• Finalisme
• Verbanden op onlogische gronden (oorzakelijke relaties,
onlogische analogieën)
• Egocentrisch magisch denken
12. Peuter – socio-emotionele ontwikkeling
• Zelfstandig voelen
• spiegelexperiment
• Transitionele objecten
• Emotioneel in de war , conflict tussen scheidingsangst en
zelfstandigheidsdrang
• koppigheidsfase, driftbuien
• Begeleiden in de koppigheidsfase
• Nieuwe gevoelens: trots, schaamte, jaloezie
• agressie
13. Peuter – seksuele ontwikkeling
• Sekse-identiteit
• Vieze woorden
• Nood aan lichamelijk contact
• Anale fase
14. Peuter - persoonlijkheidsontwikkeling
• Egocentrisme
• autonomie (link met hechting)
• Erikson: autonomie vs. schaamte/twijfel
• Gender-identiteit → sekse-stereotiep gedrag (belang van
rolmodellen)
15. Peuter – Morele ontwikkeling
• Kohlberg
• Regels gebonden aan de aanwezigheid van de
opvoeder → gericht op gevolgen van gedrag
• Straffen
• Straffen: fysiek, activiteit of sociaal-psychologisch
• Begrijpt het kind verwachting?
• Aanmoedigen makt gewenst gedrag duidelijker
• Is het straf?
• Consequent
• Voorspelbaar
• Gelinkt aan het ongewenste gedrag
• Link in tijd en ruimte
• einde
16. Peuter – Morele ontwikkeling
• Belonen:
• materieel
• activiteit
• Sociaal
• Aandachtspunten belonen
• Belofte maakt schuld
• Dichtbij gedrag
• Verrassing
• Niet overdrijven
• Beter vaak dan groots
17. Peuter – schoolse ontwikkeling
• Lichamelijke behoefte
• Affectie, warmte tederheid
• Veiligheid en duidelijkheid
• Erkenning
• Eigen kundigheid ervaren
• Moreel in orde zijn
18.
19. Peuter – spelontwikkeling
• Bewegingsspelletjes
• Doen alsof → verwerken van ervaringen, gevoelens
• Constructiespelletjes
• Geen samenspel